f PiaPELOGISCHE KRING i Il; NEDERLAND 1 \ Kwartaalblad voor de pijpenverzamelaar en onderzoeker Jaargang 31, nummer 121 Juli 2008
COLOFON Abonnement Abonnementsjaar loopt van 1 juli t/m 30 juni Betaling Nederland: € 16,00 per jaar Buitenland € 22,00 per jaar Postgiro 3823478 t.n.v. Pijpelogische Kring Nederland Verschijningsdata juli, oktober, januari en april Deadline kopij Uiterlijk 6 weken voor verschijning Distributie blad en pijpendag Andy de Bruijn Oosteinde 49, 2841 AA Moordrecht Telefoon: 0182-373160 E-mail: [email protected] Redactie en insturen kopij Arjan de Haan Zuidereinde 52b 1243 KH s'Graveland Telefoon: 035-6550114 E-mail: [email protected] Algemene zaken en correspondentie Michiel Rutten Roemer Visscherstraat 21 1054 EV Amsterdam Telefoon: 0521-351700 E-mail: [email protected] ledenadministratie Fred Tijmstra Aalscholverstraat 32 1444 VS Purmerend Telefoon: 0299-4 7 4871 E-mail: [email protected] Website Aad Kleijweg Fransen van de Puttestraat 17 2613 CG Delft. relefoon: 015-2132067 E-mail: [email protected] Afb. 2, Huzarenpijp van P.J. van der Want Afb. 1, voorpagina, �, Handgekleurde huzarenpijp, van Van Duijn� www.tabakspijp.nl [email protected] Kwartaalblad voor de pijpenverzamelaar en onderzoeker. ISSN: 0924-4158 lfe,l>E:R LI'•�\) Auteurs zijn verantwoordelijk voor hun bijdragen.
l 31ste JAARGANG NR. 121 Inhoud Een\,r inklijk kerstg é/ 0~ Gorku • . "''¼"T"' ~§(ffy[\, ·t:::>it Een Rotterdah}, Goudse pijpe'lrM Verslag Een zeldza Juli 2008 I 1981 1998 2000 2003 2008 2010 2012 2013 "' 2014 1981
Van de redactie Arjan de Haan Beste Lezers, Dit is het tweede PKN-nummer dat door mij in zijn geheel verzorgd wordt, en het zal inmiddels opgevallen zijn dat er verscheidene dingen veranderd zijn. Allereerst is de kaft herontworpen en zal ieder kwartaal een andere kleur hebben, afgeleid van de foto op de voorpagina. Bovendien is dit nummer een stuk dikker dan voorheen. Gezien de groeiende hoeveelheid aan enthousiaste bijdragen wordt op dit moment bezien of ook in de toekomst het blad meer volume gegeven kan worden alsmede een extra kleurenpagina. In het blad dat nu op tafel ligt staan inzendingen van 11 verschillende leden met een interessante diversiteit aan onderwerpen, en dat is natuurlijk geweldig. Ik hoop dat ik ook in de toekomst op jullie enthousiasme mag rekenen. Mocht je wel mee willen werken,, (Tlaar je vindt schrijven lastig, hebt moeite met een onderwerp kiezen, of je t')ebt bijvoorbeeld niet de mogelijkheid goede foto's te maken dan mag je altijd contact met mij opnemen. Het belangrijkste is de wil om samen het blad naar een hoger niveau te tillen, en ik zie van alle kanten dat die wil er is. Een belangrijk onderdeel van progressie is feedback. Zonder opbouwende kritiek is het voor mij moeilijk om te zien waar het blad verbeterd kan worden, simpelweg omdat ik er zelf te dicht op zit. Ik hoop dan ook te horen, via de mail, telefoon of op de pijpendag, wat jullie vinden van het blad, en wat er nog mist. Tot ziens op de pijpendag! Arjan de Haan, hoofdredacteur 1982
Nikolaas van Komen, De grote onbekende deel 3 Lia Schouten en Aad Kleijweg De grote onbekende is hij voor ons inmiddels niet meer want we kennen zijn naam, de periode wanneer hij ongeveer actief was, en we hebben een aardig overzicht van wat deze pijpenmaker heeft geproduceerd. Wanneer je dan een derde deel aan deze pijpenmaker wijdt geeft het iets vertrouwds en een gevoel van herkenning. Ook is in het begrafenisregister van Schoonhoven de naam Klaas van Koomen gevonden die mogelijk met hem in verband gebracht kan worden. In PKN nr. 115 en 116 bespraken wij het assortiment pijpjes die door Nikolaas van Komen uit Schoonhoven zijn geproduceerd. We waren toen uitgekomen op 26 verschillende pijpen uit verschillende mallen. Tijdens de inventarisatie Schoonhoven die wij op de website van de PKN www.tabakspijp.nl in juli 2007 zijn gestart kwamen weer afbeeldingen van 4 pijpjes in ons bezit die wij in de vorige delen nog niet besproken hadden. Dit brengt het totaal aan verschillende pijpjes die Nikolaas van Komen geproduceerd heeft op 30. Graag zouden wij deze nog even onder de aandacht brengen om het assortiment van Nikolaas van Komen verder te completeren. De nummering zullen we net zoals in de vorige delen laten doorlopen zodat wij voor vergelijking naar nummers uit de vorige delen kunnen verwijzen. Huismerk Nikolaas van Komen Hielmerk van de pijp in afb. 38 Noot van de redactie; Bij de onderstaande tabellen zijn de lege cellen weggelaten i.v.m. ruimtebesparing 1983
Beschrijving van de pijpenkoppen. De pijpenkop op afbeelding 34 heeft een ovoïde model en lijkt qua thema op de pijpjes bij afbeelding 11 en 22 uit de vorige delen. Op de linkerzijde zien we de gekroonde vis met daarboven de initialen NVK van de pijpenmaker. Op de rechterzijde van de ketel zien we de dubbelkoppige adelaar stilistisch weergegeven. De vis heeft stekeltjes op zijn rug in tegenstelling tot de vissen die afgebeeld staan op afbeelding 11 en 22. De dubbelkoppige adelaar lijkt het meest op de pijpenkop van afbeelding 11. Vergelijken we hem echter dan zien wij toch weer wat verschillen. Ook de stralen en stippen versiering is anders dan bij de pijpenkoppen op afbeelding 11 en 22. We kunnen dus aannemen dat, ondanks dat hij veel op de twee eerder besproken pijpjes lijkt, deze toch weer uit een andere mal geproduceerd lijkt te zijn. Collectie Peter Bakker. Afb. 1a 34 1b Amsterdam 2a Ovoïde Gekroonde vis / NVK / 2b Dubbelkoppige adelaar 2e Ongeglaasd 2f Gebotterd Geen radering rond de 2g ketel rand 4 Derde kwart 18e eeuw 5 Schoonhoven 6 Nikolaas van Komen Lijkt op de exemplaren beschreven in [4, p. 184 7 nr 7 11] [5, p. 1865 nr 22] De mooi gerookte pijpenkop op afbeelding 35 heeft een ovoïde model. Het reliëfmerk is de gekroonde N met daarboven de initialen NVK van de pijpenmaker. Dit exemplaar lijkt op de pijpenkop van afbeelding 25 die eerder is besproken in deel 2. Echter zijn bij dit exemplaar de initialen groter of gelijk van grootte terwijl bij het exemplaar besproken bij nummer 25 de V beduidend kleiner is. Het reliëfmerk is slordig aangebracht. 1984
Collectie Jan van Oostveen. 1a Afb. 35 1b Oud-Diemen 2a Ovoïde Gekroonde N met initialen 2b NVK 2e Ongeglaasd 2f Gebotterd Geen radering rond de 2g ketel rand 4 Derde kwart 18e eeuw 5 Schoonhoven 6 Nikolaas van Komen De pijpenkop op afbeelding 36 heeft een ovoïde model. Het reliëfmerk is dezelfde als op afbeelding 23 in deel 2, echter bij deze pijp ontbreekt het imitatie Goudse wapentje als bijmerk. Collectie Jan van Oostveen. 1a Afb. 36 1b Amsterdam, Betondorp 2a Ovoïde Gekroonde vis zonder 2b qolfies met initialen NVK 2e Ongeglaasd 2f Gebotterd Geen radering rond de 2g ketelrand 4 Derde kwart 18e eeuw 5 Schoonhoven 6 Nikolaas van Komen 7 1, p. 103 nr 528] 1985
Geheel over het hoofd gezien was het exemplaar met als zijmerk de ooievaar met de initialen NVK. We hadden aangenomen dat het dezelfde was als beschreven bij afbeelding 8 in deel 1. Echter dit exemplaar heeft liggende vleugels terwijl het exemplaar bij afbeelding 8 iets opstaande vleugeltjes heeft. Collectie Aad Kleijweg. Afb. 1a 37 1b Schoonhoven 2a Ovoïde Ooievaar gekroond met 2b initialen NVK 2e Ongeglaasd 2f Gebotterd Geen radering rond de 2q ketelrand 2h Naad met kam afqewerkt 4 Derde kwart 18e eeuw 5 Schoonhoven 6 Nikolaas van Komen Aanvulling op de tabel in deel 2. Pijp Afbeeldinçi Merk of versierinçi Kroontype 27 Afb. 34 Links Vis gekroond met de initialen NVK / Bladerkroon Rechts Wapen van Groningen de dubbelkoppiqe adelaar 28 Afb. 35 Gekroonde N met de initialen NVK naast Slordige bladerkroon elkaar 29 Afb. 36 Links Gekroonde vis NVK zonder golfjes Bladerkroon 30 Afb. 37 Links Ooievaar gekroond initialen NVK Bladerkroon zonder stralenkrans 1986
