Niet van aardewerk, maar van meerschuim is een fraai gesneden gezichtpijp van een man met bakkebaarden en hoed. Helaas ontbreekt het roer. Als laatste in doos twee bevond zich een aardewerken gietpijp compleet met houten steel en kunststof mondstuk met aan de onderzijde van de ketel een bokkenkop. Een voorstelling die wij ook kennen bij kleipijpen. Deze is echter gemaakt door de Duitse firma Bordollo hetgeen we op de manchet kunnen lezen l l ~ i ! ! ____ .._,........ ____,___ "'"""'"·-------""""'·~---..,,,._ ... _....__~"-~ Mochten er lezers zijn die het ware verhaal achter de spotprenten kennen die op de mobilisatiepijpjes staan afgebeeld dan verneem ik dat graag. Met dank aan Rob Blom die de pijpjes van de vuilcontainer heeft gered en aan mij dacht. Literatuur: Ruud Stam, Herinneringen aan de Eerste Wereldoorlog. PKN Nr. 120 April 2008 __ __.I 2341 _I _
Lang leve de Gouverneur! Jan van Oostveen ([email protected]) Vele geheel versierde tabakspijpen zijn in de loop der jaren op de markt gebracht. Vooral in de 1 ?de en 18de eeuw kunnen zij in verband worden gebracht met historische gebeurtenissen. Daarnaast is een beperkte hoeveelheid tabakspijpen bekend die een relatie hebben met één of meerdere personen. Binnen dit kader zijn de Oranjepijpen het bekendst. Minder algemeen zijn tabakspijpen die in verband kunnen worden gebracht met een bewindvoerder in verre tropische oorden. Totnogtoe is het gelukt om twee in Nederland geproduceerde tabakspijpen rechtstreeks in verband te brengen met een Gouverneur uit deze verre streken. Het betreft een Gouverneur uit de Oost en een Gouverneur uit de West. Gustaaf Willem baron van lmhoff Gustaaf Willem baron van lmhoff is op 8 augustus 1705 geboren in het net over de grens gelegen Oost-Friese Leer. Reeds op 20-jarige leeftijd werd hij als onderkoopman naar Batavia gestuurd. Promoties volgden elkaar snel op want in 1726 werd hij koopman, in 1729 opperkoopman en in 1731 maakte hij deel uit van de buitengewone Raad van 'Indië. In tussentijd (1727) was hij getrouwd met Catharina Magdalena Huijsman. Vanaf juli 1736 veivolgde hij zijn carrière op Ceylon. Na enkele jaren op dit eiland als Gouverneur werkzaam te zijn geweest gaat hij in 17 40 terug naar Batavia. Daar raakt hij al snel verzeild in een groot schandaal over de suikermarkt. Deze markt was namelijk ingestort en vele Chinezen waren werkloos geworden. De zittende Gouverneur-generaal 1 Adriaan Valckenier, probeerde een aantal Chinezen naar elders te brengen (Ceylon en de Kaapkolonie). Het gerucht ging echter dat wanneer het schip met de Chinezen eenmaal buitengaats was, de Chinezen overboord gezet werden. Het gevolg was een Chinese opstand in Indië die door Valckenier werd neergeslagen ten koste van vele duizenden Chinese doden. Binnen de Raad van Indië ontstond een heftige discussie over de schuldvraag van deze opstand. Hierop besloot Valckenier om Van lmhoff, De Haeze en Van Schinne te arresteren en in 17 41 naar de Republiek terug te sturen. In de Republiek aangekomen legde Van lmhoff aan de bestuurders uit dat juist Valckenier de grote boosdoener van de onrusten in Indië was. Van lmhoff werd geloofd en werd in 17 42 benoemd tot Gouverneur-generaal van Indië. In mei 1743 nam Van lmhoff het gezag in Batavia over van de interim Gouverneur Johannes Thedens. De eerste taak die Van lmhoff op zich nam was de rust in Batavia terug te brengen want naast de Chinezen
probeerden ook diverse Javaanse vorsten voordeel te putten uit de chaotische situatie. Van lmhoff ging voortvarend te werk. Zo stichtte hij Buitenzorg (Bogor), richtte een Latijnse school, een ziekenhuis en een krant op, en kwam er voor het eerst een postkantoor in Batavia. Daarnaast voerde hij de nodige bestuurlljke hervormingen door en trachtte zijn (VOC) invloed over Java uit te breiden. Het spreekt voor zich dat dit niet door iedereen werd gewaardeerd. Zijn weinig tactvolle optreden met locale bestuurders versterkte dit en dit leidde uiteindelijk tot de Derde Javaanse Successieoorlog (1749) waarbij een guerrillastrijd tegen de VOC werd gevoerd. Van lmhoff besloot hierop af te treden doch de VOC dwong hem aan te blijven omdat er op korte termijn geen geschikte opvolger beschikbaar was. Uiteindelijk is Van lmhoff tot zijn dood op 1 november 1750, Gouverneur-generaal gebleven. Na zijn dood werd Van lmhoff door Jacob Mossel opgevolgd. Irnhoff •? a".e Clr01u ngue ·- Het wapenschild1 van de familie Van lmhoff betreft een gevierendeeld wapen. In het eerste en vierde kwartier in rood een gouden zeeleeuw, rood getongd. In het tweede en derde kwartier gedeeld van rood en zilver en over alles heen een ring van het een in het ander. In een gouden hartschild is een dubbele zwarte adelaar overstapt met een gouden kroon van 3 bladeren afgebeeld. De tabakspijp die met deze Gouverneur-generaal in verband kan worden gebracht heeft op de voorzijde het wapen van de Groningse tak van de familie Van lmhoff. Het wapenschild is geplaatst op het VOC monogram en is binnen C-voluten gepositioneerd. Rondom de C-voluten is de tekst "LANG LEEV SYN HOOGEDELE DE HEER GENERAAL IMHOF" aangebracht. Op de achterzijde van de pijp staan onder een kroon een tweetal ovalen. Op het linker ovaal is een afbeelding van Generaal lmhoff te zien onder de naam IM HOF. 1 n de rechter ovaal is het wapen van Batavia aangebracht onder de tekst BATAV. Boven de kroon zijn een tweetal wapenschilden van Amsterdam en Zeeland aangebracht. Bekende merken die op pijpen met deze versiering zijn aangebracht zijn de gekroonde 402, ABC3 en de gekroonde wijnton. 1 Vastgesteld bij S.B. van 28 augustus 1814, nummer 14. Bron: Nijkamp 1989. 2 Zie Faas, 1990. 3 Gepubliceerd op www.groenehartvertellingen.nl
Verondersteld wordt dat we hier van doen hebben met één en dezelfde pijpenmal die door drie verschillende pijpenmakers is gebruikt. Het is gevaarlijk om hier een volgorde in aan te brengen maar op basis van de afwerking van de tabakspijpen wordt vermoed dat deze mal vanaf 1742/1743 in het bezit was van Hendrick van der Vlerck. Vanaf 1743 tot hooguit 1749 zou deze mal door Dirk Pietersz Krijger gebruikt kunnen zijn. Laatste eigenaar zou Gerrit Bouwman kunnen zijn geweest die deze mal tot hooguit 1770 in zijn bezit/gebruik heeft gehad. Dit laatste verklaart waarom producten van Gerrit Bouwman (merk wijnton) regelmatig gesleten zijn4 . Een gebruik dat we meer zien bij geheel versierde producten die in het derde kwart van de 18de eeuw in een oude vorm zijn geproduceerd. Jan Nepveu 1a. 3734 (Peter Bakker); 1b. Amsterdam; 2a. Ovoiäe; 2b. zie bovenrstaande beschrq'ving; 2c. Gouds wapenschild/ - ; 2d. wijnton; 2e. ongeglaasd; 2f. gebotterd; 2g. gehele radering rondom ketelopening; 2h. ; 3a.; 3b; 3c.; 4.1743-1755; 5. Gouda; 6. Gerrit Bouwman; 7. Faas, 1990. (zie ook binnenzijde achterkaft),. Jan Nepveu is op 27 augustus 1719 in Amsterdam geboren als zoon van Louis Nepveu en Suzanne Hamelot. Al vroeg vertrekken zijn ouders naar Suriname. Jan blijft achter om onderwijs te genieten in Weesp en 4 De gesleten mal kan goed afgelezen worden aan de afbeelding van Generaal Van lmhoff. De golfjes rondom het VOC monogram worden ten tijde van het veronderstelde gebruik door Gerrit Bouwman, opgehaald.
Amsterdam. In 1734 vertrekt Jan in navolging van zijn ouders, alsnog naar Suriname. Ook Jan Nepveu maakt snel carrière. In 1740 is hij gezworen klerk, in 1742 secretaris van Jan Jacob Mauricius Gouverneur van Suriname, in 1751 effectief secretaris van het Hof van Politie, in 1754 tweede raadsfiscaal en in 1756 waarnemend Gouverneur-generaal. In 1761 is hij eerste raadfiscaal en in 1768 wordt hij Gouverneur-generaal a.i. Vanaf 1770 was hij effectief Gouverneur-generaal. ln 1772 bevindt Suriname zich in een onrustige en instabiele situatie. Nepveu voelt zich genoodzaakt om versterking vanuit de Republiek in te roepen. Daarnaast richtte hij vrijkorpsen op zoals het "Korps Vrijnegers" en het "Korps Jagers11 • In 1773 kwam de versterking vanuit de Republiek over. Maar liefst 800 man onder aanvoering van Louis Henri Fourgeoud, een Zwitser van geboorte, werden met een groots feest onthaald. Deze Zwitser stond in hoog aanzien bij Willem V en had zijn sporen verdiend bij het neerslaan van de eerste grote slavenopstand in Berbice in 1763. Zoals we ook in vorenstaande onder het bewind van Van lmhoff op Java zagen gebeuren, ontstaat ook in Suriname een guerrillaoorlog waaraan de gehele koloniale krijgsmacht (2300 man) deel neemt. Ter bescherming van de Joodse Savanna aan de Boven-Suriname tot aan de zee, werd door Nepveu een "cordon" voorgesteld. Na in eerste instantie veel tegenstand voor dit "cordon" te hebben ontvangen, gelukte het Nepveu om toch alle handen op elkaar te krijgen. Uiteindelijk werd deze "Cordonweg" tussen 177 4 en 1778 gerealiseerd en werd met succes het bewoonde gebied voor de strooptochten van de bosnegers afgesloten. De aanleg van de Cordonweg ging niet ongemerkt in de Republiek voorbij. Zo werd een vergelijkbaar plan enige tijd later op Java door Generaal de Koek uitgevoerd om de opstandelingen onder aanvoering van Digo Negoro te bestrijden. N E D R R L A N_ ~ E N. 1 AMst.&LDAM. den ~4" Mey. Van Sur1na11Jen. beeft_ men, dat den !l..·7 f'l})ruli,-, aldaar, na een langttuutige: Ziekte, in detJ Ouderdom van 59 Jaaren, 4-ivfaandeo en :!l9. Dag:111 ovette~dett is de Wel Edele Geftr.;nge Heer ifàn Nep1Jtu'!J Gouverneur der Colonie StirinatJJr:n, Ri• .yieren en DHlriéb~n- va11 dienJ mhsgaders Collonel der Mi•. litie, &c. &c. &c.: Zynde-dezelve den voJgenden -.Jag in; de Forcre$ Zeelnndia bygezet; ,erJ cte \Vçl .Ed~Je Ge•: Jlrenge Hoer B.ernflrtl Td:&icr, eerit~ Raad, pro interlltJ, • .met die Emineure \ffltdigheyd _ bek lied gt.tworde.n. t Mededeling in de Middelburgse Courant van zaterdag 29 mei 1779
Uiteindelijk lukte het om de opstandige troepen die onder leiding stonden van Bonni, naar de Oostelijke helft van de Marowijne rivier te verdrijven. Hiermee werd de Hollandse missie als geslaagd beoordeeld en dit was reden voor Fourgeoud om naar de Republiek terug te keren. Ondertussen ging het met de financiële situatie bergafwaarts. Nepveu moest alle zeilen bijzetten om zijn hoofd boven water te houden. Uiteindelijk heeft hij dit tot zijn dood op 27 februari 1779 kunnen standhouden. Zijn stoffelijk overschot werd op een "paradebed" voor de burgerij tentoongesteld en de volgende dag werd hij in het Fort Zeelandia bijgezet. r:~~:e-n~ :f:tr" r-..r; l : i JJ::;,· 11 < ;,~~-,;;J:::t::'~~=:::.~---'-••··-J Gravure van Jan Nepveu gemaakt door J. Houbraken naar het origineel van Tibout Regters (1766). De gravure is uitgegeven door E. van Harrevelt. Het wapenschild van de familie Van Nepveu5 betreft een gedeeld wapen. 1 n de eerste helft in blauw een gouden leeuw, rood getongd. In de tweede helft in goud een geplante groene boom met vier gouden ,appels. Hierboven een halfaanziende helm; wrong en dekkleden goud en blauw; helmteken: de leeuw van het schild uitkomend. In tegenstelling tot de Van lmhoff pijp is de Nepveu pijp veel moeilijker te herkennen. Op tabakspijpen die aan hem worden toegeschreven zien wij nimmer zijn naam of de afbeelding van de persoon Nepveu staan6. Alleen het wapenschild van deze bewindvoerder bestaande uit een staande leeuw en een boom met vier appels, is op deze tabakspijpen aangebracht. Van deze pijp zijn vooralsnog twee verschillende varianten bekend. Op één exemplaar is de letter G zichtbaar7. Mogelijk stonden hier oorspronkelijk de 5 Vastgesteld bij K.B. van 27 juli 1849, nummer 64. Bron: Nijkamp 1989. 6 Van Generaal Van lmhoff zijn diverse afbeeldingen overgeleverd. Dit staat in schril contrast met het aanta I portretten dat van Jan N epveu is gemaakt. Meest bekende portret is geschilderd door Tibout Regters in 1766 waarvan de gravure van J. Hou braken is afgeleid. Tibout Regters was in de 1800 eeuw de meest succesvolle portretschilder. Hij was in Dordrecht geboren, opgegroeid in Arnhem en vanaf circa 1740 in Amsterdam werkzaam. 7 Zie Van der Meulen, 1992, p.102.
