een~ PiJ·pelogie in hartie New York s·•.· :,E···· ·••·· . -. •••••.•••. < J E 1 :.1 T AK1 Ho• •e- . . · , ... ···· ·········· .· ,. ·· .... ,·,, ·Uûl .· · os nge en {/st. rn,às • / · Via een van de PKN leden vernam ik dat er in New York een restaurant zou bestaan, Keens geheten, dat meer dan 5.000 Goudse pijpen uitgestald zou hebben. Hoewel sceptisch besloot ik een poging te doen via internet en wie schetst mijn verbazing dat het restaurant werkelijk bestond en op internet ook "adverteerde11 met foto's en informatie van zijn uitzonderlijke verzameling. Detail van het interieur van Keens. Aan de wanden memorabilia en aan het plafond de g uwenaren. Aangezien José en ik een reis gepland hadden, die o.a. New York zou aandoen besloten wij een poging te wagen en aldaar een hap te gaan eten. De 36st e straat lag volgens Google midden in het centrum van Manhattan, een zijstraat van de welbekende 5th Avenue. De straat binnenkomend sloeg ons de schrik om het hart: het zag er niet al te appetijtelijk uit: verlaten, vele panden met de luiken naar beneden (Labourday), graffiti, smoezelig, veel ongure types en hoe verder wij de straat inliepen, hoe erger dat het werd. Toch maar doorgelopen, want die kans krijg je meestal maar een keer, vonden wij uiteindelijk na veel vragen het restaurantje. Naar binnen en gelijk waren wij stomverbaasd: een super de luxe inrichting, een werkelijke glamour-hostess achter een 1· , erverings- en infobalie, vriendelijke benadering. knipmes-obers in strakke stijloutfit en uiterst 1 o n ik mij bekend maakte als " Dutch pipecollector " en graag een rondleiding wenste en daarnaast een hap wilde eten, en dat alles binnen <' n uur, want meer tijd was er niet, werd mij verzekerd dat dit zou lukken:
de keuken werd geïnformeerd, wij kregen een voorkeursbehandeling zonder gereserveerd te hebben en een personeelslid werd ingeschakeld om na het meer dan voortreffelijke, maar wel korte, diner ons rond te leiden. 5000 lange Gouwenaars hingen niet alleen in het gehele restaurant aan het plafond en tegen de muren boven de lambrizering, maar ook in de 4 conferentie- en festiviteitszalen op de eerste verdieping, die luxueus was gestoffeerd met memorabilia van de personen naar wie de zalen genoemd waren zoals Lincoln etc. En in aparte vitrines lagen de pijpen van beroemde persoonlijkheden, die het restaurant bezocht hebben in de loop der jaren, zoals J.F. Kennedy, Janet Leigh etc. met hun handtekening erop. Al met al een verrassende onvergetelijke ervaring en aanbevelingswaardig! Interieur van de "Lincoln Room", met aan de wanden Lincoln memorabilia waaronder het programma dat pres. Lincoln vasthield toen hij vermoord werd. r 7 __ J 2164 L
Chinese opiumpijp en Thailandse zilveren pijp met dolk. österr. Tabak Museum Mariahilfer Strasse 2, Wien. Nr. 5044. Op de achtergrond staan twee Chinese waterpijpen, die niet op de kaart vermeld zijn. Foto Meyer, Wenen. (Zie artikel "Oostenrijks Tabaksmuseum") Twee detail opnames van de Gouwenaren een het plafond van Keens. In total hanger er zo'n 5000 van deze pijpen aan het plafond, slechts een tiende van wat het steakhouse per 3 jaar inkocht Meer foto's zijn te zien op de website www.keens.com. (zie artikel "pjpelogie in New York) Houten beeld van een man in Oosterse kleding ( Wenen, 18e eeuw). österr. Tabak Museum Mariahilfer Strasse 2, Wien. Nr. 5042. Foto Meyer, Wenen. (Zie artikel "Oostenrijks Tabaksmuseum")
Bijzondere Goudse herinneringspijp werpt lictit op tukje Neerlanas tiistori . (zie art. "Gijzelaars rookten Oudjaar 1942 een gouwenaar.")
Il 1 PIJPEL ISCHE KRING N RLAND { 1. 1 • r ✓ i \IJ 1 r ' ·--,-, Kw-artaalblad voor de pijpenverzatnelaar en onderzoeker Jaargang 32, nummer 126 Oktober 2009
, Boven: Postkaart met het station van Gouda, ca.1955 Links: De tegelplakette naar voorbeeld van Piet van der Hem in het huidige station van Gouda. Beide afbeeldingen horen bij het artikel Beelden op station Gouda" van L..odewijk van Duuren.
Voorzij de kaft: Zeldzame lichtgeel getinte porseleinen pijp met daarop een portret van Luther en de tekst: "Ein Feste Burg ist Unser Gott". Het is een apart model waarbij de waterzak is geïntegreerd in de kop. De afinontering is vuurverguld messing. , www.tahakspijp.nl. • • • • • • • 1 • [email protected] ... - .. 1 2167 1 K1,vartaalblad voor de _pijpenverzamelaar en onderzoeker ISSN: 0924-4158.: .. A·uteurs zijn veràntwäótdelijk voor hun bijdragèn.: ; : ~-. . , . 1-.; •-1 :·'•• ~~-: f. :· -;~ Abonnement en betaling Het abonnementsjaar loopt van 1 Juli t/m 3 0 Juni. Het blad verschijnt in Juli, Oktober, Januari en April. Nederland: €18,50 per jaar Buitenland: €26.- per jaar Betalingen overmaken naar: Giro 3823478 t.n.v. Pijpelogische Kring Nederland
Inhoud Van de redactie ................................................................ 2169 De PKN in Doesburg ................................................. ~ ...... 2170 Beelden op station Gouda .............................................. 217 4 Francois Rude, Beeldhouwer ......................................... 2176 Literatuursignalementen ................................................. 2180 Uit de collectie van: ......................................................... 2183 "Ein Feste Burg 1st Unser Gott'' ..................................... 2187 .. t. ,,.t,i'$tA fr "î" è ll 1E: JR L p,;:~ ,ç,_ Insturen kopij U kunt uw kopij voor het volgende nummer insturen naar:
Van de redactie Arjan de Haan [email protected] Beste PKN-ers, Tot mijn spijt ligt het oktobernummer, en hiermee het laatste nummer dat ik vooralsnog voor de PKN zal maken, voor jullie. Het is dunner uitgevallen dan de voorgaande nummers en daarmee is het terug op het formaat van toen ik begon met het blad. Dat komt mede doordat naast mijn werkzaamheden ook die van Ro,n de Haan -die het ledencontact voor de kopij verzorgdezijn stopgezet. Dan rest mij alleen nog de hoop uit te spreken dat het blad na dit nummer gewoon doorgaat en dat iedereen die zo enthousiast heeft geschreven de afgelopen twee jaren dat ook in de toekomst zal blijven doen. Oproep Nu Arjan zo vriendelijk is geweest op de redactionele pagina van PKN 125 prominent mijn "geknoopte" ijzeren churchwarden te tonen heb ik het volgende verzoek: In verband met het verdere onderzoek naar de herkomst van deze pijp wil ik graag weten of er lezers van ons maandblad zijn die een vergelijkbare ceramische pijp kennen. Eventuele literatuurreferenties zijn ook van harte welkom. Bij voorbaat dank voor de assistentie. Felix van Tienhoven ( [email protected]) 1()9 I==-
De PKN in Doesburg Michiel Rutten De jaarlijkse bijeenkomst van de PKN-ers vond dit jaar plaats op zaterdag 26 september in Doesburg, een stralende herfstdag zowel wat betreft het weer als de inhoud van deze dag. Bijna 50 PKN-ers en introducés wisten de weg naar Doesburg te vinden. In twee groepen werd onder leiding van stadsgidsen een rondwandeling gemaakt door een deel van het fraaie Doesburg, waarna er gelegenheid was de ,mede dankzij Louis Bracco Gartner tot stand gekomen, tentoonstelling "In rook vervlogen" in het knusse museum "De Roode Toren" te bezoeken. Bijzonder in dit museum is de opstelling van de originele kerfkamer van voorheen de lokale tabaksfirma Van der Meulen. Nadat vervolgens in de vergaderlokatie "Het Meulenhuus" de lunch gebruikt kon worden kreeg uw verslaglegger het woord om iets te zeggen over het reilen en zeilen van de PKN. Waar in verenigingsland veelal vergrijzing en navenante afkalving van het ledenbestand opgeld doen, mag de PKN zich gelukkig prijzen met een redelijk stabiel aantal abonnees op het PKN-bulletin. En op deze dag konden weer enkele nieuwe
belangstellenden worden begroet, iets waaraan anders dan voorheen op initiatief van Ron de Haan nu meer aandacht werd gegeven. Is het aantal abonnees vrij stabiel, dat kan ook worden gezegd van de financiële positie van de PKN; de in het grijze verleden opgebouwde financiële reserve van ongeveer een maal de jaaruitgaven kon mede dank zij de veiling en "de doos" bij de PKN-dagen zo blijven. Deze reserve is niet alleen bedoeld voor onvoorziene financiële tegenvallers, maar ook om - bijvoorbeeld via garantiestelling - nieuwe publicaties op tabacologisch terrein mogelijk te maken. Overigens zou de vraag onder ogen moeten worden gezien of de PKN - feitelijk bij de aanvang begonnen als een uitgeverijtje van publicaties op pijpelogisch terrein - langzamerhand niet zou moeten worden getransformeerd in de richting van een meer of minder formele verenigingsstructuur. Mede in het licht van het onvrijwillige terugtreden van Arjan de Haan als redacteur van het PKN-bulletin kan een aantal aanwezigen zo een gedachtenrichting vvel ondersteunen. Jos Engelen en Theo Grintjes stellen voor op dit punt een discussienotitie op te stellen die met een verzoek om reactie aan alle PKN-ers zal worden toegezonden. Aan de hand van de te ontvangen reacties kunnen vervolgens nadere voorstellen worden