Klaas van Koomen? Tot op heden zijn er geen bewijzen gevonden voor het bestaan van de pijpenmaker Nikolaas van Komen. Echter is er in het begrafenisregister van Schoonhoven wel een Klaas van Koomen gevonden die 24 augustus 1772 is overleden. Wat datering betreft zou deze persoon wel overeen kunnen komen. Dat zijn naam op de lijst van het pijpenmakersgilde uit het laatste kwart van de 18e eeuw niet meer voorkomt zou kunnen bewijzen dat hij toen niet meer actief was. Ook weten we van deze Klaas dat hij zeker twee kinderen heeft gehad omdat deze vermeld staan als overleden op 19 september 1758 en 17 april 1769. Dat zijn naam op de pijpen als Nikolaas van Komen staat gespeld is niet zo vreemd en zou best dezelfde kunnen zijn als Klaas van Koomen. Dat er een "0 11 te weinig in zijn naam staat is ook niet verbazingwekkend als we zien dat bij de pijp beschreven bij afbeelding 32 in deel 2 Vivat Oostindië gespeld wordt als Fifa Oostinie. Het harde bewijs dat Klaas van Koomen de pijpenmaker is hebben we niet zolang we geen beroepsvermelding hebben gevonden. Uiteraard blijven wij hopen dat ooit de harde bewijzen gevonden gaan worden. Opvallende pijpenkop: De meest opvallende pijpenkop uit het assortiment van Nikolaas van Komen en zelfs bij al het materiaal van andere pijpenmakers wat bij de inventarisatie Schoonhoven door onze handen is gegaan zijn de pijpen afgebeeld bij afbeelding 15 in deel 1 en afbeelding 38. Niet wat decoratie betreft of zeldzaamheid want er zijn er meerdere van gevonden in het stortmateriaal in Schoonhoven. Opvallend is het grote ovoide model, radering bij de ketelrand en het bezit van afgeplatte hiel met hielmerk. De pijp heeft de allure van een gouwenaar en wijkt af van de soort pijpjes die we van Schoonhoven gewend zijn, namelijk de grovere pijpen met een korte steel. Vergelijken we de verschillende exemplaren die ons onder ogen zijn gekomen van deze pijp dan kunnen we concluderen dat ze alle uit dezelfde mal zijn gemaakt. 1987
Collectie Aad Kleijweg. Afb. 1a 38 1b Schoonhoven 2a Ovoïde Gekroond wapen van Zeeland / Dubbelkoppige 2b adelaar met initialen NK 2d Huismerk 2e Ongeglaasd 2f Gebotterd 2q Raderinq rond de ketelrand 2h Naad met kam afqewerkt 4 Derde kwart 18e eeuw 5 Schoonhoven 6 Nikolaas van Komen 7 [4, p. 1849 nr 15] 1988
Opvallend aan het reliëfmerk Ooievaar: Het reliëfmerk Ooievaar was bij Nikolaas van Komen populair want het komt op acht van de dertig verschillende pijpjes die hij geproduceerd heeft voor. Wat zeer opvallend is, is dat hij de enige pijpenmaker in Schoonhoven is geweest die bij dit reliëfmerk bij sommige pijpjes de Ooievaar heeft omlijst met stippen en palmbladen. Collectie Aad Kleijweg. Afb. 1a 39 1b Schoonhoven 2a Ovoïde Ooievaar met initialen NVK omlijst met stippen en 2b palmbladeren 2e Ongeglaasd 2f Gebotterd Geen radering rond de 2g ketelrand 2h Naad met kam afqewerkt 4 Derde kwart 1 Se eeuw 5 Schoonhoven 6 Nikolaas van Komen [1, p. 113 nr 565] [5, p. 1864 7 nr 191 We zien deze wijze van verrijken van het reliëfmerk de Ooievaar wel terug bij enkele van zijn collega's in Gorinchem. Namelijk bij een pijpenmaker met de initialen HGB waar we de naam niet van kennen en bij de pijpenmakers Christoffel de Hoog met de initialen KDH en Jan van Ophuyzen met de initialen IOH waarvan hieronder een voorbeeld. Zij hebben deze verrijkte decoratie bij het zijmerk de ooievaar op een pijp dubbelzijdig uitgevoerd en in tegenstelling met de pijpjes van Nikolaas van Komen bezitten deze pijpjes een parelnaad. 1989
Collectie Aad Kleijweg. Afb. 1a 40 2a Ovoïde Gekroonde ooivaar met de initialen IOH / gekroonde ooivaar met de initialen IOH omlijst met stippen en 2b palmbladen 2e Ongeglaasd 2f Gebotterd Geen radering rond de 2q ketel rand 4 1770-1810 5 Gorinchem 6 Jan van ophuyzen 7 3, p. 59 nr 81 Collectie Aad Kleijweg. Afb. 1a 41 2a Ovoïde met parelnaad Gekroonde ooivaar met de initialen KDH / Gekroonde ooivaar met de initialen KDH omlijst met stippen en 2b [palmbladen 2e Ongeglaasd 2f Gebotterd Geen radering rond de 2q ketel rand 4 1743-1792 5 Gorinchem 6 Christoffel de Hoog 1990
Eindconclusie: Gezien het grote assortiment van dertig stuks verschillende pijpjes die we geïnventariseerd hebben kunnen we concluderen dat Nikolaas van Komen niet tot één van de kleinere pijpenmakers behoorde. Zijn assortiment loopt uiteen van amateuristisch tot vakkundig gedecoreerde pijpjes. Hij had ten opzichte van zijn collega's in verhouding meer rijker gedecoreerde pijpjes in zijn assortiment. Wij zijn hem bij naam gaan leren kennen omdat hij die op twee van zijn vroegere pijpjes volledig heeft geplaatst. Klaas van Koomen is mogelijk Nikolaas van Komen. Hij was de enige pijpenmaker in Schoonhoven die het merk Ooievaar omlijstte met stippen en palmbladen. De pijp afgebeeld op afbeelding 15 en 38 was voor Schoonhoven een bijzonder product als we deze vergelijken met de producten van zijn collega's. Met dank aan Peter Bakker en Jan van Oostveen voor hun bijdrage het assortiment van Nikolaas van Komen verder te completeren. Bron: Informatie over Klaas van Koomen. Jan van Oostveen Literatuur: 1. Krommenhoek, W. en A. Vrij, z.j. (1986). Kleipijpen drie eeuwen Nederlandse kleipijpen in foto's. Amstelveen 2. Meulen, J. van der. 1988. De Kleipijp als Bodemvondst. Hoofdstuk Schoonhoven. 3. Meulen, J. van der, J.P. Brinkerink en P. von Hout, 1992. Tabakspijpennijverheid in Gorinchem. Leiden. 4. Schouten L. en Kleijweg A.J. Nikolaas van Komen: de grote onbekende (deel 1 ). In: PKN Nr. 115 5. Schouten L. en Kleijweg A.J. Nikolaas van Komen: de grote onbekende (deel 2). In: PKN Nr. 116 1991
Een Koninklijk Kerstgeschenk Felix van Tienhoven Inleiding. Sinds Jan van Riebeeck in 1652 de Nederlandse vlag plantte op "de Kaap de Goede Hoop" is er in ons land een grote belangstelling geweest voor de gebeurtenissen in Zuidelijk Afrika. Oorspronkelijk was de nederzetting die daar ontstond slechts bedoeld om als verversingsstation te dienen voor de bemanningen van de VOC-schepen op weg naar Indië. De "Indische Zeeherberg" groeide echter allengs uit tot een kolonie met landbouw en veeteelt. In de negentiende eeuw waren er inmiddels tienduizenden Nederlandse burgers en boeren, Hugenoten, Duitsers en slaven met alle interne strubbelingen van dien. Ook de Engelsen waren geïnteresseerd in dit strategisch belangrijke gebied en dat leidde tot diverse Britse bezettingen en uiteindelijk de bekende "Boer War" ( 1899-1902) tussen de Nederlandse kolonisten en de Engelsen. In het "Moederland"werden deze ontwikkelingen uiteraard met veel belangstelling gevolgd en een aantal kranten hadden dan ook een "Zuid Afrika"- rubriek. Zo ook de "Leeuwarder Courant". Op 11 november 1901 berichtte deze krant onder het hoofd "De oorlog in Z.-Afrika" ( Van het oorlogsterrein) : "De zesduizend tabakspijpen die de koningin als kerstgeschenk naar eenige bevoorrechte regimenten in Zuid-Afrika zenden wil, werden gemaakt in Frankrijk. Men zal er in Engeland de laatste hand aan leggen, d.w.z. ze voorzien van het zilveren beslag met het naamcijfer der koningin." Dit bericht intrigeerde mij zodanig dat ik ben gaan onderzoeken of ik kon achterhalen of de informatie getrouw was en zo ja, om wat voor pijpen het dan ging en of er bewaard zijn gebleven. Mede dankzij de hulp van mijn Engelse collega .John Ad Ier ben ik daar goeddeels in geslaagd. De Koningin Het betreft Koningin Alexandra van Denemarken ( 1844-1925), sedert 1863 de echtgenote van Edward VII van Groot-Brittannië, de voormalige Prins Edward of Wales die in 1901 Koningin Victoria opvolgde. Zij is de oprichtster van het "Queen Alexandra's Royal Army Nursing Corps" en haar naam is nog altijd verbonden aan een groot aantal Britse gezondheidsinstellingen. 1992