1a. ; 1b. Dordrecht; 2a.; 2b. zie onderstaande beschrijving; 2c.; 2d. ; 2e. ongegfaasd; 2f. gebotterd; 2g. geen radering rondom kete/opening; 2h. ; 3a. ; 3b; 3c. ; 4.1770-1780; 5. Gorinchem; 6. Jan van Erp?; 7. Van der Meuten, 1992. initialen GS. Op een ander exemplaar lijken de initialen VE te staan doch net zoals bij het exemplaar met de letter G zijn ook deze initialen niet duidelijk. Aannemelijk is dat deze pijp in Gorinchem is geproduceerd. Als mogelijke pijpenmaker(s) van deze tabakspijp wordt gedacht aan Guilliam Schippers en Jan van Erp.
Vermeldenswaardig is dat naast de tabakspijpen met het wapen van Jan Nepveu ook drinkglazen die aan deze Gouverneur hebben toebehoord, zijn overgeleverd en recentelijk zijn gepubliceerd1. Tot slot De vraag blijft waarom tabakspijpen met daarop verwijzingen naar een tweetal specifieke gouverneurs zijn geproduceerd. Van bijvoorbeeld de opvolger van Van lmhoff, Mossel, of de voorganger van Nepveu, Mauricius, zijn immers geen tabakspijpen bekend. Vooralsnog is dit een raadsel en kan hierover alleen gegist worden. Zo is de Van lmhoff pijp op de markt gebracht in een periode dat er diverse Goudse tabakspijpen met afbeeldingen van een land/staatshoofd werden geïntroduceerd. Mogelijk moet deze pijp ook in dit kader worden gezien: Van lmhoff als gouverneur in Indië. Tot circa 1750 werden op relatief grote schaal nieuwe voorstellingen op tabakspijpen op de markt gebracht. Hierna neemt dit aantal snel af en worden geheel versierde tabakspijpen met name uit reeds bestaande vormen, geproduceerd. Dit zou kunnen verklaren waarom er bijvoorbeeld van Gouverneur Mossel geen tabakspijp is gemaakt. De Nepveu pijp is ingewikkelder. Mogelijk dat deze pijp voor de feestelijkheden bij zijn aantreden als gouver.neur (1770) of bij de aankomst van Louis Henri Fourgeoud en zijn troepen (1773) is geproduceerd. Daarnaast mag ook niet uitgesloten worden dat met het voltooien van de Cordonweg (1778) en daarmee het bedwingen van de bosnegers de aanleiding voor de productie van deze pijp is geweest. Kortom genoeg stof voor verder onderzoek om te achterhalen wat de exacte reden voor de productie van deze twee gouverneurspijpen is geweest. Geraadpleegde literatuur/ websites Faas, C., 1990. Compagniespijpen. In: Pijpelogische Kring Nederland, 1z1e Jaargang, nummer 48, p. 182-189. Kalf(, S., 1928. Een Westindische Gouverneur uit de 18de eeuw. In: NieuweWest-lndië Gids, jaargang 7 (1925-26), nummer 1, pp. 507-527. Laméris, A. en R. Michels, 2010. Drie glazen uit Suriname. In: Vormen uit Vuur, nummer 209/210, p. 4-12. Meulen, J. van der e.a., 1992. Tabakspijpennijverheid in Gorinchem Leiden. Nijkamp, G.P. en 0. Schutte, 1989. De Nederlandse Adel: besluiten en wapen-beschrijvingen.'s-Gravenhage. www.Wikipedia.nl 1 Laméris en Michels, 2010.
"Goudse pijpen halen" Piet Smiesing ([email protected]) Inleiding Vorig jaar vond ik op een kraam vier krulpijpen, die kennelijk bij elkaar hoorden. Over de prijs werden we het gauw eens. Bij verder onderzoek, thuis, bleek dat op drie van de koppen met inkt inscripties waren aangebracht. Naast namen zijn ook verschillende datums te lezen. Hierdoor zijn niet alleen de pijpen te dateren, maar geven ook een verrassende kijk op de traditie om in Gouda over het ijs (krul)pijpen te halen. De pijpen r ··•···•······-•·,..,······· De grootste van de vier is een dubbele 1 krul. De kop is slordig beschilderd met een brede rode band om de rand en rond de bodem. De hiel is met goudkleurige verf aangetipt en de geknoopte steel vertoont blauwe en . :,. .. ..,,,:: ~---,,-,,,....--... , ... ,,.., . ., ... ·, l ! goudkleurige vlekken. Het mondstuk is 4 weer rood getipt. Op het onbeschilderde ~··· ..- ,,_,.,."~·---·--·-·---·-·· .. -- •. middenstuk van de kop lezen we: 11BOBBIJ 7 jaar 19'1'194211 • (zie ook kaft) De volgende pijp heeft een enkele krul en rood en blauwe beschildering op de kop zodat een rood/wit/blauw motief ontstaat. Het mondstuk en de krul zijn goudkleurig getipt. De inktinscriptie luidt: 1180b 22 Dec1946 / Gouda". Dan volgt een geheel roodgelakte, kleine dubbele krul. Op de knoopzijde is kop en steel met gouden stippen versierd. Met een penseel is met donkere verf de plaats van herkomst, 11Gouda'', aangebracht. Het laatste pijpje is een miniatuurkrul en is geheel groen geverfd. De steel is afgewerkt met rode stippen en een rood mondstuk. Op de kop is met de hand het Goudse stadhuis geschilderd en op de steel 11Gouda". Ook deze pijp is met inkt gedateerd en wel "31 '2'54"! Aan de achterzijde van de knoop vinden we op de steel de naam van de fabrikant: Goedewaagen. Productie en afname van krullen De krulpijpen worden eerst gekast en daarna gekruld. Het krullen van de, nog leerdroge, ongebakken pijpen deed men rond een fles. De grote kunst is, om de steel bij deze handeling en het leggen van de 'knoop', niet te scheuren en het rookkanaal in takt te laten. Aangezien drie pijpen niet gemerkt zijn is het slechts gissen welke fabrikant deze krullen heeft vervaardigd.
