. .·····~·························································-··-··-··-··-····
... .. . ..: •·····································································.· ~
... .. .... .. ..: ......:.......•••.•GOEDEWAAGEN's :.. :..
Koninklijke Holl. Pijpen- en Aar~ewerkfanrieken ;!~
Plateelbakkerij "de Distel" : 1:
GOUDA.
.: j :.......•
AFDEELING PIJPEN. ....•••..
• ! ...
GOUDSCHE PIJPEN.
GEËMAILLEERDE DOORROOKERS. ••
BARONITE ....
PATENTPIJPEN. .•
ENZ. ENZ. •
AFDEELING AARDEWERK. .......
GOUDSCH AARDEWERK
. . ... .. ..•
. . .. ... ....•••.
.. . .....••. .. ..•
. .. . ..••.• .•• ...••
... . .• ..••
..• •·
. .. .... .... .•• ...
.•
•
... . .. IN GEWONE EN LUXE UITVOERING. ·• •
... . .. .... ... .. ..
,,DISTEL"-PLATEEL. ••
TEGELTABLEAUX. •
. . ..• •
•• ••
l r . .~ : RUWE BLOEMPOTTEN.
~ .♦
♦
. .♦
.: • ENZ. ENZ. ♦
Il ~ A --Q l ♦
•♦
♦
♦
♦
♦
.. .. IJ • . .. .♦ ♦ ♦
. . .. .• ♦
♦
♦
•
•
. .t ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• :
·············································A··fb··.·5·:····A··d·v·e··rt·e·n··t·ie··i·n······
"Geillustreerde gids voor Gouda" 1923
791
odes elkaar regelmatig af, terwijl vanaf .6oe~~aag1·s 1
1920 de toestand blijvend ongunstig is
(afb. 2). De eerste wereldoorlog (1914- -:-. rnoen -:-
1918) heeft nauwelijks invloed op de fa-
bricage van tabakspijpen. Het uitbreken Gc-udsche Pijpen.
van de economische crisis in 1929 zal de Geëmaill. Doorrookers.
reeds slechte toestand nog verder ver-
ergeren. Opvallend is, dat de eerste Houten PIJpen.
werkstaking pas na het uitbreken van
de crisis plaatsvindt. Door het introduce- Ruimste sortecring
ren van nieuwe produkten zoals de pla-
teelpijp (afb. 3) weten de fabrikanten in n.u. &oedewaaoen's
sommige jaren nog redelijke bedrijfsre-
sultaten te boeken. Koninklijk• Hollandache
Bij Goedewaagen (afb. 4) wordt het as- Pijpen- en Aardawerkfabriaken
sortiment zelfs uitgebreid met houten pij-
pen. Het traditionele produkt, de ge- GOUDA.
kaste pijp, moet echter steeds meer ter-
rein prijsgeven. Grotere fabrikanten zo-
als Van der Want en Goedewaagen
(afb. 5) leggen zich overigens ook toe
op ander (plateel)-aardewerk dan pij-
Goedewaagen' s pen.
afd. HOUTEN PIJPEN Oorzaak van het veNal van de pijpen-
industrie is o.a. de import van goedkope
GOUDA pijpen uit omringende landen (België,
Duitsland, Frankrijk en Oostenrijk). Lagere
)()( lonen en devaluatie van de munt in die
landen verzwakken de concurrentiepo-
·· Ruimste sorteering .. sitie van Gouda.
Bruyère Tabakspijpen,
Sigaren- en Sigaretten- De opkomst van houten (bruyère) pij-
Pijpjes enz. enz. pen doet ook de vraag naar stenen pij-
pen afnemen.
Over veranderende rookgewoonten
zoals het toenemend gebruik van sigaar
en sigaret als mogelijke oorzaken van
veNal worden in de verslagen geen
mededelingen gedaan.
)()( Afb. 3: Advertentie In
'De Sigarenwinkelier', 1920
Vraagt Reizigersbezoek.
Afb. 4: Advertentie in
'De Sigarenwinkelier', 1920
792
HET WAPEN VAN BREDA
door J. van der Meulen
Bij het bladeren door het 'Boek van gekogte en gehuurde merken' (1) stuit-
te ik op een notitie over het wapen van Breda. Dit merk kwam mij in eerste
instantie niet bekend voor. Uit de literatuur (2) blijkt, dat het wapen van
Breda bestaat uit drie kruizen, op een rode (keel) achtergrond, in een wa-
penschild vastgehouden door twee leeuwen. Uit de afbeelding werd snel
duidelijk dat dit merk in het algemeen bekend staat als de drie kruizen.
Het merk wordt voor het eerst gezet ,/
door Klaas Adamsz. Verschut, die in ,~ ~'li;t;,;j{rJ..:)t_/1f';;.__,_,;.~
·. :
1715 zijn -meesterproef aflegt (4) en in
1756 overlijdt. Op 11 april 1749 wordt .r··'-~,y-_:W~~,~~1;'. ·1-:\~J [.
Arij de Hoop tot de· gildebroeders Vf./ /!i ;J'i? 1'~.\~1t,l[iJ.-.:/.., ·~·· :
toegelaten en neemt als zijn merk de
drie kruizen aan. Dit merk blijft zijn ei- ;,:J!;_} f ;::;..,;<,';·:11.f 'J,,~.;l
/~ (-1:~,_1:-•11~',:ç,~~i~ ··:1\· ~.,, :.
gendom tot zijn overlijden in 1764. r-r~.'-'•.!-~~~~~-l,,_..~_~:jj ·"'
Vanaf ca 1768 gaat het merk over ·. •· · ~T i {Il 1. ~1,J
op Hendrik IJserman. Hendrik heeft
het -~erk ho_ogstens 4 jaar gebruikt
totzun dood 1n 1772. VeNolgens duikt
Gillis Nobel als eigenaar van het merk
op.
Op 2 december 1777 sluit hij een contract met Abraham de Hoop, die het
merk "het wapen van bredaa· gedurende 3 jaar mag gebruiken tegen
een vergoeding van de overschrijvingskosten die het gilde in rekening zal
brengen (1 ). Na deze periode komt het merk terug bij Gillis Nobel, die het
merk tot zijn dood in 1792 zal gebruiken. Mogelijk is hij zelfs voor zijn
overlijden nog uit het gilde getreden (3). Hierna is het merk vacant en zal
niet meer gebruikt worden.
Eigenaren van het merk de drie kruizen, ook wel het wapen van Breda
genoemd: ··
Klaas Adamsz.Verschut1715-1749 Gillis Nobel 1772-1777
Arij de Hoop 1749-1764 Abraham de Hoop in huur 1777-1780
Hendrik IJserman 1768-1772 Gillis Nobel 1780-1792
BRONNEN
1 Streekarchief Gouda AC. 1.15.02. inv.nr.13, no.95
2 Nedertar.idsche Wapens van het Rijk. de Provincie en de Gemeenten Deel 1. Uitgevers-
Compagnie 'de Branding·. De BIit, 1941 ..
3S. Laansma, Pljpmakersen pijpmerken 1724-1865. Gysbers en Van Loon, Arnhem, 1977
4 J. van der Meulen, De ·gecroonde roos· en andere pijpenmakersmerken van Gouda. PKN.
Leiden, 1994
793
NEDERLANDSE BIBLIOGRAFIEËN VAN PIJPEN EN TABAK
door Lodewijk van Duuren
Iedereen die zich bezighoudt met onderzoek naar de geschiedenis van
pijp en tabak komt weleens voor de vraag te staan: is er over het onder-
werp waarmee ik bezig ben, al eens iets geschreven? Een eerste stap naar
de beantwoording van deze vraag kan gezet worden door de bestudering
van bibliografieën.
Een bibliografie (van het Griekse biblion=boek en graph00=schrijven) is een
systematisch, alfabetisch of chronologisch geordende lijst van titels die één
of meer kenmerken gemeenschappelijk hebben. Zo zijn er bibliografieën
naar onderwerp, persoonsbibliografieën en nationale bibliografieën. Een
bibliografie beschrijft de boeken of tijdschriften onafhankelijk van hun
aanwezigheid in een bibliotheek of andere verzameling. Dit in tegenstelling
tot een catalogus die zich beperkt tot de boeken of tijdschriften die tot een
bepaalde verzameling behoren.
De oudste Nederlandse "Tabak-bibliographie" is gepubliceerd in 1874 en
bevat slechts 46 titels. De lijst met Nederlandse publikaties is een uittreksel
uit de "Bibliotheca Nicotiana" van W. Bragge. Daarna zijn nog verschei-
dene andere Nederlandse bibliografieën over dit onderwerp verschenen
(Anoniem 1981; Bouten 1969; Duco 1986; Duco 1987; Suurmeyer 1960). Ca-
talogi van omvangrijke gespecialiseerde verzamelingen kunnen overigens
ook uitstekend als bibliografie fungeren (Duco 1976). Te zijner tijd zal de ge-
automatiseerde bibliografie van het pijpenkabinet met ruim 5cx:û titels ook
voor bezoekers te raadplegen zijn.
In de lijst van bibliografieën zijn ook buitenlandse bibliografieën opgeno-
men, die titels bevatten die ook voor Nederland interessant zijn (Bragge
1874; Atkin 1989; Rapaport 1989). Tevens zijn bibliografieën opgenomen die
een ander onderwerp als ingang hebben, maar waarvan een gedeelte
over pijpen of tabak handelt (Van Gennep; lterson et al. 1889; Sloet tot
Oldhuis 1874, De Waal 1975). Volkskundige bibliografieën zoals Nederlandse
Volkskundige Bibliografie of Internationale Volkskundliche Bibliographie be-
vatten eveneens vaak boeken of artikelen over dit onderwerp.
Er zijn natuurlijk naast bibliografieën en catalogi nog andere bronnen,
waarin naar literatuur over pijpoen en tabak gezocht kan worden zoals
registers (indexen) op tijdschriften (bijv. Pijpelogische Kring Nederland of
Westerheem) en literatuurlijsten in boeken en tijdschriftartikelen.
Er is de laatste jaren zoveel verschenen over pijpen en tabak, dat een
nieuwe bibliografie over dit onderwerp zo langzamerhand zeer gewenst is.
Zijn er misschien geïnteresseerden die zoiets willen samenstellen? Graag uw
reactie naar de auteur van dit artikel.
Theo Thijssenhove 25
· 2726 CE Zoetermeer
794
LIJST VAN BIBLIOGRAFIEËN
Anoniem, 1874/1875. Bibliographische Adversaria. 's Gravenhage.17-20.
Anoniem, 1981. Tabaksteelt in Nederland, LJteratuurlijst nr. 4525. Centrum
voor Landbouwpublikaties en Landbouwdocumentatie (PUDOC).
Wageningen. 2 pp.
Susanne Atkin, 1989 (ed.). Bibliography of Clay Pipe Studies 1.
Topographical: British lsles. Society tor Clay Pipe Research. Huntley. 63 pp.
