geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:51 Pagina 101
9. Ingrepen in straat- en dorpsbeelden aan de vakwerkhuizen op de dorpen in de 18e en 19e eeuw
tot circa 1915 kan men allerwegen, ja zelfs bij de meeste huizen aflezen,
zelfs nog als alle wanden voor en na van steen geworden zijn.
Gedurende lange tijd waren veranderingen in het straat- en Het is geen individueele inhaligheid alleen, doch er ligt ook
dorpsbeeld bijna uitsluitend toe te schrijven aan brand (zie een constructieve noodzakelijkheid aan ten grondslag. Om
nr. 8), het initiatief om een nieuw huis te bouwen of een oud de stijlen en trekbalken te behouden, noodzakelijke onder-
gebouw te veranderen. Daarbij had sedert circa 1600 een delen van een gesloten geheel, werd de nieuwe baksteengevel
geleidelijke ’verstening’ plaats. Werden dergelijke initia- ongeveer 1,50 m voor de oude geplaatst, niet om de voor-
tieven uitsluitend door particulieren genomen, in de 19de kamer te vergrooten, doch om den steenen gevel meer stabi-
eeuw begonnen diverse instanties een aantal ingrijpende ver- liteit te geven door de nu noodzakelijke twee stukjes zijgevel
anderingen aan te brengen. De eerste ingreep van hogerhand in baksteen. Zoo’n steenen voorgevel kan bezwaarlijk ver-
was de constructie van de Rijksweg (1845). Daarna volgde bonden worden met het scheef gezakte en voortdurend in
de aanleg van de spoorwegen met de erlangs lopende paral- beweging zijnde vakwerk, vandaar dat de vernieuwde gevel
lelwegen en de eeraan gelegen stations in Lutterade en Oud- van de fundering tot den top geheel op zich zelve is aan-
Geleen. Een gevolg van deze veranderingen was dat een gewezen. (…) bleef in de voorgaande twee of drie eeuwen
aantal naar die stations leidende straten en wegen tot ’kunst- het naar voren bouwen niet beperkt tot een noodzakelijk
wegen’ werden verklaard en bijgevolg verbeteringen onder- minimum van ± 1.50 m, doch werd zeer dikwijls maar
gingen. Daarna veranderde het straatbeeld door de plaatsing meteen ter breedte van een kamer of zelfs tot aan de beschik-
van petroleumlantaarns, wegwijzers en electriciteitspalen, bare ruimte naar voren gegaan. (…) Deze ontwikkelings-
welke laatste door hangende draden met elkaar verbonden gang is nog goed zichtbaar op de dorpen en kan tevens een
waren en soms een lamp droegen. De daarop volgende aanwijzing voor den groei en de ontwikkeling der z.g.
ingrepen zullen in de volgende paragraaf worden besproken. middeleeuwsche bochtige smalle straten in de stad” <Msg 1943,
47>.
De geleidelijke ’verstening’ van het Geleense In 1951 schreef SCHOLS over dit onderwerp: ”Nu en dan
straatbeeld gebruikte de boer al bakstenen of mergelblokken om zijn
(vakwerk)huis bij te lappen; voor en na ging hij ertoe over
Sedert circa 1600 heeft er een geleidelijke ’verstening’ van de om de voorgevel en ook de overige te vervangen. Zó vanaf de
woningbouw en dus ook van het straatbeeld plaatsgehad, straat leek het dan net of hij een geheel nieuw huis gebouwd
waarbij twee categorieën kunnen worden onderscheiden. had. (...) De vernieuwde mergel- of baksteengevels uit de
Een van deze was de bouw van een geheel nieuwe stenen tweede helft van de vorige (= 19de) eeuw tonen ons nu
woning. In sommmige gevallen werd zo’n gebouw opge- duidelijk, dat het toen al bergafwaarts ging met het (vak-
trokken waar voordien niets stond. Dit kan o.a. worden vast- werk-) ambacht. (...) Het strodak viel bij die gelegenheid
gesteld bij tenminste een gedeelte van het complex Beltgens- meestal in ongenade en lang voor het einde van de vorige (=
Maes-De Gavarelle-Ramakers aan de (latere) Leursstraat. 19de) eeuw was het huis en daarmede het goede oude dorp
Het originele noordelijke gedeelte werd rond het midden volkomen veranderd. (...) Gelukkig bleef door het ’geleide-
van de 16de eeuw opgetrokken. Aan de achterkant werd lijk’ vervangen van de oude vakwerkwanden door baksteen
houten vakwerk toegepast, maar het is niet bekend of de voorlopig de nobele oude hoofdvorm en de indeling van het
- rond 1900 afgebroken - voorzijde oorspronkelijk uit bak- ’langhuis’ bewaard” <LvH 1951, 50-51>.
stenen bestond. Dit laatste was wel het geval met het in 1623 De door die Geleense architect beschreven verandering had
ertegenaan gebouwde huis. De fraaie stenen woning en boer- o.a. plaats ten aanzien van het vroegere huis Gadé op de
derij, die Jan Vroemen en Catharina Dullens in 1753 bij het Vuling (= Geenstraat) <Deel I, 248 en 279>. Ook drossaard Van
begin van de Pieterstraat lieten bouwen, heeft de plaats van den Stock verving in 1660 het voorste stuk van zijn woning
een vroegere woning ingenomen. Zoals wij in de vorige aan de Dorpstraat (= Marcellienstraat) door baksteen.
paragraaf zagen, hebben in de 18de en 19de eeuw vooral Hetzelfde deden de gebroeders Hoedemakers in 1767 met
branden tot het vernieuwen van huizen in baksteen geleid. hun complex aan de Groenstraat. Maire Luijten blijkt in 1799
Dit was blijkbaar het geval met het in 1751 gebouwde niet alleen aan de straatkant maar ook aan de oostzijde - en
Cortenhuis. vermoedelijk eveneens aan de westzijde - van zijn complex aan
Tot de tweede categorie van ’verstening’ behoorden de de Jodenstraat bakstenen gevels te hebben geplaatst.
woningen in houten vakwerk, die aan de straatkant ofwel
een toegevoegd voorstuk in baksteen kregen ofwel waarvan Aanleg van de Rijksweg (1845)
het aan de straat gelegen gedeelte door baksteen werd ver-
vangen; in sommige gevallen werd zo’n nieuwe straatmuur In 1845 werd het Geleense gedeelte van de - vanaf Beek tot
met mergellagen ’doorspekt’. Over deze categorie schreef Venlo ontworpen - Rijksweg aangelegd <Deel II, 133-141>.
architect P.A. SCHOLS in 1943: ”Dit naar voren bouwen Aangezien hij midden door de gemeente werd geprojecteerd,
werden de oude woonkernen van Lutterade en Oud-Geleen
101
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:51 Pagina 102
De Rijksweg werd in 1845 kaarsrecht midden door de gemeente Geleen aangelegd. De weg wordt (beneden) aangeduid met ”Van
Maastricht naar Nijmegen”. Niet te verwarren met in het midden ”Spoorweg van Maastricht naar Venlo”.
niet aangetast. En ofschoon hij de Daalstraat van de rest van (zie onder hfst. X, nr. 2) en de constructie van een nieuwe
Krawinkel afsneed, kwamen slechts een paar gebouwen, die school met hoofdonderwijzerswoning (1915 en 1920) en de
oorspronkelijk aan de Daalstraat en de Kampstraat (richting toevoeging van een patronaat aldaar nam de Groenseyker-
Neerbeek) lagen, aan de nieuwe weg te liggen. Deze verving straat, die oorspronkelijk slechts een veedrift naar de
de eeuwenlange functie van de (Oude) Maastrichterweg en Graetheide was geweest, steeds meer aan vitaliteit toe.
de in zijn verlengde gelegen Janskamperweg en onttrok Bijgevolg werd het gedeelte ten oosten van de spoorweg als
tevens praktisch alle interlokaal verkeer aan de Napoleon- Groenseykerstraat aangeduid.
baan (zie onder nr. 5). De officiële naam Rijksweg vond bij
vroegere Geleners nauwelijks ingang. Voor hen was dit ”de De westelijke spoorweg bracht nieuwe
Baan”, ”de Nuuje Waeg” of ”de Groate Waeg”. De laatst- parallelwegen
genoemde aanduiding werd in 1903 door een auteur blijk-
baar als de officiële beschouwd, want hij sprak van ”de De aanleg van de spoorwegen zou veranderingen in de oude
Groote Weg” <Beurden, 31>. dorpsbeelden veroorzaken. De spoorweg Maastricht-Sittard
werd dwars door de dorpen Krawinkel en Lutterade aan-
Diverse nieuwe gebouwen aan de gelegd. Dat kwam er niet op neer dat die spoorweg midden
Groenseykersweg of -straat tussen beide dorpen door zou lopen, zoals een auteur schreef
<Dieteren, 84>, maar dat in elk van die dorpen de min of meer
De bouw van kerk en school aan de Groenseykerweg (1862- oostwest lopende hoofdstraat door de zuidwest-noordoost
1864) had tot gevolg dat er halfweg tussen de Dorpstraten georiënteerde spoorweg werd doorsneden. Al werden die
van Krawinkel en Lutterade een nieuwe, zij het kleine, dorpen in tweeën gesneden, toch schijnt er in iedere
agglomeratie ontstond <Deel II, 343-346>. Door de bouw (1884) Dorpstraat slechts een enkele woning ’in de weg’ te hebben
van het ”Kapelke van Biesjtandj” aan haar westelijk einde gestaan <Deel II, 141-147>.
