2475 Gouverneur-generaal De VOC had kamers (vestigingen) in Amsterdam, Middelburg, Delft, Rotterdam, Hoorn en Enkhuizen, die ieder een aantal directeuren afvaardigden. Zij werden, naar hun aantal, de ‘Heren XVII’ genoemd en vormden de hoofddirectie. In het kasteel van Batavia (Jakarta) stond het bestuurscentrum van de VOC in Azië. Hier berustte het hoogste gezag bij de Gouverneur-generaal en Raad van Indië. De Gouverneur-generaal was de eerste en de Directeur-generaal de tweede persoon in de Raad. De laatste had het toezicht over alle Compagnieshandel in Azië. De gezaghebbers in Batavia waren ondergeschikt aan de Heren XVII in Nederland aan wie ze jaarlijks rapporteerden. Omdat de instructies uit Nederland lang onderweg waren, de reis duurde gemiddeld acht maanden, opereerden ze in de praktijk veelal zelfstandig. In 1701 werd Van Hoorn benoemd tot Gouverneur-Generaal als opvolger van zijn schoonvader Willem van Outhoorn. Hij weigerde deze functie tenzij een drietal door hem aangewezen hoge ambtenaren in de Hoge Indische Regering werden opgenomen. Ook had hij geen vertrouwen in de Raad van Indië, waaronder zijn latere schoonvader Abraham van Riebeeck. Toen de Heren XVII akkoord gingen met zijn eis, aanvaarde hij in augustus 1704 alsnog de functie van Gouverneur-Generaal, die hij tot 1709 zou bekleden.9 Tijdens de beginjaren van zijn bestuur heerste de Eerste Javaanse successie oorlog (1704-1708). De VOC wilde zich hier niet in mengen maar moest uiteindelijk toch positie kiezen. Van Hoorn sloot een contract met Mataram waarbij West-Java aan de Compagnie werd afgestaan. Van Hoorn was ook bekend vanwege zijn aandeel in de aanplant van koffie, met name in de Preanger op Java. Rond 1700 kwam 90 procent van de koffie uit Mokka (Jemen), waar de Turkse kooplieden de prijzen bepaalden. Van Hoorn was met de koffiecultuur gaan experimenteren om deze kooplieden uiteindelijk buiten spel te zetten. Terugkeer naar Nederland In maart 1708 werd Van Hoorn op eigen verzoek ontslagen en droeg zijn functie over aan zijn schoonvader Abraham van Riebeeck. Hij vertrok als commandeur van de retourvloot naar Nederland, waar hij in juni 1710 arriveerde. In november van dat jaar kocht hij een huis op de Herengracht 9 www.vocsite.nl/geschiedenis/personalia/vanhoorn
2476 in Amsterdam, maar overleed al op 21 februari 1711, nog geen acht maanden na aankomst in Nederland. Na zijn overlijden werd een staat en inventaris van de nagelaten bezittingen en schulden opgemaakt.10 Hij liet het voor die tijd fabelachtige vermogen na van bijna 1,5 miljoen gulden, waaronder een groot aantal waardepapieren en veel Oost-Indische en Japanse voorwerpen, zoals textiel en porselein. Rookgerei in de woning aan de Herengracht Aan rookgerei (zie tabel) had Joan van Hoorn verschillende Oost-Indische voorwerpen in bezit. Van een aantal is de herkomst onbekend, maar gezien de korte periode tussen zijn aankomst en overlijden is de verwachting dat het merendeel hiervan afkomstig was uit Azië. Vooral in Batavia werd fraai zilverwerk gefabriceerd. In de keuken aan de Herengracht stond een kleine tinnen kwispedoor van weinig waarde, die waarschijnlijk door het personeel werd gebruikt. In de zijkamer had hij de beschikking over twee grote porseleinen kwispedoors van 3 gulden per stuk. De totale waarde hiervan was gelijk aan 30 porseleinen kop en schotels. Gezien de hoge prijs behoorden ze waarschijnlijk tot het grootst verkrijgbare formaat van ca.17- 20 cm (afb. 2), terwijl de standaard kwispedoor een gemiddelde hoogte heeft van ca.8-13 cm. De exclusiviteit valt ook af te leiden uit het feit dat in de jaren 1735-1793 door de VOC gemiddeld tussen de 28 en 36 cent betaald voor een standaard kwispedoor van Chinees porselein.11 10 Stadsarchief Amsterdam, Notarieel archief (not. Michiel Servaes), inv.nr. 5006, aktenr. 155, Staat en inventaris van de boedel van Joan van Hoorn, gewezen Gouverneur-generaal van Nederlands Indië en van Johanna Maria van Riebeek, 20- 10-1711 en ibid. aktenr. 219, scheiding van de boedel, 12-12-1711. 11 Bert van der Lingen, Archeologische fragmenten uit Nieuwkoopse bodem: Chinese kwispedoor. Rondom Niewecoop 16e jrg, nr. 4, 2006, p.21-4. Afb.2 Kwispedoor, h.17,2 cm, Arita, Japan 1671-1690 (Groninger Museum)
2477 Kostbaar zijn de zeven gouden snuifdoosjes met een waarde van ruim 381 gulden, vier zilveren tabaksdozen van 72 gulden en zeven zilveren kwispedoors van 122 gulden. Van nog een andere zilveren kwispedoor en een zilveren tabakskomfoor is de waarde niet bekend. Bijzonder is het Japans en Tonkins rookgerei tussen het bezit van Van Hoorn. Mogelijk had hij dit op bestelling naar Batavia over laten komen. In de zijkamer staan nog twee goedkope quispedoortjens van Japans lakwerk die samen op een gulden worden gewaardeerd. Daarnaast heeft hij drie tabaksdozen, vijf snuifdoosjes van ‘Japans savas’ en drie tabaksdozen en negen snuifdoosjes van ‘Tonquins savas’. Sawasa werd in de achttiende eeuw tegelijkertijd in Japan en Tonkin (het noorden van het huidige Vietnam) vervaardigd.12 Het is een legering van koper met diverse 12 In de archieven wordt Sawasa o.a. geschreven als sawas, souassa en sawasse. Afb.3 In Amsterdam gevonden Sawasa tabaksdoos, 18de eeuw. (privé collectie) aantal voorwerp materiaal waarde 1 Kwispedoor Tin? onbek. 2 Kwispedoor (groot) Porselein 6,00 7 Snuifdoosjes Goud 381,00 4 Tabaksdozen Zilver 72,00 7 Kwispedoor Zilver 122,00 1 Kwispedoor Zilver ? 1 Tabakskomfoor Zilver ? 2 Kwispedoor Japans lakwerk 1,00 3 Tabaksdozen Japans savas 54,00 5 Snuifdoosjes Japans savas 25,00 3 Tabaksdozen Tonquins savas 15,00 9 Snuifdoosjes Tonquins savas 18,00 2 Pijpen (200 gram) Goud 225,80 Totaal 919,80 Rookgerei in de boedelinventaris Joan van Hoorn, 20-10-1711.
2478 andere metalen, met een zwart en goud oppervlaktebehandeling die een combinatie is van zwarte lak en vuur vergulden.13 Het Japanse sawasa werd over het algemeen hoger gewaardeerd. Dit zien we ook terug bij de nalatenschap van Van Hoorn, waar de Japanse snuifdozen gemiddeld 2,5 keer duurder waren en de Japanse tabaksdozen gemiddeld ruim 3,5 keer duurder dan de Tonkinse dozen. Een dergelijke tabaksdoos, die waarschijnlijk op een VOC-schip naar Nederland is gekomen, werd een aantal jaren geleden in Amsterdam gevonden. (afb. 3) Het meest bijzondere en exclusieve rookgerei dat Joan van Hoorn vanuit Batavia meenam waren twee gouden pijpen met een totaal gewicht van bijna 200 gram. Ze vertegenwoordigden samen een waarde van 225 gulden en 16 stuivers. Gezien de vele Japanse voorwerpen gaat het zeer waarschijnlijk om pijpen die vanuit de VOC-factorij te Dejima (Nagasaki) waren meegenomen naar Batavia en daar werden verhandeld of ze waren op speciale bestelling geleverd. Deze zogenaamde kiseru hebben een extreem kleine tabaksketel, die niet geschikt is om de grof gesneden Hollandse tabak te roken. De haarfijn gesneden Japanse tabak is met een paar kleine trekjes opgebrand en het lijkt niet aannemelijk dat de Hollandse rokers, die in deze tijd gewend waren aan pijpen met een veel grotere inhoud, zich hier comfortabel bij voelden. Metalen kiseru, waaronder ook van zilver, werden door VOC-dienaren mondjesmaat meegenomen, maar niet eerder werden er gouden pijpen genoemd. Ook bestaan er geen aanwijzingen dat deze pijpen door Europeanen werden gerookt. Ze zullen voornamelijk als investeringsobjecten of als verzamel object voor een rariteitenkabinet zijn aangekocht. In Nederland is in ieder geval één koperen Japanse kiseru bekend uit een archeologische context. Deze pijp is in Amsterdam opgegraven.14 Kleipijp met portret Joan van Hoorn Naast de hierboven genoemde rijkdom is er een pijp bekend van geheel andere kwaliteit en bedoeld voor publiek met een geheel ander status. Het is een in Gouda gemaakte kleipijp die Joan van Hoorn als Directeur- 13 In het Japans betekent sawasu ‘het aanbrengen van een dunne laag zwarte lak om te voorkomen dat het oppervlak gaat glimmen’. 14 Nagasako, Shinya, ‘Alloy composition of metal smoking tools using EDX analysis. In search of the prototype kiseru’, Papers of the symposium VOC and the Netherlands-Japan exchange. Tokyo, 2010, p.139, Fig. 1, no. 3-4.
2479 generaal van de VOC memoreert. (Afb. 4) Er zijn slechts enkele pijpen bekend met afbeeldingen van personen die in verband kunnen worden gebracht met de VOC. Eerder werd in dit blad een pijp beschreven met betrekking tot Gustaaf Willem baron van Imhoff, Gouverneur-generaal van de VOC.15 Dergelijke pijpen zijn gemaakt in de traditie van de bekende wapenpijpen en vinden hun oorsprong rond het midden van de achttiende eeuw. De pijp die Van Hoorn memoreert is echter van een vroeger model met een trechtervorm uit de jaren 1690-1710 en is tot op heden de vroegst bekende kleipijp in relatie tot de VOC. De Directeur-generaal staat met commandostaf afgebeeld onder een kroon tussen bladertakken op de linkerzijde van de ketel, tussen de letters D.G. (Directeur-Generaal) en V.H. (Van Hoorn). (Afb. 5) Op de rechterzijde van de ketel zien we een familiewapen met een hoorn op een geruwde achtergrond. De vormnaden aan de achterzijde en steelzijde van de ketel zijn bedekt met een dubbele rij blaadjes. Opmerkelijk genoeg komt het familiewapen op de pijp niet overeen met dat van Joan van Hoorn. Afbeelding.6. Familiewapens Van Hoorn (Rietstap). 15 Cees Faas, ‘Compagniespijpen’, PKN, jrg. 12, nr. 48, p.182-9 en Jan van Oostveen, ‘Lang leve de Gouverneur’, PKN, jrg. 33, nr. 131, 2011, 2342-8. Afb. 4 en 5 Van Hoorn met D.G.V.H. en familiewapen (Coll. Han van Leeuwen.) . . . . . . . . . . . . . . . .. . . . . . . . ... . . . . . . .. . . . . . . . . . . . . . . . . . ... -:~::J: . . ·.~: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ... Hooriü~ IHoorn.(v&nl .Am.,steràtim .Et;oll.