geformuleerd waarover ofwel tussentijds nader berichten volgen dan wel welke ter bespreking tijdens de PKN-dag in 2010 zullen worden voorgelegd. Hierna kon worden toegekomen aan het inhoudelijke deel van de PKN-dag. Allereerst was het woord aan Ruud Stam. Hij hield een uiteenzetting over enkele aspecten van de omstandigheden waaronder de pijpenmakers in Gouda in de 19e eeuw moesten werken en leven. Ruud schetste een indringend en vrij onthutsend beeld van de omstandigheden van de Goudse pijpenmakers, afgezet tegen collegae elders dan wel andere beroepsgroepen. Pure armoede, veel ziekte en een korte levensverwachting (gemiddeld hooguit dertig jaren) was het perspectief voor de Goudse werker in de pijpenfabricage. Een wat schokkend beeld dat temeer aanleiding moet geven oude gouwenaars met respect te bezien. Vervolgens presenteerde Jan van Oostveen de publicatie "Tabakspijpennijverheid in Schoonhoven", een voortreffelijk resultaat van de activiteiten van de PKN-Werkgroep Kleipijpen. Een publicatie waarvoor vooral Jan van Oostveen en Aad Kleijweg (die de uitgave als "zijn kindje" betitelde) alle credits verdienen. Alle tot nu bekende (waaronder veel nieuwe) informatie over de Schoonhovense pijpenfabricage is in dit standaardwerk verenigd. Bijzonder aan deze uitgave is qok dat uiteindelijk van de PKNgarantiestelling voor deze uitgave gezien het grote aantal voorintekeningen geen gebruik behoefde te worden gemaakt. r-· .. ,.,,_.w,,_ 1 --wN-N--w,.,.-w,.-~wwW.w<,_W,_W _____ ,_,.~www•-ww,w,,__.,_,.._•• .... ,. .................. ,.-.--------'l 21 7 2 L
Na een pauze, waarin weer gelegenheid was tot ruilen, (ver)kopen en gedachtewisselingen, leidde Louis Bracco Gartner een met dank aan het Filmmuseum teruggevonden en op DVD gezette onderhoudende film van het Ministerie van Land- en Tuinbouw uit 1942 over de tabaksteelt in Nederland in. Al vanaf 1607 was er overigens tabaksteelt in Nederland, dat daarmee model heeft gestaan voor tal van andere Europese tabaksverbouwlanden. Met de onweerstaanbare opmars van de blauwe tabaksschimmel kwam in 1957 /1958 overigens een definitief einde aan de tabaksteelt in ons land. Aansluitend vertoonde Boy Hubee ("hors-programma") een kort historisch filmpje van het Openluchtmuseum in Arnhem over de feestelijke afsluiting van de jaarlijkse oogstdagen; daarin bleken met bloemen versierde lange stenen pijpen een prominente rol te spelen. Een tot dan bij de aanwezigen onbekend fenomeen. Zou dit ook nog iets kunnen betekenen omtrent onze vermeende kennis over bruidspijpen? Ter afsluiting van deze middag trad Frans Janssens - bijgestaan door Nico Verlaat - weer op als enthousiaste veilingafslager. Hoewel de zaal niet al te actief bood, was de opbrengst ten gunste van de PKN-kas toch - na aftrek van de.kosten zoals zaalhuur - € 105,20 ten gunste van de PKN. Complimenten weer aan Theo Grintjes, die de dag als gebruikelijk met ijzeren stem doch veel souplesse tot een succes maakte.
Beelden op station Gouda Lodewijk van Duuren Op het eerste gezicht heeft de kaart met het station van Gouda niets met pijpen of tabak van doen (zie binnenzijde kaft). Toch is er een verband tussen het station en de pijpennijverheid in Gouda. Het afgebeelde station is kort na de oorlog gebouwd door de architect Sybold van Ravesteyn (1889-1983), omdat het vooroorlogse station door een bombardement gedeeltelijk verwoest was. Het station op de kaart is inmiddels ook tegen de vlakte gegaan. In de koepels van het nieuwe station uit 1984 staan echter nog wel vijf beelden die op het oude naoorlogse station stonden. Deze beeldengroep van de Utrechtse beeldhouwer Johan W. U iterwaa 1 ( 189 7 -1972) zijn als ~~~~m.mmm:=m111~=:~~m1illl!ll!§!!== versiering door de architect Ravesteyn aan het station toegevoegd. Zij verbeelden de verschillende takken van nijverheid van de stad Gouda en het is dan ook niet zo Een van de beelden gemaakt van chamotteklei die de ambachten van Gouda uitbeelden '- verwonderlijk dat een van de beelden de aardewerk- en pijpennijverheid uitbeeldt. Het stelt een vrouw voor met een vaas in haar hand en een kind met een bundel pijpen (zie afbeelding hierboven). De beelden zijn gemaakt van gebakken chamotteklei, opgebouwd uit verschillende delen en gevuld met cement. De elf beelden zijn uitgevoerd en in 1948 geleverd door Goedewaagen's pijpen- en aardewerkfabriek. Goedewaagen maakte wel vaker bouwceramiek en beelden. Zo is het ____ 1 2174 L.
beeldje van Dirck en Wouter Crabeth op het stationsplein ontworpen door dezelfde beeldhouwer en ook door Goedewaagen gemaakt. In het station boven de trap naar de perrons bevindt zich ook een interessant tegeltableau "de pijproker" van Willem van Norden, die werkzaam was bij de firma Goedewaagen (hieronder). Bronnen • Lucy Beker (1985) De beeldengroep van het station. In: 'beeldig' Gouda. Een overzicht van alle beeldhouwwerken in Gouda's stadsbeeld. Uitgave Goudsche Courant/Sijthoff Pers. • D.H. Duco (1999) Koninklijke Goedewaagen (1779-1982) Een veelzijdig ceramisch bedrijf. Primavera Pers, Leiden.
Francois Rude, Beeldhouwer Ron de Haan Vele jaren geleden heeft de PKN een viertal postkaarten uitgegeven waarop figurale Franse pijpen staan afgebeeld. Eén daarvan, een man met een lange baard en een scheefstaande muts op z'n hoofd, intrigeerde mij in het bijzonder. Blijkbaar was bij het drukken van de postkaarten niet bekend wie er was afgebeeld. Véél later kreeg ik de subtiel geëmailleerde pijp in mijn bezit. De pijp is in haute reliëf op de rechterzijde van het manchet gemerkt met LF en op de linkerzijde met het vormnummer 7 48 in een omlijsting van alcante en/of bloemachtige versieringen. Dit verwijst naar een product uit de fabriek van Fiolet in Givet. Tot op heden zijn mij géén , andere pijpen bekend met deze voorstelling ook niet bij de zo bekende concurrenten Gambier en Dumeril Leurs. In alle in mijn bezit zijnde catalogi komt ook een dergelijke afbeelding niet voor. De afgebeelde persoon is mij inmiddels bekend en wel Francois Rude, een zeer beroemde beeldhouwer (geboren 4 jan. 1784 in Dijon en overleden 3 nov. 1855 in Parijs). Bronzen borstbeeld op het graf van Rude, gemaakt door P. Gabet. Tijdens ons recent bezoek in juni aan Parijs, i.v.m. een tabacologie veiling, hebben Marieke en ik ook het "Cimétiere Montparnasse" bezocht en na enig zoeken was het graf van Francois Rude zo gevonden. Het grafmonument ,--- --·----~··~--·····--·····-···-·•-'-••··--·······"·················--············ ........... , ....... ·······--------------'! 2176 L
bestaat uit een grote zuil van marmer met daarbovenop een prachtig bronzen borstbeeld van Francois Rude. De grote gelijkenis met de pijp van Fiolet viel direct op en dat bracht mij op het idee om hierover een artikel te schrijven. Jeanne d'Arc, 1852. Dit beeld staat in het Louvre in parijs. Tot zijn 16e werkte hij in de smederij van zijn vader als smidkachelmaker en daarna rond 1800 ontwikkelde hij zich in het tekenen en kreeg later les van Francois ,, Devosges. Een door Francois Rude gemaakt borstbeeld van zijn vroegere leermeester is te bezichtigen in het Musée des Beaux Arts in Dijon. In 1809 ging Francois naar de Ecole des Beaux Arts in Parijs waar hij leerling werd van Pierre Cartellier en in 1812 won hij de prestigieuse "Grand Prix de Rome". Als Bonapartist voelde hij zich gedwongen, na de politieke omwenteling in Frankrijk in 1815, zich elders te vestigen. In de periode 1815-1826 verhuisde Francois Rude daarom tijdelijk naar Brussel, nu België toen deel van het in 1815 herrezen Koninkrijk der Nederlanden, waar hij o.a opdracht kreeg voor het maken van 9 bas-reliëfs voor de koninklijke paleizen in Tervuren , helaas zijn al deze reliëfs verloren gegaan door brand. Veel van zijn beeldhouwwerken zijn in musea te vinden zoals het bekende beeld van Jeanne d'Arc uit 1852 in het Louvre. Zijn grootste succes behaalde hij echter in 1833 met het beeld "de Napolitaanse vissersjongen