102
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:51 Pagina 103
Het oorspronkelijke westelijke stuk van de Geenstraat, dat gelegd. Officieel heetten zij Parallelwegen, maar omdat aan
toen nog via een bocht aan ”de Linj” in de Dorpstraat (= de oostzijde van het spoor een nieuwe kerk stond en aan de
Tunnelstraat) uitkwam, raakte door het spoor afgesneden. westzijde een nieuwe school lag, sprak men al spoedig van de
Aanvankelijk werd daar (ten noorden van het station) een ’Kirkewaeg’ en de ’Sjoalwaeg’. Aangezien deze Parallelwegen
overweg gelaten, maar na verloop van tijd werd die opgehe- op gebied van de Staatsspoorwegen lagen, werden ze niet
ven. Sedertdien verliep de verbinding van de Geenstraat met door de gemeente onderhouden en lieten ze na verloop van
de rest van Lutterade via de hieronder besproken nieuwe tijd heel wat te wensen over. Bijgevolg klaagde het kerk-
langs het spoor aangelegde straat en de overweg tussen de bestuur in de zomer van 1882 dat ”de parallelwegen van de
Groenstraat en de Dorpstraat. Staatsspoorwegen leidende van het station Geleen (=
Omdat de spoorweg Heerlen-Sittard geen oude straat door- Lutterade) tot het dorp Krawinkel in zeer slechten en schier
sneed en het station te Oud-Geleen buiten het centrum lag, onbruikbaren toestand” verkeerden en drong het bij de
hadden deze geen rechtstreekse invloed op de structuur van gemeente op herstelwerkzaamheden aan. Maar de lokale
dat dorp. Maar de ligging van het station had toenemend overheid verklaarde hiertoe niet bevoegd te zijn en adviseer-
verkeer over de Peschstraat tot gevolg en dat leidde ertoe dat de het kerkbestuur om contact met de Maatschappij tot
daar en in het centrum tussen 1897 en 1930 ingrijpende ver- Exploitatie van Staatsspoorwegen op te nemen.
anderingen werden aangebracht, die reeds ten dele werden De aanleg van de Staatsmijn Maurits had tot gevolg dat de
besproken, nl. de demping van de Dorpspoel (1897), de ”Sjoalwaeg” in 1918 werd opgeheven. Het Krawinkeler
opheffing van de Dorpsbrug (1918) en de overkluizing van gedeelte van de vroegere ”Kirkewaeg” heet thans Romanie-
de Keutelbeek over de volle lengte van de Peschstraat straat. De huidige Parallelweg tussen de Julianatunnel en de
(1929/30) (zie onder nr. 1). Groenseykerstraat is van recentere datum dan het Lutterader
gedeelte van de vroegere ’Kirkewaeg’.
De ”Kirkewaeg” en de ”Sjoalwaeg” tussen Krawinkel en
Lutterade (1862-1865) Nieuwe verbinding tussen de Geenstraat en de Groenstraat
De kerk en de school van Lutterade-Krawinkel, die rond (1871)
diezelfde tijd als de spoorweg Maastricht-Sittard aan de Aan de nieuwe parallelstraat tussen de Geenstraat en de
Groenseykerstraat en haar westelijk verlengde werden Groenstraat was reeds vóór haar voltooiing een halte- en een
gebouwd <Deel II, 252-253 en 344-347>, waren voor de inwoners losplaats ingericht. Op 16 juni 1871 werd geconstateerd
van beide dorpen van grote betekenis, maar hadden geen ”dat ten gevolge van het vestigen der halte te Geleen (=
invloed op de oude structuren van die nederzettingen. Wel Lutterade) noodzakelijk is geworden den weg te Lutterade,
werden de kerk en de school via nieuwe wegen langs het voorkomend onder Nº 125 van den staat der van provinciaal
spoor met die dorpen verbonden. Aan weerskanten van en belang verklaarde wegen, door te trekken langs de geheele
evenwijdig met de spoorlijn werden nieuwe wegen aan- lengte van de losplaats der halte tot aan den uitgang der los-
De Lutterader Station(s)straat die in 1871 langs het spoor werd De noordelijke helft van de Oud-Geleense Stationstraat met het
aangelegd en in 1924 tot Minister Ruysstraat werd omgedoopt. eerste station in de jaren twintig van de 20ste eeuw. Het eerste
Deze aanblik toont de oostzijde vanaf de Groenstraat in de complex links werd rond 1895 door P.J. Göbbels (1846-1921)
richting van de Geenstraat in de jaren twintig van de 20ste gebouwd. Aan de noordzijde hiervan bevond zich een stalling
eeuw. Halverwege de straat, tegenover het station, begon een voor een koets die voor het verdere vervoer van met de trein
voetpad dat uitkwam bij het patersklooster aan de Rijksweg. Bij gearriveerde reizigers ter beschikking stond. In het hoge huis
het bombardement van 5 oktober 1942 werden de meeste verderop woonde destijds het gezin Göbbels - Jacobs en in het
gebouwen aan deze straat verwoest. Hierbij verloren 36 perso- ten noorden daarvan gelegen huis het echtpaar Cloots -
nen het leven. Schrijnemakers.
103
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:51 Pagina 104
plaats aan de Groenstraat”. In verband met deze maatregel De oostelijke spoorweg bracht parallelstraten
wenste men evenwel eerst bij de provincie subsidie aan te te Oud-Geleen (1894-1896)
vragen. Die nieuwe straat heette aanvankelijk Parallelweg, De spoorlijn Heerlen-Sittard werd buiten de eigenlijke kern
maar werd daarna Station(s)straat genoemd om tenslotte van Oud-Geleen aangelegd <Deel II, 147-150>. Ook hier werd
- wegens de (sedert 1896) gelijknamige straat te Oud-Geleen - slechts een enkele woning gesloopt. Doch waar de beide
tot Minister Ruysstraat te worden omgedoopt. Aan de oost- takken van de Peschstraat werden doorsneden, moest een
zijde, d.w.z. tegenover het station, werd die straat tamelijk spoordijk - tegen de natuurlijke landrug langs de Geleenbeek
vlug volgebouwd. En omdat daarbij winkels en cafés domi- - worden opgeworpen en als gevolg daarvan gingen beide
neerden, verschoof het zwaartepunt van het dorp Lutterade takken aan weerszijden naar het spoor toe omhoog lopen.
daarheen. Hier werden ten westen van het spoor de Stationstraat met
haar noordelijk verlengde en aan de oostzijde het (tussen de
oostelijke gedeelten van de beide afgesneden takken van de
Peschstraat gelegen) centraal gedeelte van de huidige
Bergstraat aangelegd.
Jeugdige Geleners in het tezamen met het spoor aangelegde Oude wegen tot ’kunstwegen’ verbeterd
middengedeelte van de Bergstraat in de jaren dertig van de
20ste eeuw, gezien vanaf de vroegere spoorwegovergang in De aanleg van de beide spoorlijnen (1862-1865 en 1891-
zuidelijke richting. 1896), met haltes te Lutterade en te Oud-Geleen, leidde tot
het ’kunstmatig’ verbeteren van de toegangswegen naar die
haltes. De kwalificatie ’kunstweg’ sloeg soms op een ’nieuwe’
weg, zoals die van de Koekamp naar Puth - die eigenlijk de
verbreding en verharding van een reeds bestaand voetpad
lijkt te zijn geweest - maar was in bijna alle gevallen toe-
passelijk op reeds bestaande wegen en straten waarvan het
dek - volgens destijds geldende normen - aanmerkelijk ver-
beterd was. Tot deze renovatie werd het gemeentebestuur
vooral gemotiveerd door de regionale betekenis van de
spoorweghalte te Lutterade. Daarbij was tevens de van
hogerhand opgemaakte ”staat der van provinciaal belang
verklaarde wegen” als leidraad genomen.
Op 16 juni 1871 werd besloten om de weg die vanaf de
(Sint-Rochus-) kapel bij de Sint-Janskluis in de richting
Sint-Jansgeleen liep, met een zijtak naar de Biesenhof en
Sweikhuizen, ’kunstmatig’ te maken. Volgens de des-
betreffende tekst was men van plan om die ”kunstmatige
daarstelling van den zijtak van den weg naar Neerbeek over
St. Jansgeleen naar Spaubeek opgenomen onder Nº 59 van
den staat der van provinciaal belang verklaarde wegen met
een verbindingsweg van dezen zijtak nabij het landgoed de
Biesen met Zwijkhuizen, gemeente Schinnen, te onder-
nemen en met behulp van hand- en spandiensten uit te
voeren”.
Op 13 maart 1873 werd echter vastgesteld dat ten aanzien
van ”de kunstmatige verbetering van een gedeelte van (...) de
van provinciaal belang verklaarde wegen gelegen tusschen
het dorp Geleen en het gehucht Neerbeek (Geleen) met
zijtak vanaf de kapel nabij de Kluis (...) nog niets is onder-
nomen, alsmede dat deze zijtak in verbinding behoort
gebracht te worden met Zwijkhuizen, gemeente Schinnen”.
