.HOLLANDIA PIJPEN (1)
door F. Tymstra
Historische terugblik
Het geslacht Van der Want heeft eeuwenlang pijpenmakers voort-·
gebracht. Stamvader is Pieter van der Want Dzn, die op 17 maart 1749 de
meesterproef aflegde om zich daarna als zetfstandig pijpenmakersbaas te
vestigen.
Volgen wij de stamboom, dan komen we in de vierde generatie Pieter Ja-
cobus Azn tegen, een man die vele kwaliteiten bezat en daardoor be-
langrijke functies bekleedde. Als fabrikant stond hij bekend als een man die
zich met hart en ziel voor de pijpenbranche inzette. Toen hij in 1885 stierf,
volgden twee van zijn zonen, Gerrit Frederik en otto Adrianus hem op.
In 1898 begon Gerrit Frederik met de aardewerk-restaurateur George AA
Barras een aardewerkfabriek onder de naam "Regina".
Dezetfde techniek van het gegoten aardewerk werd ook voor de fabrica-
ge van pijpen toegepast. Deze pijpen werden onder de naam "Hollandia"
op de markt gebracht. Het aardewerk stelde in de beginjaren nog niet
veel voor.
Gerrit Frederik bleef tot 1907 firmant van het vaderlijk bedrijf. Na zijn uittre-
ding zette otto Adrianus het bedrijf alleen voort onder de naam "Zenith".
Tot aan de Eerste Wereldoorlog werden de Hollandia-doorrokers veel ver-
kocht, daarna werd de productie minder en legde de Regina-fabriek zich
meer toe op de vervaardiging van aardewerk.
In 1915 overleed Gerrit Frederik. Zijn neven Dirk en Gerrit Frederik zetten sa-
men met Barras het bedrijf voort. Barras was de stuwende kracht van het
bedrijf tot aan zijn overlijden in 1941. Toen nam Gerrit de leiding over, terwijl
Dirk zich o.a. bezighield met de pijpenafdeling.
In 1954 verliet Gerrit om gezondheidsredenen het bedrijf en werd opge-
volgd door zijn zoon Otto. De doorrokers werden nog maar korte tijd daar-
na geproduceerd, want in het midden van de jaren vijftig stopte men de
fabricage van doorrokers vanwege de geringe vraag.
Op 30 september 1979 nam otto het besluit de fabriek van de hand te
doen. Het bedrijf, met nog slechts enkele werknemers in dienst, werd ver-
kocht aan een horeca-ondernemer met de naam Van den Berg. Na een
paar weken werd de productie stopgezet. Vier maanden lag het bedrijf
stil. Daarna nam Wotra Beheer het merk "Regina" over vanwege de goe-
de reputatie en produceerde in de jaren tachtig in Bleiswijk "Regina" aar-
dewerk. Het pand Oosthaven 37 kwam leeg te staan.
835
Pieter Jacobus van der Want
1817 - 1885
Pieter Jacobus Pjzn Gerrit Frederik Otto Adrianus
(schipper) 1852 - 1915 gaat verder
onder Zenith
1
kwitantie 1921
Dirk Gerrit Frederik
1890-1982 1887-19"
1
Otto
\)tll WANT
.~~~
W.B.
Eerste Nederl. Fabriek van Geëmaill. Pijpen
,,HOLLANDIA"
ZEUGESTRAAT, GOUDA
kwitantie 1931 \)i\l \VAN r & B4
~~~ 'W' 4'.{>4s
W. B.
Eerste Nederl. Fabriek van Geëmall. Pijpen
,,HOLLANDIA"
OOSTHAVEN, GOUDA
/ _,. --- J ,; handtekening
-':'~- Van der Want en Barras
836 .,. _
DE LICHTSTE PIJPEN.
DOORROOKERS.
MERK.
Eerste Nederlandsche Fabriek van
OeEmailleerde Pijpen.
VAN DER WANT & BARRAS,
GOUDA (Holland).
Voorzijde van de catalogus uit ca. 1915 met in het midden het fabrieksmerk
de gekroonde WB, gedeponeerd in 1899.
837
Huisvesting
Vanaf 1898 is de Regina-fabriek meerdere keren van pand verwisseld. De
eerste locatie in 1898 is vooralsnog niet duidelijk. Gerrit Frederik stond toen
als pijpenfabrikant vermeld op het adres Keizerstraat 153, maar dat was
het ouderlijk pand, dat op naam stond van zijn moeder.
In 1899 deponeert hij het merk de gekroonde WB. Hij werkt dan al samen
met Barras. Een jaar later richt hij een verzoek tot de Commissarissen van
het pijpengilde om lid te worden van hun vereniging. In de vergadering
wordt het verzoek afgestemd, omdat hij zijn pijpen niet kast maar net als
aardewerk giet. Pas jaren later zal hij toetreden.
In 1905 wordt het pand Keizerstraat 141 betrokken. Drie jaar later verhuisde
de fabriek naar de Turfmarkt 69.
In 1910 werd het bedrijf verplaatst naar Turfmarkt 55; er waren toen
ongeveer 13 mensen in dienst.
In 1915 werd weer een ander pand betrokken: Zeugestraat 36. De zaken
gingen goed, het personeei werd uitgebreid naar 36 man. Dit aantal zou
de volgende jaren constant blijven. .
In 1919 kregen zij van de Gemeente toestemming tot de oprichting van
een pijpen- en aardewerkfabriek aan de Oosthaven 38.
Een jaar later volgde de toestemming tot de plaatsing van 2 ovens en 2
moffelovens. In 1922 werden in de fabriek elektromotoren geplaatst.
De zaken bleven zich in gunstige zin ontwikkelen, zodat in 1929 het pand
Oosthaven 37 erbij getrokken werd:
De productie van het aardewerk voerde de boventoon, maar doorrokers
werden evengoed het hele jaar door geproduceerd. In 1939 werden ook
stenen pijpjes voor het bellenblazen verkocht. Deze pijpjes waren niet van
glazuur voorzien.
Ondanks de strenge voorschriften heeft het bedrijf met branden te maken
gehad. In 1946 is in de tuin een oven afgebrand, die later weer nieuw werd
opgetrokken. In het begin van de jaren vijftig brandde de turfschuur af. De
turfmolm vatte vlam bij het legen van de as uit de oven.
Gelukkig is de fabriek ondanks de branden gespaard gebleven. In 1947
had men 40 man productiepersoneel in dienst. In de jaren 1960 tot 1970
was dit opgelopen tot 93.
In het pand aan de Oosthaven en de achterliggende tuin waren de
verschillende afdelingen gesitueerd.
Gegevens uit 1947 vermelden: de afwerkerij, de gieterij, de gtazuurderij, de
schilderzaal, de expeditie en inpakkamer, de draaierij, het magazijn, de
modellenkamer, de 2e-keus-vliering, de monsterkamer en het kantoor. In
de tuin bevonden zich de ovens, de kistenloods, de vormenschuur en de
turfschuur.
838
Reginafabriek Oosthaven 37
839
Aardewerk is paardewerk
Pijpenmaken viel ond er het loon van de aardewekers. Die werden door-
gaans slecht betaald. In de volksmond heette het: "Aardewerk is paarde-
werk." In 1939 verdiende een jeugdige arbeider slechts fl. 2,50 per week.
De functies van het personeel in de productie werden in het bedrijf verschil-
lend beloond. Vergelijken we het basisloon van een volwassen werknemer
uit 1947, dan komen we op de volgende kwalificatie :
Het hoogste basisloon verdienden de handschilders die de moeilijke op-
d rachten kregen. Dan komen in volgorde: de voorman machinaal draaier
en aardewerker, de voorman glazuurder en emballeur, de schilder van
massawerk, de machinaal draaier en afwerker, de ovenist, de glazuurder
en de magazijnbediende. Het basisloon voor de verschillende functies liep
van fl. 17,66 tot fl. 38,88 per week.
Over directie, kantoorperso-
neel en vertegenwoordigers
zijn geen gegevens voor-
handen. Opmerkelijk is, dat
het beschilderen van mas-
sawerk in hoofdzaak door
jeugdigen werd gedaan.
Vrouwen werkten met name
in het magazijn, de afwer-
·._•:;_;•;=:1.•·?;ia;i#=~::·~;::;:.=" =,, :,:1~=:r===;;;;Îz;;::l:l!::::::;;==:;::=:=:::i:=;; "· kerij en op de schilderafde-
ling voor massawerk. Naast
het basisloon kon men met
oververdiensten de totale
' verdiensten opkrikken. Dat
j beliep van 5 tot 75%. De
) schilders stonden in hoger
"~ aanzien dan de andere
werknemers. Tot aan de ja-
ren 70 mochten zij door de
vooringang het bedrijf be-
treden. De anderen kwa-
men via de zijingang binnen.
De heer Van Vliet memoreert
op welke wijze er uitbetaald
werd: "Bij de schilders werd het
loon gebracht. De andere
werknemers stonden aan het
einde van de week allemaal
midden !n de gang. Dan kwam
Gerrit langs met een bok vol
loonzakjes.,,
840
De vervaardiging
De vervaardiging van doorrokers is over het algemeen bekend. Hoe het
specifiek bij Regina toeging, vertelt de heer A.J. van Vliet, oud-werknemer
van het voormalige bedrijf.
Eerst werd de klei vloeibaar gemaakt en in 2 tonnen gegoten. Daarin
vormde zich een rottingsproces, dat nodig was om barsten van het
uiteindelijke product te voorkomen. Dit proces bracht een ondraaglijke
stank met zich mee. Na 5 tot 6 weken was de klei voor gebruik gereed.
De klei werd vervolgens vervoerd naar de gieterijafdeling. Op de grote
tafels stonden 4 rijen gipsvormen. De gieter goot al lopende langs de rijen
de vormen vol klei. Na de laatste vorm werden de eerste vormen
leeggegoten. Dat ging met vijf vormen tegelijk. De klei werd snel droog
door ze in de wandkast te plaatsen, die verbonden was met de
droogkamer.