spelend met een schildpad" waarvoor hij het erekruis van het Légion d' Honneur kreeg. Dit beeld is ook te vinden in het Louvre. Als gevolg hiervan kreeg hij de opdracht voor het vervaardigen van "alle" friezen voor de Are de Triomphe en één groep met de titel "Departs de Volontaires de 1792" beter bekend onder de naam "la Marseillaise" , dit werk heeft gezorgd voor zijn onsterfelijkheid ( zie foto) . Francois Rude trouwde op 25 juli 1821 in Brussel met de kunstschilderes Sophie Frémiet (1797-1867) dochter van een fervent Bonaparte aanhanger. Zij heeft in 1842 een prachtig schilderij van de toen 58 jarige Francois gemaakt ( zie foto) . Hij overleed in november 1855 en een jaar na zijn dood heeft zijn stiefzoon Jean-Baptiste , Eén van de reliëfs op de Are de TriompheJ gemaakt door Rude. Dit werk staat bekend als "la Marseillaise". Paul Gabet (1815-1876) in september 1856 een prachtig borstbeeld in brons gemaakt welke nu het graf van Francois siert ( zie foto grafmonument en naam P.Gabet ). Het Musée Rude werd in 1947 geopend en bezit o.a. alle gegoten gipsen afgietsels van zijn werken verworven tussen 1887-1910. Het is gevestigd in de 11 e eeuwse kerk Saint Etiénne in Dijon. ~ ........................... __ ---------~ 1 211& L~----
Conclusie: Francois Rude, zo treffend afgebeeld op het schilderij gemaakt door zijn vrouw, het grafmonument door zijn stiefzoon en de vele gravures, vertonen grote overeenkomsten in expressie, opbouw en vormgeving. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Fiolet dez~ voor Francois Rude zo karakteristieke pose heeft overgenomen in zijn manchetpijp. Of de pijp een verkoopsucces was betwijfel ik sterk daar ik tot op heden nog nooit een goed gerookt exemplaar ben tegengekomen. . De ongerookte exemplaren zijn dus blijkbaar afkomstig uit onverkochte winkelvoorraden. Het schilderijvan Francois Rude gemaakt door zijn vrouw Sophie Rude
Literatuursignalementen Michiel Rutten Van de hand van Ron TASMAN en Frigo VISSER verscheen al eerder "The Gouda Potterybook". Voorwaar een standaardwerk , waarin ruim 120 Nederlandse aardewerkfabrieken worden besproken. Hierbij heel veel gegevens over werkplaatsen, decoraties en hun schilders, aardewerkontwerpers, merken, enz. enz. In het derde deel is ook een uitvoerig overzicht opgenomen van (678) fabrieksmerken en meer dan twee maal zoveel signaturen van decorateurs. In deze rijk geïllustreerde uitgave ook veel aandacht voor de kleipijpenfabricage in Gouda. Zowel de tekst als de illustraties bevatten nieuwe gegevens. De studie is veNat in drie (ook letterlijk gewichtige) grootformaat boekenmet-leeslint met harde kaft in een cassette en omvat 1262 pagina's . De uitgave verscheen in 2007 en is uitgegeven door Optima Publishers in Rotterdam. Oorspronkelijk was de prijs € 365,- , maar onlangs had De Slegte in Amsterdam een beperkt aantal exemplaren in voorraad voor de prijs van € 149,- . ISBN 978 90 76940 36 6. Een aanrader voor de in de Goudse aardewerkindustrieproducten geïnteresseerde lezer. ' In Pipes and Tobaccos, herfst 2009, een artikel van de hand van Ben RAPAPORT ("Downsized! A big world of small pipes"). De auteur beschrijft miniatuurpijpjes van uiteenlopende materialen veNaardigd en probeert doel/beoogd gebruik van deze pijpjes (in de literatuur nog redelijk terra incognita) te duiden. In "Diemen in het land van Amstel" onder redactie van Hanna Blok, Wiard Krook, Pieter van Reenen en Ruud Wiggers is onder meer een artikel opgenomen van Jan van OOSTVEEN en Ton van BOMMEL over "Kleipijpen uit Oud-Diemen". Hierin een beschrijving van de resultaten van een inventarisatie van drie vondstcomplexen in Oud Diemen. Het boek (dat bijna 400 pagina's omvat) is een uitgave van De Bataafse Leeuw en is verschenen in oktober 2009. Bij De Slegte is gesignaleerd "Warman's Tobacco collectibles" van de hand van Mark F. MORAN, een geillustreerde encyclopedische uitgave over tabaksgerelateerde voorwerpen, taxatieprijzen, enz. De • uitgave telt ongeveer 350 pagina's en is (h.z. zwart/wit) geïllustreerd. Prijs thans€ 9,95.
Het standaardwerk over "Tabakspijpennijverheid in Schoonhoven,,, een initiatief van de PKN-werkgroep kleipijpen en geschreven door Jan van OOSTVEEN en Aad KLEIJWEG, is eind september 2009 verschenen. Na een korte inleiding over de tabakspijpennijverheid in Schoonhoven en een alfabetische inventarisatie van alle getraceerde pijpenmakers worden de versieringen op de tabakspijpen beschreven. Vervolgens volgt een handzame en beredeneerde fotocatalogus van de gevonden , Schoonhovense rookpijpen. Voorts bevat het boek een genealogie van enkele pijpenmakerfamilies en een merkenoverzicht. Een pluim voor de werkgroepleden is meer dan welverdiend. Het boek (grootformaat met soft cover) omvat 143 pagina's en is rijk geïllustreerd. ISBN 978-90-801138-3-1. Het grootste deel van de oplage is reeds bij voorintekening verkocht. Maar wellicht is nog een enkel exemplaar (ad € 29,50 excl. verzendkosten) verkrijgbaar via Aad Kleijweg of bij de boekhandel in Schoonhoven. _J 21sî .._I __
Op de website van Het Pijpenkabinet kunnen weer enkele nieuwe artikelen van de hand van Don DUCO worden gelezen. Onder meer "Gedachten rond een restvoorraad uit Rijssen". De auteur beschrijft de recente vondst van restanten van een winkelvoorraad uit eind 1 ge eeuw, aangetroffen op een zolder in Rijssen, en trekt wat conclusies over de vermoedelijke smaken van de toenmalige pijprokers. "De maiskolfpijp, Missouri meerschuimen barnyard briar" handelt over het ontstaan van de industrie van uit maiskolf vervaardigde pijpen in de Verenigde Staten. Onder meer aandacht voor de vervaardiging van dergelijke pijpen en de ontwikkelingen in de vormgeving. Onlangs verscheen het 75e nummer van SCPR, de Society for Clay Pipe Research. De SCPR vierde dit voorjaar het 25-jarig bestaan. In dit nummer van 58 pagina's diverse bijdragen over de resultaten van opgravingen van kleipijpen, de vondst van pijpen in het wrak van een in 1739 gezonken schip en de vondst (in Canada) van gemerkt kleermakerskrijt, gemaakt van pijpaarde. Voorts een bijdrage van Felix van TIENHOVEN over zeldzame verborgen Japanse wapens (steekwapens, verborgen in Kiseru-pijpen). Van de hand van Arne Akerhagen en David Higgens een artikel naar aanleiding van twee tekeningen van kleipijpenovens in het Zweedse Alingsas. ,, De Stichting Nederlandse Tabakshistorie heeft weer een fraai Jaarboek (2009) verzorgd. Jan Hilco BOLHUIS beschrijft de sigarenfabriek "De Pionier" in Groningen, Bas BIERKENS schrijft over "Oud-Kampen zorgde voor opbloei van kwaliteitssigaar" en Bert BOHNEN vervolgt zijn bijdrage in het Jaarboek 2008 over "Sigarenfabrieken (VHS)" . Van de hand van Lodewijk van DUUREN een artikel over "Tabak en weggevertjes", een onderwerp waar nog weinig over is geschreven. Voorts een bijdrage van J.U. POSTMA "Over zilvermerken op deksels van lucifershouders" en een ook voor de pijpenverzamelaar interessant artikel "Het gebruik van tabak in de zeventiende en de achtiende eeuw" van de hand van Bert van der LINGEN. Voor nadere gegevens, zie [email protected].
Uit de collectie van: Felix van Tienlîoven Of het de interessantste pijpen in mijn verzameling zijn weet ik niet maar vermoedelijk wel de meest bijzondere. Tot op heden hebben wij namelijk noch in musea noch in particuliere collecties vergelijkbare pijpen kunnen lokaliseren. Gedurende 12 eeuwen had het zwaard voor Japanners een spirituele betekenis. Het ambacht van zwaardensmid stond dan ook in hoog aanzien en hetzelfde gold voor de makers van versieringen en gevesten. In het bijzonder tijdens de Edo-periode ( 1600-1867) bloeide kunst en kunstnijverheid en zijn zeer fraaie zwaarden gemaakt. In 1868 begon de Meiji-periode waarin Japan van een feodaal staatsbestel terugkeerde naar een Keizerrijk. Het tijdvak 1868-1912 staat in Japan bekend als het begin van de moderne periode. Meteen aan het begin van deze omwenteling vaardigde de Keizer een verbod uit tot het dragen en maken van zwaarden. Voor de ambachtslieden betrokken bij het maken van zwaarden betekende dit dat zij hun vaardigheden deels op andere gebieden moesten gaan aanwenden. Zwaardensmeden wierpen zich op messen, dolken, eetgerei e.d en decorateurs op het maken, veelal in brons , van vazen, beelden en ..... kiseru. Ukiyo-e (Wood Black print) van Kabuki acteur ( Utagawa Toyokuni, 1802)
De samenwerking van deze ambachtslieden is echter niet geheel verloren gegaan getuige de twee kiseru's in mijn verzameling. Een mes en een dolk verborgen in een "kiseru". Deze bronzen pijpen zijn 29 respectievelijk 32 cm lang en komen wat betreft bouw goed overeen met bekende modellen zoals die gebruikt werden door o.a. Sumoworstelaars en Kabuki-toneelspelers. Bijzonder is dat bij beide pijpen de steel bekleed is met zogenaamd "same-gawa" (walvishuid) dat voorheen gebruikt werd op het zwaardgevest om te vermijden dat het door het bloed glad werd. De Japanners meenden overigens ten onrechte dat het walvishuid was . In werkelijkheid is het de huid van de staart van de reuzenmanta (Manta birostris) die door Nederlanders werd aangevoerd.