Daarom besloot men toen om die wegen binnen drie jaar
van een ’kunstmatig’ dek te voorzien. In 1874 werd
genoteerd dat men nog steeds voornemens was de
Kapellerstraat (van Oud-Geleen tot aan de Sint-Janskluis),
de (in haar verlengde gelegen) Kapellerweg (tussen de Kluis
104
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:51 Pagina 105
en Spaans-Neerbeek) en de Spaubeekerweg (van de Kluis en Giesekuilderweg (= Molenstraat-Mauritslaan) te willen
naar Sint-Jansgeleen), met een zijtak naar de Biesenhof en toevoegen. Op de latere renovatie van de Peschstraat
Sweikhuizen, ”kunstmatig te verbeteren en te verbreeden op - leidende naar de spoorweghalte te Oud-Geleen - werd
6 m.” reeds in verband met de veranderingen betreffende de
Op 14 december 1876 werd in de raadsvergadering op ”den Keutelbeek nader ingegaan.
slechten toestand van den bestaanden communicatieweg van
Geleen (via Puth) naar Schinnen” gewezen en voorgesteld Huisnummers
om samen met de laatstgenoemde gemeente een ’kunstweg’
aan te leggen die vanuit Geleen via het (meest zuidelijke) Op 28 november 1851 werd door de gemeenteraad voor-
grondgebied van Munstergeleen naar Schinnen zou lopen. geschreven dat zowel de onbewoonde als de bewoonde
Tijdens vooroverleg was reeds gebleken dat de gemeente huizen in elke wijk, ”zoo veel mogelijk aan de voorzijde van
Schinnen bereid was aan dit project mee te werken en dat de het gebouw op eene zigtbare plaats”, opnieuw doorlopend
gemeente Munstergeleen geen enkel bezwaar had. Ten aan- zouden worden genummerd. Tevens werd uitdrukkelijk
zien van de kosten rekende men op financiële steun van de verboden om ”de nommers te veranderen, te bekladden of
provinciale overheid. De ”kunstmatige verbetering van den op eenige hoegenaamde wijze onzigtbaar of onduidelijk te
weg leidende van de grens van Schinnen, komende uit het maken”. De vermelding dat de huisnummers ’opnieuw’
zoogenaamde Kellenaarswegske (Kellenaar = Putherberg), zouden worden aangebracht, hield in dat dit reeds eerder
over het grondgebied van Munstergeleen en zich verder uit- was gebeurd. Daarover is ons echter niets bekend. Wellicht
strekkende over de grens tusschen de gemeenten Munster- werd dit voor het eerst tijdens de Franse bezetting (1794-
geleen en Geleen langs de Koekamp tot aan de brug over de 1814) voorgeschreven en uitgevoerd.
Geleenbeek” werd in 1881 voltooid, d.w.z. de weg was op Op 10 januari 1898 schreef de raad voor dat op elk gebouw
een breedte van 6 m gebracht en in het midden met kiezel op kosten van de gemeente zowel de betreffende wijk-hoofd-
bedekt. De gemeente Geleen droeg hieraan bijna 800 gulden letter als een volgnummering zou worden aangebracht.
bij en de provincie gaf 1.800 gulden. Tevens werd aan de eigenaars, bewoners of gebruikers van
Op 16 augustus 1882 werd in de raadsvergadering de kunst- die gebouwen de verplichting opgelegd om die letters en
matige verbetering van twee andere routes, die men van cijfers steeds zichtbaar en leesbaar te houden. Mochten deze
provinciaal belang achtte, ter sprake gebracht. De eerste door verbouwingen zijn verdwenen of onleesbaar geworden,
- waarop het gemeentebestuur van Urmond de aandacht had dan zouden ze opnieuw moeten worden aangebracht <Deel II,
gevestigd - liep van de Maas bij Urmond via het grondgebied 60 en 94>.
van Sittard door de Koestraat (= Burgemeester Lemmens-
straat) en de in haar oostelijk verlengde gelegen Lutterader Op deze foto van het centrum van Oud-Geleen uit 1904 ziet
Dorpstraat (= Tunnelstraat) naar het station aldaar. De men in het midden, aan de oostzijde achter de Dorpsbrug, de
tweede, die in slechte staat verkeerde, volgde vanaf de Sint- eerste Geleense petroleumlantaarn. Vlak onder die lantaarn zijn
Janskluis de Daalstraat, kruiste de Rijksweg en liep via de drie langwerpige borden bevestigd waarvan de opschriften de
Hegstraat langs ”het zoogenaamd Lieve Vrouwken” (zie richtingen naar en de afstanden tot Schinnen, Beek en het
onder nr. 7) naar dat station. Op 28 september 1882 werd station te Lutterade aangeven.
besloten om - in samenwerking met de gemeente Urmond
en met financiële steun van de provincie - de eerstgenoemde
route ”daar te stellen”. Het duurde evenwel tot 23 juni 1884
alvorens de provinciale autoriteiten ermee instemden dat die
weg met kiezel werd bestrooid. De route vanaf de Kluis naar
het station te Lutterade moest nog verscheidene jaren op
haar kunstmatige verbetering wachten.
Op 9 december 1889 werd genoteerd dat de kunstwegen
binnen de gemeente Geleen een totale lengte van 8.685 m
hadden en uit de volgende trajecten bestonden: (1) de weg
van Oud-Geleen door (Spaans-) Neerbeek tot aan de grens
met Beek; (2) de weg van de Sint-Janskluis tot aan de grens
met Spaubeek; (3) de route van het station te Lutterade naar
de Rijksweg, bestaande uit de Geenstraat, de Vuling en de
Ongerstraat (= Ridder Vosstraat); (4) de weg van Lutterade
naar Urmond; (5) de weg van Oud-Geleen via de Koekamp
tot aan de grens met Schinnen.
Het gemeentebestuur verklaarde toen nogmaals aan die lijst
spoedig de weg vanaf de Kluis via de Daalstraat, Hegstraat
105
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:51 Pagina 106
Petroleumlantaarns als straatverlichting Soons, de 7de aan de muur van huis P. Willems, de 8ste aan
de boerderij Heunen en de 9de aan het huis van M.
Een officiële vorm van wijziging van het straatbeeld was het Dohmen (het derde huis vanaf de Rijksweg); de 10de stond
plaatsen van petroleumlantaarns. In de vergadering van 7 op een paal op de hoek Eindstraat-Rijksweg. Als het donker
januari 1897 stelde raadslid (beeldhouwer) Henri Ramakers begon te worden, begon de kantonnier de lampen aan te
voor om vooral langs de route van het station te Lutterade steken. (...) Om 8:30 ging hij naar nr. 10 en blies die uit en
naar dat te Oud-Geleen, d.w.z. de Geenstraat, Vuling, zo terug naar nr. 1. Het was dan ongeveer 9 uur en in die tijd
(H)Ongerstraat (= latere Ridder Vosstraat), Eindstraat, zag je practisch geen mens op straat meer. Was het zeer
Dorpstraat (= Marcellienstraat) en Peschstraat, petroleum- slecht weer dan werd er helemaal geen licht gemaakt. Des
lantaarns te plaatsen. Maar gezien de financiële situatie van Zondags, als de herbergen om 9 uur moesten sluiten,
de gemeente achtte burgemeester Kubben ”het oogenblik werden de lampen om 9:30 uitgeblazen. Met de kermis
nog niet gekomen thans hiertoe over te gaan”. Met het aan- bleven de herbergen tot 10 uur open en om 10:30 was alles
brengen van straatverlichting begon men in december 1898 pikdonker. Bij volle maan en helder weer alsmede in de
en wel op een uiterst bescheiden schaal. In het centrum van zomer was er geen straatverlichting.”
Oud-Geleen, aan de noord-oost zijde van de Dorpsbrug,
verrees toen de enige lantaarn <GOA II, 19>. Op 2 oktober Een lantaarnopsteker onder veel belangstelling aan het werk
1899 werd aan Jozef Janssen een vergoeding van vijf gulden <Rebke, 37>.
toegekend ”voor het aansteken en in orde brengen der Lutterade zou negen lantaarns hebben geteld <Deel II, 97>.
lantaarn in 1899”. Enige tijd later werd in de gemeenteraad Deze werden eerst verzorgd door Pieter Willem Moonen
verklaard dat die lamp op winteravonden behoorlijk licht gaf (*Schinnen 18-9-1847, † Geleen 19-10-1925), die in 1872
en goed werd onderhouden. was getrouwd met de Geleense Anna Catharina Cremers.
Een voorstel uit 1904 om de gehele gemeente van een der- Zijn taak werd overgenomen door de ongehuwde Peer
gelijke straatverlichting te voorzien, werd in 1905 aan- Schreurs (*7-5-1855, † 30-12-1939) uit de Waterstraat.
genomen <GOA II, 10 en 11; III, 24>. Oud-Geleen telde vanaf het Volgens de lokale overlevering was hij daarbij steevast ver-
centrum tot aan de Rijksweg tien petroleumlantaarns. gezeld van zijn geitenbok. Wellicht trok dit dier een wagen-
Bovendien bevonden zich toen langs die route aan weers- tje met het laddertje dat Peer aanvankelijk nodig had om de
zijden van de poort waardoor men op de hoek Eindstraat - lantaarns te bereiken.
Jodenstraat het schoolplein betrad, twee lampen op palen,
maar die dienden blijkbaar niet voor straatverlichting.
Verder weten wij van oude foto’s dat aan de westzijde van de
Pieterstraat bij „’t Veldje(r)” (thans begin Dohmenstraat)
eveneens een lantaarn stond. Uit een andere opname blijkt
dat er ook zo’n lamp was waar de ’Hoog Steeg’ (= Pastoor
Vonckenstraat) op de Rijksweg uitkwam <Deel II, 51 en138>.
Redelijkerwijze mag worden verondersteld dat men zulke
lampen tevens aantrof tussen het centrum en het station,
d.w.z. langs de Peschstraat. Pas rond de jaarwisseling
1911/12 werd door de spoorwegmaatschappij een lantaarn
bij station Geleen-Oost geplaatst. Daar deze niet op gemeen-
tegrond stond, was de stationschef waarschijnlijk verant-
woordelijk voor het ontsteken en doven ervan.