Op 1 mei 1934 werd de "De Jong's Pijpen- en Aardewerkfabriekll opgericht. Toen waren in Gouda naast de grote fabrieken Goedewaagen en van der Want, nog twee kleinere fabriekjes actief. Dit waren de firma's P. B. van der Broek op de Raam 35 en de firma Nico van Duijn van Velzen op de Nieuwe Haven 96. De firma P. B. van der Broek werkte tot ongeveer 1938. De fabriek van Nico van Duijn van Velzen sloot enige jaren later de poorten. Uit een oude rekening van 9 januari 1941 van deze laatste firma blijkt! dat , ... ~._. .... ,. ... _ .. . ... . ............... ... .............. ······· ............. __ voor de levering van een gros dubbele I i krullen fl. 8,64 werd gevraagd. Dat was ,-~.. ·•'•"'""'.. 1 voor de handel slechts 6 cent per stuk • inkoop. In 1981 werd er nog een enkele krul aangeboden met een merksticker "Zenithll voor maar liefst 16 gulden. De firma de Jong maakte op kleine schaal tot 1977 nog .:t • souvenirpijpen. Krul pijpen werden als ........ .,,.., .... -. .1 •••. - .• ····~'"'·· ... •.M"'"-···.J souvenir verkocht en werden vooral in de winter bij schaatstochten in Gouda gehaald. In december 1989 werd in Gouda een tentoonstelling gehouden getiteld 11Gouda in de winter". Hierin werden naast een grote schaatsencollectie, pijpen uit de collectie van A. C. de Jong geëxposeerd. In een begeleidend boekje bij de tentoonstelling lezen we hoe, dit "pijpen halen" in zijn werk ging: "Goudsche Pijpen Halen' was al rond de eeuwwisseling (1900) een traditie. Een traditie die spontaan is ontstaan. Een tocht, die nooit werd georganiseerd ...... " En verder: "Het begrip 'Goudsche Pijpen Halen' was overbekend in ZuidHolland. Er moest minstens vijf dagenlang 7 graden vorst zijn geweest alvorens de tocht 'Goudsche Pijpen Halen' kon worden gereden. Meestal vanuit Rotterdam, maar ook uit Den Haag, het Westland en uit de richting Bodegraven." Wat de inscripties vertellen Aangezien de data op de koppen verschillen, mogen we aannemen dat Bobby niet op 19 januari 1942 zeven jaar werd. Zeer waarschijnlijk schaatste hij als zevenjarige met de groten mee naar Gouda, waar hij de krul kreeg opgenaaid en op die dag deze heel over het ijs wist thuis te brengen. Hoe was het weer in januari 1942? In de winter van 1942 werd de laagste temperatuur (- 27,4 Celsius) ooit in Nederland gemeten. Januari 1942 werd met een gemiddelde van - 5, 1 graden één van de koudste januarimaanden in ons land. In 1942 werd zelfs een elfstedentocht gereden. Het opschrift "Bob 22 Dec.1946 Gouda" op de volgende krul geeft aan dat hij vier jaar later opnieuw over het gladde ijs naar de pijpenstad ging. Het
was weer een beste winter. Op 12 december 1946 begon het te vriezen; vóór de kerst trad de dooi in. ·····,··i Op de kleine, rood gelakte, dubbele krul lezen we alleen de plaats van herkomst Gouda. Op de kleine groene krul van de firma Goedewaagen is op de kop de datum 31/2/54 aangebracht (zie ook binnenzijde kaft). Hier wordt duidelijk dat Bob zich heeft vergist. Mogelijk bedoelde hij de \.-.,~~.,..,,..,, ..,.,,.,.n, ............... , .................. J maand januari. In de maanden januari en februari van het jaar 1954 kregen we een lange vorstperiode. Op 3 februari van dat jaar werd de tiende elfstedentocht verreden, die door Jeen van den Berg werd gewonnen. Het tentoonstellingboekje geeft een aardig beeld hoe dat er toen toeging: "Generaties lang toog men zo in familieband naar Gouda. In de winkel stond een klos garen met naalden klaar. De mensen stonden buiten in de rij om krulletjes, lange sigarenpijpen en de lange kantoorpijp opgenaaid te krijgen op pet, revers en op de rug ..... Met Goudse pijpen op je pet, revers, op je rug of in de hand, doosjes siroopwafels en Goudse spritsjes, hangend aan linten om je nek, keerde je terug. De kunst was om met alle pijpen heel terug te keren. Bukkend onder lage bruggen door en niet vallen betekende al een grote vorm van behendigheid. Nog behendiger was je als je de stenen, die de lieve jeugd op je mikte om zo de pijpen te breken, kon ontwijken. . .. Daarnaast moest je ook nog de "overlopen" van oude traplopers en stro zien te overleven (klunen). Als je dan uiteindelijk terugkeerde en je het showrondje reed kwam de grootste vuurproef. Menigeen 1 sneuvelde' door de enorme drukte ..... Het kon dan ook nog gebeuren dat bij het afbinden iemand je aanstootte waardoor je pet afviel en de pijpen alsnog in gruzelementen op het ijs lagen." Bob bracht deze pijpen heel thuis. Nu bijna zestig jaar later is het nog een hele toer om de collectie krulpijpen, vanwege de spanning op de gebogen steel, heel te houden. Literatuur: Tymstra, F., De Jong's pijpen. Monografieën over pijpen nr. 7, 1975 De Jong, A. C., De Jong's pijpen- en aardewerkfabriek, PKN nr. 6, 1979, pag. 8 - 11 Van de redactie, PKN nr.14, 1981, pag. 25, Starreveld J., (et al), Gouda in de winter, december 1989
De tabak bij de pijp Fred Tijmstra ([email protected] Eeuwenlang was de pijp het aangewezen rookinstrument om van de tabak te kunnen genieten. In aanvang bepaalde de prijs van de tabak de grootte en inhoud van de kop. Eind 16e eeuw zeer klein, daarna in de volgende eeuwen steeds groter wordend. 1 n de 1 ge eeuw, toen de tabak goed betaalbaar was, werd de maximale grootte bereikt om aangenaam een pijpje te kunnen roken. De geïmporteerde tabakken werden vermengd tot smakelijke melanges bestemd voor pijpen met een verschillende kopinhoud. In catalogi uit de 1 ge eeuw zien we naast grote ook kleine pijpmodellen afgebeeld. Men spreekt van Portorico-pijp, Doetel, lsabe, Shagpijp en er waren zelfs Jongenspijpjes. In aanvang werd tabak van eigen bodem gerookt, maar mede na de uitbreiding van de tabaksteelt in Europa ontstond een wereldwijde handel. Voor de tabaksindustrie werd de tabak al vroeg uit Noord-Amerika gehaald vanwege de betere kwaliteit (o.a. Virginia tabakken). Daarna volgden Zuidoost-Europa, Centraal- en Zuid-Amerika, Afrika en Azië (Indonesië) De pijptabak als eindproduct wordt meestal uit een verschillend aantal tabakssoorten samengesteld. Zo had elke fabrikant zijn eigen melanges. De roker had daardoor veel keus tussen de verschillende kwaliteiten pijptabak die op de markt kwamen. De melange, de eventuele smaaktoevoegingen maar ook de manier van kerven bepaalden mede de kwaliteit van de tabak. De eerste kerverijtjes zijn begonnen als huisindustrie. De ingekochte tabak werd na diverse voorbehandelingen op een eenvoudige handkerfmachine gekorven. Deze gekorven tabak werd gewogen, in papieren zakken gedaan en via de winkel aan huis verkocht. Al vroeg in de 1 ge eeuw maakten de fabrieken gebruik van machines om meer te kunnen produceren en een beter resultaat te halen. Eerst kwamen er handbediende machines met overbrenging via banden, daarna volgden de kerfbanken die op stoom werkten en tenslotte maakten fabrieken gebruik van elektrisch aangedreven kerfbanken. De elektrische kerfbanken kon men zo nauwkeurig instellen, dat de tabak uiterst dun gesneden kon worden. Alle tabak werd in vochtige toestand gekerfd, anders zou de tabak tijdens het kerven breken. Daarna werd de gekorven tabak uitgespreid, en gedroogd tot de juiste vochtigheidsgraad is bereikt. Dat gebeurde eerst op platte metalen platen boven matig kooltjesvuur, later gebruikte men een eestmachine, een soort ronddraaiende droogtrommel.
Kerfmachine voor eigen gebruik (zie ook binnenzijde kaft) Tijdens de 2° wereldoorlog raakte door de schaarste het zelf verbouwen van tabak in zwang en kwamen kerfbankjes voor eigen gebruik terug op de markt. Deze werden door plaatselijke ambachtslieden zoals timmerman of smid in elkaar gezet. De licht vochtig gemaakte tabaksbladeren werden in het midden van het machientje gelegd. Een draaimechanisme aan de achterzijde schuift een snijplankje naar voren, waarna de tabak met een hakbeweging dwars doorgesneden wordt. Deze primitieve manier van tabak verwerken zorgde soms voor een wat ongelijke snede. In de tabaksfabriek waren 6 standaardsneden in gebruik: 1. De GROVE en ZEER GROVE SNEDE. De tabak snijdt men op een breedte van 6 tot 10 mm en wordt hoofdzakelijk verwerkt tot pruimtabak. Aangezien pruimtabak niet in een pijp gerookt wordt laten we deze snede verder buiten beschouwing.
2. De MIDDELSNEDE heeft een breedte van 3 en 4 mm. De snede vereist een pijp met een grote kopinhoud. Kenmerk van deze breed gekorven tabak is dat ze moeilijk trekt en vlugger uitgaat. De middelsnede wordt ook wel Porto-Ricosnede genoemd, maar dat is verwarrend omdat Portorico naar de tabakssoort verwijst. Toch spreekt men bij pijpen met grote kop over Portorico-pijpen. De middelsnede wordt soms ook voor pruimtabak gebruikt. 3. De KRULSNEDE wordt gesneden tussen 2 en 3 mm. Hij rookt het lekkerst wanneer een pijp met een ruime kop wordt gebruikt die iets kleiner is dan de Portorico-pijp. Een Doetel of kantoorpijp was een goede representant in klei. In plaats van Krulsnede gebruikt men soms de benaming Varinas-snede. 4. De MIXTURESNEDE wordt wat smaller gesneden dan de Krul, maar breder dan de Baai. De breedte is ongeveer 2 ½ cm. Een passende pijp heeft een niet al te grote kop en liefst een dikke wand. Vooral houten pijpen zijn hiervoor uitermate geschikt. Houten pijpen voor de verschillende sneden 5. De BAAISNEDE. De Baai is weer iets fijner gesneden en varieert tussen de 1 en 2 mm. Men gebruikt een kop die iets kleiner is dan de Doetel, een pijp met een middelmatige kop voldoet uitstekend. De naam Baai vinden we terug op de diverse verpakkingen van de
tabaksfabrikanten, waarbij "Heerenbaai" het meeste voorkomt. De tabak dient los gestopt te worden. 6. De SHAGSNEDE is de fijnste snede. Hierbij wordt de tabak op een ½ mm of iets daaronder gesneden. Zware shag wordt weer dunner gesneden dan lichte shag. Verreweg de meeste shag wordt voor het zelf rollen van sigaretten gebruikt, maar ook in pijpen werd shag gerookt. Op het pakje staat dan vermeld "Voor pijp en sigaret11 • Pijpenfabrikanten maakten hiervoor speciale pijpen met een kleine kop, de zgn. shagpijp. De opgegeven maten van de sneden lopen geleidelijk in elkaar over en het komt voor dat ene fabrikant iets dunner of dikker kerft dan de ander terwijl dezelfde benaming wordt gebruikt. Om afwisselend verschillende pijptabakken te kunnen roken bracht Royal Goedewaagen een pijpenset van vier verschillende koppen en één steel in de handel. Verwisselen ging heel eenvoudig door de kop van de steel te trekken en een andere erop te duwen. Deze pijpenset werd geleverd in een plastic doos. In 1959 was de prijs van de 4-delige set voor witte modellen f 7,25 en voor de gekleurde modellen f 8J 10. \ \ 1 . \ , l 1 \ ' \ .. .: ...... o • :~--:~ _ _:_,:,:_, __ :, • ...:-~~~~-,::._,_:.,---- •N• .-~ Pijpenset Goedewaagen vijftiger jaren
P-IJP'TA.BA,K Z.A:CHJ fN, GEURIG Grove snede Middelsnede •.••. ,........,>-·w~ 1 ' GO:LDEN / Mixturesnede Shagsnede Bronnen: ~•· llt:rrna111 Oldcnl::o.1t;,,.,;z11ontn! ·'1' Z,t,IIJ1'6,J'U>illl.' Krul snede DOUWEEGBEaTs BCHtE f.Rît.$(:H~ l BMliDAK · f N22 DOUWE i;ó.bltQTS 'rA.bAKSiiÄSRJ'EK. JOURNRlfi$lJ\NJ) f'•f'~:l,i8(C,t,f'.f l't'ti-!i Baaisnede Stichting Vakexamens Kleinhandel Tabak: Officiële Vakopleiding voor de Tabaksdetail handel z.j. Supplement Catalogus Goedewaagen omstreeks 1958. Tabaksverpakkingen uit eigen collectie.
