The words you are searching are inside this book. To get more targeted content, please make full-text search by clicking here.
Discover the best professional documents and content resources in AnyFlip Document Base.
Search
Published by Jan Toonen, 2022-04-12 13:35:35

deel 3

Keywords: Heemkunde Geleen

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 401

ziekten, die het hele lichaam aantasten, (7) vergif afkomstig Tot de sociale bovenlaag behorend, maar niet veel
van planten, metalen en dieren en tenslotte (8) genees- geschoold
middelen. Tot slot van dit relaas over de familie Hoedemakers volgen
hier een paar citaten over het schriftelijk taalgebruik.
Vergoedingen in natura Hierover schreef BOSELIE: ”De familie Hoedemakers
Een voor die tijd typerende wijze van vergoeding werd door hoorde tot de voornaamste inwoners van het dorp; leden van
BOSELIE aldus weergegeven: ”Vaak gebeurde dit in natura. deze familie waren bijvoorbeeld schepen. Ook waren ze niet
Zo kregen de gebroeders zelfs van een inwoner van Geleen onbemiddeld. (…) Toch is duidelijk dat dit een ander soort
een aantal bomen in ruil voor bewezen diensten aan zijn vee. sociale bovenlaag is dan die in de meeste gevallen door de
(...) Ook de weduwe Spee, waarvoor de gebroeders gesmeed teksten van de recepten heen zichtbaar wordt. Dit blijkt
en ’gemeestert’ hadden, betaalde in natura en wel met vlas bijvoorbeeld uit het taalgebruik. Over het algemeen kan
en garen dat zij voor hen spon” <HJLvZ 1993, 142>. men namelijk stellen dat er sprake is van enige eruditie op
dat terrein. Soms zelfs getuigen zowel het taalgebruik als de
schijfwijze van een jarenlange oefening in deze vaardigheid.
Bij de familie Genders/Rickerts/Hoedemakers is daaren-
tegen sprake van een fonetisch opgeschreven dialect, hetgeen
duidt op weinig schoolervaring” <TsHKVGeleen 1999, nr. 3, 40>.
Ook DRIESSEN schreef: ”Het is (…) overduidelijk dat hun
veterinaire kennis zeker niet ondersteund wordt door een
aangepaste vastheid in de spelling. De broers schrijven zoals
zij gebekt zijn en dat wil van de ene dag op de andere nog
wel eens verschillen. (…) Dat doet overigens niet in het
minst afbreuk aan de waarde van wat zij voorschrijven”
<Bakeman nr. 94, 40-41>.

De familie Sassen
Zoals wij zagen, trouwde Anna Maria Hoedemakers (1777-
1810), dochter van Martinus Hoedemakers (1718-1796), in
1805 met Jan Lambert (Bert) Sassen (1777-1838).
Aangezien de bruidegom bij haar in het complex
Hoedemakers kwam wonen, werd dit ook - zij het soms
slechts tijdelijk - door hun nakomelingen bewoond.

Van Elsloo naar Spaans-Neerbeek
Het vroegst bekende lid van de familie Sassen was de in het
begin van de 17de eeuw te Elsloo wonende Joannes alias
Broerens Sassen (geb. ca. 1620) die tweemaal trouwde en te
Beek overleed (1664). Zijn te Beek geboren oudste zoon Jan
Sassen (1651-1715) trouwde (1677) met Trijn (= Catha-
rina) Baenens (1647-1701). Dit echtpaar ging in Geleens
Neerbeek wonen, waar o.a. hun jongste zoon Klaes (= Nico-
laas) Sassen werd geboren (1689-1749) die daar na zijn
huwelijk (1710) met Sybilla Zelis (1689-1757) bleef wonen.
Ook Gerard Sassen (1722-1805), zoon van het echtpaar
Sassen - Zelis die trouwde (1742) met zijn dorpsgenote
Cathrijn Erckens (*1718), bleef in Spaans-Neerbeek wonen.
Zijn echtgenote overleed bij de geboorte van haar zoon Jan
Sassen (19-8-1743). Gerard Sassen hertrouwde (1750) met
Ida Hamers.

Los blad in het Artzney Buch met de naam van de bezitter Van Spaans-Neerbeek naar Lutterade
Martin Hoedemakers <Foto A. Sassen>. Jan Sassen (*1743, † 22-3-1822), zoon van het echtpaar
Sassen - Erckens, trouwde (Roermond 24-9-1766) met Ida
Backus (*Geleen 9-4-1747, † 28-8-1820), dochter van
Winand Backus en Maria Haerden en ging met haar aan de

401

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 402

put ”Op de Hei” te Lutterade wonen <GOA III, 36>. Daar De jongere tak Sassen te Lutterade
kregen zij acht kinderen. Zoon Winand Sassen (*10-9-1769, Jan Matthijs Sassen (*2-7-1784, † 25-5-1850), jongere zoon
† 15-12-1842) en dochter Anna Maria Sassen (*18-1-1775, van het echtpaar Sassen - Backus, trouwde (25-4-1814) met
† 15-7-1851) die respectievelijk als pater Ambrosius en Mieke (Johanna Maria) Banens (Spaubeek 29-9-1786, † 18-
zuster Constantia in het klooster traden, werden reeds eerder 11-1855), die hem zeven kinderen schonk. De zoon
vermeld <Deel I, 315-317>; bovendien kwamen zij als bewoners Lambert Joseph (Zefus) Sassen (*19-2-1821, † 25-6-1899)
van het complex Beltjens-Maes-De Gavarelle etc. ter sprake en Anna Josepha Caldenberg (*3-3-1833, † 23-1-1917), met
(zie hfdst. IX A, nr. 2a). De zonen Jan Lambert (Bert) Sassen wie hij op 16 november 1855 was getrouwd, werden reeds
(1777-1838) en Jan Matthias Sassen (1784-1850) stichtten eerder in verband met de parochie Lutterade-Krawinkel
twee takken Sassen, die zich later verenigden. vermeld <Deel II, 341>. In de periode 1862-1863, toen zij hun
huis en schuur aan de Linde (Bovenste Dorpstraat) respec-
De oudere tak Sassen in het complex aan de Groenstraat tievelijk als pastorie en noodkerk beschikbaar stelden, woon-
Jan Lambert (Bert senior) Sassen (*27-9-1777, † 30-1-1838) den zij met hun oudere kinderen in de westelijke vleugel van
trouwde tweemaal. Eerst (6-8-1805) met Anna Maria het complex aan de Groenstraat. Dit echtpaar kreeg zes
Hoedemakers (1777-1810). Zij schonk het leven aan twee kinderen:
zonen: (1) Johanna Sybilla Sassen (*24-11-1856, † 28-11-1943)
(1) Jan Martijn (Jentje) Sassen (*23-8-1806, † 9-12-1888) trouwde (23-4-1891) met Matthijs Keulen (*16-10-1854, †
volgt. 24-2-1911).
(2) Jan Lambert (Bert junior) Sassen (*27-10-1808, † 27-4- (2) Ludovicus Joseph (Louis) Sassen (*29-1-1859, † 7-5-
1885) bleef ongehuwd. 1944) trouwde (12-4-1890) met zijn bovengenoemde
Jan Lambert Sassen senior hertrouwde (17-10-1814) met achternicht Anna Elisabeth Sassen (*10-12-1855, † 26-10-
Maria Catharina Penris (*14-7-1792, † 13-3-1884) en bleef 1937) uit de oudere tak Sassen.
met haar in de oostelijke vleugel van het complex aan de (3) Joannes Augustinus Sassen (*21-12-1862, † 29-1-1863).
Groenstraat wonen. Zij schonk hem nog negen kinderen: (4) Marie Josepha Sassen (*1-7-1864) trouwde (9-2-1893)
(3) Maria Gertruda Sassen (*13-9-1815, † Sittard 28-9- met Christiaan Hendriks (*Sittard 21-2-1851) en ging met
1836). hem te Sittard wonen, waar hun acht kinderen werden
(4) Maria Ida Sassen (*18-12-1816, † 3-9-1858). geboren. In 1907 verhuisde het echtpaar Hendriks-Sassen
(5) Anna Elisabeth Sassen (*30-5-1819, † 11-10-1868). naar Houthem - St.-Gerlach.
(6) Anna Maria Sassen (*16-3-1821, † 29-3-1821). (5) Maria Helena Sassen (17-12-1866, † 31-10-1941).
(7) Godfried Sassen (*5-2-1822, † 9-8-1870). (6) Maria Elisabeth Sassen (13-2-1873, † 28-5-1950).
(8) Jan Hendrik Sassen (*26-6-1825, † 15-12-1858).
(9) Johanna Maria Sassen (*9-12-1827, † 11-1-1830). Het echtpaar Louis Sassen (1859-1944) en Liebeke Sassen
(10) Wijnand Sassen (*10-2-1830, † 26-2-1899). (1855-1937) <Foto ca. 1935>.
(11) Johanna Maria Sassen (*3-4-1832, † 29-5-1912)
trouwde met Lambert Keulers. De gecombineerde takken Sassen in het complex aan de
Jan Martijn (Jentje) Sassen (*1806), de oudste zoon uit het Groenstraat
eerste huwelijk van Bert senior, trouwde (20-6-1836) met Zoals wij zagen, trouwde Louis Sassen (1859-1944) uit de
Anna Catharina Meijs (*3-5-1815, † 8-4-1872), dochter van jongere tak met Anna Elisabeth (Liebeke) Sassen (1855-
koster Lambert Meijs en Jenne Lisbeth Feron <Deel II, 339> en 1937) uit de oudere tak. Dit echtpaar dat beurtelings aan de
bleef met haar in zijn ouderlijk huis wonen. Dit echtpaar Linde en in de Groenstraat woonde, kreeg vier kinderen:
kreeg tien kinderen, van wie sommige jong stierven:
(1) Jan Lambert Antoon Sassen (*20-3-1837, † 23-11-
1921).
(2) Maria Ida Sassen (*1-6-1839, † 6-2-1844).
(3) Jan Willem Sassen (*12-8-1841, † 22-5-1857).
(4) Petronella Antonia Sassen (*20-1-1844, † 18-1-1918).
(5) Frans Leonard Sassen (*13-5-1847, † 28-1-1918).
(6) Anna Maria Antonia Sassen (*13-6-1849, † 21-1-1909).
(7) Peter Joseph Sassen (*8-4-1852, † 15-1-1863).
(8) Johanna Elisabeth Sassen (*22-6-1854, † 14-2-1855).
(9) Johanna Elisabeth (Liebeke) Sassen (*10-12-1855, † 26-
10-1937) trouwde (12-4-1890) met haar achterneef Louis
Sassen (*28-1-1859. † 7-5-1944) uit de jongere tak.
(10) Pieter Matthijs Sassen (*18-3-1859, † 6-11-1926).

402

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 03-11-2011 08:06 Pagina 403

(1) Maria Petronella (Nella) Sassen (*22-3-1891, † 6-11- trouwde (12-8-1959) met Lou Duysens (*Maastricht 24-12-
1983) trouwde (9-4-1915) met Joseph Marie Eugène Kallen 1929, † 7-4-1998).
uit de hoeve Ophoven-Sittard (*19-3-1889, † 17-11-1918). (6) Louis Maria Jan (Louis) Sassen (*26-3-1932) trouwde
(2) Anna Sybilla (Billa) Sassen (*7-2-1896, † 8-11-1983). (Arnhem 1-9-1956) met Ciska Bisseling (*Arnhem 17-4-
(3) Anna Maria Antonia (Maria) Sassen (*3-4-1898, † 20-1- 1932, † Wuustwezel-Gooreind, B., 2-3-2004).
1987) trouwde eerst (12-5-1937) met de weduwnaar Joseph
Willem Habets (*Schimmert 14-5-1891, † Geleen 20-9-
1945) en daarna (10-4-1957) met Peter Willem Heuts
(*Jabeek 29-6-1888, † Geleen 27-9-1971).
(4) Pieter Mathijs (Pie) Sassen (*13-8-1899, † 3-11-1967)
trouwde (Spaubeek 13-10-1924) met Elisabeth Wilhelmina
Stassen (*Spaubeek 5-6-1901, † bij haar tweede dochter te
Eschdorf, Lux., 25-3-1980). Na hun huwelijk betrokken zij
het middenpand van het complex aan de Groenstraat, waar
hun zes kinderen werden geboren:
(1) Paulina Theresia (Paula) Sassen (*31-10-1925) trouwde
(25-7-1951) met Willy Kockelmans (*13-2-1920, † 28-3-
2005).

Pauze bij het dorsen: v.l.n.r. Sibilla, Petronella, Maria en Pie
<Foto ca. 1925>.

Jan Sassen

(1743-1822)

x

Ida Backus

(1747-1820)

____________________|______________________

Het echtpaar Sassen-Sassen met zijn vier kinderen Petronella Lambert Sassen Matthias Sassen
(achter haar moeder), Sibilla (achter haar vader), Maria
(geheel links) en Pie (geheel rechts) <Foto 1912>. (1777-1838) (1784-1850)

(2) Maria Theresia Elisabeth (Bertha) Sassen (*5-11-1926, † xx
Eschdorf, Lux., 11-12-2000) trouwde (19-8-1952) met
Theodoor Cornelis Maria (Theo) Göbbels (*3-5-1925, † Anna Maria Hoedemakers Mieke Banens
Wiltz Lux., 13-11-1992). Dit echtpaar woonde vanaf 1952
enige tijd in de als winkel ingerichte oostelijke vleugel en (1777-1810) (1786-1855)
vertrok in mei 1958 met drie kinderen naar Rippig in het
groothertogdom Luxemburg, waar een pachthoeve werd _____|_____ _____|_____
betrokken <Göbbels, 157>.
(3) Marie Mathias Andreas (André) (*9-1-1928) trouwde Jan Martin Sassen Zefus Sassen
(7-8-1956) met Theresia Maria Gerardi Evers (*Utrecht 8-
2-1930). Na het gymnasium te Sittard te hebben doorlopen, (1806-1888) (1821-1899)
ging hij aan de universiteit te Utrecht studeren en werd hij
vervolgens professor in de botanie aan de universiteit te xx
Nijmegen.
(4) Sibille Hubertina Josephina (José) Sassen (*31-3-1929) Anna Catharina Meijs A.J. Caldenberg
trouwde (30-12-1959) met Joop van Eyndhoven (*Liempde
24-5-1920, † 9-4-2005). (1815-1872) (1833-1917)
(5) Maria Johanna Theresia (Sacha) Sassen (*20-7-1930)
_____|_____ _____|_____

Liebeke Sassen —— x —— Louis Sassen

(1855-1937) (1859-1944)

_________|_______

Pieter (Pie) Sassen

(1899-1967)

x

E.W. Stassen

(1901-1980)

_______|_________

6 kinderen Sassen

403

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 404

Eigenaars en/of bewoners van de drie woningen Intussen was Bert Sassen senior in 1838 overleden en daarna
van het complex en het huis aan de overkant van was zijn weduwe met sommige van haar nog niet getrouwde
de straat kinderen naar een huis Op de Hei verhuisd.
In de overzichten van de burgerlijke stand uit 1850, 1862,
De verdwenen steen in de straatgevel van het middenpand 1869 en 1880 staat Jan Martijn Sassen als de hoofdbewoner
bevatte naast het jaartal 1767 tevens de initialen van de van de oostelijke vleugel vermeld. Zijn echtgenote overleed
bouwers van het bakstenen gedeelte van het complex. in 1877 en hij stierf in 1888. Daarna werd zijn zoon Frans
Derhalve zullen de gebroeders Martinus Hoedemakers Leonard Sassen (*1847) als de hoofdbewoner van die vleugel
(*1718) en Jan Hoedemakers (*1725) die met hun respec- vermeld.
tieve echtgenoten in verschillende delen ervan woonden,
waarschijnlijk aanvankelijk de gezamenlijke eigenaars van
het hele complex zijn geweest. Pas sinds eind 18de eeuw zijn
wij op de hoogte van de onderlinge woonverdeling. Maar
sedertdien werden de huisnummers verscheidene malen
veranderd. In de Groenstraat werd de nummering soms zelfs
van laag naar hoog omgekeerd. En bij die nummering werd
het soms onbewoonde middenpand nogal eens overgeslagen.
Bijgevolg kan ten aanzien van de bewoning niet steeds
volstrekte zekerheid worden verkregen en kan ook de onder
leden van de familie Sassen levende traditie niet in alle geval-
len door schriftelijke gegevens worden bevestigd.
Volledigheidshalve zullen wij in het hier volgende overzicht
ook de ons bekende leden van de families Hoedemakers en
Sassen vermelden die het huis aan de overkant van de straat
bewoonden.

Eigenaars en/of bewoners van de oostelijke vleugel Frans Leonard Sassen (1847-1918). Van 1900 tot 1915 was
De vroegst bekende eigenaar en bewoner van de oostelijke hij wethouder van Geleen.
vleugel was Martinus Hoedemakers (1718-1796). Hij
woonde er met zijn echtgenote Elisabeth Rijckers (1735- Na hun huwelijk (1915) zijn Eugène Kallen en Nella Sassen
1797) en hun kinderen Jan Lambert (*1764), Jan Gerard ingetrokken bij Frans Leonard Sassen en in 1916 zijn zij in
(*1773) en Anna Maria (*1777). Jan Lambert Hoedemakers het middenpand gaan wonen. Frans Leonard Sassen blijkt
trouwde (1793) met Maria Ida Feron en betrok met haar de de eigenaar van de oostelijke vleugel te zijn geweest, want bij
westelijke vleugel die zijn eigendom was (zie aldaar). Jan zijn overlijden (1918) liet hij zijn woning bij testament aan
Gerard Hoedemakers trouwde (1821) met Maria Agnes zijn nicht Sybilla (Billa) Sassen (*1896), dochter van zijn
Boijens en ging met haar eerst in het middenpand en daar- zuster Liebeke. Een gevolg hiervan bleek te zijn dat het gezin
na in het huis aan de overkant van de straat wonen (zie Sassen - Sassen dat in 1902 uit het middenpand naar het
onder beide woningen). Het is echter niet zeker dat hij tot huis Sassen aan de Linde was vertrokken, in 1918 met de
aan zijn huwelijk in de oostelijke vleugel bleef wonen. Zijn nog ongetrouwde kinderen Sybilla, Maria (*1898) en Pie
zuster Anna Maria Hoedemakers trouwde (1805) met de (*1899) in de oostelijke vleugel ging wonen. De laatst-
landbouwer Jan Lambert (Bert senior) Sassen en bleef met genoemde trouwde in 1924 met Elisabeth Wilhelmina
hem in haar ouderlijk huis wonen. Na de geboorte van de Stassen en betrok met haar het middenpand. In mei 1937
zonen Jan Martijn (*1806) en Jan Lambert (Bert junior
*1808) overleed zij in 1810. De weduwnaar Jan Lambert
Sassen hertrouwde (1814) met Maria Catharina Penris
(*1792) en bleef met haar en de beide zonen uit zijn eerste
huwelijk in de oostelijke vleugel wonen. Daar werden ver-
volgens nog negen kinderen van dit echtpaar geboren.
Volgens opgave uit 1832 waren toen de landbouwer Jan
Martijn (Jentje) Sassen (*1806) en zijn broer Jan Lambert
Sassen (*1808) de gezamenlijke eigenaars van deze vleugel,
die zij kennelijk van hun moeder hadden geërfd. Na het
huwelijk (1836) van de oudste van die broers met Anna
Catharina Meijs (*1815) bleef deze met haar in dat huis
wonen. Daar werden ook hun tien kinderen geboren.

404

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 405

trouwde Maria Sassen met de weduwnaar Habets - die Louis Sassen aan de Linde. Dochter Petronella Sassen
vroeger in het middenpand had gewoond - en ging bij hem (*1891) trouwde (9-4-1915) met Joseph Marie Eugène
en zijn kinderen uit zijn eerste huwelijk in het westelijk deel Kallen en ging met hem in het huis tegenover het complex
van de Beekhoverstraat (toen nog Beekhovenstraat) wonen. wonen. Zoals wij hierboven zagen, betrok het gezin Sassen -
Nadat Liebeke Sassen in oktober 1937 was overleden, bleven Sassen circa 1918 de oostelijke vleugel.
de weduwnaar Louis Sassen en zijn dochter Billa in de Anna Maria Antonia Sassen (1849-1909) had het midden-
oostelijke vleugel wonen. pand vermaakt aan haar gelijknamige nicht en petekind
Toen het middenpand bij het bombardement van 5 oktober Anna Maria Antonia Sassen (*1898) die in dat huis was
1942 was uitgebrand, werd de oostelijke vleugel betrokken geboren als dochter van Liebeke Sassen. Maar wij zagen
door het gezin van Pie Sassen. Zijn vader en zijn zuster Billa reeds dat deze nicht met Habets trouwde en met hem in de
verhuisden naar een aan de familie Sassen toebehorend huis Beekhovenstraat (thans Beekhoverstraat) ging wonen.
aan het toenmalige zuidelijke einde van de Pieterstraat (bij Bijgevolg werd dit pand sindsdien aan andere families
de (vroegere) splitsing van de wegen naar Spaans-Neerbeek verhuurd.
en naar de hoeve Ten Eijsden), waar Louis Sassen in 1944 In 1909 huurde Jan Caspar Wetzels (*Limbricht 9-10-1873)
zou overlijden. de in de Groenstraat gelegen bierbrouwerij ”De Roskam”.
Nadat op de plaats van het middenpand een nieuw huis was Omdat toen het nieuwe huis dat de eigenaar Hennekens
gebouwd, verhuisde het gezin Sassen - Stassen in 1952 daar- voor zichzelf tegenover dit bedrijf liet bouwen, nog niet
heen. Nog in datzelfde jaar werd de oostelijke vleugel tot voltooid was en bijgevolg de brouwerswoning nog niet ter
winkel omgebouwd en door de dochter Maria Theresia beschikking stond, namen Wetzels, zijn echtgenote M.H.S.
Elisabeth Sassen (*1926) die vlak tevoren met Theo Göbbels Damoiseaux (*Sittard 29-9-1878) en hun vier tussen 1904
was getrouwd, als zodanig geëxploiteerd. In 1958 zou dit en 1908 geboren kinderen hun intrek in het middenpand
echtpaar met zijn oudste kinderen naar Luxemburg vertrek- van het complex. Daar werden respectievelijk in 1910 en
ken. 1911 nog een dochter en een zoon geboren <Deel II, 179>. Kort
nadien is het gezin Wetzels - Damoiseaux naar de woning
Eigenaars en/of bewoners van het middenpand van de brouwerij verhuisd.
De vroegst bekende bewoners van het middenpand waren Vervolgens werd het middenpand betrokken door het echt-
Jan Hoedemakers (*1725) en zijn echtgenote Maria Rijckers paar Jan Leonard Hendrik Ramakers (*27-2-1877) en Maria
(*1727). Jan stierf in 1807 en Maria in 1808. Aangezien hun Elisabeth Aldegonda Baggen (*29-12-1877). Hun op 16
huwelijk kinderloos was gebleven, hadden zij hun huis met juni 1911 geboren zoontje overleed op 27 maart 1912. Op
toebehoren op 11 april 1807 vermaakt aan hun nicht Anna 7 juni 1913 werd hun tweede zoon geboren. Op 13 februari
Maria Hoedemakers (*1777) en hun neef Jan Gerard 1914 is het gezin Ramakers - Baggen naar Heer vertrokken.
Hoedemakers (*1773), beiden kinderen van Martinus In 1916 zijn Eugène Kallen en Nella Sassen uit de oostelijke
Hoedemakers. vleugel naar het middenpand verhuisd, waar hun zoon Louis
Zoals wij zagen, was de eerstgenoemde erfgename in 1805 werd geboren. Zij zijn waarschijnlijk pas na de dood van
getrouwd met Jan Lambert Sassen en was met hem in de peettante Petronella Antonia Sassen naar het huis aan de
oostelijke vleugel blijven wonen. Aangezien Jan Gerard overkant verhuisd. Na hun vertrek zijn de uit Schinnen
Hoedemakers in 1808 reeds 35 jaar oud was en zijn ouder- afkomstige timmerman Joseph Willem Habets (*1891), zijn
lijk huis toen door het gezin van zijn zuster werd bewoond, echtgenote Maria Magdalena Blezer en hun zonen Andreas
zal hij na het overlijden van zijn tante wellicht het midden- en Joseph Simon Habets in het middenpand komen wonen.
pand hebben betrokken. In elk geval woonde hij er na zijn Later is het gezin Habets-Blezer in de Beekhovenstraat
huwelijk (1821) met Maria Anna Boijens (*1780). Beiden (thans Beekhoverstraat) gaan wonen, waar het een timmer-
werden in 1826-1828 als bewoners van dat pand vermeld. fabriek exploiteerde. Na de dood van zijn eerste echtgenote
Dit echtpaar bleef kinderloos. Na verloop van tijd - vóór is Joseph Habets in 1937 met Maria Sassen getrouwd.
1832 - is het, tezamen met de neef Bert Sassen junior, in het Zoals wij zagen, trouwde Pie Sassen in 1924 met Elisabeth
huis aan de overkant van de straat gaan wonen (zie aldaar). Wilhelmina Stassen en ging dit bruidspaar in het midden-
Daarna zijn de gegevens ten aanzien van de eigenaars en pand wonen. In dat huis werden hun zes kinderen geboren.
bewoners van het middenpand gedurende een aantal jaren Bij het bombardement van 5 oktober 1942 brandde die
niet duidelijk. Nadat het door Anna Maria Antonia Sassen woning uit, waarop het gezin Sassen - Stassen naar de ooste-
(*1849), dochter van Jan Martijn Sassen (1806-1888) was lijke vleugel verhuisde. Nadat het middenpand weer was
geërfd, werd dit pand door haar betrokken en bleef zij er tot opgeknapt, werd het andermaal door het echtpaar Sassen -
aan haar dood (1909) wonen. Na het huwelijk (1890) van Stassen betrokken. Pie Sassen is in 1967 bij zijn dochter in
haar zuster Liebeke Sassen (*1855) met Louis Sassen (*1859) Liempde overleden. Zijn echtgenote zou in 1980 ten huize
kwam dit bruidspaar die woning met haar delen en werden van een van haar dochters in Luxemburg overlijden. In
daar vervolgens vier kinderen geboren. In 1902 verhuisde laatstgenoemd jaar werd het vernieuwde middenpand
het jonge gezin Sassen-Sassen naar het ouderlijk huis van verkocht.

405

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 406

Eigenaars en/of bewoners van de westelijke vleugel 1949) werd religieuze in de congregatie van de H. Carolus
De vroegst bekende bewoners van de westelijke vleugel Borromeus onder de naam Theodora.
waren Jan Lambert Hoedemakers (*1769) en zijn echt- (7) Pieter Joseph (Zeef) Eussen (*18-12-1874, † 12-10-
genote Maria Ida Feron (*1773). Dit echtpaar bleef kinder- 1954) trouwde te Sittard (2-10-1908) met Maria Catharina
loos. In zijn op 5 april 1829 voor de jonge notaris Luijten (Triene) Moonen (*Geleen 11-7-1877, † Maastricht 8-9-
(zie hfdst. IX A, nr. 4) gemaakt testament schonk de eerst- 1961), dochter van Pieter Willem Moonen en Anna
genoemde zijn huis, schuur en stallen die de westelijke Catharina Cremers. Dit echtpaar bleef in de westelijke
vleugel uitmaakten, aan zijn vrouw <Deel I, 342>. Hij overleed vleugel wonen en kreeg vier kinderen:
twee maanden later (6-6-1829). Zijn weduwe bleef haar (1) Jan Willen (Willie) Eussen (* 30-8-1909, † 24-12-1985)
woning nog enige tijd delen met twee kinderen van haar trouwde te Geleen (19-1-1943) met Maria Catharina
zuster Jen Lisbeth Feron (1776-1852) die met koster Hensgens (*Hoensbroek 29-3-1915, † 1-10-1986).
Lambert Meijs (in Oud-Geleen) was getrouwd <Deel II, 337- (2) Anna Maria Eussen (*24-7-1911, † Nuth 29-2-1940)
339>, namelijk Pieter Gelis (= Egidius) Meijs (*24-7-1800, † trouwde (12-11-1937) met Pieter Arnold Philips, (*Beek
2-5-1848) en Anna Catharina Meijs (*3-5-1815, † 8-4- 21-8-1908), machinist.
1877) die reeds in 1828 als haar huisgenoten werden (3) Ida Maria Eussen (*26-3-1914, † 20-12-1986) trouwde
vermeld. (20-8-1940) met Petrus Jan Hubert Blom uit Mheer (†
De weduwe Hoedemakers - Feron stelde op 2 augustus 1854 Geleen 9-1-1986), mijnopzichter.
voor notaris Jan Reinier Lemmens een akte van donatie op (4) Maria Helena Eussen (*7-7-1918, † 24-8-1918)
ten gunste van haar zojuist genoemde zwager Lambert Meijs <Genealogieën, 103, 108, 110 en 117>.
die in 1852 weduwnaar was geworden. Bijgevolg bleek deze Vóór 1940 liet het echtpaar Eussen - Moonen de woning
Oud-Gelener reeds vóór het overlijden van de donatrice (18- verbouwen. Na de Tweede Wereldoorlog zijn de eigenaars
11-1855) in het bezit van de westelijke vleugel te zijn naar de Annastraat verhuisd, waarna de dochter Ida Maria
gekomen. nog enige tijd met haar echtgenoot in haar ouderlijk huis
Van juni 1862 tot januari 1864 werd die woning betrokken bleef wonen. Daarna werd dit verkocht.
door het gezin van Zefus Sassen (1821-1899) en Anna
Josepha Caldenberg (1833-1917) die hun huis aan de Linde
in de (Bovenste) Dorpstraat ter beschikking van de nieuwe
pastoor van de parochie Lutterade-Krawinkel hadden gesteld
en hun aldaar gelegen schuur als noodkerk hadden ingericht.
Nadat een nieuwe kerk en pastorie waren gebouwd, keerden
zij naar hun woning aan de Linde terug <Deel II, 341>.