Op basis van eigen waarneming schreef R. URLINGS
(1901-1973) over de situatie te Oud-Geleen: ”In het begin
van 1914 kreeg Geleen electrische verlichting en verdwenen
de petroleumlampen die vóór 1914 als straatverlichting
dienden. De kantonnier This Dohmen, die tegenover de
jongensschool woonde, moest zorgen dat deze lampen aan-
en uitgemaakt werden. De petroleumlampen stonden op
hoekpunten op palen of hingen aan muren. Op ’t
Wilhelminaplein in Oud-Geleen stond er een op een paal.
Nr 2 stond aan de kerk. De 3de stond tegenover de ingang
tot de jongensschool (tegen het muurtje van de brouwerij).
In de Eindstraat hing de 4de tegen de muur van het huis van
zadelmaker P. Heijnen, de 5de aan de stallen van boerderij
Voncken, de 6de tegen de muur van schoenmaker Frens
106
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:51 Pagina 107
Hoe zo’n lantaarnopsteker te werk ging, werd door FIJTEN Op deze foto uit circa 1914 staat een groepje jeugdige Oud-
uit Krawinkel uit de mond van oudere personen aldus op- Geleners bij de wegwijzer aan de dorpsbrug. Hierbij valt op dat
getekend: ”Deze lampen werden op bepaalde punten aan de de lantaarn die voorheen op die paal stond, verwijderd is.
gevels van woningen bevestigd. Een enkele keer gebeurde dit Geheel links staan mevr. Agnes Schrijnemakers - Rouschop <Deel
ook wel eens aan een paal. Ze werden geplaatst in de nabij- II, 180> en haar nicht mevr. Sophia Canisius - Soons. Boven in
heid van pleinen of kruispunten! Natuurlijk werden deze de Dorpstraat (= Marcellienstraat) staat een paard voor een
lampen zoveel mogelijk aangebracht op plekken waar het bierwagen van brouwerij ”De Kroon” bij het café op de hoek
best beschutting geboden werd tegen weer en wind. De van ’t Straatje.
kantonnier was de lampenist ! Overdag ging hij gewapend
met een laddertje en een grote petroleumkan de lampen na er reeds tegen eind 19de eeuw hier en daar in Geleen weg-
om ze, waar nodig, bij te vullen met petroleum. Tegen het wijzers stonden, waarvan wellicht sommige, juist zoals dit in
vallen van de avond werden de lampen met behulp van het andere plaatsen het geval was, van hout waren. Foto’s van
laddertje door de kantonnier ontstoken. Het was een inge- kort na 1900 tonen op de noordelijke hoek van de Rijksweg
wikkelde geschiedenis. Zodra de laatste lamp brandde, liep en de (H)Onderstraat (= Ridder Vosstraat) een vierarmige
de kantonnier terug om via zijn onontbeerlijk laddertje de metalen wegwijzer die de volgende richtingen en afstanden
’week’ (het katoen) op de juiste hoogte te draaien. Inmiddels aangaf: Station Lutterade 1 km, Station Geleen 1 km,
was de vlam in een aantal lampen reeds te hoog opgetrokken Sittard 3 km, Beek 5 km <GOA II, 60>. Later werd deze naar de
en zat het glas vol roet. De lampenist draaide het geval maar zuidelijke hoek aldaar verplaatst <GOA II, 64. - Deel II, 134 en 140>.
op ’kleinlicht’ en liet voor de verdere rest de zaak ’blauw- Een rond diezelfde tijd gemaakte opname laat ten zuiden
blauw’ en de lampen ’dubbel-zwart’. Men kan zich voor- van de Sint-Janskluis een wegwijzer zien met één arm in de
stellen, dat er van een nuttig licht-effect meestal heel weinig richting Spaubeek en een andere in de richting Beek.
te bespeuren viel ! Maar in ieder geval: er was straatverlich- Hoogstwaarschijnlijk was er ook een arm in de richting
ting ! Om 11 uur ’s avonds werd het licht gedoofd. De Oud-Geleen, die op de foto, wegens de stand van de foto-
kantonnier-lampenist blies de lampen stuk voor stuk uit, graaf, moeilijk zichtbaar was. Volgens de lokale overlevering
staande op zijn laddertje ! Een juiste blaastechniek speelde waren paal en bordjes geel gekleurd <GOA II, 92>.
hierbij een grote rol ! Naderhand kreeg de kantonnier van Drie onder de petroleumlamp in het centrum van Oud-
gemeentewege ’ei peepke’. Dat was een stukje pijp, dat Geleen bevestigde armen gaven de volgende richtingen en
dusdanig gebogen was, dat hij vanaf de begane grond het afstanden aan: Schinnen 5 km, Beek 5 km en (station)
licht kon doven door in dit ’peepke’ te blazen ! De kanton- Lutterade (via de Dorpstraat, Eindstraat, Onderstraat,
nier prees deze technische vooruitgang in alle toonaarden en Vuling en Geenstraat) 2 km <GOA II., 10 en 11>. In de jaren
heeft de toenmalige burgemeester persoonlijk bedankt voor twintig van de 20ste eeuw werd die paal naar de hoek Pastoor
zijn helder inzicht om via dit ’peepke’ de dagtaak van het Vonckenstraat - Pieterstraat verplaatst <Op. cit., 17 en 18>.
gemeentepersoneel c.q. van de kantonnier zo doelmatig te
helpen verlichten !” <Fijten, 12-13>. Het valt op dat de door Elektrische lampen als straatverlichting
Urlings voor Oud-Geleen en door Fijten voor Lutterade en
Krawinkel opgegeven uren van het doven van de lantaarns Een verdere verandering van de straatbeelden waren de
nogal sterk verschillen. Hierbij dient men rekening te aldaar geplaatste onderdelen van het elektriciteitsnet. In juli
houden met de waarschijnlijkheid dat de verschillende 1913 werd tussen de gemeente Geleen en de ”N. V.
opgaven op verschillende jaren betrekking hadden. Te Maatschappij tot Verkoop van den Electrischen Stroom der
Lutterade en Krawinkel bleven de petroleumlantaarns Staatsmijnen in Limburg” - ook ”Stroomverkoop-
immers langer in gebruik dan in Oud-Geleen.
Ofschoon ons over petroleumlantaarns in Spaans-Neerbeek
geen gegevens ter beschikking staan, mag worden aangeno-
men dat er ook daar werden geplaatst.
Op een gegeven moment werden de petroleumlantaarns
vervangen door elektrische lampen. Maar de metalen palen
waarop sommige van de eerstgenoemde soort waren geplaatst,
verdwenen niet geheel uit het straatbeeld en evenmin de
zware krulankers waarmee andere aan gevels waren bevestigd,
zoals op sommige oude foto’s nog duidelijk te zien is.
Wegwijzers
Ofschoon wij in het gemeentearchief dienaangaande niets
hebben aangetroffen, mag allicht worden verondersteld dat
107
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:51 Pagina 108
Drie soorten elektriciteitspalen in de Dorpstraat (= Marcellien- Het Wilhelminaplein en zijn naaste omgeving tijdens een
straat) in de jaren twintig van de 20ste eeuw. Vooraan rechts bestrating in de jaren twintig van de 20ste eeuw. Links ziet men
het bovenstuk van een metalen constructie, verderop aan dezelf- een zogenaamde ’peperbus’, d.w.z. transformatorhuisje van het
de kant twee afzonderlijk staande houten palen en helemaal elektriciteitsnet en rechts op de voorgrond staat een grote
achteraan, vlak vóór de kerkhofmuur, twee tegen elkaar metalen constructie waaraan een straatlamp is bevestigd. Aan
leunende houten palen die halverwege door een dwarshout met beide zijden van de Peschstraat staan opvallend hoge houten
elkaar verbonden zijn. Omdat deze laatste in een bocht van de elektriciteitspalen. Geheel links groeit een leiboom tegen de gevel
straat stonden, hing daaraan waarschijnlijk een lamp. Links van het werktuigenbedrijf Kentgens.
ziet men boven hotel Canisius, destijds het tweede huis vanaf de
Hoog Steeg, een windvaan. Het witte huis helemaal vooraan, leumlantaarns een bedrag van 389,78 gulden uitgegeven.
links waar de gezusters Smeets woonden, werd bij de aanleg van Een andere reden voor de ontstane vertraging was het feit
de Pastoor Vonckenstraat afgebroken. Op deze foto zijn ook de dat de uitbreiding van het elektriciteitsnet door de S.V.M.
straatgoten duidelijk zichtbaar. voor de gemeente de verplichting meebracht om de stroom
van die maatschappij te betrekken, en deze laatste op 10 juli
maatschappij” (= S.V.M.) genoemd - onderhandeld over 1917 afwijzend op een verzoek tot prijsverlaging had
aansluiting op ”de hoogspanning draaistroom kabel”, die gereageerd. Op dat moment was reeds een gedeelte van
toen tussen Beek en Munstergeleen werd gelegd. De ligging Krawinkel van stroom voorzien. De in het jaarverslag van
van Oud-Geleen ten opzichte van deze beide plaatsen ver- 1919 opgenomen verklaring dat in dat jaar Oud-Geleen en
klaart waarom deze wijk als eerste hiervoor in aanmerking Lutterade elektrisch verlicht werden, blijkt niet in overeen-
kwam. Op 11 oktober 1913 werd een - sedertdien enige stemming met de feiten te zijn geweest; misschien werd met
malen gewijzigde - overeenkomst aangegaan waarbij de betrekking tot Lutterade enkel naar de aldaar in aanbouw
S.V.M. zich verplichtte binnen zes maanden een lokaal elek- zijnde mijn verwezen.
triciteitsnet aan te leggen. Dit kwam in 1914 gereed; aan de
oostzijde van het Wilhelminaplein werd een transformator- Elektriciteitspalen in de Lutterader Dorpstraat (later ten dele
huisje geplaatst. Uit een brief van de Staatsspoorwegen van Tunnelstraat) gezien in de richting van de spoorwegovergang in
29 december 1914 blijkt dat Oud-Geleen vanaf die dag elek- de jaren twintig van de 20ste eeuw. Aan de paal rechts hangt
trisch verlicht kon worden, omdat de gemeente voor een een lamp. Bij de eerste paal links ziet men nog de krulankers
jaarlijks bedrag van 16 gulden per lamp van 1.000 kaarsen waarmee voorheen een petroleumlantaarn aan de gevel van dat
een desbetreffend contract had gesloten. Wij zagen reeds hoe huis was bevestigd <Foto P. Rademakers>.
de aansluiting op het elektriciteitsnet voor een aantal
bedrijven in Oud-Geleen aanleiding was om te moderni-
seren <Deel II, 161-163>.