A.J.J. Bouten, 1969. Bibliografie betreffende de tabakspijp in Nederland.
Werkstuk 2e cyclus. Bibliotheek- en Documentatieschool, Amsterdam. XIV +
32pp.
W. Bragge, 1874. Bibliotheca Nicotiana. Birmingham.
D.H. Duco, 1976. Pijpen en tabak. literatuur catalogus kollektie D.D. 26 pp.
D.H. Duco, 1986. Geannoteerde bibliografie betreffende de techniek van
het pijpmakersambacht. Leiden. 15 pp.
D.H. Duco, 1987. Bibliografie van de Nederlandse kleipijp. In: De
Nederlandse kleipijp, handboek voor dateren en determineren.
Pijpenkabinet, Leiden. 147-152.
H.M . van Gennep, 1982. Handel en nijverheid in Gouda, een bibliografie.
Uitgave P.A. Tiele Academie. 's Gravenhage; nr. 51, reeks Series
Bibliographica.
Internationale Volkskundliche Bibliographie. Deutsche Gesellschaft für
Volkskunde. Bonn.
W.J.D. van lterson, R. van der Meulen & J.E. van Renesse, 1889. Algemeene
Aardrijkskundige Bibliographie van Nederland. Derde deel, Het Volk en zijn
Bedrijf. Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap, afdeeling
"Nederland". Leiden. XI+ 249 pp.
J. van der Meulen & L. van Duuren, 1988 & 1993. Pijpelogische Kring
Nederland; inhoudsopgave en registers le t/m 15e jaargang.
Nederlandse Volkskundige Bibliografie. Centrum voor Studie en
Documentatie. Antwerpen.
Benjamin Rapaport, 1989. The global guide to tobacco literature. Resten.
492 pp.
B.W.A.E. Baron Sloet tot Oldhuis & W.J.D. van lterson, 18 74. Proeve eener
opgave van bouwstoffen voor een geschiedenis en statistiek van den
Nederlandschen Landbouw. Nederlançlsch Landhuishoudkundig Congres,
's Gravenhage. 146 pp.
P. Stuurman, 1992. Westerheem; Register jaargangen 1-40; 1952-1991.
Schagen.
M.T.M. Suurmeyer, 1960. Proeve van een bibliografie over de geschiedenis
en het gebruik van tabak in Nederland. Den Haag. (Examenstuk
directeurscursus Centrale Vereniging van Openbare Bibliotheken).
H. van de Waal, 1975. lconclass, an iconographic clossification system. 4.
Bibliography, part 1, 41 C 74 Tobacco. K.N.A.W. Amsterdam, London.
795
JAN ARIJSE (ARIENS) DANENS
door J. van der Meulen
Als eerste Goudse pijpenmaker krijgt Arij Jacobsz. Danens in 1719 permissie
van zowel het pottenbakkers- als het pijpenmakersgilde om een oven te
bouwen in zijn huis op de westzijde van de Gouwe. Hij mag echter uitslui-
tend zijn eigen pijpen bakken en is verder onderworpen aan de regels zo-
als die gelden voor het pottenbakkersgilde (1 ).
Bij het afleggen van zijn meesterproef op 25 februari 1697 (1) neemt Arij het
merk de molen aan. Dit merk zal hij tot aan zijn dood in 1722 blijven voeren,
waarna het overgaat op zijn zoon Jacob, die in hetzelfde jaar tot het gilde
toetreedt.
De andere zoon van Arij, Jan Arijse, legt zijn proeve van bekwaamheid af
op l juli 1720 (2). Hij zet vanaf dat moment het merk het klaverblad. Uit zijn
verzoekschrift in 1722 blijkt, dat Jan de oven van zijn inmiddels overleden
vader wil gaan gebruiken (3). Hij krijgt hieNoor toestemming, mits hij alleen
zijn eigen pijpen bakt en 's winters, als de pottenbakkerijen stilstaan, geen
gebruik maakt van de oven. Bovendien moet hij l stuiver per 100 ton(nen)
turf betalen voor het aalmoezeniershuis.
Jan nam het waarschijnlijk niet zo nauw met de gemaakte afspraken,
want reeds in 1725 ontstaat er een geschil met de overman en dekens over
het gebruik van de oven (3). Hem wordt nogmaals te verstaan gegeven,
dat hij alleen zijn eigen pijpen, gemerkt met het molentje(!), mag bakken.
Tevens wordt hij erop gewezen, dat hij van vrijdag tot zondag zijn oven niet
mag uithalen, met uitzondering van drie maanden als ook de pottenbak-
kers de oven mogen lossen. Opvallend is, dat als merk van Jan het
molentje genoemd wordt, terwijl dit het merk van Jacob is. Over het
klaverblad wordt met geen woord gerept.
Het verbod op het bakken van pijpen van andere gildebroeders zit Jan zo
hoog, dat hij omstreeks 1748 over deze kwestie een brief schrijft naar de
magistraten van Gouda (5). Tevens beklaagt hij zich over het feit dat
lieden van het pottenbakkersgilde heimelijk rond zijn huis spioneren,
·waardoor zij mijn huijsgesin in den uyfferste onsteltenis hebben gebragt'.
Zijn boosheid zal mede veroorzaakt zijn, omdat er een overtreding werd
geconstateerd, waardoor hij een bekeuring kreeg. Zijn protest heeft als ge-
volg, dat het pijpenmakersgilde zelf voortaan elke drie maanden zal toe-
zien op naleving van de brandveiligheid van de oven en het pottenbak-
kersgilde (6) deze controles achterwege zal laten.
In 1757 komt Jan Danens weer in botsing met het gilde. Tegen Jan Danens
en Frans Verzijl wordt een aanklacht ingediend wegens het zetten van an-
dere merken (7). Om welke merken het gaat, wordt helaas niet gemeld.
De aanklacht wordt ontvankelijk verklaard, waardoor zij een boete krijgen
opgelegd.
796
opgelegd.
Het gilde waakt niet alleen over het merkenrecht, maar tracht ook te
voorkomen, dat de concurrenten hun voordeel kunnen doen met de
vakkennis die in Gouda aanwezig is. Dit blijkt uit het optreden van de
overlieden tegen Cornelis de Wilde, die als knecht bij Jan Danens
werkzaam is geweest (8). Cornelis vertrekt in 1758 naar Bremen, waar hij
zich voor 8 gulden per week verhuurt aan een pijpenmakerij. Tevens zou hij
getracht hebben gereedschap mee te nemen, hetgeen strijdg is met een
verordening uit 1750, die de export van gereedschap verbiedt. Het gilde
vreest, dat door deze daad 'die fabricq aldaar verder zal worden
aangekweekt, tot groot prejuditie van het pijpmakersgilde, en tqt veNal
van die hoofdneering binnen deeze stad. · Aan Anna de Vos, de vrouw
van Cornelis die in Gouda is achtergebleven, wordt te verstaan gegeven,
dat hij zo spoedig mogelijk terug moet keren, anders worden beiden uit
Gouda verbannen.
De merken de molen en het klaverblad zijn langdurig in handen van de
familie Danens geweest, maar wisselen ook zeer regelmatig van eigenaar.
Hieruit mogen we afleiden, dat het zeer gewilde merken waren. De prijzen
die betaald worden om het merk te kopen of te huren bevestigen de
populariteit. Zo telt Jan Danens in 1758 op een veiling het niet geringe
bedrag van 1150 gulden neer voor het merk het klaverblad. Zelfs in 1782 is
het merk nog in trek: Jan Jacobsz. Danens huurt het merk dan van de
voogden en executeuren van Arij Danens, gedurende 2 jaar, voor het
bedrag van 252 gulden per jaar.
In onderstaande opsomming zal gepoogd worden de eigenaren van de
merken hetklaverblad en de molen zo nauwkeurig mogelijk weer te geven
(1,2):
klaverblad molen
Pieter Dammasz. 1660-1670 Willem Hansen 1677-1686
Dirk Pietersz. Krijger 1717-1720 Arie Jacobsz.Danens 1697-1722
Jan Arijse Danens 1720-na1730 Jacob Arijse Danens 1722-1759
Abraham v.d. Spelt nal730-1746 Jan Arije Danens 1725-1778
Cornelis Zonne 1746--1758 Jan Jacobsz. Danens 1778-1787
Jan Danens 1758-1778 Adam Schouten 1787-voor 1799
Jan Jansz. Danens 1778-1781 Meindert v.d. Heide n.1787-voor 1799
Arij Danens 1781-1782 Klaas de Jong n. 1787-voor 1799
Jan Jacobsz. Danens 1782-1784 wed.Klaas de Jong ca 1799-n.1806
(gehuurd van Arij)
Arij Danens 1784-1794 Jacobus Colinee 1811-1838
Frans Simon Sparnaaij1839-1850
Pieter van Geelen 1794-l 800 F. Sparnaaij .& Zonen 1865
Jan Schotten (gehuurd)1800-1817
Pieter van Geelen 1817-voor 1838
797
BRONNEN
l D.H. Duco, Goudse Pijpen. Amsterdam, 1978
2 J. van der Meulen, De "gecroonde roos" en andere pijpenmakersmerken
van Gouda. PKN, Leiden, 1994
3 Streekarchief Hollands Midden in Gouda (SAG), Kamerboek 1722 fol. 43v,
5 mei 1722
4 SAG, Kamerboek 1725, 27 november 1725
5 SAG, Kamerboek 1748, fol. 81
6 SAG, Requestboek P, fol. 29 v, 23 september 1749
7 SAG, Kamerboek 1757, 15 maart 1757
8 SAG, Kamerboek 1758, fol. 80, 9 october 1758
N I E O \V E J A. A R S Z E G E N - W E N S C Il,
. Dor,r de. Burgi:r.Tamboen Jtt Slad·.. GOUDA,
op ,J,,, lilf""l "" ~, 71111r .,,_ IU.E.R.E.N, 1789,
Afb. 1 bij DE ORANJEBOOM VAN J.V.OIJE
798
DE ORANJEBOOM VAN J.V. OIJE
door Kees Faas
Overeenkomsten in bladerkroon en stam, tussen een oranjeboom op een
gravure uit 1757 van de Goudse zilversmid Johannes van Oyen (1722-
1781 )(afb. 7) en een oranjeboom op een Goudse pijpekop uit ca. 1780
(afb. 2) rechtvaardigen de conclusie, dat deze Johannes van Oyen als
vormmaker in aanmerking komt. Zijn vader, Dillis van Oyen, voerde het
zilvermerk "OYE", in een rechthoek, en werkte als zilversmid van 1699-1749 in
de Zeugstraat te Gouda (1 ).
OYE: 1 staat als signatuur op een versierde Goudse pijpekop, merk ge-
kroonde hoed, met tekst: DE GOEDE VRINTSCHAP.
Johannes van Oyen sneed ook wapens uit. In 1777 werd aan Johannes
van Oyen, "zilversmid en wapensnijder", 42 gulden en 4 stuivers betaald
voor het leveren van twee penningen (2).