In de weinige stukken die van Koningin Alexandra in de "Royal Archives" bewaard zijn gebleven is niets over de gift te vinden. De "War Office Library"meldde "The Royal Archives" echter enige jaren geleden dat in 1901 5.500 pijpen zijn gegeven aan vertegenwoordigers van soldaten en zeelieden die in Zuid Afrika dienden. De pijpen voor het leger zijn aan Lord Kitchner gezonden en eerst uitgedeeld aan staf- en onderofficieren en onderscheiden soldaten. De rest is proportioneel verdeeld over de verschillende regimenten. In dit verband wees Ben Rapaport mij er op dat de toekomstige Koningin al in 1899, 1900 en 1901 pijpen zou hebben laten maken voor oorlogsslachtoffers die in het "Alexandra Hospita! " in Portsmouth (Engeland) verbleven. Deze pijpen droegen het monogram van Prinses Alexandra en Prins Edward of Wales "AE ". Op de voorkant van de kop waren "Boer War"en jaartal gegraveerd .. Kortom het staat vast dat de in de "Leeuwarder Courant"gemelde gift heeft plaats gevonden en kennelijk zelfs niet ongebruikelijk was. 1993
De Pijp Volgens het krantenbericht zijn de pijpen in Frankrijk gemaakt en in Engeland afgemonteerd. Dit komt overeen met de beschrijving in "The Times" van 12 november 1901 . Daarin wordt gemeld dat de pijpen een Britse montage hebben, maar omdat het gewenst was de beste kwaliteit briar te verkrijgen zijn de koppen van "Frans hout". Er bestonden twee uitvoeringsvormen: een bijna rechte en een iets geronde kop. De pijpen hadden een praktisch recht lang mondstuk van zwart vulcanite en een brede tamelijk zware zilveren band. Op de bovenkant van de band zijn een kroon met direct daaronder het monogram van de koningin geslagen. Aldus 'The Times". Dit soort zilverwerk voor het Koninklijk huis werd destijds doorgaans uitgevoerd door de firma Barling. Deze firma bestaat echter niet meer en haar archieven zijn verdwenen zodat niet bevestigd kan worden of Barling de montage ook daadwerkelijk verzorgde. Ondanks alle naspeuringen is het niet gelukt een voorbeeld van de pijp te vinden. Voor zover mij bekend zijn er noch in Britse, noch in continentale musea exemplaren bewaard gebleven. Wel bestaat er een uitgebreide collectie "Boer War Pipes" van het zogenaamde "Oom Paul" (Paul Kruger) type. Een verzameling briar pijpen die in Engeland voor en lokaal door verschillende regimenten zijn gemaakt ter herdenking van de diverse aspecten van de oorlog. Uit de beschrijving in "The Times" leid ik af dat het "Koninklijke Kerstgeschenk" veel op het "Oom Paul" type geleken moet hebben. Voor diegenen die in deze "Boer War" pijpen geïnteresseerd zijn heb ik aan het eind van dit artikel twee literatuurreferenties gegeven. Boerwar soldaten In de loopgraaf 1994
Slotwoord Het artikel in de "Leeuwarder Courant" snijdt hout en de berichtgeving is zeer nauwkeurig. Anderzijds leren dit soort naspeuringen hoe lastig het is om zelfs gegevens over onze recente cultuurhistorie uit de verschillende archieven boven water te krijgen en in onderling verband te brengen. Veel materiaal is verloren gegaan door gebrek aan interesse of anderszins. Het is prijzenswaardig dat stichtingen zoals "Stichting Digitaal Archief Leeuwarder Courant" deze historische gegevens ontsluiten en ons aanzetten tot onderzoek zodat wij ons cultuurgoed in samenhang kunnen bestuderen en bewaren. Tot slot. Mocht een lezer weten waar "de pijp" te zien is dan houd ik mij aanbevolen. Bronvermelding: www. archief/eeuwardercourant. nl Correspondentie "The Royal Archives'1/ Windsor Castle "The Times"12 November 1901. Literatuur: Beresford, P.E.G .. Pipes of War. In: "Medal News" February 2003 Rapaport,Ben. "War and Peace" Pipes. In: "Pipes and Tobacco" Spring 2008 Koningin Alexandra van Groot-Brittannië 1995
De Gorkumse pijpenmaker Frederik Valke en zijn product Piet Smiesing Inleiding In januari 1990 vonden we op een terrein aan de Walstraat / Bagijnenwal in Gorkum, een gemengde pijpenstort van o.a. de Gorkumse pijpenmakers, Jan van Wouw; Jan van Outheusden en Huybert van Outheusden en vele gebruikte pijpenkoppen. De meeste ongebruikte vondsten vinden we beschreven en afgebeeld in het werk "Tabakspijpennijverheid in Gorinchem". Bij het inventariseren van mijn vondsten ontdekte ik vier kloeke, ongebruikte, ovoïde pijpenkoppen met het merk de gekroonde 86, die eveneens op dit terrein werden opgegraven. Omdat dit merk niet in het genoemde werk beschreven wordt, leek het me aardig om na te gaan welke Gorkumse pijpenmaker deze pijpen met de gekroonde 86, maakte. De pijpenkoppen (afb. rechts) De koppen zijn ongerookt en hebben kenmerken, die typerend zijn voor het begin van de negentiende eeuw. De steel, direct achter de kop, is geruwd.' De afwerking is slordig. De anders zo fijne radering gaat over in een slordige groef. Het bijmerk bestaat uit een Gouds wapentje aan weerszijden van de hiel zonder de gebruikelijke toevoeging "S". De koppen zijn alle vier geglaasd, maar de glanzende strepen, gemaakt met de agaatsteen, raken elkaar niet. Het merk In "Goudse pijpenmakers en hun merken" vinden we het merk gekroonde 86 in het begin van de negentiende eeuw op de pijpen van Dirk Luijt, die het merk tot 1819 gebruikte. Daarna wordt het merk tot het jaar 1834 niet gebruikt! Eerst in 1834 wordt dit merk in Gouda weer gezet door niemand minder dan Frederik Valke. 11 Hij was ook de laatst genoemde werkende pijpenmaker in Gorkum, namelijk van 1830 tot 1834iii_ 'J. van der Meulen, Goudse pijpenmakers en hun merken, p. 16 '' J. van der Meulen, Goudse pijpenmakers en hun merken, p. 97 ''' J. van der Meulen, e. a., Tabakspijpcnnijverheid in Gorinchem, p. 44 1996
Van 1834 tot 1877 was Frederik Valke pijpenfabrikant te Gouda. Het verbod van het stadsbestuur van Gouda op het transport en reparatie van gereedschappen gold echter niet voor de Gorkumse pijpenmakers.i Zo kon het gebeuren dat door de coulante houding van het Goudse stadsbestuur t.o.v. de Gorkumse pijpenmakers, het vacante pijpenmakersmerk de gekroonde 86, al in 1830 in het bezit was van de latere Goudse fabrikant Frederik Valke. Deze pijpenmaker werd in 1810 in Gorkum geboren en was een zoon van de Gorkumse pijpenmaker Dirk Valk en Frederika Mix. In 1830 had hij een pijpenmakerij op de Appeldijk 47. Bijvondst Op het terrein werd ook een kleine geelkoperen vuurtang gevonden van 25 cm lengte. We kunnen ons heel goed voorstellen dat deze vuurtang werd gebruikt om de tabak, in de pijpen met lange stelen, aan te steken met een kooltje vuur. Gezien de vele gebruikte ovoïde pijpenkoppen, die uit het begin van de negentiende eeuw stammen, kan deze tang tot in het eerste kwart van de negentiende eeuw zijn gebruikt en per ongeluk met gebroken pijpen en huisvuil zijn weggegooid. ( afb. onder) Geraadpleegde Literatuur: J. van der Meulen, J. P. Brinkerink en P. von Hout, Tabakspijpennijverheid in Gorinchem, 1992 J. van der Meulen, Goudse pijpenmakers en hun merken, 2003 Berge, H. van den, e.a. , In Gorkum gebakken. Aardewerk, kleipijpen en wandtegels, 2003 ; M. Veen, Vervoer en reparatie van pijpenmakersgereedschap. PKN, 9' jrg, 1986, p. 46 1997