In 1916 kwam ook de elektrische verlichting in Krawinkel
aan de orde, maar die ging toen niet door, omdat de S.V.M.
in de oorlogsjaren 1917 en 1918 moeilijkheden ondervond
bij het verkrijgen van het nodige materiaal, zoals koper-
draad, waarvan bovendien de prijs, tengevolge van die
schaarste, aanzienlijk gestegen was. Tegen het ontbreken van
elektriciteit te Krawinkel werd in het najaar van 1918 door
de R.K. Werkliedenvereniging en de Christelijke
Mijnwerkersbond bij de provinciale overheid geprotesteerd.
In datzelfde jaar werd voor de nog in gebruik zijnde petro-
108
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:51 Pagina 109
Op 22 juli 1920 verklaarde burgemeester Damen dat de 10. Ingrepen in straat- en
”Stroomverkoopmaatschappij” wel bereid was voor de dorpsbeelden sedert circa 1915
verdere uitbreiding van het elektriciteitsnet te Krawinkel
zorg te dragen, maar dan zou de gemeente verplicht zijn dat ”Het verdwijnen van het oude wekt altijd een zekere weemoed,
gedeelte van het net over te nemen, met als gevolg dat de het verbreken van den band met het oude bekende uit jonge
elektriciteit duurder zou worden. Het zou tot 1922 duren dagen, dat ons lief en dierbaar is geworden, doet ook dikwijls iets
alvorens de rest van Krawinkel, Lutterade ten dele en breken in ons gemoed” <J.H. HABETS in De Nedermaas 1927/28,
Lindenheuvel volledig op het elektriciteitsnet werden aan- 8-9>.
gesloten. En pas in 1925 zou Spaans-Neerbeek aan de beurt
komen <Geleen, 203>. Volgens de plaatselijke overlevering ”In mijn werkzaam leven als bouwkundige heb ik ervaren hoeveel er
kreeg ook de Groenstraat pas in 1925 elektriciteit. Over de verloren is gegaan op cultureel gebied in Oud-Geleen, wat nooit meer
eerste elektrische lantaarnpalen in Krawinkel schreef is terug te draaien” <A.H. SCHEEPERS in 2005>.
FIJTEN: ”Spoedig hierna brandden aan hoge palen, van
boven beschermd door een emaille dekseltje, de lampen, die De eerste gemeentelijke uitbreidingsplannen
weer en wind trotseerden en die de voorboden werden van
een nieuwe tijd” <Fijten, 13>. Zoals wij zagen werd eind 1915 vlak ten westen van de
spoorweg Maastricht-Sittard, halverwege tussen Krawinkel
en Lutterade, een begin gemaakt met de aanleg van de
Staatsmijn Maurits <Deel II, 106>. Het zou enige jaren duren
alvorens dat bedrijf in werking zou zijn. Maar toen begon
het zoveel grond op te eisen dat gedeelten van beide genoem-
de dorpen werden afgebroken, terwijl elders in de gemeente
nieuwbouw plaatshad om het personeel te huisvesten. In
1920 kwam burgemeester Damen naar Geleen <Op. cit., 30> en
de nieuwe gemeenteplannen zullen wel grotendeels aan zijn
initiatief zijn toe te schrijven.
Een voorgoed uit de straten van Geleen verdwenen beeld, name- Het hier weergegeven silhouet kondigde een nieuwe en belang-
lijk op elektrische draden verzamelde boerenzwaluwen. Derge- rijke periode in de geschiedenis van Geleen aan. Links staat het
lijke drukke verzamelingen van die vogels gingen vooraf aan het nieuwe gemeentehuis temidden van uitgestrekte akkers en rechts
gezamenlijk vertrek naar het zuiden in de herfst. Bij deze foto zijn de tijdelijke schachtblokken van de in aanbouw zijnde
die hij in september 1940 dicht bij zijn geboortehuis in Spaans- Staatsmijn Maurits te zien. De eerste kerk van Lutterade-
Neerbeek maakte, noteerde Martin Verjans: ”Herfst symbool”. Krawinkel (midden) zou de de industriële ontwikkeling niet
De boerenzwaluwen maakten hun half-bolvormige nesten van lang overleven.
gedroogde modder vooral tegen de balken van stallen, terwijl de
minder vaak voorkomende huiszwaluw een bolvormig nest van
datzelfde materiaal bij voorkeur hoog tegen een straatgevel
onder een overhangend dak aanbracht. In het zomerseizoen
zwierden beide soorten druk over woonwijken en velden.
Over de eerste uitbreidingsplannen van de gemeente werden
de volgende details gepubliceerd: ”Toen in 1920 veronder-
steld mocht worden dat de gemeente als gevolg van de uit-
breiding van de Staatsmijn Maurits snel zou gaan groeien,
vatte men het plan op om de onbebouwde ruimte die tussen
109
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:51 Pagina 110
de drie bestaande kernen gelegen was, geleidelijk aan vol te Oude karakteristieke woningen te Lutterade en
bouwen. In verband hiermee werd in dit jaar nog opdracht Krawinkel opgeofferd
verstrekt aan ir. J. Cuypers om een uitbreidingsplan te ont-
werpen. Dit plan vormt de directe oorzaak voor de tegen- J.H. HABETS schreef in 1927/28: ”Ik kende nergens een
woordige structuur van de gemeente. Op een centraal dorpje met een zoo eigenaardige, karakteristieke bouwstijl
gelegen punt werd een marktterrein geprojecteerd met daar- als juist Lutterade. Ik gebruik het woord bouwstijl hier niet
op een nieuw gemeentehuis. Aan deze plannen werd op zeer bij gebrek aan een ander woord, maar met weloverwogen
snelle wijze uitvoering gegeven want reeds op 11 november opzet. Want ook, en dit kan niet genoeg herhaald worden,
1922 werd het nieuwe gemeentehuis officieel in gebruik in onze eenvoudige boerenhuizen en dorpswoningen zit zeer
genomen. Vanaf het marktplein werden naar de oude beslist een sterk uitgesproken stijl en onze grootste en beste
kernen behoorlijke verbindingswegen geprojecterd, terwijl architecten en bouwkundigen hebben deze met liefde en toe-
rondom de markt een nieuwe stadskern werd ontworpen, wijding bestudeerd en toegepast in hun nieuwe moderne
die geleidelijk tot de reeds bestaande bebouwing zou worden woningbouw (...) behalve dat de stijl van de oude huizen, in
uitgebreid. zijn soberheid en eenvoud, hoewel onbewust, dikwijls van
De meest intensieve bebouwing vond in de eerstvolgende een niet te loochenen schoonheid is, heeft hij het groote
jaren niet plaats in de omgeving van het nieuwe centrum, voordeel zich absoluut aan te passen bij de omgeving. (...)
doch juist in een tot dan toe geheel onbebouwd gebleven Niets is er te veel aan, niets gezochts of gekunsteld, doch
gedeelte te weten Lindenheuvel in de noordwesthoek van de volkomen logisch zijn alle vormen gedacht. (...) Wat het
gemeente. Dit had twee verschillende oorzaken: - alle bouw- meest opvalt in de typische, oude Lutteraadsche huisjes, is de
gronden te Lindenheuvel, met een totale oppervlakte van 68 zeer langgerekte bouwwijze van de straatzijde afgekeerd, de
ha. waren eigendom van de gemeente - de uitbreiding van de zoogenaamde ’lang- of diepbouw’. In heel Zuid-Limburg
mijn eiste de bouw van talrijke arbeiderswoningen die niet te weet ik hiervan nergens een voorbeeld. Hier vindt men dit
ver van de mijn verwijderd mochten liggen. Tot dit laatste verschijnsel bij de vleet. Dikwijls wonen er een half dozijn of
bood het plan van ir. Cuypers voldoende gelegenheid. (…) meer families in één langgerekt woningcomplex ’op eine luif’
Daarnaast ontwikkelde zich in de loop der jaren in het zou de Limburger zeggen. (...) Bij den gesloten bouw is het
centrum van de gemeente, in de omgeving van het nieuwe eigenlijke wooncomplex door een muur met groote poort,
gemeentehuis een bebouwing die voor een belangrijk deel die voor dagelijks gebruik gewoonlijk voorzien is van een
bestond uit zakenpanden. Ook kwamen nieuwe verbin- kleiner poortje, van de straatzijde afgesloten. Soms bevindt
dingen tot stand tussen het centrum en de oude kernen zich dit kleine poortje naast de groote <Deel I, 78>. In wezen
waarlangs over het algemeen druk werd gebouwd. verschillen deze oude huizen in niets van de open, meer een-
Na vele jaren van voorbereiding kwam in 1938 een defini- voudige bouwwijze. (...) De muur aan de straatzijde waarin
tief uitbreidingsplan tot stand. In verband met de oorlogs- zich de poort bevindt, is dan ook dikwijls van veel jongere
omstandigheden heeft het tot 1946 geduurd voordat er een datum dan de eigenlijke woning zelf. Dit is altijd het geval
uitbreidingsplan in onderdelen tot stand kwam.” <MIP II, 38- waar men een zoogenaamde betoogde poort aantreft, d.i. een
39>. poort met ronden boog” <Ndms 1927/28, 8-9 en 40>.