Afb. 7
Als overblijfsel van de rederijkerstijd boden tot in de l 9e eeuw bijvoorbeeld
lantaarnopstekers en nachtwachters een berijmde en ge'illustreerde
nieuwjaarswens aan, uiteraard met de bedoeling daarmee wat extra te
verdienen. De Prinsgezinden van Gouda kregen in 1789 als nieuwjaarswens
een houtgravure aangeboden, gemaakt door J.v.Oije in 1757. In de bla-
derkroon staat het gekroonde wapen van de prins, geflankeerd door tam-
boers; linksboven het wapen van Holland, rechtsboven dat van Gouda.
Afb. 2 a,b,c,d
De hoofdpersonen van deze 55 mm hoge Goudse pijpekop (hielmerk de
gekroonde hoed) zijn: linksvoor "De Vrijheid", gezeten in de Hollandse Tuin
(2b) onder de oranjeboom, en rechtsvoor stadhouder Willem V (2c). In de
jaren 1780 zetten Patriotten zowel als Prinsgezinden zich in voor het welzijn
van het vaderland en voor hun specifieke opvatting van vrijheid.
Willem V draagt zijn commandostaf rechts, zijn linkerhand rust op zijn
degen. Ter hoogte van zijn middel draagt Willem V de ridderorde
waarmee hij op pijpekoppen dikwijls wordt afgebeeld, benevens een sjerp.
De scheepsmasten (2d), getooid met vlag en wimpel, kunnen in relatie
staan tot een toezegging van kapitein-admiraal Willem V om de vloot te
versterken, waarop de zeeprovincies Holland en Zeeland al jaren
aandrongen. Er bestaan pamfletten van Willem Vals verdediger van de
privileges der burgers van vrijheid, geweten en geloof (3).
De faam, die met een palmtak in de lucht zweeft, bazuint richting Willem V,
terwijl de leeuw met zwaard en pijlenbundel (symbool voor de zeven
provinciën) achterom kijkt naar Willem V. Onder deze leeuw staat op een
799
Afb. 2 a,b,c,d,
soort schild te lezen: D.BYSTAND KOMT. De Nederlandse Maagd met een
vrijheidshoed op een speer betekent hier het symbool van het "Huis van
Oranje". Omdat ze de bijbel op de schoot draagt, met tekst BIBL en
precies aan weerszijden van haar een kerk met torenhaan wordt
afgebeeld, stelt zij hier "Godsdienst en Vrijheid" in één persoon verenigd
voor. Op ceramiek komen zij ook gezamenlijk voor, naast elkaar gezeten
onder de oranjeboom(4).
In het tekstlint aan de bovenzijde van deze pijpekop staat: HIER ONDER
RUST IK VYLIG. Oranje als rustpunt in een roerige tijd. Propaganda voor de
Oranjepartij op pijpekoppen vond al plaats rond 1748 (5), waarbij de
vormen van de V. OYE's paraat blijven tot het moment, dat er vraag naar
is (6).
Literatuur
1 Gouds Zilver, tentoonstellingscatalogus 1980, door S. Bottinga.
2 Rekeningen der Scholarchie nr. 40, Archief Gouda.
3 Voor Vaderland en Vrijheid, door F. Grijzenhout, 1987, blz. 191
4 Oranje op aardewerk, door D.F. Lunsingh Scheurleer, 1994,
afb.69b
5 Opkomst en ondergang van een Oranjetelg, door J.P. Brinkerink.
PKN VII, 27, blz. 66
6 De tabakspijp als Oranjepropaganda, door D.H. Duco,1992,blz.46
800
j 19e JAARGANG NR. 73 JULI, 1996
INHOUD 80 1
TERUGBLIK PIJPENDAG 801
EEN COMMERCIEEL NEVENPRODUCT 802
"NUTTIGE EN EDELE LEDEN IN DE ZAMENLEVING" 808
EEN PIJPENSTORT GEVONDEN IN DE MEELSTRAAT TE ROESELARE 809
HELE STUCKEN, KLUYTEN EN KRUIMELGOED 8 17
EEN RUZIE MET DODELIJKE AFLOOP 818
ADRESWIJZIGING FRANSE PIJPENMAKER COQUET 819
KROONGEREEDSCHAP 820
VRAAG EN AANBOD 824
TERUGBLIK PIJPENDAG
Alweer enige tijd geleden, op 21 april, hebben we onze jaarlijkse bijeen-
komst in Delft gehouden. De belangstelling voor de stadswandeling was
(te) groot, waardoor niet iedereen alle uitleg heeft kunnen volgen. Maar
ach, de kennismaking met Delft was gelegd en menigeen zal die wan-
deling op eigen gelegenheid nog eens dunnetjes over willen doen. Het
programma werd moeiteloos afgewerkt, waarbij het ruil/verkoop-
gedeelte toch altijd voor velen het hoogtepunt blijft.
Speciale dank zijn wij verschuldigd aan Louis Bracco Gartner die, naast
de voorbereiding, met de Delftse PKN-leden ook de catering voortreffe-
lijk heeft verzorgd.
Een jaarlijkse bijeenkomst organiseren is een gewoonte geworden en lijkt
voor menigeen een routineklus. Toch is het organiseren via de telefoon
altijd spannend, want we zien elkaar dikwijls voor het eerst op de dag
zelf. Frans Janssens en Jos Engelen spraken namens de leden hun
waardering uit voor het werk van de redactie door Hans, Ferrie en Fred
geheel onverwacht op een fraaie boekenbon te trakteren.
We kijken alweer uit naar volgend jaar. Waar gaan we dan naartoe?
Wie wil een onderdeel van het programma verzorgen? We rekenen op
jullie hulp! Neem zo snel mogelijk contact op met de redactie.
801
EEN COMMERCIEEL NEVENPRODUCT
door Ruud Stam
Naast de normale productie van pijpen hebben vooral pijpenmakers uit
België, Zuid-Frankrijk (Job Clerc) en Duitsland (Westerwald) in deze eeuw in
grote hoeveelheden ook nevenproducten vervaardigd. Daarbij moeten
we in Duitsland onder meer denken aan schiettentfiguren, nesteieren, fluit-
jes, zalfpotjes, spaarpotten en kinderspeelgoed in de vorm van dieren,
poppen, kruikjes, poepmannetjes, auto's enz.
In het Westerwald waren voor de Tweede Wereldoorlog, maar ook direct
daarna, deze nevenproducten van veel belang voor de pijpenmakers om
hun inkomen op peil te houden, toen de productie van pijpen steeds meer
afnam.
Een aparte plaats onder de nevenproducten nemen de reclameartikelen
in. Een paar voorbeelden daarvan wil onderstaand bespreken en de be-
tekenis daarvan toelichten aan de hand van de bedrijfsontwikkeling van
de firma Radermacher in Hilgert.
De reclame voor bronwater
In het Westerwald was de productie van bronwaterkruiken vooral in de 19e
eeuw een belangrijke tak van nijverheid. Deze productie is tot in het begin
van de 20e eeuw voortgezet, onder meer door de firma Klauer (1 ). Het is
dan ook niet verwonderlijk, dat de pijpenmakers in het Westerwald daarop
hebben ingespeeld door reclameartikelen voor bronwater te maken. Een
paar voorbeelden:
- Er is een beeldje (afb. 7) bekend van dezelfde firma Klauer uit Baumbach
als reclame voor de "Flora Brunnen". Ook heeft deze pijpenmakerij een
miniatuurkruikje gemaakt in de vorm van een bronwaterkruik met de tekst
in reliëf: J. LAN..., SPRUDEL (2). Het is van roodbakkende klei.
- Voor het 600-jarig bestaan van Bad Ems is in 1925 een kruikje gemaakt
(afb. 2) met op het etiket de tekst: "600 Jahrfeier Bad Ems" en de heilige
Martinus van Tours, welke ook als patroon van de stad in het wapen van
Bad Ems is opgenomen. Op het rode kruikje zelf staat: "Emser Kränchen",
bronwater utt Bad Ems (3). Het kruikje heeft door het oor een lint. Het kon
dus kennelijk tijdens de festivitetten op de kleding worden gedragen.
- Van de firma Lamp (4) zijn eveneens miniatuurbronwaterkruikjes bekend.
Helaas zijn de mallen van deze kruikjes zo lang gebruikt, dat de tekst niet
meer leesbaar is. Vermoed mag worden, dat deze miniatuurkruikjes, nadat
de reclamefunctie was verdwenen, verder geproduceerd zijn als kinder-
speelgoed. Vorm en wijze van instempelen van de tekst zijn identiek aan
die van de echte mineraalwaterkruiken. De kruikjes zijn zowel van rood- als
witbakkende klei gemaakt.
802
Afb. 2 boven Afb. 3 onder Afb. l boven Afb. 4 onder
803
- Op een akker in Hilgert heb ik een deel van zo'n miniatuurkruikje gevon-
den met de tekst: "Kronthaler Mineral BR".
Reclame voor drank
Ook voor alcoholische dranken zijn door pijpenmakers vervaardigde re-
clameobjecten bekend:
- Voor bier zijn bekend miniatuurpullen voor de firma's Henninger-bier,
Hofbrauhaus (afb. 3) en Spoten-bier (5). Het miniatuurtje voor Hofbrauhaus
is o.m. voor Lamp vervaardigd. Het is ook bekend uit de catalogus van
Klauer.
- Bayer (6) beschrijft een miniatuurkruikje met etiket voor Schlichte (Kom).
- Door de firma Klauer is een roodgebakken kruikje vervaardigd met een
plakplaatje van Urquell (7). Tekst: "Urquell, mit dem Schinkenbild, B.L. König,
Steinhagen in Westfalen", met op de zijkanten van het etiket: "Deutsches
Erzeugnis" en "40 Volumen Prozenten" en "Vor dem Genuss zu kühlen". Het
plakplaatje heeft blauwe letters, een rode ham en de tekst: "mit dem
Schinkenbild" in het rood (afb. 4).
Spaarpotten
Spaarpotten waren zeer geschikt voor reclamedoeleinden. Ze komen met
of zonder tekst voor (afb. 5). Uit de catalogus van Schilz-Müllenbach uit
Höhr-Grenzhausen van 1910 blijkt, dat toen al vele typen spaarpotten wer-
den gemaakt (afb. 6) die voor 7 mark per honderd werden verkocht.
SparbUchsen bunt bemalt.
· ac,rtiert Mk 7.- per 100 Stück
Apfel Apfelsine Biroe Zitrooen " · 'Oeldtascbe Korb Clown
Afb. 5
Catalogus van Schilz-Müllenbach
Rond 1930 kennen we, gebaseerd op het archief van de firma Raderma-
cher (8), de volgende typen (tussen haakjes zijn de toenmalige stuksprijzen
geplaatst bij afname van 100 stuks): Bijenkorven en vruchten ( 4,5 pf), kin-
der- en negerhoofden (5 pf), spaarvarkens (5 pf), Max en Moritz (6 pf) en
het Hollands Paar (6,5 pf). Ook is er een spaarpot in de vorm van een tasje
bekend van de firma Letschert uit Ransbach-Baumbach (afb. 7).