Leden van het geslacht Eussen Het gebouw tegenover het complex H-S-E, dat in 1814 door
Toen Lambert Meijs in 1863 stierf, kwam die westelijke Jan Gerard Hoedemakers werd opgetrokken, naar een schilderij
vleugel aan zijn kleindochter Anna Elisabeth Meijs (*15-2- door Fr. Fauts.
1836, † 25-12-1913), dochter van de zojuist genoemde
Pieter Egidius Meijs en Johanna Gertrudis Willems (*11-9- Eigenaars en bewoners van het huis aan de overkant van de
1803, † 24-4-1841). De erfgename was in 1858 getrouwd straat
met de landbouwer Jan Mathis Eussen (*Broeksittard 5-8- Op een balk boven de schuurpoort van het huis aan de over-
1835, † 2-2-1898), aan wie zij zeven kinderen schonk: kant van de straat stonden de initialen van Jan Gerard
(1) Pieter Lambert Eussen (*11-3-1860, † 18-11-1865). Hoedemakers en ”ANNO 1814”. Volgens de familietraditie
(2) Hubert Eussen (*26-5-1862, † Schinnen 14-8-1926) is hij er met zijn echtgenote Maria Anna Boijens gaan
trouwde (1891) te Schinnen met Maria Elisabeth Otten wonen. De datum van die verhuizing is ons onbekend, maar
(*Schinnen 24-1-1868, † 12-12-1935). volgens het kadaster woonden zij er in 1832. Na de dood
(3) Philip Antoon Eussen (*3-8-1864, † 24-1-1953) trouwde van genoemde eigenaar (1844) treffen we er de ongehuwde
(1903) met Anna Catharina Mu(i)ris (*Urmond 25-7-1875, Jan Lambert Sassen junior, de jongste zoon van Anna Maria
† Geleen 7-5-1955). ”Flup” Eussen zou enige tijd in de nabij Hoedemakers, als huisgenoot van de weduwe Hoedemakers -
gelegen bierbrouwerij van Hennekens werken <Deel II, 95> en Boijens aan. Hun huishoudster was Maria Johanna
zou zich later met zijn gezin in de Pieterstraat vestigen.
(4) Hendrik Lambert Eussen (*29-11-1866, † 21-4-1944)
trouwde (1896) met Anna Josepha Catsberg (*9-11-1862, †
8-1-1940).
(5) Ida Eussen (*19-4-1869, † 15-4-1936) trouwde (1902)
met Frans Louis Vroemen (*24-1-1873, † 17-11-1913).
(6) Elisabeth Eussen (*24-10-1871, † Hilversum 1-12-

406

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 407

Odekerken (*22-4-1817) die na de dood van genoemde Het aldus veroorzaakte onheil trof allereerst de menselijke
weduwe (1856) nog verscheidene jaren bij Jan Lambert slachtoffers, nl. 83 doden, 22 zwaar en ongeveer 200 licht
Sassen in dienst bleef. In die tijd leerde zij de door Sassen als gewonden. Ook heel wat groot- en kleinvee werd gedood,
knecht gehuurde Laurens Franssen (*16-11-1842) kennen nl. 16 paarden, 47 runderen, 60 varkens, 10 schapen, 3
en op 14 april 1866 trad zij met hem in het huwelijk. Ook geiten, 12 honden en minstens 500 kippen en kuikens.
daarna bleef zij nog enkele jaren het huishouden van Bert Bovendien werd een grote verwoesting onder de gebouwen
Sassen junior verzorgen. Na haar vertrek (circa 1869) kwam aangericht. De aan het mijncomplex toegebrachte schade
het petekind Petronella Antonia Sassen (*1844), aan wie hij werd op ruim twee miljoen gulden geschat; ook de gebou-
dat huis zou vermaken, bij hem wonen. Haar oom overleed wen van het spoorwegstation Lutterade waren uitgebrand.
in 1885. Zij vermaakte het huis op haar beurt aan haar Voor de Geleense bevolking was de ravage onder haar
gelijknamige nicht en petekind Maria Petronella Sassen woningen, schuren en stallen een zeer omvangrijke ramp. Er
(*1891) die er waarschijnlijk pas in 1918 met haar echt- werden 59 woningen totaal vernield, o.a. het middenpand
genoot Joseph Marie Eugène Kallen (*1889) en hun zoon van het complex Sassen aan de Groenstraat. Van de ruim
Louis haar intrek nam. Eugène Kallen overleed op 16 200 zwaar beschadigde huizen moesten er 105 als onherstel-
november 1918 aan de Spaanse griep. Zijn weduwe en zoon baar worden gesloopt, o.a. het historische huis Gadé aan de
zouden er blijven wonen. Nadat dit gebouw dermate onder- Geenstraat. Bovendien werden ruim 400 huizen licht
komen was dat restauratie weinig zin zou hebben, werd het beschadigd en liepen 1.728 woningen dak- en glasschade op.
in november 1964 gesloopt. Naar het patroon van de geworpen bommen te oordelen
<Geleen, 219>, lijken sommige piloten bij voorkeur de straten
Balk boven de schuurpoort van het gebouw aan de overkant van van de oude woonwijken te hebben gevolgd. Als gevolg van
de straat met de tekst: ”J. G. H. ANNO 1814 DEN 19 JULI”. deze grootschalige vernieling waren niet minder dan 3.000
Geleners dakloos geworden <Geleen, 209. - TsHKVGel 1982, nr. 3, 91-
Het bombardement van maandag 5 oktober 1942 212; 1992, nr. 3, 48-55>. Men schreef dan ook terecht: ”Het meest
tragische uur in de historie van Geleen is dat van 10 tot 11
Op de avond van 5 oktober 1942 stegen 256 vliegtuigen van uur op de avond van 5 oktober 1942” <NLim 2-10-1965> en die
diverse Engelse vliegvelden op om plaatsen in West- door zovele vuren verlichte nacht werd zeer treffend ”de
Duitsland, o.a. Aken, te gaan bombarderen. Sommige zwartste nacht uit de geschiedenis van Geleen” genoemd
zouden het bij Aken gelegen Burtscheid bereiken <Poll, 366>, <DeLim 3-10-2002>.
maar voor ongeveer 30 van hen zou de vlucht niet verder
dan Geleen gaan. Blijkbaar werd er reeds vanaf de kust naar Het relaas van Pie Sassen over de gebeurtenisen in zijn
de Staatsmijn Maurits gemeld dat Engelse vliegtuigen in naaste omgeving
aantocht waren, want hier werd al om 21.30 uur het signaal Pie Sassen (1899-1967) die gedurende een deel van het
gegeven om de vuren van de cokesfabriek te doven. Kort na bombardement met negen familieleden in de kelder van het
22.00 uur klonk het geronk van de voorste groep bommen- middenpand van het complex aan de Groenstraat verbleef en
werpers. Toen deze dichterbij kwamen, werd er door de op deze schuilplaats moest verlaten toen zijn huis in brand
het mijncomplex gestationeerde Duitse luchtafweer (Flak) stond, maakte kort nadien de volgende aantekeningen in
op geschoten. En dit was waarschijnlijk de directe aanleiding algemene termen over zijn eigen situatie en die van zijn
tot een tragische vergissing, want de Engelse piloten hebben dorpsgenoten; van deze laatsten waren er blijkbaar velen
zich daardoor allicht boven Duits grondgebied gewaand aanvankelijk van mening dat dit bombardement hoofdzake-
<Paape, 29-33>. lijk op de Staatsmijn Maurits was gericht.
Vlak nadat de eerste Duitse granaten ontploft waren, hingen PIE SASSEN noteerde aldus: ”5 Oktober 1942. Dit
in het westen een 25-tal lichtkogels in de wolkenloze lucht opschrift zou het titelblad moeten zijn van het boek dat naar
die Geleen en omgeving in een felle gloed zetten. Meteen aanleiding van die datum geschreven zou moeten worden.
(22.15 u.) werd het luchtalarm gegeven. En heel kort daar- Immers, wie van de inwoners van de onder de rook der
na hoorde men de eerste ontploffingen die zich gedurende Staatsmijn Maurits te Lutterade liggende dorpen zal die
ongeveer een half uur talrijke malen herhaalden. Naar schat- datum vergeten ? Wat een verschrikkelijke nacht, een nacht
ting vielen er 36 brisantbommen, waarvan er zes voltreffers van angst, een nacht van bidden, ja bidden, want er zullen
waren, nl. in de Eindstraat, Geenstraat, Groenstraat, weinig mensen zijn, onverschillig van welk geloof, onver-
Minister Ruysstraat, Nachtegaalstraat en Romaniestraat. De schillig welke rang of positie zij bekleed zullen hebben, of zij
overige bommen van die soort vielen in het veld of kwamen hebben gebeden, ieder op zijn eigen manier.
niet tot ontploffing. Daarnaast vielen er ca. 12.000 brand- Reeds maanden tevoren was er sprake van dat ze zouden
bommen en ongeveer 300 fosforbommen die veel branden komen om de Staatsmijn Maurits te bombarderen en velen
veroorzaakten. waren dan ook reeds uit de nabijheid der mijn naar andere
dorpen vertrokken. Velen gingen tegen ’t vallen van de
avond naar andere plaatsen slapen. Met allerlei voertuigen

407

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 408

zag men ze op stap gaan, deze met een auto, gene met een zag oplaaien. Het was alsof het dag was en tussen de zware
rijtuig of dogkar, weer anderen met fietsen en niet weinigen bommen door hoorde men kleine knallen. De meeste
gingen te voet. Men kon ze herkennen aan hun pakken en mensen wisten niet wat dit was, maar na weinige minuten
pakjes die ze bij zich droegen, ja zelfs aan hun gezichten. Het ontdekten zovelen wat dit geweest was. Het waren de ver-
was immers geen blijde uittocht, want wat hun dierbaar was, raderlijke en alles vernielende brandbommen. Niemand had
hun geboorteplek, ja voor velen hun geboortehuis, moesten ooit gedacht dat bij het bombardement der mijn brand-
ze verlaten, om de volgende dag terug te keren en te zien of bommen te pas zouden komen. Daarom is dit voor vele
’t dierbare plekje nog gespaard was gebleven. Maandenlang mensen een volkomen verrassing geweest. Zoals later is
hadden zij dit volgehouden, maar zo langzamenhand ver- gebleken, hadden velen eenzelfde gedachte gehad en waren
flauwden zij hierin en sloegen al eens een nacht over. Een op dezelfde wijze te werk gegaan, namelijk als een zware
ander ging zo nu en dan alleen nog maar bij helder weer op bomontploffing had plaatsgehad, verlieten ze even de schuil-
stap, en zo kwam het dat op 5 oktober bijna weer ieder in plaats om te zien of het nog niet brandde, en dan weer naar
zijn eigen huis was. De gedachte aan bombarderen was de kelders terug te keren. Er werd gezegd: ’Het brandt nog
geleidelijk aan uit hun hoofden verdwenen. Maar ach, die 5e niet’, totdat opeens een kreet ’brand’ geslaakt werd.
oktober, een mooie dag, een dag waarop ieder mens zijn Velen die dan gemakkelijk een andere schuilplaats konden
werkzaamheden als naar gewoonte vervulde, een dag, zoals bereiken, verlieten het brandende huis, om alles aan de
er in de laatste voorafgaande dagen weinig geweest waren, vlammen prijs te geven. Veel anderen konden zelfs niet meer
een dag waarop de meeste mensen wellicht het minste aan de uit hun kelders komen en moesten door kelderluiken, door
verschrikkelijke ramp zullen gedacht hebben en toch die nooduitgangen hun leven zien te redden, ja voor menigeen
avond van 5 oktober is het gebeurd. is de kelder helaas het eerste graf geworden. Velen die
Het was omstreeks 9.30 uur ’s avonds, toen de mijn Maurits wegens brandgevaar uit hun kelders moesten vluchten,
de drie stoten op de signaalfluit liet horen, het teken dat liepen naar buiten, in tuin en weiden, ja zelfs ver weg naar
bijna iedere avond, ja zelfs meerdere malen op eenzelfde het open veld. Maar ook hier waren ze niet veilig. Liggend
avond, gegeven werd als er Engelse vliegers in aantocht en kruipend zochten zij de plaats des onheils te ontkomen,
waren. In het begin ging menigeen op dit teken naar buiten tussen een regen van brandbommen moesten ze zien heen te
om te zien of te horen of veel vliegmachines overkwamen. komen. En als ze het sissend geluid van een vallende
Tevens werd gekeken of er nergens de bekende lichtkogels brisantbom hoorden, legden ze zich plat op de grond om af
stonden, maar ook hierin was na verloop van tijd verslapping te wachten tot dit moordtuig zijn uitwerking had volbracht.
gekomen. Niemand luisterde nog naar dit signaal. Anderen die hun huis reeds in vlammen zagen, redden hun
Zo ook op deze avond, de mensen zaten oudergewoonte vee en huisraad voor zover dit mogelijk was. Het was dan
rond de kachel; hier en daar werd zelfs een kaartje gelegd. een verschrikkelijk ogenblik, overal brand, waar men zich
Toen werd wel onder elkaar gezegd: ’De mijn heeft ook keerde, overal brand. Nooit is zoiets gezien en die het
geblazen’, zoals het hier in het dagelijkse leven genoemd niet heeft meegemaakt kan het zich ook niet voorstellen. Het
werd. Niemand dacht aan gevaar. Even later werd geroepen: vee werd in de brandende stallen losgemaakt en de straat op
’Er hangen lichtkogels boven de mijn’. En op deze woorden gejaagd. De meubels en andere huisraad werden naar buiten
sprong ieder op. Men wist maar al te goed wat dit te gedragen. Alles werd op straat, in de wei of op de landerijen
betekenen had. Eenieder was dan ook overal in rep en roer, neergezet om maar voor het vuur gespaard te worden. Het
kinderen werden uit hun bedjes gehaald, zieken en ouden leek wel of de mensen gek waren. Hier namen ze iets en
van dagen, allen werden in der haast naar kelders en schuil- zetten het even verder weer neer. Voor en na begonnen de
plaatsen gebracht. Niemand waagde zich op straat en men mensen uit hun schuilplaatsen te komen, want de bommen-
hoorde de mensen die buitenshuis waren naar huis lopen, regen had opgehouden. Een klein half uur zal het bombar-
ieder zocht dekking. dement geduurd hebben. Voor velen had het een halve dag
Nauwelijks waren de mensen in schuilplaatsen of er werd geduurd, zo vertelden ze later. Maar wat op die korte tijd
reeds luchtalarm gegeven, waarop een ontzettende angst de gebeurd is, was niet te overzien. Al spoedig hoorde men
mensen aangreep, en na weinige ogenblikken vielen reeds de telkens weer dat hier en daar doden waren.”
eerste bommen. Wat een verschrikking en paniek bracht dit
alles onder de bevolking teweeg. En, zoals reeds voorvermeld De lotgevallen van het complex aan de Groenstraat en zijn
staat, overal en door ieder werd gebeden, kinderen en grijs- bewoners
aards, jongens en meisjes, mannen en vrouwen, allen baden Zoon ANDRÉ SASSEN die als 14-jarige tijdens het bom-
en jankten tezamen. Ieder dacht dat zijn laatste uur gekomen bardement met zijn familie in de kelder van het middenpand
was, want de bommen bleven maar aldoor vallen. Vanuit de schuilde, voegde vele jaren later nog de volgende details aan
kelders hoorde men reeds de dakpannen vallen en glas- het relaas van zijn vader toe:
scherven rinkelden; ramen en deuren werden reeds hier en ”Hoe beleefden wij het bombardement ? We zaten met zijn
daar uit hun hengsels gerukt. Maar het verschrikkelijkste wat zevenen (Bertha was op kostschool in Echt) plus tante Billa
hierbij kwam, was dat men door de kelderluiken het licht en tante Nella en hun oude vader in de kelder onder het

408

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 409

huis. Ik herinner me dat er inderdaad werd gebeden en dat ingeschreven. Hij was een vooraanstaand burger van die stad
er grote angst was. Bij iedere zware brisantbom had ik het en blijkt aan de voornaamste families aldaar verwant te zijn
gevoel dat het plafond van de kelder een stukje werd opge- geweest. Hij had tien kinderen en leden van de volgende
tild. De kaarsen flakkerden dan en gingen ook uit. Nooit generaties zijn in zijn voetstappen gevolgd.
tevoren en nooit meer daarna heb ik zo’n angst gehad en ik Maar achterkleinzoon Johann Everard Russel (*ca. 1675)
denk dat dit voor iedereen gold. Die kelder was trouwens erg koos een administratieve loopbaan elders; hij vond een plaats
sterk, want het was een rond gewelf dat niet makkelijk zou op de kanselarij te Düsseldorf (D.). Na zijn huwelijk (1702)
instorten ook als het huis er op zou vallen. Toen we merk- met Johanna Gertrudis van Randenborch woonde hij met
ten dat de achterste slaapkamer in brand stond, moesten we haar van 1703 tot 1711 te Sittard, waar hun dochter en drie
allemaal de kelder verlaten. Mijn grootvader, die toen 82 zonen werden geboren. Vervolgens was hij ontvanger van de
jaar oud was, kon niet alleen lopen en ik heb hem op een adellijke familie Van den Bongart te Wijnandsrade en werd
kruiwagen naar een andere kelder gebracht. (…) Ik kan mij hij in 1724 voogd van de Gulikse onderheerlijkheid
herinneren dat mijn vader met een buurman nog een Terheijden (bij Aken). Destijds bewoonde deze familie
linnenkast heeft kunnen redden en ook enkele meubelen uit Russel de Laathof te Eijgelshovem, waar in een steen boven
de voorkamer. Hij zal zeker waardepapieren en ook geld de ingangspoort het wapen van Russel werd aangebracht, nl.
hebben gered, maar veel meer niet. (…) Toen we buiten een schuinbalk belegd met drie met pijlen doorboorde
kwamen, zag ik dat de hele schuur, die tot aan de nok vol zat harten. Daar is Johann Everard Russel op 15 januari 1757
met graan, in brand stond. Mijn vader had het paard en de overleden.
koeien uit de stallen losgemaakt en naar buiten gebracht. Zijn te Sittard op 10 maart 1711 geboren zoon Frans
Wat me is bijgebleven is dat de hele schuur in brand stond Theodoor Michael Russel bezocht in zijn jeugd de middel-
en het stro kennelijk al verbrand was. Ook het dak was er al bare school van de dominicanen aldaar en vervolgens ging
af, maar alle eikenhouten balken zag ik nog overeind staan hij aan de universiteit te Mainz (D.) studeren, waar hij in
en branden. Verder herinner ik mij dat de toren van de 1741 het licentiaat in de rechten behaalde. Hij bekleedde
kloosterkerk in de Geenstraat brandend naar beneden viel.” achtereenvolgens o.a. de functies van voogd van de heerlijk-
Voor de verzekeringsmaatschappij noteerde Pie Sassen de heid Terheijden en schout te Schaesberg. Op 12 april 1747
volgende verliezen onder zijn vee: vijf schapen, twee lamme- werd hij door keizer Karel VI benoemd tot Comes palatinus
ren, een varken, twee biggen, vijf konijnen, tien kippen en Caesareus, d.w.z. keizerlijk paltsgraaf, welke titel heel wat
tien kuikens. Daarnaast vermeldde hij ook de waarde van de voorrechten inhield, maar niet erfelijk was. Op 27 juli 1747
verloren meubels, werktuigen en landbouwmachines. trouwde hij te Aken met Maria Sophia von Thenen (*Aken
Van het complex werden het middenpand en alle stallen en 1726), die hem zes kinderen schonk. Na haar dood (16-10-
schuren door brand vernield, terwijl de oostelijke vleugel 1767) trouwde hij met de weduwe Maria Catharina
betrekkelijk lichte schade opliep en de westelijke vleugel Wilthelm - (von) Coenen. Hij overleed in 1780 te
praktisch ongeschonden bleef. Bijgevolg kon het gezin Eijgelshoven en liet drie dochters en drie zonen na, van wie
Sassen - Stassen daar een onderkomen vinden. Omdat het Hugo Ferdinand Frans Maria Russel (*Aken 29-1-1752, †
huis en de bijgebouwen aan de overkant van de straat niet 23-6-1808) in dit genealogisch overzicht voor ons de voor-
getroffen waren, kon het vee van Sassen in de stallen aldaar naamste schakel zou worden.
worden geplaatst. In dat huis vond de familie Hennekens, In zijn jeugd studeerde hij te Aken en ging daarna naar de
wier woning aan de Groenstraat eveneens afgebrand was, een universiteit te Keulen, waar hij in 1774 tot doctor in de
onderdak. beide (seculiere en kerkelijke) rechten promoveerde. Op 20
maart 1777 werd ook hij tot keizerlijk paltsgraaf benoemd.
8. ”Villa Henriëtte” en het Op 6 februari 1780 trouwde hij te Keulen met Maria Sybilla
”Huis van ’t Jufferke” Christina Antoinetta Wilthelm (*Keulen 12-9-1749),
dochter uit het eerste huwelijk van zijn stiefmoeder Maria
Aangezien ”Villa Henriëtte” en het ”Huis van ’t Jufferke” Catharina (von) Coenen. Zij kregen een dochter en drie
door leden van de familie Russel werden gesticht en groten- zonen, van wie de tweede naar Geleen kwam.
deels door dezelfde personen werden bewoond, zullen ze Frans Erwin Joseph Russel (ged. Aken 1-7-1792) trouwde
hier - in de context van de genealogie Russel <Beurden> - (15-10-1821) te Geleen met Maria Theresia Petronella
tezamen worden besproken. Lemmens, geboren te Lutterade (27-7-1793) als dochter van
Pieter Mathijs Lemmens en Maria Theresia Corten. (Zie
Leden van het geslacht Russel van Andernach (D.) naar ”Het Corten-complex alias Drossaardhuis”.) Hij was van
Geleen 1822 tot 1831 vrederechter te Sittard en bekleedde die
De vroegst bekende voorouders van de Limburgse leden van functie van 1831 tot 1841 te Kerkrade. Destijds woonden
de familie Russel woonden te Andernach aan de Rijn (D.). ook zij op de Laathof te Eijgelshoven, waar Maria Theresia
De stamvader Jacob Russel of Rüssel (ca. 1560-1636) was Lemmens op 10 december 1866 en Frans Erwin Joseph
aldaar in het Cremerszunfi, het gilde van de kooplieden, Russel op 15 augustus 1875 overleed.

409

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 410

Het echtpaar Russel - Lemmens had de volgende kinderen: woonde hij bij zijn oom burgemeester en notaris Jan Reinier
(1) Peter Joseph Hubert Russel (*Geleen 10-10-1822, † Lemmens om hem in beide functies te assisteren. Bij
Roermond 16-5-1896) werd priester. (Zie ”Het Corten- Koninklijk Besluit van 2 augustus 1857 werd hij als diens
complex alias Drossaardhuis”.) opvolger tot notaris te Geleen benoemd <Deel II, 32-33>.
(2) Frans Karel Joseph Russel (*Sittard 10-12-1823) volgt. Op 1 mei 1856 trouwde hij te Geleen met Hendrika (of
(3) Maria Elisa Russel (*Sittard 15-7-1826, † Geleen 24-12- Henriëtte) Catharina Elisabeth Loomans (*Lanaken, B., 2-
1879) trouwde met Jan Jozef Bloem (*Heerlen 19-5-1813, † 12-1824). Hun toekomstige residentie was de aan de
7-11-1870). Zij kregen vier kinderen. (Zie ”Het Corten- Rijksweg - tussen de Ongerstraat (latere Ridder Vosstraat) en
complex alias Drossaardhuis”.) de Wolfstraat - gebouwde ”Villa Henriëtte”. Dit echtpaar
(4) Frans Ferdinand Joseph Hubert (roepnaam Joseph) kreeg zes kinderen.
Russel (*Sittard 16-12-1829, † Lanaken 9-11-1888) trouw- (1) Adam Hendrik Joseph (roepnaam Henri) Russel (*27-2-
de te Roermond (1-2-1859) met Elisa Antoinette Hubertina 1857) volgt.
Sax (*30-7-1832). Zij kregen drie kinderen. Joseph Russel (2) Maria Theresia Francisca Russel (*23-9-1858) trouwde
was historicus en letterkundige. (Zie ”Huize Koekamp”.) in december 1904 met Karel de Rijk, burgemeester van
(5) Maria Theresia Antoinetta Russel (*Eijgelshoven 16-3- Tegelen (1888-1906).
1833, † St.-Pieter Maastricht 1891) werd karmelites. (3) Paul Erwin Ferdinand Marie Russel (*2-5-1860) over-
(6) Karel Antoon Hubert Russel (*Eijgelshoven 22-2-1835, leed na een langdurige ziekte op bijna 19-jarige leeftijd (2-3-
† Eijgelshoven 7-9-1874) trouwde met Maria Hubertina 1879). Zijn gedachtenisprentje werd door zijn oom Jos.
Scheelen en bleef met haar op de Laathof te Eijgelshoven Russel te Maastricht gedrukt.
wonen, waar zij hem drie kinderen schonk. Na haar dood (4) Karel Alexander Marie Russel (*20-3-1862) trouwde met
(9-2-1874) hertrouwde hij in 1883 met Anna Wagener. Uit Henriëtte Charlotte Marie Mathilde Houtappel
dit tweede huwelijk werden vier kinderen geboren. (*Maastricht 18-12-1863). Zij vestigden zich te Venlo, waar
(7) Ferdinand Antoon Joseph Russel (*Eijgelshoven 9-1- hun gezin tot zes kinderen uitgroeide.
1840) trouwde (17-8-1875) met zijn nicht Maria Theresia (5) Alfred Frans Marie Russel (*1-3-1864), trouwde (10-5-
Lemmens (*Geleen 6-5-1846, † Echt 22-5-1914), dochter 1892) met Elise Jeanne Hubertine de Rijk (*Steyl 3-11-
van Pieter Frans Lemmens en Maria Elisabeth Voncken. 1866) dochter van de zojuist genoemde burgemeester van
(Zie ”De grote hoeve van Lutterade”). Op 7 september 1866 Tegelen. Zij werden de ouders van zeven kinderen.
werd hij aangesteld tot griffier bij het kantongerecht te Horst (6) Maria Elisa Theodora Russel (*21-10-1868, † 16-4-
en op 28 oktober 1876 volgde zijn benoeming tot notaris te 1942).
Echt. Dit echtpaar kreeg acht kinderen. De oudste dochter De moeder van deze kinderen overleed reeds op 19 septem-
Nathalie Russel (*Horst 13-5-1876) trouwde met Jules van ber 1873. Zij werd op het oude kerkhof te Oud-Geleen
de Venne, burgemeester van Echt. begraven. Op de 28ste van die maand verzocht Frans Russel
de kerkeraad om hem een begraafplaats van 12 vierkante
”Villa Henriëtte” van de familie Russel aan de Rijksweg-Noord meter voor zijn overleden echtgenote, hemzelf en zijn
tussen de Wolfstraat en de Ridder Vosstraat <Fotocollectie Walter nakomelingen voor 100 jaren in bruikleen te geven. Dit
Buskens>. werd door de bisschop goedgekeurd onder conditie van een
geldelijke bijdrage ter waarde van een godslamp <Deel II, 298>.
De ”Villa Henriëtte” tot ca. 1900 Derhalve bleef de toen in het midden van het priesterkoor
Frans Karel Joseph Russel (*Sittard 10-12-1823) bekleedde aangebrachte olielamp, waarin steeds een licht brandde, aan
van 1851 tot 1857 de functie van gemeentesecretaris in de familie Russel herinneren. Ter nagedachtenis van zijn
Geleen. Tevens was hij kandidaat-notaris. In die periode overleden echtgenote liet Frans Russel in 1879 een glas-in-
loodraam aan de westzijde van de kerk aanbrengen; daarop
werd haar achternaam als Loymans weergegeven <Deel II, 300>.
Uit de geschiedenis van het karmelietenklooster aan de
Rijksweg weten wij dat notaris Frans Russel een boottocht
op de Rijn ondernam <Deel II, 357>. Hij hertrouwde met Marie
Nathalie Josephine Lansenbergh (*Mook 16-2-1834). Met
ingang van 15 september 1889 werd hij door zijn oudste
zoon Henri als notaris opgevolgd. Op 14 mei 1899 is hij in
de door hem gebouwde villa overleden; hij werd in het
familiegraf te Oud-Geleen bijgezet <Deel I, 324>. Op zijn
gedachtenisprentje leest men o.a. ”Hij was eenvoudig en
oprecht, goedaardig en minzaam in zijn omgang. (…) Voor
zijn medeburgers een hulpvaardige en verstandige raads-
man”.

410

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 411

Het door mevr. Bloem - Russel in de Geenstraat het eerste examen als doctor in de rechten af, waarna hij in
gebouwde huis tot ca. 1900 augustus 1879 aldaar ”met de grootste onderscheiding” voor
Zoals wij zagen, heeft de weduwe Maria Elisa Bloem - Russel het tweede examen slaagde. Vervolgens legde hij zich toe op
een nieuw huis tegenover de ingang tot het zusterklooster de studie van het notarisambt. Het eerste examen legde hij
aan de Geenstraat laten bouwen, waarheen zij eind 1874 of in augustus 1881 ”met goed gevolg” af <DLA 20-7-1878, 2-8-1879
begin 1875 vanuit het Corten-complex verhuisde. Aan- en 27-8-1881>.
gezien die woning de westelijke helft van een dubbelhuis Kort na de voltooiing van het tweede notarisexamen is hij op
uitmaakte, lijkt het voor de hand te liggen dat zij het geheel 19 augustus 1883 te Venlo getrouwd met Virginie Sybilla
liet optrekken en daarna de westelijke helft betrok, waar zij Hubertina van Oeijen of Oeyen (*Venlo 3-9-1860) en daar-
daags vóór Kerstmis 1879 overleed. Dat het oorspronkelijk na heeft hij met haar de woning van zijn overleden tante
een dubbelhuis was, komt trouwens ook overeen met het (mevr. Bloem - Russel) aan de Geenstraat betrokken. Daar
gegeven dat een deel van dat complex op 4 oktober 1887 werden hun vier kinderen geboren:
door de priester Peter Frans Hubrix (*Weert 28-10-1820), (1) Paul Willem Marie Joseph Russel (*7-1-1892, †
oud-pastoor van Linne, werd betrokken die er op 17 decem- Maastricht 23-2-1990), advocaat en procureur, trouwde met
ber van dat jaar overleed. Een ander gedeelte werd door het M.G.A. Koolen. Zij werden de ouders van Agnes (geh. met
gezin Russel - Van Oeijen bewoond. Volgens de plaatselijke Mr. A.Ph.P.M. Manders te Eindhoven), Beatrix (geh. met
overlevering zou er in 1880-1883 een uit Maastricht afkom- B.V.M. von Tluck und Toschenoowitz te Bad Honnef, D.)
stige familie Volkremer hebben gewoond. en Paul Willem (geh. met L. Neve te Hillegensberg).
De westelijke helft werd in 1883 betrokken door Henri P.W.M.J. Russel werd op het r.-k. kerkhof aan de Tongerse-
Russel (*1857) en diens bruid. Hij was in ”Huize Henriëtte” weg te Maastricht begraven.
opgegroeid en was aan de universiteit te Luik gaan studeren. (2) Maria Johanna Carolina Henriëtte Russel (*9-2-1895).
Daar legde hij in juli 1878 ”met de meeste onderscheiding” (3) Alfred Marie Joseph Louis Russel (*26-5-1896) overleed
als student aan het bisschoppelijk college te Roermond op
16-jarige leeftijd (5-2-1912). Volgens zijn gedachtenis-
prentje had hij priester willen worden.
(4) Eduard Joseph Louis August Russel (*8-8-1897), bank-
directeur te Vaals, trouwde met jonkvrouw Oda Maria Testa
(*Veghel 31-7-1896, † Nijmegen 28-1-1989). Dit echtpaar
verhuisde in 1935 van Vaals naar het kasteeltje ”De Kluis”
te Houthem-St.-Gerlach. Zij werden de ouders van Gerlach
(*1922), Wolfgang (*1924), Odette (*1926), Olga (*1928)
en Emma (*1938). Eduard Russel († juli 1957), zijn dochter
Odette († 5-5-1945) en zijn zoon Gerlach († 31-1-1985)
werden bijgezet in het familiegraf in de abdijkerk Mamelis
(Vaals).
Mevrouw Russel - Van Oeijen overleed reeds op 38-jarige
leeftijd (16-12-1898) en werd bijgezet in het familiegraf te
Oud-Geleen <Deel II, 324>.
Bij Koninklijk Besluit van 31 augustus 1889 werd Henri
Russel met ingang van 15 september1889 tot notaris
benoemd. Zoals wij zagen, kocht hij rond 1890 de Biesenhof
en verkocht hij deze hoeve in 1923 aan leden van de halfers-
familie Peters (zie hfdst. IX A nr. 10: ”De Kleine Biesen of
Biesenhof”).
Na het overlijden van zijn vader (14-5-1899) is Henri Russel
met zijn kinderen in ”Villa Henriëtte” gaan wonen. Zijn
stiefmoeder en twee zusters verhuisden van die villa naar het
huis in de Geenstraat.

De ”Villa Henriëtte” vanaf ca. 1900
Behalve notaris was Henri Russel ook gedurende vele jaren
plaatsvervangend kantonrechter te Sittard, waar hij in een
koets heen reisde. Zowel in de behandeling van de 19de-
eeuwse tol op de Rijksweg <Deel II, 140> als bij de bespreking
van het schuin tegenover zijn villa gelegen ”Tolhuisje” zagen

411

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 412

Russel in zijn villa overleden. Vlak tevoren had de auteur als
misdienaar de parochiegeestelijke die hem het viaticum
bracht, vergezeld. Op 17 maart werd hij in het familiegraf op
het kerkhof te Oud-Geleen bijgezet. Aan de uitvaartdienst
werd door niet minder dan dertig priesters deelgenomen en
aan de open groeve werd zowel door pastoor Backhuijs als
door de voorzitter van de Gezondheidscommissie het woord
gevoerd. Zij schetsten de overledene als een vroom katholiek
die door zijn oprecht karakter steeds getoond had de katho-
lieke zaak te dienen en met zijn medemensen mede te leven
<DeLim 22-3-1928>. In dat verband kan nog vermeld worden dat
hij aan pastoor Nijssen de som van 500 gulden had geschon-
ken ter renovatie van onderdelen van de oude pastorie <Deel
II, 326>. Op de nog steeds aanwezige grafzuil, die de namen
van zijn ouders en zijn echtgenote draagt, zoekt men tever-
geefs naar zijn naam <Deel II, 324>.
Na de dood van haar vader bleef Henriëtte (Jet) Russel
(*1895 nog enige tijd in dat huis wonen. Daarna werd het
verhuurd, terwijl de eromheen liggende gronden soms voor
verenigingsfeesten werden gebruikt <Deel II, 229>. Toen na de
Tweede Wereldoorlog buitenlanders in de Staatsmijn
Maurits kwamen werken, werd ”Villa Henriëtte” als loge-
ment ingericht. In 1972 werd de villa afgebroken. Thans
staat ter plaatse de woning van de familie Knops.