Een Rotterdamse Tonpijp Dick Pons Dit is een late reactie op het artikel van Jan en Annemiek van Oostveen .(1) In het artikel "Jan Boot ,producent van uitzonderlijke modellen" ,worden door hen op pagina 1444 een tonpijp beschreven die mogelijk ook van Jan Boot zou kunnen zijn . In mijn verzameling pijpen komt ook een dergelijke tonpijp voor ,deze is gevonden in Rotterdam. Omschrijving. 1a P.I. 594 1b Rotterdam, oude Jamin fabriek 2a Tonpijp Ons genoegen uit het vat 2b wordt men het zelden zat 2e Onqeqlaasd 2f Gebotterd 2g Geen radering rond ketelrand 2h Naad met kam afqewerkt 1998
1 r 1 Verder kenmerken. Hoogte. 48 mm Diameter; midden ca 30 mm ( boven 27.6 mm ,onder 26 mm) Gewicht 320 mgr. De pijp heeft zowel onder als boven 5 banden , De pijp is ongemerkt en gemaakt uit zeer fijne klei ,daardoor een mooi glad oppervlak . De letters van de tekst zijn nagenoeg even hoog ca 4,3 mm Vraag Zou dit ook een Jan Boot produkt kunnen zijn ? Discussie Voor elke bijzondere pijp moet een mal gemaakt worden, hoeveel pijpen werden er mee gemaakt? Ik denk niet zo erg veel anders zouden er meer vondsten zijn .Of werden die voor de export gemaakt ? Waar leefde Jan Boot dan van , als hij zich specialiseerde in versierde koppen , zijn er ook gewone pijpen van hem bekend ? Bacchus op het vat pijpen werden ook door Jan Boot gemaakt schrijven Annemiek en Jan van Oostveen. Bacchus op het vat werd dikwijls afgebeeld met een druiventros in de ene hand en een drinkglas in de andere hand .Daarom mag je aannemen dat het om een wijnvat gaat en geen biervat . Bij sommige hielmerken is het vat anders (2) ,op andere pijpen ontbreekt de druiventros (3) maar hier lijkt het vat wel op boven genoemde pijp. Op het terrein waar deze pijp gevonden is , is een groot aantal pijpen gevonden, maar niet ouder dan 1715-1725. Dat zou dus nog net kunnen wat betreft Jan Boot . Je zou ook kunnen kijken naar de spelling van de tekst op de pijp , om de ouderdom te schatten . Maar omdat de officiële spelling pas in 1865 is vastgelegd lijkt me dat geen optie. Als ik kijk naar de hoge kwaliteit van deze pijp dan lijkt me dit geen pijp uit de tijd van Jan Boot maar eerder een uit de 19° eeuw. Noten 1. Zie Pijpelogische Kring Nederland , 25° jaargang ,nr. 98, p.1442- 1444. 2. Zie J.van der Meulen , 1994.de "Gekroonde Roos"en andere pijpenmakersmerken van Gouda, p.85 merk 2. 3. Zie D.H. Duco,1987. De Nederlandse Kleipijp ,p.98 pijp 506 en 507. 1999
Goudse pijpen uit de Lofoten Ruud Stam Toen Hakan Kierulf, als jonge man 46 jaar geleden, als assistent-rechter op de Lofoten, een eilandengroep voor de kust van Noorwegen, werkzaam was heeft hij aan de rand van het vissersdorp Kabalväg (waar de naam kabeljauw vandaan komt) bij de resten van een oude vissershut pijpenfragmenten opgegraven. Onlangs heeft hij mij deze fragmenten toegezonden.' Het overgrote deel van deze fragmenten zijn van Goudse origine. Gelet op de handelsrelaties met Holland is het niet verwonderlijk dat de Goudse pijp hier dominant was. Gedroogde kabeljauw werd uit de Lofoten in Nederland ingevoerd. In tabel 1 zijn de gevonden hielmerken en de datering van de fragmenten vermeld. Omdat het om zeer kleine fragmenten gaat was de datering moeilijk en ik dank Jan van Oostveen dan ook voor zijn hulp. Alle fragmenten stammen uit de 18e eeuw. De volgende merken zijn gevonden: PT gekroond, de trekpot (2x), het klaverblad, de kraan gekroond, en de twee klaverbladen (6x). Dit laatste merk is mogelijk ook in het Westerwald gezet op zogenaamde Peter Dorni pijpen.ii Het is niet met zekerheid uit te sluiten dat deze pijpen uit het Westerwald afkomstig zijn, maar gelet op de vindplaats is een Goudse herkomst aannemelijk. Vijf keer is dit merk op de ketel aangetroffen en 1 keer op de hiel. Alle fragmenten met een hiel dragen het Goudse wapen met de S. Het zijn dus fijne of slegte pijpen, pijpen van de mindere kwaliteit. De kwaliteit porceleine pijp, maar ook de eenvoudiger pijpen, zijn niet aangetroffen. Op basis hiervan kan dus worden aangenomen dat de vissers in een redelijke welstand verkeerden. Ook zijn er steelfragmenten bewaard gebleven (tabel 2), waarvan slechts op één de naam van een Goudse pijpenmaker goed leesbaar is. Dit is Jacobus Gerritsz. de Vogel. Een ander steelfragment is vermoedelijk van een pijp die gemaakt is door een van de leden van -cfe familie Carlier. Één steelfragment is vermoedelijk niet Gouds en is, gelet op het type geometrische versiering, mogelijk afkomstig uit Duitsland. 1 Met dank aan Hakon Kierulfvoor alle aangeleverde informatie. 11 Nij hof, E.: Westerwald pijpen uit de 18' eeuw. PKN 4( 13), 1981, blz. 11, 17 en 23. Het is niet zeker dat het hier om pijpen uit het Westerwald gaat. 2000
Tabel 1 Fra ~menten van pI1penkoooen Merk Bijmerken Pijpenmaker(s) die mogelijk in aanmerking komen onbekend Geen Onbekend Werkzame periode Onbekend Aantal PT gekroond Geen Matthijs Pietersz. Slingerland Maarten Sodean 1 1706-1725/35 1732/35-1754 Trekpot Wapen Gouda Jan Abrahamsz. de Vet / S weduwe Willem de Vet 1754-1762 2 1767-1775 Klaverblad Wapen Gouda Abraham van de Spelt 1734-1758 1 / S Jan Arijse Danens weduwe Arij Jacobsz. 1758-1781 Danens 1781-1793 Kraan Wapen Gouda Jan Jorisz. van der Dus 1739-1764 gekroond / S Arij Versluijs 1764-1788 Willem Hermanisz. Begeer 1792-1798 Twee Wapen Gouda Joost Bloed Sr 1749-1798 klaverbladen/ S (1x) 5 gemerkt op de ketel en 1 hielmerk Tabel 2: Steelfragmenten tekst pijpenmaker periode DE VOGEL Jacobus Gerritsz. De 1744-1803 Vogel ? / GOUDA IN GOUDA :CAR ... R Familie Carlier? 1742-1808 1 6 2001
Opvallend is dat er geen fragmenten van pijpen aangetroffen zijn uit de manufacturen die in de tweede helft van de 18e eeuw in Noorwegen ontstaan zijn. De Noordse pijpennijverheid bevond zich in het zuiden van Noorwegen. De belangrijkste was die van Jacob Boy, die in 1752, als eerste in Noorwegen, in Drammen een pijpenmanufactuur heeft opgericht. In 1754 waren hier 17 en in 1765 50 mensen werkzaam. Hij zet de merken IB, het zeilscheepje en de slang. Op de hiel is het Goudse wapen met de S terug te vinden. In 1753 worden de invoerrechten op vreemde pijpen verhoogd om de fabriek van Boy te beschermen en vanaf 29 januari 1759 wordt alle invoer van pijpen in Noorwegen verboden. Om zijn monopolie te kunnen behouden moet Boy wel pijpen door het hele land leveren. In 1762 loopt het monopolie af en het invoerverbod wordt opgeheven. In 1770 verkoopt hij de pijpenmakerij. De onderneming is vermoedelijk tot in het begin van de jaren negentig van de 18e eeuw actief gebleven. i Naast het bedrijf van Boy zijn er nog een paar kleinere bedrijfjes ontstaan. Zo opende Knut Rist in 1767 een manufactuur in Dr0bak, Christopher Bocklum was tussen 1769 en 1781 werkzaam in Larkollen en Lorentz Wahlstr0m had enkele jaren vanaf 1781 een manufactuur in Christiania (Oslo)_ii Het kan zijn dat deze kleinere pijpenmakerijen slechts in hun directe omgeving pijpen hebben afgezet en dat de noordelijk gelegen Lofoten te ver verwijderd waren van deze productieplaatsen. Elders worden wel pijpen van de Noordse fabrieken teruggevonden. Zo zijn in de haven van Kristiansund, naast relatief veel Nederlandse en enige Engelse pijpen, pijpen van Jacob Boy en fragmenten van 1 ge eeuwse pijpen uit Christiania aangetroffen_iii De afgelegen ligging van de Lofoten en de handelsrelaties met Nederland hebben er dus vermoedelijk toe geleid dat in de hier besproken groep pijpen nagenoeg alleen Gouds materiaal is aangetroffen. ' Kompier, F.F.: Pijpenfabricage in Noorwegen. PKN 2(7), 1979, blz. 6. '' Ludvigsen, 8.: Norway. Paper voor de Académie Internationale de la Pipe, mei 2007. ''' Aukan, N.: Marinearkeologi pä Kristiansuns havn. Nordm0re ärbok, 1986, blz. 101-104. De namen van de 19' eeuwse pijpenmakers op de pijpen uit Christiania zijn: 8. Jensen (Hans Jensen Berg) en !ver Nielsen. 2002