2480 Kennelijk was de pijpenmaker, die de vormgraveur opdracht gaf de persvorm te snijden, niet op de hoogte van de juiste voorstelling van het wapen. Het wapen op de pijp is namelijk een hoorn zonder riem op een geruwde ondergrond, terwijl het wapen van Joan van Hoorn drie sterren rond een hoorn met een riem heeft.16 (afb. 6) In het Rijksmuseum te Amsterdam bevindt zich een achtkantig gelakt Japans doosje uit het bezit van Joan van Hoorn waarop het familiewapen met sterren is afgebeeld. (afb. 7) Afb. 7. Japans doosje in goudlak uit bezit Joan van Hoorn. (Rijksmuseum Amsterdam, objectnr. NG-BR-717). Gezien de afkorting D.G. lijkt het aannemelijk dat de pijp kort na 1691 is gemaakt naar aanleiding van de installatie van Van Hoorn tot Directeur-generaal. Hij hield deze functie tot 1704, toen hij officieel tot Gouverneur-generaal werd geïnstalleerd. Ook bestaat de mogelijkheid dat de pijp kort na zijn overlijden in 1711 werd gemaakt. De vraag is waarom Joan van Hoorn op een pijp werd afgebeeld. Dit zal vooral te maken hebben gehad met de verhalen die in de Republiek over hem de ronde deden. Veel laag betaalde VOC-dienaren vertrokken naar Oost-Indië in de hoop rijk te worden, zoals enkele van hun voorgangers dat hadden gedaan. Van Hoorn was zo iemand. Zijn naam stond in de Republiek gelijk aan rijkdom, pracht en praal. Er werd over hem verteld dat hij in Oost-Indië een vermogen van 10 miljoen gulden zou hebben vergaard. Dat blijkt achteraf overdreven. Zoals vaker met sensationele anekdotes werd ook dit verhaal in de loop der tijd mooier gemaakt dan het in werkelijkheid was. Maar zelfs als men de ware omvang van zijn vermogen had geweten, zou het nog steeds enorm tot de verbeelding hebben gesproken van de werkman, die met nog geen 10 gulden per maand thuis kwam en met moeite een pijpje met de afbeelding van de Directeur-generaal kon kopen. 16 J.B. Rietstap, General illustrated armorial, 1953, Dl. 5.
2481 Van Hoorn tot Hoorne Kees Faas ([email protected]) Inleiding Het wapen van Hoorn komt voor als hielmerk op 17e eeuwse pijpen van de Alkmaarse pijpenmaker Robbert Morroc (Morrijs), gevonden in Hoorn. Het wapen van Hoorne staat als versiering op een pijpenkop uit ca. 1700- 1720, gevonden in Zaandam. Hoorn Afb. 1 Drie identieke hielmerken met het wapen van Hoorn, waarboven de letters - .R.M.-. Het geheel binnen een parelomlijsting. Diameter van het hielmerk is 1 cm. Omdat bij dit type pijpenkoppen de hiel wijd uitloopt is er genoeg ruimte om het merk duidelijk af te beelden. Afb.2 Een van deze pijpenkoppen ± 1630-1640 met bovenstaand hielmerk. Opvallend is de plompe vorm van deze vroege pijpenkoppen. Deze vorm lijkt geheel niet op het sterk dubbelconische ketelmodel met smalle hals, dat kenmerkend is voor Hoorn. De hoogte van de rondom geradeerde pijpenkop is 30 mm. Merk RM Afb.3 Nog twee vroege plompe pijpen van Robbert Morroc, waarvan de onderste versierd is met een renaissancekopje op de ketel. Op vroege pijpen met hielmerk RM worden de letters sierlijk en groot afgestempeld (vgl. PKN nr. 52: blz. 1 2 3
2482 285 afb.1) Veel RM-merken worden slordig gezet, linksom, rechtsom, op zijn kop of schuin in de hiel gedrukt. Voor al deze pijpen, ook de versierde, wordt exact hetzelfde merkstempel gebruikt. Afb.4 Drie pijpen van Robbert Morroc die wel voldoen aan de Hoornse ketelkenmerken. Hielmerk RM met twee sterren (één erboven en één eronder). In het algemeen varieert de hoogte van de pijpenkoppen iets en bedraagt gemiddeld 35 mm. De bovenste pijp is bedekt met groen glazuur ter hoogte van de ketelradering rondom. De hieldiameter bedraagt nog maar 0,5 cm. Er ontbreekt een omlijsting, ook de letters zijn kleiner. Don Duco beeldt zo’n pijp af in zijn artikel “Drie eeuwen tabakspijpen uit Alkmaar” in het boek “De Verborgen Stad”; 750 jaar Alkmaar onder de grond (blz.74 afb. 124). Hij stelt dat Robbert Morroc (Morrijs) contacten onderhield met Hoorn en wellicht daar zijn gereedschap betrok. Tevens wijst hij op de vormvariatie gedurende zijn lange carrière (1630-1665). Afb.5 Toont zes pijpen van Robbert Morroc uit mogelijk zijn latere productieperiode. De ketels zijn iets langer en de hielmerkletters RM staan zeer dicht op elkaar, weer met twee sterren. Van dit type pijpen werden de hielmerken netjes gestempeld. Hoorne Afb.6 De rechterzijde van deze pijpenkop (datering ± 1700-1720) van 40 mm hoogte toont het gekroonde vereenvoudigde wapen van Hoorne, een voormalig graafschap gelegen in Limburg. Thans de gemeenten Leudal, Maasgouw en de Belgische gemeente Kinrooi. Heraldisch gezien bevat dit wapen drie jachthoorns zonder ophangstrik. Het wapen van Hoorne vormt thans nog het derde kwartier van het wapen van de 4 5 6
2483 Nederlandse provincie Limburg. Diverse gemeentewapens, bijv. Eindhoven en Weert zijn afgeleid van het wapen van Hoorne. De hoorn is rood, met zilveren banden op een gouden ondergrond; gespikkeld op de pijpenkop. Afb.7 Aan weerszijden van het hoofd van de man op deze pijpenkop staan letters die aanduiden wie hij voorstelt. De letters: D.G.V.H. staan voor De Graaf Van Hoorne. Filips II van Montmorency (1524-1568), staatsman, ridder van het Gulden Vlies, lid van de Raad van State en leenheer van het graafschap Horne, met als bestuursstad Weert, waar hij ook begraven is. Filips begon als page, later kamerheer aan het hof van keizer Karel V. Het leven van Hoorne vertoont grote overeenkomst met dat van zijn vriend, graaf Lamoraal van Egmont. Willem van Oranje, Egmont en Hoorne vormden een driemanschap in de Raad van State, de zogenaamde Ligue der Groten. Zij verzetten zich tegen de Spaanse terreur. Filips II stuurde hertog Alva naar de Nederlanden om orde op zaken te stellen na de Beeldenstorm (1566). Willem van Oranje vluchtte maar Egmont en Hoorne besloten niet te vluchten. Op 4 juni 1568 tekende Alva hun doodvonnis en op 5 juni werden Egmont en Hoorne onthoofd op de Grote Markt van Brussel. De afbeelding op de pijpenkop lijkt op afb. 512 uit het boek “Kleipijpen” door W. Krommenhoek en A. Vrij, waarop stadhouder/koning Willem III voorkomt tussen takken met oranjeappels. Op de achterzijde van deze pijpenkop staat de gekroonde Dordtse Maagd met geheel onderaan de letters MK; wellicht staan deze letters voor Mary Koningin en wordt Mary Stuart (gemalin van Willem III) voorgesteld als Dordtse Maagd. Boven het hoofd van de graaf van Hoorne zweeft een kroon, in zijn rechterhand houdt hij een commandostaf. Zichtbaar is zijn snor zoals op contemporaine schilderijen; zijn baard is weggelaten. In plaats van een harnas draagt hij op de pijpenkop een soort wambuis. Oplossing rebus De toch wel lastige oplossing van de rebus van het sigarenzakje in het vorige nummer luidt: Jacht,Visserij,Veeteelt waren ’t hoofdbestaan der Batavieren 7
2484 Impressie van de 27e AIP conferentie in Novi Sad Jan Kwint ([email protected]) Van 5 tot 8 oktober 2011 heeft de 27e conferentie van de Académie Internationale de la Pipe (AIP) plaatsgevonden in Novi Sad. Deze plaats, bekend om haar rijke historie, ligt in Servië. Hierna volgt een korte impressie van de conferentie. De nadruk op deze conferentie lag bij de productie, distributie en invloed van de Ottomaanse pijpen in Europa van de 17e tot de 20e eeuw. Het programma voor de 1e dag was de registratie voor de conferentie en er was een bijeenkomst voor het bestuur. Op de 2e dag werd iedereen welkom geheten door Vesna Nedeljković. Zij is de directrice van het City Museum te Novi Sad. De conferentie heeft zich voornamelijk afgespeeld in dit museum. Daarna nam John Adler het woord als vicevoorzitter om ons allen hartelijk te verwelkomen en ons het programma mede te delen. De organisatie was in handen van Divna Gačić. Zij is conservator voor het City Museum. Ook zij verwelkomde ons en hierna zijn de lezingen van start gegaan. De eerste lezing kwam van Vesna Bikić over tabakspijpen uit Belgrado. Zij werkt bij het instituut voor archeologie te Belgrado. Monika Paś hield een lezing over Turkse pijpen die zich in het museum van het Poolse Krakow bevinden alwaar zij werkt. Felix van Tienhoven hield een lezing over de metalen Ottomaanse pijpen die gevonden en geproduceerd zijn buiten Turkije. Anna Ridovics van het nationaal museum van Budapest hield een lezing over Turkse pijpen die zich in de verzameling bevinden in het museum. Snežana Metikoś heeft een lezing over het fort van Bač voorgedragen voor Branislava Mikić Antonić, die werkzaam is bij het City Museum van Bečey in Servië. Nikolina Topić uit Kroatië hield een lezing over het gebruik van Turkse pijpen in Dubrovnik. David Higgins hield een
2485 lezing over de Britse samenhang met de Ottomaanse pijpen. Als laatste van de ochtendsessie sprak Snežana Metikoś een lezing uit voor Biljana Lučić over kleipijpen uit Sirmium in Servië. Na de lunch werd de conferentie weer hervat en er volgden diverse lezingen. Bert van der Lingen hield een lezing over 17e en 18e eeuwse Ottomaanse pijpen uit Nederland. Ron de Haan hield een lezing over twee soorten kleipijpen uit de 17e en 18e eeuw: de manchetpijp uit het oosten en de steelpijp uit het westen. Ook de historische achtergrond en het belang van deze pijpen zijn besproken in combinatie met pijpen die door Ziegler en Zachar gemaakt zijn. Ruud Stam hield een lezing over de sociale aspecten betreffende de productie van pijpen in de 19e eeuw uit Gouda waarbij kinderarbeid een grote rol gespeeld heeft. Dennis Gallagher hield een lezing over 19e eeuwse pijpmakers uit het Schotse Glasgow. De sessie van deze dag werd afgesloten door Susie White die een lezing hield voor André Leclaire vanwege zijn afwezigheid over de sociale aspecten van de professionele pijpmakers in Frankrijk. Op de 3e dag werd de conferentie voortgezet door een lezing van Barnabas T. Suzuki over de Nederlandse invloed van het roken in Japan. Tatjana Bugarski hield een lezing over Turkse pijpen uit de 19e eeuw in het gebied van Vojvodina. Antoni Pascual Cadena hield een lezing over Nazari en Almohade pijpen. Hakon Kierulf hield een lezing over pijpen uit Noorwegen. Andrew Aoba hield een lezing over het ontstaan van de Briar pijpen. John Adler hield een lezing over houten pijpen en had een collectie meegebracht ter illustratie. Als laatste in de ochtend sessie hield Pierre Műller een lezing over de schoonheid van de Briar pijpen. Na de lunch was er een bezoek aan het oude fort in Novi Sad. Dit fort heet Petrovaradin. We zijn ingelicht over de geschiedenis van het fort en over de stad Novi Sad. Daarna was gelegenheid om het museum, dat bij dit fort aanwezig is, te bezoeken.