De vruchtenspaarpotten hadden de vorm van appels, peren, ananas, per-
804
Afb. 6boven Afb. 7 onder
805
zik, sinaasappel, citroen, tomaat, pompoen en pruim. Een grotere afname
betekende ook lagere stuksprijzen. Zo kostten in 1934 vruchten gesorteerd
tot 1000 stuks 5,8 pf, tot 5000 stuks 5,5 pf en daarboven 5,3 pf.
Na de Tweede Wereldoorlog waren vooral de voetbal, het spaaNarken
(groot en klein) en de vruchtenspaarpotten populair. Het liedje van Chris
Howland: "Und dann hau ich mit dem Hämmerchen mein Sparschwein.... "
betekende een enorme productietoename voor de pijpenmakers (9).
Verder zijn na de oorlog spaarpotten bekend in de vorm van een
kikkerkoning en in de vorm van een vliegenzwam (10) en spaarpotten als
souvenirartikel (11). Ook voor bierbrouwerijen en verenigingen zijn speciale
spaarpotten veNaardigd.
De prijzen waren na de oorlog nog steeds laag. Zo werden in 1951
goudgekleurde varkens aangeboden voor 15 pf bij afname van 1000 stuks;
b ijenkoNen voor 16 pf en vruchten gesorteerd voor 12 pf. Spaarpotten met
en zonder tekst in reliëf waren even duur. Wel moest bij spaarpotten in reliëf
extra betaald worden voor de vervaardiging van de gipsen mal (12). De
prijs van de gipsen vormen was laag. Zo bestelde Radermacher, in 1958,
dertig gipsen mallen bij Peter Simonis Gipsformenwerkstätte te Hilgert voor
DM 49,14. Deze lage prijzen maakten het mogelijk de eigen tekst tegen
geringe meerkosten op de spaarpotten te laten aanbrengen, ook als
weinig spaarpotten werden besteld.
De reclameteksten op de spaarpotten hadden een laag literair gehalte.
Enige voorbeelden van rond 1930 (13):
Itype Iuitvoering
1tekst
Goldbecker Nordwest-Schuhe appels en peren tekst in aoud
-spare durch kaufen im appels tekst in reliëf
Schuhaus Windeln
Sparen heiszt bei Schuh appels en peren tekst in goud
Sornrner kau fen
Spare für Meyer's gute Strümpfe appels en peren ?
Spare durch Einkaufbei bijenkorf
Gotthard Strausz, Bad Polzin.
Spaarpotten werden door heel Duitsland geleverd. Ook was er export.
Bijvoorbeeld aan de firma Van Dorp en Co in Den Haag (1957: vruchten en
spaaNarkens) en voor de oorlog naar Oostenrijk, Wenen (14).
Betekenis van spaarpotten voor de firma Radermacher
Radermacher heeft zich ontwikkeld van een kleine fabrikant die o.m. veel
aan collega-pijpenmakers en grossiers zoals Lamp leverde, naar een meer
806
algemeen keramisch bedrijf. Het assortiment bestond voor de oorlog voor-
al uit pijpen, speelgoed, koekoeksfluitjes, zalfpotten en spaarpotten. Na de
oorlog werd de firma steeds groter en bereikte zijn grootste omvang in 1952
met 11 werknemers. Daarna nam het aantal af, zowel in werknemers als in
gewerkte uren. De productie verschoof van pijpen naar tuinkabouters,
plantenbakken en spaarpotten. Tussen 1949 en 1958 lag bij Radermacher
het grootste accent op de spaarpottenproductie. De productie van pijpen
was toen nog slechts van zeer ondergeschikte betekenis.
De onderschriften op het briefpapier van Radermacher illustreren deze
ontwikkeling:
7928: Wilhelm Radermacher, Hilgert.
7957: Fabrikation von Tonpfeifen, Tonspielwaren und Fül/artikel.
Eduard Radermacher, Hilgert.
Tonspielwarenfabriek,Spardosen, Kuckucksflöten, Füllartikel,
Nesteier, Sa/benkruken.
Reclameartikelen waren conjunctuurgevoelig. Zo stopte reeds in juli 1941
de productie van spaarpotten, terwijl de productie van koekoeksfluitjes tot
half 1942 doorloopt. Na de oorlog komt de productie al in 1946 op gang,
terwijl de eerste spaarpotten pas weer in 1949 vervaardigd worden (15, 16).
Noten
1 In Kügler. Schiessbudenartlkel s. 14. vermeldt d e auteur dat bij de firma Klauer nog tot in de
jaren twintig mineraalwaterkruiken werden gemaakt. In Hilgert, een van de belangrijkste centra
voor m ineraalwaterkruiken, was de productie a l eind l 9e eeuw gestopt.
2 Mededeling Fred Tymstra.
3 Mededeling dr H.J. Sarholz. Kur- und stadtmuseum Bad Ems.
4 stam. Lamp. Lamp was voornamelijk groothandelaar.
5 Bayer. Pfeifenbäckereien, b lz. 65.
6 Bayer. Tönemes. blz. 68.
7 Mededeling Fred Tymstra.
8 Het archief Radermacher berust bij Wolfgang Mayer in Hilgert.
Ter vergelijking: In 1934 rekende Radermacher voor:
Kleine gebogen pijpjes gevuld metUebesperlen 1,9 pf.
Haasjespijpje met ffuifje, Idem gevuld 2,5pf.
Pijpen met deksel 2,4pf.
en in 1929 rekende Radermacher voor: ó,Opf.
koekoeksffuifjes groot 5,0pf.
koekoeksffu/fjes middelgroot 4,3pf.
koekoeksfluitjes klein
9 Bayer, Pfeifenbäckereien, blz. 68.
10, Archief Radermacher.
11, Bayer. Pfeifenbäckereien, blz. 68.
12 Idem
13 Archief Radermacher.
141dem
15 Idem. Kontobuch 1941-1952
16 stam, Organisaties, blz. 585-587.
807
Literatuur
Bayer, G.: Pfeifenbäckereien im Westerwald. In: Tönernes, Tabakspfeifen
und Spielzeug. Herausgegeben von K. Freckman. Schriftenreihe des
Freiliçhtmuseums Sobernheim, 11. Rheinland-Verlag GmbH, Kóln, 1987.
Bayer, G.: Tönernes Spielzeug und Krippen, Nebenprodukte der
Pfeifenbäckerei. Volkskunst, Zeitschrift für Volkstümliche _Sachkultur, 1989,
Heft 4.
KOgler, M.: Schiessbudenartikel aus Ton. Fach-Werk, Mitteilungsblatt des
Volkskundlichen Seminars der Universität Bonn, 112, 1983.
stam, R.D. De organisaties van pijpenmakers in het Westerwald in en rond
de Tweede Wereldoorlog. PKN XVI (64), 1994.
stam, R.D. : Theodor Lamp. PKN XVII (65 en 66), 1994.
Foto's: Paul Reitsma en Benedict Goes.
..NUTTIGE EN EDELE LEDEN IN DE ZAMENLEVING"
Uit: Korte en eenvoudige beschrijving van de voornaamste standen,
beroepen, bedrijven en bezigheden in de menschelijke maatschappij.
Uitgegeven te Groningen bij M. Smit, 1843.
Heruitgegeven in facsimile door Grolsch' brouwerijen, in 1973. (Overigens
niet meer verkrijgbaar)
PIJPENBAKKERS
Zij welke van eene zekere soort van witte en zeer fijne en zuivere klei
voorwerpen vervaardigen geschikt om er tabak uit te rooken noemt men
pijpenbakkers. Deze pypen van klei worden hoofdzakelijk in Gouda, eene
stad in Holland, vervaardigd waar men deze kunst tot eenen hoogen
graad van volmaaktheid gebragt heeft.
Ten dien einde maakt men de witte en gezuiverde klei zeer taai, doet
dezelve daarna in twee juist op elkander sluitende halve vormen, draait
de opening in den kop, maakt het gaatje met eenen langen ijzeren of
koperen draad door den steel, plaatst dezelve in den oven ter branding
haalt ze nadat zij eene behoorlijke hardheid hebben verkregen er weder
uit bestrijkt dezelve daarna met een zeker vernis opdat de stelen niet aan
de lippen zullen kleven en de gehee/e oppervlakte der pijpen een glanzig
effen aanzien erlange. Laat dit er weder in den oven om verharden en nu
zijn de pijpen tot verkoop en gebruik gereed.
De liefhebbers van tabak rooken zullen zeker aan de pijpenbakkers
volgaarne den eernaam van nuttige en edele leden in de zamenleving
gunnen.
Met dank aan Th. Baas voor toezending.
808
EEN PIJPENSTORT GEVONDEN IN DE MEELSTRAAT TE ROESELARE
door Jozef Goderis
Vondstomstandigheden
In het voorjaar van 1979 werd een pijpenstort aangetroffen, nabij de
bouwgrond van de familie Flipts in de Meelstraat 4, te Roeselare. Op zich-
zelf geen recent nieuws meer om in de lokale pers op te nemen. Doch de
meeste pijpenvondsten blijken vervaardigd te zijn door een van de pij-
penmakers Muylle te Roeselare. Deze vondsten kunnen dan mogelijk fun-
geren als gidsfossielen, te meer dat gelijkaardige pijpfragmenten werden
aangetroffen buiten Roeselare, o.m. bij baggerwerken aan de Leie te
Deinze in het najaar van 1974 en bij een noodopgraving (1977-1979) op de
site van het voormalig Tempelhof te Gent. Deze vondsten van Roeselare
kunnen dan wellicht bijdragen voor de determinatie van Roeselaarse pij-
pen buiten onze regio. De verspreiding van dit materiaal uit de tweede
helft van de 19e eeuw lijkt dan ook niet gering te zijn.
Situeringsplan van de pijpenvondsten uit de verzameling Flipts te Roeselare
Herkomst van de pijpenstart
Naast het perceel, eigendom van de familie Flipts (kadasternummer 1289),
werden omstreeks 1979-80 verkavelings- en rioleringswerken uitgevoerd in
de Meelstraat. De pijpjes werden gevonden in vroegere tuinbouwgrond en
we kunnen aannemen dat ze zich reeds honderd jaar in de bodem op die
plaats bevonden. Ze werden aangetroffen samen met paardenbeende-
809
ren en potscherven in de bocht van de Meelstraat. Pijpjes, patacons,
oventesten bevonden zich dus niet meer op de oorspronkelijke plaats en
werden vermoedelijk voor 1859 (datum van de koopakte van de bouw-
grond Flipts) als ovenafval uit de binnenstad afgevoerd, buiten het bewo-
ningsareaal van Roeselare van toen. De pijpenstort is dus niet gevonden in
de context van een pijpen- of pottenbakkersoven.