Op het spoor van een stationschef Rens Hooyenga In mijn verzameling bevindt zich een porseleinen pijp, met daarop de tekst "Zuidlaren-Vries", een afbeelding van een stationsgebouw, en "B.A.W. Dupper". (Afb. pag. 2007 en hiernaast) Onderzoek leverde het volgende op: Boudewijn Aart Willem Dupper, geboren in 1839 in Dordrecht als zoon van Cornelis Dupper en Margaretha Johanna Vaart, werd per 1 mei 1870, toen de spoorlijn Meppel-Groningen in gebruik werd genomen, aangesteld als stationschef op station Vries-Zuidlaren. Hij kwam uit een welgestelde familie; vader Cornelis wordt genoemd als "Heer van Dordt". Dat Boudewijn uit een gegoede familie kwam blijkt ook wel uit het feit, dat hij, volgens het personeelsregister van de Staatsspoorwegen, zowel Nederlands als Frans sprak, en uit het feit dat hij, voor hij op 27-jarige leeftijd in dienst trad bij de Staatsspoorwegen, al sergeant-majoor geweest was in het Nederlandse leger. Zijn spoorwegcarrière zou niet lang duren (van 1865 tot 1871 ), maar binnen die tijd zou hij een groot aantal standplaatsen hebben; van Maastricht leidt het spoor (letterlijk en figuurlijk) langs Arnhem, Eindhoven, Moerdijk, Zutphen, Zwolle, Waardenburg, Culemborg, Zaltbommel, Vries-Zuidlaren, en later nog Hedel. Begonnen als aspirant conducteur-pakmeester in Maastricht, werkte hij zich op tot conducteur, en, ondanks een tweetal boetes die hem in die periode werden opgelegd (25 cent omdat hij was vergeten, een passagier uit te laten, en 1 gulden wegens "brutaliteit jegens het publiek") schopte hij het in 1868 tot 3e klerk. En uiteindelijk werd hij dan met ingang van 1 mei 1870 benoemd tot stationschef van station Vries-Zuidlaren. 2003
(Anders dan de naam doet vermoeden, lag dit station bij het dorpje Tynaarlo. De naam van het station had zijn oorsprong in het feit, dat de gemeenten Vries en Zuidlaren samen bijgedragen hadden in de kosten van aanleg.) Een historische gebeurtenis De ingebruikname van de spoorlijn Meppel-Groningen, op 1 mei 1870, was voor Drenthe een historische gebeurtenis. Zoals een anonieme dichter schreef: "Kom, nu de feestklaroen gestoken,llen u getooid in feestgewaad!//De dag is eindelijk aangebroken,1/Die uw verneedring ziet gewrokenl/En tot uw recht u komen /aat.//Te lang miskend, te lang verstooten,1/Door vreemde' en eigen /andgenootenl/Als Stiefkind in een hoek gezet,I/Ziet gij nu op dit heuchlijk hedenl/Uw toekomst, na een droef verleden>Noor goed gewaarborgd en gered." Anderen waren minder positief: "O wee, daar ligt nu 't ijzren spoorl/En dringt tot in uw binnenst door,1/0nza/ig Drentenland!//Nu gaat uw stille vree te /oorl/De geest des tijd trekt u aan 't oorl/Met forsch gespierden hand'. En: "Onthoudt den smaak van 't eet patrijs,/Nan haas en kip, salaat, radijs;//'t Gaat al uw mond voorbij.1/'t Vliegt al naar Londen of Parijs,/Nerlaat met stoom uw Paradijs//En voedt de stad aan 't IJ" Leven 'in the middle of nowhere' Gewend als ze waren aan het leven in de stad, zal het leven 'in the middle of nowhere' Dupper en zijn hoogzwangere vrouw Grada Wilhelmina, de dochter van een Nijmeegse kamerbehanger, niet meegevallen zijn. Samen met hun bijna 4-jarige dochtertje Christina Wilhelmina namen zij begin mei 1870 hun intrek in de bovenverdieping van het stationsgebouw, gelegen op bijna een kilometer van het boerengehucht Tynaarlo. 2004
Hoe primitief de omstandigheden waren, blijkt wel uit het feit dat pas toen de spoorlijn al bijna twee maanden in gebruik was, de verharde weg van Zuidlaren naar het station voor het verkeer werd opengesteld. Tot dan toe was het station alleen door zandpaden met de omgeving verbonden! Vanuit Zuidlaren werd gemeld: "Van den kant van den spoorweg heeft nog niet de drukte plaats, welke men zich aanvankelijk voorgesteld had. Nu echter van daar een goede weg naar ons dorp leidt, heeft men reden om te gelooven dat dit allengs beter zal worden." In Tynaarlo heerste stilte; slechts zesmaal daags stopte er een trein aan het station. Toch waren de dagen lang; de eerste trein kwam om 06.40, de laatste om 21.15 uur. Voor iemand die gewend was aan stadse drukte moet het welhaast dodelijk saai geweest zijn, op de Drentse hei. In het bevolkingsregister van de Gemeente Vries, waaronder Tynaarlo viel, is te lezen dat het in de eerste jaren een komen en gaan was van stationschefs. Het lijkt erop dat station Vries-Zuidlaren door de Staatsspoorwegen werd gebruikt als een soort 'oefenstation', waar beginnende stationschefs zichzelf mochten bewijzen. Een andere mogelijkheid is natuurlijk, dat men het er niet lang volhield, simpelweg uit verveling. Gelukkig was er voor de Duppers afleiding: op 19 juli werd dochtertje Cornelia Marianne geboren. 2005
Verdere gebeurtenissen uit de zomer van 1870: Oorlogsdreiging in het buitenland (de Frans-Duitse oorlog zou 19 juli losbarsten) leidde tot inkwartiering van troepen. Vanuit Zuidlaren werd gemeld: "De hier in kwartier liggende militairen nemen de gewone eentoonigheid van 't dorpsleven hier geheel weg." Droogte. Tussen 5 mei en 23 juni viel er slechts een keer meer dan een milimeter regen, wat B & W van Assen deed besluiten, bekend te maken "dat het gedurende de tegenwoordige droogte VERBODEN is met een brandende pijp of sigaar in het stadsbosch te komen." Daar kon Dupper zijn nieuwe pijp dus niet opsteken. Verder werden er meerdere gevallen van hondsdolheid gemeld uit de omgeving Zuidlaren-tynaarlo, in Assen heerste Mazelen, terwijl vanuit Tynaarlo gemeld werd: "Onder de kinderen dezer plaats heerscht bij sommigen eene soort van uitslag, die men voor zoogenaamde waterpokken houdt." Vertrek naar elders Reeds in augustus van 1870, nauwelijks drie,maanden na de komst van de familie, meldde de Drentsche en Asser Courant dat de heer B.A.W. Dupper, stationschef aan het station Vries-Zuidlaren, "in dezelfde kwaliteit" verplaatst is naar Hedel, Noord-Brabant. (Dit gegeven maakt, dat de pijp van Boudewijn Aart Willem Dupper met zekerheid in het jaar 1870 te dateren is) Hierna vinden we de familie terug in Zwolle, waar ze zich in april 1872 vestigden. In het bevolkingsregister staat bij Dupper geen beroep vermeld; toen op 9 juli van dat jaar een zoon geboren werd, werd in het geboorteregister bij beroep \ ; "zonder" vermeld. Toen echter t dit zoontje, Anton Boudewijn Cornelis, op 24 mei 1873 kwam te overlijden, werd vader Dupper als "koopman" vermeld. Hij was inmiddels compagnon geworden van J. van Stavel. Onder de naam "Dupper en van Stavel, Binnen- en Buitenlandsche Commissiehandel" leverden zij 2006