Onderwijzer W. RUTTEN tekende ten aanzien van het
Aantasting van de oude kernen vroegere Lutterader straatbeeld nog de volgende details aan:
”Bijna alle huizen waren verschillend van bouw en meestal
Onder burgemeester Damen trachtte het gemeentebestuur
de oude kernen zoveel mogelijk te ontzien. Maar - zoals wij Complex van vier of vijf vanaf de straat achter elkaar gebouwde
hierboven zagen - de zich snel uitbreidende mijn eiste een woningen aan de Heidestraat te Lutterade <Ons Zuiden 25-8-1933>.
aantal woningen met bijgebouwen in haar onmiddellijke
nabijheid te Lutterade en te Krawinkel op. Ofschoon Oud-
Geleen aanvankelijk van omvangrijke afbraken gespaard
bleef, kondigden de veranderingen in de ’Hoog Steeg’, de
Steeg(straat) en de Peschstraat in de twintiger jaren van de
20ste eeuw ook daar een nieuwe tijd aan. De grootste ramp,
die Geleen ooit heeft getroffen, was het bombardement door
Engelse piloten op 5 oktober 1942.
Na de Tweede Wereldoorlog namen achtereenvolgende
gemeentebesturen het initiatief om heel Geleen zoveel
mogelijk te moderniseren. Niet alleen werden een groot aan-
tal straten aangelegd en veel nieuwe huizen en verscheidene
kerken gebouwd, maar ook werd in de oude gedeelten, in de
naam van ’vooruitgang’, een ware ravage aangericht.
110
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:51 Pagina 111
berekend op kleine mensen. De deuren waren vaak niet Luchtfoto van de Kloosterstraat (links onder) en naaste omge-
hoger dan 1.60 meter. (…) Alle ramen hadden blinden. De ving. Onderaan rechts ligt de spoorweg. De hoge gashouder
poort en de blinden waren praktisch overal in een groene domineert het hele landschap. Achter de tuinen en huisweiden
kleur geschilderd” <Aubel, 7 en 14>. Deze laatste aspecten van van de woningen en boerderijen ziet men de nieuwe construc-
het vroegere straatbeeld kon men ook in de woonkernen ties van de mijn- en gasbedrijven die bij hun uitbreiding naar
Oud-Geleen, Krawinkel en Spaans-Neerbeek vaststellen. het zuiden de gehele noordzijde van die straat zouden opeisen.
Volgens genoemde HABETS was er in de twintiger jaren
van de 20ste eeuw waarschijnlijk geen enkel gewest in het halve dorpje is omver gehaald (...) veel typisch, oud-
Nederland dat in korte tijd zo’n ”geweldige, diepingrijpende Limburgsch verdwijnt hiermee. (...) Verschillende van deze
veranderingen ondergaan heeft dan ons liefelijk en schoon, oude huizen, waarvan er verscheidene zelfs uit de 17e eeuw
nooit genoeg volprezen Zuid-Limburg”. Daaraan voegde hij dagteekenen, zijn reeds weg” <Op. cit., 8-9>. Toen HABETS dit
toe: ”Nog geen 30-tal jaren geleden (...) zijn deze schoone schreef, was ook de cokesfabriek Maurits volop in aanbouw.
landouwen als het ware plotseling in een mijn- en industrie- Zij zou spoedig heel de noordzijde van de ten westen van de
streek veranderd, met alle ommekeer daaruit voortvloeiende. spoorweg Maastricht-Sittard gelegen Krawinkeler
Waar luttele jaren geleden het gezoem van sikkel en zeis, het Kloosterstraat opslokken en de rest van die straat met een
snerpend geluid van de slijpsteen en de klank van de haar- ’Chinese muur’ van de fabriek scheiden <GOA III, 80-84 en 91-
hamer <Deel II, 170> gehoord werd, naast het geloei van de 93>.
koeien, hoort men nu het geronk van het wiel, gegons en De aanleg van de Julianatunnel (1929-1931) leidde een
gedreun der machines en het gegil der stoomfluit. Waar nieuwe funeste fase voor Lutterade in. RUTTEN schreef:
vroeger de landman in onverstoorbare kalmte langs den ”Lutterade is letterlijk van de kaart geveegd, (…) ’t Begon
veldweg slenterde, zijn deuntje fluitend, met zeis of spade op (…) toen de tunnel er moest komen. De Oude Dorpstraat
den schouder of zittend op het zwaar bonkige paard, moest voor een groot deel voor deze tunnel wijken. (…) De
bewegen zich thans drommen mijnwerkers langs den weg, in Putstraat moet wijken voor ’t zwembad. Alle huizen aan de
snellen pas, want de tijd van slenteren is voorbij, veelal per Heidestraat: weg! De gehele Waterstraat verdwenen. ’t Hele
fiets of in zware kolossen van fluitende autobussen. (…)
Overal verrezen de reuzengebouwen-complexen der mijnen
met rookende en kwalmende schoorsteenen, en trillende
ophaaltorens; men ziet overal geheel nieuwe huizengroepen
en kolonies, nieuwe, breede wegen, straten en aanlagen”
<Ndms 1927/28, 7-8>.
Dorpstraat te Lutterade in de richting van het spoor circa 1927.
De rechterkant toont duidelijke tekenen van afbraak.
De funeste gevolgen van die industrialisatie voor het lande- De door sommigen ”Chinese muur” genoemde afscheiding langs
lijk schoon in onze contreien hekelde die auteur aldus: de noordzijde van de Kloosterstraat in aanbouw <LimBeeld 7-8-
”Maar niet alleen veel nieuws ontstond, veel ouds verdween 1929>.
ook en verdwijnt nog. Veel van het landelijke en pittoreske,
van het typische Zuid-Limburgsche, van het karakteristieke
van vroeger tijd verdween, om plaats te maken voor het
nieuwe en het moderne. (...) Ieder weet, dat hier (te
Lutterade) de grootsche mijn ’Maurits’ gebouwd wordt, die
eenmaal in volle bedrijf zijnde de grootste van Europa zal
worden. Hier demonstreert zich het verdwijnen van het
oude wel het scherpst. Niet alleen ettelijke woningen, maar
111
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:51 Pagina 112
oude Lutterade, westelijk van de spoorlijn, is gesloopt” het dorpsbeeld was het afbreken van de imposante vroegere
<Bouten, 10>. woning van de gezusters Smeets (zusters van burgemeester
Hoeveel hartzeer de door de industrie veroorzaakte ver- Felix Smeets) aan de westzijde van de Dorpstraat (=
nieling van huis en haard bij zovele inwoners van Lutterade Marcellienstraat) <Deel I, 52> om aldus een verbinding met de
en Krawinkel ook moge hebben teweeggebracht en hoe sterk in haar verlengde gelegen Peschstraat tot stand te brengen.
anderen dit ook mogen hebben betreurd, destijds had de HOOGENBOOM merkte terecht op: ”Door deze ingrij-
motivering dat die afbraken noodzakelijk en onvermijdelijk pende doorbraak kwam een abrupt einde aan de betrekke-
waren, een vrij hoge overtuigingsgraad. Al voegde de zojuist lijke beslotenheid van Oud-Geleen” <TsHKVGel 1996, nr. 1, 6>.
genoemde auteur aan zijn opmerkingen toe dat de nieuwe Deze straat werd naar de legendarische pastoor Voncken
woningen ”uit een oogpunt van hygiëne en comfort (...) <Deel I, 295, 390 en 416-417; II, 57-58 en 326-327> genoemd. Wij zagen
licht en lucht” veel op de oude voor hadden, toch neemt dat reeds dat in aansluiting op deze nieuwe straat ook de
niet weg dat elke vernietiging van een deel van het voor- Peschstraat een ingrijpende verandering onderging, waarbij
vaderlijke erfgoed een permanent en onherstelbaar verlies de Keutelbeek overkluisd werd (zie onder nr. 1).
was.
Steeg(straat) en (vroegere) Beekhovenstraat
De ’Hoog Steeg’ opgehoogd en verbreed: aan zwaar verkeer aangepast
Pastoor Vonckenstraat (ca. 1928)
De Steeg(straat) en de in haar zuidelijk verlengde gelegen
Vanuit Lutterade met zijn station en de opkomende mijn Beekhovenstraat die tot dan toe slechts vrij smalle aarden
bestond er geen goede verbinding met plaatsen ten oosten wegen waren geweest, werden aan zwaar vervoer per as aan-
van de gemeente, zoals Schinnen en Hoensbroek. Die ver- gepast. Daartoe werd de langs de eerstgenoemde straat
binding zou ten dele door de verhoging en verbreding van de stromende Keutelbeek overkluisd. In de naoorlogse jaren
holle en smalle Hoog Steeg tot stand worden gebracht. zou de Steeg(straat), tezamen met het grootste deel van de
Reeds in 1923 werd daartoe besloten, maar de uitvoering toenmalige Beekhovenstraat (met n) tot Norbertijnenstraat
zou een paar jaren in beslag nemen. Zelfs nog in 1929 werd worden omgedoopt, terwijl een ander deel van de vroegere
over de prijs van te kappen fruitbomen gedisputeerd, doch Beekhovenstraat (met n) vanaf de Rijksweg tot aan de
toen lagen er al verscheidene woningen. Een grote ingreep in Irenelaan-Pieterstraat zou worden doorgetrokken en officieel
Beekhoverstraat (met r) zou worden genoemd. (Zie onder
nr. 5).