Onderzoek van hetpijpenmateriaal
De studie van deze l 9e-eeuwse archeologica leverde geen spectaculaire
gegevens op. Toch is het belangrijk om bij dergelijke vondstcomplexen de
verschillende gevonden pijpenmerken te registreren. Zo kunnen we ons
uiteindelijk een beeld vormen van de economische relaties, die ontstonden
tussen pijpenmakers en het afzetgebied in de l 7e tot de l9e eeuw van lo-
kale handelaars in rookattributen. In de verzameling Flipts steken een niet
gering aantal pijpfragmenten met naamstempel "Muylle á Roulers" , die
een rijke versieringsvorm vertonen, verwant met die van Nederlandse pij-
penmakers als Goedewaagen (bijv. pijpenkoppen in de vorm van een ei-
kel en de steel in de vorm van een takje, ES gekroond bij Goedewaagen)
en van Arie van der Kleyn (1865-1889), zelfstandig werkman in Gouda.
Fragmenten van onversierde Muylle-pijpen komen echter veelvuldig voor in
Roeselaarse bodem en zijn ook sporadisch gevonden o.m. in Gent en
Deinze. Ook fragmenten met naamstempels van andere pijpenmakers uit
de verzameling Flipts kunnen we hier registreren:
- Prince van Gouda (op 2 stelen)
- De Bevere Kortrijk (op 6 stelen)
- Terre de France (op 1 steel) vermoedelijk ook van De Bevere Kortrijk
- Gambier-Paris (op 1 steel)
In de verzameling Flipts steken ook 33 pijpenkoppen met het merk TD. Dit
merk werd gezet door drie Roeselaarse pijpenmakers: Jean en Josse Mas-
selis en Pierre Muylle (Roulers, 12 maart 1819).
Ook in Poperinge werd dit merk gezet door Chretien Pierre Guyson ( o Ha-
ringe ca. 1754 + Poperinge 7 maart 1832). Hij huwde met Maria Jacoba
Ooghe ( o Beveren ca. 1755 + Poperinge 11 maart 1816). Ook in Vlamertin-
ge werd het merk TD gezet door Arnold Ooghe.
Vermoedelijk zijn de 33 pijpenkoppen met merk TD uit de verzameling Flipts
toch van de hand van pijpenmaker Pieter Muylle ( o Roeselare 5 maart
1788 + 3 september 1876), gezien de context van vele pijpen met naam-
stempel "Muylle á Roulers". U merkt het, het toeschrijven van merken aan
een bepaalde pijpenmaker is niet zo voor de hand liggend.
TD-pijpen werden vooral voor export naar Afrika gemaakt. Diverse fabri-
kanten in Nederland (o.m. in Gouda), Duitsland en Engeland fabriceerden
dit soort. De betekenis van de letters is niet duidelijk.
Bij de studie van dergelijke merken per vindplaats is het dus de uiteindelijke
810
bedoeling een beeld te krijgen van de diverse makersmerken en hun mo-
gelijke verkoopsbestemming.
De gevonden pijpfragmenten
Het geheel van verzamelde stukken door Luc, Paul en Geert Flipts bestaat
uit 656 pijpfragmenten, waarvan we 477 pijpenkoppen telden en 179
steelfragmenten. 433 koppen zijn onberookt, 14 middelmatig berookt en 10
zwaar berookt. De wit- en roodgebakken pijpjes zijn oxiderend gebakken
(met ruime aanwezigheid van zuurstof in de oven), de zwartgebakken
pijpjes zijn verkregen door toevoegen van zaagmeel of schaafkrullen in de
oven (reducerende wijze van bakken).
zwaar berookt 2% zwartgebakken 0,7%
roodgebakken 1,5%
middelmatig berookt 3% witgebakken 97 %
niet berookt 95%
Datering
De oudste pijpfragmenten dateren uit de l 7e eeuw. Het merendeel van
de overige stukken plaatsen we in de l 9e eeuw, op basis van versieringen
met modegevoelige kenmerken uit die periode en ook op basis van ar-
chiefgegevens over pijpenmakers uit Roeselare.
Besluit
Het onderzoek heeft nieuwe gegevens opgeleverd wat betreft versierde
Muylle-pijpen, die eerder zeldzaam lijken t.o.v. de talrijke onversierde
Muylle-pijpen, die wij bij bouw- en veldprospecties aantreffen. Een groot
deel van de verzameling Flipts is afkomstig van een of meerdere ateliers
van de pijpenmakers Muylle. Een zeer groot percentage van onberookte
pijpen in het vondstcomplex en de aanwezigheid van 19 oventesten of
kleirollen om de langere pijpen op hun plaats te houden in de pijpenpot-
ten doet ons veronderstellen, dat we hier te doen hebben met afval van
een pijpenmakersoven, die echter niet gelokaliseerd kon worden.
Dank aan de familie Flipts voor het ter beschikking stellen van de verza m eling p ijpen.
BESCHRIJVING VAN EEN SELECTIE AFGEBEELDE PIJPEN
UIT DE VERZAMELING FLIPTS
l. Een vroeg onberookt pijpje, biconisch model met gebotterde fitt zonder
radering. De filt is de oude benaming voor de ketelopening van de pijp. In
oude geschriften wordt de fitt ook wel eens filet genoemd. De ketelopening
811
1
3
- nJ
>-5
::, 0
"'
JG
96
812
is gebotterd, waardoor bovenaan een bandje is ontstaan. Het pijpje
vertoont een fijne oppervlaktestructuur. De naden zijn zorgvuldig
afgewerkt. Op de kop dicht bij de steel is een 10-punt-roos aangebracht.
De hiel is vlak gestreken en bevat geen pijpenmakersmerk. Daardoor is een
vervaardigingsplaats moeilijk te bepalen. Datering: l 7e eeuw (17b ? -
tweede kwart van de l 7e eeuw).
2. Steelfragment met lelie in ruit, gelijkaardig aan de pijpenvondsten in de
opgravingen van de stadshalle op de Grote Markt te Roeselare (21 maart-
11 april 1979). Datering: 1635-1655(17b).
3. Steelfragment met vier lelies in ruit (intagliostempel of ingedrukte stempel)
met combinatie lelies-radering. Datering: 1650-1670 (17c).
Tot hiertoe hebben we drie pijpfragmenten afgebeeld en
beschreven uit de 17e eeuw. ln de pijpelogie worden stelen met lelies
in ruit als ~geborduurde stelen" omschreven (nrs. 2 en 3). De volgende
getekende pijpen (nrs. 4-10) zijn alle afkomstig uit een van de ateliers
van de pijpenmakers Muylle uit Roeselare.
4. Onberookte schelppijp. Dit model is ontstaan rond 1730. Aan weerszijden
van de kop zijn drie lobben aangebracht en onderaan de kop in de
overgang van kop naar steel is een gestreepte lob of knor gevormd als
hiel. Dit soort pijpen werd oorspronkelijk in plaatsen rond Gouda gemaakt.
Later kwamen meerdere Goudse imitaties. Vermoedelijk is dit ook het geval
met deze Muylle-pijp.
5. Onberookte reliëfpijp. De kop heeft de vorm van een eikel en de
afgeronde hiel vertoont takmotiefjes met kleine eikenblaadjes. Op de steel
is links in reliëf de naam Muylle aangebracht in een langwerpig kader met
parelranden. Rechts van de steel staat "à Roulers" in een soortgelijk kader.
Datering: tweede helft van de l9e eeuw (19B).
6. Onberookte rondbodemkop met twee lobben of knorren, die
meedraaien in de overgang van kop naar steel, als een soort kam op de
ketelnaad. Op de steel bemerken we een intagliostempel met "Muylle à
Roulers". Van dit model zijn reeds een honderdtal exemplaren gevonden
bij veldprospecties in Roeselare en aangrenzende gemeenten. Blijkbaar is
dit model op grote schaal vervaardigd en zo in de handel gebracht.
Datering: 198.
7. Onberookte reliëfpijp. De kop lijkt op een sparappel. Op de steel zijn
andere florale motieven uitgetekend, gelijkend op sparrennaalden. Op de
steel alweer een intagliostempel "Muylle à Roulers". Datering: 19B.
813
1o
JG
96
814
DRIEGENERATIES PIJPENMAKERS MUYLLE IN DE 19E EEUW
(voorlo p ige stond von he t o nderzoek)
Noot: Josephus Jacobus M uylle e n Pieter Jacobus Muylle waren b roers e n kinderen van Josephus Muylle en
Josepho Vanmcerkerke.
MUYLLE MUYLLE
FREDERIK
JOSEPHUS-JACOBUS
pijpmaker
pijpmaker o Roeselare 27.09.1830
+ Roesela re 18.11 .1880
o Roeselare 1783 x Roesela re 25.05.1859
+ Roesela re 10.03.1867 -
x Roeselare 25.09.1822 VERALLEMAN
'- THERESIA-ROMANIA
RENIER
oRoeselare 18.10.1833.
JUDITH-CHRISTINA + na 1880
o Roeselare 1782
+ Roeselare 23.09.1862
Zij woonden in 1847
op de Zwijnsmarkt nr. 8
MUYLLE MUYLLE
PIETER-JOANNES JULIUS
fabriek in p ijpen
fabrikant in p ijpen en potten en handelaar,in g le~werk
o Roeselare 15.06.1818 o Roeselare 02.01.1 856
+ Roeselare 22.12.1876 + Roesela re 24.04.1943
x Roeselare 29.05.1878
X
GRYSPEERDT
MUYLLE ROMANIA
PIETER-JACOBUS
o Ruy sselede 30.06.1857
fabrikant in pijpen en potten + Berchem 08.03.1925
o Roeselare 05.03.1788 (Antw.)
+ Roeselare 13.11.1876
X
JACOB
MARIE-JOANNA
oMene n 1788
+ Roeselare 09.02.1857
Zij woonden in 1847
op de ZwiJnsmarkt nr. 7 DEFOORT
JOANNA-AM ELY
oBrugge 02.10.1814
815
8. Onberookte hoornvormige pijp met intagliostempel op de steel: "Muylle
à Roulers". Bovenaan de kop zit een verbrede rand, die schuin afgesneden
is. Datering: 19B. Dergelijke modellen komen ook voor in de catalogus van
De Bevere, Kortrijk.
9. Onversierde, onberookte, ovoïde pijp, geglaasd en op de steel: "Muylle
à Roulers", met onderaan het hielmerk D in dubbele ring. Dergelijke D-
merken zijn ook te vinden bij Scouflaire: D, omringd met stippen, en ook bij
De Bevere, Kortrijk. Datering: 19B.
l 0. Bruin-geel gelakt pijpje met hiel in de vorm van een spoor. Op de steel:
"Muylle à Roulers", eveneens met intagliostempet. Datering: 19B. Soortgelij-
ke pijpen met een spoor als hiel en met een steellengte van 13,5 cm zijn te
vinden in de catalogus van pijpenmaker De Bevere, Kortrijk.