Literatuursig nalementen Michiel Rutten ([email protected]) Het Tobacco and Salt Museum verzorgde een uitgave onder de titel The Netherlands and Japan met de op een symposium "VOC and the Netherlands Japan Exchange" gehouden inleidingen, met name over gevonden pijpen. Onder meer daarin een bijdrage van Bert van der LINGEN over Clay pipes from the Dutch trading post in Nagasaki; Tokyo, 26-6-2010; 166 blz. se; niet in de handel. Van deze alleen in het Japans verschenen uitgave wordt ook een Engelstalige uitgave voorbereid; de gegevens daarover worden t.z.t. in deze rubriek vermeld. In september 2009 verzorgde het Tobacco and Salt Museum een rijk geïllustreerde catalogus voor een tentoonstelling met voorwerpen van het Oostenrijkse tabaksmuseum, mede naar aanleiding van het 140 jaar eerder afgesloten vriendschapsverdrag tussen Japan en Oostenrijk. Tokyo, september 2009; 152 blz. se; ISBN 978-4-924989-46-7. Hannie van ES-WAGNER gaf in eigen beheer uit "De vondst van het wapenschildje", over de rol van Gerrit Frederik van der Want als chemicus en modelleur bij Zenith en zijn latere functie bij het Keramisch Instituut; 2010, 109 blz.; te bestellen via boekhandel Verkaaik in Gouda. Jozef GODERIS gaf een goed overzicht van in Roeselaere gevonden Nederlandse pijpen in 11Oudste kleipijpen uit de 178 eeuw, gevonden te Roeselare" in de WestVlaamse Archeokrant 67, augustus 2010 (blz. 116 128). Zie www.vobow.be/data/Voordracht 31 05 2010.pdf. In het Zeitschrift fuer Archaeologie des Mittelalters, Beiheft 22, 2010, 425 blz., het proefschrift van Natascha MEHLER over de pijpennijverheid in de 17° en 186 eeuw in Beieren tegen de achtergrond van de tabaksverpachting. Een interessante, zeer leesbare verhandeling over de typologie geschiedkundige ontwikkeling en achtergronden. In het Jaarboek Amsterdam nr. 9, 2010 o.m. (op blz. 77 v.) het artikel "Een snelle, een miniatuurmolen, een tauba, een pijpenkop en een melkflesdop, Station Rokin en de archeologie vän de stadsrivier" van de hand van o.m. Jan van OOSTVEEN over de Estoppey pijp. In °Zeelieden, bedelaars en gevangenen op een eiland in de Zuiderzee, cultuurhistorie en archeologie van het Oostereiland in Hoorn" een bijdrage van Jan van OOSTVEEN over Tabakspijpen van het Oostereiland in Hoorn; West-Friese Archeologische Rapporten 20, blz. 97 v.; 2010. Over opgravingen in de Ridderstraat in Hattem zijn twee uitgaven (te bestellen via www.spa-uitgevers.nl ) verschenen, nl. - Publiciteitsboek "Gebruiksgoed van regenten, armen en wezen in Hasselt" met o.m. een bijdrage van Jan van OOSTVEEN; met opvallende verschillen van het afval dat dateert uit 1860 - 1890 waar het betreft gebruiksgoed voor de regenten en armen en wezen;
- Rapportage 'Tafelgoed en keukengerei van regenten en behoeftigen; Keramiek uit het armen- en weeshuis aan de Ridderstraat in Hasselt", door Hemmy CLEVIS m.m.v. Jan van OOSTVEEN, 2009. In newsletter nr. 77 van de Society for Clay Pipe Research onder meer weer tal van bijdragen over pijpvondsten in Engeland en in de USA, een artikel over Sparnaaij door Ruud STAM, een bijdrage van Michael PFEIFFER over een zilveren pijp uit 1820-1827 uit het militaire Fort Atkinson en een bericht door Bruce WADDELL over een tweekoppige klei pijp uit het laatste decennium van de 1 ge eeuw. Veilinghuis Metz in Heidelberg veilde op 23 oktober 2010 een collectie fraaie handbeschilderde porseleinen pijpen (collectie-Berg). In de catalogus een voorwoord van Walter MORGENROTH en een inleiding door Hartmut BERG De catalogus is interessant omdat niet alleen elke pijp duidelijk is afgebeeld, maar daarbij ook een beschrijving is gegeven van de vermoedelijke fabrikant (beschrijvingen zijn tot stand gekomen n.a. v. jarenlange kunsthistorische vergelijkingen tussen en met beschilderingen op porseleinen voorwerpen). www.metz-auktion.de . In Antiek & Verzamelen, nr. 271, 2010, een artikel over de verzameling van houten pijpenrekjes van PKN-er Louis van EMMERIK, een verzamelgebied waarover zelden is gepubliceerd en over de achtergronden waarvan weinig bekend is. ' 8. MORSHUIS, H. OUDE ELBERINK en H. BOLSCHER schreven: "De historie van de tabaksindustrie in Ootmarsum", een gedegen en gedetailleerde beschrijving van de locale bedrijven. Uitgave van de Ben Morshuis Stichting, Stobbenkamp 35, 7631 CM Ootmarsum, 240 blz., geïllustreerd, gebonden; ISBN 978-90-811699-3-6; kosten 25 euro excl. verzendkosten. In Poldervondsten nr. 13, 2010, een bijdrage van Hans LENSINK over Pruimtabak en spuwpotten. In Pipes and Tobaccos, summer 2010, een artikel van de hand van Ben RAPAPORT over "One of a kind: la pipe Dieppoise" over fraai gesneden (en zeldzame) ivoren figurale pijpen. Het Jaarboek 2010 van de Stichting Nederlandse Tabakshistorie bevat weer een aantal lezenswaardige artikelen. Bert BOHEN schrijft over "Het sigarenmerk Olivier'' resp. "Arihuba cigars" en samen met Hans van MELIS over "De familie Hoppenbrouwers in Eindhoven, hun rol in de Eindhovense sigarenindustrie". Van de hand van Bas BIERKENS een artikel "Zo zag de kistenfabriek er vroeger uit" (een onderwerp waarover literatuur schaars is). Louis BRACCO GARTNER, tenslotte, publiceerde deel 1 van "Het wonder van Deli met daarin de belangrijkste rol van Jacobus Nienhuys".; over het vervolgdeel zal de auteur weer een presentatie verzorgen tijdens de PKN-dag najaar 2011. _ _j23sa
Nederlandse sigaren voor de Wehrmacht. Zie blz. 2333 Goudse pijpen halen op de schaats. Zie blz. 2349 1 ... Gelegenheidspijp (1743.-1755) ter ere van Gouverneur-generaal Gustaaf Willem van lmhoff. Zie artikel op pagina 2342
lt PIJPELOGISCHE KRING NEDERLAND .. Kwartaalblad voor de pijpenverza01elaar en onderzoeker Jaargang 33, nummer 132 April 2011
Achttiende eeuwse kwispedoor. Zie pagina 2362 Engels type van de tabaksrookklisteer. Zie pagina 2374
Jaargang 33, nummer 132 Dubbelwandige gietpijp in de vorm van een indianenhoofd vervaardigd door Goedewaagen. Deze zogenaamde Baronite pijp werd hoofdzakelijk voor de Amerikaanse markt geproduceerd. In 1933 wordt het assortiment uitgebreid met de presidentenserie uit, met pijpen in de vorm van de hoofden van Washington, Lincoln en Frank/in. Zie artikel op pagina 2383 Bestellingen van oude PKN nummers richten aan: Andy de Bruijn. Adres: zie colofon © PKN. Overname van artikelen en illustraties is slechts toegestaan na voorafgaande toestemming van de redactie. Kwartaalblad voor de pijpenverzamelaar en onderzoeker www.tabakspijp.nl [email protected] Auteurs zijn verantwoordelijk voor hun bijdrage. ISSN: 0924-4158 april 2011 Abonnement en betaling Het abonnementajaar loopt van 1 juli t/m 30juni. Het blad verschijnt injuli, oktober,januari en april. Nederland: €18,50 per jaar Buitenland: €27.- per jaar Beta I in gen overmaken naar: Rekening 3823478 t.n.v. Pijpelogische Kring Nederland ____________________ _J 23sgl __
Inhoud Bestuursmededelingen .................................................. 2361 Ron de Haan Gebruik van de kwispedoor op Schiermonnikoog ............. 2362 Aad Kleijweg Pijpenkop van dominee J.C. Hagen na 68 jaar terug in de familie ......................................................................... 2365 Piet Smiesing Zingen met de ster ........................................................ 2366 Aad K/eijweg Kleiringfragmenten gevonden in Delftse beerput. ............... 2369 Boy Hubee HELP: Rook redt! .......................................................... 2374 ' Jan Kwint Impressie van de 26e AIP conferentie van Grasse ............. 2378 Ruud Lamboo en Jos Engelen Vondstverslag opgraving Roermond in Depot Centre Ceramique Maastricht .................................................... 2380 Jan van Oostveen Errata op de twee artikelen over Sequah e(l Jacob de Vletter .......................................................................... 2382 Ruud Stam en Paul Jung Het conflict tussen Goedewaagen en Danco over gepatenteerde pijpen .................................................... 2383 Michiel Rutten Literatuursignalementen ................................................ 2390
Bestuursmededelingen TUSSENBERICHT OVER DE PKN Bij gelegenheid van de PKN-dag, najaar 2010 in NieuwBuinen, heeft zich een viertal betrokken PKNers gemeld om in commissies enz. te participeren; via het bulletin werden ook anderen gevraagd zich te melden; dit leverde geen resultaat op. Voorts werd afgesproken dat de PKN in stichtingsvorm zou worden gegoten. Het voornemen was om, zodra een PKNer bereid was gevonden voorzitter van het stichtingsbestuur te worden, de stichtingsakte te doen passeren door een notaris. Tot nu toe is het helaas niet gelukt iemand bereid te vinden. Er wordt verder gezocht. Pijpenruilmiddag 28 mei Op zaterdag 28 mei 2011 organiseert Arjan de Haan voor de tweede keer een pijpenruilmiddag bij Galerie de Hanenhof Zuidereinde 528 1243 KH in 's-Graveland. Net als de vorige keer kunnen jullie pijpen meenemen en misschien nieuwe aanschaffen. De deur is open van 12:00-16:00 uur. Laat even via een mailtje horen of je komt en of je ruimte nodig hebt om materiaal te tonen. PKN- pijpendag 8 oktober Op zaterdag 8 oktober vindt de PKN-bijeenkomst plaats in Valkenswaard in het Sigarenmakerij museum. Het beloofd weer een interessante dag te worden, dus noteer de datum vast in uw agenda. Nadere gegevens volgen in het volgende nummer. -----------------------'! 2351 l.___
Gebruik van de kwispedoor op Schiermonnikoog Ron de Haan ([email protected]) Tijdens een zéér zéér regenachtige dag op ons vakantie adres te Schiermonnikoog dook ik maar weer eens in de rijk gevulde boekenkast van onze gastheer, waar ik in één van de vele boeken die aan de eilander historie zijn gewijd een leuke passage vond over het gebruik van de kwispedoor die ik jullie niet wil onthouden. Historie van de kwispedoor Maar eerst een stukje geschiedenis van de kwispedoor. Reeds voor het midden van de 1 ?e eeuw was deze spuugpot al bekend bij de rokende en pruimende bevolking. Het ontstaan van de kwispedoor, overigens een typisch Hollandse uitvinding, is het directe gevolg van het in zwang raken van het "pruimen". Er ontstaat veel speeksel in de mond maar ook tijdens het "roken" van de zeer sterke tabak vormde zich veel speeksel. Dus zocht men naar een oplossing en die vond men in de vorm van een bolvormig soms hexagonaal potje met of zonder oor, met een brede schotel en relatief nauwe opening. De schotel ving het uitgespuugde vocht op en door de nauwe opening verdween het in het potje w,aardoor het eruit spatten tot een minimum werd beperkt. Uit de overlevering zijn prachtige aardewerken (o.a. Delfts) en porseleinen voorbeelden bekend in musea en particuliere collecties. Verder worden ze met regelmaat tijdens opgravingen gevonden vooral in beerputten. De 1 ?e eeuwse modellen hebben soms een kleinere schotel dan de 18e eeuwse kwispedoors maar er bestaan ook vele uitzonderingen. De porseleinen 18e eeuwse modellen zijn op bestelling gemaakt in China (het bekende Chine de Commande) maar ook in Japan (b.v. in lmari uitvoering). In de 19de en begin 20ste eeuw werd de kwispedoor uit veel meer verschillende materialen gemaakt zoals glas geëmailleerd ijzer, messing, koper en tin. De afbeeldingen en versieringen zijn divers van een simpel bloemetje tot een volledig tafereel op de Delftse en Chinese kwispedoors. Het gebruik van de kwispedoor hield stand tot in het begin van de 20ste eeuw en pas toen het pruimen uit de mode raakte verdween ook de kwispedoor. Toerisme op Schiermonnikoog In het midden van de 19e eeuw kwam het toerisme op Schiermonnikoog maar moeilijk op gang. De heer Mr. J.E. Banck, toenmalig eigenaar van het eiland, besefte dat het eiland niet zonder deze inkomsten kon. Het grootste gedeelte van de beroepsbevolking was zeevarend en dat eiste ook z'n tol waardoor er veel weduwen en wezen in armoedige omstandigheden -- 2362