De dubbele woning, die mevr. Bloem-Russel circa 1874 tegen-
over het zusterklooster aan de Geenstraat liet bouwen. Zij koos
de westelijke (rechtse) helft als haar woning. Naar een van haar
opvolgsters zou die ”Huis van ’t Jufferke” worden genoemd.

wij hoe hij zowel bij het vertrek naar als bij de terugkeer uit Het huis van ”Jufferke Dora” vanaf ca. 1900
Sittard het betalen van tol wist te vermijden door die tol- Mevrouw Russel - Lansenbergh, Maria Theresia Francisca
plaats te voet te passeren (zie hfdst. IX A, nr, 13). Overigens Augusta Russel (*1858) en Maria Elisa Theodora Russel
was hij wel ter been. Zo vertelde een tijdgenoot: ”De Heer (*1868) verhuisden ca. 1900 uit ”Villa Henriëtte” naar het
Russel was een zeer vriendelijk correct en secuur iemand. door mevrouw Bloem - Russel gebouwde huis tegenover het
(...) Ik kan me nog herinneren dat hij iederen dag, weer of zusterklooser aan de Geenstraat.
geen weer, een flinke wandeling maakte vanaf de villa tot in De oudste van die zusters trouwde in 1904 met Karel de
de Hazenpaad (richting Ophoven)”. Hij was officier in de Rijk, burgemeester (1888-1906) van Tegelen en vertrok
Orde van Oranje-Nassau. Op 14 maart 1928 is Henri naar die plaats. Mevrouw Russel - Lansenbergh overleed op
24 januari 1906. Aldus bleef Theodora Russel alleen achter.
Sindsdien werd dat huis in de volksmond ”Huis van ’t

412

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 413

Jufferke” genoemd. Haar woning trok de aandacht wegens
de levensgrote stenen zittende figuren in de metershoge
paaspalmheesters in de voortuin. Zij overleed te Echt (16-4-
1942) bijna een half jaar voordat haar huis bij het bombar-
dement van 5 oktober 1942 werd verwoest. In september
1945 werden de zojuist genoemde beelden naar de villa ”De
Kluis” van haar broer te Houthem-St.-Gerlach overgebracht.

Johann Everard Russel (*Andernach ca. 1675)
x (1702)

J.G. van Randenborch
__________________|__________________
Frans Thedoor Michael Russel (*Sittard 1711)

x (1747)
M.S. von Thenen (*Aken 1726)
__________________|__________________
Hugo Ferdinand Frans Maria Russel (*Aken 1752)

x (1780)
M.S.C.A. Wilthelm (*Keulen 1749)
__________________|__________________
Frans Erwin Joseph Russel (*Aken 1792)

x (1821)
Maria Theresia Petronella Lemmens (*Geleen 1793)

__________________|__________________
Frans Karel Joseph Russel (*Sittard 1823)
X (1856)
A.C.E. Loomans (*Lanaken 1824)

__________________|__________________
Adam Hendrik Joseph Russel (*Geleen 1857)

X
V.S.H. van Ooijen (*Venlo 1860)
__________________|__________________
Drie zonen en een dochter geboren te Geleen

413

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 414

414

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 415

X heid zijn reeds het onderwerp van menige studie geweest.
VAN RIJNWIJK beschreef ”Kruisen en kapelletjes langs de
Kluizen, weg” <Bronk 1953/54, 172-177, 206-211 en 263-265> en VERA
kapellen, HAMERS fotografeerde en beschreef Kapellen langs velden
wegkruisen en en wegen in Zuid-Limburg <Hamers, V.>. In dit laatste werk
openbare werd ook de kapel aan de Rijksweg te Krawinkel afgebeeld
religieuze beelden en beschreven <p. 28-30>.
Verder werden Limburgse veldkruisen afgebeeld en/of
In de delen I en II van de Geschiedenis van Geleen werd beschreven door FELIX RUTTEN <Ndms 1922/23, 51-52>, AD.
toegelicht hoe de kerken van de HH. Marcellinus en Petrus WELTERS <Ndms 1922/23, 82-84 en 98-100. - PSHAL 1929, 248-314>
en van de H. Augustinus (aan de Groenseykerstraat) een en CAMILLA ZEGUERS (foto’s zonder beschrijvende
essentiële rol in het leven van vroegere Geleners vervulden teksten) <Zeguers>, terwijl GODFRIED EGELIE zelfs twee
<Deel I, 118-119; II, 275, 289-306, 344-347 en 357-363>. Daarnaast rijk geïllustreerde boeken over wegkruisen in Limburg publi-
waren ook kapellen, kruisen en beelden langs de Geleense ceerde <Egelie>. In 2004 verscheen (onder de redactie van P.
straten en wegen uitingen van de vroomheid van vorige NISSEN en K. SWINKELS) in groot formaat Monumenten
generaties. De meer recente plaatsing van kruisen en van Vroomheid, met voorwoorden door mgr. F. Wiertz,
heiligenbeelden in de openbare ruimte kwam uit diezelfde bisschop van Roermond, en mr. B.I.M. baron van Voorst
godsvruchtige oriëntatie voort en was een voortzetting van tot Voorst, gouverneur van Limburg. Daarin werden
die traditie. Derhalve zullen ook de wegkruisen en openbare ”kruisen, kapellen en vrijstaande heiligenbeelden in
religieuze beelden uit onze tijd in het hier volgend overzicht Limburg” afgebeeld en besproken <Nissen>. Op pagina 71 van
worden opgenomen. dit werk staat de H. Hartgroep bij de kerk in Oud-Geleen.
Ook zijn er in de naburige gemeenten Beek <Egelie>,
Kluizen, kapellen, wegkruisen en Schinnen <Kl. Monumenten> en (vroeger) Sittard <KKSittard>
geïllustreerde beschrijvingen van de lokale veldkapellen en
openbare heiligenbeelden in Limburg wegkruisen verschenen.
Naar het contrast tussen vroeger eeuwen en zijn tijd ver-
Uit de studies van JOS. HABETS <PSHAL 1870, 351-363>, wijzend vroeg AD. WELTERS zich in 1929 af: ”Zal het
E. FRANQUINET <Ndms 8 (1931), 73-76>, A.J. TOUSSAINT eeuwenoude kruis blijven staan in de schaduw van fabrieken
<Steenkool 1948, 544-546>, AD. WELTERS <Welters, A.> en A.V.L. en mijnen? Zullen ook nieuwe wegen weer als vroeger
<OH 6 (1973), 123-124; 7 (1958), 25-26> blijkt dat kluizen in deze geteekend worden met het teeken van het kruis? Richt men
contreien niet zeldzaam waren. ook in de toekomst een memoriekruis op, daar waar ons
Ook hebben reeds sedert eeuwen kapellen en kruisen langs moderne verkeer zoo’n talrijke slachtoffers maakt? Zal ook
de straten en wegen van Limburg gestaan. Tijdens de Franse in één woord Limburg uiterlijk blijven aan Christus?”
periode (1794-1814) moesten op bevel van hogerhand alle Hierop liet hij volgen: ”Het kruis langs onze wegen, van
openbare uitingen van godsdienst verdwijnen <Deel I, 302 e.v.>. afstand tot afstand geplant, heeft de eeuwen door het geeste-
Toen zijn niet alleen de meeste grafkruisen van de kerk- lijk leven onzer voorvaderen zeker zo krachtig gevoed en
hoven verwijderd, maar zijn ook bijna alle wegkruisen het gesterkt, dat het ook in onze tijden niet verdwijnen mag.
slachtoffer van die vernietigingsdrang geworden. Slechts de Meer dan ooit moet het kruis langs onze wegen geplant,
kruisen die werden verborgen, konden na de opheffing van onderhouden en begrepen worden, en wie daartoe mede-
genoemd verbod hun oude plaats opnieuw innemen. Dat werkt, vervult een apostolaat” <PSHAL 1929, 250-251>.
was o.a. het geval met het wegkruis uit 1758 bij Sint-
Jansgeleen <Ndms 1922/23, 83. - Geleen, 112>, waarvan in onze tijd Kluizen, kapellen, wegkruisen en religieuze beelden langs
het corpus werd gestolen. Maar sedert het begin van de 19de Geleense straten en wegen
eeuw werd de traditie om kapellen en kruisen langs straten De hier volgende details over Geleense kluizen hebben wij
en wegen te plaatsen hervat. - in samenwerking met anderen - grotendeels zelf opge-
Deze houten, metalen of stenen getuigenissen van vroom- spoord. Maar de daarna volgende gegevens over Geleense
kapellen, wegkruisen en openbare religieuze beelden en
beeldjes werden hoofdzakelijk aan publicaties van andere
Geleners ontleend.
In 1963 publiceerde J. WILLEMS uit Krawinkel een paar
artikelen met foto’s over ”Kruisen en Kapellen in Geleen”
<OH 12 (1963), 21-24 en 50-52>. Circa 1980 heeft de werkgroep
”Kapellen en kruisen” van de Heemkundevereniging de toen
bestaande Geleense kapellen en wegkruisen gefotografeerd
en geïnventariseerd. En in 1994 verscheen het boek Beelden,

415

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 416

kruisen, kapellen, huisbeeldjes van CHR. WAUBEN als deel
I van zijn serie ”Monumenten in Geleen” <Wauben>. Tevens
dienen in dit verband de bijdragen door G. AELFERS te
worden vermeld, nl. ”Kleine momenten voor monumenten”
<Aelfers I, 41-48>, ”Monumenten en nieuwe ontwikkelingen in
Geleen” en ”Aantal wegkruisen in Geleen uitgebreid”
<TsHKVGel 1998, nr. 3, 3-4 en 7>. Ook heeft AELFERS ons bij het
opstellen van de tekst op royale wijze aan zijn uitgebreide
kennis van Geleense kapellen, wegkruisen en openbare
religieuze beelden deelachtig gemaakt.

1. Geleense kluizen

Het was wel een uniek verschijnsel dat binnen de grenzen
van Geleen niet minder dan drie kluizen werden opgericht.
Twee ervan hebben elk slechts één enkele heremiet gehuis-
vest, maar de oudste, namelijk de Sint-Janskluis te
Krawinkel heeft in de loop van bijna twee eeuwen (1722-
1912) - zij het met onderbrekingen - aan ruim een dozijn
kluizenaars onderdak geboden.

De 18de-eeuwse kluis in de Steeg De Sint-Janskluis gezien vanuit het noordwesten in 1921. De
(Norbertijnenstraat) voorste deur gaf toegang tot de kapel en de achterste tot de woon-
vertrekken. Boven de beide ingangen staat in grote letters ”Onze
De kluis van de Waal Pierre Vainqueur uit 1735 aan de Lieve Vrouw van Lourdes B.V.O. (= bid voor ons)”. Die aan-
westzijde van de Steeg (= Norbertijnenstraat) werd reeds roeping stond in verband met het feit dat toen een beeld van
eerder vermeld <Deel I, 238>. Zij lag ter plaatse van de latere O.-L.-Vrouw van Lourdes op het altaar in de kapel stond. De
woning van ”Vèèr de Bòk”, d.w.z. Xaverius Janssen, die een hagen aan de noord- en zuidkant waren onderdelen van de
geitenbok bezat. Bij het verbreden en de verdere bebouwing omsluiting van de bij de kluis behorende grond <Foto Rijksdienst voor
van die straat in de jaren dertig van de 20ste eeuw werd dat Monumentenzorg>.
gebouwtje afgebroken.
bouwstijl, nl. speklagen, gebaseerd zijn. Het lijkt niet
De Sint-Janskluis te Krawinkel onwaarschijnlijk dat de aanwezigheid van een schilderij van
de onthoofding van Sint-Jan de Doper de naaste aanleiding
Dit ruim drie eeuwen oude gebouw heeft een merkwaardig tot die naamgeving was. Hoe deze naam ook moge zijn ont-
verleden. De ons ter beschikking staande gegevens hebben staan, hij is thans zo algemeen ingeburgerd dat het raadzaam
wij ten dele gepubliceerd in 1948/49 <Thuisfront nr. 8 (okt. 1948), lijkt hem bij de beschrijving van de geschiedenis van dat
4-5; nr. 11 (jan. 1949), 3-4>, 1952 <Geleen, 62-63 e.a.>, 1975 <Kluis>, gebouw retroactief toe te passen.
1988 <Aelfers II, 138-153>, 1995 <TsHKVGel 1995, 7> en 1998 <Deel
I, 317-318>. Hier volgt een overzicht van de voornaamste feiten De kapel van Sint-Lazarus (1699)
met enige correcties en aanvullingen.
In de archieven van Geleen staat uitdrukkelijk vermeld dat
De naam ”Sint-Janskluis” prinses Maria-Dorothea von Dietrichstein - van Salm vlak
ten noorden van het kapelletje van Sint-Rochus een gebouw
De thans dominerende benaming ”Sint-Janskluis” kwam liet optrekken, met o.a. een kapel ter ere van de H. Lazarus.
- voor zover ons bekend - in 1868 voor het eerst in gedruk- Blijkens het in ankertjes boven de oostelijke ingang aan-
te bronnen voor en vond tot na de Tweede Wereldoorlog gebrachte jaartal had die bouw in 1699 plaats. Over de struc-
geen ingang bij autochtone Geleners. Hij kan op twee wijzen
zijn ontstaan. Zo kan men daarbij een verband met Sint-
Jansgeleen hebben verondersteld. Maar omdat geen van de
vroegere historici van het historisch verband van dit gebouw-
tje met een eigenaar van het kasteel van Sint-Jansgeleen op
de hoogte schijnt te zijn geweest, kan zo’n verband
misschien op de nabijheid van dat kasteel en de gelijkaardige

416

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 417

De twee ankertjes boven de oostelijke ingang van de kluis Melaatsheid was een besmettelijke ziekte waardoor slechts
bevatten elk de helft van het stichtingsjaar 16-99. betrekkelijk weinig personen werden aangetast, maar andere
epidemieën maakten af en toe een groot aantal slachtoffers.
tuur of de oorspronkelijke functie van dat gebouw staat ons In de periode augustus-december 1676 stierven in de
geen rechtstreekse informatie ter beschikking. Op grond van parochie Geleen - die toen slechts ruim 1500 zielen telde -
latere gegevens lijken het zuidelijk derde gedeelte van het niet minder dan 70 personen aan dysenterie. Landmeter
huidige gebouw en vermoedelijk ook het torentje en het JAN BOLLEN de oude tekende aan: ”23 octobris (1676)
(thans verdwenen) oksaal van de in onze jeugd nog bestaan- soo hebbe ick weder beghinnen te meten aen de heerlich-
de kapel rond 1750 te zijn toegevoegd. Maar dat er vanaf het heijd als wanneer die groote sterft van den buijkloup (…)
begin reeds een of meer woonvertrekken waren, valt niet alhier op eenen corten tijdt, over die 130 persoonen ver-
alleen uit de bestemming tot kluis in 1722 maar ook uit de slonden heeft” <Kollenberg 1907, 126>. Wellicht waren bij het
vorm en de verdeling van de ramen af te leiden. Derhalve ligt door hem opgegeven aantal slachtoffers ook sommige uit
de conclusie voor de hand dat het gebouw uit 1699 naast een naburige plaatsen inbegrepen. In 1702 stierven 50 Geleners,
kapel nog een paar vertrekken heeft bevat. Het lijkt echter voornamelijk inwoners van Lutterade en Krawinkel, aan
onwaarschijnlijk dat het geheel als kluis zou zijn gesticht, ”buikloop”. En in 1779/80 bezweken 80 Geleners aan die
want daartegen pleit zowel zijn ligging langs de openbare ziekte <Deel I, 226. 230-231 en 261>. Derhalve is de zienswijze als
weg alsook het aanvankelijk ontbreken van een tuin die voor zou het gebouw uit 1699 een soort quarantaine zijn geweest,
een kluizenaar praktisch onontbeerlijk zou zijn geweest. vrij aannemelijk. Die indruk wordt nog versterkt door de
In 1788 schreef pastoor Havenith dat het oorspronkelijke centrale en toch vrij geïsoleerde ligging van het nieuwe
doel van de stichteres zou zijn geweest om er voor de voor- gebouw binnen het graafschap Geleen in enge zin dat tevens
bijtrekkende H. Sacramentsprocessie een rustaltaar te ver- Spaubeek omvatte.
schaffen. Al diende het altaar in de Kluiskapel tot diep in de Hierbij vallen nog een paar aspecten in het oog, namelijk
20ste eeuw inderdaad als rustaltaar tijdens die processie, toch enerzijds dat er vanaf het begin zowel een oostelijke als een
kan men moeilijk aannemen dat dit de oorspronkelijke westelijke ingang is geweest en anderzijds dat de boven-
functie was. Niet alleen was dat gebouw vrij groot, maar ook ramen op een oorspronkelijke verdieping wijzen. Tezamen
zou de ernaast staande oudere en kleinere kapel van Sint-
Rochus evengoed daartoe hebben kunnen dienen. De Sint-Janskluis gezien vanuit het zuidwesten ca. 1935. Aan
De keuze van de H. Lazarus als oorspronkelijke patroon- de noordzijde staat een elektriciteitspaal en aan de zuidzijde
heilige heeft allicht met de originele functie van dat gebouw ziet men een wegwijzer van de A.N.W.B. (= Algemene
in verband gestaan. Welnu, behalve de H. Rochus werd ook Nederlandse Wielrijdersbond). Op de westelijke arm stond:
die heilige tegen besmettelijke ziekten aangeroepen. ”MIJN MAURITS 2 KM” en daaronder: ”SITTARD 5,6
Melaatsheid stond zelfs als de ’Lazarusziekte’ bekend en KM”, terwijl op de zuidoostelijke arm stond: ”SPAUBEEK 2
melaatsen werden ’lazers’ en ’lazerinnen’ genoemd, terwijl KM” en daaronder: ”SCHINNEN (blijkbaar via Sweik-
een Lazarushuis een huis voor melaatsen was. Ofschoon er huizen) 6 KM”. Voor degenen die uit de Daalstraat (links)
uit de voorafgaande eeuwen heel wat over het voorkomen naderden wees een pijl (naast de ingang tot de kapel) in de
van melaatsheid in deze streken bekend is en zowel de richting ”(OUD-) GELEEN”. De haag aan de zuidkant is
Bloote(n)weg (= Blaetenweg) als de Siekendaalstraat te Beek verdwenen. Bij de verbreding van de weg naar Spaubeek
aan het verblijf van melaatsen aldaar herinneren, was die (rechts) in 1934 werd ze, evenals de Sint-Rochuskapel, opgehe-
ziekte tegen 1700 nagenoeg uit deze contreien verdwenen. ven, zodat die weg sindsdien bij de kluis afsloeg.
Derhalve kan het bouwjaar 1699 als vrij laat voor een
melaatsenhuis worden beschouwd.

417

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 418

lijken die op de scheiding van vrouwelijke en mannelijke terrein in de spitse hoek tussen de wegen uit Neerbeek
patiënten te wijzen; zij werden immers niet tezamen in een- (rechtsaf, d.w.z. in noordoostelijke richting) naar de hoeve
zelfde ruimte ondergebracht. En omdat de tweedelige trap Ten Eijsden en (rechtdoor, d.w.z. noordwaarts) naar Oud-
vrij dicht bij de oostelijke ingang werd geplaatst, zullen die Geleen. Daags daarna (3 april 1726) leende broeder Gerlach
deur en de verdieping wel voor vrouwelijke zieken bestemd 80 gulden van de parochie. Behalve pastoor Heimbach en
zijn geweest. Er staan evenwel geen gegevens ter beschik- diens assistenten Kempen en Ulrichs trad bij die transacties
king, die erop zouden wijzen dat in dit gebouw inderdaad ene Jean Donneaux als getuige op. Waarschijnlijk was de
door besmettelijke ziekte aangetaste personen werden ver- laatstgenoemde getuige een confrater van de Geleense
zorgd. kluizenaar. Broeder Gerlach overleed op 25 maart 1736.
Ruim drie jaar later nam zijn neef (= oomzegger) Nicolaas
Kluizenaars vestigen zich te Krawinkel (1722) Gielen zijn intrek in de kluis. Hij was op 12 mei 1714 dicht
Op 2 juni 1722 verleende de bisschop van Roermond er toe- bij het valderen in de Pieterstraat geboren als zoon van Meys
stemming voor dat kluizenaars zich te Krawinkel vestigden. (= Bartholomeus) Gielen en Lysbeth Keulers; zijn moeder
Tevens werd toen ”voor die Broeders (...) in die Capelle vant was een zuster van broeder Gerlach. (Zie hfdst. IX A, nr. 7:
H. Cruys tot Gleen” de ”reguls ofte statuyten” van de derde ”Het huis Proosten-Gielen etc. aan de Pieterstraat”.)
regel van Sint-Norbertus als levensregel voorgeschreven. Op 25-jarige leeftijd was hij naar Rome getrokken en hij had
Hierover hebben wij elders uitvoerig uitgeweid <Kluis, 36-37>. daar op 19 augustus 1739 het bewijs ontvangen dat hij als
Op 26 september 1722 verklaarde pastoor Heimbach dat in ”Eremijt van den derden regel van den Heijligen Franciscus”
Krawinkel een woning (domus) voor kluizenaars met een was aanvaard. Op 18 november van datzelfde jaar toonde hij
bidkapel (oratorium) ter ere van het H. Kruis stond. Noch de dit ”patent” aan de schepenen van Geleen met het verzoek
bisschop noch de pastoor zei dat er behalve die kluis nog een ”geadmitteert (= toegelaten) te worden om in dese
aparte kapel stond. Zowel uit een combinatie van hun uit- Heerligheijdt als Eremijt te mogen wonen”. Daarop werd
spraken alsook op grond van de latere situatie volgt dan ook ”aen den devoten Nicolaus Gielen, ingebooren deser
dat dit gebouw toen zowel een woongedeelte voor kluize- Heerlighheijdt Geleen, de versoghde (= verzochte) woonin-
naars als een bidkamer bevatte. Ofschoon de in 1722 ver- ge” verleend. Bij het aanvaarden van het kluizenaarsleven
melde toewijding van die kapel aan het H. Kruis verschilt bleef hij zijn doopnaam Nicolaus, Nicolaes of Nicolaas
van de (volgens een latere, maar naar 1699 verwijzende ver- behouden. De door zijn oom gekochte, bij de kluis gelegen,
melding) oorspronkelijke toewijding aan de H. Lazarus, kan grond ter grootte van 18½ roede werd - waarschijnlijk door
de identiteit van beide verwijzingen ons inziens niet aan erfenis - zijn eigendom. Maar dat was niet het geval met de
twijfel onderhevig zijn. De veranderde toewijding is blijk- kluis zelf. Heremiet Gielen blijkt niet dezelfde strenge op-
baar een gevolg van de nieuwe bestemming van de construc- vatting van het kluizenaarsleven te hebben gehad als door
tie. sommige van zijn opvolgers werd nagekomen. Zo werd hij
Wegens de door de bisschop opgelegde ”reguls ofte statuy- medio 1754 door de schepenbank met zes schillingen
ten” volgens de derde regel van de H. Norbertus kan men in beboet, omdat hij zich op paasmaandag (31 maart) na het
de norbertijn Heimbach, die in 1721 als pastoor naar Geleen sluitingsuur (9 uur ’s avonds) in de herberg van Gerard Zelis
was gekomen <Deel I, 369>, de waarschijnlijke initiatiefnemer had opgehouden <LvO nr. 1278>.
zien tot het in gebruik nemen van dit gebouw als hermitage. Overigens blijkt hij niet de enige bewoner van dit gebouw te
Toen een van zijn parochianen kenbaar maakte zijn verder zijn geweest, want op 3 september 1754 overleed er de
leven als kluizenaar te willen doorbengen, beval hij hem kluizenaar Bernard La Fosse (volgens het parochiearchief) of
allicht het tamelijk nieuwe maar ongebruikte gebouw in het Zoter (volgens het archief van de schepenbank). Daar hij
Gasthuisveld of Capelderveld als permanent verblijf aan. geen bekende erfgenamen had, werd door het schepen-
gerecht beslag gelegd op zijn nagelaten ”effecten en meube-
Twee aan elkaar verwante Geleense heremieten en len”.
confraters van elders Daarna werd de kluis door drie confraters bewoond. Naast
De eerste met naam genoemde kluizenaar van Krawinkel broeder Nicolaas Gielen verbleven er Joannes van Loffveldt
was Gerard Keulers die op 3 november 1680 werd gedoopt - vermoedelijk afkomstig uit de streek van Wintershoven
als zoon van Alof (= Alard) Keulers en Itgen (= Ida) Penris. (B.) <Limburg 46 (1967), 279-284> - en Dominicus van den
Niet alleen stond zijn wieg op ongeveer dezelfde plaats als de Moosdijck. De eerstgenoemde blijkt de rol van ”overste” van
onze, maar ook was Peter Keulers, oom van de heremiet, een die kleine gemeenschap te hebben aangenomen, want
van onze voorouders. (Zie hfdst. IX A, nr. 5: ”Huis en drossaard Corten protesteerde dat Gielen ”het officie van
brouwerij Schrijnemakers”.) pater guardian komt te exerceren (= uitoefenen) met naer
Als kluizenaar nam Gerard Keulers de naam Gerlach aan. sijn welgevalle aen te nemen andere gepretendeerde
Op 2 april 1726 kocht hij een perceel ter grootte van 18½ confreers (= zogenaamde medebroeders)” zonder het
roede gelegen ”aen die Capelle langhs den wegh coemende schepengerecht daarvan in kennis te stellen. De drossaard
van Daniken”. Volgens een der meetboeken Bollen lag dit eiste dat de nieuwkomers bewijzen van goed gedrag zouden

418

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 419

overleggen en een waarborgsom van 300 gulden zouden broeder Joannes van Loffveldt na 9 april 1755 al evenmin in
storten. de plaatselijke archieven genoemd wordt, zal ook hij wel na
De situatie in de kluis was blijkbaar niet geheel naar de zin verloop van tijd uit Krawinkel zijn vertrokken.
van broeder Dominicus die vertrok om in de kluis van Sindsdien bleef heremiet Nicolaas Gielen alleen in de kluis
Beersel onder Hunsel zijn intrek te nemen. Daar sloot hij op achter. Bij de kerkelijke overheid bleef hij erop aandringen
5 april 1755 - ”met sijnen cameraet Joannes van Looffelt, om daar elke week door een priester een mis ter ere van de
alle beyde erimiten actuel (= thans) wonende tot Ge(e)leen” H. Lazarus te laten opdragen. Tevens vroeg hij verlof om de
- een contract dat geen huurgeld voor ”het huys bij de door hem uit Rome meegebrachte relikwieën openbaar te
Capelle” aldaar vaststelde en ook gedurende de eerste drie laten vereren. Beide verzoeken werden evenwel constant
jaren het vrije gebruik van de beide tuinen vastlegde <Loc. cit.>. geweigerd. Hij overleed in zijn kluis op 20 augustus 1781.
Er zijn ons geen gegevens bekend waaruit zou blijken dat
genoemde huurders de heremietenwoning van Beersel inder- Grondige veranderingen aan en in het gebouw door
daad hebben betrokken. In dat huurcontract stond wel uit- heremiet Nicolaas Gielen
drukkelijk vermeld dat beide kluizenaars de ”conditien en Wij zagen reeds dat heremiet Gerlach Keulers de aan de kluis
voorwaerden hebben geaccepteert en belooft exactelijck te grenzende grond had gekocht en dat deze na zijn dood in
onderhouden en te voltrecken”, doch het werd slechts bezit was gekomen van zijn neef Nicolaas Gielen. Uit het
ondertekend door broeder Dominicus van den Moosdijck protest van drossaard Corten op 4 december 1754 blijkt dat
die daaraan toevoegde: ”als mede voor mijnen cameraet toen de kluis nog niet aan broeder Nicolaas toebehoorde.
Joannes van Looffelt” <GATh, PAN, doos 14>. De ondertekenaar Wel werd daarin gezegd dat hij dit gebouw aan de zuidkant
was er blijkbaar niet van op de hoogte dat zijn ”cameraet” - op zijn eigen grond - van een uitbreiding had voorzien en
een paar dagen eerder, op 2 april 1755, te Krawinkel een een scheiding tussen het oorspronkelijke gebouw en de
contract met Nicolaas Gielen was aangegaan, waarbij de nieuwe constructie had verwijderd. De drossaard eiste van de
laatstgenoemde hem - tegen een bedrag van 175 gulden - kluizenaar ofwel een ”schriftelijcke permissie tot affbree-
met ”cost en dranck” in de kluis opnam. Een week later, nl. kinge” te tonen ofwel ”de voors(egde) Capelle wederom in
op 9 april 1755, werd dat contract door Joannes van voorigen standt gesepareert (= gescheiden) van zijne bouwa-
Loffveldt ter ratificatie aan de schepenen van Geleen voor- gie te stellen”.
gelegd. Over het verloop van deze affaire staat ons geen rechtstreek-
Broeder Dominicus van den Moosdijck wordt daarna, voor se informatie ter beschikking, maar vrij spoedig daarna bleek
zover ons bekend, in geen enkel Geleens document vermeld. Gielen eigenaar van het gehele gebouw te zijn. Toen die
Derhalve lijkt hij in april 1755 uit de kluis van Krawinkel heremiet op 2 april 1755 voor het schepengerecht van
naar Beersel te zijn vertrokken. En aangezien zijn mede- Geleen verscheen om er de bovengenoemde transactie met
zijn confrater Joannes van Loffveldt voor te leggen, werd hij
De kluis vanuit het noordoosten gezien. Het grazende paard niet alleen door de vroede vaderen ”den Eers(aemen) ende
benadrukt de landelijke sfeer van weleer. deugh(d)saemen Br(oeder) Nicolaes Gielen Eeremijt tot
Geleen” genoemd, maar lieten zij hem bovendien ”sijne
wooninge gebouwt aen de Capelle (...) met de plaetse van
dien rei(n)g(e)noet ten beijde sijden de gemeenen wegh (...)
met alle soo mobilaire als immobilaire” als onderpand
stellen. Omdat Gielen daarna in het bezit van de hele kluis
bleek te zijn, werd met de uitdrukking ”gebouwt aan de
Capelle” allicht de tradionele plaatsaanduiding ”bij het St.-
Rochuskapelletje” bedoeld.
Derhalve dringt zich de vraag op hoe Gielen de eigenaar van
het geheel werd. In een document van 18 juli 1788 schreef
pastoor Havenith van Geleen dat hij had horen zeggen dat
Nicolaas Gielen omstreeks 1746/47 vlak naast de oude kapel
een geheel nieuwe kluis zou hebben gebouwd en dat hij
daarna die kapel door een nieuwe zou hebben vervangen om
vervolgens deze laatste bij zijn kluis in te lijven. Op grond
van hetgeen met zekerheid bekend is, kan de inhoud van dat
verhaal niet in zijn geheel worden aangenomen. Op de eerste
plaats zou men in dat geval hebben mogen verwachten dat
de bogen boven de deuropeningen naar de kapel en naar de
woonvertrekken een sterkere onderlinge overeenkomst
zouden vertonen. Volgens terzake deskundigen was er boven

419

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 420

de thans dichtgemetselde toegang tot de kapel aanvankelijk grond van 18½ roede buiten de kluis gekocht, terwijl het
een ellipsboog (zoals boven de beide andere toegangen). eigendom van zijn neef in 1771 eenzelfde oppervlakte met
Rond het midden van de 18de eeuw werd hij in een inbegrip van de kluis besloeg. Door een grondruil te veron-
segmentboog veranderd. Een waarschijnlijke aanleiding tot derstellen kunnen beide opgaven met elkaar in overeen-
die verandering blijkt uit oude tekeningen. Vlak boven die stemming worden gebracht.
boog lag namelijk een balk waarop de voorkant van het Op grond van bovenstaande gegevens kan ons inziens met
oksaal rustte. Derhalve zal Gielen ook dit oksaal - dat vanaf een vrij hoge graad van waarschijnlijkheid worden veronder-
de bovenverdieping van het woongedeelte toegankelijk was - steld dat het zuidelijke (derde) gedeelte van de huidige Sint-
allicht in 1754/55 in de oude kapel hebben aangebracht. Janskluis niet uit 1699 dateert, maar in 1754 door Gielen
werd aangebouwd. Daarop wijst o.a. ook het feit dat de
vensters daar enigszins anders dan in het voorste gedeelte
zijn. Bovendien lijken zowel de fundering ten zuiden van het
keldergat (aan de oostzijde) alsook de spreiding van de
balken onder het plafond van de achterkamer - zoals die uit
tekeningen door architect Schols bekend is - op een latere
bouw van dat deel te wijzen. Toch valt er in de buitenmuren
geen scherpe scheidingslijn tussen de oudere en de jongere
delen te trekken.
Bovendien ligt de vraag voor de hand welke eventuele
veranderingen deze heremiet toen in het overige gedeelte van
zijn kluis heeft aangebracht. Daar het torentje, d.w.z. het
vierkante dakruitertje met een tot achtkant ingesnoerde
spits, volgens deskundigen uit de tweede helft van de 18de
eeuw dateert, kan die constructie allicht eveneens aan het
initiatief van Gielen worden toegeschreven. Tenslotte lijkt
het ook waarschijnlijk dat de twee schilderijen die respectie-

Lengtedoorsnede van de kluis tot 1936 (schaal 1:127) naar Plattegrond van de kluis tot 1936 naar opgave door architect
opgave door architect P.A. Schols. A. kapel, B. trapportaal op de P.A. Schols. A. kapel, B. trapportaal, C en D. woonvertrekken
eerste verdieping, tevens oksaal, C en D. de woonvertrekken op het gelijkvloers (respectievelijk 3,10 m en 3,46 m diep), G.
(2,70 m hoog), E en F. slaapkamers op de eerste verdieping (2 een smal portaaltje dat eertijds een onderdeel van de kapel was,
m hoog), G. portaaltje (75 cm breed) tussen de kapel en het 1. buitendeur naar de kapel, 2. altaar, 3. altaarvoet, tevens val-
trapportaal dat ontstond door het aanbrengen van een houten deur op de ondergrondse schuilplaats, 4. vensters in de zijmuren
tussenschot, 1. altaar, 2. altaartafel, 3. altaarvoet en valdeur, van de kapel, 5. twee vensters in het niet oorspronkelijke houten
3a. ondergrondse schuilplaats, 4. vensters in de oostelijke en tussenschot, 6. deur van het trapportaal naar het smal portaal-
westelijke zijmuren van de kapel, 5. venster tussen portaaltje en tje, 7. westelijke buitendeur naar het trapportaal, 8. oostelijke
kapel, 5a. venster tussen kapel en oksaal, 8. buitendeur in de buitendeur (men ging onder de bovenhelft van de trap door), 9.
oostelijke zijmuur naar het trapportaal, 9. trap in twee gele- trap naar de eerste verdieping; daaronder was de keldertrap, 10
dingen naar de eerste verdieping, 9a. trap van de eerste ver- en 11. deuren van de woonvertrekken, 12. haard en schoor-
dieping naar de zolder, 9b. keldertrap, 12a. boven de daknok steen, 13. drie vensters in de oostelijke muur van de woon-
uitstekende schoorsteen, 13. drie smalle vensters in de oostelijke vertrekken, 14. rond venstertje waardoor licht op de trap viel,
muur van de woonvertrekken, 14. rond venstertje waardoor 15a. ankers in de buitenmuren. Er waren drie vensters van de
licht in het trapportaal viel, 15. moerbalken, 16. twee venster- slaapkamers maar geen vensters van de woonvertrekken in de
tjes in de oostelijke muur van de slaapkamers, 17. galmgat in westelijke muur.
het torentje, 18. keldergat aan de oostzijde.