De gieter produceerde 4800 pijpen per week. Hij hield ongeveer 10 meisjes
aan het werk voor het afwerken. Als de ruwe pijp voldoende droog was,
werd de overtollige klei met een mes eraf gesneden en de naden
gladgestreken met behulp van een sponsje. Bij sommige modellen met een
dikke hals kwam het voor, dat het rookkanaal te ruim was. Met behulp van
een propje klei - dat van dezelfde hardheid als de pijp moest zijn - werd
het rookkanaal van binnenuit "gestopt" en daarna met een prikker
doorgestoken. In oudere doorrokers is dat duidelijk te zien.
Daarna controleerde de afwerkster of de pijp goed was en voorzag de
pijpenkop aan de b innenkant van een stip glazuur. Elke afwerkster had
een eigen kleur, zodat men kon uitbetalen op stukloon. De pijp werd
daarna voor de tweede keer gedroogd.
De doorrokers werden "rauw" geglazuurd, dat wil zeggen dat op de
ongebakken pijpen glazuur werd aangebracht. Vroeger gebeurde dat
met een lepel die over de kop werd leeggegoten, waarbij de pijp door de
andere hand een draaiende beweging maakte. In het glazuur werd een
rode kleurstof gedaan om te kunnen zien of men geen plekken vergeten
was. Na het bakken van de pijp (1020 graden) was de kleurstof
verdwenen. De doorroker zonder lichtbeeld was hiermee gereed.
Om doorrokers met lichtbeelden te krijgen werden de reeds geglazuurde
pijpen voorzien van transferplaatjes waarop allerlei witte voorstellingen
stonden. De transfers werden eerst geweekt in een schaaltje van een
petroleumstelletje. Het schaaltje werd daarna bovenop het stelletje gezet
om het water te verwarmen. Bij een bepaalde temperatuur kon men het
transfertje gemakkelijk op de pijp schuiven, waarna deze voor de tweede
keer gebakken werd.
841
Het gieten
van de pijpen
in gipsen mallen
De pijp wordt voorzien van een transfer
842
Voor het maken van met de hand beschilderde pijpen bakte men eerst
ongeglazuurde pijpen (biscuit). Die werden beschilderd met majolica-verf
en daarna overgoten met transparant glazuur. Vervolgens werden deze
pijpen opnieuw gebakken.
Voor het bakken werden deze pijpen op zogeheten "mannetjes" gezet.
Dat waren kleine, verticale baksteunen. Met een klein propje klei werd de
kop van de doorroker bovenop het "mannetje" vastgezet. Men moest er-
voor zorgen, dat het glazuur nergens mee in contact kon komen, anders
zou alles aan elkaar vastbakken.
De pijpen werden in van chamotteklei gemaakte potten gezet. Deze sta-
pelde men in de oven op elkaar, wat zwaar werk was en voorzichtig moest
gebeuren: de "mannetjes" mochten beslist niet schuiven.
Hoewel de eerste elektrische oven in de oorlog aangeschaft werd, heeft
men nog tot 1965 de oude ovens gebruikt. Met zand en klei werd de
ovendeur dichtgemetseld. In de oven waren 5 vuurmonden aanwezig met
segerkegels ervoor om de temperatuur in de gaten te houden. De oven
werd nog geheel met de hand gestookt. Als brandstof gebruikte men turf
en briketten. Regelmatig moest de ovenist de as wegscheppen.
De kunst was de oven gelijkmatig te stoken. De ovenisten waren een dag
en nacht in touw. Eerst werd de oven van 4 uur 's ochtends tot 10 uur 's
avonds voorgestookt. Dan werden er de Friese turven of briketten met re-
gelmaat bij gegooid, wat duurde tot 8 uur in de morgen.
Een dag lat er werd de gemet-
selde deur opengemaakt en
na twee dagen konden de pij-
pen uit de oven gehaald wor-
den, waarin dan nog een be-
hoorlijk hoge temperatuur
heerste.
De ovenisten hadden een ke-
telpak aan, een gonjezak op
het hoofd en sokken aan de
handen. Met zes man werd de
oven leeggehaald. Om beur-
ten mocht men 5 minuten in de
oven om vervolgens 20 minuten
bij te komen. Zo luidden de
voorschriften van de arbeidsin-
spectie.
De ovens werden l à 2 maal per
week gestookt
843
~..Hoflandla"m
. Doorroekers 1
· Berstvrij Doorrookend
lët In Zûnder [ichtbeelden
Showkaart voor de toonbank 1920-1930
.\\\\\.\.~~U\A · □ OORROOl<ERs
DE LICHTSTE PIJPEN.
Showkaart voor de toonbank Jaren 30
844
Toeleveranciers
Uit de spaarzame gegevens van het fabrieksarchief komen we enige
toeleveranciers tegen.
1914 Maatschappij van de Griendt's Land-Exploitatie, Griendtsveen
10.350 kg turfbriketten via station Helenaveen
1914 Electr. Boek- en Handelsdrukkerij Joh. Mulder, Gouda
10.000 etiketten lichtbeelden
1914 G. Prince & Zonen, Turfmarkt 114, Gouda
500 kg vette pijpaarde, 200 kg schrale pijpaarde
1914 Dr. Heinr. Traun & Söhne, Harburg Duitsland
45 gros Pfeifenspitzen
1914 Tambacher Metallwaren Fabrik, Tambach Duitsland
o.a. 141 gros Büchsen mit Stempel
(busjes voor doorrokers met de naam Hollandia)
1934 NV A. Jonker & Zn, Jaagpad 25, Gouda
100 kg Brenchcokes op 4-5-1934 en 200 kg op 23-5-1934
1934 Cartonnagefabriek "De Rubicon" te Rotterdam
250 stuks cartonnen doozen voor verpakking van pijpen
1934 NV W. Mol te Breda
10 balen à 50 kg houtwol voor verpakking
1936 Via Bureel inklaring Pakketpost Zevenaar-Station
61 5/6 gros buisjes (halffabrikaten)
1936 Via Bureel inklaring Pakketpost Oldenzaal-Station
19 gros caoutchouc mondstukken (halffabrikaat)
1936 Via Douane agent der Neder\. Spoorwegen te Utrecht
44 5/6 gros gummimondstukken, halffabrikaat
1936 Via Bureel inklaring Pakketpost Zevenaar-Station
144 dozijn juwelith pijpenmondstukken (halffabrikaat)
1940 Cartonnagefabriek L. v.d. Horst te Den Haag
2000 etalagedoozen, verpakkingsmateriaal pijpen
845
Manne1jes met doorrokers
GERAADPLEEGDE BRONNEN:
- Tempelman, H.A.J. - Het geslacht Van der Want. Vrienden van de Nederlandse
keramiek nr. 46 (1967)
- Martens, Hadewych - Kunstaardewerkfabrlek Regina. Folder Stedelijke Musea
Gouda ( 1984)
- Helbers G.C. en Goedewaagen D.A. - Goudsche Pijpen (1942)
- Adresboeken Gouda tussen 1898 - 1920. Gem. Archiefdienst Gouda
- DTO-registers van de Gem. Archiefdienst Gouda
- Goudsche Courant 2 aug. 1915. Gem. Archiefdienst Gouda
- Correspondentie Pijpenkabinet ( 1989) uit: Bronnen tot -de geschiedenis van de
Goudse pijpennijverheid
- Interview met de heer A.J. van Vliet (1986)
- Fabrieksbescheiden Regina, uit privé collecties
RECTIFICATIE
In het vorig nummer is bij het artikel over Kroongereedschap afbeelding l
op blz. 821 per abuis ondersteboven afgebeeld, waardoor de verklarende
tekst niet meer correspondeert.
846
BLAUW VAN DE ROOK
~-
Mangaankleurige tegel
Westraven, Utrecht
Collectie
Nederlands Tegelmuseum
Otterloo
Pijprokers op tegels en ander aardewerk
Letterlijk blauw van de rook is het op de tegels die geëxposeerd worden in
het Nederlands Tegelmuseum, Eikenzoom 12 te Otterloo.
Na de introductie van tabak als genotmiddel in de l6e eeuw in Nederland
begint het "goddelijke kruid" zijn zegetocht door ons land, ondanks de
vaak heftige tegenstand.
Merkwaardig snel verovert het roken en vooral de daarbij gebruikte stenen
pijp en tabaksdoos een opvallende plaats in schilder- en dichtkunst.
Het gebruik in deze kunsten heeft meestal een sterk symbolisch karakter.
Deze toe(passing vindt zijn weerslag in de kunstnijverheid.
Op de tentoonstelling zijn het vooral de Hollandse blauwe tegels en borden
met soms zeer kunstzinnige "prentjes" die het gebruik van pijp en tabak
tonen. Vanitas stillevens met tabaksdoos en pijp, acrobaten d ie jongleren
met p ijpen , kinderen met bellenblaaspijpen, rokende apen, soldaten,
minnaars, schaatsers, jagers, zeemeerminnen, amors en saters zijn in allerlei
vormen afgebeeld.
Daarnaast zijn allerlei tabaksvoorwerpen geëxposeeïd.
De tentoonstelling werd op 23 augustus jl. door de heer H.K. Roesingh
geopend. Hierbij was een afvaardiging van de PKN aanwezig. De
tentoonstelling is te bezichtigen van 24 augustus tot 14 november, ma t/m
vr van 10.00-12.00 en 13.00-17.00 uur. Za, zo en feestd. van 13.00 - 17.00 uur.
847
LITERATUUR
- S. Paul Jung Jr: John Taber and John Taber Jr, 1wo New England Clay To-
bacco Pipemakers (1996). Het boek telt 90 blz. met 29 platen van mallen
en opgegraven pijpen vanaf het 2e kwart van de 19e eeuw. Veel aan-
dacht is besteed aan de patenten. Prijs ca. fl.75,-.
Inlichtingen: Ron de Haan
- Hans Georg Stephan: Grossalmerode, Ein europaïsches Zentrum der Her-
stellung von technischer Keramik (1995). 248 blz. waarin opgenomen 60 blz.
over kleipijpen. Prijs DM 45,00. Te bestellen bij Hanusch & Ecker, Wester-
waldstrasse l, 56203 Höhr-Grenzhausen, Duitsland.
- Knasterkopf, Mitteilungen für Freunde irdener Pfeifen, Heft 8 (1996).
Waarin de volgende artikelen verschenen:
• Ralph Röber: Tonpfeifen aus Konstanz, blz. 1-44.