Twee kleine blauwe kwispedoors van het einde van de 17e eeuw of begin 18e eeuw Kwispedoors uit resp. eind 17e /begin 1 Be eeuw en eerste helft 1 Be eeuw Witte en messing kwispedoors uit de eerste helft 1 Be en midden 19e eeuw _J 2363 ] __
leefden ( in 1860 was 90 % van de beroepsbevolking zeevarend). Toerisme zou dan het toverwoord kunnen zijn. Mr.J.E. Banck gaf daarom aan burgemeester Worm, als een soort gezant, de opdracht een inventarisatie te maken van alle huizen die als "logement" konden dienen of al als logement bekend waren maar misschien voor verbetering in aanmerking zouden kunnen komen. Na een aantal adressen bezocht te hebben kwam hij zo ook bij het logement van de heer Schaafsma en tekende daar onderstaande anekdote in zijn verslag op. De anekdote: Bij den Heer Schaafsma is de situatie wezenlijk anders. Het logement, zoo het deeze naam mag dragen dient voor de hier wonende varensmensen en anderen hier tehuis behoorenden, dien er groot genot in schijnen te scheppen "Tabakspruimgier" over groote afstanden weg te kwietsen in eene kwispedoor. Daartoe zijn deeze kwispedooren op eenige plaatzen gesteld. Doch aankomenden, minder bequamen, in het richten der tabaksgier, missen zooals het zich laat raden menigmaal het doel. Daarom ververscht den Heer Schaafsma dagelijks het zand der vloer. Het moge voor zeelieden en dorpelingen een aangenamen verblijfplaats zijn, voor gasten van de badinrichtinge is het niet een geschikten plaats te overnachten. De Heer Schaafsma is bereid den Gelagkamer te voorzien van eenen houten vloer en het tabakpruimen. tijdens het badseizoen te verbieden. Literatuur; -100 jaar VVV Schiermonnikoog 1899-1999. Van Bedstede tot Appartement Lay-out en druk studio/drukkerij PK84, Auteur Durk Th. Reilsma -Van Gouwenaar tot bruyère pijp Georg Alfred Brongers W .Gaade B.V. Amerongen 1978 -Nicotiana Tabacum Theodorus Niemeyer N.V. Groningen, Holland 1964 Inschrijving gestart Medio 2011 verschijnt de monografie met als titel PRODUCTIECENTRA VAN NEDERLANDSE KLEIPIJPEN - EEN OVERZICHT VAN DE STAND VAN ZAKEN - geschreven door: Jan van Oostveen en Ruud Stam. Bestellen kan door inschrijving via http://www.productiecentra.tabakspijp.nl/ en het verschuldigde bedrag over te maken op . te Delft. Als het verschuldigde bedrag voor 1 juni 2011 is overgemaakt krijgt u een korting van 3 euro. Als u schriftelijk besteld dient u naam, adres, telefoonnummer en E-mailadres te vermelden en of het boek wordt afgehaald (in Gouda, Delft of Tiel) of moet worden opgestuurd .. Bij inschrijving en betaling voor 1 juni kost het boek€ 29,50, normale prijs€ 32,50. Verzendkosten€ 4,-. Besteladres: ' • •
Pijpenkop van dominee J.C. Hagen na 68 jaar terug in de familie Aad Kleijweg ([email protected]) In het PKN nummer 125 beschreef ik een pijpenkop die ik via Marktplaats van een collega verzamelaar had overgenomen. Ik wilde de kop graag hebben omdat de tekst die erop stond mij intrigeerde en nieuwsgierig maakte. Uiteindelijk heeft dit geleid tot het artikel met de titel "Gijzelaars rookten op oudejaar 1942 een gouwenaar". In dat artikel beschrijf ik een pijpenkop die door dominee J.C. Hagen is beschilderd en gerookt op oudejaarsavond 1942 in het gijzelaarskamp Beekvliet in Sint-Michielsgestel. Ook beschrijf ik in dat artikel de informatie die ik over deze dominee, die gevangen zat in Beekvliet, via internet en het gedenkboek "Gijzelaarskamp Beekvliet" verkregen had. Dit zelfde artikel heb ik ook gepubliceerd op mijn website www.kleipijp.nl . Na enige tijd ontving ik van Piet Hagen, een zoon van J.C. Hagen, een e-mail dat hij het artikel over zijn vader op mijn site had gevonden en daarin geïnteresseerd was. Ik heb hem toen een exemplaar van het PKN blad gestuurd waarin het artikel was gepubliceerd en waar hij erg bi ij mee was. Maanden later werd ik ook benaderd door een jongere broer van Piet Hagen, namelijk Hans Hagen. Hij was zeer geïnteresseerd in de pijpenkop en vroeg of hij hem van mij mocht overnemen. Daar het mij alleen om het achterhalen van de informatie ging heb ik ermee ingestemd dat hij de pijpenkop kon overnemen voor dezelfde prijs die ik ervoor betaald had. Het is toch wel heel speciaal dat de kop na zoveel jaren weer terug komt bij de nazaten van J.C. Hagen. Toen Hans Hagen de pijpenkop kwam ophalen heb ik hem gevraagd of hij voor mij nog een foto van zijn vader had. Hij stemde hiermee in en heeft mij d foto doen toekomen. Zo kunnen we ons een beeld vormen van de per oon die mij er jaren later toe heeft bewogen een artikel te schrijven over cl pijI di - 1 ij heeft beschilderd en op oudejaarsavond 1942 heeft gerookt. ·--·---J 235s l __
Zingen met de ster Piet Smiesing ([email protected]) In mijn verzameling bevinden zich vijf pijpjes met het zijmerk de man met ster. Opmerkelijk is dat dit merk, dat in de gehele achttiende eeuw door een handvol Goudse pijpenmakers op de pijp werd gezet, alleen als zijmerk bekend is. Voor hielmerk op hun lange pijpen hadden deze achttiende pijpenmakers (met uitzondering van Ary Jansz Stickert) een ander merk achter de hand. Driekoningen Daar dit merk slechts als zijmerk bekend is, lijkt het aannemelijk dat deze pijpen bij de roker ook gewild waren om de symbolische betekenis van deze afbeelding. Immers in de Nederlandse folklore speelt de ster tijdens Driekoningen een belangrijke rol. Dan trokken honderden kinderen langs de wegen door dorpen en steden. Zij droegen sterren, zongen liederen, maakten muziek en waren prachtig uitgedost als koningen. Er werd snoepgoed en geld gevraagd. Hoe de man met de ster aan de deuren verscheen, lezen we in het in de oorlog verschenen boekje "Folklore" van F. W. Drijver: "Uit mijn jeugd herinner ik me uit Amsterdam en later van het platteland in Noord-Holland het eigenaardige gebruik van het Zingen met de Ster, dat tusschen Kerstmis en Driekoningen in zwang was. Een drietal mannen, het hoofd met
soort kroon van klatergoud versierd, gaan zingende van huis tot huis terwijl de middelste een stok draagt met een papieren ster er op, waar achter een kaarsje brandt en welke met behulp van een koord in draaiende beweging wordt gebracht. Soms laten de "koningen" dit werk, evenals het ophalen van giften, aan een bediende, d.w.z. een jongen over. Een hunner heeft zich gewoonlijk het aangezicht zwart gemaakt omdat hij Melchior, den koning van het Moorenland, moet voorstellen". Verschillende liedjes werden door de zangers met Ster opgedreund. Een der meest bekende is b.v. dat, waarin deze woorden voorkomen: Hier komen wij al met onze sterre Uit Vreemde landen, het was zoo verre De sterre ging veur, wij volgen haar Totdat zij bij Keuning Herodes waar. Wij klopten aan Keuning Herodes zijn deur, Herodes de keuning kwam ze/vers veur. Na enige regels volgt het slot, waarin gezegd werd waar het bij die "Koningen" van de straat eigenlijk om ging, namelijk: Wij hebben gezongen voor uw deur en uw huis, Kom, wil ons verblijden met penning of kruis! ________ ___.! 23671 ._ -
"Onder dit laatste woord is een geldstukje te verstaan, dat zo genoemd werd omdat oudtijds op een der zijden er vaak een kruis gestempeld stond. Denk maar aan den naam van het dobbelspel 'kruis of munt". De pijpen De afgebeelde pijpen werden in de omgeving van IJsselstein, Tiel, en Woerden gevonden; twee exemplaren kwamen uit Amsterdamse bodem. Het in Tiel gevonden exemplaar (de eerste op de foto), heeft aan de achterzijde drie punten, een type vers1enng dat vooral op Schoonhovense producten voorkomt. Koeken en pijpen Bij onze Oosterburen zijn, vlak voor de Kerst, zgn. "Weckmänner" te koop, koeken in de vorm van een mannetje waarin een pijpje is meegebakken. Uit een boekje over plaatselijke en gewestelijke specialiteiten in Nederland vernemen we dat dit gebruik ook in eigen land bekend is. In het Limburgse Tegelen kent men de "boekman". "Het is een 'gebakken man' een in de vorm van een mannetje gebakken krentenbrood, gemaakt van verfijnd krentenbrooddeeg met thans rozijnen, vroeger krenten." De "boekman" wordt zover mogelijk voorzien van een witte aardewerk Goudse pijp. Hij wordt in verschillende grootten gemaakt en speciaal bij gelegenheid van sinterklaasfeest gegeven." Geraadpleegde literatuur: Drijver, F. W., Folklore, Een speurtocht in de ongeschreven geschiedenis van het Nederlandsche volk (K 185) Fuchs, Dr. J. M. en W. J. Simons, Shell Journaal van Nederlands folklore, 1971 Oirschot, A. van, Plaatselijke en gewestelijke specialiteiten uit Nederland. Duco, D. H., Merken van Goudse pijpenmakers 1660 - 1940, 1982 Meulen, J. van der, Goudse pijpenmakers en hun merken, 2003 Oostveen, J. van en A. Kleijweg, Tabakspijpennijverheid in Schoonhoven, 2009 Kügler, M., Pfeifenbäckerei im Westerwald. Die Geschichte der Pfeifenbäckerei des Unterwaldes von der Anfängen urn 1700 bis heute, 1995
Kleiringfragmenten gevonden in Delftse beerput Aad Kleijweg ([email protected]) Een jaar of vijf geleden werden na de bouw van de Zuidpoort-garage in Delft ook de fietspaden opgeknapt richting Hamtunnel. Onder die fietspaden werd gelijkertijd een nieuw riool aangebracht. De sleuf die gegraven was voor het riool liep dwars door een beerput waarvan de inhoud al op de kant was geworpen. Twee oplettende amateurarcheologen wisten nog net op tijd een gedeelte van de inhoud van de beerput te redden voordat de beer afgevoerd werd en de gegraven sleuf weer afgedekt zou worden met zand. De locatie waar de beerput zich bevond is gelegen in het meest zuidelijke gedeelte van Delft, ten oosten van de Rotterdamsche Poort, binnen de stadswallen. De beerput heeft toebehoord aan een huisje op de Asvest. In dit gedeelte van Delft is bekend dat er in de 178 eeuw veel plateelbakkers gevestigd waren. Dit is tevens terug te zien op afbeelding 1, een schilderij van Daniel Vosmaer (1658-1660), waarop je buiten de muur van de Asvest twee grote bakken aan de waterkant ziet waar zich een aardewasserij bevindt. Ook zien we op de kant hopen plateelbakkersaarde liggen. De ___ , ___________________ ,_J 23691 ,__ -