BIBLIOGRAFIE
- DUCO, D.H" 1987. De Nederlandse kfeipijp. Handboek voor dateren en determi-
neren. Lelden.
- DUCO, D.H., 1981. De kfeipijp in de zeventiende eeuwse Nederlanden. BAR. In-
ternational Series 106, V. Europe 2. Uitg. Peter Davey, Oxford.
- GODERIS, J. 1982. Pijpen uit de Roeselaarse stadshal/e, in Rollarlensia XIV. Jaar-
boek van het Geschied- en Oudheidkundig Genootschap van Roeselare en Om-
meland. pp. 61-82.
- GODERIS, J., 1989. Harpmuziek van David In Roeselare naar David in Zonnebeke,
in: 1. Rollariusjg. XV 1986, nr. 5, pp. 93- 101; 2. Roeselare onder de grond 1989, pp.
129-132.; 3. PKN IX. 35, pp. 62-64; 4. Zonneheem van de Zonnebeekse heemvrlen-
den. 16de jg. 1987, nr. 3.
- SMIESING, P., 1991. Nog iets over Utrechtse pijpenmakers, in PKN XIV, 53, pp. 302 -
312.
- STAM, R. , 1991. Een 19e-eeuwse stort in Höhr-Grenzhausen, in PKN XIV, 54, pp.
339-344.
-TILUE, W., 1983.Potten- en pijpenbakkers in Poperinge (lóe-20ste eeuw), in: · Aan
de schreve·. Driemaandelijks Heemkundig Tijdschrift voor Poperinge en omstreken.
13ejg. nr. l.
- TYMSTRA, F. & VAN DER MEULEN, J. 1988. De kleipijp als bodemvondst. Uitgave
PKN (Pijpelogische Kring Nederland).
-VANDENHOUTTE, J., 1976. Pijpen, ln: Bijdrage tot de Geschiedenis der stad Deinze
en het land van Leie en Schelde XLIII. Kunst- en Oudheidkundige Kring - Deinze pp.
183-211.
-VAN DER MEULEN, J" Pijpenmakers en hun merken in de eerste helft van de 19de
eeuw, in PKN VIII, 30, pp.45-46.
- VAN DER MOLEN, R. S" 1996. Een negentiende-eeuwse stortplaats langs de nieu-
we Schipsloot, in PKN XVIII, 71. pp. 762-766.
-VAN DE WALLE, R., 1980. Pijpen, in: Stadsarcheologie jg. 4, nr. l. pp.24-36.
816
HELE STUCKEN, KLUYTEN EN KRUIMELGOED
door J. van der Meulen
Op 2 januari 1669 verschijnen voor notaris Jacobus Puttershouck de
Goudse kleimeesters Jasper en Joost Vertoren, die hun deskundig oordeel
geven over de inhoud van een ton pijpaarde (1).
Van hun getuigenis wordt op verzoek van Jan Orter, pijpenmaker te
Gorinchem, een officieel document opgemaakt. Volgens de verklaring van
de gebroeders Vertoren wordt de pijpaarde gemeten in door de staat
geijkte tonnen, die tot "negen duymen boven de kimme van de tonne...:
gevuld moeten zijn. Aangezien pijpaarde uit onregelmatige brokken_
bestaat, is ook het minimale aantal stukken per ton vastgelegd. Behalve de
kluiten en kruimels moeten minstens 23 stukken pijpaarde in de ton
aanwezig zijn.
Jan Orter had deze verklaring nodig voor zijn meningsverschil met zijn
collega Jan Schenck. Deze had in opdracht van Jan pijpaarde gekocht in
Gouda. Bij aflevering blijkt Orter 60 "hele stukken" tekort te komen op een
partij van 20 tonnen (2).
Uit het document dat in Gouda is opgemaakt (1 ) blijkt, dat de pijpaarde
gekocht was van de Keulse schipper Jan Claesz. en dat iedere ton
inderdaad 23 stukken bevatte. Jan Schenck had van deze partij 100
tonnen gekocht, die na opnieuw te zijn gemeten met de schuit van Thonis
Leendertsz. naar Gorinchem werden veNoerd. Volgens de klelmeesters is
dus de juiste hoeveelheid aan Schenck geleverd. Deze heeft vermoedelijk
uit iedere ton die voor Orter bestemd was, drie stukken klei gehaald. Jan
Orter spant een proces aan om de ontbrekende pijpaarde alsnog
geleverd te krijgen. Helaas heeft zijn advocaat, procureur Brouwer, de
zaak niet conform de ordonnantie op het voeren van processen
aangespannen, waardoor de eis niet ontvankelijk wordt verklaard en Jan
Orter met de "brokken" blijft zitten.
In andere akten (3) komt de achternaam van Jan Orter voor als: Arthur,
Acter, Actere, Aerter, Erter, Erther.
BRONNEN
Streekarchief Gouda, Oud notarieel archief inv. nr. 369, fol. 3, 2 januari
1669.
2 Stadsarchief Gorinchem, Rechterlijke archieven, inv. nr. 319, blz. 3,
8 januari 1669.
3 J. van der Meulen, J.P. Brinkerink en P. von Hout. Tabakspijpennijverheid
in Gorinchem. Pijpelogische Kring Nederland, Leiden, 1992, blz. 22.
817
EEN RUZIE MET DODELIJKE AFLOOP
door J. van der Meulen
Pijpenmakers blijken een roerig volkje te zijn, dat regelmatig met de justitie
in aanraking komt. Onduidelijk is echter, of zij meer delicten plegen dan
binnen andere beroepsgroepen, met vergelijkbare sociale status,
gebruikelijk is.
Opvallend zijn de vele conflicten die ontstaan tussen vakgenoten. De
onenigheid blijft meestal beperkt tot verbaal geweld en geringe schade,
maar een enkele keer loopt de ruzie ook ernstig uit de hand. Helaas is de
oorzaak van de problemen meestal niet terug te vinden in de archieven
en kunnen we slechts gissen naar het ontstaan. Hebben de moeilijkheden
te maken met de uitoefening van het ambacht of zijn het gewoon
burenruzies? We mogen aannemen, dat de slechte sociale omstan-
digheden vaak aan de basis staan van de meningsverschillen. Men moet
immers lange dagen hard werken voor een karig loon. Bovendien was er
een hoge kindersterfte en waren de levensverwachtingen gering. Redenen
te over om niet opgeruimd door het leven te gaan. Als we ons tevens
realiseren, dat vakgenoten in de regel geconcentreerd waren in een
bepaalde straat of wijk, waar in te kleine huizen gewoond en gewerkt
moest worden, dan is er voldoende aanleiding aanwezig voor het
ontstaan van irritaties tussen collega's.
In het Goudse streekarchief zijn ook voorbeelden te vinden van onenigheid
tussen pijpenmakers. In het crimineel vonnisboek staat op 17 juni 1641
vermeld, dat pijpenmaker Beuijen Leendertsz. (Bouwen Leendertsz.)
veroordeeld wordt, omdat hij in februari zijn collega Pieter Jansz. (de
Waert) heeft vermoord (1). In een ander rechterlijk document (2) staan de
gruwelijke details opgetekend van hoe de moord is gepleegd: "met een
opstecker (dolk) in de rechter sijde, beneden de navel, gaende de steeck
door(h)een van de gave darmen tot oen de lever toe te quetsen, dat hij
op ten 2e maart van deselve quetsuyren is gestorven.·
Pieter Jansz. wordt op 11 maart begraven in de St.-Janskerk. De dader,
Bouwen Leendertsz., wordt voor 100 jaar verbannen uit Holland, Zeeland
en West-Friesland en zijn goederen geconfisqueerd. Als hij de euvele moed
heeft toch terug te komen, kan hij rekenen op de doodstraf. Bouwen wordt
dus van huis en haard verdreven en heeft geen goederen of bron van
inkomsten meer.
Deze zaak heeft echter een veNolg, omdat Bouwen zich via een ge.tui-
genverklaring wil verdedigen voor zijn handelswijze. Op 12 november 1643
wordt, op verzoek van Bouwen Leen(d)ertsz. (3), door notaris Theodora
Vlack een akte opgemaakt. In dit document verklaart Anthony Glerstens,
pijpenmaker 23 jaar oud, dat Pieter Jansz. de Waerdt, enige tijd voor zijn
818
dood achter Bouwens rug om, hem bedreigde met de woorden : "iel< zal
zijn leven hebben, off hij zal 't mijne hebben, daerbij voegende met harer
dreijgende woorden, iel< zal 't hem noch wel te passe brengen..." (ik zal het
nog wel e ens uitvoeren). Tevens blijkt, dat Bouwen en Pieter reeds
meerdere malen met elkaar op de vuist zijn gegaan. Helaas vermeldt ook
dit stuk niet, wat de oorzaak is van het dodelijke conflict. Wel blijkt, dat
Bouwen na zijn verbanning "in dijenst is op 't schip van oorloge van de vice
admirael Witte Wi/tensz.•
Uit de akte blijkt tevens, dat zowel Anthony Glerstens als Pieter Jansz.
knechts waren, die beiden in het huis van pijpenmaker Gijsbert de Vinck
werkten (4).
NOTEN
l Streekarchief Hollands Midden, Gouda (SG). Oud rechterlijk archief
(ORA), inv.nr.179, fol. 14 1v.
2 SG. ORA, inv.nr.62, fol. 11 lv.
3 SG. Oud notarieel archief, inv.nr.137 1, fol. 61.
4 Deze zaak wordt ook in beknopte vorm aangehaald door D.H. Duco
(The archaeology of the clay tobacco pipe. V. Europe 2, BAR 106 (ii),
1981, p. 187). De beide verwijzingen naar zowel het rechterlijk als het no-
tarieel archief zijn echter onjuist.
ADRESWIJZIGING
In PKN XIII, 49 heb ik een artikeltje geschreven over drie moderne Franse
pijpenmakers. Een van hen, Jean-Michel Coquet, is inmiddels verhuisd en
woont nu op een locatie, die een bezoek meer dan waard is:
Jean-Michel Coquet
13116 Vernegues
Tel. 90.59.30.85
Vernegues ligt vlakbij Salon de Provence. Ruud Stam
Pijp van
Jean-Michel Coquet
819
KROON GEREEDSCHAP
door F. Tymstra
In PKN VI, 24, blz. 81 -86 zijn reeds gegevens over de Belgische fabriek "De
Kroon" gepubliceerd. Zoals gebruikelijk werden gereedschappen door de
pijpenmaker zelf vervaardigd met uitzondering van de schroef en de
mallen. Omdat deze kleine fabriek "laat" met produceren is begonnen,
komen we o.m. afwijkend pijpenmakersgereedschap tegen.
Al het gereedschap is gebruikt tussen 1947 en 196l.
Afb. l: Linksboven een schraper om aangekoekte klei te verwijderen.