2486 Het avondprogramma op deze laatste dag was een gala waar een gezellig samenzijn was. Tijdens deze drie dagen zijn er veel lezingen gehouden over verschillende onderwerpen. De conferentie was goed georganiseerd en door veel leden vertegenwoordigd. Naar schatting waren er circa 40-50 AIP leden aanwezig tijdens de conferentiedagen. Leden uit Engeland, Schotland, Nederland, Noorwegen, Spanje, Polen, Kroatië, Servië, Zwitserland, Hongarije en Japan waren aanwezig om deze 27e conferentie tot een succes te maken. Naar aanleiding van deze conferentie is er een boek (ISBN 978-86-7637- 058-0) verschenen met de titel ´The Pipes from museum collections of Serbia´ en is geschreven in het Servisch en Engels door Divna Gačić. Een werkelijk prachtig boek met veel foto´s en tekst. Aanvulling op Sequah pijpen Ruud Stam ([email protected]) De producent van de Sequah pijpen In het nummer 129 van het PKN-blad bespreekt Aad Kleijweg een pijp, met daarop aan de ene kant een man en aan de andere kant het Grootzegel van de Verenigde Staten. Bij dit zegel hoort de tekst ‘E Pluribus Unum’, wat betekent ‘uit velen een’. Jan van Oostveen wist in PKN 130 en 132 de man op de pijp, wonderdokter en bedrieger Sequah te ontmaskeren en vele interessante historische feiten en vermeldingen over deze kleurrijke figuur boven water te halen. Het enige wat nog niet bekend was, is uit welke pijpenfabriek deze pijpen kwamen. Door de oplettendheid van Ron de Haan tijdens de veiling van delen van de Niemeyer collectie, is dit laatste raadsel nu ook opgelost. Onder de andere vondsten dus waarlijk: ‘E Pluribus Unum’. Op het aller uiterste stukje steel dat van dit exemplaar bewaard is gebleven staat de producent: Prince. De Goudse firma Jan Prince & Cie II was actief van 1869 tot 1897. De activiteiten van Sequah vallen geheel in deze periode. Erratum Vanwege de lay-out is op de binnenzijde van de kaft in het PKN blad nr. 134 de pijp van de Gewapende Neutraliteit gespiegeld weergegeven. In het artikel staat de juiste weergave.
m. GWJ111e1Ls, ROEIIH;tlOND GROOTHANDEL en IMPORTEUR van TABAKSPIJPEN Order .),12315 !ll en ROOKERSBENOODIGDHEDEN Vtflg.:. POSTCHEQUE t:N GIRO: No.40241 TELEFOON No. 7ll ROERMOND, .... t. ;(,n1,,,..U,,: ..19J" Godtwterdcrsingcl H Een nota van Elbert Gubbels uit 1936, waarin de prijzen van een aantal soorten pijpen staan vermeld. Een uitgebreid artikel over de groothandel in tabaksbenodigheden van de firma Gubbels staat op pagina 2468. Kwispedoor, hoogte 17,2 cm, Arita, Japan 1671- 1690 (Groninger Museum). Zie artikel op pagina 2474.
Achtkantig gelakt Japans doosje uit het bezit van Joan van Hoorn waarop het familiewapen met sterren is afgebeeld. (Rijksmuseum Amsterdam, objectnr. NG-BR-717). Zie artikel op pagina 2474
\ / 1' \' 11 I f1 i' ,.l. IJ' 1 PIJPELOGISCHE KRING NEDERLAND Kwartaalblad voor de pijpenverzamelaar en onderzoeker Jaargang 34, nummer 136 April 2012
Wie kan er helpen met de inventarisatie van dit type pijp, die gemaakt is door Julius Wingender uit Höhr (Duitsland). Meer hierover op pagina 2509 Een boeiend stukje genealogie aan de hand van een, waarschijnlijk in Duitsland geproduceerde, naampijp. Het hele verhaal is te lezen op pagina 2513 l '
., (1 Jaargang 34, nummer 136 Voorzijde kaft: Deze fraaie pijp van het type doorroker is afko1nsig uit de fabriek IVORA van Ivon van der Want. Deze plateelpijpen zijn door de hand beschilderde kleurrijke voorstellingen geliefde verzamelobjecten. Het onderwerp is de neutraliteit van Nederland in 1914. Zie ook artikel op pagina 2494. Foto: Arian de Haan April 2012 © PKN. Overname van artikelen en illustraties is slechts toegestaan na voorafgaande toestemming van de redactie. www.tabakspijp.nl [email protected] Auteurs zijn verantwoordelijk voor hun bijdrage. ISSN: 0924-4158 r--··--1 ·.,~ .·····n., ...... .,.···-~- • ,---~--~• ... h.=»n----,··· «.•b••< y•---~- . ...... ··,,'"" """· .• , "·•»·--· M ! 2487 ! ........................
Inhoud 2489 Bestuursmededelingen 2490 Rhenense tabak voor de Amsterdamse fabrikant Huijbert Bastert Bert van der Lingen 2493 PKN ruil en determinatiemiddag 2012 Arjan de Haan 2494 Nederland Neutraal. Mobilisatie 1914-1915 Ron de Haan 2498 Een pijpenverzameling te Londen Ruud Stam 2500 Delftse tabakspijpen uit de 18de en vroeg 19de eeuw Jan van Oostveen 2506 De "Tobakskrukken" van A & C P,~tersen Jaap Rentmeester 2509 Zoekertje Arjan de Haan 2511 Asbest, een wondermiddel? Ruud Stam 2512 De 28ste conferentie van de L' Académie Internationale de la Pipe (AIP) in Gdansk, Polen 2513 Een porseleinen naampijp Piet Smiesing 2515 Jan Tabak - Bussum Louis Bracco 2517 ········--···· ·•-········J 2488 ; ; Literatuursignalementen Michiel Rutten t •••••••••••••....,.,,,...,,.,.,...,..,....,.,.,.. __ ,__ ,....,...,,.._-,.-,.,.,.,ww.-,-.-.www,,.,.,...,,,..www,-.v.•,.,,._v,,,-,.-,.,.,,.,.,...w,,,v,.,...,.,,.,.,.,;w,.-..,....-.,;,.w.wv=.,,..,._,...-,.w,.-.•NH.,v-.wun,...-N,eMW•~.w.,_v,...,_._WWWN,.,..,,,,.,._W,.,,_.,.....,,,w,,.w.•,.,_..,.,.,,,,_._._-.-.w,,._.,._.,._.,._, .... .v.v, ,.,.,,,_.,,M,,.,h,.......-.v.-., _..,.,,
., Bestuursmededelingen Arjan de Haan ([email protected]) De formalisering van de PKN is inmiddels een feit, op 26 januari is de PKN een stichting geworden. Dit brengt een paar veranderingen met zich mee. In de eerste plaats betekent dit dat de PKN nu geen leden meer heeft, maar donateurs. Voor de donateurs verandert er niet veel, ze maken nog steeds een jaarlijks bedrag over en ontvangen in ruil daarvoor het PKN blad. Verder heeft het bestuur in verband met de overdracht een nieuw rekening nummer geopend. Dit nieuwe rekeningnummer staat vermeld in de in het blad ingevouwen brief. Houdt hier bij het overschrijven van het abonnementsgeld s.v.p. rekening mee. Het PKN bestuur heeft zich tot doel gesteld om het tweezijdige karakter van de PKN, de hobby kant en de professionele kant te versterken. In de komende jaren uit zich dit in een aantal activiteiten. • Zo is er het blad dat artikelen plaatst van de donateurs en voor de donateurs. Daarnaast komt er een jaarboek met wetenschappelijk verantwoorde artikelen inclusief een Engelse samenvatting. • Verder zijn er de PKN dagen; enerzijds een laagdrempelige ruil en determinatiemiddag en aan de andere kant een PKN dag met ruilbeurs, lunch, museumbezoek en lezingen. • Dezelfde tweedeling gaat ook terugkomen voor de website. Enerzijds is er de gezellige en actieve PKN website en anderzijds komt er een website waar alle PKN bladen in ons digitale archief doorzoekbaar zijn. De datum voor de ruil en determinatie middag is zondag 20 mei. Hierover vind je verderop in het blad meer. De datum voor de Pijpendag is zaterdag 3 november. We richten ons vooralsnog op Amsterdam als locatie, maar hierover in het volgende nummer meer De definitieve samenstelling van het bestuur is als volgt; Voorzitter: Ruud Stam Secretaris: Arjan de Haan Penningmeester: Ewout Korpershoek Pijpendagen: Rens Hooijenga Redactionele ondersteuning: Bert van der Lingen Ledenadministratie: Ron de Haan
Rhenense tabak voor de Amsterdamse fabrikant Huijbert Bastert Bert van der Lingen ([email protected]) Huijbert Bastert was aan het begin van de achttiende eeuw een belangrijke Amsterdams tabaksfabrikant, die vooral veel voor de export naar Duitsland produceerde. Hij woonde op de Kalkmarkt en had daar tevens zijn bedrijf. De tabak werd opgeslagen in zijn het pakhuis genaamd Arnhem, dat bij zijn woning stond. Bastert gebruikte inlandse tabak die hij vermengde met Amerikaanse tabak. De tabak werd na behandeling en bereiding fijn gesneden en als brieftabak verkocht, of gesponnen en daarna als roltabak in de handel gebracht. Dat de aanvoer van de inlandse tabak naar Amsterdam niet altijd vlekkeloos verliep blijkt uit onderstaande informatie die onttrokken is uit een notarièle akte. Bastert had vier manden met tabak besteld bij Gerard van Zwoll, notaris en procureur te Rhenen. Van Zwoll, die als eigenaar van de tabak wordt genoemd was in Rhenen een invloedrijk persoon. Kennelijk had hij ook belangen in de locale tabakshandel. Het is niet duidelijk of hij die opkocht bij ' telers en doorverkocht naar fabrikanten, of wellicht eigenaar was van tabakskwekerijen. Van Zwoll was getrouwd met Dirkje Klerck, een dochter van Willem Klerck, Raad van Rhenen en Aletta van Ham. Na haar overlijden hertrouwde hij in 1726 met Christina Margaretha Klerck, dochter van Hendrick Klerck en Maria Dorothea de Roth. Hij was inmiddels burgemeester van Rhenen. Twee jaar later, op 1 augustus 1728 overleed hij. Zijn weduwe verkocht in 1751 een schuur of pakhuis met hof "aan de gemene straat en wal" te Rhenen en in 1753 een huis met schuur gelegen in de Kruisstraat te Rhenen.J Het is niet ondenkbaar dat dit nog restanten van oude tabakskwekerijen vormden. Tabaksmanden om geoogst blad naar de tabaksschuur te transporteren. (Schoon, 1692, p369) 1 Archieven van het stads- en gemeentebestuur Rhenen 1337-1851, inv.nr. 903a 9. (Websitewww.oudrhenen.nl).