beerput heeft toebehoord aan één van de huisjes die we links op het schilderij achter de stadsmuur zien afgebeeld. Het bijzondere aan de inhoud van deze beerput is dat naast de scherven van rood aardewerk met loodglazuur er vele pijpenkoppen, pijpenstelen en resten van kleiringen zijn aangetroffen. Daarvan zijn acht stukken afkomstig van kleiringen die een gemiddelde diameter van ongeveer vijftien centimeter hebben gehad. Daarnaast bevinden zich in de vondst ook nog elf getorste stukken van pijpaarde. Resten van kleiringen wijzen erop dat we te maken hebben met pijpenmakerij. De kleiringen werden namelijk gebruikt om de pijpen, die in een pijpenpot werden gestapeld tegen de trompet, gefixeerd te houden tijdens het transport naar en van de pottenbakker en tijdens het plaatsen in en uit de oven. We kunnen deze resten dan ook zien als pijpenmakersafval. Dat er in Delft pijpenmakers actief zijn geweest in de 1 ?e eeuw is bekend, van ongeveer twintig personen kennen we zelfs de naam, maar nog nooit eerder zijn er, voor zover wij weten, restanten gevonden die toe te schrijven aan een pijpenmakerij, zoals misbaksels, fragmenten van pijpenpotten of kleiringen enz. We kunnen deze vondst dan ook zien als vrij zeldzaam voor Delft. Afbeelding 2 en 3: Kleiringfragmenten en getorste fragmenten Behalve de kleiringen zijn verder in de put nog twee steelfragmenten gevonden waar een filmpje loodglazuur op gedropen is en een stukje rood aardewerk aan gekit zit, verder zijn er geen resten die op. pijpenmakerij wijzen gevonden, wel zit aan veel pijpjes die in de beerput gevonden zijn een soort klei- of kalkresten, maar die kunnen ook met de plateelbakkerij te maken hebben gehad. Het is namelijk bekend dat plateelbakkers hun klei met mergel vermengden om zo de klei minder vet te maken, zodat een dunnere scherfdikte verkregen kon worden. De pijpenkoppen uit deze
beerput zijn alle gerookt dus niet aan pijpenmakersafval toe te wijzen. De meeste pijpenkoppen zijn ongemerkt maar waarschijnlijk wel van Delftse makelij. Twee koppen hebben een hielmerk de Gekroonde Roos, afbeelding 7, waar we geen pijpenmaker aan kunnen verbinden. Tien exemplaren dragen het hielmerk WK monogram en één exemplaar het WK monogram gekroond die wij beide toeschrijven aan de Delftse pijpenmaker Willem Ketel. De pijpenmaker en soldaat Willem Ketel was afkomstig uit het Engelse Norwich en is actief geweest van 1630 tot 1643, maar waarschijnlijk is hij nog langer werkzaam geweest. We zien op afbeelding 4 en 5 dat Willem Ketel zowel pijpjes maakte met een bolle als slanke ketel. Afb. 4: Pijp met een bolle ketel 1 a Collectie: Aad en Rob Schapers Afbeelding 4, 1b Asvest Delft, 2a, Dubbelconisch , 2b -, 2c -/-, 2d WK monogram, 2e Ongeglaasd, 2f Gebotterd, 2g Radering rondom de ketelrand, 2h -, 3a -, 3b -, 3c -, 4 1630 - 1650, 5 Delft, 6 Willem Ketel, 7 - Afb. 5: Pijp met een slanke ketel 1 a Collectie: Aad en Rob Schapers Afbeelding 5, 1 b Asvest Delft, 2a, Dubbelconisch, 2b -, 2c -/-, 2d WK monogram, 2e Ongeglaasd, 2f Gebotterd, 2g Radering rondom de ketelrand, 2h -, 3a -, 3b -, 3c -, 4 1640 - 1660, 5 Delft, 6 Willem Ketel, 7 [1] blz. 108, afb. 14. Van de pijpenkoppen met hielmerken die in de beerput zijn gevonden zijn alleen die met het merk WK aan een pijpenmaker toe te schrijven. Het zou kunnen zijn dat de beerput werd gebruikt door een plateelbakker, die voor pijpenmakers in de buurt de pijpen bakte en zodoende zouden de kleiringen in zijn beerput terecht zijn gekomen. Het is ook mogelijk dat kinderen de kleiringen van een pijpenmaker hebben gekregen om mee te spelen, en dat ze na breuk in de beerput zijn beland. De ware reden zullen we wel nooit te weten komen. Omdat er alleen merkjes zijn gevonden die wij aan Willem Ketel kunnen toeschrijven is het aantrekkelijk om te denken dat ook de kleiringen van hem afkomstig zijn, maar ook dit is niet te bewijzen. Het enige wat we er over kunnen melden is dat Willem Ketel, wonende op het ______ _,! 2311 I...__
Suijteijnde, werkzaam is geweest in het gedeelte van de stad waar de in dit artikel genoemde beerput zich bevond, maar dat geldt ook voor Stoffel Stoffelsz die eveneens op het Suijteijnde gevestigd was. Afb. 6: Pijpje met het merk WK monogram gekroond 1 a Collectie: Aad en Rob Schapers Afbeelding 6, 1 b As vest Delft, 2a, Dubbelconisch, 2b -, 2c - /-, 2d -, 2e Ongeglaasd, 2f -, 2g Radering rondom de ketelrand, 2h -, 3a Puntige versiering, 3b -, 3c -, 4 1640 - 1660, 5 Delft, 6 Willem Ketel, 7 [1] blz. 108, afb. 14. Afb. 7: Pijpje met het merk Roos gekroond 1 a Collectie: Aad en Rob Schapers Afbeelding 7, 1 b As vest Delft, 2a, Dubbel conisch , 2b -, 2c -/-, 2d Roos gekroond, 2e Ongeglaasd, 2f Gebotterd, 2g Radering rondom de ketelrand, 2h -, 3a -, 3b -, 3c -, 4 1630- 1650, 5 Delft?, 6-, ?- Opvallend aan de inhoud van deze beerput is dat er zich Leidse pijpjes in bevonden. Eén ongemerkt exemplaar, afbeelding 8, waarbij we aan het model van de ketel kunnen zien dat het een Leids product is, en één mooi gerookte kop, afbeelding 9, met de typische visgraadversiering op de naad, die wij eveneens van Leiden kennen .. Afb.8: Ongemerkt pijpje uit Leiden 1 a Collectie: Aad en Rob Schapers Afbeelding 8, 1 b As vest Delft, 2a, Dubbelconisch , 2b -, 2c -/-, 2d -, 2e Ongeglaasd, 2f Gebotterd, 2g Geen radering, 2h -, 3a -, 3b -, 3c -, 4 1620 - 1650, 5 Leiden,
Afb. 9: Leids pijpje met visgraad motief 1 a Collectie: Aad en Rob Schapers Afbeelding 9, 1 b Asvest Delft, 2a, Dubbelconisch, 2b -, 2c -/-, 2d -, 2e Ongeglaasd, 2f Gebotterd, 2g -, 2h -, 3a -, 3b -, 3c -, 4 1660 - 1690, 5 Leiden, 6 -, 7 [2] blz. 40, afb. 55. Geheel afwijkend qua datering is de pijpenkop met als zijmerk de gekroonde lampetkan die in Gouda is gemaakt in het derde kwart van de 186 eeuw. Het feit dat deze kop zich in de beerput bevond bewijst dat deze over een lange periode in gebruik moet zijn geweest. Afb.10: Gouds pijpje met het zijmerk Lampetkan gekroond 1 a Collectie: Aad en Rob Schapers Afbeelding 10, 1 b Asvest Delft, 2a, Ovoide, 2b Lampetkan gekroond, 2c Wapen van Gouda SM/apen van Gouda S, 2d -, 2e Ongeglaasd, 2f Gebotterd, 2g Geen radering, 2h -, 3a -, 3b-, 3c-, 41740-1770, 5 Gouda, 6-, 7- Literatuur: [1] Meulen J. van der. 1989. Delftse Pijpenmakers en hun producten, PKN Jaargang 12. Nr. 45 [2] Meulen J. van der en Tupan H. 1980. De Leidse Tabakspijpmakers in de 17e en 18e eeuw. Leiden/Hoogenveen. Met dank aan Aad en Rob Schapers voor de informatie over de vindplaats en het ter beschikking stellen van het materiaal voor studie en fotografie.
HELP: Rook redt! Boy Hubee ([email protected]) Al meer dan twintig jaar is een van mijn wensen het bezit van een tabaksrookklisteer geweest. Vanuit het basisidee dat bij mijn verzameling het gekste nog niet gek genoeg is, kunt u zich misschien voorstellen dat nu een grote wens vervuld is. Fred Tijmstra heeft eerder een artikel geschreven over het gebruik van kleipijpen bij de tabaksrookklisteer (PKN 7° jrg. nr. 25, blz. 12-14) en Ruud Stam naar aanleiding van een Placaat van de Staaten der Vereenigde Nederlanden van 1769 (PKN 27° jrg. nr. 106, blz. 1624- 1627). Nu wil graag ik wat aanvullende informatie geven. Groot was mijn geluk toen ik een aantal maanden geleden een complete kist van de Maatschappij tot Redding van Drenkelingen kon aanschaffen (foto 5 en 8). Het begeleidende boekje uit 1775 had ik al. Een maand geleden kwam daar het apparaat van Or Kool en dat van Gesscher bij. Dat de tabak bij de Indianen vandaan komt, weten we al lang. Dat de tabaksrookklisteer daar zijn oorsprong heeft, is minder bekend. De Canadese indianen kenden het gebruik van reanimeren door de gedroogde blaas van een dier met rook te vullen en dan via een tule in het uiteinde van het darmkanaal in te brèhgen. Ook kenden ze de methode om twee pijpenkoppen op elkaar te plaatsen en dan via de ene steel de rook door de andere steel er uit te laten komen. Op deze manier moest je echter hard blazeR_ Later kwam er een soort erlengstuk tussen de twee pij,penkoppen. 'Dit is het begin Vérî1 onze tabaksrook1 klisteer. (foto 1) · Ook in liïurkije schijnt al vroeg een soort tabaksrookklisteer geweest te zijn, maar dat apparaat bestond uit flexibele slangen. Ik beperk me tot het Indiaanse erhaal. Daar is namelijk de Engelse tabaksrookklisteer uit ontstaan. Voor 1740 was het begrip schijndood in Europa ont)ekend. Men was dood of niet. Drenkelingen werden gered door het lijf om eèn ton te leggen en dan flink over de rug te rossen. Op de kop houden of ophangen aan beide voeten en te slaan op rug en voeten was in die tijd ook een goede methode. Andere methodes waren: 11Hola" roepen; trompetgeschetter bij de oren; warm houden (samen met de redder of "helper" tussen de dekens!!!!), -
hoewel dat soms tot jaloezie leidde - en het dompelen in de warme mestvaalt met een gebreide muts op het hoofd. Op zich niet allemaal van zulke prettige methodes. Formeel viel de redding onder het juridisch gezag. Volgens oude verordeningen moest men het lichaam met de voeten in het water laten liggen tot de rechterlijke macht bepaald had of er van een misdrijf sprake was geweest. Een boete van dertig gulden (in die tijd !!!!) kon worden uitgedeeld als men zich daar niet aan hield. Het klisteerprincipe werd beter geacht en het was trouwens al veel eerder uitgevonden door de "ibis". Deze vogel nam een hap zeewater in zijn bek en met zijn snavel spoot hij dat in zijn achterste om te ontlasten. In 1767 werd de Maatschappij tot Redding van Drenkelingen in Amsterdam opgericht. Al gauw volgden soortgelijke maatschappijen in andere hoofdsteden en in 1776 in New York. Als leidraad om drenkelingen te reanimeren gold de tabaksrookklisteer volgens het systeem van Reamur. Bartholin (1616 -1680) beschreef het nut van een Engels apparaat. Deze kist met attributen werd dan ook standaard door de Maatschappij uitgedeeld bij sluizen, bruggen en kroegen aan het water. Het eerste Nederlandse toestel was dat van Van de Graaf (1668). De Leidse instrumentmaker Musschenbroek bracht enkele verbeteringen aan. David van Gesscher (arts aan het Sint Pietergasthuis zorgde voor een vereenvoudigd toestel dat slechts 1 gulden en 16 stuivers kostte. (foto 1) De naamgeving is aan meerdere veranderingen onderhevig geweest. Het Engelse apparaat - ook toegeschreven aan Dekkers, Heister, Ulhoorn en Musschenbroek - is van hetzelfde type als Bartholin en 100 jaar later dan het toestel van Musschenbroek. Daarnaast bestaat er een toestel van H. v. Nokken. Zo is er ook nog het toestel van Gesscher en in 1837 dat van Dr. Kool. (foto 2) In het buitenland bestaat er 2 eentje genaamd naar Pia en een exemplaar van Gerdane uit 1774; en van Laudamonnier (1782), dat op het Engelse toestel lijkt. Ook zijn er apparaten genoemd naar Prof. Dr. De Haan, Dr. J.G.Scheffer, Dr. Cogan, Dr. Vulpers, en Luer (1774) Rond 1820 raakte de tabaksrookklisteer enigszins in onbruik. Toch bedacht de Amsterdamse medicus J.A.Kool in 1831 een andere, verbeterde tabaksrookklisteer. De pijpenkop zit dan meteen aan de blaasbalg geschroefd.