• Michael Schmaedecke: Zum Stand der Tonpfeifenforschung in der
Schweiz, ein erster Überblick, blz. 50-61.
• Martin Kügler: Der Handel mit Westerwälder Tonpfeifen noch Süddeut-
schland, Frankreich, der Schweiz und Norditalien zu Beginn des 19. Jahr-
hunderts, blz. 61-80.
• lutz Jansen: Tabakhandel im Vogtland. Zu einem bemerkenswerten
Keramikfund aus Reichenbach, blz. 80-87.
Prijs Dm 25,00. Te bestellen bij Hanusch & Ecker, Westerwaldstrasse l, 56203
Höhr-Gren;zhausen, Duitsland.
- Jaarboek 14 (1996) Uitgave van de Vrienden van het Tabaksmuseum
Wervik
• Ph. Despriet: Noodopgraving in de pijpenfabriek De Bevere in 1994-1995,
blz. 29-70. Tevens als bijlage opgenomen de pijpencatalogus van De Beve-
re uit 1920, blz. 87-101.
Informatie: Tabaksmuseum, Koestraat 63, 8940 Wervik, België.
VRAAG EN AANBOD
De heer J.J. ledegang is in het bezit van ~en upijpengarnituur·, bestaande
uit een houten armatuur, een tabakspot en 4 lakpunten, waarbij van een
ervan het mondstuk (ca. 10 cm) afgebroken is. Wellicht heeft iemand inte-
resse. Men stelle zich dan met hem in verbinding op het adres:
J.J. Ledegang
848
l19e JAARGANG NR. 75 JANUARI, 1997
INHOUD 849
KOPIESERVICE CATALOGI 849
TENTOONSTELLING 849
PIJPENDAG IN 1997 849
DEELNAME VAN BELG. PIJPENMAKERS AAN TENTOONSTELLINGEN 850
BACCHUS OP'T VAT 860
HOLLANDIA PIJPEN (2) 866
OPROEP 872
KOPIESERVICE CATALOGI
Van het aanbod in het vorige nummer hebben veel belangstellenden
gebruik gemaakt. Met dank aan Jos Engelen voor het werk dat daaraan
verbonden was, kon de verenigingskas met ruim fl. 100,- worden aange-
vuld.
In verband met het artikel over de Goudse pijpenfabriek Hollandia kunnen
geïnteresseerden kopieën bestellen van twee catalogi uit de periode 1915-
1920 (12 blz. en 16 blz.). Tevens worden prijslijsten uit 1920 en 1928 (7 blz.)
bijgevoegd. De catalogi worden geniet en voorzien van een kaftje.
Prijs inclusief verzendkosten fl. 15,00. Bestellen door overmaking van het
bedrag op Postbanknummer 5015349 t.n.v. F. Tymstra.
TENTOONSTELLING
Vanaf januari zal een bescheiden pijpen- en tabakstentoonstelling gehou-
den worden in het museum van de historische Kring in Huissen.
Info over openingstijden bij Theo Gerritsen, tel. 026-3253310.
PIJPENDAG IN 1997
Op 3 mei 1997 zullen we onze jaarlijkse bijeenkomst houden in het Dorpshuis
in Amerongen. Er is gelegenheid het aldaar gevestigde tabaksmuseum te
bezichtigen en voor liefhebbers kan buiten het programma om het prach-
tige kasteel worden bezocht. Meer nieuws over deze dag treft u aan in het
volgende nummer. Reserveer alvast deze dag!
849
DEELNAME VAN BELGISCHE PIJPENMAKERS AAN TENTOONSTELLINGEN
door Lodewijk van Duuren
Inhoud artikel
Al eerder verscheen in dit tijdschrift een artikel over deelname van pijpen-
makers aan tentoonstellingen (16). In dit artikel over de Nederlandse pij-
penmakers werden de diverse aspecten zoals deelname, uitvoering van
de stand, tentoongestelde producten en medailles besproken.
Dit artikel behandelt de deelname van Belgische pijpenmakers aan ten-
toonstellingen; om niet te veel in herhaling te vallen is hier echter voor een
andere opzet gekozen. De indeling van dit artikel volgt de geografische
rangschikking van de Belgische pijpenfabrieken. Er wordt een korte historie
van het bedrijf gegeven met de belangrijkste jaartallen en indien mogelijk
een aanduiding van de important ie van het bedrijf. Daarnaast zijn chrono-
logisch de tentoonstellingen waaraan is deelgenomen, besproken.
West-Vlaanderen 7Jean Bogaert (Brugge - Bruges)
Jean Bogaert, een pijpenmaker uit Brugge, staat tezamen met andere
pîjpenmakers vermeld in de centrale registratie van pijpenmakers en mer-
ken uit 1819. Waarschijnlijk zijn het kleine bedrijven, tenminste dat kan op-
gemaakt worden uit het feit, dat hun pijpen ongemerkt zijn. Ook laten zij
hun pijpen in de oven van pottenbakkers bakken. De grote bedrijven
hadden toen reeds hun eigen ovens. De deelname aan de nationale ten-
toonstelling in Brussel in 1830 met een mand bevattende een gros rookpij-
pen kan duiden op een meer dan lokale betekenis van het bedrijf.
Vóór 1848 zal het bedrijf waarschijnlijk ter ziele zijn gegaan, want in de
jaarlijkse bedrijfstelling van België van dat jaar worden geen pijpenmakers
uit Brugge vermeld (3,20,22).
2 Pierre Chrétien Guyson (Poperinge)
Pierre Chrétien Guyson was in Poperinge in de 19e eeuw een bekende pij-
penmaker. Zijn bedrijf, dat in 1794 gestart was, had vergeleken met ande-
re bedrijven uit die tijd een behoorlijke omvang met een personeelsbe-
stand van 9 volwassenen en 9 kinderen. In 1810 was het bedrijf uitgegroeid
tot 24 arbeiders, maar in het jaar 1811 was er een sterke terugval tot 2 ar-
beiders. De teruggang werd veroorzaakt door de hoge prijzen van de ta-
bak.
In het staatsblad van 25 december 1818 is een besluit op het gebruik van
pijpenmerken gepubliceerd. In het eerste artikel werden de pijpenmakers
verordonneerd opgave te doen van de gebruikte merken aan het bestuur
850
van hun gemeenten voor 1 februari 1819. Pierre Chrétien Guyson rappor-
teerde, dat hij de letters ID op de kop zette, op de hiel het merk de ge-
kroonde W en op de steel GAUDA en VERZIL.
Overduidelijk is hier sprake van het op de markt brengen van imitaties van
Goudse pijpen. De namen op de steel hebben geringe w ijzigingen onder-
gaan, waardoor gelijkenis met GOUDA en VERZIJL blijft bestaan, maar
moeilijkheden met de autoriteiten voorkomen worden. Het merk op de kop
(TD) is niet een echt pijpenmakersmerk, maar een type pijp, dat veel pij-
penmakers in België, Engeland, Nederland en Duitsland veNaardigden.
In 1820 nam P. Ch. Guyson deel aan de nationale industriële tentoonstel-
ling in Gent. Zijn inbreng was tamelijk eenvoudig: "een mand met kleipij-
pen 0. Hij behoorde tezamen met de pijpenmaker Louis Winand tot een van
de 560 deelnemers aan de tentoonstelling. In de catalogus staat hij abu-
sievelijk als Pierre Charles Guyson aangeduid. Hij ontving geen medaille
voor zijn inzending, maar de commissie maakte gewag van P. Ch. Guyson
vanwege de vorm van zijn pijpen.
Na zijn dood wordt het bedrijf voortgezet door zijn zoon Chrétien Modest
Pié Guyson, die de firma in 1846 aan Pieter Emmanuel Deraedt verkocht
(1, 11,21,22,24).
3 Constant de Bevere (Kortrijk - Courtrai)
In 1800 stichtte Jooste de ç . ' " "'- :;)
Bevere een pijpenfabriek in
Kortrijk (afb. 1). Op 12 maart .•. "M.AISON FONOÊ:E €N 1800
1819 geeft Joost de Bevere 0 U UU \.JU LJU U U U Ul...lU UUUU UU U L.J U U U . C
op, dat hij het merk WS op
zijn producten zet. Het merk ••••• ... •......FABRIQUE üE PIPES EN TERREa
WS moet wel bijzonder popu-
lair zijn geweest, want de lJ
Belgische pijpenmakers Fran-
çois Joseph Ritzen, Louis Wi- • ..tr 0(
nand en Charles Joseph Pe- • ..ll
tit zetten dit merk ook op PIPES EN ASBESTOS "'
hun pijpen. ~; 00 • COURTRAJ (B• lglqu•) (1 0
In het begin was het bedrijf . :[tJ ~/,
niet zo groot; in 1846 zijn er 4
',,t.J, UI~
arbeiders werkzaam in de
fabriek in Kortrijk. Dat was A. DE BEVERE:~1-1
geen reden om niet aan
tentoonstellingen deel te ,w
nemen, want Constant de .~... FABRIEK
Bevere, zoon van Joost, ont- .... ~.. îVAN AARDEN PIJPEN EN
ving een eeNolle vermelding I.J!
..7"tl ASBESTOS f'ljPEN
tj
..••• " .,u 0 0 0 KORTRI.IK (B•lt1l•J O Cl tl lJ
... 1:..•••••" •••HUIS G€STIC1-IT IN 1800
o u..,..,uuuwwtiuuuuuuuwuuuuuuaml
-,,..,, ~
Afb. l ' -<'}
851
voor zijn inzending aan de Nationale Industriële Tentoonstelling in 1841 te
Brussel. Vergeleken met twee andere inzenders, F.J. Rifzen en J.-B. Nihoul,
was de beloning lager, maar wel hoger dan de vierde onbekende Belgi-
sche pijpenmaker, die geen enkele beloning ontving. De reden voor de
lagere beloning was de mindere kwaliteit van zijn producten, hoewel zijn
vakmanschap niettemin goed was. Ook was zijn assortiment niet zo gevari-
eerd als de twee bovengenoemde pijpenmakers. Voor het vaststellen van
de hoogte van de beloning golden een aantal criteria: kwaliteit, prijs, vari-
atie in producten en soms de wijze van presentatie. Ook het uitstallen van
nieuwe producten kan het oordeel van de jury gunstig beïnvloeden. Een
voorbeeld van zo'n nieuw product betreft asbestpijpen, waarvan de uit-
vinding aan firma De Bevere wordt toegeschreven.