Van Zwoll had op 25 februari 1702 vier karren met tabak van Rhenen naar Amersfoort laten brengen met op iedere kar een mand, waaruit kan worden opgemaakt dat het manden van grote omvang zijn geweest. Op een gravure in Schoon uit 16922 zien we tabaksmanden die gebruikt werden voor het transport van geoogst tabaksblad naar de tabaksschuur. De manden die voor de handel werden gebruikt waren veel groter en mogelijk ging het om manden met een gewicht van 250-500 pond. Deze vorm van verpakken werd gebruikt om beschadiging van de gekerfde, gebroeide en gedroogde tabak tegen te gaan.3 De bedoeling was dat de tabak de volgende ochtend vroeg met het eerste markt- of veerschip van Amersfoort naar Amsterdam zou worden geladen om naar Amsterdam te worden vervoerd. Amersfoort was een belangrijk doorvoerpunt voor producten die onder meer vanuit Rhenen en omgeving naar Amsterdam werden verzonden. De manden stonden vroeg in de ochtend en ruim op tijd buiten de Koppelpoort in Amersfoort klaar. Het eerste schip was al volgeladen, waarna de manden in het schip van Aert Petersz werden geladen dat daarna zou vertrekken. Een begeleidende brief van Van Zwoll aan Bastert was met het eerste marktschip meegegaan zodat de tabaksfabrikant wist dat zijn tabak onderweg was. In plaats van af te varen naar Amsterdam bleef Petersz, zonder opgaaf van reden, in Amersfoort aan de wal liggen. Dat was tegen de afspraken in omdat "die verderffelicke waere, ter bequamen tijd op maendaghs" in Amsterdam bij Bastert moest zijn. Op dinsdag 28 februari stuurde Bastert een brief aan Van Zwoll in Rhenen, de eigenaar van de tabak, waarin hij meldde wel de brief te hebben ontvangen maar geen tabak. Een volgende brief, met dezelfde boodschap verstuurde hij op 3 maart. Van Zwoll ontving deze brief in de ochtend van 4 maart, waarna hij direct naar Amersfoort vertrok. Daar aangekomen bezocht hij commissaris Geijthoorn, die hem vertelt dat Aert Petersz pas op 4 maart was vertrokken. Van Zwoll zag zich genoodzaakt naar Amsterdam af te reizen en op zoek te gaan naar de schipper en zijn tabak. Na een lange reis met paard en wagen arriveerde hij de volgende dag in Amsterdam waar hij de schipper opzocht en hem aansprak op het gebeurde. Petersz zegt hem niet te kennen, dat hij met hem niets te maken heeft en alleen verantwoording zal afleggen aan Huibert Bastert. Daar moet Van Zwoll het voorlopig mee doen. Î - Schoon, Theodorus, Waare oeffening en ontleding der planten. 's Gravenhage, 1692, p.369 (Tab VIIII). 3 J.J. Herks, De geschiedenis van de Amersfoortse tabak. Den Haag, 1967, p.91.
Fragment uit akte notaris Pieter Care!, 6 maart 1702. Door het voorval heeft Van Zwol! niet alleen schade geleden, maar ook een "moeijelicke en costlicke reijs over landt" naar Amsterdam moeten maken. Op zijn verzoek gaat de notaris naar de schipper en vraagt hem met spoed de vier manden tabak uit zijn schip te laden en naar de huisvrouw van Bastert te brengen. Bastert zelf is niet aanwezig. Tevens verzoekt hij Petersz de door Van Zwoll geleden schade met betrekking tot de tabak te betalen en de kosten van zijn reis naar Amsterdam. Pietersz geeft als antwoord dat hij de tabak 's morgens rorqd half elf al naar Bastert heeft gebracht.4 Voor hem is hiermee de kous af. Of Gerard van Zwol! het hierbij liet zitten en of er nog verdere acties werden ondernomen zal wel onbekend blijven. Dit voorval geeft ons niet alleen inzicht in de manier waarop de tabak werd verpakt voor transport, de route die werd afgelegd en de verschillende wijzen van transport, maar ook de moeite die Van Zwol! nam "per asch" naar Amersfoort en Amsterdam af te reizen. Hieruit blijkt niet alleen de grote waarde van de zending, maar ook het verantwoordelijkheidsgevoel van de leverancier waarbij ongetwijfeld de continu·iteit van zijn leveranties aan Bastert en andere Amsterdamse tabaksfabrikanten voorop stond. Het voorval ,zal Huijbert Bastert niet belemmerd hebben in zijn commerciële groei. Veertig jaar later heeft hij namelijk een goedlopende tabakswinkel in de Warmoesstraat in Amsterdam. Zijn zoon Nicolaas is dan tabakskoper op de Fluwelenburgwal, het welgestelde deel van de Oudezijds Achterburgwal. 4 Stadsarchief Amsterdam, notarieel archief (notaris Pieter Care!), inv.nr. 6198, folio 265-267, akte van insinuatie en protest, 06-03-1702. i '~•--•••••••-----•••·•·•·•···•-•~w••-·•w•-•··-•••••·--•-••·"•-•w.,.·., .. - --• "·-•~•~-•-·•---•-•-•-•www•w-. -••-•--·•--• ----·
PKN ruil- en determinatiemiddag 2012 Arjan de Haan ([email protected]) Op zondag 20 mei is het weer zover. Dan wordt er voor de derde keer de PKN ruilmiddag georganiseerd in 's-Graveland. De bedoeling is dat dit een gezellige dag wordt waar, met koffie en thee in de hand, PKNners samen met leden van locale archeologische en historische kringen van gedachten (en pijpen) kunnen wisselen. Tevens is het de bedoeling dat dorpelingen met eigen vondsten langs kunnen komen voor determinatie. De landgoederen van 's-Graveland zijn gebouwd op Amsterdamse stortgrond dus wie weet wat er langs gebracht wordt. Bovendien zal aan deze ruil en determinatiemiddag aandacht gegeven worden in de plaatselijke weekbladen, om zo de PKN onder de aandacht van geïnteresseerden te brengen. Dit is de laatste keer dat de middag in 's-Graveland plaatsvindt. Vanaf de volgende keer zoeken we steeds een nieuwe locatie op een historisch interessante plek. De bedoeling hiervan is dat we de ruil en determinatie middag niet alleen voor PKN-ners toegankelijk maken, maar ook voor andere locale verenigingen om zo onze hobby -en eventueel vakgebied- met een steeds grotere kring te delen. De locatie is: Galerie de Hanen hof, Zuidereinde 52B, 1243KH s-Graveland De dag duurt van 12:00 tot 17:00. Aanmelden voor bezoek hoeft niet, maar indien je tafelruimte wil hebben om je spullen te tonen, dan graag een email naar [email protected] of bellen met 06- 51192951 ! ! •-• .,·.>,•=•••••'>.M>o•·•·••••>o.•o•"~•••·••'•~•••»••·•·~·*»•·••n-.•~•~••--~>••--•-~-~-»»~--•-->---•••••--••>>,=»»•=>»----M~••••'~=·•*'~'••>»».•~•••.•.•.».•"*''"•*»•>•••••J 24 9 3 i ... __ _
Nederland Neutraal. Mobilisatie 1914-1915 Ron de Haan ([email protected]) De Eerste Wereld oorlog is grotendeels aan Nederland voorbij gegaan omdat we Neutraal waren, maar de Goudse pijpmakers hebben ons fraaie doorrokers en plateel pijpen nagelaten, die de geschiedenis doen herleven en ons meer dan eens doen laten beseffen dat er niet veel voor nodig was om ook ons in deze vreselijke oorlog van 1914 tot 1918 te betrekken. Rond de vorige eeuw wisseling was er een nieuw soort pijp in ontwikkeling gekomen, de gegoten pijp of wel de doorroker. Het was Bordollo in Duitsland die dit nieuwe product succesvol als eerste op de markt bracht en weldra werd gevolgd door verschillende fabrikanten uit Gouda zoals Goedewaagen, de Van der Want familie en later ook nog de firma De Jong. In dit artikel wil ik een paar plateelpijpen, dat zijn de hand beschilderde varianten uit de groep van de doorrokers, extra aandacht geven. Door hun originaliteit van de beschildering en/of de bijzondere tekst zijn ze door de verzamelaar meer gewild dan de bekendere doorrokers met een transfer plaatje in zwart of in kleur waarvan ik één voorbeeld zal laten zien. Over de datering van deze pijpen kan natuurlijk ge_en discussie zijn omdat ze altijd gedateerd zijn en zeker niet na de eerste wen=?ld oorlog nog op de markt gebracht werden. De doorroker heeft het nog enkele decennia vol gehouden waarna dit laatste product van de Goudse pijpmakers langzaam maar zeker uit het straatbeeld verdween en ze nu dan ook alleen nog te vinden zijn via verzamelbeurzen en niet te vergeten het internet. Beschrijvingen van de pijpen: Uit de voormalige collectie van Niemeyer in Groningen is een prachtig doorgerookte mobilisatie pijp afkomstig ( foto 1 en 2 ) met het tekstlint "mobilisatie 1914" en het veelkleurige transfer stelt een kanonnier voor die duidelijk op zijn qui vive is voor wat komen gaat. Gemaakt door Goedewaagen in Gouda zoals vermeld staat op het nikkelen verbind i ngsbus je. Een wel zeer bijzondere pijp ( foto 3, 4 en 5) , ook afkomstig uit de Niemeyer collectie, stelt een soldaat voor in het zo kenmerkende uniform uit de eerste wereld oorlog. De tekstbaan vermeld "mobilisatie 1914" En de afbeelding van het hoofd van deze soldaat getuigd van een grote originaliteit van de plateelschilder en is tot op heden ook de enige die ik ken. De verdere versiering, die we op nog een paar pijpen zullen tegenkomen in dit artikel , is het "Art Deco" -achtige altijd groene lijnen patroon aan de zijkanten van de pijp. Deze pijp is mogelijk ook uit de
', Goedewaagen fabriek afkomstig maar niet op het nikkelen busje als zodanig gemerkt. ( toeschrijving door Ruud Stam) 4 6 7 l t,-- .. ·······-···---····-·····-····
Een plateel doorroker die ik net miste om van het internet af te kopen maar waar ik wel de foto's en de gegevens van heb opgeslagen (foto 6 en 7) is door een telg uit het roemrijke geslacht van "Van der Want" gemaakt. De verkoper vermeldde "van der Want" maar mogelijk is de pijp door Ivan van der Want gemaakt die zijn pijpen merkte met IVORA. Ik heb dat sterke vermoeden omdat ik later in het artikel nog een pijp beschrijf die qua vorm, vierkantige steel en af montering met het nikkelen busje identiek is aan deze pijp. De pijp is gewijd aan J. Olieslagers ( foto 8). De afbeelding laat een heel vroeg vliegtuig zien uit het begin van de ontwikkeling van de luchtvaart. Vergeet hierbij niet dat de eerste vliegpogingen in Europa pas rond 1908 werden ondernomen nadat in Amerika de gebroeders Wright in 1903 een succesvolle poging hadden ondernomen. De tekstbanden vermelden "J. Olieslagers" bovenaan en onderaan "Mobilisatie '14-15 Holland". En wederom de zo kenmerkende Art Deco versiering aan de zijkanten. Jan Olieslagers was een Belg, die op 14 mei 1883 in Antwerpen aan de Guldenberg werd geboren. Zijn vader overleed toen Jan 11 jaar oud was. Door deze tragische gebeurtenis moest hij al op zeer jonge leeftijd gaan werken bij een timmerman. Hij was uitermate sportief en behaalde vele overwinningen met de fiets en in de motorsport maar toen hij in 1908 aanwezig was bij een van de eerste vliegpogingen verloor hij zijn hart aan de vliegsport en dit werd zijn nieuwe passi,è. In 1909 maakte Jan zijn eerste solovlucht die probleemloos verliep. Na de • inval van de Duitsers in augustus 1914 meldde Jan zich met zijn drie broers aan als oorlogsvrijwilligers, hij werd direct vliegenier- onderofficier (sapeuraviateur). Aan hem valt ook de eer te beurt om als eerste Belg een vijandelijk vliegtuig van de Duitsers uit de lucht te halen. Dat de Belg Jan Olieslagers op een Goudse plateelpijp is vermeld is overigens niet zo verwonderlijk. Dit is het gevolg van z'n vele vlieg demonstraties in Holland waardoor hij al snel als de eerste "Hollandse" vliegtuig pionier werd gezien. Mogelijk is ook het neerhalen van een vijandig Duits vliegtuig de inspiratie geweest voor de plateelschilder. Hij overleed in Berchem op 23 maart 1942. Een pijp qua vorm identiek aan de hierboven beschreven pijp is uitermate origineel in uitvoering en ook afkomstig uit de fabriek van IVORA ( foto 9 en 10, zie voorzijde van de kaft). Eigenaar lvon van der Want, die leefde van 1883 tot 1955, moet toch een aantal zeer creatieve plateel schilders in dienst hebben gehad waarvan o.a. deze pijp een getuigenis is. Op de voorzijde zien we de voluit wapperende Hollandse driekleur met daarboven de Oranje sjerp. Wat de pijp bijzonder maakt is de in het geel geschilderde tekst "neutraal". Er is mij geen andere mobilisatie pijp met deze tekst bekend.