Daaronder een conservenblikje met de resten van een lap, gebruikt als
vetpot.
Onderaan een weijer waarbij de achterkant van het handvat gebruikt
werd om de kop van een kleine pijp rond te maken. Deze combinatie is
zeldzaam.
Bij de pijl een gereedschapje om de kleiwand van een rietsteelpijp door te
boren.
Daarnaast een (afgesleten) mes en enkele smoijers om de naden van de
pijpekop weg te strijken.
Afb. 2: Een houten mal voor het buigen van een kromme steel. Iets
dergelijks is nog niet eerder bij een pijpenmakerij aangetroffen. Wel kennen
we de kromme droogbakken voor de langere pijpen.
Niet afgebeeld is een houten plankje van 32 cm waaruit de steel van de
lange pijp is gegutst. Dit is gebruikt als mal om de steel al draaiende van
een stempel te voorzien.
Afb. 3: Een doos met 8 ijzeren botters. Elke pijpenmal had zijn eigen botter.
Afb. 4: Boven een schenker om de steelnaad te verwijderen . De kromming
van de ijzerdraar (bij de pijl) wordt over de steelnaad getrokken.
Daaronder een kleine prikker en links daarvan een eigengemaakte botter
met o.a. een schroef.
Afb. 5: Boven een pegel van glas, gebruikt voor het glazen van de pijp.
Zeldzaam stuk, dat overigens perfect werkt.
Daaronder de gebruikelijke agaatsteen in een ijzeren handvat
gemonteerd.
Afb. 6: Een knielap, gemaakt van meerdere lagen leer, om de schroef met
de knie op spanning te houden.
820
Afb. 2
821
822
Afb. 6
823
VRAAG EN AANBOD
1. Via Michiel Rutten vraagt de heer Robert L. Downing uit Amerika om in
contct te komen met pijpkomfoorverzamelaars in Nederland.
.Pijpkomforen zijn bij de roker al vanaf de l 7e eeuw in gebruik. Gloeiende
kooltjes werden uit het vuur gehaald en in de komfoor gelegd. Daarmee
had men een vuurbron d ie door het hele huis getransporteerd kon worden,
o .a. om aan tafel de pijp aan te steken. Komforen komen voor in koper, zil-
ver of aardewerk (vuurtestjes). Hieronder een door de heer Downing gete-
kend model.
Wie op deze oproep (Komfoor= Pipe Lighter) wil reageren, kan schrijven
senaar : Robert L. Downing, 114 Lewis Road, Clemson 29631, USA.
2. De heer Domburg is onlangs in het
bezit gekomen van een zilverkleurige
metalen opiumpijp uit vermoedelijk
Japan.
De pijp d ie in oorspronkelijke staat
verkeert, is hierbij afgebeeld. Hierop
zijn de ingegraveerde vogels en strui-
ken op beide zijden minder goed te
zien .
Aan de onderzijde staat een aantal
tekens, vermoedelijk Japanse letters.
Wie over informatie beschikt betref-
fende ouderdom, zeldzaamheid of
vervaardigingsplaats, kan schrijven
naar:
P.J.M. Domburg,.
824
lt9e JAARGANG NR. 74 OKTOBER, 1996
825
INHOUD 825
KOPIESERVICE CATALOGI 826
GLADDE GOUWENAARS, WAT MOET JE ERMEE? 830
PIJPENKABINET IS VERHUISD 831
ALS JE EEN BEERPUT OPENTREKT 835
HOLLANDIA PIJPEN (1) 846
RECTIFICATIE (KROONGEREEDSCHAP) 847
BLAUW VAN DE ROOK (TEGELTENTOONSTELLING) 848
LITERATUUR & VRAAG EN AANBOD
KOPIESERVICE CATALOGI
In het archief van de voormalige fabriek van Trumm-Bergmans bevonden
zich enkele originele catalogi. Door bemiddeling van Jos Engelen is het
voor onze leden mogelijk daarvan kopieën te bestellen.
Het gaat om de volgende catalogi:
Gambier Catalogus uit 1894 145 pag. tl. 40,00
Bijlage Cambiercatalogus 1905 12 pag. fl. 10,00
Van der Want catalogus + bijlage fl. 15,00
Catalogus Knoedgen + bijlage 32 pag. fl. 10,00
18 pag. fl. 10,00
Catalogus F. W. Remy fl. 10,00
16 pag. fl. 20,00
Duitse Porzellan Pfeifen 11 pag. fl. 15,00
Goedewaagen catalogus nr. 3 54 pag.
Tabakscat. Möller, veel meerschuim
26 pag.
De catalogi zijn geplakt en worden voorzien van een kaft. De prijzen zijn
exclusief de verzendkosten. De eventuele meeropbrengst zal ten goede
komen aan de verenigingskas van de PKN.
Bestellen: per briefkaart voor l november bij Jos Engelen,
825
GLADDE GOUWENAARS, WAT MOET JE ERMEE?
door P. Smiesing
Na de sloop van de barakken van de belastingsdienst lag in de Utrechtse
b innenstad, tussen de Walsteeg en de Mariaplaats, a l geruime tijd een
groot terrein braak (sept. 1994). De stadsarcheoloog en zijn staf kregen
hierdoor de gelegenheid zich te verdiepen in de fundamenten van de in
het begin van de 19e eeuw gesloopte Mariakerk. Naast de overblijfselen
van de kerk werden restanten gevonden van huizen uit de middeleeuwen.
Ook werden er fraaie tegelvloeren blootgelegd van huizen uit de 17e
eeuw, waaronder het huis van de Utrechtse schilder Abraham Bloemaert
(1566-1 651).
De beerput van zijn huis leverde verrassende vondsten op, die een bijzon-
dere kijk geven op het leven van deze kunstenaar en zijn familie, Het kost-
bare glas- en aardewerk, de houten borden en het kinderspeelgoed ge-
ven een indruk van de rijkdom van Bloemaert. De schilder was ook een
stevige roker, getuige de in zijn beerput gevonden pijpen. Deze pijpen
stammen uit de tweede kwart van de l 7e eeuw (vondstnr. WAL 94 K). De
goed geconseNeerde vondsten en complete tegelvloeren werden met
schilderijen van Bloemaert, zijn zoons en leerlingen, gecombineerd met de
nieuwe bouwplannen, tentoongesteld in het Utrechtse Centraal Museum.
Tot 28 april was de tentoonstelling "Het huis van Bloemaert" hier te zien.
De opgravingen zijn op d it moment nog niet afgerond (mei 1996). De Ge-
meentelijke Archeologische Dienst heeft echter nog enkele maanden de
tijd, Met behulp. van een graafmachine worden enorme kuilen gegraven
met mooie vlakke wanden. Uit de bodem van deze kuilen steken muurres-
ten en de booggewelven van half ingestorte kelders. De uitgegraven aar-
de b leek na inspectie bijzonder arm aan pijpen te zijn. Totdat in een door
de archeologen verlaten kuilen, aan de westzijde van het terrein, een pij-
penkopje in de wand zichtbaar werd. Hier mocht ik met een troffeltje de
p ijpenkoppen uit de wand peuteren. Boven een puinlaag uit de 13e eeuw,
anderhalve meter boven de bodem van de kuil, ongeveer een meter on-
der het maaiveld, kwam de ene pijpenkop na de andere voor de dag.
Opmerkelijk was, dat in het laagje met pijpfragmenten geen aardewerk- of
glasscherven· voorkwamen . Wel wat gladde strandschelpen (Spisula sub-
trunca, waaNan de schelpdiertjes eetbaar zijn), een kieuwboog van een
grote vis en het huisje van een reeds lang verdwaalde tuinslak.
Het zijn allemaal ovoïde pijpenkoppen ofwel gouwenaars. Als verzamelaar
hoop je ook een versierde pijpenkop op te graven. Helaas werd deze wens
niet vervuld, de oogst bestaat enkel en alleen uit gladde gouwenaars. Als
ik later de gewassen pijpenkoppen die als gesteelde eitjes op mijn bureau
staan, onderzoek, blijkt een groot aantal hetzelfde merk te hebben, n l. de
gekroonde 96. Tussen de talrijke steelfragmentjes bevindt zich ook één en-
826
kei, met bloemslingers versierd steeltje. Die versierde kop heb ik dus gemist.
Enigszins teleurgesteld vraag je je af: wat heb je aan zo' n vondst?
De pijpenvondst
De vondst beslaat 39 gave pijpenkoppen met hiel, 34 kopfragmenten met
hiel en 7 pijpenkoppen met afgebroken hiel. Mogelijk kunnen de merken,
bijmerken, vormtekens en stempels interessante gegevens aan het licht
brengen. Onder de 73 hielmerken komt het merk de gekroonde 96 maar
liefst 45 keer voor. Vervolgens 9 keer PVA; 8 keer BWB; 4 keer de gekroonde
W; 2 keer GVK en de trompetter, en l keer BVM, de gekroonde 54 en GN.
Uit de honderden steelstukjes haal ik 31 fragmentjes met steelstempels. Met
moeite kan op 13 steelstukjes de naam STOMMAN en 18 keer GOUDA
ontcijferd worden (ook steeltjes met beide teksten). Verder vind ik een
steelfragment met de naam KOOL en een stukje steel waarop de letters
B:D:P(I) gestempeld zijn. De letters B:D:P:(I) kunnen de initialen van Bart de
Pier voorstellen, een fabrikant die het merk BWB bezat. Een ander steel-
stempel eveneens in 'telegramstijl': IO(N)N: GOE: //IN: GOUDA blijft ech-
ter een raadsel. De stempel KOOL zou van de fabrikanten Jacob Kool
(1768-1811) of Cornelis Kool (1810-1819) kunnen zijn. Hun merken DP, 26, 31
en 36 werden echter niet gevonden.
Uit de steelstempels met STOMMAN, waarop op één steeltje de voorletter 1
is toegevoegd, kunnen we opmaken dat we hier vooral te doen hebben
met de producten van de Goudse pijpenfabrikant Jacobus Stomman
(afb. 1).
Hij was van 1748 tot 1782 fabrikant en bezat het merk
de gekroonde 96, dat later in bezit kwam van Pieter
Stomman. Naast het merk de gekroonde 96 bezat de
laatste ook nog het merk de gekroonde 54. Pieter
Stomman Jacobsz. leefde van 1751 tot 1839. Hij deed
op 31 okt. l 770 zijn meesterproef en was tot 1838 fabri-
kant (l ). Beide fabrikanten waren dus in de periode
l 770 tot 1782 tegelijk actief met de pijpenproductie.
Het toeschrijven van de gevonden merken aan be-
paalde fabrikanten is geen gemakkelijke opgave. Ook
"De 'gecroonde roos•u geeft zoals de andere beken-
de determineerwerken wel aan in welke periode een
pijpenmaker actief was en welke merken hij bezat,
maar niet op welke datum hij in het bezit kwam van
het betreffende merk. Zoeken we in dit werk naar het
merk PVA, dan krijgen we de volgende opgave: Pieter
van Aspere 1685-1716; Pieter Zanddijk 1797-1819 en H.