In 1874 was de firma een van de grootste in België met 34 man personeel.
De fabriek heeft nog lange tijd bestaan: in 1930 werden er nog altijd zo'n
30.000 pijpen per week geproduceerd, maar in 1950 kwam aan de fabri-
cage van pijpen een einde (19,20,22).
Limburg - Limbourg 4 François Joseph Ritzen (Maaseyck)
In 1841 ontving François Joseph Ritzen van Maaseyck een bronzen medail-
le eerste klas op de Nationale Industriële Tentoonstelling in Brussel. Zijn pij-
pen onderscheidden zich door hun fijnheid, gelijkmatigheid, perfecte witte
kleur, vorm en door groot vakmanschap. F.J. Rifzen ontving de hoogste
beloning van de vier deelnemende pijpenmakers.
François Joseph was de zoon van de stichter van de firma Jean François
Ritzen. Het stichtingsjaar van het bedrijf moet omstreeks 1810 geweest zijn.
Na de dood van F.J. Ritzen werd het bedrijf door zijn weduwe voortgezet.
Op 11 juli 1829 merkte de weduwe Ritzen haar producten met het wapen
van Maaseyck: een eikel. Het wapen vormt ook een onderdeel van het
stempel van F.J. Rifzen op een
baksteen (afb. 2).
Bij de aanvang van het bedrijf
werkten er slechts 2 personen
(1810/1811), maar in de bloeitijd
(ca. 1840) was het een aanzienlijk
bedrijf met 56 arbeid(st)ers. Juist in
die periode neemt Ritzen deel
aan de nationale Belgische ten-
toonstelling. Na 1840 neemt het
aantal werkzame personen gelei-
delijk af. In 1861 beëindigde het
bedrijf na een bestaan van ruim
een halve eeuw de productie van
kleipijpen (17,18,19,20, 22,23).
852
Henegouwen 5 Charles Joseph Petit (Bergen- Mons)
In 1796 vestigde Charles Joseph Petit zich in Bergen (Mons). In 1847 werkten
er 60 arbeiders in de pijpenfabriek van Petit en in 1855 70. In 1858 stierf
Ch.J. Petit en volgde zijn zoon Jules Petit hem op. In 1819 merkte Ch.J. Petit
zijn "hollandse" pijpen met WS en zijn "franse" pijpen met een leeuw. Op
de steel stond PETIT/AMONS en op de koppen van de korte pijpen een H.
Van 1868 tot 1870 stond zijn neef Firmin Petit aan het hoofd van het bedrijf.
Niet lang daarna zal het bedrijf gesloten worden, want in 1896 is er niet
langer sprake meer van een pijpenmakerij.
Charles Joseph Petit nam aan verscheidene nationale en regionale ten-
toonstellingen deel. Alleen Désiré Barth nam van de Belgische pijpenma-
kers aan meer tentoonstellingen deel dan Petit.
Zijn eerste was de nationale tentoonstelling van Holland en België - toen
nog één staat - in Haarlem in 1825. Bij deze tentoonstelling waren twee
Belgische en twee Nederlandse pijpenmakers aanwezig. Petit nam deel
aan deze tentoonstelling met twee inzendingen, ieder bestaande uit een
aantal pijpen. De eerste bestond uit: "verschillende soorten van pijpekop-
pen, verguld en in verschillende kleuren in een raam met vergulde lijsr. De
tweede bestond uit: "78 soorten van lange tabakspijpen in witte, roode en
zwarte, mede in een raam met vergulde lijsr. Een tamelijk veel omvattend
assortiment voor een pijpenmaker uit die tijd. Later komen we veel uitge-
breidere assortimenten tegen zoals van Wingender uit Chokier met 1500
pijpen. Op de tentoonstelling in Haarlem viel hem de meest eervolle mel-
ding ten deel. De commissie maakte de volgende opmerkingen: "De Heer
C.J. Petit, te Bergen, heeft eene verzameling van pijpen ingezonden, welke
insgelijks de aandacht der commissie hebben getrokken, Zijne prijzen ko-
men der commissie matig voor. De Heer Petit vervaardigt in persoon zijne
vormen; hij tracht de Duitsche pijpekoppen van allerlei gedaanten na te
maken, en schijnt daarin genoegzaam geslaagd te wezen, om den invoer
er van te verminderen. ,,
In 1830 nam hij deel aan de tentoonstelling in Brussel. Gedurende de ten-
toonstelling ontstonden er moeilijkheden tussen Holland en België. Dit was
de reden dat het rapport van de commissie nooit is verschenen. Uit deca-
talogus is echter bekend, dat zijn deelname bestond uit twee borden en
twee manden met pijpen.
In 1835 toen België intussen onafhankelijk was geworden, nam Petit op-
nieuw aan een tentoonstelling in Brussel deel, waar de jury zijn pijpen be-
oordeelde als zijnde zo mooi als die uit Gouda. Gouda bleek dus nog
steeds toonaangevend te zijn. In 1847 nam hij deel aan een tentoonstelling
waar hij 191 pijpen tentoonstelde, waaronder twee van één meter lengte
(Fraikin, 1981a, noemt geen plaats). Voor zover bekend nam hij voor de
laatste maal deel aan een tentoonstelling in 1851 in Bergen zelf. Zijn collec-
tie werd beoordeeld als de mooiste en meest complete. De andere pijpen-
853
maker aan deze regionale tentoonstelling was Jean-Baptiste Nihoul.
(2,3,6, 10,12,19,20,22).
6 Jean-Baptiste Nihoul (Nimy-Maisières)
De eerste maal dat François Nihoul uit Nimy-Maisières genoemd wordt, was
in 1819, toen hij meldde dat hij de merken letter N en de leeuw zette. Toen
hij stierf in 1831 nam zijn zoon Jean-Baptiste Nihoul de zaak over en nam
het merk J.B.N. aan. In 1851 ging hij samenwerken met Navez en de zaak
kreeg de naam "Nihoul, Navez & Co". In 1886 stierf Jean-Baptiste, maar de
fabriek sloot pas definitief in 1920.
Op de industriële tentoonstelling van België in Brussel ontving J.B. Nihoul de
bronzen medaille tweede klas. Zijn pijpen, hoewel fijn en goed bewerkt,
hadden echter noch de blankheid, noch de glans van die van Dhr. Ritzen.
Maar de goede uitvoering en het brede assortiment van de door Nihoul
tentoongestelde pijpen verleende hem de voorgestelde onderscheiding,
aldus het oordeel van de commissie.
Nihoul maakte niet alleen traditionele pijpen met lange stelen, maar ook
pijpen met "gebeeldhouwde koppen". Dit kan geconcludeerd worden uit
zijn bijdrage aan de tentoonstelling van producten uit Henegouwen in Ber-
gen. Naast een houten raam met pijpen toonde hij drie vormen met pij-
penkoppen, die Rubens, Amurat en een Turk voorstelden. (19,20,22)
Luik 7 Wingender Frères (Chokier)
Op 17 oktober 1835 trouwde Henri Wingender met Marie Anne Knoedgen,
de zuster van de pijpenmaker Jacques Knoedgen, en rolde op deze ma-
nier in het vak van pijpenmaker. In dat jaar had de firma die gevestigd
was in Chokier 7 man en l vrouw in dienst. In 1839 werd de firma Knoed-
gen-Wingender opgeheven en gesplitst in Knoedgen en Wingender-
Knoedgen. Deze laatste firma groeide uit tot een bedrijf met 10 mannelijke
en 6 vrouwelijke arbeiders. De firma kreeg in 1874 de naam Wingender
Frères naar de twee zonen van Henri: Felix en Henri Wingender.
In 1896 werkten in de pijpenindustrie in Chokier 56 personen, wat hoogst-
waarschijnlijk alleen op de firma Wingender Frèrès betrekking had. In 1906
waren er nog steeds 50 arbeiders en nog 12 anderen, zoals opzichters en
vertegenwoordigers. In dat jaar bestond het assortiment van de firma uit
1500 verschillende modellen. In 1930 stopte de fabricage van kleipijpen,
alleen die van houten bruyère pijpen en asbestos pijpen werd voortgezet.
Wingender Frères nam aan vier wereldtentoonstellingen deel. De eerste
deelname (alleen bekend uit een vermelding in de catalogus van de we-
reldtentoonstelling in 1883 in Amsterdam) was aan de wereldtentoonstelling
in Chili in Santiago de Chile in 1875. In 1876 stelde de firma zichzelf voor met
D. Barth op de internationale (wereld-)tentoonstelling in Philadelphia met
854
witte en gekleurde kleipijpen.
Twee jaar later in 1878 was de firma aanwezig op de wereldtentoonstelling
in Parijs met: eenvoudige witte pijpen en pijpen met afbeeldingen, prijs 3
franc: geëmailleerd en gelakt in verschillende kleuren en uitgezochte tin-
ten, prijs 6 tot 9 franc; pijpenkoppen en sigarenpijpjes met steel, 8 tot 50
franc (de prijzen zijn per gros).
Op het einde van de l9e eeuw neemt de belangstelling van pijpenmakers
voor deelname aan wereldtentoonstellingen geleidelijk af, maar op de
wereldtentoonstelling in Amsterdam in 1883 waren er toch nog drie pij-
penmakers, waaronder Wingender Frères. Zijn bijdrage bestond uit 400
soorten pijpen, pijpenkoppen, sigarenpijpjes van klei, wit, gelakt, etc. Na
deze wereldtentoonstelling in Amsterdam namen voor zover bekend nog
slechts twee pijpenmakers aan dergelijke tentoonstellingen deel: Thomas
Davidson in 1888 in Glasgow en de firma Gambier in 1894 in Antwerpen
(4,7,8, 15,19).
Namen 8 Louis Winand Andenne
De eerste nationale nijverheidstentoonstelling in het koninkrijk België en
Holland werd geopend op de eerste maandag in juli van 1820 te Gent.