Kool was een tegenstander van het inbrengen van bedorven menselijke lucht en prefereerde de tabaksrook. Een groot probleem heeft de Maatschappij tot Redding van Drenkelingen in haar onschuld zelf opgeroepen. De redder van een drenkeling zou een gouden medaille verdienen of zes .. 3 gouden dukaten (fl. 31,50). Dit gebruik veranderde al snel in een zilveren medaille met de datum en naam van de redder op de achterzijde (foto 3 en 4). Ook dat gaf soms problemen met mensen, die snel geld wilden verdienen en daartoe eerst iemand de gracht in duwden om later de beloning op te eisen. In de Engelse kist (foto 5, 6 en 7) zit een blikken apparaatje dat mijns inziens zeer praktisch werkt. Één deel met spatel in de mond van de \~ 5 ~ drenkeling en het trechterdeel voor de mond van de redder. Dat ,s hygiënischer dan de mond op mond beademing in onze tijd. r -----~-~~~-L ,....._..... J 2 3 7 6 ........................ _,WHIHtl#,'H,,!'lh';,«,'#ol.l'HHM,,','ll..lW,.HHAW..V..:,W-hY.-W..WA\½'M'M(.'.4W,IUH/M'l/,'N,W,'M4(~!e e, t ' 11(1 1\14-WNIHMIMI..W.V"M-'..wlll,W,+YMIHHNMI/NUHH.¼V _____ H,'/NN.6--Nl'HHN'~,<,'-,¼','N,((,'_,V ____ N,',¼',!".¼1
Naast de afgebeelde kist heb ik ook een kist van dezelfde Maatschappij tot Redding van Drenkelingen gekocht met een elektriseerapparaat, dat op een vloeistofaccu werkt (foto 8 en 9). Wat ben ik blij dat de medische wetenschap zich verder ontwikkeld heeft. Merkwaardig vind ik de ruimte voor tabak en de verplichte tondeldoos (foto 5) met vuurslag in de Engelse kist. Onderin liggen ook nog warme lappen om iemand droog te wrijven. Voor vragen en opmerkingen kunt u me altijd mailen. Naast de apparaten heb ik ook literatuur uit die tijd. 6 7 ';\/ \~_\ c···}! .,. .. .-.·f••.' ... 8 \'111""1 ,:.m,i: c1 ·, .,,. .. • 1)l."'flt1F.J~'!'<)~l'I :;~ : • • ~--... '.'" ·: ·,. c~~t~I: :itI':>>··.··•·. •1•,ty:.111.-i-••.\;,., .. t• .. ,;,, ..... ," -·-·---------------------'' 23771 .__ -
Impressie van de 268 AIP conferentie van Grasse Jan Kwint (AIP) Van 3 tot en met 5 november 2010 heeft de 266 conferentie van de Académie Internationale de la Pipe (AIP) plaatsgevonden in Grasse (Fr). Deze plaats, bekend om haar parfum, ligt in het zuiden van Frankrijk in de buurt van Cannes. Hierna volgt een korte impressie van de conferentie. De nadruk op deze conferentie lag bij de grote collectie verzamelde pijpen van Barones Alice de Rothschild (1847-1922) die in 1927 zijn gedoneerd aan de stad Grasse. De verzameling pijpen bestaat uit verschillende Europese soorten die dateren rond 1870 tot 1920. Een deel van deze unieke verzameling werd speciaal voor de Académie Internationale de la Pipe beschikbaar gesteld. De conferentie werd gehouden in de 'Palais des Congres'. Bij binnenkomst daar stonden 3 vitrines opgesteld met daarin vele topstukken uit de Rothschild verzameling waaronder de presentatiepijp uit Hongarije. . :.:-. : . ~·· ;,·: Het programma voor de 1° dag was de registratie voor de conferentie en er was een bijeenkomst voor het bestuur. Op de 2° dag werd iedereen welkom geheten door de voorzitter van de AIP Peter Davey. Hij introduceerde het totale programma voor de 2 dagen. Hierna gaf Peter Davey een lezing over de geschiedenis van de Barones Alice de Rothschild. Hierin werd duidelijk dat zij destijds een belangrijke stempel gedrukt heeft op de samenleving en de omgeving van Grasse. Ze bezat veel landbouwgrond en was een toonaangevende vrouw voor de economie van Grasse en heeft, zoals hierboven vermeld, een grote collectie pijpen verzameld. Hierna gaven diverse personen een lezing, waaronder Felix van Tienhoven over het afgelopen jaar binnen de AIP. André Leclaire gaf een lezing over de fabricage van porseleinen pijpen uit Parijs. Anna Ridovics gaf een lezing over de overeenkomsten van pijpen uit hout en metaal, die zich zowel in Hongaarse musea bevinden alsook in de collectie van Alice de Rothschild. Vervolgens een lezing van Hakan Kierulf over meerschuim pijpen.
Na de lunch begaf men zich naar de • Bibliothéque Municipale' waar de AIP leden in staat werden gesteld om vele topstukken uit de collectie van Barones Alice de Rothschild te kunnen determineren, fotograferen en te bestuderen. Het was een unieke ervaring om zulke topstukken, met gebruik van speciale handschoenen, in de hand te mogen nemen en met eigen ogen waar te kunnen nemen hoe de pijpen er uit zien. Iedereen kon aangeven welke pijp hij of zij wenste ter bestudering. Dit duurde de gehele middag en hierna was de 28 dag afgerond. Op de 3 8 dag waren er diverse lezingen van onder andere Lucy Vallauri over pijpen uit de Provence. Véronique Abel gaf een lezing over speciale vondsten uit Marseille, de Provence, Lanquedoc en Corsica. Mike! Soberón gaf een lezing over pijpvondsten in Barcelona en er was een bijeenkomst voor werkgroepen. Elk lid begaf zich bij de werkgroep waar zijn en/of haar specialiteit ligt. Na de lunch waren er lezingen van onder andere David Higgins over het 'WM • merk, die op pijpen uit Engeland en Italië voorkomen, waarover onduidelijkheid is. André Leclaire gaf een lezing over het aantal initialen betreffende St. Quentin en andere , • • Franse producenten van pijpen. Arthur van Esveld kon niet aanwezig zijn, maar zijn bijdrage werd door Susie White uiteengezet. De lezing betrof ZuidEuropese elementen toegepast bij Gambier pijpen. Ruud Stam gaf een update over de werkgroep kleipijpen. Arjan de Haan hield een zeer verfrissende lezing over de Morelli en ,îli~lî .rlir~~ Tophane pijpen. De dag werd afgesloten door de voorzitter Peter Davey met een lezing over de Bruyère pijpen. Het avondprogramma op deze laatste dag was een gala waar een gezellig samenzijn was en er een aantal nieuwe leden waaronder ondergetekende officieel tot lid benoemd werd en een speldje kreeg. De conferentie was goed georganiseerd en door veel leden vertegenwoordigd. Naar schatting waren er circa 50-60 AIP leden aanwezig tijdens de conferentiedagen. Leden uit Frankrijk, Engeland, Schotland, Nederland, Noorwegen, Spanje, Polen, Verenigde Staten van Amerika, Kroatië, Duitsland, Zwitserland, Hongarije en Japan waren aanwezig om deze 268 conferentie tot een succes te maken. Dit jaar zal, voor zover bekend, de 27° conferentie van de Académie Internationale de la Pipe in Kroatië gehouden worden in Novi Sad. -~---.J 231 g L._
Vondstverslag opgraving Roermond in Depot Centre Ceramique Maastricht Ruud Lamboo en Jos Engelen [email protected]) Door het Archeologisch Diensten Centrum (ADC) werd op 13 maart 2000 • ►""-·•·•-.......... gestart met de opgraving Molenstraat - r:::J-- Roersingel. Het ADC bracht in juni 2000 een rapport uit over deze opgraving (rapport 45). De gevonden pijpfragmenten werden opgeslagen in het provinciale depot in Maastricht. Bij ons bezoek aan het depot in 2007 kregen wij de gelegenheid de kleipijpvondsten uit 2 werkputten: t.w. "Molenstraat" en "Roersingel" nader te bekijken. In de totale opgraving werden 222 pijpfragmenten geborgen ( 5,3 % van alle vondsten). De pijpvondsten op de Roersingel in waterput 8 zijn te dateren tussen 1700 en 1720. \. De modellen zijn vroeg trechtervormig en met het zijreliëf de gestileerde Tudorroos met steunbladeren. Deze stenen waterput is op een gegeven moment als beerput gebruikt. Het vondstmateriaal uit de vulling van put 8 is door middel van drie vondstnummers (58 t/m 60) gedocumenteerd, omdat de put stratigrafisch (tot op/in het grondwater) is leeggehaald. Bij de uitwerking en determinatie van het aardewerk werd echter opgemerkt dat scherven uit verschillende vullingen aan elkaar pasten, zodat er van één vulling gesproken kan worden. Bij de kleipijpvondsten op de Molenstraat (70 cm onder het maaiveld) werden tal van 1 ge eeuwse exemplaren gevonden, alle van het ovoïde model, met veelal op de linkerzijde van de ketel het wapen van Gouda.