Hf.TKONINKR!JK DER,OJEREN 1 1 Onder de vlag staat de machtig trots brullende Hollandse leeuw met een groep soldaten vlak achter de leeuw, klaar voor de aanval. Links van de leeuw staat nog de tekst "ontwaakt" en rechts "1914-15" en uiteraard is ook deze pijp weer uitgevoerd met de fraaie groene Art Deco beschildering aan weerszijden. Al met al hebben de hierboven beschreven pijpen weer een interessant stukje Hollandse geschiedenis prijs gegeven. Literatuur Websites; http:llwww.dbnl.org/tekstlpost034avia01_01/post034avia01_01-x2.pdf http:llwww.aeropedia.info/web/content.php?article.1001027 http://nl.wikipedia.orglwiki/Eerste_Wereldoorlog_in_Nederland 1 1 12
Een pijpenverzameling te Londen Ruud Stam ([email protected]) In PKN 31 (nr.123) heb ik geschreven over een schenking van Gerrit Cornelis van der Want aan de verzamelaar William Bragge in 1869. Het is een bekend feit dat er een vriendschappelijke band was tussen Gerrit Cornelis van der Want en William Bragge (1823-1884) uit Sheffield. Van der Want gaf de pijpenverzamelaar en verzamelaar van boeken en geschriften over pijpen en tabak heel wat belangrijke zaken voor diens verzameling. Zo ging een deel van het Goudse gilde archief, waaronder vier merkenboeken, naar Bragge en ook tal van Goudse pijpen en andere voor deze verzamelaar interessante zaken. Onder de pijpen was uiteraard ook een flinke collectie pijpen uit de eigen werkplaats van Gerrit Cornelis. In 'Oe Tabaksplant' van 13 december 1881 staat een verslag van een tentoonstelling van pijpen uit de gehele wereld. Wat opvalt is de nadrukkelijke vermelding van 'pijpen die door van der Want, meester van ~. het pijpenmakersgilde verzameld zijn'. Hoewel er verder in dit artikel niet vermeldt wordt van wie deze collectie pijpen is, lijkt het, alleen hierom al, zeer waarschijnlijk dat het om de collectie van Bragge gaat. De beschrijving van de tentoonstelling is interessant omdat daaruit niet alleen een beter inzicht verkregen kan worden van de verzameling van Bragge, maar ook omdat er een aantal details in staan die interessant zijn. Onderstaand volgt de tekst van het artikel uit 1881 (de Tabaksplant jaargang 9, 13 december 1881, p. 1-2): Een pijpenverzameling te Londen Eene tegenwoordig te Londen tentoongestelde collectie pijpen trekt de algemeene aandacht. Er bevinden zich exemplaren uit alle landen en van alle tijden bij, ook worden er onder aangetroffen afgodsbeeldjes van klei, die, naar beweerd wordt, uit de tijd der tabaksverering afkomstig zijn. Uit Frankrijk zijn pijpen uit de Staatsfabriek te Sèrves tentoongesteld; uit Duitsland oude Dresdener pijpen en die, welke door de reuzen bij de Keulse gilden-processien gerookt werden. Uit Holland verscheidene honderden, uit oud-Hollandsche klei gemaakt, die door van der Want, .............................. -1 2498 !....... ________ ,
meester van het pijpenmakersgilde te Gouda verzameld zijn. De Hollandsche verzameling bevat ook exemplaren van bruidegomspijpen, versierd en met beschilderde koppen, zoals die nog in verscheidene •, streken van ons land in gebruik zijn. en die jaarlijks op den huwelijksdag van het pijpenrek genomen worden om nog eens op te steken . Natuurlijk trekt deze collectie de bijzondere aandacht van de rookers en ziet men daaruit op welke verschillende wijzen de tabak gebruikt word, zowel tot kalmering van buitengewone vreugde als om pijn en verdriet te verzachten. De collectie bevat 700 Engelsche pijpen; Scandinavische pijpen met moderne opschriften; Siberische pijpen uit hout en mammouthstanden vervaardigd, de troost der bannelingen; Baskische pijpen en het kostbare meerschuim, fantasiepijpen en barnsteen pijpen, die in de harems van de Turkse Pascha 's werden aangetroffen, 96 ivoren Japansche pijpen, 24 houten, hoornen, kristallen, agathen enz. pijpen. De meeste dier pijpen zijn uitgesneden en de versieringen stellen tafereeltjes uit het sociale leven in Japan voor Een pijp, die vroeger aan den Enomoto den zoog broeder van den keizer, toebehoorde, draagt de keizerlijke symbolen en is in het midden met goud ingelegd. Deze pijpenkoppen zijn zeer klein, men kan er nauwelijks een paar blaadjes tabak in doen. De tabak, die uit dezen pijpen gerookt wordt is dan ook als een erwt en verspreid een aangename geur. De rook wordt, zoals algemeen gebruikelijk is in het oosten, een poos lang in de longen opgehouden en dan uitgeblazen. Vreemd is het overigens niet, dat de Japanners 50 van die pijpjes op een ochtend uitroken. Uit China zijn bij deze verzameling opiumbuisjes van serpentine en van schildpad, zilveren en geëmailleerde pijpenkoppen. Verder zijn er Indische Hookah 's en Huka 's bij, die een langen, buigzamen steel hebben; de oorlogs- en vrede-calumets uit Noord-Amerika, die bij de vredesonderhandelingen der wilden een grooten rol speelden; pijpen van de Azteeken en Caraïben; pijpen die bij de groote feesten in Centraal Afrika gerookt worden en origineele versieringen hebben; ten slotte vindt men er pijpen uit Caledonia en Nieuw-Guinea. LET OP!! Vanaf 1 maart is het rekeningnummer van de PKN veranderd. Het nieuwe nummer is 4851870 t.n.v. Pijpelogische Kring Nederland.
Delftse tabakspijpen uit de 18de en vroeg 1 gde eeuw Jan van Oostveen ([email protected]) Over de Delftse pijpennijverheid zijn de afgelopen jaren diverse artikelen verschenen5 . Deze artikelen zijn over het algemeen toegespitst op de 17de eeuwse pijpenmakers en de door hun geproduceerde tabakspijpen. De 18ae maar ook de 19de eeuwse pijpenmakers komen er over het algemeen bekaaid vanaf. Als deze pijpenmakers al worden genoemd, dan worden ze omschreven als armlastig. Reden om eens dieper in te gaan op de 18de / begin 1 gde eeuwse Delftse pijpenmakers. Daarnaast wordt geprobeerd om producten aan deze pijpenmakers te koppelen. Daarbij wordt als startpunt het recentelijk gepubliceerde overzicht in het boek "Productiecentra van Nederlandse kleipijpen" gebruikt. In dit boek worden de volgende vier Delftse pijpenmakers geïdentificeerd: . Pijpenmaker Archivalische \' vermelding als pijp~.rl.t1.J9~~r. .......... . Briell, Gerrit 1711 Van Haaften en Van Brakel 1803-1807 · Kol, Pieter de 1750 . .. .......... ·• . .. . ..... . .. ····· ..... ·····.· ........ , ...................................... .. . V~r,me;L.J_le11, ~an Simons -1771 Inschatting productieperiode 18a 19a 18bc 17c Tabel 1: De vier geïdentificeerde Delftse pijpenmakers uit de 18de/19de eeuw (Van Oostveen en Stam 2011). Gerrit Briell Het aantal gegevens over de Delftse pijpenmaker Gerrit Briel! is beperkt. Hoekstra-Klein 6 meldt in haar publicatie over de plateelfabriek de "Drie Klokken" dat deze pijpenmaker naast deze plateelbakkerij op de Geer, woonachtig was. Onduidelijk is of deze pijpenmaker als zelfstandige actief was of dat hij bijvoorbeeld tabakspijpen produceerde in de plateelbakkerij de "Drie Klokken". 5 Zie bijvoorbeeld Van der Meuten, I 989. c, Hoekstra-Klein, 2000, p. 57.
1 ! 1 J ,, Gerrit Briel! is op 21 juni 1711 overleden en er zijn geen producten bekend die aan deze pijpenmaker kunnen worden toegeschreven. Pieter de Kol De historische gegevens over de pijpenmaker Pieter de Kol zijn ook beperkt. Bekend is dat hij in 1750 pijpenmaker van beroep was. Zijn verdiensten waren op dat moment dusdanig dat hij niet van zijn beroep kon leven. Pieter de Kol was woonachtig op de Lakegracht7. Er zijn een drietal zijmerkpijpen bekend waarvan vermoed wordt dat deze door Pieter de Kol geproduceerd zijn. Deze tabakspijpen zijn gemerkt met de gekroonde PK of met de gekroonde P / gekroonde K. Vooralsnog zijn er geen aanwijzingen dat deze pijpenmaker naast de hieronder afgebeeld korte tabakspijpen, ook lange tabakspijpen heeft gefabriceerd. Afb.1. De gekroonde PK die mogelijk door Pieter de Kol is geproduceerd. Datering 1730-1760. Afb.2. Variant op de zijmerkpijp met de gekroonde PK met op de rechterzijde de ongekroonde PK. Datering 1730-1760. De Pottenbakkerij aan de Geerweg 9 Afb.3 Zijmerkpijp P gekroond IK gekroond. Mogelijk een product van Pieter de Kol. Bodemvondst Vlamingstraat, Deltt8. Datering 1700-1750. In 1680 begint de vanuit Oosterhout afkomstige pottenbakker Pieter Vermeulen, een pottenbakkerij aan de Zuidzijde van de Geerweg (huidige Kantoorgracht). In 1707 wordt de fabriek de "Drie Tuitpotten" door de zoon van Pieter, Jan, overgenomen en aan het bezit van Pieter toegevoegd. Wanneer Pieter in 1716 overlijdt, gaat de fabriek niet over op zijn zoon Jan 7 Van Oostveen en Stam, 2011 tt Identieke exemplaren met dezelfde vom1merken zijn ook aangetroffen in een beerput op het Spui in Den Haag. 9 Historische gegevens ontleend aan Van der Meulen en Smeele, 2002.
maar op zijn schoonzoon Arent Genet. In de loop van de 18de eeuw gaat de pottenbakkerij over op de kleinzoon van Pieter Vermeulen: Jan Simons Vermeulen. Na het overlijden van Jan Simons Vermeulen wordt een boedelinventaris opgemaakt. Uit deze boedelinventaris blijkt dat Jan Simons Vermeulen aan de Noordzijde van de Geerweg naast een aardmolen ook een pijpenmakerij had staan. In de boedelinventaris wordt tevens melding gemaakt van pijpenmakers gereedschappen. Zo zijn in de pijpenmakerij 4 pijpenvormen en 2 pijpenschroeven aanwezig naast de gebruikelijke gereedschappen in de vorm van planken, emmers, kuipen e.d. Ten gevolge van een teruglopende afzet van grof aardewerk zal het assortiment van deze pottenbakkerij in de loop van de 18de eeuw langzamerhand zijn gewijzigd. Hiervoor werd het assortiment van deze pottenbakkerij uitgebreid met aardbeienpotten, Frankfurter aardewerk, loodwitpotten maar ook met tabakspijpen. In dit kader is het interessant dat een aardbeienkop bekend is die gemerkt is met een Haagse ooievaar en de initialen IVM boven het jaartal 1770. Dit merk wordt geïnterpreteerd als een product van de Delftse pottenbakker Jan Simons Vermeulen die merkte met toestemming van het Haagse stadsbestuur voor kwekers die leverden aan Den Haag. Afb.4 Aardbeienkoppen met merken van eigenaren van de pottenbakkerij aan de Geerweg. Naar Van der Meulen en Smeele, 200210. Verschillende tabakspijpen met de initialen IVM zijn bekend. Het zijn de gebruikelijke zijmerkpijpen waarbij de letters onder een kroon zijn aangebracht. Naast de bekende lettermerken op de zijkant van de kop is de gekroonde Triton, de gekroonde twee schoppen, het wapen van Utrecht en ''' Naast de hier gepresenteerde merken is ook het Delftse pottenbakkersmerk PVDA bekend. Dit pottenbakkersmerk is niet als pijpenmakersmerk bekend.