Aan deze tentoonstelling nam Louis Winand uit Andenne deel met een uit-
stalling van zes dozijn pijpen, waaNoor hij een eervolle vermelding ontving.
In 1813 is de firma Louis Winand een van de grootste pijpenfabrieken met
40 arbeiders voor het maken van pijpen. De firma ging over van vader op
zoon en sloot uiteindelijk in 1892. Louis Winand leidde de fabriek samen met
zijn broer François. Hun firma produceerde zowel pijpen van klei als van
porselein. Ook porseleinen pijpen met het zogenaamde Beierse pompsys-
teem.
Bij de deelname in Haarlem in 1825 werden geen kleipijpen tentoongesteld
maar wel 52 inzendingen van wit fijn porselein en één koffieservies
"bestand voor het vuur". Het was een zeer gevarieerde inzending van
"eyerbekers, oogbadjes, zoutvaten, wijwatersvat, vazen, kommen, borden"
etc. Een van de inzendingen was een partij porseleinen "pijpekoppen met
figuren". De commissie die de inzending moest beoordelen, was zeer te
spreken over de producten van Winand en beloonde hem met een zilve-
ren medaille, welke volgens het rapport van Haarlem een vervolg was op
de bronzen medaille uit Gent. Het juryrapport maakt echter van een lage-
re beloning gewag (zie boven).
Het valt niet meer te achterhalen welke bron juist is en hoe de fout is ont-
staan. Wel is bekend, dat Winand het "vervalsen" van merken uit Gouda
niet uit de weg ging. Bij de registratie van merken in 1819 wordt hij ge-
noemd met het merk W.S. en de Bel. De bedoeling van het merk WS kan
duidelijk afgeleid worden uit het verpakkingsmerk van Winand met de tekst
"Goudse pijpen" , wat een duidelijke imitatie was van de stijl van de ver-
855
pakkingsmerken uit Gou- ~----
da (afb. 3).
Het is een steeds weerke- GOUDSE
rend thema van verschil-
lende plaatsen en tijden: ~P,.Y..P_E_N_. ,
de nabootsing van de
merken en pijpen uit
Gouda.
(1,2, 10,11,12,14,19,22)
Afb. 3
9 Désiré Barth (Andenelle)
Slechts twee Belgische pijpenfabrikanten hebben deelgenomen aan we-
reldtentoonstellingen. Désiré Barth startte zijn productie in 1855 en beëin-
digde die in 1885 of 1888. In deze relatief korte periode nam D. Barth uit
Andenelle aan zes wereldtentoonstellingen deel: Londen 1862, Dublin 1865,
Parijs 1867, Londen 1871, Philadelphia 1876 en Parijs 1878. Merkwaardig is
daarbij, dat D. Barth geheel niet bekend is van nationale, regionale of loka-
le tentoonstellingen. Zijn deelname aan de wereldtentoonstellingen was in
overeenstemming met het belang van zijn bedrijf. Volgens het rapport van
Londen in 1871 was zijn bedrijf: de belangrijkste kleipijpenfabriek en ook de
enige (Belgische ?) die zijn producten op wereldtentoonstellingen tentoon-
stelt". De eerste deelname van Wingender Frères aan een wereldtentoon-
stelling was inderdaad een paar jaar later in 1875.
In 1870 waren er 40 tot 50 kasters aan het werk op een totaal van 120 tot
130 arbeiders. Met dit aantal is zijn bedrijf zonder twijfel de grootste pijpen-
fabriek van België. Ook zijn productie van 1000 gros per week In 1862 was
aanzienlijk. Deelname aan internationale tentoonstellingen veronderstelt
een groter afzetgebied dan België. Dit kan bevestigd worden, want Désiré
Barth exporteerde zijn pijpen naar de USA, Australië en de kust van Afrika.
In 1876 verkocht hij 1/5 van zijn productie naar het buitenland; in 1871 was
dit aandeel zelfs opgelopen tot 4/5. Op de eerste wereldtentoonstelling te
Londen in 1862 werden zijn producten beschreven als "samengesteld uff
zeer fijne wffte glanzende klei en van aanwijsbaar vakkundig fabrikaat".
In Dublin 1865 en Parijs 1867 ontving hij een eeNolle vermelding. In Parijs
kreeg hij dit voor zijn "kleipijpen, wffte en geschilderde volgens een nieuwe
methode". De werkplaats van Mr. Barth stelt voorbeelden tentoon van alle
gebruikelijke typen in dit ambacht: gewone pijpen, lange pijpen, fanta-
siepijpen, geëmailleerde en ongeëmailleerde pijpen, spits toelopende pij-
pen etc. etc. allen goed bewerkt, goed gevormd, goed doorboord en van
856
uitstekende kleur. In overeen-
stemming met de smaak van de
rokers zijn sommige van poreuze
klei, waar de tabakssappen in
kunnen trekken, andere compac-
ter en van ondoordringbaar fabri-
kaat, die niet zwart worden in het
gebruik.
De Belgische delegatie aan de
tentoonstelling in Londen in 1871
prees ook de producten van D.
Barth: "Die welke hij inzond naar
Londen in 1877 waren van excel-
lente kwaliteit, zeer matig geprijsd
en in staat om te wedijveren met
buitenlandse producten. M. Barth
produceert pijpen van alle kwali-
teiten, van de gewoonste tot de
kunstzinnig geverfde".
In 1876 b ij de wereldtentoonstel-
ling in Philadelphia en in Parijs in
1878 was België zowel door D.
Barth als Wingender Frères verte-
genwoordigd. Bij deze laatste ten-
toonstelling kreeg alleen Wingen-
der een beloning voor zijn produc-
ten in de vorm van een bronzen
medaille.
De introductie van de sigarettenmachine van Susini uit Havana op de we-
reldtentoonstelling te Parijs in 1867 gaf reeds aan, dat veranderende rook-
gewoonten de pijp gingen verdringen (afb. 4).
Later zal de plaats van pijpenfabrikanten op tentoonstellingen geheel van
het toneel verdwijnen en worden ingenomen door sigaren- en sigaretten-
fabrikanten (afb. 5 en 6). (4,5,7, 13,19)
BRONNEN
1 Catalogus aanwijzende de namen en woonplaatsen van de fabrikanten van het
Koninkrijk, met eene korte opgave der voortbrengselen hunner nijverheid. Gent,
1820.
2 Catalogus der voortbrengselen van Nederlandsche Volks- en Kunstvlijt, toegela-
ten ter tweede algemeene tentoonstelling geopend binnen Haarlem in July 1825.
Haarlem, 1825.
857
" ~ So;.,1enir de l'Exposition de eharJeroi l~Jl
EXPóSITIGN s:,ae~de1~r:r+r~!0 ALBA
,:~ DIPL0ME O'H0NNEOR; Exposition Universelle de 8RrJXELLES 1910
Afb. 5 boven Afb. 6 onder
858
3 Exposition générale des prodults de !'Industrie nationale à Bruxelles, juillet 1830.
Admis à la troisième exposition générale à Bruxelles au mois de julllet 1830.
Bruxelles, 1830.
4 Exposition universelle Internationale de 1878 à Paris. Catalogue Officie!, Tome V.
Paris.
5 Inte rnational Exhibition 1862. London.
6 Lijst der tentoonstellers van voortbrengselen der nationale nijverheid te Haarlem
aan welke eerepenningen ..... zijn toegewezen en op den lüden Augustus a ldaar
uitgereikt.
7 Official Catalogue International Exhibition 1876. Philadelphia, 1876.
& Offlciëele catalogus der Internationale Koloniale en Uitvoerhandel Tentoonstel-
ling van Amsterdam 1883. Brussel, 1883.
9 Exposition internationale coloniale d 'exportation générale Amsterdam 1883,
section beige. Catalogue des produits lndustrielles, première édltlon. Bruxelles.
10 Rapport de la commission supérieure sur les produits de !'industrie nationale ex-
posé à Harlem dans les mois de juillet et aoot 1825. La Haye.
11 Rapport der hoofdcommissie ter beoordeling der voorwerpen van nat ionale
nijverheid, tentoongesteld te Gent in Augustus 1820. 's Gravenhage, 1820.
12 Rapport der hoofdcommissie ter beoordeling der voorwerpen van nationale
nijverheid ten toon gesteld te Haarlem in de maanden July en Augustus 1825.
's Gravenhage, 1825.
13 G. A. Brongers, 1964. Pijpen en tabak. Bussum.
14 Duco, Don, 1983. Merkomlijstingen van Goudse pijpmakers. Pljpelijntjes jrg.lX (2),
1-20.
15 Duco, Don, 1987. A misleadlng text. Newsletter S.C.P.R. 14, 19.
16 L. van Duuren, 1993. Deelname van Nederlandse pijpenmakers aan tentoon-
stellingen. PKN XVI, 61, blz. 502-515.
17 J.P.A.M. Engelen, 1985. Afstammelingen van Westerwaldse pijpmakers in beide
Limburgen en pijpenfabriek Trumm-Bergmans te Weert. PKN.
18 Jos Engelen, 1986. " ...Wij vinden hier pijpen, waer is den toeback".....RAM- rap-
port 2.
19 J. Fralkln, 1981a. Pipe makers in Wallonia. BAR. International Series 106 (i), 3-82.
20 J. Fraikln, 1981b. Pipiers de Belgique. Liège.
21 A. Lowljck, 1963. Poperinge - pijpenbakker. Ons Heem 17 (5).
22 J. van der Meulen, 1985. Pijpenmakers en hun merken in de eerste helft van de
19e eeuw. PKN Vlll,30, blz. 34-47.
23 Fr. van Parys, z.j. Les plpes en terre belges; des Images à fumer! Pipe club de
Liège "Le Perron·.
24 W. llllie, 1983. Potten- en pijpenbakkers in Poperinge (16e-20e eeuw). Aan de
Schreve, jrg. 13 (1), 1-55.
Afbeeldingen: 1 Catalogus van A. de Bevere. 2 Stempel van F. J. Rltzen op een
baksteen. 3 Verpakkingsmerk van Louis Winand. 4 Sigarettenmachine op de we-
reldtentoonstelling van Parijs in 1876. 5 Stand van de firma J. Tirou-Duricq op de
tentoonste/1/ng In Charleroi, 1911. 6 Stand van de firma J. Tirou-Duricq op de ten-
toonstelling in Gent, 1913.