bouwmaterialen, stoom- en landbouwwerktuigen en gereedschappen, etc. De laatste vermelding van Boudewijn Aart Willem Dupper vinden we in augustus van datzelfde jaar, 1873. In het Duitse Honnef, gelegen bij Bonn, sterft hij op 18 augustus, slechts 34 jaar oud. Hoe hij gestorven is, wordt in de overlijdensakte niet vermeld. Tot slot: Speciale dank aan Louis Bracco Gartner, die het allemaal mogelijk maakte. Fotobijschriften: Afb. pag. 2004: In het Spoorwegmuseum in Utrecht bevindt zich een locomotief uit de tijd van Dupper. Van dit type nam de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen (SS) 71 stuks in dienst. Afb. pag. 2005: Station Vries-Zuidlaren rond 1910. Dit is de oudst bekende foto van het station. Afb. pag. 2008: De situatie anno 2008; het enige wat nog herinnert aan het station, is een brede groenstrook langs het spoor. Afb. foto hiernaast: Porseleinen stationchef pijp, "Zuidlaren-Vries" 2007
Een reuzensteel met het merk "Haan" Lia Schouten en Aad Kleijweg Soms worden er van een pijpenmaker bijzondere staaltjes van vakmanschap gevonden wat wij wel een meesterstuk of presentatiestuk noemen. Zo ook kwam dit exemplaar ons onder ogen tijdens de inventarisatie Schoonhoven. Dit exemplaar is weliswaar in de haven van Schoonhoven gevonden, maar we hebben geen bewijzen gevonden dat hij daar ook daadwerkelijk gemaakt is. Het is een getorste steel van een gigantisch formaat. (Zie afb. 5, achterzijde blad) De lengte van het stuk steel is ongeveer 16 cm. De doorsnee van de steel aan het dikste eind bedraagt ongeveer 4 cm en de doorsnee van het dunste eind ongeveer 2 cm. De bol heeft ongeveer een doorsnee van 5 cm. Vergelijken wij de doorsnee van een gemiddelde pijpensteel uit die tijd dan komen we ongeveer aan 6 a 7 mm. Om een indruk te krijgen hoe groot de steel is hebben we een pijpenkopje met getorste steel uit ongeveer de dezelfde tijd erbij geplaatst op afbeelding 1. Het lijkt erop dat de twee stelen door een bol klei aan elkaar verbonden zijn. De bol is geheel overdekt met hielmerkjes met een stappend haantje. (Zie Afb. 6, Afb. 7 achterzijde blad) De steel moet toebehoord hebben aan een gigantische pijp. Er wordt aangenomen dat dit soort reuzenpijpen bedoeld waren voor reclamedoeleinden. Onder voorbehoud schatten we de datering van het meesterstuk zo rond 1700 - 1730. Uiteraard hebben we gezocht of er in Schoonhoven het merk de Haan als hielmerk is gebruikt maar daar zijn geen bewijzen van gevonden. Wel hebben we het Haantje als zijmerk gevonden met de initialen PVV die mogelijk toegeschreven kunnen worden aan de pijpenmaker Pieter van Vliet. Ook in Utrecht zien we het haantje wel terug als zijmerk. Überhaupt staat Schoonhoven meer bekend om zijn zijmerken als hielmerken. In Gouda is het merk Haan wel bekend en als onze datering klopt zouden de pijpenmakers Servaes Maurits Bouvaert werkzaam van ongeveer 1665 tot 1709 en Jan de Bock 1708 tot 1735 in aanmerking kunnen komen. Vergelijken we de hielmerkjes met haan die op pijpen zijn gevonden dan zien ze er echter qua uiterlijk wel anders uit. Het zal voorlopig nog wel een raadsel blijven waar het stuk is gemaakt en hoe het in de haven van Schoonhoven terecht is gekomen. Ondanks dat het waarschijnlijk nooit de bedoeling is geweest uit deze reuzenpijp te gaan roken is goed te zien op afbeelding 4 dat het rookkanaal doorliep. 2008
Een vergelijkbaar meesterstuk wat betreft overdekt zijn met hielmerkjes zien we beschreven in "De Kleipijp als Bodemvondst" door Fred Tijmstra. In dit geval gaat het om een presentatiepijp in de vorm van een koopvaardijschip. Dit schip is geheel overdekt met het hielmerk staande Leeuw die toegewezen wordt aan een lokale pijpenmaker uit Enkhuizen of Hoorn. Ook in het boekje 25 eeuwen roken van Benedict Goes zien we van ditzelfde stuk een mooie foto afgebeeld staan Ondanks dat deze vondst nog een hoop vragen oproept kunnen we een vondst als deze wel als zeer bijzonder beschouwen. 1a Call. Lia Schouten 1b Schoonhoven 3a Getorst, bol met hielmerkies Haan 3b Ongeglaasd 4 1700-1730 Detail opname van een van de breukvlakken. Literatuur: Meulen J. van der (1988). De kleipijp als bodemvondst. Jubileumuitgave van de PKN. Hoofdstuk Leiden Benedict Goes (1993). 25 Eeuwen roken. De verwonderlijke vormgeving van de Pijp. Leiden Fotografie: Jan van Oostveen, Mark Schouten en Aad Kleijweg 2009
Een turks meesterstuk? Arjan de Haan Het is inmiddels alweer een jaar of 8 ' geleden sinds ik de eerste Turkse chibouk vond die de interesse voor Tophane aardewerk aanwakkerde, hetgeen 4 jaar later resulteerde in mijn eerste publicatie over deze materie. Recentelijk heb ik een buitengewone pijp gevonden. ( De pijp. Het gaat hier om een buitengewoon grote chibouk; een roodbakkende kleipijp van Turkse makelij (zie afb. hierboven, kleurenafb. 4, en pag. 2011 LO en RO) . Deze pijp is 21 cm. hoog (inclusief deksel) en 25 cm. lang. Het deksel, op zichzelf al 10 cm. hoog, doet denken aan de deksels op Tophane koffie en suiker potten. Deze pijp is op exact dezelfde wijze gemaakt als zijn kleinere tegenpolen. Decoratie De pijp is gedecoreerd met een ruime selectie aan stempels; 13 gewone stempels en 5 bandstempels. Zowel de schotel als het manchet hebben handgevormde lobben. De pijp is afgewerkt met engobe. In tegenstelling tot de pijpenkop, waar de decoratie hoofdzakelijk met stempels tot stand is gekomen, is het deksel gedecoreerd met handgezette geometrische motieven. Hiernaast is ook gebruik gemaakt van bandstempels met parelen kabelmotieven. De knop, in de vorm van acanthusbladeren, is handgevormd. De maker Deze pijp is op de onderzijde gemerkt met een en-kele naamstempel (Pag. 2011. LB). Op deze naamstempel staat een Arabische datum: 1295 hetgeen vertaald naar 1878 AD. Ditzelfde merkstempel staat ook op een stel kop en schotels dat is reeds eerder heb beschreven (Pag. 2011, MB). Toen nam ik echter aan dat het ging om merken van de stempelgraveur, niet de pijpenmaker. Maar aangezien het nu het enige stempel is moet ik mijn mening herzien. Zonder diepgaand onderzoek is het niet mogelijk de tekststempel te vertalen, maar omdat op de kop en schotels ook Romaans geschreven stempel stond (Pag. 2011, RB) wil ik zo ver gaan als deze pijp 2010
toe te schrijven aan Housny, een pijpenmaker uit het Tophane district in het toenmalige Constantinopel (Istanboel) in de tweede helft van de 1 ge eeuw. Gebruik In de weinige literatuur die er over dit type pijpen te vinden is wordt meestal geïnsinueerd dat het om pijpen gaat die door meerdere mensen tegelijk gerookt konden worden. De weinige grote chibouks die ik ken zijn onveranderlijk ongerookt, en bovendien zijn zowel de ketel als het rook kanaal dusdanig groot dat het roken uit zo'n pijp nagenoeg onmogelijk is. Wat mijns inziens meer voor de hand ligt is dat het hier om een reclamepijp of meesterstuk. 2011
Verslag derde samenkomst van de Werkgroep Klei pijpen Op 24 mei j.l. heeft de derde bijeenkomst van de Werkgroep Kleipijpen plaats gevonden; gastheer was Henk van Oostveen; verdere deelnemers Theo Gerritsen, Aad Kleijweg, Jan van Oostveen, Arthur Schellingerhoud, Lia Schouten en Ruud Stam. De werkgroep is al ver gevorderd met de inventarisatie van Schoonhovense kleipijpen en hun makers. Er worden afspraken gemaakt om elders nog enkele onbekende collecties te bekijken. Als dat is gerealiseerd lijkt het inventarisatieproject (dat veel nieuws heeft opgeleverd) te kunnen worden afgerond. Het zou goed zijn als de resultaten in boekvorm ook voor andere geïnteresseerden beschikbaar komen. Enkele leden zullen nu nader bezien of een boekuitgave kan worden gerealiseerd. Neveneffect van de naspeuringen naar 'Schoonhoven· was dat Jan ook op andere punten zijn (via internet raadpleegbare) database, die via een oproep van een nationale inventarisatie in 2000 in PKN is gestart, heeft kunnen uitbreiden. ' Ruud en Jan zullen bezien of een database kan worden ingericht waarin buitenlandse literatuur over Nederlandse kleipijpen wordt opgenomen. Voorts heeft de werkgroep nog een aantal bijzondere vondsten besproken. NB Een uitvoeriger en geïllustreerde versie van dit verslag is te zien via www. tabakspijp. n 1 Contactpersonen voor de werkgroep zijn Aad Kleijweg en Jan van Oostveen. 2012