Deze vondst bestond uit: Hielmerk BBW, zijmerkje hiel: wapen van Gouda Hielmerk ASB, zijmerkje hiel: wapen van Gouda Hielmerk 46 waaronder twee rondbodempijpen Hielmerk PO, gekroond en ongekroond Hielmerk niet meer te traceren totaal 39 stuks totaal 40 stuks totaal 15 stuks totaal 7 stuks totaal 30 stuks Totaal 131 stuks Alle pijpen waren geglaasd en geradeerd en de meeste waren wit, de kwaliteit was fijn tot porcelein. De pijpen waren op een enkele na, ongerookt. Onder de vondsten waren ook twee rondbodempijpen en twee zwarte pijpen. Opvallend was het geringe aantal steelfragmenten (slechts circa 15 kleine stukjes). Maar het meest opvallende van de hele vondst was dat enkele hielmerken zoals ASB (SAB), 46 en PO, die ook in Roermond in de periode 1819 door Gerardus Gruijters gezet werden, in aanmerkelijke aantallen in deze vondst voorkwamen. In zijn opgave memoreert Gruijters aan het zetten van het Wapen van Roermond als zij merk, dat bestaat uit een leeuw en lelie boven elkaar geplaatst, maar bij deze pij pen ontbreekt dit : ; A L,~ l --!-}..-..i...,;~..a... "'1-'-- ,,,eç;,,·~,,..~;:.,/#;':f'I. --...1 144 14..;;p,,Ç.,,.<.'.' .... - 1 --I / ----r..=-.:::..9,.,,,.,.-.,.. - • / I '...J,.(.t.· J.lor,h: 1 J~- .,v_ -···-r--·/ / ~- --,--1- ~ ) +· p i ,; ___ ., __ ___;_,,_·-·-··-- .. :._, .. ·-----·-----·- ,.,, ...... ---· .. -····---- . ..~.- " j ............ ·- ; .&L ..... ·-·7--·-·-"·--·'-j ·-·-·--·------- Wapen, sterker "L. ________ • : "-- __ ...,,, __ ....... ----------- zelfs, op bijna __ 1, _j_ __ ___:_.JL_,,_~,..,_.__--·-"'f-•---------- alle pijpen is het wapenschildje van Gouda als bijmerk aanwezig. . 1 i Heeft Gerardus Gruijters het hielmerk geïmiteerd en onverkort nagemaakt, zelfs met als zijmerk het wapen van Gouda, erop gokkend dat dit niet zou opvallen gezien de excentrische ligging van Roermond? Of is dit een zending geweest, die in Gouda is gefabriceerd en verhandeld naar Roermond? Gezien de kwaliteit van het gevonden materiaal neigen wij tot het I aatste. ----------·----·-----..J 2381 ! __
Errata op de twee artikelen over Sequah en Jacob de Vletter Jan van Oostveen ([email protected]) In PKN nummer 130 • Te Dordl'êCht zijn gediii-~nde Seqnahtl verhaalde ik over de verblijf 40,000 fleschjes inge-ltlaiu:d à f1.25 wonderdokter Charles per stok= f 50,000. •Hö'é hoog de S~quaAA. Davenport. Aan- Maats:chappij die mi:ddelen schat -· zegt nemelijk is gemaakt dat een der bladen - -bewijst wel dit,. dat ZÜJ.<_l de persoon op de pijp tegen 7 oent pe~. s~~k,,r~td~n ingakl~ti. in verba nd kon worden Aan he~ ,atat1on te , Gouda ia s-.áh gebracht met deze een kistje "Seq~a-h~pgpen'~ óvêfhaódîgd. 0~;de~~m;~~kend Bij rookt zelf niet,. maar was inettemi{i naar dankbaar· ,0C1r· de· attentie. ·: .. informatie over pijpen- . . , . makers kwam ik in de Tilburgsche Courant opeens de melding over "Sequah-pijpen" tegen. Uit het krantenartikel van 17 april 1892 blijkt dat de van huis uit niet rokende Davenport op het station van Gouda een kistje "Sequah-pijpen" overhandigd kreeg. In PKN nummer 131 heb ik de socialist de Vletter besproken. Ook van tabakspijpen met de afbeelding van Jacob de Vletter wordt in dit geval in de Middelburgse Courant melding gemaakt. Het bi ijkt dat op 24 september 1869 reeds tabakspijpen, waarbij hij het onderwerp vormde, werden verkocht. Literatuur • Oostveen, J. van, 2010. Wonderdokter Charles A. Davenport. In: Pijpelogische Kring Nederland, 33st0 jaargang, nummer 130, p. 2212-2215. • Oostveen, J. van, 2011. Jacob de Vletter; man van het volk. In: Pijpelogische Kring Nederland, 33st0 jaargang, nummer 131, p. 2328-2332.
Het conflict tussen Goedewaagen en Danco over gepatenteerde pijpen i Ruud Stam ([email protected]) en Paul Jung Kort na de Tweede Wereldoorlog speelde er een opvallend conflict tussen N.V. Koninklijke Goedewaagen en de belangrijke importeur en detaillist van tabaksartikelen, Danco in New York over het patent van Goedewaagen op dubbelwandige gietpijpen. Dit leidde tot het verbreken van de zakelijke relatie tussen Goedewaagen en Da neo Corporation. Allereerst zal worden ingegaan op de totstandkoming van het patent voor de Baronite pijp en het belang van de Amerikaanse markt voor Goedewaagen. Daarna komt het conflict met Danco aan de orde. Bij de gegoten pijpen is er in de jaren twintig van de 20e eeuw een flinke ontwikkeling te bespeuren. Het aantal modellen neemt fors toe en er is een stijging in de verkoop. Dit in tegenstelling met de gekaste pijp. Binnen de groep van de gietpijpen neemt de plateelpijp in belang af en zijn het -r,,t•g· j_ • .,, .. l.'4 • •.•.• • '.'. -4/î' _,,,f .~.-f ,/ . ...-t _' ,4: ~~-, . .• -· 1'7g. IL 6 voornamelijk nog de pijpen met gekleurde afbeeldingen en doorrokers die op de markt worden gebracht. Hieronder veel souvenirgoed en pijpen met voorstellingen die refereren aan contemporaine gebeurtenissen, zoals de bouw van het Vredespaleis. Belangrijker dan deze assortimentsverschuivingen is de ontwikkeling van de dubbelwandige gietpijp.ii Zowel Goedewaagen als lvora brengen deze soort pijp in 1920 op de markt.iii Bij Hollandia komt de ontwikkeling van de dubbe!wandige pijp nauwelijks van de grond. 1 v Zenith start later met de dubbelwandige pijp, de Wanta pijp. De dubbelwandige pijp was veel duurder dan de enkelwandige. De winstmarge op de dubbelwandige pijp was relatief hoog.v Aanvankelijk is de productie nog zeer beperkt, maar neemt in de loop van de jaren twintig fors toe.vi Het is dan ook niet verwonderlijk dat
Goedewaagen een poging onderneemt om de voordelen die deze pijp voor het bedrijf biedt te optimaliseren en te beschermen. Goedewaagen vraagt daarom in 1920 octrooi aan op dit type pijp die bij Goedewaagen de Baronite pijp wordt genoemd.vii Het zijn lvon van der Want (firma P. van der Want/ lvora) en Aart van der Want (firma P. J. van der Want Azn. / Zenith) die deze voor hen zo ongunstige patent aanvraag aanvechten. Door de felle strijd om het octrooi met lvora en Zenith wordt het patent pas in 1924 definitief verleend.vu, (afbeelding 1) Om het octrooi van Goedewaagen tegen te houden wordt ondermeer aangevoerd dat al in 1909 Rathbone en Chambers (Surrey, Engeland) een patent verworven hadden voor dubbelwandige gietpijpen. Echter omdat Goedewaagen een andere werkwijze gebruikt, waarbij de losse kern van de mal van buitenaf toegankelijk is, waardoor de stopper er al eerder uitgenomen kan worden, en er aan het einde van de stopper een schroefdraad wordt aangebracht werd het patent toch verleend. ix (afbeelding 2) ,·' i A.l), 1An, .. r, •. !I" Nt· ma. 1 • ltATilnOSE &s 4N1U~.::~_9>n~~~.~~"-'""'-""-'°"·-~ --.,11;;,;:;·· -·-··---+-·------ 1 ➔ 1 2 a. .7. 1 .gl. .3 1· a): • '' ,rm:~s1 Jttv.r t . ____ J 2384 '--•------~•--•• u ,mmm,
Ook in het buitenland (Duitsland en België, 1921; Engeland, 1922; TsjechoSlowakije, 1931) wordt de vinding door Goedewaagen gepatenteerd.x Enige maanden na de voorlopige verlening van het patent (7 mei 1923) stuurt Goedewaagen een aanzegging aan de firma P. J. van der Want inhoudende dat Goedewaagen zich alle rechten voorbehoudt een schadevergoeding te eisen en zonodig een strafvervolging aanhangig te maken, als Zenith doorgaat met de vervaardiging van dubbelwandige pijpen op een manier die in strijd is met het voorlopig verleende patent aan Goedewaagen.xi Uit de verdediging van Aart van der Want blijkt duidelijk dat de omschrijving van het patent zeer multi-interpretabel is en dat handhaving eigenlijk niet mogelijk is. Goedewaagen doet daarna ook geen pogingen meer om haar patent binnen Nederland te handhaven. Ondanks de zwakke onderbouwing wordt het patent op 30 september 1924 definitief verleend. Binnen Nederland had het patent daarmee vooral een functie voor reclame doeleinden. Gesteld kan worden dat enerzijds lvon en Aart van der Want het octrooi niet tegen konden houden, maar dat het octrooi vervolgens niet effectief bleek waardoor alle partijen door konden gaan met de productie van dubbelwandige pijpen. In de jaren dertig komen er weinig octrooien tot stand. Het product gietpijp lijkt grotendeels uitontwikkeld. Alleen kleine verbeteringen worden nog gepatenteerd. Zo vragen zowel Zenith als Goedewaagen octrooien aan voor vindingen die een betere verbinding tussen kop en roer mogelijk maken.xii De ketel die bij de dubbelwandige pijpen los staat van de buitenwand maakt het mogelijk om meer variatie aan te brengen in de vormgeving. Zo wordt o.a. voor de Franse markt een pijp in de vorm van het hoofd van Clemenceau uitgebracht. In 1933 komt de presidentenserie uit, met pijpen in de vorm van de hoofden van Washington, Lincoln en Franklin. Deze pijpen worden tot in de jaren zeventig in flinke aantallen naar de Verenigde Staten uitgevoerd. Ook is er een pijp in de vorm van een indianenhoofd. Deze is met name voor de Amerikaanse markt ontwikkeld, maar door de weinig geslaagde vormgeving slaat dit product niet aan. (afbeelding 3)
Toch wordt van de mogelijkheid van figuratie maar beperkt gebruik gemaakt. Dit had te maken met de relatief snelle slijtage van de vormen. Het grote voordeel van de luxe dubbelwandige pijp is echter vooral het rookgenot. Doordat de tabakssappen in de holle ruimte van de pijp blijven en hiermee het ongemak van de enkelwandige pijp met zijn dunne scherf die weinig vocht opneemt wordt verholpen rookt deze pijp droger en veel koeler. Hoe belangrijk de Amerikaanse markt voor Goedewaagen was blijkt ook uit de deelname aan tentoonstellingen. Zo is er op de South Florida Fair een Hollandse pijpenwinkel waar Goedewaagen het materiaal voor levert en neemt Goedewaagen in 1939 deel aan World Fair in New York. In 1938 laat Goedewaagen het Baronite octrooi in de Verenigde Staten voor .u.,. 20 jaar registreren, om 1 •• "·. ' 11111 '~,·· "t 11 -f' 11'i zo verzekerd te zijn van HANOSOME VAl.UE ,_,,,,;,< :.,j •• fl.,. rn.n Po~T •. 13 9 1 ,.,."'·'•,'~t:"'''<)>"'•''" llOYA.l, bescherming van de ,,. IIA:RONITE dubbelwandige pijp op de Amerikaanse PA_,,o····· EACHÀ, i'> MAOEc~(~t~i~e:,s~~ttttt~ markt.xiii Het zijn vooral . .. - J'.ii. tl14t'11 the Röyi,l .llntonitt die dubbelwandige / , p'lpe from Couda, Hóllàn d• modellen die een min w~1lly Frnnk, Ll<L brîngs you the King of all Clays·. of meer tijdloze Thè Royi1l Bnrbnlte hl milde from. a i1pec1,,1 rîch, uitstraling hebben en dark, smoky c'lny, the fin. • qua vormgeving veelal eiit in the world, föund only in the bank~ o! the afgeleid zijn van of Ri.ver Meu$e, h 111 porou,, geïnspireerd ziJ'n op light welg:ht., and hos mild,. extrn,mèHow flovor.. houten pijpen, die in die Douhie,how.l corulrud'ion kc!!pW the Smoke dry and periode in Amerika zeer sweet. That's wh:y the pipe worden gewaardeerd smokèS right. down to thè • fast fll,kt of. tohac,c.o, Tfü~ Deze worden geleverd bowl [ij mount~d Wilh êl in witte (imitatie meer- Solld Brass Ferrul<? and ëqulppèd wit.h a flt1n1lnê schuim) uitvoering en in Cloudy. ~'ellow JuweHth calciné. Daarnaast rnou thpi!!ec. , CotHid~r the tremirn• worden ook andere dot1sly iricten~ed l:Q~t8 in Europe when purd,~.sed, gietpijpen, waaronder and the foct that no more d k ( t cà.n hè lmported !rom oorro ers mys ery tr'S EASY TO ClEAN.1 JUST . ~~:>~li;?otr~uioJ:~~'~l(:';.àr. pipes) en gekaste WASH IN PLAIN WATER,. .. · $1.39 f'O:STJ>AfO • pijpen aan Amerika • • -· - • " _. • verkocht. Goedewaagen had in New York zowel de firma Danco als de firma Wally Frank Ltd. die haar pijpen distribueerden. (zie afbeeldingen hierboven en op de achterzijde van de kaft: uit de catalogus van 1941 van Wally Frank) Door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog kan Goedewaagen niet meer