859
BACCHUS OP 'T VAT
door Kees Faas
Tijdens de 17e eeuw groeiden op veel plaatsen in de Republiek, zelfs in .
steden als Dordrecht wijnranken die vooral muskadeldruiven droegen (1 ).
In de l 8e eeuw begonnen ook werk- en ambachtslieden wijn te drinken.
Zelfs de bierbrouwers dronken toen wijn, als zij samenkwamen om de misè-
re in hun branche te bespreken (2).
Illustraties van het oogsten, druivenpersen en wijnproeven omvatten des-
tijds ook Bacchus, de god van de wijn. Hij zat terzijde op een wijnvat en
hief het glas.
Reeds in de opgegraven stad Pompeji aangetroffen fresco's geven een
beeld van Bacchus. Er bestaan fresco's met Bacchus als wandelende drui-
ventros of als jongeling op een troon met zijn attributen: thyrsus (een met
wingerdbladeren omwonden staf) en panter (3).
Uiteraard is Bacchus dikwijls dronken. Saters en Pan ondersteunen hem dan
en begeleiden hem met zang en fluitspel (4).
Antieke Griekse beeldjes waarop Bacchus, oorspronkelijk een Griekse
vruchtbaarheidsgod, een geit berijdt, verduidelijken waarom de geit in
verband werd gebracht met zijn verering. Ofschoon Bacchus mogelijk op
een geit wordt afgebeeld op een l 8e-eeuwse pijpenkop (5), is het vat als
zitplaats kenmerkend voor Bacchus zoals hij op pijpenkoppen voorkomt.
Afbeeldingen van Bacchus op 't vat
Afb. 1: Regelmatig worden fragmenten van pijpaarden beeldjes uit de l}e en 18e
eeuw gevonden van Bacchus op 't vat. De achterzijden van deze twee pijpaar-
den wijnvaa1jes zijn in het midden, tegenover het spongat aan de voorzijde, ge-
merkt met I.B.
Het linkervat (hoogte 5 cm) toont nog een restant van Bacchus. De vaatjes die op
een voetstuk staan, werden vervaardigd door de Goudse pijpenmaker Jan Boot,
werkzaam tussen 1696-1746 (6).
Afb. 2: De linkerzijden van vier figuurpijpen, waarvan drie onder de ketelrand
(hoogte 50 mm) een identiek I.B.-merk dragen als bovengenoemde vaa1jes, laten
Bacchus op 't vat zien. De kleine merkloze pijpenkop rechtsboven komt uit een
andere mal.
Afb. 3: Omstreeks 1700 trachtte Jan Boot in deze uitvoering een compromis te
bereiken tussen beeldje en kleipijp. Om een concessie aan de roker te doen zit
Bacchus op de pijpenkop meer voorover dan op de beeldjes, waardoor de pijp
gemakkelijker te hanteren is. Bovendien kan de roker tijdens het roken het gezicht
van Bacchus zien. Hij staat in contact met Bacchus zoals blijkt uit dit vooraanzicht.
Bacchus brengt als het ware een toost uit op de roker, als heft hij het glas op de
860
drinker. Diverse laat l 7e-eeuwse en l Be-eeuwse waarop Bacchus op 't vat voor-
komt, laten hem een glas en een pijp vasthouden, of een glas en een druiventros,
of alleen een druiventros.
Afb. 3
Afb. 4a en 4b: Een variant van Bacchus op 't vat door Jan Boot demonstreert, dat
Bacchus beide handen gebruikt om het vat vast te houden; een vat dat bij deze
pijpen oorspronkelijk rood beschilderd was getuige enige rode kleursporen. Op
alle figuurpijpen draagt de verder ongeklede Bacchus een hoed, reden waarom
hij als Bacchus moeilijk te herkennen is, hoewel Jan Boot op de variant van afb.
4a/b dit probleem onderkende en probeerde op te lossen door op de bovenzijde
van de hoed rondom de bol een duidelijk zlchtbare krans van drietalllge win-
gerdbladeren aan te brengen. Wingerdbladeren zljn een bekend symbool voor
Bacchus. Overigens komt de pijp, op dit detailverschil na, uit dezelfde mal als de
andere Bacchuspljpen van Jan Boot.
Bacchus op 't vat draagt op koekplanken uit de 17e en l8e eeuw soms ook een
hoed (bijv. op afb. 22 In "Prenten in hout" door J.J. Schllstra). Tevens vindt men op
koekplanken afbeeldingen met fraaie teksten als VIVAT BACHUS NATJE (afb. 476).
Afb. 5: Een midden l8e-eeuwse Goudse pijpenkop (h. 43 mm; hielmerk: Leeuw In
de Hollandse Tuin). Bacchus zlt schrijlings op het vat en kijkt de pijproker aan. Hij
draagt een druiventros in de rechterhand en heft met de linkerhand het glas. Ach-
terop staat het Goudse wapen. Een banderol vermeldt als tekst: T PYPIE EN T
GLAASIE. IS DAT NIET LEKKER BMSIE.
862
"'00 Afb.4a
w
Afb.4b
Op een schilderij door Jan Steen, 1616-1679, getiteld ~Prinsjesdag·, in het Rijksmu-
seum Amsterdam, geschilderd ter gelegenheid van een stadhouderlijke verjaar-
dag, brengt een man een toost uit op de Prins van Oranje. Op de voorgrond in de
herberg ligt de tekst: OP DE GESONHEYT VAN HET NASSAUS BASIE, IN DE EENE HANT
HET RAPIER, IN DE ANDERE HANT HET GLAESIE.
Afb. 6: Op deze l 8e-eeuwse Goudse pijpenkop (h. 52 mm) toont een vooraan-
zicht Bacchus nu eens niet schrijlings, maar dwars op het vat, met wijnroemer en
pijp in zijn handen (7). Behalve de bovenliggende tekst: DE GOEDE VRINTSCHAP
staat onder het Bacchusmedaillon: MET SMAAK TE CONSUMEREN, waaronder:
A:l:SON.
De vormhelften sluiten niet perfect aan. Het hlelmerk is ook 'Bacchus op het vat·.
Echter, hierop draagt Bacchus een roemer en een druiventros i.p.v. een pijp.
Afb. 7
Afb. 7: Bacchus op 't vat, bekroond met een krans van wingerdbladeren, valt op
deze ongemerkte pijpenkop (h.44 mm) van opzij te zien, waarbij hij zich wendt tot
de kijker (8). Hij houdt een druiventros In de rechterhand en steunt met de linker-
hand op het wijn- of biervat; hij lustte zowel bier als wijn.
Typerend Is de gestippelde encadrering. De w ijnranken op de steel vertonen gelij-
kenis met de wijnranken op de steel van een zogenaamde kroegpijp van Dirck
van Wingerden (9). De steel Is relatief vr1J dik, zodat deze pijp zou kunnen dateren
uit het eind van de 17e eeuw.
LITERATUUR
l. Secreet-boeck, door Carolus Battus, editie 1650, b lz. 148
2. Bier: geschiedenis van een volksdrank. Tentoonstelling Amsterdams Hist. Mus. 1994 (blz 80)
3. PompeJL door Antonio Varone, 1995, blz. 10
4. Hall's iconografisch handboek, door James Hall, 1992, blz. 35
5. Kleipljpen, door W. Krommenhoek en A. Vrij, afb. 4 18
6. De Gecroonde Roos en andere pijpenmakersmerken van Gouda, door J. van der Meulen,
1994, b lz.38
7. Het Goudse Pijpmakersgeslacht Verzijl. door J. van der Meulen, PKN IV. 15. afb. 40
8. De Nederlandse Kleipijp, door Don Duco, 1987, afb. 507
9. Een beeld van een vondst, door A . Carmiggelt, 1991, blz. 60
865
HOLLANDIA PIJPEN (2)
door Fred Tymstra
Het assortiment
Hollandia doorrokers waren in verschillende uitvoeringen verkrijgbaar. Gro-
tendeels kwamen de modellen overeen met die van Goedewaagen en
Zenith.
Een aparte groep vormden de modellen afkomstig van de Grünstädter
pijpenfabriek Bordollo: Mutsen, Stummels, Cilinders en Kogels. Hierover is het
een en ander al geschreven in PKN IX, 33, blz. 13 e.v. De Bordollo-pijpen zijn
in Nederland op kleine schaal verkocht.
In de prijscourànt van 1928 werden de diverse soorten met de toen gel-
dende prijs vermeld.
Doorrokers zonder beeld
Deze doorrokers werden voorzien van transparant glazuur, een nikkelen
buisje en hardgummi mondstukken. De pijpen waren het voordeligst in prijs:
fl. 2,80 per dozijn.
QQQrr.Qk.ers met lichtbeeld
Als extra handeling werd een vuurvaste transfer aangebracht. Na het
doorroken werd het plaatje (lichtbeeld) zichtbaar. De prijs was fl. 3,20 per
dozijn.
Plateeipijp_en
Deze pijpen werden met de hand beschilderd. De schilders bouwden een
grote vaardigheid op bij het vervaardigen van dit "massawerk". De pijpen
waren vooral bestemd voor de toeristen, met afbeeldingen van molens,
landschappen en schepen op de kop. Prijs fl. 5,90 per dozijn.
Plateelnaampijpeo
Deze met de hand beschilderde pijp kon men naar eigen wens op bestel-
ling laten vervaardigen. Ze werden eenmalig of in enkele stuks vervaardigd
en meestal als geschenk gebruikt. Zeer interessant voor verzamelaars, om-
dat op de pijpen afbeeldingen staan over firma's of beroepen en vaak
voorzien van naam en jaartal.
Prijs per stuk fl. 0,60, de kleinere sigarenpijp fl. 0,40.
866
193
met opkomende Lichtbeelden.
ZEER LICHT. - : - ROOKEN PRACHTIG DOOR.
Prijs Cent.
"'= = == = = = -· ----·' - . -· - ··-· ---·- -- - ·--
Afb. 1
867
B.runQQijQeD
Dat zijn tabakspijpen uit de normale serie maar nu vlekkerig donkerbruin
geglazuurd. Ze werden met een nikkelen buisje en zwart gummi mondstuk
afgemonteerd. De bedoeling was een houten bruyère pijp te imiteren. Prijs
per dozijn fl. 3,10.