Kramer 1850. Opmerkelijk is, dat dit merk van 1716 tot Afb. l
1797 niet werd geregistreerd! Toch werd het merk PVA,
827
getuige de 9 met dit merk gestempelde koppen, door een niet bij het
Goudse pijpenmakersgilde geregistreerde p ijpenmaker op zijn producten
gestempeld. Het onderzoek aan de hand van bodemvondsten heeft al
eerder aangetoond, dat het merkengebruik niet altijd strookt met de regis-
ters van het gilde.
Merken en bijmerken
Volgens het octrooi dat de Staten van Holland aan de Goudse pijpenma-
kers in 1739 verleenden, hebben de beste of porseleine pijpen een Gouds
wapen op de zijkant van de hiel, en de mindere soort aan weerszijden van
de hiel een Gouds wapen met de toevoeging van S van s/egte. Van de
gevonden gouwenaars behoren slechts 15 tot de mindere soort. De overi-
ge 58 pijpen, waaronder a lle met de gekroonde 96 gemerkte pijpen, heb-
ben één wapen op de zijkant van de hiel en behoren dus tot de beste
soort. Alle pijpenkoppen met de merken PVA, GVK, GN, 54 en de trompet-
ter hebben twee Goudse wapens plus de S op de hiel en behoren dus tot
de 'slegte' soort. Opmerkelijk is, dat alle met 96, W, BWB en BVM gemerkte
pijpen, gezien de bijmerken, tot de beste kwaliteit behoren. Geen van de
gevonden merken viel in beide kwaliteitscategorieën!
Het enkele Goudse wapen dat de betere kwaliteit aanduidt, komt steeds
op de linkerkant van de hiel voor. De vormtekens komen dan meestal op
de rechterkant van de hiel voor. Deze tekens informeren de fabrikant in
welke mal een bepaalde pijp is gemaakt en ook welke maten de pijp
heeft. De vormtekens
op de met de ge-
0 kroonde 96 gemerkte
pijpen geven aan, dat
® deze pijpen in 15 ver-
schillende mallen wer-
00 den gevormd (afb. 2).
0 I>< Met ringetjes en stip-
pen zijn vele combina-
,. ties gecreëerd. Kop-
pen met één stip op
.., 0 .. ; .,, de zijkant van de hiel
00 zijn de grootste. Hun
•0
I~ oo / )( hoogte varieert van 52
tot 53 mm door krimp-
0•
verschillen. Die met
,2" een stip en een ringe-
tje zijn gemerkt, zijn de
kleinste (5 mm kleiner)
X Afb. 2 (afb. 3).
828
Afb. 3
Door de vormtekens met elkaar te vergelijken kom je er ook achter, dat
sommige gelijke tekens enigszins verschillen. Dezelfde merktekens werden
waarschijnlijk weer aangebracht als oude mallen werden vervangen door
nieuwe. Of had de fabrikant meer mallen met dezelfde vormtekens in ge- ·
bruik? Een andere mogelijkheid is dat oude en nieuwe voorraden pijpen
door elkaar op de markt werden gebracht. Ook kunnen de gebruikte pij-
pen bijv. na een tijd in de afvalbak te hebben gelegen, pas veel later als
onderlaag in de tuin zijn gestort. Uit bovenstaande blijkt hoe moeilijk het is
om bepaalde conclusies te trekken als niet alle factoren bekend zijn.
Het dateren
Volgens Duco hebben "gouwenaars" die na 1795 geproduceerd zijn een
reliëf van zigzaglijnen op de steel direct achter de kop. De gevonden pij-
penkoppen met steelresten en de vele steelfragmenten vertonen geen zig-
zaglijnen: de pijpen moeten daarom vóór 1795 vervaardigd zijn.
Gezien het grote aantal fabrieksmerken en steelstempels van de fabrikan-
ten stomman kunnen de pijpen in de periode 1748 tot 1795 geproduceerd
zijn. Bart de Pier werkte vanaf 1772 en de Goudse fabrikant Jacob Kool
werkte vanaf 1768. Dit geeft een datering van de producten tussen 1772
en 1795. Zo'n ruwe benadering is niet bepaald bevredigend voor pijpen-
koppen, die voor de archeologie zo gemakkelijk dateerbaar heten te zijn.
Baseren we de datering van de gehele vondst op de steeltjes 1. STOMMAN
en B:D:P(I), dan kunnen de pijpen tussen 1772 en 1782 gedateerd worden.
De gevonden merken behoorden toen toe aan: Jacobus Stomman 96; Pie-
ter Stomman Jacobsz. 54 en 96; Anthony Goudhart GVK, Bart de Pier BWB;
Gerrit de Nobel GN; Hannes v.d. Valk de trompetter; Arie van den Berg
BVM, en Cornelis van de Wel W.
Het antwoord op de vraag: "Gouwenaars, wat moet je ermee?" is duide-
829
lijk. De gevonden pijpenkoppen en stelen hebben weinig verzamelwaar-
de, maar zijn een boeiend studie-object. Vooral de simpele fabricage-
aanduidingen op de hiel geven extra informatie, die nader onderzoek
noodzakelijk maakt.
NOOT
l Pieter Stomman bekleedde bovendien enige belangrijke functies, nl.: 1781-1798
overman en deken van het Goudse pijpenmakersgllde; 1799-18l l provlsloneel
commissaris en 1815-1832 commissaris.
BRONNEN
- Biesma, H., "Huis van Bloemaert ligt op straat", Utrechts Nieuwsblad,
13 mrt. 1996
- Duco, D.H" Merken van Goudse pijpenmakers 1660-1940. Lochem / Po-
peringe 1982
- Duco, D.H., De Nederlandse kleipijp. Handboek voor dateren en determi-
neren. Leiden 1987
- Helbers, G.C. en D.A. Goedewaagen, Goudsche pijpen. Gouda 1942
- Laansma, S., Pijpmakers en p ijpmerken 1724-1865. Arnhem 1977
- Meulen, J. van der, De "gecroonde roos" en andere pijpenmakersmerken
van Gouda. Een vernieuwde en uitgebreide inventarisatie van Goudse pij-
pen. Leiden 1994
Met dank aan de stadsarcheoloog, C.A.M. van Rooijen, voor zijn toestemming om
op het opgravingsterrein naar pljpekoppen te mogen zoeken.
PIJPENKABINET IS VERHUISD
Het Pijpenkabinet, dat voorheen in Leiden was gehuisvest, is al weer enige
tijd geleden verhuisd naar Amsterdam. In het centrum van de hoofdstad
vindt niet alleen de bekende pijpencollectie een goed onderkomen, maar
zal het Pijpenkabinet uitgroeien tot een centrum voor pijprokers en pijpen-
verzamelaars. Het museum zal worden uitgebreid met een depot-opstelling
om méér van de collectie te kunnen tonen. Ook de documentatiebestan-
den worden beter toegankelijk gemaakt. Voor verzamelaars van pijpen en
alle andere antieke tabakscuriosa is er een uitgebreide winkel met de
naam Smokiana. Daar zijn ook oude en nieuwe boeken over de pijp ver-
krijgbaar (catalogus op aanvraag).
Adres: Prinsengracht 488, 1017 KH Amsterdam (tussen Leidsestraat en Spie-
gelgracht), tel. 020-4211779
Pijpenkabinet & Smokiana zijn geopend woensdag t/m zaterdag van 12
tot 18 uur en bereikbaar met alle trams die stoppen op het Leidseplein
(l ,2,5,6,7,10,11 ).
830
ALS JE EEN BEERPUT OPENTREKT!
door Jos Engelen
Op de hoek van de Kapoenstraat en de Witmakersstraat in Maastricht,
grenzend aan het klooster van de zusters Reparatricen, werd in april 1990
een beerput met koepelgewelf geleegd. Naast opmerkelijk glaswerk wer-
den er ook aardewerk en tal van pijpfragmenten aangetroffen.
Daar de bouw op het opgravingsterrein reeds gestart was, had het op-
gravingsteam van de Archeologische Dienst van Maastricht ternauwer-
nood de gelegenheid de vondsten te bergen, waardoor het nauwkeurig
inzamelen en zeven van de vulling bemoeilijkt werd. Desondanks is het ge-
lukt naast een ongeschonden volledig exemplaar (H2) een viertal pijpen
volledig te reconstrueren (G-H-K-Kl) en een groot aantal andere nage-
noeg compleet te maken.
Qua model/type en datering is deze vondst van rond de vijftig koppen in
twee delen te onderscheiden:
1. Oubbe/conische modellen uit de periode 1640-1680 (A-B-C-D-E), waarbij
exemplaar L reeds de overgang naar het trechtermodel laat zien.
Exemplaar B heeft een vrijwel platte hiel, en de andere hieltjes dragen Tu-
dorrozen in verschillende uitvoeringen.
Exemplaar A heeft een driedubbele ruitversiering met fleur de lis als steel-
decoratie. Radering is geheel of rudimentair aanwezig; alle zijn gebotterd
en mooi getremd.
Exemplaar C is volledig geglaasd. Geen van de aanwezige hielmerken is
naar een tot op heden bekende pijpenmaker uit Maastricht te herleiden.
De steellengte van deze pijpen is rond de 35 cm geweest.
2. Trechtervormige modellen uit de periode 1670-1750 van de grofte soort,
weinig tot geen radering en alle ongeglaasd.
De exemplaren G, H en J hebben zijreliëfs waarbij de staande en zittende
eekhoorn tot op heden zeker in Maastricht niet bekend was. Het bloem-
motief op de steel bij exemplaar 1, reeds bekend uit vorige vondsten, is zeer
onscherp en matig getremd.
Een vreemde eend in de bijt vormt exemplaar 0, een gedrongen dubbel-
conisch model van rond 1640, waarvan de zeskantige steel op 10,2 cm
vanuit de hiel overgaat in een ronde steel.
831
u
UJ
0
832
00 7 "
w
N Q~
G B ~@9
~~
Dl
- - - -Tll7rr:==Jllil,_,L--I=-=-
"~~ JA
9 7C
)
~~
E
-=--=-=-=--=-17=--=--=-=---=--=--=---=--=--=--=-==~
L
I
N
I
LL
833
F
~~-====
-
(\ - --~
~-~~lr---,\-
co
w
w
G
---'-
~---==---------=-~ H2
_ -_-_-_-_-- -_ _ ) 1
z
,--,
834
co
w
,J:::,.
~ - , - - --_-_-__- - -~-r_-
~ '-=-==-======
'y2' 11/ll/ll
\~=\=1Illlif.fl~L_-_---_,-
~--mmmnTiranr-,- - - -
_-_--~=-=--=::JJ j
=r===--=-=--=~ Jl
K
_---_-j_-_-_----_-::=_:=-~-:.::J Kl
- ,,M N