Maar zelfs als het relaas van de pastoor met de geschied-
kundige feiten mocht overeenstemmen, zou het nog een
vraag blijven hoe die heremiet eigenaar van de oude kapel
kon worden. Bij de belastingopgave van 1771-1774 is
Nicolaas Gielen in het bezit van een moeshof (= tuin) van
twaalf roeden en ”eene Eremitage met eenen capelle, aen
maete ses en eene halve roede”; derhalve besloeg zijn gehele
eigendom 18½ roede. Broeder Gerlach had in 1726 een stuk

420

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 421

velijk de H. Man Job op de mesthoop en de onthoofding ziekte. Zij liet een dochtertje Joanna Catharina Linssen na.
van Sint-Jan de Doper voorstellen, door toedoen van here- Vóór Kerstmis 1781 keerde Peter Linssen naar Geleen terug,
miet Nicolaas Gielen in de kluiskapel werden gehangen. waar Johanna Maria Hermans uit Lanaken als ”huijs-
houdersse” bij hem haar intrek nam. Het jaar daarop schonk
De Sint-Janskluis in lekenhanden (1781-1852) zij hem een dochter Maria A. Linssen die later bij hem blijkt
te wonen.
In het testament dat Nicolaas Gielen in zijn laatste levensjaar Op 17 november 1784, d.w.z. meer dan een half jaar na de
voor notaris Peussens opstelde - maar dat helaas door brand koop van de kluis, presenteerde Peter Linssen zijn koopakte
van diens archief verloren is gegaan - wees hij zijn jongere aan het Geleense schepengerecht. In zijn nieuwe woning
broer Alof Gielen tot zijn ”erffgenaem universeel” aan. In die oefende hij het beroep van kleermaker uit; tevens bedreef hij
erfenis was zowel de kluis zelf als de daarbij behorende grond een beetje landbouw. In 1788 diende hij via de pastoor bij
inbegrepen. de kerkelijke overheid een verzoek in om de door heremiet
Nicolaas Gielen uit Rome meegebrachte relieken in de kluis
Alof Gielen als mede-eigenaar (1781-1784) publiek te laten vereren. In dat door de pastoor in het Latijn
Omdat Alof dat gebouw noch zelf wilde gaan bewonen noch opgestelde aan de bisschop gerichte verzoekschrift stond
aan anderen wenste te verhuren en hij bovendien vermoed- tevens dat het altaar in de kapel van de kluis in het verleden
de dat er nog meer gegadigden voor de erfenis waren, liet hij tijdens de H. Sacramentsprocessies als rustaltaar had gediend
in het voorjaar van 1782 via affiches bekendmaken en door en dat daar dan de zegen met het Allerheiligste werd gege-
de bode omroepen dat eenieder die meende aanspraken op ven. Ofschoon pastoor Havenith het verzoek van Linssen
de kluis te kunnen doen gelden, zich zou melden. Toen aan de kerkelijke autoriteiten te Roermond doorgaf, ver-
niemand kwam opdagen, verzocht hij op 10 april 1782 de klaarde hij in een begeleidend schrijven daar niet mee
schepenen om ”het eeuwig geswijg” op te leggen aan allen akkoord te gaan. Hij achtte het bezwaarlijk dat de kapel van-
die in de toekomst aanspraken op de erfenis van Nicolaas uit de woonvertrekken rechtstreeks toegankelijk was.
Gielen meenden te kunnen maken. Bovendien vond hij dat de naam ”kapel” niet langer toe-
Tevens gingen de schepenen ermee akkoord dat de kluis met passelijk was, want Linssen had ze om beurten als stal en als
tuin op 24 april 1782 in het openbaar aan de meestbieden- schuur gebruikt: usus est jam pro stabulo nunc pro horreo. Het
de zou worden verkocht. Op de aangekondigde dag ging de hoeft geen betoog dat de bisschop het advies van de pastoor
verkoop niet door. Wel werd toen het voorschrift tot ”het opvolgde en het verzoek weigerde. In de Franse periode
eeuwig geswijg” opnieuw opgelegd <LvO, nr. 1284>. Uit latere (1794-1814) was Peter Linssen kerkmeester en organiseerde
documenten blijkt dat Alofs zuster Anna Maria Gielen (*21- hij processies <Deel I, 383 en 414>. Hij overleed op 5 januari
4-1727) verklaarde mede-erfgename te zijn. Ten tijde van 1816 ”in zijn huijs genoemd de Kapelle”.
die affiches en proclamaties verbleef zij te Gouda in
Holland; en daar zij om die reden van de hele affaire onkun- Diverse families in de Sint-Janskluis (1816-1852)
dig was geweest, zou ”het eeuwig geswijg” niet op haar van Joanna Catharina Linssen (*17-2-1779), de oudste dochter
toepassing zijn. van Peter Linssen, trouwde (4-10-1801) met de meester-
schoenmaker Jan Matthis Lemmens (*5-3-1779), zoon van
Peter Linssen als eigenaar en bewoner (1784-1816) Pieter Matthis Lemmens en Maria Elisabeth Ummelen uit
Op 6 maart 1784 verkochten Alof en zijn zuster Maria Oud-Geleen. Het jonge paar ging aanvankelijk in Neerbeek
Gielen voor 300 gulden aan Peter Linssen ”zeeker woon- wonen. Het werd gezegend met zeven kinderen, nl. vijf
stede en daeraen gehoorige moesgaerde sijnde agtien en een zonen en twee dochters. De zonen Renier Lemmens (*11-8-
half roede laetgoed gelegen binnen de heerligheyd Geleen in 1806) en Jan Matthis Lemmens (*4-7-1814) zouden even-
’t Capeller veld, genaemd in de wandelinge de Cluys of eens schoenmakers worden. Op 26 april 1815 kocht het
Capelle”. Deze identificatie van ”Cluys” en ”Capelle” was echtpaar Lemmens - Linssen voor 800 gulden van Stas
geleidelijk aan in de volksmond ontstaan. Oorspronkelijk Eummelen, weduwnaar van Maria Catharina Keulers, en
was het blijkbaar de ”Cluys” bij de (Sint-Rochus-) Capelle”. zijn kinderen een huis in het centrum van Oud-Geleen, dat
(Zie onder hfdst. VIII, nr. 7: ”Oude Geleense veld- en plein- ”in eenen seer slegten staet zig bevindt en vele reparatiens
namen”.) aen dack en andersints vereijscht” met de ”aanhoorige
De nieuwe eigenaar was te Maastricht geboren (7-11-1743) plaets” en een ”moeshoff”. Daar kwam ook de (schoon- en
als zoon van Willem Linssen en Maria Catharina Cox. Reeds groot-) vader Pieter Matthis Lemmens bij hen wonen; hij
in februari 1777 woonde hij te Geleen, waar hij trouwde met zou er op 5 december 1830 overlijden.
Maria Sibilla Helgers (*11-4-1750) van de hoeve Ten Bij de dood van Peter Linssen (1816) was zijn oudste
Eijsden. (Zie hfdst. IX A, nr. 9: ”De hoeve Ten Eijsden”.) dochter zijn ”erfgenaam universeel”. De kluis schijnt haar en
Het jonge echtpaar ging in een aan de familie Helgers toe- haar man toen niet als woning te hebben aangetrokken,
behorend huis te Sittard wonen; daar overleed Maria Sibilla want op 26 september 1819 boden zij vijf stukken land en
nog in datzelfde jaar (7-10-1779) aan een besmettelijke de kluis met de erbij liggende grond, d.w.z. ”een huys geheel

421

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 422

gebouwt met bricken, met moeshoff &c groot achtien ½ vier maanden na de dood van zijn vader (22-4-1858) ter
kleene roede” te koop aan; voor het geheel werd een waarde wereld. In zijn overlijdensakte werd de laatstgenoemde
van 500 gulden opgegeven. Er kwam toen blijkbaar geen ”kantonnier” genoemd. Zijn weduwe overleefde hem bijna
koper opdagen. 30 jaren en overleed te Krawinkel op 25 februari 1887. Uit
Voorlopig schijnt het gezin Lemmens - Linssen de kluis niet haar overlijdensakte blijkt dat de zoon Christiaan toen zijn
te hebben betrokken, want op 21 maart 1828 overleed de achternaam met een K schreef; dat blijken daarna ook
53-jarige Maria Catharina Jaspers, weduwe van Nicolaas andere leden van die familie te hebben gedaan.
Keulers, in dat gebouw. Zij was circa 1775 te Geverik-Beek
geboren en was circa 1800 met de kuiper Nicolaas Keulers Jan Mathijs op den Kamp (oorspronkelijk Camp) die op 10
(*27-4-1763) uit Lutterade getrouwd. Na de dood van haar september 1851 in de kluis was geboren en op 6 januari 1927
man (17-7-1821) was zij met minstens vijf van haar kinde- te Krawinkel overleed, met zijn kleinzoontje Jan op den Kamp
ren in de kluis gaan wonen. Waarschijnlijk zijn sommigen (*15-10-1919).
van deze laatsten er na haar dood nog enige tijd blijven
wonen. De kluis weer als hermitage in gebruik
In 1840 was het echtpaar Lemmens - Linssen nog steeds in (1852-1912)
het bezit van de kluis, maar uit niets blijkt dat het er toen
woonde. In de overlijdensakten van twee zonen, nl. de Op 18 november 1852 verkocht de te Stokkem (B.) wonen-
gemeenteveldwachter Pieter Lemmens († 3-3-1842) <Deel II, de Joanna Catharina Lemmens - Linssen voor notaris J.R.
35> en de schoenmaker Jan Matthis Lemmens junior († 31- Lemmens te Lutterade ”een gebouw, genaamd de kluis, met
10-1842) die beiden in hun ouderlijk huis stierven, is van de aanpalende tuin en bouwland, gelegen in het Kapellerveld”
kluis geen sprake. Maar bij de dood van hun 66-jarige vader voor 340 gulden aan de Duitsers Johann Werner
Jan Matthis Lemmens (4-6-1845) werd uitdrukkelijk ver- Schumacher en Johann Heinrich Kloth die in de koopakte
meld dat hij zijn leven ”in zijn woonhuis, genaamd de kluis” als ”Kluizenaars zonder verder beroep” werden aangeduid.
had beëindigd. Uit andere bronnen blijkt dat de kluis toen te midden van
Niet lang na het overlijden van haar echtgenoot is de
weduwe Joanna Catharina Lemmens - Linssen uit de kluis
vertrokken. De woonvertrekken verhuurde zij aan
Christiaan op den Camp, die er café hield. Dit feit leefde
rond 1940 nog in de plaatselijke mondelinge overlevering
voort. De nieuwe huurder was te Stein geboren (10-9-1818)
als zoon van Johannes Bernardus op den Camp en H.
Claassen. Na zijn huwelijk (12-9-1843) met Catharina
Schols (*Stein 25-7-1819) woonde hij met haar enige tijd te
Stein, waar de oudste zoon Mathias op den Camp, de latere
onderwijzer, werd geboren (21-6-1844) <Deel II, 249 en 255-256>.
Daarna verhuisde dit gezin naar Krawinkel. In de geboorte-
akte van hun zoon Jan op den Camp (*5-10-1845, † 30-7-
1850) werd niet van de kluis gerept, maar in die van de
oudste dochter Maria Barbara op den Camp (*15-8-1847, †
Spaubeek 17-12-1922) staat niet alleen dat de vader
”wonende in de kluis onder deze gemeente” was, maar ook
dat zijn vrouw daags tevoren ”in hunne gemeenschappelijke
woning ter gezegde kluis” het leven aan genoemde dochter
had geschonken. En in de geboorteakte van de tweede
dochter Anna Catharina op den Camp (*5-9-1849) werd de
vader uitdrukkelijk ”herbergier” genoemd. Bij de aangifte
van de zoon Jan Mathijs op den Camp (*10-9-1851, † 6-1-
1927) werd de vader als ”tapper” aangeduid. Het volgend
jaar (1852) verkocht de eigenares de kluis aan twee here-
mieten.
Het gezin Op den Camp - Schols, dat in Krawinkel bleef
wonen, werd daarna nog met vier kinderen uitgebreid, nl.
Pieter Leonard (*20-8-1853), Christiaan (*1-2-1855, † 7-3-
1940), Johanna (*4-1-1857) en Johannes Hubertus op den
Camp (*26-8-1858, † 24-1-1939); het jongste kind kwam

422

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 423

een groepje lindebomen stond. De verkoopster is op 8 juni Maar ruim drie jaar later, op 25 juni 1867, vertrok hij naar
1859 te Stokkem (B.) overleden. Schümm bij Gangelt (D.). Na zijn huwelijk met Maria
Mechtildis Niessen woonde hij te Brüxgen (D.), waar hij het
Kluizenaar Johann Werner Schumacher (1852-1854) beroep van kleermaker uitoefende. Daar is hij op 14 decem-
J.W. Schumacher was in 1811 te Rödingen (D.) geboren en ber 1882 overleden.
kwam op 24 oktober 1852 naar Geleen, waar hij de halve
koopsom van de kluis voor zijn rekening nam. Maar die Kluizenaar Johann Heinrich Kloth (1852-1868)
financiële obligatie schijnt hem vrij zwaar te zijn gevallen, De spelling van de familienaam van deze heremiet staat niet
want op 30 juli 1853 nam hij een hypotheek van 307,12 vast. Hij was op 21 september 1809 te Frelenberg (D.), ten
gulden bij zijn confrater J.H. Roijen. Op 9 mei 1854 noordoosten van Rimburg, geboren. In het geboorteregister
verkocht hij zijn onverdeelde helft van de kluis voor 170 werd de naam van zijn vader als Klotte geschreven, terwijl
gulden aan genoemde medebroeder; kort nadien is hij uit deze zelf als Klotz tekende en zijn zoon (de kluizenaar) de
Geleen vertrokken. Naar het schijnt was hij daarna een tijd koopakte van de kluis als Heinrich Kluth ondertekende.
lang kloosterbroeder. In de jaren zestig van de 19de eeuw Maar onder zijn testament van 1854 spelde de laatst-
bouwde hij een nieuwe kluis te Rath bij Nideggen (D.). genoemde zijn achternaam als Kloth. Ook in zijn over-
Daar is hij op 24 november 1867 overleden <Annalen 1902, 148>. lijdensakte wordt hij als (Jan Hendrik) Kloth aangeduid.
Vóór zijn komst naar Geleen (oktober 1852) was hij te Vaals
Kluizenaar Jan Hendrik Roijen (1853-1864) in dienst geweest.
J.H. Roijen was in 1795 te ’s-Gravenvoeren (B.) geboren. In 1858 heeft broeder Heinrich een pelgrimsreis naar Rome
Hij woonde enige tijd te Mheer bij de kerk, waar hij het gemaakt. Dit blijkt uit het feit dat op 9 januari van dat jaar
beroep van ”opzigter” uitoefende. Op 21 oktober 1852 de burgemeester van Geleen voor hem bij de gouverneur een
kwam hij naar Geleen. Daar schijnt hij aanvankelijk in een paspoort ”over Pruissen, Oostenrijk (...) naar Romen” aan-
dorpswoning te hebben verbleven, want in het Geleense vroeg.
bevolkingsregister staat dat hij zich pas op 1 april 1853 bij Na de kluis achtereenvolgens met de drie hierboven
zijn confraters Johann Werner Schumacher en Johann genoemde confraters te hebben gedeeld, bleef hij er alleen
Heinrich Kloth in de kluis voegde. achter. Die eenzaamheid zou hem noodlottig worden. Toen
Nadat J.W. Schumacher was vertrokken, maakten de beide de heremiet van de Schaelsberg bij Valkenburg hem op 17
andere heremieten op 5 oktober 1854 afzonderlijke maar februari 1868 wilde bezoeken, kreeg deze op zijn kloppen
eensluidende testamenten. Daarin werd op de eerste plaats geen gehoor. De dichtstbij wonende buren in de Daalstraat,
bepaald dat de langstlevende van beiden het levenslange bij wie hij om inlichtingen ging vragen, zeiden dat de kluis
vruchtgebruik van de onverdeelde helft van de overleden al een paar dagen gesloten was gebleven. Daar hem dit
medebroeder zou genieten. Verder bepaalden zij dat na de verdacht voorkwam, wist hij hen te overreden om de
dood van de langstlevende ”den naakten eigendom” aan het buitendeur te forceren. Binnen werd een triest tafereel aan-
”Armgesticht” van de gemeente Geleen zou komen onder getroffen. Broeder Heinrich lag dood op de grond en een kat
voorwaarde dat de opbrengst ten voordele van de ”arme die reeds een gedeelte van het hoofd had afgeknaagd, zat op
weezen van de gemeente” zou worden besteed. Als derde het lijk, terwijl de hond dood aan de voeten van zijn meester
punt verklaarden zij ”wijders te begeeren, zonder stellige lag <Mercurius 22-2-1868. - PSHAL 1870, 359. - Msg 1976, 72-73>.
verplichting, dat de in gemeld gebouw aanwezige kapel In het gemeentearchief staat genoteerd dat na het overlijden
steeds tot bidplaats moge gebruikt worden”. van broeder Heinrich ”door een persoon welke verlangde
Roijen deelde de kluis nog negen en een half jaar met zijn onbekend (te blijven) vertrouwelijk in handen van den Heer
confrater en overleed op 11 februari 1864. Na enig heen en Burgemeester (werd) gesteld een som van vier honderd
weer geschrijf tussen het Geleense armbestuur en de over- franken, welke hij verklaarde aan de Eremijt Kloth schuldig
heden, werd bij Koninklijk Besluit van 17 september 1864 te zijn; deze som is onverwijld na ontvangst ter beschikking
aan het armbestuur van Geleen machtiging verleend tot het van het armbestuur gesteld; gemeld bestuur heeft terstond
aanvaarden van ”den blooten eigendom van de helft van een deze som rentegevend gemaakt tegen 5%” <GAG nr. 30, 2664>.
gebouw met aanhoorigen tuin (...) waarvan de jaarlijkse Bovendien werd toen in de kluis nog een bedrag van ruim
opbrengst, na het overlijden des vruchtgebruikers moet 100 gulden aangetroffen; ook dat zal wel aan het armbestuur
worden aangewend ten behoeve van arme weezen”. van Geleen zijn overgedragen.
Dit bestuur richtte zich reeds op 23 maart 1868 tot koning
Kluizenaar Pieter Joseph Cremers (1864-1867) Willem III met het verzoek zijn ”goedgunstige magtiging” te
De plaats van J.H. Roijen werd ingenomen door Pieter verlenen tot het aanvaarden van het legaat van de langst-
Joseph Cremers die op 1 maart 1831 te Millen (D.) was levende van de heremieten van Krawinkel. Deze machtiging
geboren als zoon van de kleermaker Leonard Cremers en werd op 4 mei verleend. Gedeputeerde Staten stelden als
Anna Catharina Niessen. Op 15 maart 1864 kwam hij zich voorwaarde voor hun goedkeuring dat de kluis tegen brand-
bij de oudere medebroeder J.H. Kloth in de kluis vestigen. schade zou worden verzekerd.

423

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 424

Het vroegere klokje in het torentje <Foto door de auteur 1973>. Keulen gewoond. Op 13 april 1869, toen de huurtermijn
ongeveer half verstreken was, beraadslaagde het armbestuur
over een mondeling voorstel van heremiet Schotten om hem
voor een bedrag van 500 gulden het levenslange vrucht-
gebruik van de kluis te verlenen. Het armbestuur vond dat
een voordelig voorstel en wenste het te accepteren. Drie
dagen later keurde ook het gemeentebestuur die regeling
voorlopig goed. De eigenlijke machtiging zou door
Gedeputeerde Staten moeten worden verleend. Doch op 25
april 1869 schreef Schotten een brief aan dit college, waarin
hij het armbestuur ervan beschuldigde hem misleid te
hebben. Nadat het hiervan op de hoogte was gebracht,
besloot dit bestuur op 8 mei 1869 om geen verdere onder-
handelingen met de heremiet aan te gaan. Deze laatste zou
echter nog bijna twee jaar in de kluis blijven wonen.
Uit een bepaald voorval weten wij dat deze kluizenaar in de
dorpen rond Geleen ”op termijn” ging, d.w.z. langs de
huizen om aalmoezen ging vragen. Op weg naar huis bevond
hij zich op 7 februari 1870 tegen 7 uur ’s avonds tussen
Limbricht en Einighausen. Toen hij in het laatstgenoemde
dorp vlammen boven de huizen van de Heistraat zag
oplaaien en de noodklokken hoorde luiden, liep hij zo vlug
als hij kon over de spiegelgladde weg. Evenals de toegescho-
ten dorpelingen kon ook de kluizenaar geen hulp bieden,
omdat de putten bevroren waren en het niet lukte ze open te
hakken <HJLvZ 1983, 138-139. - Einighausen, 41-42>.
Op 27 maart 1871 werd J.B. Schotten uit Geleen naar Stein
uitgeschreven, waar hij in een aan een kapelletje vast-
gebouwde schamele woning van twee vertrekken zijn verblijf
koos. Daar werd hij het slachtoffer van een paar jongelui die
hem zwaar toetakelden en met gebroken armen en benen
lieten liggen. De volgende morgen werd hij naar een naburig
dorp gebracht, waar hij onder een gastvrij dak verpleging en
verzorging kreeg. Voortaan moest hij zich met een kruk
behelpen. In 1878 zou hij voorgoed uit Stein zijn vertrokken
<De Tijd 22-1-1912. - DLA 27-1 en 2-3-1912> en volgens WELTERS
zou men hem later nog eens te Kevelaer (D.) hebben gezien
<Welters, A., 97>.

Kluizenaar Jacob Bernard Schotten (1868-1871) Kluizenaar Johann Heinrich Schreiber (1869)
Het armbestuur besloot de kluis te verhuren. Op 9 juni Kort nadat het armbestuur van Geleen had besloten niet
1868 begaf notaris F.K.J. Russel zich naar dit gebouw om verder met heremiet Schotten te onderhandelen, deed de
het, in opdracht van het armbestuur, aan de meestbiedende ongeveer 53-jarige Johann Heinrich Schreiber het voorstel
te verhuren. Alvorens daartoe over te gaan, maakte hij een om per 1 januari 1870 het levenslange vruchtgebruik van de
aantal voorwaarden bekend, o.a. dat het gebouw met de erbij kluis voor 500 gulden te kopen. Zijn voorstel werd aanvaard
behorende grond voor de tijd van een jaar en zeven maan- en op 22 juni 1869 werd de goedkeuring van Gedeputeerde
den, d.w.z. van 1 juni 1868 tot 31 december 1869, zou Staten aangevraagd.
worden verhuurd en dat de jaarlijkse grondbelasting van De afloop van deze onderhandelingen is ons niet bekend,
2,50 gulden aan de huurprijs zou worden toegevoegd. maar in het licht van de daarop volgende gebeurtenissen mag
Daarop werd de kluis verhuurd aan Jacob Bernard Schotten worden aangenomen dat de nieuwe heremiet het levenslange
die zich bereid verklaarde per jaar 27 gulden als huurprijs te vruchtgebruik niet heeft verworven. Uit de gemeentelijke
betalen. registers blijkt wel dat een op 5 maart 1815 te Hunze of
De nieuwe kluizenaar was op 25 januari 1838 te Delhoven Hünxe (D.) geboren Johann Heinrich Schreiber zijn intrek
(D.) - niet te Veldhoven <Welters, A., 97> - geboren. Voordat hij in de kluis van Krawinkel had genomen, maar na een vrij
in 1868 naar Geleen kwam, had hij in Stommelen bij kort verblijf schijnt hij vertrokken te zijn.