Tip-top doorrokers
Deze pijpen waren geheel van klei en uit één stuk gegoten. Ze werden aan
het mondstuk voorzien van een gummi ringetje ter voorkoming van het
plakken aan de mond. Rond de steel werd een gekleurd bandje geschil-
derd. De prijzen waren afhankelijk van de uitvoering: met lichtbeeld fl. 1,90
per dozijn, met gekleurd plaatje fl. 2,20 en in plateeluitvoering fl. 3,40.
Losse koppen
Het was mogelijk om losse koppen te kopen uit de Hollandia-modellen voor
kurkroeren, en uit de Bordollo-modellen. Ze kostten fl. l ,40 - fl. 1,60 per do-
zijn. De keuze van het mondstuk kon men zelf bepalen. Voor een gummi-
mondstuk werd een opslag van fl. l ,20 per dozijn berekend, voor een am-
berkleurig mondstuk fl. 1,00 en voor een mondstuk gemaakt van weichsel-
hout fl. 2,20.
De gebogen modellen van de losse koppen konden ook geleverd worden
met een kettinkje aan het nikkelen buisje. De prijs werd daardoor fl. 0,30
per dozijn hoger.
De sigaren- en sigarettenpijpjes waren goedkoper. Naargelang de uitvoe-
ring werden ze verkocht van fl. 1,90 tot fl. 3,90 per dozijn. Deze pijpen wer-
den met buisje en mondstuk geleverd.
Ook bestonden ze geheel uit klei. De goedkoopste uitvoering kostte fl. 1,00.
Heel speciaal was de serie Dobbelsteenpijpen. De kop van de pijp had de
vorm van een dobbelsteen. Deze pijpen werden verkocht van fl. 3,60 tot
fl. 6,30 per dozijn.
In 1920 waren de prijzen van de Hollandia pijpen minder dan de helft van
die uit 1928. Tot ongeveer 1920 kon men behalve pijpen met witte licht-
beelden ook pijpen met lichtblauwe lichtbeelden bestellen. De prijs werd
per dozijn met fl. 0,40 verhoogd. Een aardig voorbeeld van pijpen met een
lichtblauw lichtbeeld zijn de Watersnoodpijpen uit 1916. In PKN VIII, nummer
31 staat op blz. 72 zo'n pijp afgebeeld.
Na het ter ziele gaan van de Reginafabriek begin jaren tachtig werden op
het terrein aan de Oosthaven dubbelwandige pijpen van één model op-
868
~ --tv 1····--··-··...·..·-·----·............-....····-...............-...................._................
Koning Albert Pijp
i
1 Hàllandia Doorrookers
i SNEL DOORROOKEND i3ERSTVRIJ
l:
• • -•o - • • • · - - - - - _ _ __i,,._._,,,____._,u,_,_...•..
. . ..
J~·:-.: ·.-.:. -.1 f;t...... A l VREDES-
! •.<. 1 DOORROOKERS
-=--
l ~ ll,s..._ • . ~ •
GE.ËMAILLEERDE
"Hollandia" Doorrookers
met lichtbeeld "Vredespaleis"
BERSTVRIJ DOORROOKEND.
·:............................................................................................................................
-.1
/ i NIEUW!! /
1
! i ~ov ,
i i••••••••••••••••••-••••••••••u•..•••••••••••_j 1
!!
1
! ,,HOLLANDIA" Doorrookers1
G .e ë ma i 11eerde
i.!
!j met lichtbeeld .STADHUIS ROTTERDAM'.
' !i 1i
BERSTVRIJ DOORROOKEND. j
_, 1..............................................................................................................................1
r-•--•---••••-•-•---•... -•,,.....,.._u..---••-•••••-
1 Lichtbeeld Doorrookers
1 1
1
!
• met BELGISCH KONINGSPAAR
i
!
i
~
t Hollandia Doorrookers
1
ll SNEL DOORROOKEND - 13ERSTVRIJ
j
...·:
gegraven. De pijpen waren ongeglazuurd, maar wel voorzien van een
nikkelen buisje. Het is niet duidelijk of deze pijpen door Hollandia zelf
geproduceerd zijn. Tot nu toe is een gaaf geglazuurd exemplaar mij
onbekend.
De afzetmarkt
Hollandia bediende met name de lokale markt in en om Gouda en
verkocht aan groothandelaren in rokersbenodigdheden. Uit stukken
worden o.a. de namen genoemd van C. de Rijk uit Amsterdam en Peeters
en Gans uit Aalten. Zij leverden aan de winkeliers via hun catalogi. Van
export was nauwelijks sprake. Onder de spaarzame klanten wordt firma De
Boer uit Chicago vermeld.
Ook concurrerende pijpenfabrieken namen van elkaar producten af. Op
zich is dat geen zeldzaamheid, het ging immers om de nering. Aardig is de
vermelding van een brief uit 1915 waarin de firma Trumm & Bergmans
p ijpen bij Hollandia bestelde, bestemd voor de firma A. Hillen uit Bree,
België (afb. 1). Het gaat om pijpen met de afbeelding van het Belgisch
koningspaar, koning Albert en Hindenburg.
Reclamevoering
In tegenstelling tot het Regina-aardewerk werd er voor de pijpen weinig
aan reclame gedaan. Men volstond in hoofdzaak met (show-)kaarten
voor de winkelier. Zie PKN XIX, nr. 74, blz. 844.
Verder werden kleine reclamekaarten en etiketten verspreid bij de uitgifte
van een nieuw model of bij nieuwe afbeeldingen (afb. 2). Een voorbeeld is
de showcard van de ASTRA-pijpen. Deze pijpen waren voorzien van een
lichtbeeld met spreuken (afb. 3).
Eindejaarsbalans tabel 1
!VOORRAAD WAARDE IN fl.
PIJPEN 302,5 DOZIJN 331,71
PIJPEN BISCUIT 294,51
3034,55
ROEREN 85 GROS 500,-
NIKKELEN BUISJES 1188 GROS 3,50
11,60
MOEDERVORMEN VOOR PIJPEN 51,73
100,-
PIJPAARDE 100 KG
PIJPENDOZEN
HOUTWOL 15 BALEN
KISTEN VOOR VERPAKKING
870
NIEUW NIEUW
ccH O LLA N D I A» G. E?ELLIGHEIO
GOUDA ~1M
~~
NIEUW '
AS TRA
DOORROOKERS
MET
HOLLANDSCHE SPREUKEN
ALS OPKOMEND llCHTBEELD
NIEUW
Afb. 3
Afb. 4
871
Aan het einde van het jaar werd de balans opgemaakt. Als voorbeeld zijn
hierbij in tabel 7wat gegevens over de voorraad van 1928 voor wat betreft
de pijpenafdeling.
Vergelijking met dezelfde artikelen in 1920 laat zien, dat toen een aanmer-
kelijk grotere voorraad en een hogere waarde voor de moedeNormen
staan genoteerd. Voorzichtigheidshalve kan opgemerkt worden, dat er
in1928 van terugloop in productie sprake was.
Afbeeldingen op pijpen
Liçhtbeeldeo
Afbeeldingen die na het roken op de pijpen zichtbaar waren, werden uit
allerlei onderwerpen gehaald.
Om een aantal voorbeelden te noemen: een schietende jager, het Vre-
despaleis in Den Haag, het schip de Nieuw-Amsterdam, honden van aller-
lei ras, oude huizen, wielrenners, een hondenkar, boerenlandtaferelen, bot-
ters, een jockey, roeiers, spreuken enz.
Naar aanleiding van bepaalde gebeurtenissen werden herdenkingspijpen
uitgegeven. Al eerder is de serie over de Watersnood van 1916 afgebeeld
In PKN VIII, nr. 31. blz. 71.
In 1913 werden ter herinnering aan honderd jaar Koninkrijk pijpen uitge-
bracht met thema's over ons koningshuis (afb. 4). Men ziet o.a. de Oranje-
boom, Wilhemina met Juliana en het inhalen te Scheveningen van Willem 1.
GERAADPLEEGDE BRONNEN
- PKN-nummers 31 en 33
- Fabrieksarchief Regina, in privébezit
- Fabrieksarchief Trumm & Bergmans, privébezit
- Collectie F. Tymstra
- Catalogi en prijslijsten Hollandia
OPROEP
Wie bezit pijpen of gegevens van de Goudse fabriek IVORA?
Deze fabriek maakte doorrokers met in het nikkelen buisje
de naam JVORA gestempeld.
Reacties graag naar Fred Tymstra.
872
l19e JAARGANG NR. 76 APRIL, 1997
INHOUD NIEUWE LITERATUUR 873
PIJPENDAG IN AMERONGEN 873
TRUMM & BERGMANS: DE LAATSTE FASE 1918 -1920 874
NOG ONOPGEMERKTE MERKEN 885
NEDERLANDSE PIJPENSTELEN IN POLEN 887
HOLLANDIA PIJPEN (3) 893
LEIDSE PIJPENMAKERS 897
OPROEP 900
NIEUWE LITERATUUR
- Alain MAVA: /'ABCdaÎre de la p/pe; Een handzaam boekje over alle relevante
facetten van de (geschiedenis van de) pijp, tabak enz. Omdat voor de opbouw
gekozen Is voor een aantal steekwoorden op alfabet, Is het overigens niet altijd
eenvoudig de diverse onderwerpen te vinden.
Fraai geillustreerd, 120 pag. Uitgave: Flammarlon Paris. ISBN 2-08-011790-4. Prijs FrFr.
59,-.
- "De gilden in Gouda", Stedelijke Musea Gouda en Waanders Uitgevers. 160 blz.
met fraaie foto's van o.m. voorwerpen betreffende het p ljpenmakersgilde. ISBN 90
400 9924 3, prijs fl. 39,95. Verschenen ter gelegenheid van een gelijknamige ten-
toonstelling in het Museum Het Catharina Gasthuis te Gouda. In het boek wordt
uitvoerig Ingegaan op de gilden (en broederschappen) in Nederland, en Gouda
in het bijzonder. In bijdragen van Martha Hulshof wordt gedetailleerd ingegaan op
de Goudse gilden, waaronder - voor PKN-lezers interessant - het pljpenmakersgilde
en het pottenbakkersgllde.