het wapen van Delft 11 bekend. Met name deze laatste pijp is zeker geproduceerd door de potten- en pijpenmakerij van Jan Simons Vermeulen aan de Geerweg in Delft. Afb. 5 Overzicht van de verschillende zijmerkpijpen voorzien van de letters IVM. Datering 1740-1770 De tabakspijpen uit de fabriek van Vermeulen kunnen tot de korte pijpen worden gerekend. Ook bij deze pottenbakker zijn er vooralsnog geen aanwijzingen dat hij lange tabakspijpen heeft geproduceerd. Nadat Jan Simons Vermeulen was overleden wordt het bedrijf gecontinueerd door zijn dochter Cornelia Vermeulen. Zij heeft dit bedrijf tot 1777 in haar bezit gehad. Hierop gaat dit bedrijf over op de Rotterdamse koopman Gillis Groeneveld. De dagelijkse leiding is in handen van Barend Hazelkamp waarvan bekend is dat hij aardbeienkoppen met de letters BHK heeft gemerkt (zie afbeelding 4). In 1780 wordt de fabriek door Abraham Paradijs overgenomen en er zijn geen aanwijzingen dat er in zijn fabriek tabakspijpen zijn geproduceerd. Aardbeienkoppen merkte deze pottenbakker met de letters AP. In 1801 wordt de pottenfabriek verkocht aan een tweetal Haagse koopmannen. Zij bedingen dat Paradijs voor een half jaar de fabriek continueert. Reeds in 1803 doen zij de pottenfabriek van de hand en deze komt zo in handen van de in Brielle geboren Arnold Willem van Haeften en 11 ln publicaties wordt dit merk omschreven als (mogelijk) wapen van Amsterdam. Zie Duco, 1979, p.11 maar ook http://www.groenehartvertellingen.nl/Pagina/pijpenkop21-zijmerken-wapens18eeeuw.htm en www.claypipes.nl.
zijn compagnon de belastingambtenaar Cornelis Jacobus van Brakel. Onder de naam Van Haeften en Van Brakel continueren zij de pottenbakkerij en brengen zij o.a. aardbeienkoppen gemerkt met de letters HB op de markt (zie afbeelding 4). Ter verbreding van de economische basis wordt in 1803 door Van Haeften en Van Brakel een positief antwoord van de Raad van de stad Delft verkregen om zowel korte als lange tabakspijpen te mogen produceren. Een octrooi voor de stad Delft voor een periode van 25 jaar wordt aangevraagd en wordt uiteindelijk voor een periode van 15 jaar verkregen. Het ging de pijpenfabriek niet voor de wind en dit komt onder andere tot uiting tot het verzoek aan de Municipaliteit om een fonds op te richten in geval van ziekte. De Delftse raad besluit dat er geen aparte bus voor pijpenmakers wordt opgericht maar dat zij kunnen toetreden tot het St. Michielsgilde waarvan ook de pottenbakkers lid zijn. Na 1805 gaat het snel achteruit met deze pijpenfabriek. In 1807 wordt de akte van dissolutie opgesteld. In 1813 gaat de pottenbakkerij nog een keer in andere handen over en in 1820 wordt de pottenbakkerij gesloten. Vooralsnog zijn er alleen zijmerkpijpen bekend die aan de fabriek van Van Haeften en Van Brakel kunnen worden toegeschreven. Deze zijmerkpijpen zijn net zoals de aardbeienpotten gemerkt met de gekroonde HB. In vergelijking tot de Goudse exemplaren zijn de Delftse exemplaren duidelijk primitiever gegraveerd. Afb. 6. Zijmerkpijp met de gekroonde HB die wordt toegeschreven aan de fabriek van Van Haeften en Van Brakel. Bodemvondst Delft of regio Delft. Datering 1803-1807. Overige 18de / vroeg 19de eeuwse Delftse producten Nu de eerste 18de eeuwse Delftse producten geïdentificeerd zijn blijkt er nog een pijp in aanmerking te komen als Delfts product. Deze kleipijp draagt op de linkerzijde de gekroonde schoppen en op de rechterzijde het gekroonde wapen van Delft. (Afb. 7.) Helaas ontbreken letters om dit product nader aan een Delftse pijpenmaker toe te schrijven. Daarnaast is in de eerste helft van de 1 gde eeuw in Delft de voor die tijd langste pijp ter wereld geproduceerd. Deze pijp bevindt zich nu in de collectie van het Pijpenkabinet in Amsterdam en is rond 1825 door Henricus __ .. .J 2504 ! "······ .. ·-••-.W,,NWW',WA'-W.,..,,.,.,,......., ........... _,.,.,,..., ................. _,.,_ ........ w,., .... _.,._._,,...,._.,,.,.,.,,.,,.,_._ .. ,,_......,,,,.,. ___ ,,.,,..,._ ..... ...,,,_.,,._.,,..,,.,,.,u,v . .,.,,,,...,.,.,,,.,.,..,,, .... .,....,...,.... ........... ..-;wc_., __ ,..,..,..,,W.YNIO.-'N,-.V.'NNAY-MN.M.-H.V-W.-.v ...... ,,, ...... ..,.,....,.,.,.,,.,.._.,.,.,,.,,,.,.,.,. .. --
1 f I (' , \ Arnoldus Piccardt 12, eigenaar van de Proceleyne Fles (1804-184913 ), geproduceerd. Afb. 7 Zijmerkpijp met het gekroonde wapen van Delft I gekroonde twee schoppen. Datering 1730-1760. Conclusie Nadere analyse van de Delftse pijpennijverheid toont aan dat in de 18de en begin 1 gde eeuw tabakspijpen zijn geproduceerd. Deze tabakspijpen zijn geproduceerd door pottenbakkers ter verbreding van hun economische basis. Door de combinatie van historische gegevens, merken op aardbeienpotten en merken op tabakspijpen, is het voor het eerst gelukt om 18de en vroeg 1 gde eeuwse Delftse producten te identificeren. Ondanks het feit dat aan het begin van de 1 gde eeuw in Delft ook lange tabakspijpen zullen zijn geproduceerd, bestaan de tot op heden ge"tclentificeerde Delftse tabakspijpen alleen uit korte tabakspijpen. Dit artikel is tot stand gekomen dankzij de medewerking van Peter Bakker, Aad Kleijweg, Ewout Korpershoek en Henk van Oostveen. Literatuur Duco, D.H., 1979. Achttiende eeuwse zijmerken met initialen. In: Pijpelogische Kring Nederland, 2de jaargang nummer 5, p. 6-15. Hoekstra - Klein, W., 2000. "De Drie Klokken". Geschiedenis van de Delftse plateelbakkerijen. Delft. Meulen, J. van der, 1989. Delftse pijpenmakers en hun produkten. In: Pijpelogische Kring Nederland, 12cte jaargang, nummer 45, p. 102-115. Meulen, A. van der en P. Smeele, 2002. Delftse pottenbakkers na 1675; Van Pieter Vermeulen tot Johannes Renaud. In: Vormen uit vuur, nummer 179, p. 2-31. Oostveen, J. van en R. Stam. 2011. Productiecentra van Nederlandse kleipijpen; een overzicht van de stand van zaken. Tiel/Leiden. 12 http://wv,lw.pijpenkabinet.nl/Pijpenkabinet/08%20topstukken.html 1 ' http://\'v·ww.de1 ftsaardewerk.nl/brands/view/piccard _ delft ..,....,_._.,..,.<,,_,,,.•h•.--.-....,_-i,;--•"'INJ>~---...,.._,..-_.., ___ ._.,.,,,,._»,1,i,.•~•-~•H"•-~•"'•""-~ ' 2505 ! L •...... ·-··-·-·---·-·-···
De "Tobakskrukken" van A & C Petersen Jaap Rentmeester [email protected]) De feestdagen aan het einde van het jaar zijn voor enkele tabaks- en pijpfabrikanten al jarenlang aanleiding om met een bijzondere blend of pijp in beperkte oplage op de markt te komen. Zo ook voor de tabaksfirma A & C Petersen uit Hersens in Denemarken die gedurende 10 jaren, van 1980 tot en met 1989, elk najaar een bijzondere pijptabak uitbracht: Premier Grand Cru. Deze werd verpakt in een elk jaar daarvoor speciaal ontworpen tabakspot ("Tabakskrukken" in het Deens). De samenstelling en smaak van de tabak verschilde van jaar tot jaar licht. De basis voor deze tabak werd gevormd door Virginia's uit NCarolina en Georgia waaraan enkele kostbare tabakken van zeer hoge kwaliteit waren toegevoegd. Bijvoorbeeld speciaal gefermenteerde Perique uit Louisiana, oosterse tabakken uit Griekenland Tabakspot uit t986 en Turkije, donkere Kentucky of tabakken uit Zimbabwe. Het samenstellen van deze bijzondere blends moet een waar feest zijn geweest voor de tabaksmelangeurs! ' Na het mengen werd de tabak verpakt in blikjes van 100 gram. De verpakkingsdatum werd op het deksel gestempeld, compleet met de handtekening van de gebroeders Petersen: het ging immers om een bijzonder product. Tenslotte werden de blikjes met twee tegelijk verpakt met de speciaal daarvoor ontworpen porseleinen tabakspot. Deze was voorzien van een houten deksel met een rubber ring voor een luchtdichte afsluiting. Het geheel werd voorzien van een feestelijk rood lint dat met een rood/gouden zegel werd vastgezet.
De eerste tabakspotten waren rond, ongeveer 11 cm in doorsnee en 16 cm hoog, later iets lager (13 cm.). De reeks werd afgesloten met enkele 6-hoekige potten. Zeker de eerste jaren was de uitvoering ervan vrij sober. Behalve de tekst "Tabak" 1 "Limited Edition" en het jaar van uitgifte zijn er slechts kleine versieringen op aangebracht. Bijvoorbeeld een bloeiende tabaksplant, een bundeltje tabaksbladeren en natuurlijk het logo van de firma Petersen. In sommige jaren was de tekst aan de voorzijde omkaderd met een sierrand, in andere juist niet. De achterzijde werd gebruikt om aan te geven welke tabakken in dat jaar voor de betreffende blend waren gebruikt. \·~*~'~.0.-'1'~~:.:C,- (ij'. 4~~~ )-t~~.:'~~ • -~-t·)-~.s( "",«~ • ?llfüf iI~~, .-~~,w?- In latere jaren waren de beschilderingen uitbundiger met kleurige vogels (1987) of calumet rokende Indianen (1989, de laatste). De tabakspotten werden jaarlijks door Deense kunstenaars (Bruno Hansen, Paul Friis) ontworpen en gefabriceerd in de beroemde porseleinfabriek van Bing & Gr0ndahl in Kopenhagen. Om een idee te krijgen van de omvang van deze inspanningen hier een overzicht van de geproduceerde hoeveelheden: aantal kg. tabak Jaar aantal Jaar kg. tabak potten potten 1980 300 60 1985 1500 300 1981 450 90 1986 2000 400 1982 1000 200 1987 2000 400 1983 1000 200 1988 2000 400 1984 1250 250 1989 1100 220 Wereldwijd 126.000 tabakspotten in 10 jaar tijd.