Literatuursignalementen Michiel Rutten Van de hand van John BALDWIN verscheen "Red pipes, indian smoking pipes of the American frontier". In dit boek worden ruim 800 verschillende indianenpijpen uit de periode 1800-1930 hoofdstuksgewijze geclusterd naar uiterlijke kenmerken (zoals ingelegde pijpenkoppen, pijpen vervaardigd uit rode pipestone) beschreven. Het boek, dat overvloedig {deels in kleur) is geïllustreerd met afbeeldingen van pijpen, maar ook veel afbeeldingen van oude foto's van pijprokende/-houdende indianen, is een lust voor het oog. Op onderdelen is ook veel interessante informatie te lezen, maar voor bijvoorbeeld determineren van pijpen is het boek minder geschikt. Het boek (gebonden, 80 pagina's) is een uitgave van Early American Artistry Publishing Company, Michigan 2007; ISBN 0-9651146-8-6 en is te bestellen via Ben Rapaport ($61,- excl.porto). Ben DROSTE & Jan JANSEN deden (m.m.v. Wilbert DERKSEN) een studie naar de "Diepenveensche Tabak Centrale, een plantage onder de rook van Deventer, 1942-1959". Een lezenswaardige lokaal-historische studie naar de verbouw en vooral de verwerking van door amateurs geteelde tabak. Het boek (soft-cover, 128 pagina's) is verschenen in de Historische Reeks Diepenveen , ISBN 978-90-805627-8-3 en is te bestellen via [email protected] (12,65 euro incl. Porto). In Pipes and Tobaccos, zomer 2008, een artikel over Keen's Chop House, een beroemd New Yorks restaurant dat zo'n 90.000 daar gerookte (klei)pijpen, nu deels aan het plafond bevestigd, heeft vergaard sedert eind 19° eeuw. Wellicht alleen al daarom de moeite waard om hier eens de maaltijd te gaan gebruiken. Van The Society for Clay Pipe Research verscheen nieuwsbrief nr. 73 (lente/zomer 2008). In deze uitgave van 52 pagina's een groot aantal korte bijdragen,hoofdzakelijk over Britse pijpenmakers en -vondsten. Voorts op blz. 39 e.v. een verzoek van Otto H.T. GRAF om hulp bij de toeschrijving van in Kaapstad opgegraven pijpenkoppen. Wellicht iets voor de werkgroep Kleipijpen! 2013
Een zeldzame vorm van Van Duijn Ron de Haan Soms kan het gebeuren dat je met iemand in contact komt en uiteindelijk een interessant en zeldzaam object aan je collectie kan toevoegen. Dat overkwam mij enkele weken geleden tijdens een bezoek aan Gouda met als resultaat het verwerven van een messing vorm voor een figurale pijp met als voorstelling een Huzaar. De vorm, met een lengte van 35 cm., is tweedelig. Het langdurige gebruik heeft duidelijk zijn sporen nagelaten. Hij sluit slecht alhoewel de afbeelding nog wel scherp is. Het merk op deze pijp is de gekroonde 65 van Van Duijn. Het is bijzonder voor een Goudse pijp dat dit merk niet gestempeld is, maar gegraveerd in de vorm, en wel op een toepasselijke plaats; de voorzijde van de hoed. Het merk gekroonde 65 was van 1729 tot 1925 in Gouda in gebruik. Vanaf 1841 tot 1925 is het merk in het bezit van de familie van Duijn met als eerste eigenaar Adrianus van Duijn 1841-1882, zijn weduwe van 1882- 1885 en als laatste Martinus Nicolaas van Duijn '1885-1925.Daarna is de gekr. 65 nooit meer in gebruik geweest. In de steel zijn drie knopen aanwezig wat er op kan duiden dat de pijp in drie lengtes leverbaar was,te weten 23,5 - 26,5 - en 32,5 cm. Of dit ook werkelijk is gebeurd is mij niet bekend daar mij géén klei pijpen met een kortere lengte dan 32,5 cm bekend zijn.De twee andere knopen zijn overigens duidelijk aanwezig in de afgebeelde pijpen (zie foto) van 32,5 cm. Dit type steel, het z.g. "fries roer" was mode in Nederland van 1850-1880. De vroegste vermelding en afbeelding van een huzaren pijp vinden we in de 2014
catalogus van Gambier in Givet, uit het jaar 1840 (Serie 11, 221 "Lancier Polonais"). De meest recente vermelding met een afbeelding staat in de catalogus van de Firma P. van der Want Gz onder model nummer G.138. De beide afgebeelde (zie afb. hieronder) pijpen zijn afkomstig uit Frankrijk. De volledig handbeschilderde pijp kocht ik enige jaren geleden van een Franse verzamelaar die hem op zijn beurt ook weer in Frankrijk had gekocht. De witte pijp is nog niet zolang geleden door mij aangekocht op een pijpen veiling bij Drouot in Parijs. Het afzetgebied voor deze pijpen was tot 1900 de Nederlandse markt. Voor de export was de vormgeving te pover. 2015
Gegeven is dat ook de Firma P van der Want Gz een Huzarenpijp in z'n catalogus van rond 1910 had opgenomen met vorm nummer G 138. De G voor het catalogus nummer duidt op het feit dat de mal oorspronkelijk in het bezit is geweest van Jan de Gidts. J.C. van der Want, de eigenaar van de Firma P van der Want Gz. kocht in 1894 enige vormen en andere gereedschappen uit de nalatenschap van de overleden Jan de Gidts. De Goudse huzaren pijpen vertonen zeer grote overeenkomsten al is het exemplaar van Van der Want ongemerkt. Het embleem aan de voorzijde van de muts is duidelijk anders. Waar bij het exemplaar van Van Duijn de gekroonde 65 staat, staat bij het exemplaar van Van der Want een zon. In de afgelopen dertig jaar als actief verzamelaar heb ik slechts een enkele keer een complete pijp, zoals in het artikel afgebeeld, bij een Nederlandse verzameling gezien. Bodemvondsten komen vaker voor. Je kunt je afvragen hoe het toch mogelijk is dat zo'n zeldzame zoek geraakte vorm na een kleine 50 jaar ineens weer opduikt, maar het is uiteraard een welkome aanvulling aan de collectie. Met dank aan Don Duco voor het controleren en corrigeren van het artikel. Vorm; collectie R.J. de Haan Kleipijpen; collectie B. Beekhuizen Literatuur \, • Don Duco, Century of Change. The European clay pipe. lts final flourish and ultimate fall 1830 - 1940, Amsterdam, 2004, 79 • Don Duco, Century of Change. The European clay pipe. lts final flourish and ultimate fall 1830 - 1940, Amsterdam, 2004, 102, afb. 211 • Don Duco, Century of Change. The European.clay pipe. lts final flourish and ultimate fall 1830 - 1940, Amsterdam, 2004, 177 • Don Duco, Merken en Merkenrecht van de pijpmakers in Gouda ,Amsterdam 2003 blz. 194/1006 2016
Afb. 3, Huzarenpijp en vonn van Van Duijn Afb. 4, Turkse reuzenpijp
GISCHE KRING RLAND Kwartaalblad voor de pijpenverzamelaar en onderzoeker Jaargang 31, nummer 122 Oktober 2008
COLOFON Abonnement Abonnementsjaar loopt van 1 juli t/m 30 juni Betaling Nederland: € 16,00 per jaar Buitenland € 22,00 per jaar Postgiro 3823478 t.n.v. Pijpelogische Kring Nederland Verschijningsdata juli, oktober, januari en april Deadline kopij Uiterlijk 6 weken voor verschijning Hierboven: Nikolaas van Komen, 1750-1775. Zie ook artikel "Decoratie- ' techniek van Nikolaas van Komen, en enkele collega's in Schoonhoven" Voorpagina: Met parelmoer ingelegde houten pijp. Hongaars model, ca. 1850. Zie ook artikel "Uit de verzameling van Ron de Haan" www.tabakspijp.nl [email protected] Kwartaalblad voor de pijpenverzamelaar en onderzoeker. ISSN: 0924-4158 . . . 4 L-, ~ ~DëRL~~ Auteurs zijn verantwoordelijk voor hun bijdragen.