424

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 425

Kluizenaar Peter Joseph Driesen (1870 - ca. 1876) Langenbrouk (D.) geboren Johann Heinrich Schreiber als
Peter Joseph Driesen was op 12 juli 1818 te Heimbach in de bewoner van de kluis vermeld. Het lijkt nogal frappant dat
Eifel (D.) geboren; zijn achternaam komt ook als Dresen en achtereenvolgens twee personen met identieke voor- en
Dreessen voor. In de jaren zestig voegde hij zich bij een of achternamen en hetzelfde geboortejaar als heremieten in de
meer confraters in de kluis op de Schaelsberg bij kluis van Krawinkel zouden zijn komen wonen. Derhalve
Valkenburg. Misschien was hij degene die op 17 februari dringt zich de vraag op of de bewoner van 1869 in 1880
1868 heremiet Johann Heinrich Kloth dood in de kluis van terugkeerde.
Krawinkel had aangetroffen. Het voor de ”tweede” Schreiber opgegeven geboortejaar lijkt
Op 6 september 1870 kwam hij zich in die kluis vestigen. echter verdacht, want volgens Geleners die hem persoonlijk
Wellicht heeft hij ze enige tijd met Jacob Schotten en hebben gekend, was de aldus genaamde heremiet in de jaren
Johann Heinrich Schreiber gedeeld. In de volksmond werd tachtig en negentig van de 19de eeuw een op een stok
hij ”Peterke” genoemd. In de jaren veertig van de 20ste eeuw leunende oude man met een lange grijze baard die een bruin
hebben bejaarde Geleners aan de auteur verteld dat Peterke habijt droeg. Onze vroegere buurman Harie Eussen (1866-
geregeld eens per week ter bedevaart naar de basiliek van 1952) wist zich zelfs zijn naam te herinneren. Dit zal wel
O.-L.-Vrouw te Sittard toog en dat hij op zijn weg door de dezelfde kluizenaar zijn geweest naar wie Godfried (Frits)
straten van Oud-Geleen met schallende stem godsdienstige Solberg (1873-1955), die als jongeman op de hoeve Ten
liederen zong. Circa 1876 is hij uit Geleen vertrokken; Eijsden in dienst was, door de halferse met etenswaar werd
vermoedelijk is hij toen naar de kluis op de Schaelsberg gestuurd. De heremiet, die zijn jeugdige buurman vanuit
teruggekeerd. Op 13 juli 1883 werd hij als lekenbroeder in een bovenraam kon zien naderen, liet dan aan een koord een
huize St.-Joseph te Heel opgenomen; daar is hij op 4 decem- korf omlaag waarin Frits het eten deponeerde.
ber 1892 overleden. Die heremiet heeft zijn laatste dagen echter niet in de kluis
van Krawinkel doorgebracht. In de Limburgse Aankondiger
Het brikkenbakkersgezin Smeets - Menten (1877 - ca. 1879) van zaterdag 5 augustus 1893 leest men: ”Zondag jl. werd
Na het vertrek van kluizenaar Peterke heeft de kluis van hier het bericht ontvangen van den dood des kluizenaars.
Krawinkel enige tijd leeggestaan. Op 2 maart 1877 werd ze Hij overleed tijdens het bezoek bij zijn familie te Stolberg op
betrokken door het gezin van Matthias Smeets of Schmitz. ’t laatst der vorige week. Door zijn dood is de aloude kluize-
Hij was in een brikkenbakkerskeet op ’t Pietbachs Field te naarsstichting hier thans vacant”.
Milrath onder Haan in de Kreis Elberfeld (D.) geboren. Zijn
ouders stamden uit Stein aan de Maas; in de geboorteakte Kluizenaar Hendrik Joseph Fober (1881-1882)
werd zijn vader ”Ziegelbäcker” genoemd. Zijn echtgenote Kluizenaar Schreiber heeft gedurende korte tijd een kluis-
Elisabeth Menten stamde uit Krawinkel (*3-5-1847); zij was genoot gehad in Hendrik Joseph Fober. Deze was te
de dochter van Servaas Menten en Maria Sophia Houben. Eilendorf bij Aken (D.) geboren (27-11-1843) en was met
Na eerst enige tijd in Itteren te hebben verbleven, was zij op zijn ouders en zijn zeven broers en zusters naar Heerlen
13 juni 1870 naar Stein vertrokken, waar zij met Matthias verhuisd, waar hij het beroep van kleermaker uitoefende. Op
Smeets was getrouwd. Hun oudste kind Maria Sophia 3 juli 1881 kwam Fober naar de Sint-Janskluis om er
Elisabeth Smeets was te Stein geboren (28-3-1871), hun vervolgens vijftien maanden te verblijven. Op 17 oktober
tweede dochter Hubertina kwam ter wereld in de woning 1882 keerde hij naar Heerlen terug. Hij bleef ongehuwd en
van haar grootvader te Krawinkel (30-4-1873) en de oudste overleed in de Geleenstraat aldaar op 1 oktober 1904.
zoon Hendrik zag het levenslicht te Stein (15-11-1875).
Waarschijnlijk was de echtgenote Smeets - Menten met het Kluizenaar Jacob Paulus (1891)
jongste kind in het voorjaar van 1873 naar de ouderlijke Ongeveer acht en een half jaar na het vertrek van Fober
woning in Krawinkel teruggekeerd, terwijl haar man - even- kreeg Schreiber een nieuwe kluisgenoot in Jacob Paulus.
als diens vader - in een steenfabriek in Duitsland werkte. Uit Deze was op 7 januari 1862 in de Bruchstraße nr. 30 te
het feit dat het vierde kind Joseph Smeets op 13 juli 1878 Dülken bij Kempen (D.) geboren. Hij kwam op 19 maart
”op de brikken” te Kendenich (D.) werd geboren, blijkt dat 1891 naar de Sint-Janskluis, maar vertrok reeds vóór eind
in de zomer van dat jaar het hele gezin aldaar verbleef. Na juli 1893. In 1912 zou hij terugkeren.
terugkeer uit Duitsland betrok het gezin weer voor korte tijd
de kluis. Kluizenaar Conrad Stein (1895-1898)
Op 25 juli 1895 werd de kluis door het armbestuur van
Andermaal (?) kluizenaar Johann Heinrich Schreiber Geleen ten kantore van notaris A.H.J. Russel verhuurd aan
(1880-1893) Conrad Georg Anton Stein. Deze heremiet was op 7 mei
Zoals wij zagen was in 1869 ene Johann Heinrich Schreiber 1863 te Riemsloh bij Hannover (D.) geboren. Hij was reeds
naar Geleen gekomen die op 5 maart 1845 te Hunze of op 21 juni 1895 uit Keulen gekomen om die huur voor te
Hünxe (D.) zou zijn geboren. Daarnaast werd sedert 1880 bereiden. Dit was niet zijn eerste verblijf in Geleen. Op 15
in de gemeentelijke registers een op 23 april 1845 te september 1890 was hij als lekenbroeder uit Heel naar het

425

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 426

klooster van de paters karmelieten aan de Rijksweg Conrad George Stein, verklaart bij deze dat hij, op den eerste
gekomen, maar reeds vier dagen later was hij naar Minden April aanstaanden, het hierboven omschreven gebouw vrij-
(D.) in zijn geboortestreek vertrokken. willig met ter woon verlaat, en afstand doet van alle verdere
Volgens het contract dat hij op 1 juli 1895 aanging en dat rechten, waarmeden het Armbestuur van Geleen genoegen
voor zes jaar geldig bleef, zou de jaarlijkse huurprijs van neemt en de verhuring on(t)bonden verklaart”. Hij vertrok
zestig gulden in twaalf maandelijkse termijnen dienen te naar Aken; zijn verdere lotgevallen zijn ons niet bekend.
worden voldaan. De tuin zou hem evenwel pas op 1 novem-
ber d.a.v. ter beschikking staan; waarschijnlijk was die reeds Broeder Antonius (1900-1912) en zijn jeugdige gezellen
eerder aan anderen verpacht. Friedrich Wilhelm Tiemann was op 28 maart 1835 te
De Geleense overlevering schildert geen al te gunstig beeld Hengstey in de parochie Hagen-Boele bij Paderborn (D.)
van deze kluizenaar die een zwarte pij droeg. De strekking geboren. Hij trad als lekenbroeder in bij de franciscanen en
van de verhalen die wij in de jaren veertig uit de mond van nam de kloosternaam Antonius aan. Na eerst in de Eifel en
oudere Geleners vernamen, werd in 1976 door een 91-jarige daarna in Luxemburg als kluizenaar te hebben verbleven,
vroegere inwoonster van Neerbeek aldus weergegeven: kwam hij in 1900 naar Geleen. Ofschoon hij Duits sprak,
„’t waas eine rare, dae kloezenaer”. Het moet dan ook wel werd hij door sommigen als ”Mon frère” en ”Momfer” aan-
om die reden zijn geweest dat hij de kluis verliet voordat drie gesproken.
jaren van zijn contract verstreken waren. Op 29 maart 1898 Er is een foto van deze heremiet bewaard gebleven, waarop
legde hij de volgende verklaring af: ”De ondergeteekende hij als grijsaard met een ruige baard en snor het habijt van
Sint-Franciscus draagt. Om zijn middel droeg hij vaak een
Het vroegere altaar in de kluiskapel dat gedurende vele genera- rozenkrans en aan zijn voeten zwarte (dames-) klompen met
ties tijdens de H. Sacramentsprocessie als rustaltaaar voor het riemen <GOA II, 92. - Deel II, 100>. Volgens tijdgenoten was hij
Allerheiligste diende. Oorspronkelijk waren er drie grote fors van gestalte. Tevens werd hij als een man van gebed en
panelen, waarop de volgende taferelen waren geschilderd: de H. godsvrucht beschreven. Op zijn dagelijkse tocht naar de
Man Job op de mesthoop (links), de graflegging van Christus parochiekerk werd hij vaak door de Neerbeekse schooljeugd
(midden) en de onthoofding van St.-Jan de Doper (rechts) vergezeld. Zijn vaste plaats was bij de preekstoel, d.w.z. bij de
<Rijksdienst voor Monumentenzorg 1921>. dichtst bij het priesterkoor staande pilaar aan de oostzijde.
Een paar keer per jaar ging hij op bedevaart, vooral naar
Kevelaer. Van dergelijke pelgrimages bracht hij devotionalia,
zoals gebedenboekjes, rozenkransen en ”bildjes”, d.w.z.
prentjes met de afbeeldingen van heiligen, voor zijn
Geleense vrienden mee. De jeugd bezocht hem graag en
werd door hem hartelijk ontvangen. Ook de volwassen
Geleners droegen hem een warm hart toe. Hij was een
welkome gast op de hoeven in de buurt en elders waar hij
over de dorpel kwam. Als er geslacht was, werd hem een stuk
van het varken toebedeeld; met de kermis of op het feest van
Sint-Eloy bracht men hem vlaai. Louis Ramakers (*1900)
vertelde dat hij en zijn broer Antoine (*1893) door hun
ouders met voedsel en uit het atelier van hun vader afkom-
stig brandhout naar de kluizenaar werden gestuurd. De
gunstige houding van de Geleners ten opzichte van deze
heremiet is ook gebleken uit de gaven die de bezoekers van
de kluiskapel in de aldaar aanwezige offerblokken deponeer-
den. Volgens zijn overbuur Pie Beaumont werden die royaal
bedacht.
Maar niet iedereen was hem even gunstig gezind. Een
Sittardse krant van 29 december 1900 meldde het volgende:
”KRAWINKEL. Verleden Maandag is des nachts diefstal
gepleegd in de St. Janskluis. Uit een der vensters had men
een ijzeren staaf gebroken en langs die zijde was men naar
binnen gedrongen in de kapel alwaar de offerblokken
werden open gebroken. Schatten zal men daar zeker niet
gevonden hebben. Ook de woning van den kluizenaar werd
bezocht en doorwoeld. Er werd niets vermist om reden er
niets te vinden was” <DLA 29-12-1900>.

426

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 427

Volgens de plaatselijke overlevering zouden de kluizenaars Het beeld van ”Christus in het graf” was oorspronkelijk een
het klokje hebben geluid als zij geen eten meer hadden. Van hangend corpus. Op verzoek van pastoor Nijssen werden door
broeder Antonius werd ook verhaald dat hij driemaal per dag timmerman Beaumont de armen langs het lichaam gelegd en
- evenals dit met de kerkklokken het geval was - het werd een houten kussen onder het hoofd geplaatst.
”Angelus” luidde.
Soms had hij jeugdige huisgenoten. Zo bracht hij in 1900 De bisschop van Roermond deed zijn autoriteit gelden
zijn 14-jarige ”neef” Carl Paul Stolpmann mee. In 1904 (mei 1908)
kreeg deze een opvolger in de bijna 7-jarige Heinz Ten aanzien van de bewoner van de kluis werden in 1908
Odenkirchen en in 1909 kwam de 9-jarige Arthur Maussen door de kerkelijke overheid vragen gesteld, een voorschrift
uit Aken. Deze jongens waren vooral huishoudelijke hulpjes uitgevaardigdd en adviezen gegeven. Op 22 mei 1908
voor de heremiet. Zo gingen zij water aan de Keutelbeek in stuurde bisschop Drehmanns van Roermond een briefje aan
de Daalstraat halen en deden zij boodschappen voor hun pastoor Nijssen van Oud-Geleen, waarin hij opmerkte:
”Onkel”. Ook schijnen zij hem op zijn bedevaarten te ”Herhaaldelijk hoor ik dat er onder Geleen een Kluizenaar
hebben vergezeld. Tevens lijkt het voor de hand te liggen dat woont, die een religieus habijt draagt”. Omdat de bisschop
die jongens onderwijs van de kluizenaar genoten. wilde weten ”wat daarvan is”, vroeg hij de pastoor om hem
Na het vertrek van de laatstgenoemde ”neef” bleef broeder het antwoord op de volgende vragen te sturen: ”Wie dien
Antonius alleen in de Sint-Janskluis achter. Toen was hij de man verlof gegeven heeft een religieus habijt te dragen; aan
zeventig al gepasseerd en de gebreken van de oude dag wien hij onderhoorig is; waarvan hij leeft; waarmee hij zich
schenen allereerst zijn wijze van huishouden te hebben beïn- bezig houdt; hoedanig zijn gedrag is en wat te Geleen en
vloed. Hij verwaarloosde zijn woning dermate dat kennissen omstreken van hem gezegd wordt.”
uit Duitsland hem borstels en bezems kwamen brengen. De pastoor, die broeder Antonius zeer genegen was, gaf een
Toen ook dit weinig baatte, kwamen gedienstige handen af gunstig verslag; bijgevolg schreef de bisschop op 28 mei
en toe de orde en zindelijkheid herstellen. Overigens was 1908: ”Gezien den hoogen ouderdom van den kluizenaar en
deze heremiet nogal selectief ten aanzien van bezoek door de door U weleerwaarde verstrekte gunstige berichten over
volwassenen. Volgens ooggetuigen bevestigde hij aan de zijn persoon en zijn doen en laten, meenen wij dat het doel-
deuren van de kamers op de bovenverdieping het volgende matig is alles, zoolang hij leeft en geen reden tot ontevre-
opschrift: ”Elk onnodig bezoek aan een kluizenaar is door de denheid geeft, in statu quo te laten. Na zijn dood zal aan
H. Kerk verboden”. degene, die de kluis bewonen zal, door ons geen verlof meer
Ondanks zijn vriendelijkheid voor de Geleense jeugd, werd worden gegeven om het kleed der religieuzen te dragen. Het
hij soms door haar geplaagd. Naar wat de uit Krawinkel beste zou zijn, indien het Burgerlijk Armbestuur dan ook de
afkomstige prof. dr. F. Feron ons persoonlijk meedeelde, kluis (...) verkocht of verhuurde ten voordeele der armen”.
stiet in zijn tijd de jeugd nogal eens het luikje van het kleine Toch zouden zich na broeder Antonius nieuwe heremieten
raam in de straatdeur (aan de westzijde) open om dan daar- in religieus habijt voor de kluis van Krawinkel aanmelden.
door luid naar binnen te ”baljoenen” (= gillen). Hij vertelde
al lachend dat hij dat zelf ook had gedaan.
De eenzaamheid zou ook deze kluizenaar noodlottig
worden. Toen pastoor Nijssen hem op 13 januari 1912
wilde bezoeken, kreeg hij op zijn kloppen geen gehoor. Door
een gedeeltelijk geopend venster kon hij zien dat broeder
Antonius op de grond lag. Na hem door het venster de
absolutie te hebben gegeven, liet de pastoor een der
gegrendelde deuren door smid Geurts van Krawinkel
openbreken. De kluizenaar was nog in leven en uitte onver-
staanbare geluiden. Ofschoon hij daarna het volle bewustzijn
herkreeg en door een familie in Spaans-Neerbeek liefdevol
werd opgenomen, was hij toch zo ernstig verzwakt dat hij op
15 januari d.a.v., de feestdag van St.-Paulus, de allereerste
kluizenaar, overleed. Als doodsoorzaak werd door dokter
Beckers uit Beek longontsteking opgegeven. Op 17 januari,
de feestdag van zijn patroonheilige St.-Antonius met het
varken, werd zijn lijk op een boerenkar naar de kerk van
Oud-Geleen gebracht. De doodskist was door het arm-
bestuur bekostigd. Na de begrafenis werden de schamele
bezittingen van de overledene door kapelaan Ritzen
verbrand.

427

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 428

Na een kort verblijf van twee nieuwe kluizenaars werd de Na het overlijden van broeder Antonius zou die pastoor de
traditie verbroken relieken uit de altaarsteen van de kluiskapel hebben
Gewoonlijk wordt broeder Antonius als de laatste kluizenaar genomen en naar Roermond hebben gebracht. Het altaar
van Krawinkel beschouwd. Maar op 23 april 1912 werden met de steen is tot 1948 in de kluis gebleven. Tot in de jaren
zowel Jacob Paulus - die wij al eerder in de kluis hebben aan- dertig heeft het elk jaar tijdens de uit Oud-Geleen komende
getroffen - als een te Mönchen-Gladbach (D.) verblijvende H. Sacramentsprocessie als rustaltaar voor het Allerheiligste
Christian Leppers als ”vruchtgebruikers” van dat gebouw en gediend. Piet Göbbels (uit de Stationstraat) schreef in 1975:
de tuin vermeld. ”Ik weet nog dat wij met moeder (mevr. M. Göbbels -
Volgens de mondelinge overlevering zouden de nieuwe Jacobs) naar de kluis gingen om de door haar geborduurde
bewoners van de kluis reeds spoedig over de geschreven of altaardwalen te brengen”. Een paar dagen vóór die processie
ongeschreven leefregels voor kluizenaars met de overheid in brachten misdienaars in een bolderwagen voetkussens en
zo’n ernstig conflict zijn geraakt dat hun de huur werd op- andere benodigdheden naar de kluis. In die tijd heeft de
gezegd. Het lijkt echter voor de hand te liggen dat hier de auteur tijdens een aantal processies als misdienaar aan dat
eerder door de bisschop aan de pastoor van Oud-Geleen altaar geknield.
gegeven richtlijnen, o.a. geen kluizenaars in religieus habijt Aangezien in die tijd de deur naar de kapel overdag niet
meer toe te laten, beslissend zullen zijn geweest. Ook kan werd gesloten, konden bezoekers aldaar de hulp van
wellicht aan de bisschoppelijke instructies worden toe- ”Zjwaere Jòb” komen inroepen, geld in de ”offersjtok”
geschreven dat het burgerlijk armbestuur reeds op 27 maart deponeren, veldbloemen op het altaar plaatsen of louter een
1912 had besloten de kluis aan het kerkbestuur van de HH. nostalgisch kijkje nemen.
Marcellinus en Petrus te verkopen. Op 29 juni 1912 had die
overdracht voor een bedrag van 850 gulden voor notaris De zogenaamde ”restauratie” (1936-1938)
A.H.J. Russel plaats. Omdat het St.-Rochuskapelletje blijk- Pastoor Op het Root die in 1932 naar Oud-Geleen kwam,
baar op de bij de kluis behorende grond stond, was ook dit vatte het plan op om de gehele Sint-Janskluis als kapel in te
bij die verkoop inbegrepen. richten en de erbij behorende tuin in een kruiswegpark te
De pastoors Nijssen (1903-1922) en Backhuys (1922-1932) veranderen. Reeds op 2 augustus 1934 bood architect P.A.
zorgden voor het nodige onderhoud van het gebouw. Rond Schols zijn ontwerp aan. Uitwendig zou de kluis in haar
1908 heeft de eerstgenoemde de armen van het corpus van (blijkbaar ten onrechte veronderstelde) oorspronkelijke toe-
een oud crucifix uit de parochiekerk door de bij de Sint- stand worden teruggebracht, d.w.z. een van de deuren aan
Janskluis wonende timmerman Pie Beaumont in een andere de westzijde zou worden dichtgemetseld, terwijl de inwen-
positie laten brengen, zodat dit een ”liggende Chistus” voor- dige verdeling in kapel, gang en woonvertrekken volledig
stelde. Daarna heeft hij dit beeld onder het altaar van de zou worden opgeheven. Rond diezelfde tijd viel het Sint-
kluiskapel met het hoofd op een door genoemde timmerman Rochuskapelletje ten offer aan de eisen van het verkeer.
gemaakt houten kussen laten plaatsen. Nadat het door de parochie aan de gemeente was verkocht,
werd het bij de verbreding van de weg naar Spaubeek als een
”Schets-ontwerp voor een afgesloten tuin met kruisweg aan de ”verkeersobstakel” verwijderd.
St.-Janskluis te Geleen” die door architect P.A. Schols, op De uitvoering van de plannen betreffende de Sint-Janskluis
verzoek van pastoor Op het Root, in augustus 1934 aan het werd vertraagd omdat verschillende instanties daartoe hun
kerkbestuur van Oud-Geleen werd voorgelegd, maar die nooit goedkeuring moesten verlenen. Jammer genoeg werd het
gerealiseerd zou worden <Kopie Rijksdienst voor Monumentenzorg>. advies van ir. Froger om rond de kluis een pleintje aan te
leggen en het verkeer daaromheen te leiden, niet door de
gemeente aanvaard. Wel werd lang beraadslaagd over het
voorstel om dat historische gebouw te verplaatsen en daarbij
werd blijkbaar geen aandacht aan de protesten tegen een
dergelijke ingreep besteed. Maar uiteindelijk werd de kluis
op haar oorspronkelijke plaats gehandhaafd.
Nadat pastoor Op het Root in januari 1938 door pastoor
Frantzen was opgevolgd, bracht deze het kruiswegplan niet
meer ter sprake; wel zette hij de zogenaamde ”restauratie”
van de kluis door. Deze bestond uitwendig niet alleen in het
dichtmetselen van de deuropening, die aan de westzijde
rechtstreeks toegang tot de kapel had gegeven, en het ver-
lagen van de zuidgevel tot dezelfde hoogte als de zijmuren.
Tevens werden vóór de bovenramen ijzeren staven - naar het
model van die bij de benedenramen - geplaatst. De gebogen
noklijn en de scheve stand van het torentje werden op

428

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 429

uitdrukkelijk advies van de architect behouden. Inwendig Gidsenkwartier (1945), parochiekerk (1948/49)
werden alle tussenmuren verwijderd en de kelder werd en devotiekapel (1949 - ca. 1952)
opgevuld. Er werd een nieuwe vloer gelegd van stenen die Vervolgens gaven de gidsen de Sint-Janskluis een grote
van het koor van de parochiekerk te Oud-Geleen afkomstig opknapbeurt en richtten zij er hun kwartier in. Maar ook dat
waren. Het altaar met de liggende Christus en ook de beide zou niet van lange duur zijn. Het naoorlogse gemeente-
aan weerszijden hangende grote schilderijen bleven gehand- bestuur van Geleen had grootse uitbreidingsplannen, die in
haafd. Maar de geheime ”verburgenis” (= schuilplaats) onder een koortsachtige huizenbouw hun uiting vonden. Bijgevolg
het houten voetstuk vóór het altaar werd opgevuld. kwam de vroeger zo eenzaam gelegen kluis in een zee van
Voordien kon dat voetstuk in zijn geheel, als een valdeur, huizen te liggen. En dit leidde er weer toe dat voor dat
worden opgelicht om aldus toegang tot de moeilijk te ont- gedeelte van Geleen een nieuwe parochie gesticht zou
dekken schuilplaats te bieden. worden.
Dat destijds niet iedereen het met die gang van zaken eens Op 24 oktober 1948 werd de parochie van Christus-Koning
was, blijkt uit de volgende anonieme ”nota” van december officieel opgericht en als voorbereiding daarop was de zeer-
1942: ”Er is geen enkel spoor meer over van de bewoonde eerwaarde heer W.P. Wermeling reeds op 27 augustus door
gedeelten der Kluis. Weinig inwoners van Geleen weten nog de bisschop tot bouwpastoor aangewezen. Aangezien de
hoe de Kluis, welke een bid- en woonruimte had, was in- kluis een goede gelegenheid bood om de nieuwe parochie
gedeeld. (...) Wordt de monumentale Kluis in den toestand reeds aanstonds rond een bedehuis te organiseren, richtte
van thans overgegeven aan het nageslacht, dan geeft dit een pastoor Wermeling haar binnen korte tijd als parochiekerkje
valsch beeld van de behuizing van een kluizenaar. Daarom is in. Aanvankelijk werd met de gedachte gespeeld om ze aan
het van het grootste belang de Kluis zoodanig te restau- de oostzijde te voorzien van een uitbouw in speklagen die
reeren, dat de inwendige verdeeling wordt aangebracht, o.a. als sacristie en doopkapel zou kunnen dienen. Maar dit
zooals deze eenmaal geweest is. (...) Het restaureeren van de plan werd niet uitgevoerd. Voordat een sacristie in de kluis
Kluis van Geleen in den toestand van voorheen zal zeer zeker werd aangebracht, diende de voorkamer van de vlakbij
verantwoord zijn, wil men het nageslacht een trouw beeld gelegen (in 1962 afgebroken) woning van de familie Feron -
laten van een cultuur-historisch monument”. Cuypers als zodanig; daar werd ook het Allerheiligste
Aan het einde van deze ”nota” wordt artikel 19 van de voor- bewaard <Aelfers II, 20-21>. In de vroege morgen van zondag 17
waarden ter verlening van rijkssubsidies voor de instand- oktober 1948 werd de kluis door de pastoor gewijd en om 7
houding van monumenten van geschiedenis en kunst aldus uur werd er de eerste heilige mis opgedragen. Ook de auteur
geciteerd: ”Tijdens of na voltooiing van het werk is het den was bij die heuglijke gebeurtenis aanwezig.
eigenaar van het monument verboden daaraan iets te wijzi- De verandering tot parochiekerkje betekende voor het
gen of te herstellen, daarbij iets te bouwen of daarin voor- interieur van de Sint-Janskluis een ware metamorfose. Het
werpen of versieringen aan te brengen, zonder machtiging houten altaar werd vervangen door een met groen
van den Minister van Onderwijs, Kunsten en Weten-
schappen”.

Militaire keuken en slachthuis (1944/45) Pastoor W. Wermeling in zijn kluiskerk in december 1948.
Bij het bombardement van Geleen op 5 oktober 1942 bleef Aan beide zijden van het altaar werden door Pie Schmitz
de Sint-Janskluis gespaard. Ook het klokje werd niet door engelen geschilderd; tevens schilderde hij boven de oostelijke
handlangers van de Duitsers geroofd, zoals dit wel met de deur de onthoofding van Sint-Jan de Doper en boven de weste-
meeste kerkklokken het geval was. Toch zou dit gebouw bij lijke deur de H. Man Job op de mesthoop <Foto Katholieke Illustratie>.
de oorlogsgebeurtenissen betrokken worden. In de na-
middag van 8 december 1944 begonnen pas gearriveerde
Engelse troepen de kluis als keuken in te richten. Het altaar
fungeerde als stapelplaats voor voedsel in blik. Nog diezelfde
dag bracht pastoor Frantzen - vergezeld van de auteur - een
bezoek aan de overste die in café Beaumont (hoek
Daalstraat) was gelegerd, om hem te vragen het altaar te
ontzien. Dit werd wel beloofd maar niet gedaan. Wegens de
stenen vloer werd de inwendige ruimte als een geschikte
slachtplaats beschouwd. Gedurende de wintermaanden werd
er dan ook heel wat vee geslacht. Toen de geallieerden in het
voorjaar van 1945 het offensief tegen de Rijnlinie inzetten,
vertrokken de Engelse troepen.

429

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 430

geglazuurde baksteentjes beklede stenen offertafel. De parochiekerk gelegd. Deze laatste werd op 14 mei 1953
liggende houten Christusfiguur, het antipendium (= de ingezegend.
versierde onderkant van het altaar) en de beide schilderijen Na het in gebruik nemen van de noodkerk bleef de Sint-
werden naar de moederparochie gebracht. De schilderijen Janskluis nog enkele jaren als devotiekapel dienst doen. Ter
zouden jarenlang op de zolder van de kapelanie aan de herinnering aan het St.-Rochuskapelletje, waarin zich een
Jodenstraat worden bewaard. De kunstenaar Pie Schmitz beeld van O.-L.-Vrouw van Zeven Smarten had bevonden,
schilderde twee engelen op de muren van het koor, een liet pastoor Wermeling een nieuwe piëta in gepolychro-
”prekende Sint-Jan de Doper” boven de oostelijke ingang en meerd terracotta vervaardigen die hij op het altaar plaatste.
een ”H. Man Job op de mesthoop” boven de westelijke deur. Toch zou de kluis niet lang als devotiekapel blijven fun-
Uit de door pastoor Op het Root in een aanbouw van het geren. In het begin van de jaren vijftig werd ze voor het eerst
Hubertushuis aan de Pieterstraat ingerichte maar toen niet gebruikt als verenigingslokaal voor een verkennersgroep.
meer gebruikte kapel werden de communiebank en klap- Met tussenpozen zou die situatie tot 1978 voortduren.
stoelen naar de kluis gebracht. Later werd tegen de zuidelijke
achtermuur een gedeelte afgescheiden om als sacristie te
dienen. Daarboven werd een oksaal aangebracht en onder de
trap die daarheen voerde, werd - tegen de westelijke zijmuur
- een biechtstoel geplaatst. Terzijde van de westelijke ingang
werd een ”doopvont” ingemetseld. Dit was oorspronkelijk
een wijwaterbekken, afkomstig uit de in 1937 afgebroken
kerk van Lutterade-Krawinkel. Hierop werd een koperen
deksel aangebracht. Verder kwamen er een godslamp, enkele
luchters, een preekstoel en tenslotte een kachel met een lange
pijp die door het dak uitstak. Vanwege die kachel kwamen
zelfs mensen uit de Nachtegaalstraat, die niet tot de nieuwe
parochie behoorden, in de winter van 1948/49 in de kluis
mis horen, want hun eigen parochiekerk was niet warm te
krijgen.

Schildering van de H. Man Job op de mesthoop boven de Het oorspronkelijke wijwaterbekken uit de afgebroken kerk van
westelijke deur <Foto Katholieke Illustratie>. Lutterade-Krawinkel, dat in 1948 door pastoor Wermeling als
doopvont in de kluiskerk werd geplaatst en van een nieuw
Uiteraard was het kluiskerkje, waarin maar 42 stoelen koperen deksel werd voorzien <Foto door de auteur 1973>.
stonden en dat hoogstens 80 personen kon bevatten, slechts
als een eerste aanzet van de nieuwe parochie bedoeld. In Wegens gebrekkig onderhoud geraakte de kluis in het
februari 1949 werd in de Kummenaedestraat een begin gedrang (1952-1977)
gemaakt met een noodkerk, die plaats zou bieden aan Door allerlei omstandigheden raakte de kluis steeds meer in
ongeveer 325 personen. Reeds op 3 juli 1949 werd dit de knel. Bij de naoorlogse realisatie van het plan Geleen-
nieuwe Godshuis in gebruik genomen. Op 20 april (Beloken Zuid kwam haar ligging andermaal aan de orde. Daar het
Pasen) 1952 werd de eerste steen voor een permanente gemeentebestuur dit monument wenste te ontzien, werd
besloten het hoofdverkeer ter plekke te verleggen. Rond

430

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 431

1956 werd de eeuwenoude weg ten westen van dat gebouw aan herinnerd dat de Sint-Janskluis ”in slechte staat van
opgehoogd, zodat daar voortaan geen asverkeer meer kon onderhoud” verkeerde. Bovendien werd daarbij benadrukt
passeren. En omdat de Daalstraat tot dan toe recht op de dat voor ”normaal onderhoudswerk, waardoor het monu-
kluis was uitgelopen, kreeg ze een nieuwe zuidoostelijke ment als zodanig niet gewijzigd, ontsierd of in gevaar wordt
uitmonding eromheen. Voor het doorgaand verkeer werd gebracht”, geen vergunning van Monumentenzorg werd
een nieuwe brede doorgang ten oosten van de kluis aan- vereist. Verder werd hieraan toegevoegd: ”Tot het normale
gelegd. Bijgevolg werd ter plekke de bocht uit Oud-Geleen onderhoudswerk wordt gerekend herstel van dakbedekking,
in de richting Spaubeek minder scherp en werd het uitzicht goten en afvoerbuizen, alsmede het werk van huisschilders
verbeterd. en glazenmakers”. Derhalve werd het kerkbestuur verzocht
Maar jammer genoeg heeft men de Jos Klijnenlaan zo dicht de noodzakelijke onderhoudswerkzaamheden te doen
langs de achterkant van de Sint-Janskluis aangelegd dat deze verrichten.
laatste op een drukke hoek kwam te liggen en bijgevolg voor Wat deze kwestie voor het kerkbestuur zo pijnlijk maakte,
het verkeer uit Oud-Geleen dat genoemde laan wil inslaan, was de mededeling - in het schrijven van 5 oktober 1971 -
het uitzicht enigszins belemmert. Het was dan ook geen dat voor normale onderhoudskosten geen subsidie werd
wonder dat menige weggebruiker over dit verkeersprobleem verleend. Op 6 maart 1972 liet dit bestuur weten dat de
zijn beklag deed. Onbegrijpelijk is evenwel dat zelfs een wet- parochie van de HH. Marcellinus en Petrus niet over de
houder erop aandrong om dit gebouw ”ondanks zijn (door middelen beschikte om enig onderhoud aan de kluis te
hem uitdrukkelijk erkende) historische waarde” af te breken bekostigen. Daarom werd andermaal de suggestie gedaan
<NLim 26-11-1969>. Een dergelijke ”oplossing” zou immers van om, na eventuele goedkeuring door het bisdom, de kluis aan
een nog grotere kortzichtigheid blijk geven dan die welke de gemeente over te dragen. Op 14 november 1972 werd
aan de ontwerper(s) van het verloop van de Jos Klijnenlaan van particuliere zijde aan het gemeentebestuur het aanbod
moet worden toegeschreven. Minder storend was het daarna gedaan om de kluis voor één gulden over te nemen met de
andermaal geopperde voorstel om de kluis te verplaatsen belofte dit gebouw te herstellen ”teneinde het weer toe-
<DeLim 7-11-1974>; maar gelukkig werd ook dat niet ten uitvoer gankelijk te maken voor toeristen en tevens voor het volle-
gebracht. dige onderhoud te zullen zorg dragen”. Op 5 januari 1973
Ook op een andere wijze geraakte de Sint-Janskluis in het kwam hierop als antwoord dat de kluis niet het eigendom
gedrang. De natuurelementen, danig geholpen door van de gemeente was en dus niet door haar kon worden
vandalenhanden, veroorzaakten zo’n verweer en slijtage dat verkocht.
zelfs duiven er een onderkomen vonden. In 1959/60 liet het Toch had het gemeentebestuur intussen ernstig in over-
kerkbestuur van de parochie HH. Marcellinus en Petrus weging genomen de Sint-Janskluis over te nemen. Daarbij
herstellingen aanbrengen. Tegen de verwachting van dit speelde enerzijds dat de gemeente Geleen elk jaar uit het
bestuur in verleende het rijk geen subsidie. Dit was des te gemeentefonds een extra uitkering van bijna 1.500 gulden
meer bevreemdend, omdat het rijk wel subsidie gaf voor de voor het omderhoud van monumenten ontving en anderzijds
restauratie van de kerktoren van Oud-Geleen. de directeur van de gemeentewerken schatte dat de kosten
Daarop drong het kerkbestuur op een gemeentelijke subsidie van de nodige reparaties aan de luikjes en het dak en van enig
aan. Teneinde deze laatste te bespoedigen werd van bepaalde metselwerk de 500 gulden niet zouden te boven gaan.
zijde de suggestie gedaan om de Sint-Janskluis ofwel gratis
ofwel voor één gulden aan de gemeente over te dragen. De Deze kijk op het zuidelijke gedeelte van het interieur van de
subsidie werd wel verleend, maar de kluis bleef het eigendom kluis toont de grondige verandering door de verkenners. Rechts
van genoemd kerkbestuur. Het gemeentebestuur was toen is een bar met vier zetels <Foto door de auteur 1973>.
niet tot overname geneigd, omdat het geen specifieke
bestemming voor dit gebouw had.
Intussen had het gerucht de ronde gedaan dat de kluis goed-
koop te verkrijgen was. In het najaar van 1960 wendde P.
Krijnen van kasteel Genhoes te Oud-Valkenburg zich tot de
pastoor van Oud-Geleen met het verzoek hem dit gebouw te
verkopen. Daaraan voegde hij het aantrekkelijke voorstel toe
om het van binnen op eigen kosten helemaal in zijn oude
toestand te herstellen. Toen de pastoor weigerde hierop in te
gaan, wendde de heer Krijnen zich tot de burgemeester om
diens assistentie in te roepen. Hij stelde voor om in de kluis
een kunsthandel in te richten. Maar de burgemeester ging
daar niet op in.
Van 5 oktober 1971 tot 10 januari 1972 werd genoemd
kerkbestuur er door het gemeentebestuur tot driemaal toe