Limi1i:ci Editioo 1-,.1=2.. Genummerde deksel op tabakspot Certificaat van echtheid Om het exclusieve karakter van deze tabakspotten te benadrukken, werden vanaf 1982 de potten genummerd. Het deksel werd voorzien van een inleg met het bedrijfslogo en het gestempelde nummer van de pot. De laatste jaren was er zelfs een certificaat van echtheid bij ingesloten, waarop eveneens het nummer van de pot vermeld $.tond. --····....i 2508 ! ............. __ _ Helaas is in 1989 de laatste pot uit deze serie uitgegeven, waarmee een mooie traditie werd afgesloten. Literatuur Hacker R.C., 1986. The Christmas Pipe. Autumngold Publishing™. Beverly Hills, California. Compaenen. Tobacco collection A & C Petersen. Geen jaartal Compaenen. A & C Petersen, Blenders through four generations, Pijptabak. 1998
) Zoekertje Arjan de Haan ([email protected]) Veel verzamelaars zullen de rode Duitse kleipijpen met grappige figuurtjes kennen. De meest bekende zijn de "Whole Dam Family" (zie foto hiernaast en op de binnenzijde van de kaft) en "it's a shame to take the money'. Deze pijpen zijn aan het begin van de 20ste eeuw gemaakt door Julius Wingender in Höhr. Op de pijpendag in november geef ik een lezing over deze pijpen en deze lezing ben ik op dit moment aan het voorbereiden. In de catalogus van Wingender (zie pag. 120 in Century of Change, Duco 2004 en foto hieronder) worden naast de twee eerder genoemde nog 6 andere getoond, en uit ervaring weet ik dat er nog een aantal modellen zijn die niet in de catalogus staan. Bovendien zijn er van een aantal modellen meerdere varianten bekend. En om het allemaal nog ingewikkelder te maken zijn er een paar modellen bekend met de stempel "St Louis 1904" 895 !'011:1' Toa ~- 876 8% 880 , D ---=·· : ••• • ... ;.;:=-t{:i:-.; ! <~.. ~(,. \~· • -~\" ' ________ \.ia;·,.·.}~• - .. \~~-~;~-::~ ~ :~. C: ~f--··".i··•· '~---::] ~75 f'Otao·Ta ~fr 891 Afia,,o. 4eR 8-ioa·
Deze grote verscheidenheid aan modellen en variaties is nu precies waar ik jullie hulp bij nodig heb. Waar ik naar op zoek ben is: • Pijpen van dit type (zie foto hieronder), • Papierwerk originele (rekeningen, catalogi etc.) van Julius Wingender • Pijpen met betrekking tot "St Louis 1904" Als jullie iets hebben dat mogelijk interessant is voor mijn onderzoek stuur dan a.u.b. een mailtje, liefst met foto's naar mijn email adres. Alle relevante informatie zal ik in de lezing verwerken, en van het complete verhaal komt ook een artikel. Graag hoor ik van jullie! .................. . . . .... 1 25 l 0 f ·----·-----------
Asbest, een wondermiddel? Ruud Stam ([email protected]) Aan het einde van de 19e eeuw werd ontdekt dat er voor asbest allerlei toepassingen waren. Ook in rookwaren werd deze nieuwe vinding toegepast. Zo kennen we de asbestos pijpen. Dit waren pijpen waar door de klei enige asbest werd gemengd om zo een lichte en onbrandbare pijp te kunnen maken. Verschillende fabrieken hebben deze pijpen op de markt gebracht. Duco schrijft de uitvinding toe aan de fabriek van de Bevere in Kortrijk. 14 Maar ook Knoedgen in Bree en Wingender Frères in Chokier hebben deze pijpen vervaardigd. Trumm-Bergmans heeft deze pijpen eveneens in zijn assortiment gehad. Jackson in Birmingham maakte een asbestos pijp met een asbest borsteltje in de steel om zo de tabakssappen te absorberen en heeft ook dit gepatenteerd. 15 Een andere toepassing van asbest die ik onlangs tegenkwam is asbest in tabak om het rookgenot te verbeteren. In het artikel in De Tabaksplant' dat aan deze vinding gewijd is wordt doodleuk vermeld dat dit geheel niet schadelijk is voor de gezondheid omdat asbest geen chemische stof is die ook niet verbrandt. 16 Hoe asbest werd toegepast vermeldt het artikel eveneens: 'Dit door een patent beschermde proces, berust op het vermengen van de rooktabak met kleine hoeveelheden asbest, teneinde beter verbranding te verkrijgen, daar de tabak tot het einde toe geheel droog blijft, en onveranderd denzelfden smaak behoudt. Naarmate der kwaliteit van de tabak en der fijnheid van de asbestvezels, zijn 1 tot 3 pCt. dezer laatste van het gewicht aan tabak voldoende, om een gunstig resultaat te verkrijgen. Tot bereiding van gesneden rooktabak voor pijp of cigaret, worden de tabaksbladeren tot zekere hoogte op elkaar gestapeld, tusschen elke 2, 3, 4 of meer bladeren eene dunne laag asbest gestrooid, de geheele bundel in bladeren gewikkeld en eindelijk onder ene pers gebracht, waar hij zo lang blijft tot de asbest vezels de kleur van het tabakssap aangenomen hebben, en dus niet meer te herkennen zijn. De uit de pers komende koek wordt dan op de gewone wijze fijn gesneden en is dan voor den handel gereed.' 14 Duco, l 979, p. 9. 15 Engelen, 1988, p. 51-58. 16 Anoniem, 1893, p. 2. i ! ..... ,_ .............................. .
Kennelijk gaat het hier om het gebruik van witte asbest (chrysotiel). Pas in de tweede helft van de 20e eeuw werd duidelijk hoe groot de gezondheidsrisico's van asbest zijn. Door inademing kan asbest longkanker, longvlies- en buikvlieskanker en stoflongen veroorzaken. Rook smakelijk! Literatuur: Anoniem: Asbest en Tabak. De Tabaksplant 20e jaargang, 14 februari 1893, p. 2. Duco, D. H.: De naam van de pijp ll. Pijpelijntjes V (2), 1979, p. 1-11. Engelen, J. P. A. M.: Twee vaak geïniteerde benamingen in de pijpenwereld. PKN11(43), 1988, p. 50-58. De 28st e conferentie van de L' Académie Internationale de la Pipe (AIP) in Gdansk, Polen De 28ste conferentie van de AIP zal op 26-28 september 2012 in de historische stad Gdansk in Polen worden gehouden. Het thema van de conferentie is 'Fire and Water: Pipes as a symbol of maritime trade connections' en zal zich concentreren op zowel collecties en resultaten van nieuw onderzoek in Polen en Noord-Europa als andere gebieden in Europa. Deelnemers aan de conferentie wordt de mogelijkheid geboden kennis te maken met particuliere collecties, waaronder die van Edward Zimmerman. Ook het Pools Maritiem Museum in Gdansk kan worden bezocht. Voor Nederlandse deelnemers is deze conferentie bijzonder interessant vanwege de grote importen in Polen uit Nederland in de 17e en 18e eeuw. De conferenties van de Al P worden in verschillende centra gehouden en focussen doorgaans op lokale pijpen collecties en de lokale of regionale pijpen industrie. Ook wordt de stand van onderzoek in de betrokken regio gepresenteerd. In de afgelopen jaren hebben de conferenties onder meer plaats gevonden in Ruhla (Duitsland), Metz (Frankrijk), Liverpool (UK), Budapest (Hongarije), Grasse (Frankrijk) en Novi Sad (Servië). Deelnemers die een presentatie willen geven worden verzocht een registratie formulier met de titel en een korte samenvatting van de voorgestelde presentiete sturen naar Peter Davey ([email protected]) of Anna Ridovics ([email protected]). De presentaties duren ongeveer 20 minuten en worden in het 'Journal of the Académie Internationale de la Pipe' gepubliceerd. De voertaal van de conferentie is Engels. Het registratie formulier en overige informatie over de Academy en de conferentie in Gdansk zijn te vinden op de website (www.pipeacademy.org) . .................. -·-·········· l 2s 12
Een porseleinen naampijp Piet Smiesing ([email protected]) Een poos geleden vond ik op een marktkraam een vreemdsoortige porseleinen pijp. Er klopte iets niet aan de proporties van het geheel. Een grote porseleinen kop (stummel), met goudkleurige inscriptie en versiering, was op een vreemde manier aan een te kleine witporseleinen "waterzak" gelijmd. Een vrij zware, weichselhouten steel zat in de andere opening van de waterzak gekit. Aan het eind van de steel is met schroefdraad een hoornen tussenstuk bevestigd, waaraan een kleine zwengel en een gebogen hoornen mondstuk. Een groen koord met oranje, houten kralen, completeerde de pijp. Ik wees de koopman op de vreemde verhoudingen van de pijp. Waarschijnlijk had hij de pijp zelf met willekeurige onderdelen in elkaar geflanst. Voor een paar euro mocht ik de pijp meenemen. De pijpenkop Thuis kookte ik de kop los van de "waterzak" en kwam er achter dat de steel van de pijpenkop was afgebroken. Dit verminderde de waarde aanzienlijk, maar vooral de inscriptie en de versiering maakt de pijp interessant. Op de achterzijde lezen we in klein cursieve letters: "tot Gedagtenis". Vervolgens op de voorzijde in grote vergulde letters: "Pit van Es", met daaronder, in cursief, met kleine letter "Mr Timmermann te Emnes". Op de kopopening is een deksel gemonteerd, voorzien van nokken, zodat de klep tijdens het roken de kop niet afsluit en de ketel dooft. Aan de binnenzijde van het deksel is een eenkoppige adelaar gestempeld en uneusilber". Onder de rand van de kop is een gouden band aangebracht en de goudkleurige hiel gaat over in drievingerig (tabaks)blad. Onder de inscriptie vinden we een compositie van timmermansattributen, een schaaf met winkelhaak en een passer. Gezien de spelling timmerman met twee N-nen en de aanduiding neusilber, mogen aannemen, dat deze pijp in Duitsland werd geproduceerd.