Bij zowel het mes als de dolk is in het heft, dat in het mondstuk verankerd is, een rookkanaal geboord zodat beide pijpen ook daadwerkelijk gerookt kunnen worden. "Het mes" toont duidelijk als zodanig gebruikt te zijn. De fraaie gedreven reliëfvoorstellingen op de gedecoreerde pijp zijn klassiek Japans en getuigen van groot valmanschap. Op de steel een berglandschap met herten en op het mondstuk twee schepen tegen een rotsachtige kustlijn. Detailopnames van de op deze pagina genoemde kiseru Aangenomen wordt dat deze "O-o" (grote) kiseru zich ontwikkeld heeft uit de lange pijpen ( 50-60 cm) die in de Ede-periode door de "hooligans" werden gebruikt omdat het ze verboden was een zwaard te dragen. Deze pijpen werden "Kenka" (vecht)-kiseru's genoemd waarvan sommige al verborgen wapens herbergden. Tot op heden zijn geen documenten bekend die dit kunnen schragen maar wij zijn er van overtuigd dat deze "wapenpijpen" gemaakt zijn voor wat in Japan genoemd wordt "outlaws", de voorvaderen van de huidige Yakuza, de Japanse maffia. Het type dolk ( dosu of aikuchi) dat nu verborgen is in de pijp werd vroeger door de "outlaws" als zelfstandig wapen gebruikt. De dure uitvoering van de "mes-pijp"geeft aan dat de eigenaar een hoge status in de organisatie had.
Toen ik in 1995 deze unieke stukken op de Heiwajima Antique Fair (Tokyo) kocht vertelde de verkoper : Meiji Period, 1880/1900, Kyoto. De datering is zonder twijfel juist doch dat de herkomst Kyoto zou zijn is niet vast te stellen. Kyoto was wel een van de oorspronkelijk belangrijke zwaardensmeden- en decoratiecentra, dus hij zou gelijk kunnen hebben. Conclusie. Ik heb twee bijzondere voorbeelden van Japans cultureel erfgoed in mijn verzameling maar voor wie en door wie die zijn gemaakt is tot op heden niet met zekerheid te zeggen. Ik teken hierbij nog aan dat het voorstaande alleen geschreven kon worden met behulp van de "lokale" kennis van Barney Suzuki en Jun Higuchi. In deze bijdrage heb ik mij bewust beperkt tot het beschrijven van het ontstaan en gebruik van deze bijzondere pijpen. Voor diegenen die geïnteresseerd zijn in Japanse zwaarden, de achtergronden van de Meiji-omwenteling of Japans brons volgen hieronder enkele literatuurreferenties. Tot slot: mocht U nog meer bijzonderheden weten over deze pijpen dan hoor ik dat graag. ,. Felix van Tienhoven. Referenties: Japan, An lllustrated Encyclopedia, Kodansha, Tokyo, 1993 - Meiji Period ( pages 948/953) - Swords ( pages 1490/1492) Japans Brons, Kunst & Antiek Journaal Collect. Uitgave van Scriptum, Schiedam December 2007/nr. 11
"Ein Feste Burg 1st Unser Gott" Arjan de Haan Luther en Bach. "Ein Feste Burg ist Unser Gott" is de eerste regel van het kerkenlied dat in 1527 door Maarten Luther geschreven en gecomponeerd werd. Het is tevens de eerste regel van de cantate die door Johann Sebastian Bach geschreven werd voor hervormingsdag, oftewel 31 oktober. Op hervormingsdag wordt herdacht, dat op 31 oktober 1517 Maarten Luther zijn 95 stellingen aan de deur van de slotkapel van Wittenburg nagelde. Ook al stammen Maarten Luther en Johann Sebastian Bach niet uit dezelfde eeuw, zij zijn beiden geboren en getogen in hetzelfde deel van Duitsland, het Thüringerwoud. Sterker nog, beide heren hebben in dezelfde plaats gewoond, n.l. Eisenach en hun beider huizen zijn tegenwoordig toeristische trekpleisters. Twee pijpen. Nu valt over de beide heren meer dan genoeg te schrijven, maar dit artikel gaat om een tweetal pijpen uit mijn collectie. Beiden zijn gemaakt van hetzelfde materiaal; een licht geel getint, ongeglazuurd porselein. Het materiaal doet sterk denken aan het Böttger steengoed zoals Meissen het in de 1 ge eeuw toepaste, maar deze pijpen zijn gemaakt in Thüringen, rond het midden van de 1 ge eeuw. Bovendien zijn de beide pijpen afgemonteerd met vergelijkbare deksels van messing, en beide deksels zijn verguld. De grootste gelijkenis zit in de afbeelding op de pijp, in beide gevallen een portret van Luther in reliëf met daarnaast de tekst "Ein Feste Burg 1st Unser Gott". Tot slot zijn beide pijpen 2I87 l ---------------------
gemerkt met een ovaal stempel met daarin de letters EL als geschreven hoofdletters. (zie afb. hieronder) Twee vormen. In zowel de collectie van Ron de Haan, alswel in mijn collectie bevinden zich enige tientallen gipsen pijpenvormen met hetzelfde merk in de vorm. Deze vormen ~ijn door de vorige eigenaar deels gevonden op een zolder in Ruhla, en deels in de startcontainer aan de straat bij hetzelfde huis. Ruhla ligt overigens op korte afstand van Eisenach in het Thüringerwoud. Nu doet de verscheidenheid aan vormen, en het aantal duplicaat vormen in dit vondstcomplex, vermoeden dat het om het huis van een pijpenmaker gaat. En ook al is het verre van zeker, toch neem ik vooralsnog aan dat "EL" pijpenmaker te Ruhla was. Helaas is er over deze pijpenmaker verder (nog) niets bekend. Hoewel ik in de toekomst aan deze vormen een àrtikel zal wijden, wil ik nu alvast een tweetal vormen uit dit vondstcomplex uitlichten. De eerste vorm is voor een pijp met een cilindrische ketel met daarop classicistische afbeeldingen van Vrouwe Justitia en Minerva in laag reliëf. Het manchet is versierd met laurierbladeren(?) en aan de rand staat het merk; "EL"in een ovaal. Dit merk is tevens terug te vinden op dezelfde plaats in de mal, dus het stempel is niet na het vormen van de pijp geplaatst.
De pijp, die ongetwijfeld uit deze of een identieke mal komt (zelfde vondstcomplex), is gemaakt van hetzelfde lichtgele materiaal als de twee pijpen waar het artikel om draait. Links: de pijp in de gipsen mal. Midden: het merk in de mal. Rechts: het merk op de pijp. De tweede vorm is voor een stummel pijp waarop wederom Luther afgebeeld staat. De ketel is gedecoreerd met een mand-patroon dat sterk doet denken aan de "bastumflochten" meerschuimpijpen uit Ruhla. Op de voorzijde staat een schild met reliëf afbeelding van de buste van Luther. Deze mal heeft geen merk. (zie afb. hieronder)
Lavapijpen. Nu is over pijpen van dit materiaal weinig tot niets bekend. In het boek "Geschichte des Meerschaums" geschreven door Alexander Ziegler in 1883 staat een passage over zogenaamde "lavapfeifen": "25. 000 Duzend ader 2. 700. 000 Stück Thon und Lava Pfeifenköpfe, ebenfa/1s von der mannichfachsten Grölsen, Formen und mit den verschiedensten Figuren resp. Verzierungen - lm Preis von 1 Ngr. Bis 1 Thlr. Und mehr pro duzend. ". Otto Pollner beschrijft in zijn boek "Die Pfeifenmachen zwischen Rennsteig und Rhön" tevens deze "lavapfeifen". Mijn vermoeden is dat de pijpen die ik in dit artikel beschrijf deze genoemde "lavapijpen" zijn. Met dit gegeven en de beide pijpen in combinatie met de mallen kunnen we een paar voorzichtige conclusies trekken. Allereerst zijn deze pijpen een luxe artikel. Het gaat om gegoten pijpen in vaak extravagante vormen die vrijwel altijd afgemonteerd zijn met voorvergulde messing deksels. Soms hebben deze deksels een inzet van hetzelfde materiaal als de ketel. Gezien de vondst van de mallen kunnen we vaststellen dat deze pijpen onder meer in Ruhla gemaakt zijn, en hoewel verdere aannames voorbarig zijn zou ik de pijpen dateren tussen 1840 en 1860. Over de pijpenmaker met de initialen "EL" is tot dusverre ook niets bekend. En hoewel een voorzichtig tipje van de sluier is opgelicht, is er nog meer dan genoeg te onderzoeken aangaande deze bijzondere pijpen. Intern detail van de mal met de buste van Luther.