131st8 JAARGANG NR. 122 Oktober 2008 I Inhoud Van de Redact1Êfl:f <,,< . • • < J.,:.;;ii), , ... :( 'i)l (> !: •.•• " . Te gast bij Kö~,i:r\l<0jke" • ··genfapriek J:_lberti :. - Gubbels & Zn;~'.,"./i.if(\.:·::·::,:·· <,·:.:~· -i/;,'.,. < .:: :.<. - •• • ,. -~-·_, ,. !:...:;·IL:: [ :\~~ ... . . Literatuursignalementen . . ' 2017 2018 2024 2031 2034 2037 Een turksè.kleipijp 1 in·ee.n gedicht van 2040 2017
Van de redactie Arjan de Haan Beste Lezers, De PKN dag in Roermond is inmiddels alweer achter de rug en het was wederom een succes. Mede door de geweldige bijdrage van de familie Gubbels en de inzet van Jos Engelen. Michiel Rutten schrijft verderop in dit blad hierover meer. Het zal duidelijk geweest zijn dat er met zowel de druk als met de verzending van het afgelopen nummer het een en ander mis is gelopen. De drukker had een heel vel vergeten in te binden waardoor drie artikelen incompleet waren, en het postbedrijf heeft ook enige steekjes laten vallen waardoor niet iedereen nummer 121 op de mat heeft gevonden. Mocht dit voor u ook het geval zijn laat mij dit dan even weten dan wordt het alsnog nagestuurd. Uiteindelijk is driemaal recht scheepsrecht. Op de pijpendag heb ik veel positieve react(es gehad op het vernieuwde blad en dit is zeker een hart onder de riem. Ik had dit uiteraard niet kunnen doen zonder de hulp van de inzenders en ook in de toekomst hoop ik dat ik op jullie mag rekenen. Voor diegenen die wel wat zouden willen schrijven, maar daar hulp bij nodig denken te hebben, schroom niet om contact met mij op te nemen! Naast artikelen over pijpen is er zeker ook ruimte voor tabak gerelateerde artikelen dus als je tabaksdozen, wroeters, foudralen, tabaksverpakkingen, tegels of iets dergelijks verzamelt, sla je slag! Veel plezier bij het lezen van dit nieuwe blad, Arjan de Haan, eindredacteur Noot: de gravures die u in dit blad tegenkomt komen uit "van Radierungen" van Moritz van Schwindt. 2018
Decoratietechniek van Nikolaas van Komen, en enkele collega's in Schoonhoven Aad Kleijweg Tijdens de inventarisatie Schoonhoven viel mij op dat in het assortiment van Nikolaas van Komen veel rijk gedecoreerde pijpjes voor kwamen. Met name heb ik het dan over de pijpjes die afgebeeld staan in de artikelen over Nikolaas van Komen: de grote onbekende, deel 1,2 en 3. op nummer 1, 11, 15, 22, 26, 27, 28, 29, 30, 34 en 38. Wat opvalt bij deze decoraties is dat er een stippel streepjes gravure in de mal is toegepast om de decoratie op te bouwen. Op afbeelding 1. staat een voorbeeld van deze decoratietechniek. 1a Collectie Aad Kleijweg. Afb. 1 1b Schoonhoven 2a Ovoïde Gekroonde ooievaar met initialen 2b NK/Schoonhoven, gekroond 2c 2d 2e Ongeglaasd 2f Gebotterd ~g_ Geen radering rond ketelopening 2h 3a 3b 3c 4 1750-1775 5 Schoonhoven 6 Nikolaas van Komen [1, p. 155 nr 1] [2, p. 113 nr 566 en 566a] 7 [4, p. 1866 nr 26] 2019
Slechts bij enkele van zijn collega's uit Schoonhoven zien we deze toegepaste decoratietechniek terugkeren en dan nog maar bij één of enkele pijpen. Met name hebben we het dan over Hilligers met het merk GHL, Hannes Lamore met het merk HLR, Cornelis Huijgenaar met merk CHN en Joris Hoogendijk met merk IH. Van de genoemde pijpenmakers tonen we hieronder de desbetreffende voorbeelden. Of de pijpenmakers de mallen zelf onderhanden namen of dit uitbesteedden aan een zilversmid is niet bekend. Het resultaat is echter zeer wisselend. De pijpjes op afbeelding 1 en 2 hebben nog wel een primitieve schoonh eid, maar bij de pijpjes op afbeelding 3 en 4 is het resultaat zodanig dat we nauwelijks kunnen verwachten dat dit door een vakman is gedaan. Het lijkt er dan ook op of de pijpenmaker bij deze pijpjes, gemaakt uit deze mallen, zelf een poging heeft gedaan om ze te verfraaien. Het pijpje afgebeeld op afbeelding 5 is een mix van twee technieken waar ik in de beschrijving op terug kom. Collectie Michel Hendriksen. 1a Afb.2 1b 2a Ovoïde Gekroond wapen van Zeeland met de initialen 2b GHL/Dubbelkoppige adelaar 2c 2d 2e Ongeglaasd 2f Gebotterd Geen radering rond 2g ketelopen ing 2h Naad met kam afgewerkt 3a Getorste steel 3b niet 3c Ongeglaasd 4 1770-1800 5 Schoonhoven 6 G.H.L. Hillegers 7 2020
Beschrijving van de pijpjes met opvallende decoratietechniek: Op afbeelding 2 zien we een ovoïde model met op de linkerzijde van de ketel het wapen van Zeeland met de initialen GH L en op de rechterzijde de dubbelkoppige adelaar. De kwaliteit van de decoratie heeft een primitieve charme en komt overeen met het pijpje op afbeelding 1. Op afbeelding 3 zien we een ovoïde model met de initialen HLR. Het thema van de decoratie is dezelfde als op afbeelding 2, echter de kwaliteit is beduidend minder. Het pijpje afgebeeld op afbeelding 4 is een ovoïde model met op de linkerzijde de gekroonde vis met de initialen CHN en op de rechterzijde het wapen van Zeeland. De kwaliteit van de decoratie komt overeen met het pijpje op afbeelding 3 en is zeker niet door een vakman gedaan. Collectie Arthur 1a Schellingerhoud. Afb.3 1b 2a Ovoïde Gekroond wapen van Zeeland met de initialen 2b HLR/Dubbelkoppige adelaar 2c 2d 2e Ongeglaasd 2f Gebotterd Geen radering rond 2q ketelopening 2h Naad met kam afgewerkt 3a 3b 3c 4 1770-1800 5 Schoonhoven 6 Hannes Lamore 7 2021
Het pijpje op afbeelding 5 heeft een ovoïde model met op de linkerzijde een gekroonde vis met de initialen I H en op de rechterzijde een gekroonde vis. Opvallend aan dit pijpje is dat op de linkerzijde van de ketel de initialen het kroontje en het visje overeenkomen qua kwaliteit met de merkjes van de collega's uit Schoonhoven. Echter de decoratie van stippels om het visje heen en de decoratie op de rechterzijde van de ketel zijn duidelijk van een mindere kwaliteit. Voorzichtig wil ik dan ook enige conclusies trekken: 1. De pijpjes op afbeelding 1 en 2 komen uit een mal die behandeld zijn door een vakman (zilvergraveur). 2. De pijpjes op afbeelding 3 en 4 komen uit een mal, waarbij de pijpenmaker zelf heeft geprobeerd de decoratie aan te brengen. 3. Het pijpje op afbeelding 5 komt uit een mal waarin oorspronkelijk het merk de gekroonde vis zonder golfjes met de initialen IH stond. 4. De pijpenmaker heeft later zelf geprobeerd, om de vis heen stippels te plaatsen en op de rechterzijde ook een decoratie aan te brengen van een gekroonde vis, hetgeen uiteindelijk een bedroevend resultaat opleverde. 1a Collectie Aad Kleijweg. Afb. 4 1b 2a Ovoïde Gekroonde vis met initialen CHN/Gekroond wapen van 2b Zeeland 2c 2d 2e Ongeglaasd 2f Gebotterd Geen radering rond 2g ketelopening 2h 3a 3b 3c 4 1750-1800 5 Schoonhoven 6 Cornelis Huijqenaar 7 [1, p.155 nr12] 2022
1a Collectie Aad Kleijweg. Afb. 5 1b 2a Ovoïde Gekroonde vis met initialen 2b 1 H/Gekroonde vis 2c 2d 2e Ongeglaasd 2f Gebotterd Geen radering rond 2Q ketelopeninQ 2h Naad met kam afgewerkt 3a 3b 3c 4 5 Schoonhoven 6 Joris HooQendiik 7 [2, p. 103 nr 529 en 529a] Ondanks dat de decoratie er op sommige pijpjes niet om aan te zien zijn, zijn het voor verzamelaars interessante exemplaren omdat ze afwijken van de meeste merkjes die we van Schoonhoven uit de 18e eeuw gewend zijn. Met dank aan Michel Hendriksen, Arthur Schellingerhoud en Henk van Oostveen Literatuur: [1] Meulen, J. van der. 1988. De Kleipijp als Bodemvondst. Hoofdstuk Schoonhoven. [2] Krommenhoek, W. en A. Vrij, z.j. (1986). Kleipijpen drie eeuwen Nederlandse kleipijpen in foto's. Amstelveen [3] Schouten L. en Kleijweg A.J. Nikolaas van Komen: de grote onbekende (deel 1 ). [4] Schouten L. en Kleijweg A.J. Nikolaas van Komen: de grote onbekende (deel 2). [5] Schouten L. en Kleijweg A.J. Nikolaas van Komen: de grote onbekende (deel 3). 2023
De tabak en de joden. DeeI112 Dr. J.J. Herks Uit: Onze voorouders en hun werk, Genealogische Vereniging, 1971 De Europeanen maakten voor het eerst kennis met de tabak toen zij aan het einde van de vijftiende eeuw ontdekkingsreizen naar de Nieuwe Wereld ondernamen en daar de bevolking tabak zagen gebruiken. In Europa kan men bij het gebruik hier van de tabak drie perioden onderscheiden. Tot 1550 vond zij vooral als sierplant toepassing, daarna tot 1600 kreeg men oog voor de geneeskrachtige eigenschappen van het wonderkruid. In het begin van de zeventiende eeuw werd de tabak echter meer en meer als ~ genotmiddel gebruikt. Het 1s merkwaardig en klinkt thans ongeloofwaardig dat het roken van tabak in vele landen gedurende lange tijd heftig is bestreden. De straffen op het c:) <J 0 \ t 4\f " ' 1 i 4'' . . gebruik van de tabak als genotmiddel variëerden van simpele verbodsbepalingen tot onthoofding. Ook in de Republiek trachtten de Generale en Provinciale Staten het gebruik van tabak tegen te gaan. Ondanks deze bestrijding nam het gebruik langzamerhand toe en de overheid begon oog te krijgen voor de mogelijkheden die hierdoor ontstonden voor het versterken van de staatsfinanciën, door middel van invoerrechten en accijnzen. In de loop van de zeventiende eeuw kwam het "toebacksuygen" in de Republiek in gebruik. Aanvankelijk nog in z.g.n. "tobagien" maar langzamerhand werd ook thuis door mannen en vrouwen menig pijpje "gezogen"(2). Bij de ontwikkeling van het gebruik van tabak in de Republiek hebben de Joden een grote rol gespeeld n.l. als importeurs, handelaren, exporteurs en in de loop van de achttiende eeuw ook als planters. Maar ook bij het bewerken van de tabak vonden vooral Joodse arbeiders werk (3). 2024