431

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 432

Bij schrijven van 28 december 1972 werd van gemeentewege bestuur van Oud-Geleen weten dat het in de aankoop van
gevraagd of het kerkbestuur nog steeds genegen was de kluis het gebouw geïnteresseerd was. Maar tegelijk bleef het in alle
aan de gemeente over te dragen ”en zo ja tegen welke prijs ernst de verplaatsing ervan naar een verkeersluwe plek over-
en onder welke voorwaarden”. In zijn vergadering van 14 wegen.
februari 1973 besloot het kerkbestuur evenwel de kluis niet In 1975 verscheen ons boek De Kluis van Krawinkel, waarin
te verkopen. Een der factoren die tot deze beslissing bij- aan het einde een krachtig pleidooi voor het behoud van dit
droegen, was ongetwijfeld het feit dat voor dit gebouw monument werd gevoerd. Dit vond weerklank bij het
intussen met een verkennersgroep een huurcontract was aan- gemeentebestuur. Op 9 januari 1976 stuurden burgemeester
gegaan en dat de maandelijkse huurprijs van 125 gulden en wethouders van Geleen ons het volgende schrijven: ”Met
ruimschoots voldoende was om de onderhoudskosten te vreugde namen wij een dezer dagen kennis van het ver-
dekken. schijnen van het boek van Uw hand in de reeks ’Limburgse
Het inwendige van de kluis geraakte echter eveneens in het Monumenten’ met de titel ’De Kluis van Krawinkel’. Dit
gedrang. Nadat het gebouw door de verkenners in gebruik unieke monument met zijn rijke historie heeft bij de belang-
was genomen, verwijderden deze o.a. het oksaal en de sacris- stellenden in het verleden veel vragen doen opkomen, welke
tie (beide uit 1948) en richtten zij het interieur naar eigen in Uw boek beantwoording vinden. De uitgave is een
behoefte en smaak in. Maar het altaar bleef onaangeroerd. waardige bijdrage tot de geschiedschrijving van Geleen,
Door hun toedoen werd het gebouw op de netten van welke door menigeen met zeer veel belangstelling zal worden
electriciteit, gas en water aangesloten. In het voorjaar van gelezen. Wij hebben veel waardering voor dit werk (...). Van
1975 werd er zelfs een w.c. aangebracht. Ingeval de eerder onze zijde zullen wij het nodige doen om dit monument voor
genoemde heremieten in die tijd hun vroeger verblijf zouden het nageslacht te behouden”. De toenmalige vroede vaderen
hebben kunnen bezoeken, zouden zij de van wilde fantasie hebben woord gehouden.
getuigende schildering op de westelijke muur allicht als een De daarop volgende onderhandelingen tussen het kerk-
imitatie van de ”Bekoringen van de H. Antonius” door de bestuur van Oud-Geleen en het gemeentebestuur van
schilder Jeroen Bosch hebben beschouwd. Geleen hebben er tenslotte toe geleid dat de gemeente op 4
november 1977 eigenares van de Sint-Janskluis werd. De
De bonte schildering die de verkenners op de westelijke binnen- parochie stond het gebouw af in ruil voor de toezegging van
muur van de kluis aanbrachten <Foto door de auteur 1973>. subsidie voor de renovatie van het Hubertushuis aan de
Pieterstraat.
Tenslotte raakte de Sint-Janskluis in het gedrang door de Vanzelfsprekend zochten de leden van het gemeentebestuur
moderne verkeersinstallaties. Niet alleen werd vlak ernaast naar een geschikte bestemming voor dit gebouw. Er werd
een groot ANWB-bord met wegwijzers geplaatst, bovendien gedacht aan een onderdak voor een kunstenaar, een gezellig
ging iemand zo ondoordacht te werk om vlakbij de ooste- cafeetje met terras, een VVV-kantoor e.d.
lijke ingang een enorme schakelkast neer te zetten. Pas op 16 Rond de jaarwisseling 1978/79 deed het kerkbestuur van de
januari 1967 werd de kluis officieel op de lijst van bescherm- Christus-Koningparochie de suggestie om de kluis als bid-,
de monumenten geplaatst (nr. 16045). doop- en trouwkapel aan die parochie te verhuren.
Ofschoon de gemeente zich daartoe voor een maandelijkse
De Sint-Janskluis eigendom van de gemeente Geleen huurprijs van 175 gulden bereid verklaarde, zou die sugges-
(1977) tie uiteindelijk slechts ten dele worden opgevolgd.
In 1974 adviseerde de gemeentelijke Culturele Commissie Het allereerste gevolg van genoemde eigendomsoverdracht
het gemeentebestuur om alsnog te trachten de kluis aan te was dat in 1978/79 aan het gebouw een noodherstelplan
kopen. Daarop liet dit bestuur andermaal aan het kerk- werd uitgevoerd. Maar omdat de resultaten daarvan niet
toereikend waren, kreeg het architectenbureau Palmen te
Sittard in 1980 van de gemeente Geleen de opdracht een
restauratieplan voor de Sint-Janskluis op te stellen. De
restauratie zou echter pas in 1984 door de Geleense firma
Vleugels worden uitgevoerd.

De ”Stichting Sint-Janskluis” sedert 1984
In 1984 nam de gemeenteraad het belangrijke besluit om de
Sint-Janskluis niet alleen in stand te houden maar ze ook tot
een sacrale ruimte te bestemmen. Teneinde dit op efficiënte
wijze tot stand te brengen, werd op initiatief van het
gemeentebestuur voor onbepaalde tijd de ”Stichting Sint-
Janskluis” opgericht. Haar bestuur werd als volgt samen-
gesteld: twee personen werden door het gemeentebestuur

432

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 433

aangewezen, twee andere personen vertegenwoordigden ”de acties en al hetgeen de stichting door erfstelling, legaat,
gezamenlijke Geleense Rooms Katholieke Kerkbesturen”, schenking of op enigerlei andere wijze zou verkrijgen. Ter
terwijl door het bestuur van de Heemkundevereniging één verzekering van de nodige gelden werd de vereniging
vertegenwoordiger werd gekozen. Het eerste bestuur was als ”Vrienden van de Kluis” opgericht, waartoe reeds tijdens het
volgt samengesteld: E. Mastenbroek (voorzitter), Th. Arts eerste jaar bijna honderd leden toetraden die elk een jaar-
(secretaris-penningmeester), mevrouw A. Michielsen - Van lijkse bijdrage van ongeveer 25 gulden toezegden. In 2008
Binsbergen, pastoor J. Kortooms (van de Christus was hun aantal reeds tot 180 gestegen. Als tegenprestatie
Koningparochie) en J. Schreuder. ontvangen die ”vrienden” uitnodigingen voor exposities,
De stichting stelde zich ten doel het bevorderen van de concerten en lezingen. En ze kunnen tegen gereduceerde
instandhouding van de Sint- Janskluis en van andere tarieven de kluis huren voor diverse vieringen of feesten. Om
gebouwde en ongebouwde objecten die uit een oogpunt van de doeleinden van de stichting te kunnen realiseren, liet de
geschiedenis, folklore, stijl of ligging van betekenis of karak- gemeente - onder de enthousiaste leiding van de heer J.
teristiek zijn voor Geleen. Derhalve werd besloten de kluis in Zwaan - de Sint-Janskluis weer in een bidkapel veranderen
te richten en beschikbaar te stellen voor liturgisch gebruik door daarin o.a. een galerij of oksaal en een sacristie aan te
door de Geleense katholieke parochies. Dat hield tevens in brengen. Op dat oksaal werd een orgeltje geplaatst. De stich-
dat dit gebouw zou worden opengesteld als gebedshuis. ting kreeg uit Huize Mariënwaard een altaar, maar dit bleek
De geldmiddelen zouden allereerst bestaan uit het stich- veel te groot te zijn. Daarom werd het geruild voor een
tingskapitaal dat naar verwachting zou worden aangevuld kleiner exemplaar uit de Sint-Augustinuskerk. Op 15 juni
met subsidies, vrijwillige bijdragen, huurpenningen, inkom- 1985 werd het gebouw door burgemeester Th. Elsenburg
sten zowel uit regelmatig terugkerende als uit bijzondere namens de gemeente - met de overhandiging van de sleutel
aan de voorzitter - aan de ”Stichting Sint-Janskluis” over-
Het na het vertrek van de verkenners op waardige wijze gedragen. Daarop had de inzegening door pastoor Kortooms
hernieuwde interieur van de kluis gezien vanaf het balkon <Foto plaats. Toch kon niet alles volgens de oorspronkelijke opzet
J. Baggen>. worden uitgevoerd. De bisschop van Roermond uitte
bezwaren tegen het gebruik van de kluis als trouwkapel
buiten elk parochieel verband, omdat dan elke willekeurige
priester er huwelijken zou kunnen inzegenen en bijgevolg
het overzicht op de kerkelijke administratie bemoeilijkt zou
worden. Tegen het gebruik als gebedshuis en ook tegen
eucharistievieringen binnen haar muren had de bisschop
geen bezwaar. De aldaar gehouden geregelde gebeden
omvatten o.a. de kruisweg in de vasten en het rozenhoedje
in de maanden mei en oktober.
Uit historisch oogpunt zag de stichting als een heel belang-
rijke taak het terugbrengen van voorwerpen die zich oor-
spronkelijk in de Sint-Janskluis hadden bevonden. De beide
grote schilderijen, voorstellende ”Zjwaere Jòb”, d.w.z. de
heilige man Job op de mesthoop, en de onthoofding van
Sint-Jan de Doper die ongeveer twee eeuwen aan weers-
zijden van het altaar hadden gehangen, waren bij haar
inrichting tot noodkerk in 1948 verwijderd en in zwaar
beschadigde toestand op de zolder van de kapelanie aan de
Jodenstraat opgeborgen. Nadat het kerkbestuur van de
parochie van de HH. Marcellinus en Petrus deze schilderijen
in 1987 aan de ”Stichting Sint-Janskluis” welwillend in
bruikleen had afgestaan, werden ze van augustus 1987 tot
mei 1988, onder leiding van mevrouw A. van Grevenstein,
in het restauratieatelier Limburg te Rolduc gerestaureerd.
Op 7 augustus 1988 werden ze met enige plechtigheid weer
in de Sint-Janskluis gehangen en door pastoor Van Sloun uit
Oud-Geleen ingezegend.
Verder hangen in de Sint-Janskluis twee ”kluizenaars-
kruisjes”, d.w.z. kruisjes, die door broeder Antonius aan
Geleners waren gegeven en door nazaten van deze laatsten
aan de stichting werden afgestaan. Boven de toegangsdeur

433

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 434

Het gerestaureerde linker zij- Het gerestaureerde rechter zij- Een door broeder Antonius aan een lid van de familie Paes
paneel (de H. Man Job op de paneel (onthoofding van Sint- geschonken kruisje bevindt zich thans achter plexiglas in de
mesthoop) van het vroegere Jan de Doper) van het vroege- kluis <Foto J. Segeren>.
altaar in de kluiskapel <Foto J. re altaar in de kluiskapel <Foto
Heijnders>. J. Heijnders>. ruim honderd jaar in de eetzaal van Rolduc had gehangen.
In genoemd jaar werden bovendien de volgende voorwerpen
aan de westzijde hangt een kruisje dat door genoemde uit Huize Mariënwaard naar de kluis overgebracht: een
heremiet aan de vader van de heer Th. Paes werd geschon- koperen godslamp, een koperen wierooksvatstandaard, drie
ken, en in de sacristie hangt een iets eenvoudiger kruisje dat 19de-eeuwse bidstoelen, houten ”ante et post missam” (=
de moeder van de heer J. Janssen van hem had ontvangen. gebeden voor en na de h. mis) tabellen (in de sacristie) en
In de sacristie hangt ook de door de auteur geretourneerde een processievaantje. De koperen lezenaar op het altaar is
Sint-Hubertussleutel (met etui) die door de kluizenaars van door de Geleense familie Paulissen in bruikleen aan de stich-
Krawinkel werd gebruikt om - onder aanroeping van de H. ting afgestaan.
Hubertus - honden tegen besmetting door hondsdolheid te Op 24 juni 1986, feest van Sint-Jan de Doper, werd een
”branden”. Achteraan in de kapel, tegen de wand van de voorhangdoek met een voorstelling van die heilige in
sacristie, hangt het oude luidklokje, dat in april 1987 door Byzantijnse stijl aangebracht. Het ontwerp door pater Jac.
een nieuw exemplaar werd vervangen. In de jaren zeventig van den Bom uit Oosterhout werd door de toen 84-jarige
- waarschijnlijk bij een restauratie - was het van een nieuwe mevrouw A. van Alphen - Meeuwissen met naald en draad
klepel voorzien. De oude klepel <Kluis, 32> die toen blijkbaar uitgevoerd op een doek dat haar dochter, mevrouw M.
in de Sint-Janskluis was achtergebleven, werd door de Segeren - Van Alphen, op haar eigen weefgetouw had
verkenners meegenomen; maar ongeveer twintig jaren later, vervaardigd. Dit doek is eigendom van de familie Segeren.
op 23 mei 1999, werd hij geretourneerd. De piëta, die pastoor Wermeling in de kluis had geplaatst
Twee zich thans aldaar bevindende bekkens werden reeds in bleef daar staan, terwijl de verkenners er hun kwartier
1948 aangebracht, namelijk het rechts van de toegangsdeur hadden. Maar toen zij eind jaren zeventig vertrokken, nam
hangende zwarte wijwaterbakje en het links van die deur een van hen dat beeld - ”uit bezorgdheid voor beschadiging
staande, uit grijze steen gehouwen en uit de in 1937 of verloren gaan” - mee. Het bleef ruim 15 jaar ”zoek”,
afgebroken kerk van Lutterade-Krawinkel aan de Groens- totdat het op 17 september 1995 aan de stichting werd over-
eykerstraat afkomstige, wijwaterbekken dat door pastoor handigd. Daarop werd het weer in de kluis teruggeplaatst.
Wermeling als doopvont werd gebruikt; het destijds daarop Aanvankelijk werden er voor het bidden van de kruisweg
geplaatste koperen deksel is thans niet meer aanwezig.
Daarnaast heeft de stichting zich ook beijverd om de Sint-
Janskluis met nieuwe voorwerpen aan te kleden. In 1985
werd achter het altaar een neogotisch kruis gehangen dat

434

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 435

veertien eenvoudige staties genoemde club werd
ingeluid. Het nieuwe klok-
aangebracht. De door je, waarop de naam van de
schenkende club en de
W.M. Ysebaert uit Oss datum 18 APRIL 1987
zijn aangebracht, werd
vervaardigde en in één niet alleen aan een nieuwe
luidas gehangen, maar
aaneengesloten rij in het werd ook, anders dan zijn
voorganger, voor de galm-
achterste gedeelte gehan- gaten geplaatst, zodat het
beter naar buiten kan
gen kruisweg werd op 1 ”galmen”.
Op 12 juni 1988 werd in
maart 1998 ingezegend. de nis boven de vroegere
(in 1936-1938 dicht-
Deze staties zijn uitge- gemetselde) ingang tot de
oorspronkelijke kapel een
voerd in emailcloisonné, door Wim Knoben uit
Sittard vervaardigd en
d.w.z. iedere emailkleur door de heer en mevrouw
Mastenbroek - Van Bins-
ligt opgesloten binnen een bergen geschonken beeldje
van de H. Antonius met
zilverdraadje als ”dijkje” het varken, alias Antonius
Abt, geplaatst. Volgens de
om kleurvermenging te lokale overlevering stond
vroeger een beeldje van die
voorkomen. Dit email- heilige, patroon van de
kluizenaars, in de nis vlak
materiaal is gelegd op een boven de vroegere ingang
tot de woonvertrekken die
De piëta die oorspronkelijk in koperen ondergrond en thans de westelijke ingang
tot het gebouw is. In die
de Sint-Rochuskapel stond, het geheel is geplakt op nis werd op 7 mei 2000
een Mariabeeldje met het
daarna in de kluis werd een gepolijste roestvrije Kindje Jezus geplaatst, dat
ca. 1950 in de voormalige
geplaatst en vervolgens naar de stalen plaat. beeldenfabriek St.-Jos te
Venlo door de beeldhou-
parochiekerk te Oud-Geleen De uit Rolduc afkomstige Het door Wim Knoben ver- wer Karel Lucker uit Roer-
vaardigde beeld van de H. mond uit chamotteklei
werd overgebracht <Foto door de kerkbanken in neogotische Antonius met het varken, dat werd geboetseerd.
op 12 januari (feestdag van de In 2009-2010 kreeg de
auteur>. stijl werden in december H. Antonius van Padua) 1988 kluis weer een opknap-
in een nis van de westelijke beurt. Nadat Monumenten-
2004 - na uitvoerig beraad gevel van de kluis werd zorg haar bezorgdheid had
geplaatst <Foto L. Eussen>. Sinds- geuit over over de toestand
- vervangen door stapelbare stoelen. De kluis wordt steeds dien werd dit beeld achter van de kluis, liet het
plexiglas geplaatst. gemeentebestuur in de
vaker gebruikt voor tentoonstellingen, die uiteraard moesten loop van 2009 de buiten-
Het door Karel Lucker vervaar- muren bijwerken en in het
passen binnen de sfeer van het gebouw. Dat bij elke digde beeldje van de H. Maria voorjaar van 2010 de dak-
met het Kindje Jezus werd op 7 pannen door nieuwe ver-
gelegenheid de banken moesten worden weggehaald, op- mei 2000 in de nis boven de vangen.
dichtgemetselde vroegere ingang
geborgen en teruggebracht was niet alleen financieel tot de kapel geplaatst.

bezwaarlijk, maar bleek

ook niet bevorderlijk voor

het behoud van deze oude

banken die nu zijn opge-

slagen op de zolder van het

gebouw van de Heem-

kundevereniging aan de

Groenseykerstraat. Nu

zijn er 50 zitplaatsen.

Toen de Sint-Janskluis in

1985 werd gerestaureerd,

bleek het oude klokje niet

goed te kunnen aanslaan,

omdat de luidas naar ver-

houding te zwaar was. Het

door de firma Eijsbouts te

Asten gegoten en door de

Lionsclub Sittard-Geleen

geschonken klokje werd

op 26 maart 1987 in het

torentje gehangen. En op

paaszaterdag 18 april 1987

werd het door pastoor

Kortooms gezegend, waar-

De door pastoor Wermeling in na het door voorzitter F.

de kluiskerk geplaatste piëta. van der Heijden van

435

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 436

De Sint-Hubertussleutel van broeder Antonius Sint-Hubertussleutels
Van Sint-Hubertus wordt verhaald dat hij - evenals Sint-
In de sacristie hangt de zogenaamde Sint-Hubertussleutel Servaas - een sleutel van de paus zou hebben ontvangen. Bij
met de erbij behorende leren etui in een oud-houten omlijs- de overbrenging van zijn lichaam naar Andain - sindsdien
ting. Toen broeder Antonius in 1912 was overleden, nam Saint Hubert genoemd - in de Ardennen zou zijn sleutel in
koster Math Meys van Oud-Geleen die sleutel en etui mee de Sint-Pieterskerk te Luik zijn achtergebleven. Thans wordt
naar zijn huis om ze zo tegen verloren gaan te behoeden. In hij in de Luikse église de Sainte-Croix bewaard. Het is een
de jaren veertig beloofde hij ze aan de auteur en nadat de rijk bewerkte, 37 cm lange, reliekhouder in de vorm van een
oude koster Geleen had verlaten, werden die voorwerpen sleutel die door deskundigen in de 7de of 8ste eeuw wordt
ons door diens zoon en opvolger Twanj ter hand gesteld. Na geplaatst <RAC 27 (1884), 59-63>. Een rechtstreeks verband
ze gedurende vele jaren zorgvuldig te hebben bewaard, tussen die sleutel en de zogenaamde Sint-Hubertussleutels
hebben wij ze aan de ”Stichting Sint-Janskluis” afgestaan voor het branden van honden lijkt echter moeilijk te vinden.
onder voorwaarde dat ze op een of andere wijze tegen dief- Naar het schijnt waren de paters norbertijnen de eersten die
stal en/of vandalisme zouden worden beschermd. Op 2 het gebruik van de (puntige) Sint-Hubertussleutels in de
oktober 1994 werd aan die voorwaarde voldaan. Reeds 15de eeuw propageerden. Deze dienden klaarblijkelijk voor
eerder werd een en ander over die sleutel en zijn gebruik het uitbranden van wonden bij mensen en dieren <Huyghebaert,
gepubliceerd <Kluis, 78-81. - GelEeuw II (1990), 55-69, vooral 65-68. Deel afb. 68>. Daarna brachten de benedictijner monniken van
I, 299-300>. Gezien de opmerkelijke rol die door vorige Saint Hubert hun eigen versie van dergelijke sleutels in
generaties daaraan werd toegekend, wordt hier andermaal omloop <Op. cit., 138-140 en 160-161>. Dit waren geen echte
nader op zijn oorsprong en functie ingegaan. sleutels doch ongeveer 12 cm lange ijzeren staven met dwars
op het dikke uiteinde een jachthoorntje <Op. cit., afb. 69>. Van
De Sint-Hubertussleutel (23 cm) en de lederen etui (281/2 cm) een Zwitsers exemplaar schreef men: ”Der Nagelkopf bildet
van broeder Antonius bevinden zich thans weer in de Sint- eine Platte von ausgeschnittener, posthornartiger Form”
Janskluis. Uit een vergelijking met andere Sint-Hubertussleutels <SAV 17 (1913), 56>. Oorspronkelijk moet het andere spits
valt te concluderen dat oorspronkelijk het ene einde van deze toelopende, boveneinde van die staaf in een houten handvat
sleutel in een houten handvat stak en aan het andere einde een hebben gezeten <HGH 1967, 82>. Ofschoon het voor de hand
dwars geplaatst jachthoorntje was bevestigd <Foto door de auteur>. ligt dat broeder Antonius een houten of isolerend handvat
van ander materiaal nodig had om die verhitte metalen staaf
te hanteren, lijkt in het (thans) van ouderdom stijf geworden
leren etui, waarin die sleutel werd opgeborgen, weinig of
geen plaats voor zo’n handvat te zijn geweest <Deel I, 299-300>.
Het herhaald gloeiend maken leidde tot vervormingen van
het hoorntje. Vandaar dat men in de beschrijvingen ervan
leest dat het de vorm van een H <HGH 1956, 130>, een kruis
<HGH 1967, 82>, een hoefijzer <RWZV 7 (1960), 238> of een half
maantje <HW 1972, 178> had. Zowel uit de gebruiksaanwijzin-
gen in het Nederlands, Frans en Duits, waarin respectieve-
lijk sprake is van ”Ysere Horntjens gemeynelyck genoemt
Sleutelen van Sint Hubertus” <P. Habets, 73>, ”Cléfs ou Cones
de Chasse (de fer)” <SAV 13 (1909), 305>,”Cornets ou Clés”
<BSFHM 19 (1925), 346>, ”Cornets de fer, nommées ordinaire-
ment Clés de Saint Hubert” <P. Habets, 107> en ”Hörnlein oder
Schlüssel” <Op. cit. 17 (1913), 57> alsook uit bewaard gebleven
sleutels en afbeeldingen <Huyghebaert, 153, - P. Habets, 73> blijkt
evenwel dat het in al die gevallen oorspronkelijk een jacht-
hoorntje betrof.
De bewering dat die sleutels enkel mochten worden gebruikt
door personen die zelf door een razende hond waren gebeten
en daarop aan het graf van Sint-Hubertus vrijwaring van
razernij hadden gevraagd en verkregen <RWZV 1960, 238>,
berust op een vergissing. Anderzijds is ook de bewering dat
elke dorpssmid een exemplaar zou hebben bezeten <Sjakel nº
121, 5>, historisch onjuist. Wel krijgt men de indruk dat
kluizenaars bij uitstek personen waren die zo’n sleutel
bezaten en gebruikten; dat was immers het geval bij de

436

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 437

heremieten te Krawinkel, Stein, Schin op Geul, Oirsbeek, gebrande dier negen dagen lang opgesloten, om hetzelve te
St.-Pieter bij Maastricht, Kanne (B.), Zolder (B.), Alken belleten (= beletten) van door onmatig woelen soms het
(B.), Borgloon (B.), Offelken bij Tongeren (B.) en Vrijhern vergift meer en meer uittezetten (= te verspreiden). De
onder Rixingen (B.). gezonde dieren worden ook op hun vo(o)rhoofd geteekend,
Volgens een bericht uit 1937 kon vóór de Eerste Wereld- maar deze hoeven niet opgesloten te blijven. Als dit nu
oorlog eenieder te Saint Hubert zo’n Sint-Hubertussleutel gedaan is, dan moet eimand (= iemand) van de familie, voor
verkrijgen door negen francs aan een der monniken te één of voor verscheidene dieren denzelven dag beginnen en
betalen. Bovendien zou bij zo’n transactie door de betreffen- vijf of negen achtereenvolgende dagen voortgaan met vijf
de monnik de verzekering zijn gegeven dat hij zowel voor de maal den Onze Vader en vijf maal den Wees Gegroet te
eigenaar van die sleutel als voor de daarmee gebrande dieren bidden ter eere van God, van zijne glorierijke Moeder en van
voor 99 jaren geldig was <VL 1937, 154>. In 1925 schreef dokter den H. Hubertus. Gedurende gansch dezen tijd geeft men
Tricot-Royer dat het gebruik van die sleutels voor ”thera- elken dag, aan het geteeken(d) dier, vooraleer het eenig
peutische” doeleinden erg in trek was in België, Frankrijk, ander voedsel krijgt, een stuk brood, of wat haver, die men
Nederland, Duitsland, Italië en Spanje <BSFHM 19 (1925), 348>. ter eer van den H. Hubertus door eenen priester doen
Sinds de bereiding en toediening van het rabiësvaccin zijn de wijden heeft. De wonderbare kracht van deze sleutels op de
Sint-Hubertussleutels in onbruik geraakt. dieren, is door de dagelijksche ondervinding genoegzaam
bewezen, en ware ’t zake dat, niettegenstaande deze voor-
Zegening van Sint-Hubertussleutels zorg, sulk dier kwam razend te worden, men bemerkt dat het
Aangezien ze vaak in een context van bijgeloof en magie sterft zonder aan anderen te hinderen. Het ware een mis-
worden geplaatst, lijkt het dienstig de godsdienstige zijde bruik en daarenboven deze sleutels zooden (= zouden)
van Sint-Hubertussleutels te benadrukken. In een te Saint ontwijd zijn, indien men dezelve op hout of iet(s) anders
Hubert bewaard manuscript uit 1698 staat een Benedictio druckte, als zij gloiïg zij(n), aangezien zij maar gewijd zijn
Clavis/Clavium, d.w.z. ”Zegening van de sleutel(s)” die uit om dieren te teekenen. Als zij op den grond komen te vallen
drie gebeden bestaat. of met handen aangeraakt worden, daarom verliezen zij
In het eerste gebed wordt God gesmeekt zich te verwaar- hunne wijding niet. Het ware een zware misbruik van Sint-
digen zijn dienaren te verhoren en aan de zegening van deze Hubertus’sleutels te doen dienen om, op welke wijse het ook
sleutel Zijn eigen zegening te verlenen, opdat de heet zijn moge eenig geld of giften te winnen. Het inzicht (= de
(adusta) gemaakte sleutel voor alle (dieren) die hiermee bedoeling) alleen van er iets voor te krijgen of iets door te
gebrand worden, een ”verkoeling” (refrigerium) tegen honds- winnen, is genoegzaam (= voldoende) om deze sleutels te
dolheid moge zijn. Tevens wordt daarbij de voorspraak van ontwijden, en bijgevolg om dezelve voor de dieren zonder
de H. Maria ingeroepen en wordt op de verdiensten van de ennig (= enig) nut en uitwerksel te doen worden”. Was
H. Hubertus gewezen. In het tweede gebed wordt de smeek- getekend: ”Aalmoezenier der Kerk van den grooten H.
bede herhaald dat de H. Drievuldigheid dit stuk metaal HUBERTUS” <Habets, P., 107>.
moge zegenen opdat alle dieren die hiermee tegen honds-
dolheid getekend of gebrand worden, gezond en onverlet Sint-Hubertussleutel met een houten handvat en een jacht-
mogen blijven. In het derde gebed wordt God gevraagd om hoorntje in het Heimatmuseum te Heinsberg (D.).
de voorspraak van de H. Hubertus goedgunstig te verhoren.
Na het kruisteken (van de zegening) volgde de besprenkeling
met wijwater. Tenslotte werden die sleutels aan de stola van
de H. Hubertus aangestreken <BSFHM 19 (1925), 356-357>.