De pijpendag te Doesburg. Zie het verslag op pag. 2170
Francois Rude , Fiolet à st Omer Behorende bij het artikel o . 2 76
SCHEKRING AND ... Ç) Kwa • pi Jaar
Herdenkingspijpje van de Koninklijke Stearine Kaarsenfabriek in Gouda (1858 - 1908) Zie artikel op pagina 2194 Een van de pijpenkoppen die hoort bij de driekoppige presentatiepijp. Onduidelijk is wie de afgebeelde persoon is, maar het moet haast wel iemand zijn van vorstelijke huize gezien de kroon op het hoofd. Zie voor meer details artikel op pagina 2198
Jaargang 32, nummer 127 Unieke driekoppige kleipijp opgegraven in Maassluis. Zelden worden pijpen gevonden waarbij meerdere koppen aan een steel zijn gemonteerd. Deze pijp is helemaal bijzonder omdat het ook nog een monsterpijp is en bijna compleet. Voor de afmetingen zie artikel op pagina 2198. Bestellingen van oude PKN nun1111ers richten aan: Andy de Bruijn. Adres zie colofon c PKN. Overname van artikelen en illustraties is slechts toegestaan na voorafgaande toestemming van de redactie. Kwartaalblad voor de pf.jpenverzanielaar en onderzoeker www.tabakspijp.nl [email protected] ilut 1 urs zUn verantwoordelijk voor hun bUdrage. ISSN: 0924-4158 januari 2010 Abonnement en betaling Het abonnementsjaar loopt van 1 juli t/m 3 0 juni. Het blad verschijnt in juli, oktober, januari en april. Nederland: €18,50 per jaar Buitenland: €26.- per jaar Betalingen overmaken naar: Rekening 3823478 t.n.v. Pijpelogische Kring Nederland
Inhoud Van de redactie 2193 Michiel Rutten Literatuursignalementen 2193 Bert van der Lingen Een sigarenpijp van de jubilerende Koninklijke 2194 Stearine Kaarsenfabriek Gouda, 1858-1908 Hans van der Meu/en Presentatiepijp? 2198 Ruud Stam De export van pijpen uit het Westerwald via 2200 Nederlandse havens in de 198 eeuw en de rol van handelshuizen. ' Aad Kleijweg Pijpenkoppen van de scheepswerf Oostenburg 2213 Boy Hubee Pijpenstoppers voor wedstrijden 2222 Felix van Tienhoven Académie International de la Pipe 2224 r - Wij wensen al onze leden een voorspoedig en 1 gelukkig Nieuwjaar toe. i ___ ... ,., .... » ........... __ .. _ .............................. ~ .............................. _.~·-~·-·~· .. -· .. •• ....... ,, ...... __ .. ______ ,.,. ....................... .,. ~
Van de redactie VAARWEL en WELKOM TERUG Zoals bekend zal Arjan de Haan vanaf 2010 niet meer de eindredactie van het PKN-bulletin verzorgen. Een half jaar voor de start van Arjans redactionele activiteiten werd afscheid genomen van drukkerij Vreeland en kon bij de vervaardiging van het bulletin voortaan worden geprofiteerd van nieuwe opmaak- en druktechnieken. Arjan heeft daar in het bijzonder bij de opmaak van het kaft, dankbaar gebruik van gemaakt; het PKN-bulletin werd ook in uiterlijk een tijdschrift waar de PKN-abonnees trots op mogen zijn. Daarom nogmaals veel dank aan Arjan. En hopelijk biedt het feit dat de last van het driemaandelijkse bulletin nu niet meer op zijn schouders rust hem gelegenheid om de PKN-lezers ook in de toekomst te vergasten op nieuwe onthullingen over Ottomaanse (en andere) pijpen. De eindredactie berust thans in de vertrouwde handen van Hans van der Meulen, nestor die (met Fred Tijmstra) aan de basis heeft gestaan van de geboorte van het PKN-bulletin. Met de hulp van de PKN-abonnees zal het bulletin een boeiend periodiek blijven. Literatuursignalementen Michiel Rutten ([email protected]) "Lisse - Kaaspakhuisje, archeologische vondsten uit de Nieuwe tijd bij het zgn. Kaaspakhuisje in het centrum van Lisse" door Menno Dijkstra, Leo den Hollander en Hans van der MEULEN is de titel van een verslag van het daarbij gevonden materiaal (naast aardewerk en een sluikbegraving ook 24 pijpenkoppen uit de periode 1680 - 1820, met pieken rond 1700 en 1770). Uitgave in de Renus-reeks (no. 2) van de AWN, afdeling Rijnstreek. Leiden 2007, ISSN 1569-7444, 45 pagina's;€ 16,50. In h t Overijssels Jaarboek 2008 (Overijssels Erfgoed, Archeologische en Bouwhistorische Kroniek 2008) is (op pagina 47 Urn 54) van de hand van Jan v n OOSTVEEN opgenomen de bijdrage "Wierden, tabakspijpen van hav z t Grimsberg te Notter" over de op het terrein van de Havezate g vond n (140) kleipijpen. Het merendeel van de pijpen is afkomstig uit de 1 s' oeuw en gefabriceerd te Gouda, Zwolle, het Westerwald en (v rmo d lijk) Deventer. Het jaarboek is te bestellen via www.halos.nl .
Van het Kaliningrad Amber Museum werden de navolgende uigaven gemeld: Mouthpieces and pipes of the 189 - early 209 century from private collections; exhibitioncatalogue; 70 pagina's met meerschuimen /barnstenen pijpen; prijs 150 roebel; ISBN 978-5-9900474-8-8; Gennady's losets facets of talent and mastery/amber craftman/catalogue; 70 pagina's met barnstenen producten; prijs 150 roebel; ISBN 978-5- 9900474-6-4; Te bestellen via [email protected] . In nummer 10 van het vrij nieuwe tijdschrift Polder Vondsten een artikel van Kees van der POLS over "Enkele vroege tabaksdoosjes" uit de 179 eeuw. Ook in andere artikelen aandacht voor tabacologische voorwerpen. Te bestellen via [email protected] . Een sigarenpijp van de jubilerende Koninklijke Stearine Kaarsenfabriek Gouda, 1858-1908 Bert van der Lingen ([email protected]) Met de uitvinding van de stearinekaars in het eerste kwart van de 19de eeuw, komt er een kwalitatief betere,. kaars op de markt dan de oorspronkelijke vetkaars. Halverwege de 1 gde eeuw ontstaan in Nederland fabrieken voor dit nieuwe product waardoor veel traditionele vormen van kaarsenmakerij verdwijnen. In Gouda wordt in 1853 de eerste stearinekaarsenfabriek opgericht. Na aankoop van een nieuw fabricageprocédé in 1858 wordt de productie professioneler aangepakt. In dat jaar wordt het bedrijf voortgezet als N.V. Stearine Kaarsenfabriek Gouda. In 1899, twee jaar na het bezoek van koningin Wilhelmina, wordt het predikaat "Koninklijk" verleend. 1 Afb. 1, Titelblad van het feestprogramma (detail). Op zondag 26 april 1908 bestaat het bedrijf vijftig jaar. Om dit te vieren wordt op 1 en 2 mei een groot feest gegeven voor personeel en
genodigden. Arbeiders plaatsen vlaggen op de fabrieksgebouwen aan de Schielands Hoge Zeedijk en de fabriekshallen worden versierd met slingers. De feestcommissie bestaat uit het gezamenlijke hoofdpersoneel. Zij moeten het herdenkingsfeest voor werklieden en gasten voorbereiden. Onder het genot vah een glas wijn en sigaren worden in de vergaderkamer van het administratiegebouw de rollen van de commissie verdeeld en het feestprogramma opgesteld (afb. 1 ). De eerste dag van het feest bestaat vooral uit bijeenkomsten van het hoofdpersoneel, speeches en programma's voor genodigden. Op de tweede dag is er een plechtigheid voor het hoofdpersoneel, de werklieden, autoriteiten en overige gasten. De werknemers krijgen op deze dag een extra week loon uitgekeerd. 's Avonds worden in twee zalen van een sociëteit variétévoorstellingen voor d werknemers gehouden. Het feest begint echter al rond half zes wanneer 1 d n van het hoofdpersoneel, in een tent in de tuin "Bons, Bruidsuikers in oen gouden zakje, programma's, eau de cologne in een fraai fleschje, cigaren en pypjes" uitdelen aan de werklieden. De heren Boot en Leemeyer zijn ver ntwoordelijk voor de sigaren en de heren Gretser en Zorg delen de pijpjos uit. Daarna begeven de werklieden en gasten zich naar de voor t' lling n van het gezelschap van variétékoning Frits van Haarlem, ind rtijd b k nd van het Carré. Na afloop wordt een groots vuurwerk afgestok. n waarna er gelegenheid is om te dansen, wat al snel ontaard in e n "hossen en springen". Werklieden en gasten worden ruimschoots voorzien van eten en drinken en men zorgde "dat de vroo/yke stemming, inrli Al noodig, door kunstmiddelen werd aangewakkerd". Rond een uur wordt het sein tot vertrekken gegeven, waarop men de werklieden al hos end buiten het hek probeert te krijgen. Dit lukt pas als de muzikanten vertr l<k n. (2) /\Il) ~, 1 u,q, l10011i:;i~1;1é:Jr met firmanaam. (Collectie Bert van der Lingen) r-·. ·-·. ~···-., ---"'~----,.,---,----=~~·---¼--,-,~,~•~=-'-""_.,J 219 5 _! _
Afb. 3. Voor/ achterzijde In deze periode is het niet ongewoon sigaren of sigarenpijpjes bij speciale gelegenheden cadeau te doen en ook bij wedstrijden en lokale of landelijke evenementen liggen deze voorwerpen op de prijzentafel. De pijpjes die Gretser en Zorg uitdelen aan de werklieden zijn korte hoornvormige sigarenpijpjes van rood bakkende klei met een lengte van 11, 3 cm en een hoogte van 3,2 cm. (afb.2) De ketelopening waarin de sigaar steekt bedraagt 1,2 cm. Op de rokerszijde van de ketel staat in reliëf het Goudse wapen en aan de achterzijde het Goudse stadhuis. (afb.3) Links op de steel staat "KON STEARINE KAARSENFABRIEK "GOUDA" en rechts "1858-1908" tussen zes bloempjes. Het model van deze jubileumpijp is gelijk aan nummer 289 in Catalogus A van de firma P. Goedewaagen & Zoon uit 1906. Dit gladde model, aangeduid als lange hoornsigaar, werd in Duitsland verkocht voor 3 gulden per gros. (3) Deze pijpen worden ook voor de toeristenhandel gemaakt, maar zijn dan via een gravering in de pijpenvorm voorzien van het Goudse wapen en stadhuis zoals we ook bij de jubileumpijp zien. Zowel de gladde als de souvenirpijpjes hebben rond de steel een intagliostempel met: "Goedewage Gouda". Vanwege de in de vorm gegraveerde naam van de kaarsenfabri kant is er op de jubileumpijpjes geen ~ ruimte over voor het plaatsen van een ., stempel met de naam van de pijpenfabrikant. De sigarenpijpjes werden uitgedeeld aan de werklieden en gasten die het jubileumfeest van de kaarsenfabriek bezochten. De diversiteit aan presentjes doet vermoeden