PIJPENDAG IN AMERONGEN
Op 3 mei a.s. bent u hartelijk welkom op onze jaarlijkse pijpendag. In de
ochtend zijn er 3 keuzemogelijkheden: een stadswandeling door Ame-
rongen, een bezoek aan het kasteel Amerongen, een bezoek aan het
Amerongs Historisch Museum over de tabaksteelt .
Het officiële middagprogramma begint om 73.30 u in het Dorpshuis.
Sprekers zijn: Michiel Bartels van het R.O.B. over bodemonderzoek, Jos
Engelen over meerschuimpijpen, de heer D. Pezarro over de tabaksteelt
in Z.O.-Utrecht en Michiel Rutten die over stukken uit zijn verzameling ver-
telt. Natuurlijk ontbreekt het ruil/verkoopgedeelte niet. Al met al een ge-
varieerde dag, die u zeker niet mag missen. Zie de b ijlage in dit nummer.
873
TRUMM & BERGMANS J~
WEERT.== == =~=+{=
~~
PIIPEN- EN OVENTEGELFABRIEK. Il ~
DE LAATSTE FASE. 1918-1920
door Jos Engelen
Reeds vaak is erop gewezen, dat de belangrijkste oorzaak van het ver-
dwijnen van de kleipijpenindustrie is gelegen in de opkomst van de bruyè-
repijp en vooral de sigaret. Dat valt zeker niet te ontkennen, maar minstens
zo belangrijk was de algehele malaise in Europa op het einde van de Eer-
ste Wereldoorlog. De herstelbetalingen in Duitsland, maar vooral de con-
sequenties van de sociale wetgeving (invaliditeits/ouderdomswet) in Neder-
land, waaNoor door de werkgever tal van premies afgedragen moesten
worden, d rukten naast de arbeidswet (invoering van de 45-urige werk-
week) en naast tal van bezuinigingsmaatregelen van de overheid zwaar
op het rendement van de werkgever.
Aan de hand van voorhanden zijnde stukken uit het T.B.-archief zullen wij
een en ander trachten te reconstrueren: tabel Al, calculaties per 2/1-1918
en 4/11 -1920:
Ccilc"'lcitie 2-1- 1918 Ccilc"'lcitie 4 - 11-1920
Gewone witte pijpen per gros Gewonè witte pijpen per gros
• aarde 25 "klei 50
* rollen
• kasten 10 • rollen 20
* trummen 35
* bakken 15 * kasten 80
35
• trummen 30
• bakken 60
* inleggen/drogen 20
• uithalen oven 20
120 280
• 20 % onkosten 24 * 20% onkosten 56
* 30 % verdienst 144 • 30 % verdienst 336
100
43 4,36
1,87
874
Berekening per kist 2 gros Berekening per kist 2 gros
2 X l,87= 3,74 2 X 4, 36= 8,72
* kist 30 • kist 30
• pakken/spijker 40 • pakkéiî/Spljkér 40
• vracht 40 25
• vracht
4,84 9,67
Verkoopprijs 2,40 per gros Verkoopprijs 4,80 per gros
Per kist 2 gros 9,20 grossiers
Per kist 2 gros 11,60 winkeliers
Tabel A2: Calculatie bij ovengang van 172 gros = 24.768 stuks (*),
gebaseerd op gewone witte pijpen:
Ccilcc,ilcitie 28-1-1918 (*) Ccilcc,ilcitie 4-11-1920 (*)
• aarde 43,00 "klei 86,00
* rollen 17,20 • rollen 34,40
• kasten 137,60
• kasten 60,20
• trummen 25,80 • trummen 51,60
• inleggen/drogen 34,40
• bakken 60,20 • bakken 103,20
* uithalen oven 34,40
206,40 481,60
* 20 % onkosten 41,28 • 20 % onkosten 96,32
247,68 577,92
* kist 25,80 ** 25,80
• pakken 34,40 34,40
• vracht 21,50 .* 21,50
659,62
kosten totaal 329,38 kosten totaal
verk.prijs 1917 258,00 verk.prijs 791,20
1918 403,00 4-11-1920
1919 636,40
Allereerst hebben we naast elkaar gezet de calculatie die T.B in 1918 en
1920 gebruikte voor de gewone wnte pijpen per gros. In nog geen twee
jaar stijgen hier de grondstoffen en loonkosten met circa 230 %. Zetten we
vervolgens het percentage verdiensten af tegen de verkochte aantallen
875
!1918 STOOKMATERIAAL/STOOKKOSTEN T.B., Weert
1 75 30 22 130 97 134 154 38 60
Il 1075 1050 630 300 480 1700 930 1910 1300
111 300 300 450 450 400 . 450 280 480
1
mutserd
----per
V \20stuks·
~L--,-/
~ i-- L-----"'
Il
turf
~~
per
V300kilo
1/-------r---._ ----
111 ~
kolen
-- /per
100 kilo •
Î\/.
stook- '29 2 2 23 8 22 13 11 2
data Jan mrt apr mei Juni Juni Juli sep nov
1+ Il+ 111 gem.
totaal f .44.00 f.40,20 f.39.10 f .43,75 f.41.30 f55.90 f.63 .40 f.52,45 f.63,80 f.49.32
stook-
kosten
Tabel Bl
876
l 1920 STOOKMATERIAAL/STOOKKOSTEN T.B., Weert
1 10 10 8 4 8 5 4 6 10
Il 800 700 1000 1080 800 900 2380 1700 1400
111 450 350 350 450 450 450 - 450 450
1
mutserd
per
20 stuks
Il
~
turf
per
1/ ----300kilo
~
111
k ole n r-----_ 1\1/
per
100 kilo
stook- 2 6 10 15 3 14 16 13 16
data feb mrt apr mei juli juli okt nov dec
1+Il+ 111 gem.
totaal f.44 ,20 f.36,00 f 41,96 f.49,08 f.43,80 f45,50 f.72,70 f .67,00 f .61,40 f.5129
st o o k-
kosten
Tabel B2
877
-s.C..X.,) 191 8
erCX)
~
o;,
C;)
qraden Celsius
1040 K.O.
1020
100)
980 G.P.O.
960
940
920 K.P.O. ---- ----29/1 2/3 2/4
900 2/2 6/3 10/4
0 G) 0 stookdaaen
:-ou0·~ .0 1920
Il Il Il graden Celsius
;;,:;: G) CY 1040 K.O.
(D ..... <D 1020
~- - 0et( 0 1000
980 G.P.O.
o 960
940
-0 -0:::, 920 K.P.O.
=+ =+0 0 <D 900
stookdaçien
<D <D (.Q....
:, :, 0
0 0 :,
< < 0..
(!) (!)
:::, :::,
1 11
1\.) ~ "~
(!)
(!)
(!) (!) ~ -
-+ -+
QQ ((~!/))
(Q (Q
(!) (!) <D
:::,
..-- ------ 2/11
- ----4 22/5 8/6 -----
22/6 18/7 11/9
/ / " "'"---- ----
4 15/5 3/7 14/7 14/9 16/10 13/11 16/12
pijpen în die jaren (in 1918 verkocht: 132.500 en in 1920 verkocht: 82.100
pijpen), dan blijken de eigen verdiensten gestegen te zijn met nog geen
150%, onvoldoende om de gestegen kosten navenant te compenseren.
Voeg daarbij het feit van een jaarlijks teruglopende vraag van de consu-
ment, dan is het duidelijk dat het inkomen van T.B. zwaar onder druk stond
in die jaren. En naarmate de bewerking van de te produceren pijpen ar-
beidsintensiever werd (bijv. bij de Delft-pijpen) door handschilderen en gla-
zuren, stegen de verdiensten slechts met 166% tegen een stijging van loon
en materiaalkosten van 266%.
Nemen we vervolgens de kosten van het stookmateriaal onder de loupe
aan de hand van de statistieken voor 1918 en 1920 ( de kosten voor
stookmateriaal per ovengang). Zie de tabellen Bl, B2 en B3.
Ook de op het eerste gezicht geringe stijging van 4% per gemiddelde
ovengang tussen 1918 en 1920 dienen we te bekijken in het licht van de
teruglopende verkoopaantallen pijpen. Bij een volle oven zouden de ge-
middelde kosten stookmateriaal resp. fl. 49,32 en fl. 51,29 hebben bedra-
gen, hetgeen per gros resp. 28,7 et en 29,8 et zou betekenen. Bij de oven-
gangen, gebaseerd op de verkochte aantallen pijpen, bedragen deze
kosten resp. 48,7 et en 81,3 et, een stijging derhalve per gros van 166,9%.
Buiten beschouwing laten we dan het uitschot dat mogelijkerwijze ontstaat
door een verkeerd verlopen bakprocédé, evenals de hantering van een
gros bij verwachte breuk (144 bij 168 stuks), die de nettokosten nog in be-
langrijke mate kunnen beïnvloeden. Alle berekeningen zijn uitgevoerd op
de gewone witte pijpen uit de volgende modellenserie met de nummers
en benamingen die in de bestel- en notaboeken gebruikt werden (afb. Cl
en C2). ·
Een tweede belangrijke postenkost vormde voor T.B. het vervoer: buiten de
stad Weert, waar het grootste percentage van zijn klanten zat, was hij voor
de provincie aangewezen op zijn vervoerder Kessen uit Maastricht, die een
vast percentage ontving van het bruto af te rekenen bedrag van de klant,
te weten:
- voor Maastricht en Sittard 10% (afb. D)
-voor Beek 15%
- voor Valkenburg 18%
En als provisiekorting aan de grossiers in de verre provincies betaalde T.B.
buiten de eigenlijke vrachtkosten nog eens 2% van de verkoopprijs en een-
zelfde korting was hij kwijt als provisie bij levering aan een collega-fabrikant
als Van der Want (afb. E7,2,3).
En gezien de toch al scheve verhouding in stijging eigen verdienste en
loon/materiaalkosten werken deze percentages als extra drukkend op het
eigen netto inkomen. Het is dan ook niet verwonderlijk, dat de hier volgen-
de balans (afb. F) per 1-1-1922 reeds aanzienlijke bedragen weergeeft in
879