”Onderwijzing” voor het gebruik van Sint-Hubertus- De brandingsprocedure
sleutels Oudere Geleners die jonge honden naar broeder Antonius
In het kerkarchief van Elsloo bevindt zich een ongedateerd hadden gebracht, vertelden dat de heremiet eerst zijn Sint-
gedrukt blad met zowel in het Frans als in het Nederlands Hubertussleutel in het vuur van zijn kachel plaatste, vervol-
- niet zonder drukfouten - de volgende ”INSTRUCTION” gens in de kapel ging bidden en daarna met de hete sleutel
of ”ONDERWIJZING over het gebruik der SLEUTELS, slechts enkele haren tussen de ogen van de hond schroeide.
gewoonlijk SINT HUBERTUSSLEUTELS genoemd die Dit laatste schijnt de algemene gewoonte bij niet-aangetaste
door zonderlinge (= bijzondere) gebeden gewijd zijn, en aan dieren te zijn geweest.
den STOOL van dezen grooten Heiligen geraakt hebben”: Maar bij grote honden was die procedure niet steeds gemak-
”Zoohaast als men gewaar woordt dat een dier door een kelijk. Op sommige plaatsen werd de hond van een muilkorf
ander gebeten of besmet is geweest, maakt men den sleutel voorzien. Te Ütterath (D.) stak men een tand van een mest-
gloeiig in het vuur en men drukt er mede op de wond, gaffel door de ring van de halsband van de hond en duwde
indien dit gevoeglijk kan geschieden en anders op de kop deze zo vast aan dat het dier met zijn kop tegen de grond
(voorhoofd) tot op het levendig vleesch toe; men houdt het gedrukt zat <HGH 1967, 82>. Te Brüggelchen (D.) gaf men de

437

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 07-11-2011 12:30 Pagina 438

ketting, waaraan de hond lag, van buiten naar binnen door en een kluizenaar die beiden tot het riddergeslacht Huyn
het zogenaamde ”sjtortlaok”, een opening in de muur tussen zouden hebben behoord. Het is ons niet bekend of die
de keuken en het erf, waardoor het schrobwater naar buiten auteur de voornaamste ”feiten” van die legende uit de volks-
werd gekeerd. Daarna werd deze zo strak naar binnen aan- mond optekende. Een mogelijke historische aanleiding tot
getrokken dat de hond met zijn kop tegen de buitenkant van dit verhaal zou men kunnen zoeken in de al te vroegtijdige
de muur klem kwam te zitten <HGH 1956, 131>. Te St- dood (1687) van de 20-jarige prinses Godefrida, dochter van
Huibrechts-Hern (B.) werd de hond met zijn kop tussen een Arnold V Wolfgang Huyn, de laatste graaf van Geleen, die
deur geklemd, terwijl men in St.-Huibrechts-Lille (B.) de met Karel Theodoor Otto van Salm was getrouwd. Haar
kop van de hond op een in de grond geplaatste en van boven oudoom, veldmaarschalk Godfried Huyn was landcomman-
rond uitgesneden plank plaatste en door middel van een op deur van de religieuze Duitse ridderorde te Alden Biesen,
zijn nek geplaatste hefboom onbeweeglijk hield <Hyughebaert, waar hij in 1657 overleed <Godfried - Deel I, 189-197>. Pastoor
157. - Nkde 8 (1976), 122-123>. In Geulle werd de hond door een NIJSSEN dateerde de gebeurtenissen van de legende in
paar potige kerels stevig gekneveld <Sjakel II (1957/58), nr. 121, 5; 1644; hij was namelijk van mening dat de Sint-Janskluis in
nr. 125, 3>. Volgens de plaatselijke traditie werd bij een bezoek 1699 slechts gerestaureerd werd. Ofschoon het kasteel van
aan broeder Antonius in de St.-Janskluis de nek van de hond Sint-Jansgeleen in zijn tijd nog niet volledig vervallen was,
steeds door de eigenaar tussen zijn knieën geklemd. sprak hij toch van een ”hoop vervallen steen” en ”dat oud
geraamte”. De door hem op rijm gezette legende werd door
genoemde pastoor onder zijn parochianen verspreid.
Bijgevolg werd ze ook mondeling overgeleverd. De in 1895
geboren mevrouw M. Jansen uit Spaans-Neerbeek die deze
legende in haar jeugd van buiten had geleerd, wist ze in 1974
nog in haar geheel te citeren. De gedrukte tekst luidt aldus:

Jachthoorntjes voor bevestiging aan Sint-Hubertussleutels. I
Nog staat zij daar de aloude kluis
Van mergel en van steenen,
Met hare cel en bedehuis
Reeds lang vermaard voorhenen.

Ofschoon de officiële voorschriften, zoals wij hierboven Toen nog de Huynen van Geleen,
zagen, een waarschuwing tegen het gebruik van de Sint- Ten huizen in het Oosten
Hubertussleutels voor geldelijk gewin bevatten, ging de Van uit dien hoop vervallen steen
eigenaar van een gebrande hond toch zelden heen zonder iets Onze armen kwamen troosten,
voor de kluizenaar te hebben achtergelaten. Vaak gaf men
hem etenswaar, zoals vlees, brood of ongemalen koren; geld Toen trok een jonkvrouw als een roos,
werd niet in de hand gegeven maar ofwel op tafel gelegd Van uit dat oud geraamte,
ofwel in een ”offersjtok” in de kapel gedeponeerd. Die vroeg het stille voetpad koos
Uit nederige schaamte …,
Legenden rond de Sint-Janskluis
en haar bewoners Met melk en kaas naar de oude kluis,
In ’t korenveld gelegen
Zoals wij onder ”Biesenhof” zagen <hfdst. IX A, nr. 10>, circu- Om d’ouden kluizenaar Servuys (= Servaas)
leerde in Sweikhuizen een verhaal over de kluizenaar van Den zieke te verplegen.
Krawinkel die door de eigenaar van die hoeve was verzocht
om hem van de invloed van de duivel te bevrijden, maar dat Zij klopte zachtjes op de deur
deze laatste hem zodanig afschrikte dat hij de moed verloor En trad dan ijlings binnen,
om aan dat verzoek gevolg te geven. Daarnaast heeft de kluis En groette hem met blij humeur
een paar personen tot het publiceren van ”legenden” geïn- Het oog vol zoete minne.
spireerd die wij omwille van hun merkwaardigheid hier laten
volgen. Dan bood zij hem haar korfjes aan
En vroeg hem hoe het stonde,
”Irma, de Jonkvrouw van Sint-Jansgeleen” En schudde, alvorens heen te gaan,
Op 1 mei 1910 schreef pastoor NIJSSEN van Oud-Geleen Wel tienmaal zijne sponde.
de laatste regels van een lang rijmverhaal over een jonkvrouw

438

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 439

Als ze ’m verliet, sloeg hij een kruis, Hendrik in februari 1868 <Ndms 8 (1930-31), 74>. Toen broeder
En schonk haar zijnen zegen, Antonius in januari 1912 ternauwernood aan eenzelfde lot
En Irma trad in ’t bedehuis, was ontsnapt, werd dit oude verhaal telkens weer opnieuw
Dicht bij de cel gelegen. verteld; het was tot het midden van de 20ste eeuw in de
plaatselijke overlevering blijven voortleven. LEMMENS gaf
II echter aan zijn verhaal de volgende versie die hij niet uit de
Eens op het punt van heen te gaan ons bekende volksmond had opgetekend: ”De eerwaarde
Treedt ze in Sint Jans-Kapelle, broeder Thomas bewoonde de kluis onder Geleen, welke lag
En roept de Heilge Moeder aan, waar het heuvelland van Zuid-Limburg begint met zijn
Dan vangt zij aan te tellen … eertijds en ook nu nog wel bosrijke hellingen. Eens sprok-
kelde de kluizenaar op een winterdag hout in het bos van een
”Och, Moeke, ’k ben pas zestien jaar der hellingen om zijn kachelpot in zijn kluis te kunnen
Van drieen hier gekomen, stoken, nodig voor enige warmte en om het eten gereed te
Voor Oome stond ik immer klaar maken. Hij deed dit onderwijl hij de rozenkrans bad, toen
Voor mijnen overoome.” hij eensklaps een eenvoudig tegen een boom hangend Onze
Lieve Vrouwebeeldje ontwaarde, gezet in een kapelletje. Het
”Thans dunkt me dat hij sterven gaat, leek hem of Maria hem met liefde toeblikte. De kluizenaar
Zijn hart klopt nauwlijks weder, vatte een grote verering voor dit beeldje op, en trok er vele
En op zijn rimpelig gelaat malen doorheen het jaar heen, jaar in jaar uit. Hij bad er een
Daalt straks de doodskleur neder.” rozenkrans, legde er wilde bloemen neder als die er waren, en
vroeg Maria om niet eenzaam en verlaten behoeven te
”Och Moeke, kan ik met hem gaan sterven.
Ten dage van Uw kroning; Op een morgen bleef broeder Thomas te bed; oud geworden
Ik trok zoo graag het bruidskleed aan was hij nu ziek en voelde zijn einde naderen. Hij was niet
Voor Jezus mijnen koning.” meer bij machte op te staan, en wie zou hem hier komen
bezoeken ? De zon boortelde door het nauwe kluisvenster en
III bracht warmte binnen. Zo gaarne was hij nu nog eens naar
De zon beschijnt op nieuw deze aard Onze Lieve Vrouw in het bos gegaan, nu de zomerzon zovele
Van uit het gouden Oosten, schone bloemen deed bloeien, om bij het beeld een
Het is Maria Hemelvaart, bloemenruiker neer te leggen. Wanneer Onze Lieve Heer
Men kan zich maar niet troosten. hem dan zou laten sterven, goed, dan zou hij dit aanvaarden;
zelfs in de eenzaamheid en verlatenheid, waartegen hij steeds
Daar ginder op het oud kasteel op had gezien. Onze Lieve Vrouw zou hem direkt na zijn
Van steen en mergelblokken, afsterven wel Haar hand toereiken en hem de hemel in
Daar stierf de jonkvrouw een juweel, brengen.
De jonkvrouw blonder lokken. Daar werd op de deur geklopt. De kluizenaar hoorde het.
Misschien was het een priester, mogelijk wel de pastoor van
Zij is pas zestien jaren oud, Geleen, die God hem nu zond. Of een reiziger, die de weg
Zij was de troost der armen, zou komen vragen, en aan wie Thomas dan zou verzoeken
Door Gods genade rijk bedauwd, een priester te willen waarschuwen. Met zijn zwakke stem
Stierf zij in Jezus’ armen. riep hij de kloppende toe binnen te komen. De deur ging
open, en daar vloeide een helder licht naar binnen; met dat
En op het veld in de oude kluis, licht verscheen ook de Heilige Moeder Maria in de cel,
Daar stierf haar overoome, precies zoals hij Maria kende van het boskapelletje daar aan
Een telg van ’t adellijke huis, die boom. De stervende kluizenaar voelde zijn hart.
Uit haar geslacht gekomen. ’Thomas’, zei Onze Lieve Vrouw, ’gij hebt Mij in uw leven
steeds zo bemind, gij hebt mij niet in de eenzaamheid
<JPGL XVI (1910), 263-265> gelaten daar in het bos. Ik zal u in uw stervensuur ook niet
alleen laten’. Maria zweefde tot aan het bed. Zij blikte hem
De kluizenaar en O.-L.-Vrouw warm aan. Hij zag reeds de hemel open gaan. Onze Lieve
Een andere legende werd door GERARD LEMMENS Vrouw legde Heur hand op zijn hoofd en streek hem over de
gepubliceerd <Lemmens, 1947, 86-87>. Die auteur verwees uit- haren, tot hij zacht en kalm in de Here overging. Toen
drukkelijk <Op. cit., 203> naar de eenzame dood van broeder verliet Maria de cel” <Lemmens 1947, 86-87>.
Tot zover de tekst van LEMMENS. Naast de volksmond en
De Nedermaas gaf die auteur tevens als zijn bron op: A.

439

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 440

Rosen, Dichtkrans aan Maria <Op. cit., 203>. Hiermee doelde De Gelener WIL WILLEMS uitte zijn gehechtheid aan de
hij op de aldus genoemde serie gedichten door ANNA Sint-Janskluis in het plaatselijke dialect als volgt:
ROSEN <Welters, H. 1875, 49-50>. Het is echter zonder meer
duidelijk dat LEMMENS dit rijm, waarin geen uitdrukke- Kloes, veer zien allemaol hiël greuëtsj op dich !
lijke verwijzing naar de Sint-Janskluis voorkomt, als zijn Dat zich maer èns eemes zoaget sjoans geit zeuke …
voornaamste bron heeft gebruikt. Van oos Gelaen bès en blifs doe ummer ’t aangezich,
get sjoandesj besjteit nurges, ich wil neet sjteuke !!!!
Nog meer gedichten over kluizenaars
en hun woning Gans vreuger sjtòngs doe hie bie òs midden in ’t kaore.
Jederein sjloog zich bie ’t langs gaon ei krutske.
Ons boek De Kluis van Krawinkel (1975) inspireerde de Doe bekeek ’r dich dan ummer mit diene sjeive taore,
Beekenaar JACQUES AUSSEMS tot de volgende poëtische Es of ste doe wols zègke: jao jòng dat is ’t sjuste !!!
ontboezemingen:
Bie dich bènne waor ’t ummer zoa heimelik
Een kluizenaar is arm, zal geen bezit begeren: Mit Sleeven Hiër pienlik hangend aant kruuts gebaoge …
gebed versterkt zijn geest en vasten kwelt zijn lijf, Òm dich bie wènjde dèè Noorderwènjd kaud en kil.
onthecht aan goed en wijf, Sòms leek ’t of v’r dich sjoevere en bibbere zaoge.
de regel van zijn kluis zal steeds verleiding keren.
Kluuske van dich geit ummertoe get gans appaars oet !
Zelfs giften onder dank, die worden meegenomen, Mesjiens hèèt Sleeven Hiër dich hie èns zelf gezat …
want weelde lokt altijd, verleidt de zwakke mens Bie dich èns effe bènne te loupe woort door neemes gesjoed.
en duidt een nieuwe grens. Oos auwer luu höbben aan dich ummer gooë rögkesjteun
Ook broeder Nicolaas ontdekt die nieuwe zomen (= uiterste gehad …!
kanten).

Een kleine groentetuin mag hem slechts ondersteunen,
en dagelijks de mis voor geest en zieleheil,
als middel tegen feil (= zedelijk fout);
maar op de pelgrimsstaf vermag de broeder leunen.

Een lange zware weg zal hem naar Rome voeren,
waar hij zijn opdracht krijgt als ordeseremiet,
die rijkdom achterliet,
maar ’t vrijheidsideaal zal in hem blijven roeren.

Want op zijn vrome weg hoort hij het blijde zingen
in logement en kroeg, waar distillaat en bier
de bron zijn van vertier,
die ook een kluizenaar met kracht trekt in zijn kringen.

Op zonde volgt dan straf, en verder gaat het leven
dat lach en tranen brengt, zowel voor mens als dier,
maar is er dolheid hier
dan zal de broeder gauw als brander rust gaan geven.

Zijn sleutel wordt verhit en honden mogen komen
Om Sint Hubertus merk als teken van zijn werk
bekrachtigd door de kerk
te branden op hun kop om ziekte te voorkomen.

Zo laat elk leven zich, dat niemand is te missen: De voorheen - tezamen met de Sint-Rochuskapel - eenzaam in
Elk schepsel is uniek en speelt zijn eigen rol het wijde veld gelegen kluis lag op 4 juni 1957 reeds in het
In wetenschap en grol (= grap, aardigheid), centrum van een grote ster van volgebouwde straten. De hier
In kunst en liefdespel: zijn geest is niet te wissen. nog open plekken werden sindsdien eveneens met huizen gevuld
<Foto K.L.M. Aerocarto N.V., nr. 31535>.

440

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 441

De kluis van ”de rode heremiet” op de ”Baan”
(1869-1875)

Pater TIMOTHEUS VAESSEN o.c.d. was de eerste die in
1926 verhaalde over ”De Kluizenaar van de Rijksweg”
<Karmel, 1-5>. Zijn relaas werd in ons boek over de Kluis van
Krawinkel aangevuld met meer gegevens uit het gemeente-
archief, het notarieel archief en krantenberichten <Kluis, 67-
72>. In deel II van deze serie werd een beknopte versie
opgenomen <356-358>. En hier zal andermaal een verder aan-
gevulde uitvoerige bespreking volgen.

Het huisje van Pieter Janssen (1846) ”D’n Hiëremiet op de Baan met zijn geit” naar een tekening
De uit Havert (D.) stammende Pieter Janssen (*1-10-1809) door Pie Schmitz <Scapulier mei-juni 1951, 95, - Solberg, 74>.
was met de Oud-Geleense Christina Elisabeth Claessens
(*14-10-1800) getrouwd en woonde met haar en hun Teneinde zijn woning in een ”kluis” te kunnen veranderen,
kinderen aan de Peschstraat. Aan de Rijksweg, naast het kocht hij op 20 april 1870 tevens het aan de noordzijde
Molenpaadje in de Geleenderkamp, d.w.z. het terrein tussen ernaast gelegen stuk grond van 14 are en 28 centiare voor
de Hoog Steeg (= Pastoor Vonckenstraat) en de 379,50 gulden van de horlogemaker Leonard Wessels aan de
Beekhoverstraat, bouwde hij een vrij eenvoudig huisje. Peschstraat <Deel II, 191>. Bij die transactie ging evenwel geen
Aangezien langs die nieuwe grote weg heel wat verkeer zou geld van hand tot hand, want terzelfder tijd nam de kluize-
passeren, had de bouwer het vooruitzicht - zoals uit een naar bij de verkoper een hypotheek ten bedrage van de koop-
document van 12 maart 1846 blijkt - om in dat huisje een som. Hij beloofde deze op 20 april 1875 af te lossen en
herberg te beginnen. Hij kreeg het al spoedig met de over- intussen een jaarlijkse interest van 5% te betalen.
heid aan de stok, omdat hij weliswaar op de kant van de Op het belendende perceel bouwde hij een vast aan zijn
greppel, maar toch binnen de grenslijnen van de nieuwe woning aansluitende kapel naar het model van het huisje van
weg, opgaande canada’s en een haag had geplant. Loreto. Vóór zijn komst naar Geleen had hij dit Italiaans
Waarschijnlijk heeft hij ter plekke inderdaad enige tijd café bedevaartsoord bezocht en hij had van daar relieken mee-
gehouden. Maar nadat zijn echtgenote op 31 mei 1866 was gebracht. Boven de buitendeur van de kapel schreef hij:
overleden, besloot hij dat huisje te verhuren. Op 15 maart S. Domus Lauretana (= ”H. Huis(je) van Loreto”), terwijl hij
1868 vertrok hij naar Bunde waar hij kort nadien stierf. in een buitennis een beeld van O.-L.-Vrouw plaatste, waar-
Volgens de mondelinge overlevering werd Willem Cloots de omheen hij de volgende tekst aanbracht: Maria virgo sine
nieuwe bewoner. labe originali concepta o(ra) p(ro) n(obis) (= ”Maagd Maria
Bij de scheiding en deling van de nalatenschap van Pieter zonder erfzonde ontvangen, bid voor ons”).
Janssen op 26 januari 1869 kwam het gebouwtje aan zijn Bovendien breidde hij zijn woning zodanig uit dat zij zowel
dochter Sibilla Margaretha Janssen (*13-5-1834, † 22-5- gelijkvloers als op de eerste verdieping vier vertrekken telde.
1911) die getrouwd was met de slotenmaker Jan Salden uit Een van de kamers op de verdieping zag door een venster uit
Hillensberg (D.) (*10-2-1834, † 15-5-1883) en die met haar
gezin in haar ouderlijk huis aan de Peschstraat woonde. Op
9 november 1869 verkocht zij ”een gebouw met het erach-
ter gelegen bouwland in den Geleenderkamp” met een
gezamenlijke oppervlakte van 12 roede en 67 el voor 400
gulden aan een Duitser die contant betaalde.

Het huisje in een kluis met kapel veranderd (1870)
Adam of Alfons Joseph Kaiser was in de Burtscheider Straße
te Aken geboren (25-10-1814) als zoon van de schoenmaker
Johann Kayser en Barbara Althoven. Bij de geboorteaangifte
werd hij ingeschreven als Adam Joseph, maar hij zou zichzelf
steeds Alfons(ius) Joseph(us) noemen. Ook werd in de
geboorteakte de naam van zijn vader als Kayser opgegeven,
terwijl deze zelf de versie Kaiser verkoos. In de koopakte werd
de nieuwe eigenaar als ”kluizenaar zonder beroep, wonende
te Aken” aangeduid. Wegens zijn rode baard werd Kaiser
door de Geleners al spoedig ”de roa’n hiëremiet” genoemd.

441

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 442

op de kapel en diende als oksaal. Om die nieuwe uitgaven te onroerend goed door onderwijzer J.L. Willems en
dekken, nam Kaiser op 14 januari 1871 bij de Sittardse veldwachter P. Heuts op een waarde van 3.200 gulden
horlogemaker Godschalk Horn een tweede hypotheek ten geschat, nl. het perceel van bijna 27 are op 560 gulden en de
bedrage van 500 gulden tegen een jaarlijkse rente van 5%. erop staande gebouwen op 2.640 gulden. Nadat het arm-
Die som zou op 14 januari 1875 opeisbaar zijn. Aldus was bestuur de op 15 april 1872 gevraagde machtiging om die
zijn eigendom met een totaal bedrag van bijna 880 gulden schenking in ontvangst te mogen nemen bij Koninklijk
belast. Besluit van 5 juli had verkregen, werd de overeenkomst op
Pater TIMOTHEUS tekende uit de mondelinge over- 25 juli 1872 in het kantoor van notaris Russel schriftelijk
levering het volgende op: ”Om aan zijn schuldeischers te vastgelegd.
voldoen en in zijn eigen onderhoud te voorzien, ging de Gedurende de drie volgende jaren bewoonde ”de rode here-
kluizenaar collecteeren langs de huizen van ’t dorp en der miet” zijn kluis in de stellige verwachting er zijn verdere
omliggende plaatsen. Maar (...) menigmaal kreeg hij op zijn levensdagen in gebed en boetedoening te mogen slijten.
bedeltocht te hooren: ’Was U maar in Uw vaderland Volgens de plaatselijke overlevering zou een collega die bij
gebleven. Die kluis op de Rijksweg was niet noodig geweest’. de heremiet zijn intrek nam een flinke som geld hebben
Zijn profetisch antwoord: ’Daar, in die kluis, zal nog menig- meegebracht. Maar de ons bekende feiten bevatten geen aan-
maal het Dominus vobiscum gezongen worden’, kreeg geen wijzingen van die aard. Nadat de uit Mecklenburg (D.)
gunstig onthaal” <Karmel, 5>. stammende Ludwig Stark (*ca. 1849) zich, ondanks een
Wel klonken er op een gegeven ogenblik in zijn kluis geheel geweigerde verblijfsvergunning, eveneens in de kluis had
andere geluiden die hij daar beslist niet had verwacht. gevestigd, werd deze op 15 april 1875 op bevel van de
Hierover schrijft genoemde pater o.a.: ”In de kapel bad de burgemeester over de Duitse grens gezet. Op diezelfde dag
kluizenaar des avonds het rozenhoedje met de litanie van werd uit de kluis aan de Rijksweg een paraplu ontvreemd; de
Onze Lieve Vrouw voor. Hij was Duitscher van afkomst en dief zou spoedig in Maastricht worden gearresteerd <DKLim
sprak en bad in zijn moedertaal. De heremiet was tevreden 17-4-1875>.
dat er nog al volk zijn dienstoefening bijwoonde. Vooral de Ook Kaiser zou zich spoedig gedwongen zien zijn kluis te
jeugd kwam goed op en bad vooral in de litanie flink mee. verlaten, want hij verzuimde zich aan de financiële afspraken
Maar toen de kluizenaar op zekeren dag eens goed luisterde, te houden. Zo verstreek op 20 april 1875 de aflossings-
kwam hij tot de minder aangename ontdekking, dat dat termijn die hij met horlogemaker Wessels voor de geleende
straatvolkje gekomen was om hem te treiteren. In plaats van som van 379,50 gulden was overeengekomen. Wessels liet
’bid voor ons’ antwoordde het ’Bismarck, Bismarck’. Toen het er niet bij zitten en sommeerde Kaiser op 30 april via de
ontstak onze kluizenaar in heilige toorn en joeg de tempel- deurwaarder Timmers uit Sittard alsnog zonder uitstel aan
schenners uit de kapel met zijn geitenzweep” <Loc. cit.>. zijn verplichtingen te voldoen. Tevens werd hem toen mee-
gedeeld dat ingeval hij verder in gebreke mocht blijven, de
Kluis met kapel aan Armbestuur van Geleen overgedragen kluis op 3 juni in het openbaar zou worden verkocht.
(5-4-1872)
Daar hij de rente van zijn hypotheken niet kon opbrengen, Kluis met kapel door Armbestuur gekocht (3-6-1875)
zag Kaiser zich gedwongen een nieuwe regeling te treffen. Toen die aanmaning zonder uitwerking bleef, werd in de te
Eerst wilde hij zijn kluis en kapel tegen een bepaalde ver- Sittard verschijnende krant De Katholieke Limburger van 15
goeding aan het bisdom Roermond vermaken. Maar op 27 en 22 mei 1875 de volgende aankondiging gepubliceerd:
oktober 1871 weigerde de bisschop dit aanbod van die ”OPENBAAR VERKOOP. Donderdag 3 Juni 1875, ten 10
”quasi eremit” te accepteren, hieraan toevoegend ”dat wij ure ’s morgens precies, zal de Notaris RUSSEL, ter herberge
ons met de zaak die hij daar zonder ons begonnen heeft, niet van Pieter Luyten (= het ”tolhuisje”) te Geleen, in de tegen-
kunnen inlaten”. woordigheid van den Regter des Kantons Sittard, aan den
Op 5 april 1872 schonk Kaiser de grond met de erop staan- hoogstbiedenden ver-koopen: Een over korts nieuw
de gebouwen aan het ”armgesticht” van de gemeente gebouwd, wel doortimmerd dubbel HUIS met KAPEL te
Geleen, onder voorwaarde dat hij daarvan het levenslange Geleen, aan den rijksweg, benevens een TUIN erbij gelegen,
vruchtgebruik zou mogen genieten. In de schenkingsakte groot 26 aren 95 centiaren. Van de veilconditien kan van nu
stond o.a. ”dat de bij deze geschonken goederen thans af kennis worden genomen, ten kantore van voorn. Notaris”
bezwaard zijn met twee rentgevende sommen te zamen <Deel II, 357>. Bovendien werd diezelfde aankondiging via aan-
bedragende acht honderd negen en zeventig gulden vijftig plakbiljetten verspreid.
cent, en dat het begiftigde armgesticht zal gehouden zijn de Alvorens op genoemde datum - in tegenwoordigheid van de
schuld te voldoen indien dezelve bij het eindigen van het kantonrechter H.H.G.A. Coenegracht - tot de verkoop over
voorbehouden vruchtgebruik nog mocht bestaan, verplich- te gaan, bevestigde notaris Russel ”het armbestuur van den
tende hij (= Kaiser) zich inmiddels de intresten aan te zuive- algemeenen armen van Geleen als tegenwoordige eigenaar
ren”. der goederen”. Tevens werden toen de ”op de goederen
Op 15 april 1872 werd het door de kluizenaar afgestane klevende schulden” erkend, terwijl ook het aan kluizenaar

442

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 443

Kaiser toegekende levenslange vruchtgebruik uitdrukkelijk karmelieten uit Beieren werd verkocht en door hen tot een
werd vermeld. Met 2.110 gulden was Jan Jozef Otten de volwaardig klooster werd uitgebouwd <Deel II, 357-360>.
hoogstbiedende, waarop de goederen hem werden toe-
gewezen. De volgende dag verklaarde de koper aldus gehan- 2. Grote Geleense kapellen
deld te hebben ”in zijne betrekking van voorzitter van het
bestuur van den algemeenen armen van Geleen, ten behoe- De vroegste ons bekende Geleense kapel was het in een
ve van het armgesticht te dier plaatse, reeds bezitter van den 16de-eeuws document vermelde ”heylgen huysken (…) in ’t
naakten eigendom dier goederen”. do(o)rp van Crauwinckel” <Msg 1911, 34>. Dit schijnt op onge-
Van het zojuist genoemde bedrag bleef na aftrek van de veer dezelfde plaats te hebben gestaan als de latere kapel aan
hypotheek, de interest en de onkosten nog ruim de helft als de Cornelisstraat. In 1696 werd ”het Vrouwen huijsken” aan
”rustende koopprijs” over. Conform een der verkoop- de Trichterweg vermeld dat gelegen was tussen de Biesenhof
voorwaarden werd daarvan aan Kaiser voor de rest van zijn en de Krawinkeler hoeve (aan de Keutelbeek) <PAG>. Deze
leven een jaarlijkse rente van 4% toegekend. Daarmee was Trichterweg was niet de (Oude) Maastrichterweg door het
hij evenwel niet tevreden en hij meende recht op het hele centrum van Geleen, maar vormde een onderdeel van de
overschot te hebben. Daar het armbestuur hem de resteren- route van Maastricht via Daniken en Munstergeleen naar
de som niet goedschiks wilde afstaan, diende hij een klacht Heinsberg (D.) <Munstergel, 55-85>.
in bij de officier van justitie. Toen dit niet hielp, wendde hij Overeenkomstig het opschrift boven deze sectie komen hier
zich tot Bismarck, de Duitse rijkskanselier. Bijgevolg slechts grote kapellen in aanmerking. Aangezien de kleine
kwamen er herhaaldelijk brieven voor het armbestuur die kapellen slechts beeldjes bevatten, zullen die in de sectie
door de Duitse ”Kanzlei” via het Pruisische gezantschap in ”Openbare religieuze beelden en beeldjes” (nr. 4) ter sprake
Den Haag naar Geleen werden gezonden. Maar ook die komen.
brieven hadden niet het beoogde effect. Elk jaar kwam Van de oude kapellen staat er nog slechts een enkele op haar
Kaiser in eigen persoon zijn rente ophalen. Hij heeft dit voor oorspronkelijke plaats, namelijk de Calvariekapel bij de kerk
het laatst op 3 juni 1899 gedaan; in de loop van dat jaar is te Oud-Geleen. Deze werd reeds uitvoerig afgebeeld en
hij overleden. beschreven <Geleen, 20. - GOA II, 4. - Deel I, 141; II, 320-322> en kan
In 1878 werd geklaagd dat een som van 850 gulden die van hier verder onbesproken blijven. Dat geldt ook voor de
de verkoop van de kluis aan de Rijksweg afkomstig was, zich vroegere kapel van het zusterklooster aan de Geenstraat <Deel
nog steeds in handen van notaris Russel zou bevinden. De II, 374-377>. En de vrij recente schuurkapel bij de vroegere
Commissaris des Konings kwam er zelfs bij te pas. Maar op graanmolen van Munstergeleen werd in de context van het
5 september 1878 liet het gemeentebestuur hem weten ”dat geboortehuis van de heilige pater Karel (Andries) Houben
het buiten de waarheid is, dat eene som van 850,- gulden beschreven (zie hfdst. IX A, nr. 1).
herkomstig van den verkoop van het huis de kluis zich als- De overige grote kapellen behoren tot de volgende cate-
nog in handen van den Heer Notaris Russel bevinde (...) de gorieën: (1) afgebroken en niet hersteld of vervangen, (2)
geheele verkoopprijs daarvan is in de armenrekening over afgebroken en vervangen, (3) verplaatst en (4) nieuw op-
1876 en 1877 verantwoord”. Reeds eerder werd verhaald dat gericht waar voordien geen kapel stond.
die kluis op 20 augustus 1875 aan paters ongeschoeide Volledigheidshalve wordt hier verwezen naar de na de
Tweede Wereldoorlog gestichte en weer opgeheven
”Kapellen bij de Chemische bedrijven Staatsmijnen”, die
door B. VAN GAANS werden beschreven en afgebeeld
<TsHKVGel jrg. 31 (2010), nr. 3, 102-108>.

Achterkant van de door de paters karmelieten in een kloostertje De Sint-Rochuskapel bij de Sint-Janskluis
veranderde kluis. De bomen op de achtergrond staan aan de
Rijksweg. (Voor een foto van de voorkant zie deel II, 358.) Op ongeveer een tiental meters ten zuiden van de Sint-
Janskluis, in de voormalige scherpe hoek, waar zich de
wegen naar de hoeve Ten Eijsden en naar Sint-Jansgeleen
van de hoofdweg tussen Oud-Geleen en Spaans-Neerbeek
afsplitsten, stond tot 1934 de St.-Rochuskapel. Volgens een
document van 10 november 1675 was het wegkruis dat
reeds in 1637 ter plekke werd vermeld, vóór die datum door
een kapel vervangen. In 1676 identificeerde landmeter Jan
Bollen de oude een door hem gemeten perceel aldaar als het
”stuck daer ’t Capelleke opstaet”.
Wellicht had graaf Arnold V Wolfgang Huyn die kapel op

443

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 444

Vóór de afbraak was boven de deur een nis (achter glas),
waarin zich een crucifix en een doornenkroon bevonden.
Volgens de plaatselijke overlevering zou deze laatste door een
kluizenaar zijn gevlochten uit een plant die hij uit het
Heilige Land had meegebracht. Op de bovendorpel stond in
grote letters: ”ONZE LIEVE VROUW VAN SMARTEN
B.V.O.” (= bid voor ons). In het midden van de kapel,
achter de tralies van de deur, stond een door H. v. d. Geld
vervaardigde piëta, d.w.z. een beeld van een zittende O.-L.-
Vrouw met het lichaam van de dode Christus op haar
schoot. Na de afbraak van die kapel werd die piëta in de
Sint-Janskluis geplaatst. Aan de binnenkant van de zij-
wanden van de St.-Rochuskapel waren twee nissen; in de ene
stond een beeld van de H. Hubertus en in de andere een
beeld van de H. Rochus.