dat de mannelijke werknemers blij werden gemaakt met sigaren en een pijpje en de overige cadeautjes hoofdzakelijk waren bestemd voor het vrouwelijke personeel. Twee jaar voor het jubileum waren er 377 mannen en 262 vrouwen in dienst. Er zijn geen aanwijzingen dat deze pijpjes ook tijdens andere gelegenheden werden uitgedeeld en daarom zal oedewaagen er niet meer dan ca. 700 van hebben gemaakt. Van ventuele restanten zal men zich kort na het feest of in ieder geval in 1908 hebben ontdaan aangezien ze na het jubleum niet meer actueel waren. zien de scherpe gravering heeft Goedewaagen voor deze opdracht een ni uwe pijpenvorm gemaakt of laten maken, die slechts kort in gebruik is g weest om deze kleine partij te maken. Mogelijk heeft Goedewaagen de pijp nvorm, vanuit kostenbesparend oogpunt, hergebruikt om de eerder g n -mde souvenirpijpjes te maken. Hiertoe hoefde alleen de jubileumtekst verwijderd te worden. 1 ijd ns h t brandproces van het hierboven besproken pijpje was de h~kt mp r tttur ni t optimaal, waardoor de rode klei is overgegaan in liclîtbruin t t ro dbruin. Mogelijk is het vanwege deze afwijkende kleur nooit l11 ln11d 11 vQn d ~ k rsenfabriek geweest. Immers tijdens een dergelijk qroots f . t w ar kosten nog moeite werden gespaard, deelde men geen rni.,l)nl<~ Is 11it Q n p r oneel en gasten. Het pijpje is ongerookt en het is de vr :mg in h v rr dit jubileum artikel daadwerkelijk werd gebruikt als 11:Jtruin 11t om sigaren te roken. Mogelijk verdwenen dergelijke pijpjes kort nn ontvdng t Is aandenken in een doosje in de kast of op zolder. 11101111011: 1 /\.1 '. l lo kstra, Inventaris van de archieven van de N.V. Koninklijke SI< w/110 Konrsenfabriek Gouda-Apollo (1853) 1858 - 1960 (1969). Gouda, 1 ~m I ( 11 11 dit 1 ) . : t;tn ( I\, rclîi f Hollands Midden, Gouda. Ac-code 270, Archief N.V. K<>11l11I 1 11 , t 1• rin Kaarsenfabriek Gouda-Apollo/Uniqema BV. lnv.nr. 259, l 110!11:t11111H1 c_ 11 verslag van de feestviering ter gelegenheid van het 50-jarig IH :,1 1 111, ( ,011d:-1, 1908. 1 1 >.11. 1 >uco, / in111-1 P. Goedewaagen & Zoon: Fabrikantencatalogus uit I uutJ v"u', /, 11 vt1n historische inleiding en verklarend naamregister. /\111:ih t d, 1111, :UDO, p.49 en Catalogus A, p.27
Presentatiepijp? Hans van der Meulen ([email protected]) Speciaal voor degene die de gezellige bijeenkomst van de PKN-ers in Doesburg gemist hebben en ook niet de fraaie tabacologische tentoonstelling "In rook vervlogen" hebben gezien, schrijf ik dit stukje. Op de expositie in het museum "De Roode Toren" lag in een van de vitrines een fantastische grote driekoppige pijp (zie afbeelding), waarvan helaas een het duister. stukje steel ontbrak. De pijpenkoppen zijn identiek en beelden een voornaam persoon uit. De besnorde gezichten, omgeven door een weelderige pruik, vertonen een grote overeenkomst met de gezichtspijp, die Peter Ritmeester gevonden heeft in een bouwput aan de Utrechtse Vecht.[1] Hoewel van kleiner formaat heeft ook Ron de Haan een vergelijkbare vondst gedaan. [2] Beide heren betitelen dit vorstelijke pijptype als 'koningspijp', en terecht. Over de vraag wie er staat afgebeeld tast men nog in De afgebeelde driekoppige pijp is in het bezit va,n een van onze PKN-leden die hem vele jaren geleden heeft verworven toen deze bij baggerwerkzaamheden in Maassluis letterlijk en figuurlijk boven water kwam. Er zijn wel enige verschillen met ·de vondst van Ritmeester, want de heren van deze driekoppige pijp hebben een duidelijke snor en de kroon is hoger. Een opvallend detail waarin beide vondsten overeenkomen is de inkeping op het mondstuk. Een ander detail wat beide pijpen gemeen hebben is het geschulpte wapenschild op de steel. In het wapenschild van deze pijp staan drie lelies (zie afbeelding), terwijl het schild van de andere pijp geen motief had. Het is twijfelachtig of we de drie lelies als merk moeten opvatten, als dit wel het geval is zou een van de leden van het pijpenmakersgeslacht Van
Wijk in aanmerking komen als producent. Als datering wordt respectievelijk h t eerste kwart (de Haan) en het derde kwart (Ritmeester) van de 18e uw opgegeven. Hoewel bij deze vondst geen context aanwezig was denk ik dat hij in de tweede helft van de 18e eeuw geproduceerd is. Wat kan het doel van dit soort pijpen zijn geweest? Als rookpijp zijn ze niet geschikt. Het gangbare idee is dat ze hebben gediend als presentatie of etalagepijpen. Als deze bewering klopt zou je verwachten dat de maker dit soort blikv;.1I19 1rs duid lijk zichtb r van een merk en/of zijn naam zou hebben voorzion, dit i echter niet het geval. Op een grote pijp, waarvan de 'lol<oning in het mus umgoudA berust, staat wel wie de maker is geweest. Op do drie centimeter grote hiel staat ADRYAEN VAN DER AERDEN g st-mpeld en het jaartal MDCLXI (1661). [3] Het zou kunnen zijn dat rJorg lijk monsterpijpen als pronkstuk tussen andere producten van een pijp nmaker heeft gelegen, b.v. op een nijverheidstentoonstelling, zodat de h rkomst voor iedereen duidelijk was. Door het ontbreken van een naam of morl< voldoen de "koningspijpen" naar mijn mening niet als solitaire , 1 d,1rn pijp. Maar wat zijn het dan wel? Een ieder die suggesties heeft ten , u111%iun v n het gebruik of doel, of in het bezit is van een dergelijke 11l<1J1dn<p1pijp", wil ik vragen om dit aan mij door te geven. Ahuc tluuon van de "koningspijpen" 1 x, 111pl 1:11 v;m Ron de Haan: hoogte kop 52 mm, grootste breedte kop 28,5 1111111 d, 11111 h I rook~< naai 3 mm. 1 x1 11,pl 1.11 v:111 IJotsr Ritmeester: hoogte kop 91 mm, diameter ketel 32 1111111 1, 11ql1 :,Ic 1 1 13/ mm, dikte steel 27 mm. 1 >1 , l,11pplq1 1 '1,1111 nyspijp": hoogte kop100 mm, diameter ketel 43 mm, 11 11 111 11 1 1 ·,,11, 111111, dikte steel 43 mm (zie ook afbeeldingen op het kaft). l lrotUIC u: 1 l '111111 1 '11111rn1 1111, 1 h lu,1111 Jt pijp. 1 KN jaargang 9 nr. 36, pag. 88 (1987) : 1 1 1 1111rl11111111, 11111 "111 11" 1 rmln Ispijpje. PKNjaargang 10 nr. 38, pag. 45 (1987) :1 1111111111111, 1 1111 111111111 11111 111clloologische tekening. Pijpelijntjes jaargang IX, nr. 1, pag. 1. f ;, -=------•~----•" ~" ,,~,, ,_H,--~--w-~ 2199 L."••--•--•
De export van pijpen uit het Westerwald via Nederlandse havens in de 19e eeuw en de rol van handelshuizen. Ruud Stam ([email protected]) De export van pijpen uit het Westerwald via de Nederlandse havens was vooral in de tweede helft van de 1 ge eeuw een enorme concurrentie voor de Goudse pijpenmakers. Aan de hand van doorvoercijfers en handelscorrespondentie uit het Westerwald wordt inzichtelijk gemaakt hoe groot deze concurrentie was en hoe het te verklaren is dat de pijpenmakers uit het Westerwald zo succesvol konden zijn. Ook wordt duidelijk met welke soorten pijpen de concurrentieslag werd gevoerd. De Goudse pijpenmakerijen hebben het in de eerste helft van de 1 ge eeuw heel moeilijk. Het proces van structurele groei van de economie na 1819 blijft in de Goudse pijpennijverheid uit.1 De belangrijkste oorzaken zijn de geringe export, vervalsingen van het Goudse product en de terugloop van de binnenlandse vraag. In 1820 stelt minister Gagel, om de rijpennijverheid te beschermen, een absoluut invoerverbod van pijpen voor. In 1822 wordt dit verbod ingesteld en wordt alle invoer en doorvoer van pijpen in Nederland verboden.3 Dit was een uitzonderlijke bescherming van een tak van nijverheid door de overheid, die laat zien hoe zeer Den Haag besefte dat de eens zo florerende pijpennijverheid, die veel werkgelegenheid bood, kwijnde. Het verbod was een enorme klap voor de concurrentie uit het Duitse Westerwald.4 Immers dit betekende het volledig verloren gaan van de gehele handel van het Westerwald met Noord-Duitsland5 Scandinavië en de Oostzee, die geheel via de Rijn en de Noordzee verliep. • Op basis van de exportcijfers lijken de Nederlandse pijpenmakers nauwelijks van het voordeel van de uitschakeling van het Westerwald bij de overzeese export geprofiteerd te hebben. 6 De pijpenmakers uit het Westerwald richtten zich als gevolg van het doorvoerverbod meer en meer 1 Zanden, Nederland 1780-1914, blz. 151 e.v. 2 Tempelman, van der Want, blz. 12. 3 Tarief van Regten op den in- uit- en doorvoer 26 augustus 1822. Ter vergelijking op andere waren werd gemiddeld 10% geheven. De tariefwet bleef tot 1845 van kracht. De uitvoer werd belast met 5 cent per 20 gros. 4 Kügler, Export, S. 37. De pijpenmakers uit het Westerwald concentreerden zich daarna op de export naar Zwitserland. Dit kon echter de uitvoer over Nederland niet compenseren. 5 Kügler, Pfeifenbäckerei, blz. 185. 6 Anoniem, Statistique industrielle et manufacturière. - Drieling, Bijdragen. - Gagel, Memorien en correspondentiën, - Memorie van beantwoording.