Nieuwzilver ofwel alpaca heeft niets met zilver te maken, maar is een mengsel van koper, zink en nikkel en werd al in de 17e eeuw gebruikt, maar pas, na een patent in 1838, op grote schaal industrieel toegepast. Informatiedrager De informatie op de pijpenkop blijkt niet geheel foutloos te zijn. Met Em nes wordt ongetwijfeld Eemnes bedoeld, een gemeente in de Eempolder, die in 1840 1396 inwoners telt. Pit klinkt in het Duits, net als het Duitse bijwoord mit, als Piet. Piet of Pieter van Es woont in Eemnes, wordt op 20 maart 1777 in Amersfoort geboren, en is timmerman van beroep. Hij huwt in de kerk op 7 augustus 1803 Jannetje Heek, naaister van beroep. Als Jannetje in 1809 overlijdt, trouwt hij in 23 november 1814 met haar zuster Marretje, met wie hij een maand eerder een dochter krijgt. In 1823 volgt ene P. van Es !zaak Stalenhoef op als burgemeester van Eemnes. Deze P.'Van Es wordt weer in 1826 door Mr. C. D. Laan als burgemeester en secretaris van Eemnes opgevolgd. Of hier onze Pieter wordt bedoeld is niet geheel duidelijk. Hij is wel de enige P. van Es, die in die periode in Eemnes woonde. Een ander werd door mij niet gevonden. Het is wel opmerkelijk dat een (meester) timmerman tot burgemeester wordt benoemd! Op 16 april 1831 is er in het Pesthuis (Groeneveld) een aanbesteding van de herbouw van de vijzelwatermolen "De Hoop". Deze molen komt uit de polder te Ameide, waar een stoomgemaal wordt geplaatst. De molen komt op de zomerdijk in Eemnes-Binnen bij Eembrugge, daar waar in de 17de eeuw ook een molen heeft gestaan. De kosten worden door Pieter van Es begroot op 11.000 gulden. Pieter overlijdt op 1 maart 1853 op 75-jarige leeftijd. Zijn pijp bleef ongerookt. Vanwege de fouten in de inscriptie? We zullen het nimmer weten, maar zeker is dat deze porseleinen pijpenkop, vóór het midden van de 1 gde eeuw werd vervaardigd en beschilderd. Literatuur: Via I ntemet Voorouders in het Eemland O'Aulnis de Bourouill. J. F. C. Baron, Geschiedenis van Eemnes Mijnssen-Dutilh, M., Dijk en polderbestuur onder Eemnes
Jan Tabak - Bussum Louis Bracco Gart.ner ([email protected]) Wie op Marktplaats kijkt en daar de rubriek "Tabak" aanklikt zal regelmatig de naam van Jan Tabak tegenkomen en wellicht in zijn onschuld daarop verder klikken en er achter komen dat dit niet met onze hobby, het verzamelen van aan tabak gerelateerde voorwerpen, te maken heeft. Niets is echter minder waar. In het kerstnummer (1975) van de Tabaksplant, het maandblad voor de sigaren- sigaretten- en tabakshandel en tabaksindustrie, kwam ik een artikel tegen van de volprezen heer Brongers, conservator van het Niemeijer Nederlands Tabacologisch Museum, waar ik, en andere onder ons, alleen maar goede herinneringen aan hebben. Toen hij werkte bij het Ministerie van Landbouw kwam hij met de tabak in aanraking en dat heeft hem niet meer los gelaten. Bij geen ander was in die tijd de kennis over tabak zo veelzijdig ontwikkelend als bij hem getuige zijn vele boeken en andere publicaties. Constantijn Huygens, schrijft in zijn dagboek dat hij in 1692, op doorreis van Amsterdam naar Het Loo, een middagmaal heeft genuttigd bij Jan Toebaxman bij Naarden en dat deze herberg omtrent vier jaar geleden gebouwd is, dus omstreeks 1688. Wanneer men de Naardense doop-, trouw- en begrafenisregisters open slaat, dan treft men een Jan, Piet en Jacob Toeback of Toebackman aan. Niet ongebruikelijk voor die tijd werd het beroep gebruikt en ging dienst doen als achternaam. In de omgeving van Naarden werd zowel in de 17cte als 18cte eeuw tabak verbouwd en zijn in die omgeving kenmerkende tabaksschuren gevonden. Tabak is nog steeds een gevoelig product en kan naar gelang de weersomstandigheden goede maar ook slecht oogsten opleveren, zeker in die tijd. Om de slechte jaren op te vangen nam men er dikwijls een nevenbedrijf bij om de risico's af te dekken. Zo zal het ook bij Jan Tabak zijn gegaan en is hij tevens een herberg begonnen. Het plaatje wordt helemaal compleet wanneer blijkt dat Jan Tabak voordat hij in 1687 toestemming kreeg tot het bouwen van een herberg, "ten dienste van de Passagiers buyten ten steeds gemeente een bequaem gelegenthyd te timmeren", al een drankenwinkel had. Op 17 mei 1687 kwam de vroedschap van Naarden bijeen in vergadering en werd door de secretaris het volgende genotuleerd; "sekere requeste gepresenteert bij Jan Toebaxman ten ende hem moght werden geaccordeert en toegestaen ten dienste van de Passagiers buyten den
steeds gemeente een bequam gelegenthyd te timmeren, waarop gedelibereert zynde in het voornoemde versoeck de voorm. Jan Jacobsz. geaccordeerl en toegestaen mits betalende stadts impost". '.--~.>' : . ; ·>~, .. ·.·~~-" • ••· ·••••••••••-•...,...••• • ,. --"-"•·••-.-•.•••• .. ~••• Ron1antiek rond de oude herberg · ''J~t\.N rr.lL\BL~I('' - i11 BusSlllll Jan Tabak was weliswaar de schrijfkunst niet meester maar moet een ondernemend zakenman geweest zijn. Snel achter elkaar overleed zijn zoon (1693) en in oktober 1695 werd zijn vrouw in de kerk van Naarden begraven. Toen hijzelf op 9 oktober 1701 overleed bleek dat hij het voor die tijd niet echt slecht gedaan had. Volgens de boedelscheiding liet hij fl769.12 na. Jan Tabak (de Jonge) zette de zaak voort vond de inkomsten blijkbaar toch niet voldoende want naast uitbater van de herberg werd hij soldaat in het leger van de Grave van Nassau binnen 's-Hertogenbosch. Binnen de herberg werd er gekegeld (laat ik dat toevallig nou ook doen) en de toen zeer populaire kolfsport werd eveneens bedreven. Schilders en tekenaars hebben trouwens kegelende heren en kolvers meerdere malen op het doek of papier vastgelegd. Toen was het beoefenen van deze sporten nog te combineren met het roken van een gouwenaar. ___ .. J 2s 16 L ...... _____ _
,. In 1765 werd "het Huys genaamt Sandbergen, synde de van ouds vermaarde herberg Jan Tabak. verkocht voor fl 5075,- Nadat verschillende personen eigenaar waren geweest kwam er in december 1813 een abrupt einde aan de uitspanning. Tijdens de strijd om Naarden werden vele buitenplaatsen en ook de oude herberg van Jan Tabak met de grond gelijk gemaakt. Pas in 1826 verrees er een nieuwe herberg, die nu nog steeds bekend staat onder de naam van Jan Tabak, gesticht door de toen plaatselijk bekende majoor De Seyff. Hij koos een mooie locatie grenzend aan het fraaie landgoed "Oud Bussum" en zette de traditie voort door een veilig toevluchtsoord te zijn voor de reizende man, wat nu nog steeds het geval is. Literatuursignalementen Michiel Rutten ([email protected]) In "De Hertogpoort herontdekt, archeologisch onderzoek naar een stadspoort (15e1 ge eeuw) op het Hertogplein in Nijmegen" , onderzoek uit 2006, onder redactie van J. Hendriks onder meer een bijdrage van Jan van OOSTVEEN over de daarbij opgegraven (restanten van) tabakspijpen (vondsten uit grote kelder gedateerd 17e eeuw en uit kleine kelder 19e eeuw). Het (complete) rapport van bijna 180 pagina's is te bestellen via www.spa-uitgevers.nf/Webwinke/-Product-6751095/0eHertogpoort-herontdekt.html Divna GACIC verzorgde "The pipes from museum collections of Serbia" , een tweetalige uitgave (Servisch en Engels) met onder meer veel afbeeldingen en beschrijvingen van pijpen zoals in "westerse" (onder meer veel aandacht voor Turkse en Hongaarse kleipijpen) weinig afgebeeld. De goed verzorgde uitgave met veel afbeeldingen in kleur telt 216 pagina's; ISBN 978-86-7637-058-0 en is een uitgave van City Museum of Novi Sad, 2011. Ron de Haan signaleerde in Slowakije -"Banskostiavnicke" door Eva LOVASOVA, een boekje van 16 pagina's over Zacharpijpen (met een samenvatting in de Engelse resp. de Duitse taal) uit 1997; -"Fajky a Fajciarske Pomocky" door Filip CLOCKO, een uitgave uit 2011 over tabacologievoorwerpen uit het Pre Stredoslovenske Museum in Banska Bystrica, met ongeveer 300 afbeeldingen; ISBN 978-80-89151-17-2; -"Fajka Velebena Fajka Zatracovana" door Miroslav HARMAN en prof. Jozef STEFFEK, een uitgave met ruim 300 afbeeldingen van opgegraven kleipijpen (uitgave in eigen beheer ( Slowaaks) wellicht komt er t.z.t. een Engelstalige uitgave).
In Pipes and Tobaccos, herfst 2011, een artikel van Angela WALDRON ; "pleasures of the hookah", over de geschiedenis maar vooral ook met goede raden hoe van het roken van de waterpijp te genieten. En in hetzelfde tijdschrift, uitgave winter 2012, een wat hilarisch artikel van de hand van Fred HANNA over "The hidden benefits of the expensive pipe tamper, the price of your pipe tampert can affect the quality of your smoke and your life", met afbeeldingen van fraaie pijpstoppers. "Sacred gifts Profane pleasures, a history of tobacco and chocolate in the Atlantic world" is een zeer gedegen studie door Narcy NORTON naar het gebruik van de genotmiddelen tabak en chocolade in Zuid- en Noord Amerika en nadien Europa en de sociale en culturele interactie daarvan tussen de continenten. Gebonden, 334 pagina's met aantal zwart-wit-afbeeldingen; uitgave Cornell University Press, lthaca en Londen, 2008; ISBN 978-0-8014-4493-7; De Slegte Rotterdam€ 17,50). "Van puntzak tot banderol, Geschiedenissen rond de oudste tabakszaak van Nederland" door Loet van VREUNINGEN is een heel onderhoudend en toegankelijk geschreven verhaal met breder cultuurhistorisch belang. Dit boek is uitgegeven door Van Vreuningen in Gouda en alleen in de winkel aldaar te koop; gebonden, 110 pagina's, rijk ge·dlustreerd; ISBN 978-90-9026324-3. Het Jaarboek 2011 van de Stichting Nederlandse Tabakshistorie heeft een zeer gevarieerde en lezenswaardige inhoud en bevat onder meer een bijdrage van Bert BOHNEN over de totstandkoming van voornoemde Van Vreuningen-uitgave; samen met Hans van MELIS schreef de auteur een. vervolg over De Familie Hoppenbrouwers; Lodewijk van DUUREN leverde een bijdrage over "Sigarenfabrieken en drukkerijen, drukkersmerken op sigarenbandjes en etiketten", een terrein waarover weinig literatuur te vinden was; Louis BRACCO GARTNER voltooide zijn "Geschiedenis van de Deli-Maatschappij" , Bert BOHNEN schreef een vervolgartikel over :De Sigarenkistindustrie" en Bert van der UNGEN leverde een bijdrage over -Erka en Neerlandia, pijpen/ en plateelfabricage als nevenactiviteit van grossiers in rookartikelen - , een bijdrage die overigens ook in ons PKNbulletin niet zou misstaan. Jack BOTERMANS en Wim van GRINSVEN verzorgden 'Toen roken nog gezond was! Een tevreden roker is geen onruststoker' een glossy boekje van 80 pagina ·s over van alles wat met roken van doen heeft, ISBN 978/90/8989/491/5. Voor de sigarenliefhebbers verzorgde Elsevier de speciale editie 'Sigaren, de cultuur van het roken, een gids voor beginnende en ervaren liefhebbers' 100 pagina ·s over van alles wat met sigaren van doen heeft (te bestellen via www. Elsevier.nl). __ _J 2518 ........
/ '/ Een pijp uit de serie doorrokers, die als onderwerp de neutraliteit van Nederland gedurende de de eerste wereld oorlog (1914 - 1918) hebben. Meer exem pi aren zijn te vinden op pagina 2494 "Tobakskrukken" uit Denemarken van de firma A & C Petersen. Een beschrijving van deze bijzondere tabakspotten is te vinden op pagina 2506 Een pijp uit het derde kwart van de 18e eeuw, die vermoedelijk in Delft is gemaakt. Op pagina 2500 wordt nader ingegaan op deze late productieperiode.
Vanaf 1982 werden de tabakspotten van A & C Petersen te Horsens in Denemarken genummerd.' Het deksel werd voorzien van een inleg met het bedrijfslogo en een gestempeld nummer. Lees meer hierover in het artikel op pagina 2506 1 ( f i ' ;{ 1 i