De in 1934 afgebroken Sint-Rochuskapel in 1921. Zicht (1929) op de oostzijde van de Sint-Rochuskapel, de Sint-
Overeenkomstig het opschrift boven de deur bevond zich in die Janskluis en de tussen beide staande woonkeet. Een voerman
kapel een beeld van O-L.-Vrouw van Smarten (piëta), dat door slaat met zijn kar en paard (geheel links) vanaf de weg tussen
het getralied raampje in de deur zichtbaar was. Onder dat Spaans-Neerbeek en Oud-Geleen de Spaubeekerweg (voor-
raampje was een gleuf, waardoor aalmoezen konden worden grond) in. De zijweg naar de hoeve Ten Eijsden begint bij de
gedeponeerd. Boven de deur is, achter glas, een kruisbeeld zicht- Sint-Rochuskapel en loopt langs de haag die de grond van de
baar <Foto Rijksdienst voor Monumentenzorg>. kluis omsluit. De achterkant van de kapel toont eenzelfde 3/8-
vorm als de noordzijde van de kluis <LimBeeld 13-3-1929, 12>.
het oog, toen hij in zijn testament (1667) bepaalde dat uit
zijn nalatenschap honderd pattacons zouden worden besteed
voor ”le rétablissement de la petite chapelle de Geleen”.
Wegens de in de 17de eeuw nog vrij frequent voorkomende
besmettelijke ziekten werden in die tijd in onze contreien
vrij veel St.-Rochuskapellen gebouwd <ZAGV 66-67 (1954-55),
167. - HJ 11 (1961), 140>.

Deze foto uit circa 1918 toont de ligging van de Sint- „’t Kapelke van Biesjtandj”
Rochuskapel (rechts) ten opzichte van de Sint-Janskluis en de tussen Lutterade en Krawinkel
beide naburige particuliere huizen. Links, aan het oostelijke
begin van de Daalstraat, ligt het café Beaumont met een Zoals reeds vermeld, werd in 1884 door pastoor Claessen
buitentafel en een daarbij geplaatste bank. In het midden ziet van de St.-Augustinusparochie in het veld ten westen van de
men de zijgevel van café Dohmen. Rechts poseert een aldaar spoorweg, halverwege tussen de dorpen Lutterade en
passerende landbouwer voor de fotograaf en bij de kluis spelen Krawinkel, een rechthoekige bakstenen kapel opgericht <Deel
kinderen. II, 91>. (De door een andere auteur in een tekst van mijn
hand ingelaste bewering dat die kapel in de Dassenkuil zou
hebben gelegen <Margry, 210> is niet juist.) In de apsis stond
een van steen gemetseld altaar en daarachter hing een schil-
derij van O.-L.-Vrouw van Altijddurende Bijstand. De
pastoor was aanvankelijk van plan geweest om er een beeld
van O.-L.-Vrouw Sterre der Zee (Maastricht) te plaatsen,
maar na een bezoek aan de kerk en het klooster van de paters
redemptoristen te Wittem, vurige propagandisten van
O.-L.-Vrouw van Altijddurende Bijstand, veranderde hij
zijn plan. In de kapel was tevens plaats voor vijf kniel-
bankjes, vier bidstoelen en een offerblok. Het stichtingsjaar

444

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 445

1884 is op een oude foto boven in de gevel te zien. Boven pater Andreas Prévot (*Le Teil, Fr., 9-11-1840, † Brugelette,
het dak rees een kort torentje met een slanke spits uit en in B., 26-11-1913), stichter van het klooster van de priesters
de nis boven de ingang bevond zich een beeldje van O.-L.- van het H. Hart van Jezus (s.c.j.) te Leyenbroek (1889), zich
Vrouw met het Kindje Jezus op haar armen. De overlevering via het kerkhof te Oud-Geleen op weg begaf naar „’t Kapelke
wil dat dit beeldje in het veld werd gevonden. In het van Biesjtandj” terwijl hij - de ogen neergeslagen - de rozen-
parochiearchief staat dat de oprichting van die kapel ”uit de krans bad.
bijlagen en offergaven der parochianen” werd bekostigd. De Op 1 maart 1886 werd de kapel met de erbij behorende
uitgaven omvatten ook de aankoop van een stuk grond ”aan grond aan de St.-Augustinusparochie overgedragen. Bij de
de Groenseyk” met een oppervlakte van 1 are en 22 centiare. akte van overdracht werd een verordening van zeven artike-
In de volksmond werd het gebouwtje al spoedig „’t Kapelke len gevoegd die daags tevoren door het kerkbestuur was
van Biesjtandj” genoemd <GOA III, 149 en 150>. opgesteld en waarin werd vastgelegd: (1) dat de kapel het
In de naast de kapel gelegen en met hekwerk omzoomde uitsluitend eigendom van de parochiekerk zal blijven, (2) dat
tuin werden zeven kleine constructies van baksteen geplaatst de kerk zich verplicht tot alle gewone uitgaven die volgens de
die van boven gepolychromeerde gipsen taferelen van de wet ten laste van eigenaars van onroerende goederen komen,
zeven ”voetvallen”, d.w.z. smarten van de H. Maria, voor- (3) dat echter buitengewone uitgaven voor verbouwing,
stelden. Ook deze afbeeldingen werden door parochianen versiering e.d. uit de in de kapel gedeponeerde offergaven
geschonken; aan de onderzijde werden de namen van de dienen te worden bestreden, (4) dat de pastoor alles ten
milde gevers op marmeren platen vermeld <Kapel, 10, 15 en 26- aanzien van het gebruiken van de kapel zal regelen, (5) dat
33. - Margry, 210>. de pastoor twee personen zal aanstellen die een sleutel zullen
De zeven smarten van de H. Maria waren: (1) de voor- ontvangen om de kapel op de door hem aangeduide tijden
spelling van Simeon bij de opdracht van Jezus in de tempel te openen en te sluiten, (6) dat het voorrecht een sleutel te
te Jeruzalem, (2) de vlucht naar Egypte, (3) het zoeken naar bezitten niet erfelijk is en dat ook niemand anders daar
de 12-jarige Jezus die in de tempel was achtergebleven, (4) aanspraak op zal kunnen maken en (7) dat het aanbrengen
de ontmoeting met de kruisdragende Jezus op weg naar van versiering binnen de kapel uitsluitend zal worden voor-
Golgotha, (5) de kruisiging van Jezus, (6) de kruisafneming behouden aan degenen die daarmee door de pastoor zullen
van Jezus en (7) de graflegging van Jezus. worden belast, maar dat de versiering buiten - bij gelegen-
heid van grote of kleine processies - beurtelings door de
De in 1884 gebouwde kapel met het beeld van O.-L.-Vrouw parochianen van Lutterade en die van Krawinkel zal kunnen
van Altijddurende Bijstand en de daarnaast geplaatste zeven geschieden <Kapel, 11-13>. Aangezien volgens de mondelinge
voetvallen in een vroeg stadium. overlevering soms zwervers in die kapel overnachtten, was ze
’s nachts blijkbaar niet afgesloten. De diefstal, namelijk het
Die kapel verschafte een rustaltaar bij de H. Sacraments- leegmaken van de offerbus in de nacht van 11/12 augustus
processies. Maar ook bij andere gelegenheden trokken 1899, zal daar allicht een gevolg van zijn geweest.
processies vanuit de parochiekerk naar die kapel in het veld. De uit Krawinkel afkomstige prof. dr. FRANS FERON
Tijdens één daarvan die men begin augustus 1914 hield met (1896-1958) schreef in 1932: ”In mijn geboorteplaats stond
als hoofdmotief van de gruwel van de oorlog gespaard te (...) zoo’n kapelletje, stil-alleen in het wijde akkerveld. Maar
blijven, konden de deelnemers de doffe donder van de het was eigenlijk nooit alleen. Er was altijd de een of andere
Duitse kanonnen in de streek van Luik horen. Overigens bezoeker of bezoekster. Er brandde altijd een kaarsje. Als
werd het kapelletje ook regelmatig door individuele gelovi- men binnentrad, zag men eerst even om de deur of er
gen uit de omgeving bezocht. Oudere Geleners verhaalden iemand anders was. En men vroeg zich af welke hand dat
dat zij lange tijd dagelijks rond het middaguur zagen hoe kaarsje mocht hebben ontstoken. Was het een oude moeder
met een traan in haar oog ? Was het een meisje met hoop in
haar hart ? Was het een ziel, die streed om het groote offer
eener heldhaftige roeping ? Was het een eenvoudige arbeider
geweest, die anders alleen achter in de kerk durfde staan
maar die hier, in de eenzame stilte, zijn toch kinderlijk
devote hart had kunnen uiten in het ontsteken van een
kaarsje ? Men wist het niet, maar dat eeuwige kaarsje vertelde
toch altijd-door van andere bezoekers of bezoeksters, die er
ook waren gekomen met hun drievoudige gave van geloof,
van hoop en van liefde. Ja, dat kaarsje sprak zoo duidelijk
van diep geloof, van stille hoop, van kinderlijke liefde”
<LimChr. 1932, 215. - Feron, 60-61>.
Ook de in verband met de Sint-Janskluis genoemde
GERARD LEMMENS heeft zich gevoegd bij degenen die

445

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 446

op een devote wijze over deze kapel hebben geschreven. Zijn van het kerkbestuur bleven. Toch zou het tot 1923 duren
opstel begint aldus: ”Daar stond te Lutterade-Krawinkel op alvorens de kapel werd afgebroken. De in verband met de
een viersprong van wegen een eenvoudig veldkapelletje van kluis van de rode heremiet genoemde pater TIMOTHEUS
Maria: twee oude lindebomen overschaduwden het. De schreef in 1925: ”Waar nu de mijnarbeiders (...) in
mannen kwamen er langs, mannen uit dit braaf en goed drommen ongeveer 500 meter naar de diepte der aarde
land, en namen hun muts af; vrouwen kwamen er heen, afdalen (...) daar zagen we vroeger vrome bedevaartgangers
vrouwen uit dit gelovig en goed land, en gingen het kapelle- in processie over eenzame veldwegen biddend naar ’t kapel-
tje binnen en ontstaken er een kaars; kinderen stoeiden er ke, ’t genadeoord van Maria van Altijddurende Bijstand,
heen, kinderen uit dit warm en goed land, en brachten er trekken” <Karmel, 19>.
bloemen binnen. En men bad er ’n wijle, en riep Maria aan” Intussen was de nieuwe parochie Lindenheuvel gesticht die
<Lemmens 1947, 88>. toen nog slechts over een aan de Rozenlaan gelegen nood-
Bij gelegenheid van het gouden bestaansfeest van de St.- kerk beschikte. Geruime tijd voordat de kapel werd
Augustinusparochie in 1912 werd een ”Feestzang ter eere gesloopt, liet pastoor Schoenmaeckers haar hele inventaris
(van) O. L. Vr. van Altijdd. Bijstand, aan wie is toegewijd de en ook de beelden van de voetvallen door vier jongens per
kapel te Lutterade-Krawinkel” van vijf coupletten opgesteld hondenkar naar die noodkerk overbrengen. O.-L.-Vrouw
<Kapel, 35>. Daarin heette die kapel nog „’t Kleine heiligdom, van Altijddurende Bijstand zou haar naam aan de nieuwe
gelegen in de velden, stil, alleen”. Maar slechts enkele jaren parochie geven <Kapel, 20-23>.
later - in het najaar van 1915 - zou die stilte worden Het oude schilderij uit de veldkapel zou echter reeds in 1922
verstoord en zou de kapel eerst in de schaduw van grotere worden vervangen door een ander icoon uit Rome, zoals
gebouwen komen te liggen en werd ze tenslotte door deze blijkt uit het op 6 oktober 1922 in die stad in het Latijn
verdrongen. opgesteld document. Daarin wordt door een vertegenwoor-
diger van de algemeen overste van de redemptoristen
verklaard dat die afbeelding (imaginem) van de H. Maria een
getrouwe weergave (fideliter expressam) is van het originele
miraculeuze schilderij van Altijddurende Bijstand (de
Perpetuo Succursu) dat zich in de kerk van de H. Alphonsus
aldaar bevindt en dat een gouden kroon draagt (corona aurea
insignata). Dit schilderij en dat document werden in 1929 in
een aparte, aan O.-L.-Vrouw toegewijde, kapel van die kerk
geplaatst. In de tuin van de pastorie werden zeven nieuwe
voetvallen opgesteld, waarin de oorspronkelijke gipsen voor-

„’t Kapelke van Biesjtandj” in een later stadium. De bomen
blijken zo sterk gegroeid te zijn dat de zeven voetvallen aan het
oog worden onttrokken. Op een gelijkaardige ansichtkaart is
niet ver achter de kapel een van de eerste gebouwen van de toe-
komstige Staatsmijn Maurits te zien. De kapel zou moeten
wijken voor uitbreiding van dat bedrijf.

De zich uitbreidende Staatsmijn Maurits eiste de plek op De circa 1890 door buurtbewoners in baksteen gebouwde kapel
waar de kapel en de voetvallen stonden. Begin november aan de Kloosterstraat kreeg in 1902 een pleisterlaag. Nadat in
1918 vroeg het kerkbestuur aan de bisschop van Roermond 1930 alle particuliere gebouwen aan de noordzijde van die
machtiging om ze voor een bedrag van 10.115 gulden aan de straat voor de industriële uitbreiding hadden moeten wijken en
Staatsmijnen te verkopen. Bij de taxatie was de waarde van door een ”Chinese muur” waren vervangen, bleef die kapel nog
de grond op 115 gulden en die van de kapel - zonder de vrij lang op die plaats staan. Maar toen de hele Kloosterstraat
voetvallen - op 10.000 gulden geschat. Op 14 november werd opgeheven, moest ook dat gebouwtje in 1978 zijn tradi-
1918 verleende de bisschop zijn goedkeuring en op 14 tionele plaats afstaan <LimBeeld 2-8-1930, 8>.
december d.a.v. werd een voorlopige koopakte opgesteld. Bij
de kort daarop volgende definitieve overdracht aan de
Staatsmijnen werd het voorbehoud gemaakt dat het meubi-
lair van de kapel en de beelden van de voetvallen eigendom

446

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 447

stellingen en de platen met de namen van hun schenkers In 1930 werden de woningen en schuren aan de noordzijde
werden geplaatst. Van die voetvallen moesten er zes wijken van de Kloosterstraat afgebroken en door de zogenaamde
voor nieuwbouw op dat deel van de pastorietuin <Rutten, W., ”Chinese muur” vervangen <LimKoer 1-4-1930. - OHL 1963, 50, nr.
66-69. - Bouten, 210. - Kapel. - DeLim 9 en 15-9-1987. - MGBode 7-11-2000>. 19. - GOA III, 92>. Wegens uitbreiding van het DSM-bedrijf
werden de woningen en schuren aan de zuidzijde in 1972-
Kapel aan vroegere Kloosterstraat, 1973 afgebroken en in 1978 werd die straat opgeheven.
thans bij kerkhof Vouersveld Bijgevolg moest ook de kapel verdwijnen.
Daarop nam de actiegroep ”Kapel 1902 Auwt Kraonkel” het
Deze bakstenen kapel met rondbogige opening werd in initiatief om ze naar het kerkhof Vouersveld over te brengen.
1880-1890 gebouwd door de bewoners van de toenmalige Daartoe werd ze niet afgebroken, maar op 5 december 1978
Krawinkeler Dorpstraat ten westen van de spoorweg die later werd de bijna vijf ton zware constructie geheel in een
Kloosterstraat zou worden genoemd. In 1902, welk jaartal balkenconstructie verpakt, door een hijskraan van de grond
boven de toegangsboog staat, kreeg ze een cementlaag. Ze geheven, op een dieplader geplaatst en vervolgens naar haar
bevatte een massief altaar met op de voorkant een grote nieuwe bestemming vervoerd. Alleen het dakkruis moest
cirkel rond het symbool HIS. Boven het altaar, tegen de tijdelijk worden verwijderd om onder de elektrische draden
achterwand, hing een houten corpus aan een houten kruis te kunnen passeren. Van tevoren was de kapel van alle
met op de vier uiteinden in een driepas eindigende balken. kanten gefotografeerd om ze - ingeval van in elkaar storten -
Het is niet duidelijk of die kapel reeds vanaf haar begin een uit de brokstukken weer in haar oorspronkelijke vorm te
rustaltaar tijdens de H. Sacramentsprocessie van de St.- kunnen samenstellen. Hierbij mag niet onvermeld blijven
Augustinusparochie bood dan wel of dit pas van na de dat de kosten van deze onderneming door de gemeente
opknapbeurt in 1902 dateerde. werden gedragen.
De kapel werd bij de hoofdingang van de begraafplaats
Vouersveld neergezet en daar op 10 juni 1979 door deken
Frissen plechtig ingezegend, daarbij geassisteerd door oud-
buurtbewoner pater Bronnenberg. In 1983 vond er een
renovatie plaats. Ook op haar nieuwe plaats biedt deze kapel
een rustaltaar tijdens de H. Sacramentsprocessie <Stadjour 6 en

13-6-1979. - DeLim 6-6-1979. - LimDag 8 en 11-6-1979, - MGBode 13-6-1979.

- Hamers, V., 30-31. - Aelfers I, 45-46. - Wauben, 40. - Trompet 19-4-1995>.

De verfraaide kapel uit de Kloosterstraat op haar nieuwe plaats Kapel bij het vroegere noordelijke begin
bij de ingang van de begraafplaats Vouersveld <Foto J. Willems>. van Spaans-Neerbeek

Tussen een paar lindebomen op een driesprong van de
Neerbeekse Dorpstraat en twee veldwegen - thans is hier de
hoek van de Verdistraat - stond een bakstenen kapel met een
ronde achterwand en ramen aan de zijkanten; daarin bevond
zich een houten kruis met houten corpus. Vóór de dertiger
jaren van de 20ste eeuw stond hier een oud veldkruis. Toen
dit te zeer door regen en wind was aangetast, werd het in
1933 door de genoemde kapel vervangen. Die datering is
bekend uit de oorkonde die bij de afbraak van de zwaar
beschadigde kapel in een fles werd gevonden. Daarin stond:
”A.M./D.G. (= Ad Majorem Dei Gloriam = Tot grotere eer
van God) Dit kapelletje werd gebouwd door de eigenaar van
de grond, waarop het gebouwd is en door de inwoners van
Neerbeek, denn achsten April 1933.” Daaronder stonden de
namen van negen personen <Geleen-Zuid, 31>. Toch bleef men
die plek in de volksmond nog vrij lang ”Aan ’t Kruuts”
noemen. Bij ziekte en onheil kwamen de inwoners van
Spaans-Neerbeek hier bidden. Tijdens de bronkprocessie
van de parochie van de H. Callistus (Neerbeek) was er een
rustaltaar voor het Allerheiligste.
Bij het slopen van bijna geheel Spaans-Neerbeek in 1963
bleef de kapel gespaard. Maar door mensen die het daar

447

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 448

blijkbaar niet mee eens waren, werd ze zo zwaar beschadigd,
dat tot verwijdering van het restant werd besloten. Alleen de
twee bomen bleven staan. Op verzoek van het kerkbestuur
van de Pastoor Van Arsparochie werd die plek niet
bebouwd; ze werd geëgaliseerd, betegeld en van zitbanken
voorzien. Enige tijd daarna werd er - op verzoek van pastoor
Edixhoven van die parochie - een kopie van een oud Geleens
wegkruis geplaatst <LimDag 11-10-1973. - Egelie 1980, 73. - Brief
Aelfers>. (Zie: Het vroegere wegkruis uit 1836 aan het einde
van de Pieterstraat onder nr. 3: ”Geleense Wegkruisen”.)

De voorkant (noordzijde) van de vroegere kapel bij Spaans- Kapel op het oude parochiekerkhof
Neerbeek in de winter <Foto J. Clerkx)>. aan de Groenseijkerstraat

De achterkant van de kapel bij Spaans-Neerbeek <Foto W. Deze kapel werd onder leiding van pastoor Van Eijs (1917-
Storcken>. 1943) uit stenen van de in 1937 afgebroken oude kerk op de
plaats van het vroegere priesterkoor opgetrokken. Ze kreeg
een ijzeren afsluiting. De toen geplaatste kleine raampjes
hadden voorheen in de muren van de sacristie gestaan.
Nadat vandalen deze vernield hadden, werden ze door open
betonblokjes vervangen. Tot 1981 was die kapel met leien
van de vroegere kerk bedekt. Dit gebouwtje wordt gebruikt
bij de absoute bij begrafenissen en bij de zegening van de
graven met Allerzielen (2 november) <Aelfers I, 30 en 47-48. -
Wauben, 41>.

De oude en de nieuwe kapel aan de Cornelisstraat

Op de vroegere driesprong van de Spoorstraat, Hegstraat en
Keerstraat stond voorheen een bakstenen kapel met een
altaar en een beeld van O.-L.-Vrouw van Lourdes. Blijkens
het jaartal in de sluitsteen werd ze in 1898 opgericht.
Vermoedelijk verving zij ter plaatse een oudere kapel. In de
nis boven de sluitsteen stond - achter een glazen deurtje - een
beeldje van St.-Joseph met het Kindje Jezus. Op het dak
stond een smeedijzeren kruis. De toegang werd door een
ijzeren hek afgesloten. Ook hier was tijdens H.
Sacramentsprocessies een rustaltaar. Bij de bevrijding in sep-
tember 1944 kon een Amerikaanse tank de bocht niet goed
halen, met als gevolg dat de kapel beschadiging opliep.
In mei 1963 hebben buurtbewoners deze kapel vervangen
door een nieuw Mariamonument, bestaande uit een altaar
met daarop een vierkante nis, waarin een keramisch, paars-
rood geglazuurd beeld van O.-L.-Vrouw met het Kindje
Jezus werd geplaatst, dat met een haak was bevestigd. Op
kermiszondag in juni van dat jaar deed dit altaar voor het
eerst in de bronkprocessie dienst als rustaltaar. Daarbij werd
afgeweken van de vaste processieroute; vanaf 1932, toen het
H. Hartbeeld aan de Spoorstraat werd geplaatst, was daar
het rustaltaar geweest. Op paasmaandag 20 april 1987 werd
het genoemde beeld gestolen, maar drie weken later werd het
teruggebracht door een jongeman die zei het (onbeschadigd)
bij het spoorwegstation Lutterade te hebben gevonden. In
1990 werd datzelfde beeld opnieuw beschadigd, maar het
kon nog hersteld worden.

448

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 449

In 2007 werd de kapel enkele meters verplaatst in de richting
van de Gerardusstraat. In 2008, het jaar waarin herdacht
werd dat de H. Maria 150 jaren geleden in Lourdes ver-
scheen, deed de H. Sacramentsprocessie de verplaatste kapel
aan <GOA III, 98, 101 en 102. - Aelfers I, 47. - TsHKVGel 1994, nr. 3, 88. -
DeLim 21-4 en 12-5-1987. - Wauben, 34. - Brief Aelfers>.

De uit 1898 daterende kapel op de driesprong Hegstraat- Kapel nabij de splitsing Rijksweg-Zuid en
Dorpstraat (= Cornelisstraat)-Keerstraat. Ze stond vermoedelijk Keerstraat (op ’t Kempke)
(ongeveer) op dezelfde plaats als het in de 16de eeuw vermelde
”heylgen huysken in’t do(o)rp Crauwinckel”. Op het altaar Deze bakstenen kapel heeft een steil en uitkragend zadeldak
stond een beeld van O.-L.-Vrouw van Lourdes en in de nis van (niet oorspronkelijke) geglazuurde pannen, waarboven
boven de sluitsteen bevond zich een beeldje van de H. Joseph een massief kruis staat. De spitsboogvormige toegang wordt
met het Kindje Jezus. Tijdens de bevrijdingsdagen - in de twee- afgesloten door een laag smeedijzeren hek dat door de plaat-
de helft van september 1944 - werd deze kapel door een selijke smid J. Frings werd vervaardigd. Er bevindt zich een
Amerikaanse tank, die de bocht niet kon halen, zwaar bescha- marmeren altaar en daarboven staat een beeld van de
digd. De kapel werd gerestaureerd, maar in mei 1963 werd ze gekroonde H. Maria met het gekroonde kindje Jezus.
door buurtbewoners afgebroken en door een Mariamonument De sluitsteen bevat het jaartal 1940. Het werd door buurt-
vervangen <Foto Th. Storcken>. bewoners - naar een ontwerp van architect J. Philips - op een
door de familie Kusters ter beschikking gestelde plek
De kapel op de driesprong te Krawinkel in een veel vroeger gebouwd, waar voordien een bakoven had gestaan. Zo werd
stadium gezien vanuit de Dorpstraat (= Cornelisstraat). De een vast rustaltaar tijdens de H. Sacramentsprocessies
landelijke sfeer van destijds wordt geïllustreerd door de nade- gecreëerd. De bouw was begin mei 1940 begonnen, maar
rende oogstkar, waarbij de voerman en zijn helper boven op de werd kort onderbroken wegens de inval van het Duitse leger
schoven zitten. op de 10de van die maand. Op het feest van Maria
Tenhemelopneming (15 augustus) in datzelfde jaar werd een
uit de Maastrichtse kunstzaak Hack afkomstig beeld
geplaatst en kort daarna werd de kapel door pastoor
Boshouwers van Neerbeek ingezegend.
In mei 1979 werd het originele beeld gestolen. Een nieuw
beeld werd door H. Kusters en zijn schoonzoon J. Klinkers
geschonken. Tevens werden toen de toegang en de raampjes
beveiligd. In april 1990 werd de kapel in eigendom over-
gedragen aan het kerkbestuur van de Verrijzenisparochie

<OHL 1963, 51, nr. 28. - LimDag 10-5-1979. - Hamers, V., 28-29. - Wauben,

32>.

Kapel in het plantsoen in de Norbertijnenstraat

Deze bakstenen kapel met houten kruis en corpus die in het
atelier Cuypers te Roermond werden ontworpen en vervaar-
digd, werd volgens de sluitsteen in 1945 gebouwd. De tekst
op de, uit de kerk van Sint-Odiliënberg afkomstige, steen
onder het kruis luidt: ”Gegroet, o kruis, ons eenige hoop”.
Het gebouwtje is omgeven door lindebomen die als lei-
bomen zijn gesnoeid.
Het idee voor het bouwen van deze kapel was geboren bij de
nestor onder de buurtbewoners Mienekes (Dominicus)
Donners. Met zijn dochters Maria, Pauline en Bertha (de
beide laatsten onderwijzeressen), woonde hij in die tijd dicht
bij dit plantsoen in de Steegstraat (thans Norbertijnen-
straat). Zijn dochter Lène Donners, die in 1941 was
getrouwd met Louis Rijs, woonde later iets verderop in
dezelfde straat. Het initiatief van Mienekes Donners werd
overgenomen door de in die buurt wonende families

449

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:54 Pagina 450

De kapel in het plantsoen in de Norbertijnenstraat <Foto J.R. niet met de werkelijkheid. Trouwens, reeds eerder, bij het
Hermens 1974>. bombardement van 5 oktober 1942, was er een brandbom
gevallen op het huis van de familie Van Alphen, waardoor
Collard, Cornips en Keulers. Vermeldenswaard hierbij is dat dit flink beschadigd werd.
de families Collard en Keulers elk een kind hadden verloren Bij de inzegening door pastoor Frantzen hield de uit Oud-
bij de granaatinslag op 14 januari 1945 in de wei van Marie Geleen afkomstige karmeliet Ferminus Hoofs een toespraak.
en Jen Vroemen aan de Steegstraat. Op die zondagmiddag Op zondag 23 juni 1946, tijdens de H. Sacramentsprocessie,
werden vier in de sneeuw spelende kinderen op slag gedood, diende het altaar voor het eerst als rustaltaar. In 1999, bij
nl. Joke Timmermans (14 j.), Leo Keulers (11 j.), Jantje van gelegenheid van het 40-jarig bestaan van de buurtvereniging
den Dries (5 j.) en Truusje Collard (3,5 j.), terwijl drie Norbertijnenstraat, werd een door de werkgroep Geleen van
andere kinderen met verwondingen in het ziekenhuis te de stichting ”Kruisen en kapellen in Limburg” verzorgde
Sittard werden opgenomen. gedenksteen aan het altaar geplaatst.
De kapel werd gebouwd onder de leiding van aannemer Zef Nadat de kapel door leden van de Buurtvereniging
Willems, die het metselwerk liet uitvoeren door Huub Norbertijnenstraat een nieuwe laag verf had gekregen en het
Hendriks uit de Eindstraat. In de kapel werd een steen kruis en het corpus door de Stichting Restauratie Atelier
geplaatst met het opschrift: ”Als dank voor de bevrijding en Limburg waren gerestaureerd, werd ze op 26 juni 2011 -
dat onze straat in de oorlog gespaard bleef”. Maar dat strookt onder deelname van de schutterij H.H. Marcellinus en
Petrus - door pastoor Janssen ingezegend <OHL 1963, 23, nr. 4. -
Op deze foto (1973) van de kapel in de Norbertijnenstraat is
nog iets van de vroegere situatie bewaard gebleven. Op de voor- TsHKVGel 1982, 85 en 87; 1995, 16. - Wauben, 15. - Dewaide, 93-94. - Brieven
grond ziet men een deel van de Kinkenweg die eertijds vanaf de
Irenelaan tot aan de Rijksweg liep. En geheel links staat een Aelfers, Hoogenboom en Clerkx>.
gietijzeren crucifix, het z.g. ”Kallenkruuts”, nog aan de noord-
zijde van de boom, terwijl dit thans aan de oostzijde daarvan 3. Geleense wegkruisen
staat <Foto door de auteur>.
Het vrome gebruik om kruisen langs straten en wegen te
plaatsen was hier reeds in de Middeleeuwen gangbaar. In
1549 werd een ”cruijs” vermeld bij de ”herwech (= heerweg)
der van Nierbeeck geyt nae Geleen” <AB nr. 672>. Dit was
blijkbaar hetzelfde wegkruis dat in 1637 door pastoor Leurs
vermeld werd als het ”creutz int Gasthuysvelt”, namelijk
langs de weg van Neerbeek naar Oud-Geleen, bij de afsplit-
sing van wegen naar de hoeve Ten Eijsden en naar
Spaubeek. Ook daarna kwam dit kruis soms ter sprake.
Volgens een document van 10 november 1675 was het vóór
die datum door een kapelletje vervangen. Ter plekke stond
tot in de jaren dertig van de 20ste eeuw de (onder nr. 2
besproken) Sint-Rochuskapel.
In de eerste helft van de 17de eeuw sprak pastoor Leurs ook
van het ”Creutz in Geleener camp”. Aangezien de Gelener
Kamp zich vanaf de Hoog Steeg (= Pastoor Vonckenstraat)
zeker tot aan de huidige Beekhoverstraat en wellicht nog
veder zuidwaarts uitstrekte, is ons de juiste plaats van dit
wegkruis niet bekend.
In 1724 was er sprake van de ”Cruijsstraet”, die de Groen-
straat doorsneed. En in 1750 werd een plek aangeduid
”alwaer een steenen cruijs staet genaemd aen Kemmenaan”
<Pijls, 53>. Hoogstwaarschijnlijk was dit het kruis dat, naar
vermeldingen in de lokale archieven en volgens de monde-
linge overlevering, stond waar de Kummenaedestraat de
(Oude) Maastrichterweg (thans aldaar de Rijksweg) bereikte
<Deel I, 368-369>.
Toen de Fransen in september 1797 alle openbare tekenen
van godsdienst verboden, werden de toren-, graf- en weg-
kruisen verwijderd <Deel I, 383>. Het ligt echter voor de hand
dat sommige Geleners - zoals dit ook in naburige plaatsen

450


Click to View FlipBook Version