op afzet via de Rijn naar Zuid-Duitsland, Zwitserland en Noord-Italië, gobi den die voor de Nederlandse export van geringe betekenis waren. 7 Al in 1845 het invoer- en dooNoeNerbod wordt opgeheven, komt de doorvoer van pijpen uit het Westerwald aarzelend op gang. Het proces van 11 t h r t I v n de export via de Nederlandse havens is goed te volgen aan de hand v n de sinds 1846 beschikbare Nederlandse handelsstatistieken. 8 1 ot 1871 is de doorvoer in de Nederlandse Statistieken vermeld. Voordat llen benut kunnen worden moet eerst onderzocht worden hoe ren bruikbaar deze voor ons doel zijn. Wat i de herkomst van de pijpen uit de handelsstatistiek? 1 Jt vr. , g mo t hier gesteld worden of de dooNoercijfers alleen pijpen uit IJ t W ,t rw- Id betreffen. l lt t W .,t rw Id was het enige Duitse pijpenmakerscentrum van waaruit 111: 1: :!: ,: ,1 p jp n vi Nederland werden geëxporteerd. Pijpen uit België die IH • lt 111d w~r n voor overzeese afnemers zijn, in zover dat uit de Belgische : L ,11• 1 t 1 ( 11 , f t I z n is, via Belgische havens verzonden. 9 Het kan IHdt1111I jl r li t uitgesloten worden dat kleine partijen uit andere centra l11c cl{ , Ilc c I k via de Nederlandse havens zijn uitgevoerd. Bijvoorbeeld v. 111 1 t l~Jt 1~ ,nd naar Duitsland of van kleine, aan de Maas gelegen, 1 t1 lq1· .<:I 1l c< 11tr naar overzeese bestemmingen. Het is dus mogelijk dat de lt 1. 111( 11 11 tei doorvoerstatistiek in geringe mate afwijken van de echte , 1 )( ,111. jlt·1:. v. n het Westerwald. Het is echter aannemelijk dat het dlq1 1111 111 ht Id d t uit deze statistieken naar voren komt een behoorlijk q• 111111wc . 11 :1piog ling is van de exportcijfers van het Westerwald. Vc rhor fc u doorvoer : ;11111 w111 dl< t 11 cl I van de dooNoer van goederen in de statistieken ten 111111 c.ld1 111 1 ,,Is orvoer aangemerkt, maar als invoer of uitvoer q• 111111 • 1 tl < )111 clt loorvoercijfers te mogen gebruiken voor de dooNoer v 1111dl 111 1 VV, •,I, 1w:ll moet worden uitgesloten dat bij deze cijfers deze /1, 11 11. ,. 111 H 11 v1 1 I inrn n transithandel een rol speelt. HieNoor is een 1111 11111d1 111 , .d, 1 h: 1: 11 w ardoor met behulp van twee berekeningen de v1,, 111 l 11 11 llw, ,1 ,, , 1 k:-111 worden of het waarschijnlijk is dat verborgen 11.111 111, 111d1Ivc11111dq1 I> .t keniswas. 11, v1 1l11i11dl11q v;11 d import en export voor de periode 1846-1871 1 H d t 1 1 ' 11 1 11 LI 11: 1 '1 1 X1 11. , 111 r, 1. 111, v. u1 n1port n export is voor deze periode -0, 18. 1 I· 111d11 l 11111111 1 ', r, 1 / 11 111\1111111!111 't11tll1ll!I ,1111!11 ll1111tl11l1·11,'l'l1tlpv1111rl. ' 1 11,,1,lt lil 'd1dl 1llijil• il, ltt 11, l1dq111
Op basis van de indeling van Lindblad en van der Zanden is, op basis van deze berekeningen, de kans dat verborgen transithandel een rol van betekenis speelt zeer gering.10 Zijn alle pijpen uit het Westerwald die bestemd waren voor overzeese bestemmingen via Nederlandse havens verscheept? De pijpenmakers uit het Westerwald hebben in de hier besproken periode hun overzeese klanten vrijwel uitsluitend via de Hollandse havens pijpen gezonden. Transport over land was veel te moeizaam en kostbaar. Er is echter een uitzondering. In 1845 en 1846 hebben de pijpenmakers uit het Westerwald kleine hoeveelheden pijpen via Bel~ië naar Amerika gezonden. In 1845: 2000 stuks en in 1846: 80.820 stuks. 1 In de Belgische statistieken komen alleen deze twee cijfers voor van export uit het Westerwald. De route via België was zeer moeizaam en is vermoedelijk alleen maar gebruikt omdat de pijpenmakers in het Westerwald nog niet op de hoogte waren van de opheffing van het doorvoerverbod in Nederland. Op grond van bovenstaande overwegingen kunnen de doorvoergetallen gebruikt worden als exportcijfers van het Westerwald. Ongelijke registratie Echter het gebruik van deze getallen is daarn\ee nog niet zonder problemen mogelijk. Dit komt omdat tot 1862 de pijpen geregistreerd werden op basis van een forfaitaire waarde van f 1,50 per gros en daarna op basis van de echte waarde. 12 Vanaf oktober 1862 kunnen hierdoor de in de statistiek opgenomen bedragen niet meer omgerekend worden naar aantallen. Voor bestemmingen waar vooral goedkope pijpen naartoe gezonden werden, zoals Amerika, is het hierdoor het moeilijkst om de export voor de periode voor en na 1862 te vergelijken. De export lijkt hier op het eerste gezicht sterk verminderd te zijn na 1862. Dit wordt echter in sterke mate veroorzaakt door het verschil in registratie. In de grafiek is dit verschil voor en na 1862 duidelijk zichtbaar. Helaas is het niet goed mogelijk om getallen van voor en na 1862 om te rekenen. Voor de export naar Amerika wordt omrekening extra onzeker omdat net in die periode de Amerikaanse Burgeroorlog woedde, met alle mogelijke gevolgen voor de importen uit Europa. De exportcijfers voor landen, zoals in Scandinavië, waar de betere soorten pijpen naar toe werden gezonden, dalen uiteraard minder door de wisseling van de registratiemethode, maar zijn eveneens niet goed 10 Lindblad, buitenlandse, blz. 237-238. 11 Anoniem, Statistique de la Belgique. 12 Wet van 15-8-1862, Staatsblad 170. Vermoedelijk is deze wet op 1-10-1862 in werking getreden.