Een scène in het centrum van Oud-Geleen in december 1932. Bombardement van 5 oktober 1942 trof vooral de
Na de aanleg van de Pastoor Vonckenstraat en de verbreding en oude kernen
verfraaiing van de Peschstraat werd circa 1930 op deze vier-
sprong een grote, halverwege met bloemen versierde, veelzijdige Tragisch genoeg werd door het oorlogsgeweld nog meer
lampenpaal geplaatst. Deze diende tevens om het verkeer aldaar schade aan het historisch erfgoed van Geleen toegebracht.
in juiste banen te leiden, want uit elke richting moest hij rechts Bij het fatale, door Engelse piloten per vergissing uitgevoer-
worden gepasseerd. Maar wegens de breedte van het toenmalige de, bombardement in de late avond van 5 oktober 1942
Wilhelminaplein werd die paal zo dicht bij het begin van de vielen niet alleen 83 doden en 22 zwaar gewonden, maar
Pieterstraat gezet dat degenen die uit de Pastoor Vonckenstraat werden - vooral in de oudste delen van Krawinkel, Lutterade
kwamen, een bocht moesten nemen om de Peschstraat te berei- en Oud-Geleen - 59 huizen totaal vernield en 105 woningen
ken. Nadat er herhaaldelijk over was geklaagd dat die paal zo ernstig beschadigd dat ze moesten worden afgebroken.
meer in de weg stond dan de weg wees, werd het hele geval ver- Tot deze laatste behoorde ook het historische huis Gadé op
wijderd. de Vuling. Volgens ooggetuigen volgden de vliegtuigen het
verloop van de straten om hun brisant- en brandbommen op
de huizen te doen neerkomen. Vanuit historisch standpunt
valt tevens te betreuren dat bij die vernieling menig familie-
document en veel foto’s verloren zijn gegaan. (Voor een
overzicht van de toen aangebrachte schade zie Geleen. Van
dorp tot Mauritsstad (1952), 210-211.)
Hieraan kan nog worden toegevoegd dat tegen het einde van
de Tweede Wereldoorlog een door Duitsers afgeschoten
vliegende bom, die allicht voor een verder doel bestemd was,
bij het ”Huis op de Berg” viel en ontplofte, waardoor dat
historische gebouw totaal vernield werd.
112
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:51 Pagina 113
Bulldozer en brandfakkel in dienst van historische gebouw volgens sommigen ’in de weg’ kwam te
zogenaamde ’vooruitgang’ liggen.
De door de naoorlogse plaatselijke overheid teweeggebrach- ’Steedse’ identiteit nagestreefd
te verminking van het oude Geleen dient ons inziens als
cultureel niet ten volle verantwoord te worden gekenmerkt. In 1952 trachtte een gemeenteambtenaar zowel de brave
Door moedwillige vernieling of verwaarlozing gingen toen burgers van Geleen alsook andere Limburgers als volgt te
immers architectonisch of historisch waardevolle gebouwen imponeren: ”Geleen, oud en nieuw (...) tegenstellingen, die
en straatbeelden verloren. door het stedebouwkundig en cultureel inzicht van Geleens
Burgemeester Damen, die in 1920 naar Geleen kwam, had bestuurderen in het verleden en het heden, gebundeld zijn tot
uitdrukkelijk als leidraad gekozen: ”in geen geval zoveel een harmonisch en verantwoord geheel: de stad Geleen”
mogelijk mensen op een zo klein mogelijke oppervlakte” <MSGoud, 387>. In de daarop volgende jaren zou dat toen reeds
<NMijn 7-11-1947>. Vóór 1940 werd daaraan vrij goed de hand ernstig bedreigde (zogenaamd) ”harmonisch en verantwoord
gehouden. Na de oorlog ontaardde de rivaliteit met Sittard geheel” op onverantwoorde wijze nog verder worden aangetast.
in een dwaze wedloop om getallen, speciaal wat het aantal De naoorlogse plaatselijke bestuurders wilden terecht aan
woonvergunningen betrof. Mede daardoor werd dat gezon- het nieuwe Geleen met zijn aanzienlijk toegenomen bevol-
de beginsel zo zeer door de funeste zienswijze ’hoe meer hoe king - waarvan na verloop van tijd nog slechts een kleine
beter’ verdrongen dat Geleen zich er op een bepaald minderheid tot de autochtonen behoorde - en de daarmee
moment zelfs op beroemde de Limburgse gemeente met de gepaard gaande uitgebreide woningbouw, een nieuwe iden-
grootste bevolkingsdichtheid te zijn ! titeit geven. Doch daarbij waren zij al te zeer in de ban van
het magische woord ’stedelijk’, hetgeen blijk gaf van een
”Gelaen dat wurd ein Waereldsjtad !” onverholen minachting voor het ’landelijke’. Zo verklaarden
sommige gemeenteadministrateurs dat de oude - ons inziens
Met zijn carnavalslied ”Gelaen dat wurd ein Waereldsjtad” niet alleen historische maar zelfs sierlijke - straatpoorten,
lanceerde JEAN SAVELKOUL een leuze, die zowel voor- als wegens hun ’landelijkheid’, een ’doorn in het oog’ waren. Bij
tegenstanders vond. Als antwoord op een klacht tegen lucht- een bezoek aan de afdeling planologie in het gemeentehuis
vervuiling door iemand die als ”I.K. Stik” ondertekende, in 1950 moest de auteur zelfs vernemen dat het een goede
schreef een Gelener die zich als ”Piet Realist” aandiende, in zaak zou zijn om de gehele oostkant van de Dorpstraat (=
november 1948 o.a.: ”Gelaen dat wurd ein waereldsjtad’ zal Marcellienstraat) af te breken en op die manier ’de kerk vrij
blijken geen carnavalistische zotheid te zijn, maar de zuivere te leggen’.
werkelijkheid” <NMijn 19-11-1948>. Een nieuwe identiteit voor de ’stad’ Geleen hoefde evenwel
Jammer genoeg was dit niet alleen de zienswijze maar zelfs geenszins per se de aantasting van de oude ’dorpskernen’ in te
een doelbewust streven van sommige naoorlogse gemeente- houden. Iemand die zijn geheugen, d.w.z. zijn verleden, ver-
besturen. Bij de pogingen om dit te realiseren werden grote liest, raakt terzelfder tijd zijn identiteit kwijt. Zo gaat ook met
blunders begaan, zoals het van hogerhand opzettelijk ver- elke afbraak van een historisch monument of straatbeeld een
woesten van het, in zijn oudste kern uit 1652 daterende, belangrijk stuk van de eigenheid van een buurt, dorp of stad
vakwerkhuis aan de Lutterader Putstraat (1964) en het van onherroepelijk verloren. Gezien de aard, de omvang en de
gemeentewege in brand steken van de Daniker graanmolen ligging van Geleen hadden achtereenvolgende besturen toch
(1967). In een vlaag van zogenaamde ’sanering’ werd zelfs de moeten beseffen dat men - ondanks de plaatselijke groot-
hele wijk Spaans-Neerbeek met haar vakwerkschuren van de industrie - geen grootsteedse allures kon aannemen en hoog-
kaart geveegd (1966-1969). Doch ook daarmee was men stens een ’plattelandse’ woonstad zou kunnen scheppen.
niet tevreden. Er werden ontwerpen gemaakt om de histori- Niemand zal mogen ontkennen dat er in Geleen veel goeds
sche kern van Oud-Geleen op drastische wijze aan ’moder- en moois tot stand werd gebracht. Het is niettemin pijnlijk
nisering’ op te offeren. En men zou daarin ongetwijfeld zijn en tragisch dat met die opbouw van het nieuwe Geleen
geslaagd, als een aantal Oud-Geleners zich niet tegen die tevens een moedwillige en systematische - maar geenszins
snode plannen zou hebben verzet. Gelukkig kon in dit geval noodzakelijke - afbraak van zoveel van het oude Geleen
een oplossing worden gevonden, waardoor het centrum van gepaard ging. Dit onherstelbare verlies was des te pijnlijker,
Oud-Geleen niet alleen behouden bleef maar zelfs verfraaid omdat het een gevolg was van een verkeerde opvatting van
werd (zie onder nr. 11). Daar staat echter tegenover dat een ’vooruitgang’.
groot stuk van de historische Eindstraat werd opgeheven en
de landelijke Peschstraat met hoogbouw werd doorsneden, Geleen ”de stad van de toekomst” ?
door welke ingreep het straatbeeld ernstig geschonden
werd. Een onmiskenbaar teken van ’kortzichtigheid’ was wel In 1966 deed iemand, die kennelijk onze bijdrage ”Het oude
het feit dat een drukke verkeersweg op slechts één meter Geleen” in Geleen. Van dorp tot Mauritsstad (1952) had door-
afstand van de Sint-Janskluis werd aangelegd, waardoor dit gebladerd, als betaalde spreekbuis van het gemeentebestuur,
113
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:51 Pagina 114
de volgende uitspraken: ”Historie en romantiek (van Geleen) De bij avond door schijnwerpers verlichte kerk en toren te Oud-
verbleekten, losten op in de atmosfeer der moderne chemie, Geleen in september 1976 <Foto Hans Smeets>.