vergelijkbaar, zeker ook omdat de exporten naar de Scandinavische landen van jaar tot jaar nogal in omvang verschillen. In tabel 1 zijn de dooNoercijfers opgenomen.13 Let op: De getallen in tabel 1 en in de grafiek bestaan dus uit twee niet vergelijkbare series: Voor de periode 1846-1862 op basis van een forfait van 1,50 per gros en na 1862 op basis van werkelijke waarde. Tabel l: Doorvoer (in 2uldens x 1001 ?:tl = = N ~ VJ r-: 0:, "!j - 0 ~ ,:, < > > I> N > g N ::;, a =· 11'1 i:! ., s. ., n ... ., 0 C ?' "' ~ 11'1 il,I "' C Il,) r. tÏÖ t.> "' "' ~; ~ i3 = a ~ ~9- - f; • = = ;; - i, ... ... = 0. ;i :r. tl) l» a '::1' 0 tl) .. (Il :Ï 2: C ;: = < = ... = ... Q. ... ~ ;;; 111 "' 11'1 ..... IJQ "'f s· < :r. ';:' ii: 1846 0,3 4,7 0,2 1847 5,5 8,0 1848 6,0 9.0 19,5 1),1 6,0 1849 , .. ,r, ~--+--+--+--+--·+--t--21,3 1.850 0,8 ---- -+-___;:,;;58=,24--+---+--t-··· .. - 1851 10,8 38,0 ' "'0,3 Û,9 20,?.. !! .. 4,2 0,4 2,0 1 13,~-f---t----i 1852 6,0 ..=-l--~j----+--+-_.::;.:Sl=,l-+--+---+--t-----; 1853 6,2 . ! 8,0 ······,., 1,5 ! 7.0 66,5 13,8 3,0 l 2,4 1854 .......... = -+,--1 ·······t Gil.... ....... 0,2 1 .!.'.'.19.l!..,7-1---i----+-!.;ll:..:_;l,!.::..1 +---l'----:'1.:::...2 +--"3'""',8--+----i 1855 20,4 ·-+----1 1.3,9 7,0 1,8. Î 1.,9 .~! ....:.3::.:.::,ll:....;!_-4--.....;5~3.:.14'6::..+---l--4=,('-l 1-:-::--::-+---1 1856 19,3 ...J3,4.' 0,9 6,8 •••••• ! _-+-....;6..;;_58'-'-,1'-i 1.2,0 1-•:.:c!is:.:.:.. ,-+ ... -=-3,1:-+--+--+-'1,~ .. +--+-9':-':,,o ••• ·16,6 .. _.1.s ... 1- _....,___ __ 8_6...,s,3. __ 1-,s..,._.1,.....1,s-1····-·· ........... 4.S _ 1858 4,8 1-I -+---+--+---+--'6:.,:;;,.3-+··>--_..;;Ö~4 1,6 0.9 33-'.4 +-=0=,2-+--+---::-:-c--l 1859 ! 2,9 5,4 .... .!.!.i?... •••••••• 7,2 ... 37,5 3.9 836,5 .l.o···+·-1.,_,l-+---8-'-6,l--l ,...Ï861Î •• ! ~.2 i 0,4 28,2 14,8 2,8 2,4 954,2 34,2 1 91,6 .. 1861 , ••• 2,4 l_·····-····· O,oJ 8,9 ·- 27,2 6,7 33.7 1,0 1 981.4 71,9 • J" J ~ () 8 1,,·······901 .. 9 14,9 110 4 i 1862 1 68,7 ' 24.4 21,7 1 ,o ..r , - i • +2.2 Î +9" 6 +22,0 1863 20,0 12,0 36,9 47,8 ....... 3,5 56.9 J~l 2,0 l 28/4 ·········-·- ····-- 20,0 1-1:..8""64=· ...f.-.."-"-"'-if-="--l--+--+-:3:-c,0-+-:-1-:-1,7::-t-- 4,1 2,1 1,2 ! 254,7 · 5,0 40,2 Om, ondanks bovenstaande bezwaren, toch een indruk te krijgen van de omvang van het verschil van voor en na 1862 zijn voor de export naar Amerika twee berekeningen uitgevoerd: • De verhouding van het exportbedrag van 1861 (98.140 gulden) en van 1863 (28. 7 40 gulden) bedraagt 3,4. • Om te bepalen of deze verhouding bij benadering gebruikt zou mogen worden om de beide perioden te vergelijken is de forfaitaire prijs (f 1,50 per gros) gedeeld door de prijs van de goedkoopste soort pijpen uit het Westerwald (f 0,35 per gros): De verhouding is dan 4,2. 13 Anoniem: Statistiek van de handel en Scheepvaart.
Beide verhoudingsgetallen liggen dicht bij elkaar. Op grond hiervan mag aangenomen worden dat de export vanuit het Westerwald in deze periode niet ingezakt is, maar zelfs gestegen is. De Amerikaanse Burgeroorlog had dus kennelijk geen negatieve gevolgen voor de hoeveelheid pijpen die in Amerika werden ingevoerd. Vermoedelijk was er zelfs een stijging van de invoer. De export naar verschillende landen, 1846-1871 Binnen Duitsland werden pijpen over zee vooral naar Hamburg vervoerd. Naar Bremen daarentegen werden weinig pijpen gezonden. De aantallen die naar beide plaatsen werden verzonden zijn niet zo groot als verwacht zou mogen worden op basis van de functie als overslagplaats die beide steden bij de export van pijpen uit het Westerwald vervulden. 14 Dit komt omdat de handelshuizen in Hamburg en Bremen vooral als makelaar fungeerden. Het versturen van de pijpen was een taak voor de pijpenmaker die de pijpen vaak in opdracht van het handelshuis rechtstreeks naar de afnemers in het buitenland zond. De handelshuizen bemiddelden, regelden transport en zorgden voor de bureaucratische rompslomp. Slechts een klein deel van de pijpen werd daadwerkelijk in Hamburg overgeladen. De uitvoer naar Scandinavië, waar tot het begin van de 20e eeuw veel pijp gerookt werd, was in de hele tweede helft var de 1 ge eeuw belangrijk. Naar de Scandinavische landen werden veel van de betere soorten pijpen uitgevoerd. Vooral de uitvoer naar Denemarken was van belang. Naar Noorwegen en Zweden werden minder pijpen uit het Westerwald uitgevoerd. Noorwegen importeerde vooral pijpen uit Gouda. De pijpen die uit het Westerwald naar België en Frankrijk werden gezonden waren veelal goedkopere soorten en imitaties die vanwege de lage prijs daar aftrek vonden. De naar Engeland geëxporteerde pijpen werden veelal door Engelse handelshuizen doorgezonden naar Amerika en naar de Engelse koloniën. Daardoor wordt de export naar Engeland pas vanaf de zestiger jaren van de 1 ge eeuw van meer betekenis, omdat toen pas deze handel op gang kwam. De export naar Azië ging naar de Nederlandse en Engelse koloniën. Bestemmingen in Latijns Amerika waren Rio de la Plata en Suriname. In Afrika werden pijpen naar de Westkust en naar de . Kaap gezonden. De export naar Australië was, net als de export naar Azië en Afrika van korte duur. De in de zestiger jaren opkomende concurrentie uit Schotland, waar tegen nog lagere kosten geproduceerd werd, heeft hier de pijpen uit het Westerwald verdreven. 15 14 Kügler, Umschlagplatz, blz. 45-58. 15 Jack, Australia, S. 124-134.
Pas in de jaren tachtig en negentig als arbeidsonrust de prijzen van de pijpen in Schotland laten stijgen is er weer sprake van enige export vanuit het Westerwald naar Australië, Afrika, Azië en Zuid-Amerika.16 De export naar Amerika was het belangrijkst. De Duitse pijpenmakers ondervonden vooral in de vijftiger jaren veel concurrentie van de Goudse pijpenmakers. 17 Hoewel Duitse pijpen goedkoper waren dan bijvoorbeeld Afb. 1: Briefhoofd van de belangrijke importfirma Heye Brothers op Broad Street in New York. Dit briefhoofd laat zien dat in 1857 vooral Nederlandse en Duitse pijpen werden ingevoerd (zie pijlj. de Goudse, was de vraag naar pijpen in Amerika voor de arbeiders in de opkomende industrie zo groot dat meerdere centra pijpen konden leveren. Zowel Gouda als het Westerwald hadden een te beperkte productiecapaciteit om een monopolie op te kunnen bouwen. De Franse pijflenmakers hebben relatief weinig naar de Verenigde Staten geëxporteerd. 8 De meer verfijnde Franse pijp werd daar door de industriearbeiders, die vooral een goedkope manier van roken zochten, niet gevraagd. In de zestiger jaren van de 1 ge eeuw krijgen de pijpen uit het Westerwald een groter marktaandeel in de Verenigde Staten. De almaar voortdurende vergroting van de productiecapaciteit in het Westerwald en de lage prijzen zorgen ervoor dat het Westerwald in het voordeel is in de concurrentieslag. 16 ArchiefKlauer, opdracht 169 van 30 april 1885 is hiervan een goed voorbeeld (zie afbeelding). 17 Sudbury, Polities, p. 106. 18 Stam, Export van Kleipijpen, blz. 1537-1544.
Ook pijpen uit Schotland en Canada (rond 1870 ca 4 miljoen stuks per jaar) worden in die tijd massaal door de Amerikanen geïmporteerd. 19 2800 2600 2400 2200 2000 1800 1600 1400 1200 1000 800 600 400 200 0 De grafiek geeft een beeld van de · concurrentie tussen Gouda en het Westerwald Duidelijk is dat de export van Gouda gedurende de hele periode tor 1871 groter was dan de export uit het Westerwald. Wel hebben de Nederlandse pijpenmakers een deel van de export naar Amerika aan het Westerwald verloren. De ,., • ., ,.,•"' ,.,~ ,.,,,,,,,, ,.,q- ,.,4' ,.,,:i, ,# ,.,,J- ,.,.,., ,.,.,., ,,c."' oorzaak hiervan is het 1 ~Export NL -Export WW -&-Export NL nach USA --Export WW nach USA I verschil in de uiterste prijs waarvoor pijpen in Gouda en in het Westerwald geproduceerd konden worden. Zo vroegen de Gebroeders Wingender uit het Westerwald voor een gros van hun goedkoopste pijpen 35 cent en Goedewaagen 38 cent. 20 De transportkosten van Höhr naar Rotterdam bedroegen per pijp slechts tussen de 0,01 en 0,02 cent. 21 Door deze lage transportkosten konden de pijpenmakers uit het Westerwald hun pijpen tegen een lagere prijs aanbieden. Amerika was voor het Westerwald de voornaamste exportbestemming en het percentage van de totale export dat naar Amerika gezonden werd lag voor het Westerwald veel hoger dan voor Gouda. De rol van handelshuizen en de omvang van de export na 1871. Uit het Westerwald zijn delen van briefwisselingen met handelshuizen van Wingender en Klauer voor vernietiging gered. 22 " Deze geven een goed inzicht in de relatie tussen de pijpenmakerijen en de handelshuizen. 19 Sudbury, Bannerman, S 3-22. 20 Anonym, Wiener, S. 432. 21 Kügler, Kopiar,f. 185: Aanbieding van Julius Wingender aan Grimscheid in Milwaukee voor de verkoop in Philadelphia, 3. oktober 1887; f. 405: Aanbieding van Julius Wingender aan John Wilhelm Gilles in Milwaukee, 10 november 1898. Het is onwaarschijnlijk dat de transportkosten in 1873 hoger waren. 22 Het archief van Klauer is door Fred Tymstra gered en is thans gedeponeerd bij het Nederlands Economisch Historisch Archief in Amsterdam. Het archief van Wingender is gedeeltelijk door Kügler getranscribeerd (Kopiar), maar is verder verloren gegaan.