in de zakelijke sfeer van de hedendaagse techniek. Een rijke
historie. Een veelkleurige romantiek. Zij slapen in geschiede- siedrang waren er de oorzaak van dat gemeentebesturen
nisboeken en romans, in idyllische en topografische teke- blunder op blunder stapelden door fraaie cultuurmonumen-
ningen, in showkasten en musea en in de verrafelde wee- ten te laten verdwijnen. Al 75 jaar vecht de Bond Heem-
moedige verhalen van de laatste der oude autochtonen (...). schut voor het behoud van cultuur-historische monumenten
De historie, waarvan, verspreid, nog enkele zichtbare resten in Nederland. Evenals elders zijn in de Westelijke Mijn-
(... ). Spaarzame relicten, die echter van geen enkele beteke- streek onverantwoorde dingen gebeurd, waardoor te veel
nis meer zijn voor de huidige woon- en leefsfeer. Deze schoons verloren ging. Kort na de Tweede Wereldoorlog
immers wordt geaccentueerd door de (...) Staatsmijn Maurits zijn in Geleen nog juweeltjes van boerderijen en huizen
(...), chemische industrie (...) en daarmee samenhangend (...) afgebroken zonder dat daartoe noodzaak bestond. De
door de nerveuze groei van nieuwe, steeds weer nieuwe Heemkundevereniging Geleen is nog altijd boos op de
woonwijken, nieuwe stadsdelen, verbonden door steeds weer gemeentebestuurderen van weleer die voor deze ’wandaden’
nieuwe straten, lanen en wegen (...). De helderblinkende verantwoordelijk waren (...). Eindelijk komt men tot het
Glana moge versomberd zijn, de rustieke hoeven der lande- besef dat we voorzichtig moeten omspringen met de weini-
lijke bakermat mogen dan al zijn vervangen door de onont- ge monumenten die we nog hebben” <MGBode 3-9-1986>.
warbare contourvormingen van schachten, koeltorens,
schoorstenen en wijken van woninglijnen en nog eens Beschuldigende en waarschuwende stemmen
woninglijnen, Geleen, het Geleen van vandaag, staat, gekleed van elders
in rijke welvaart van industrie en wetenschap, op de drempel
van morgen (...) als de Stad van de Toekomst” <Zeekaf, 10, 12, Andere auteurs uitten zich ten aanzien van het moderne
16 en 35>. Toch vond die schrijver het nodig om zijn opdracht- Geleen in gelijkaardige termen. Reeds circa 1950 schreef W.L.
gevers op hun plicht te wijzen om ”meer dan ooit (…) met LECLERCQ: ”Geleen (...) is een geweldig complex geworden,
een steeds grotere aandacht voor de hogere waarden het
gevaar voor de ontmenselijking van de mens in het moderne
Geleen te helpen keren” <Op. cit., 18>.
In 1978 hebben wij op die publicatie als volgt gereageerd:
”Ofschoon het niet direct duidelijk is, wat ’verrafelde
weemoedige verhalen’ hier precies betekende, is het wel
duidelijk, dat die uitdrukking gekozen werd om de Geleners,
die nog waarde aan het verleden van hun geboorteplaats
bleven hechten, in een minder gunstig daglicht te stellen.
Maar jonge Geleners wendden zich tot ’een der oude
autochtonen’ om die verhalen vast te leggen; ze namen het
initiatief tot het uitgeven van een geschiedenisboek. En er is
in Oud-Geleen nauwelijks een huis te vinden, waar men niet
de ’idyllische en topografische tekeningen’ van wijlen archi-
tect P.A. Schols als historische en aesthetische kostbaarheden
bewaart en bewondert. Niet de historie en romantiek van
Geleen verbleekten, maar de zakelijke sfeer van de heden-
daagse techniek verbleekt tegen de achtergrond van het ver-
leden. Dit wordt elke avond door de verlichte kerktoren (te
Oud-Geleen) prachtig geïllustreerd en gesymboliseerd.
Terwijl het klein-menselijke gedoe in de nachtelijke schadu-
wen wegzinkt, rijst dit eeuwenoude gebouw in het felle licht
der schijnwerpers boven alles uit als een roerend getuigenis
van het diepe geloof en de stoere wil van onze voorvaderen.
Het verleden leeft voort als een inspiratie voor het heden”
<Oud-Geleen, 56>.
In 1986 voegde de redactie van de Maas- en Geleenbode zich
als volgt bij de protesteerders: ”De Westelijke Mijnstreek
had veel mooier kunnen zijn als er in de voorbije driekwart
eeuw in deze regio niet zo veel fraaie oude gebouwen onder
de slopershamer waren gevallen. Moderniserings- en expan-
114
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:51 Pagina 115
een warnet van stijlloze lintbebouwing, waarin de (culturele) geleen en Spaubeek te annexeren. Maar de inwoners van die
armoede van onze tijd wel zeer duidelijk ten toon gespreid plaatsen waren door wat zij in Geleen zagen gebeuren zo
wordt (...) in de oude kom der drie dorpen zult ge enkele zeer sterk afgeschrikt dat zij zich hevig tegen die pogingen
mooie huizen en boerderijen vinden die dateren uit een min- verzetten. Indertijd hebben wij de bezwaren van de
der smakeloze tijd” <Leclercq, 203>. En het bestuur van de Munstergeleners verwoord onder de titel ”Munstergelaen
”Restauratiestichting Limburg” klaagde in 1957 ”dat vooral blif Munstergelaen” <M’geleen, 507-526>. De provinciale en
sedert wereldoorlog II het zo typische eigen karakter van onze nationale overheden bleken het met die inwoners eens te zijn
steden en dorpen snel aan het verdwijnen is (...). Zijn we dan en de Geleense verzoeken tot annexatie werden afgewezen.
zo karakterloos geworden ? (... ) ’Oude rommel !’ zegt men Het is wel merkwaardig dat de oppositie tegen annexatie van
(...). Uit kortzichtigheid laat men de zaak echter zodanig ver- Munstergeleen bij Sittard en van Spaubeek bij Beek lang
vallen, dat sloop onvermijdelijk wordt” <Verslag RL 1957, 1-2>. niet zo intens was. In feite zijn beide dorpen uitgegroeid tot
En de uit Sittard afkomstige kunsthistoricus J. TIMMERS aantrekkelijke woonplaatsen, waar ook menige Gelener zich
waarschuwde: ”Het nageslacht zal hard over dit gebrek aan ’thuis’ is gaan voelen.
inzicht en cultuurbesef oordelen, evenals wij thans hard oor-
delen over het vandalisme van de vorige (19de) eeuw, dat in Verdere afbraak van oude delen van Krawinkel
onbegrijpelijke en domme verblinding in naam van een en Lutterade
vermeende vooruitgang zoveel schoonheid nutteloos en
nodeloos vernield heeft. Zal men ons later als ’barbaren’ Wij zagen reeds (onder nr. 7) dat tengevolge van de aanleg
brandmerken ? Of zal men ons dankbaar zijn, dat wij echte en uitbreiding van de cokesfabriek Maurits de hele noord-
vooruitgang aan gezonde heemschut hebben weten te ver- zijde van de ten westen van de spoorweg Maastricht-Sittard
binden ? Als wij onze geboortegrond liefhebben, zullen wij gelegen Krawinkeler Kloosterstraat werd afgebroken en met
zijn schoonheid, zijn traditie en zijn cultuur beschermen in een ’Chinese muur’ van de fabriek werd gescheiden <GOA III,
hun edelste uitingen” <Op. cit., 2>. 80-84 en 91-93>. Na de Tweede Wereldoorlog zouden eveneens
Ook de klacht van R.C. HEKKER uit 1960/61 is hier van de particuliere gebouwen aan de zuidzijde van de Klooster-
toepassing: ”Iedere keer als ik Zuid-Limburg bezoek, wordt straat en aan de Kloosterdwarsstraat worden gesloopt.
de waardering voor goede nieuwe woningbouw over- Ook zagen wij dat bij de uitbreiding van de Staatsmijn
schaduwd door de grote aantasting van het oude; (...) Maurits naar het noorden een groot deel van Lutterade werd
vervangt men (...) pittige dorps- en boerenwoningen door afgebroken en dat bij de aanleg van de Julianatunnel een deel
karakterloze bouwsels (...). Er kan echter een middenweg van de Dorpstraat aldaar werd opgeëist. Doch daarbij bleef
worden gevonden, een oplossing, waarbij men enerzijds de het niet. Naoorlogse gemeentebesturen hebben die wijk zo
mogelijkheden schept om geriefelijk te wonen en doelmatig zwaar aangetast dat er nauwelijks iets van de oude kern is
te werken en waarbij men aan de andere kant het gave land- overgebleven. Onderwijzer RUTTEN merkt in dit verband
schap en waardevolle stads- en dorpsgezicht intact laat (...). op: ”Er is geen plaats of er wordt afgebroken en gebouwd.
In deze hangt alles af van het beleid van een gemeente- Dat is nu eenmaal de normale gang van de geschiedenis.
bestuur en op het stuk van monumentenzorg en esthetica is Toch blijft meestal ’t typische van een dorp behouden.
dit ook in Limburg niet om te juichen, (...) is Maastricht een Lutterade is letterlijk van de kaart geveegd. (…) De Putstraat
lichtend voorbeeld, maar (...) zullen de karakteristieke delen moet wijken voor het zwembad. Alle huizen aan de
van Sittard niet nog verder worden verminkt, totdat het Heidestraat weg ! De gehele Waterstraat verdwenen. ’t Hele
ideaal van Geleen is bereikt ? Ik vrees het ergste voor de plaat- oude Lutterade, westelijk van de spoorlijn is gesloopt. (…)
sen, die grootsteeds willen doen en niet minder voor de Gelukkig waren er mensen die foto’s maakten, al vlak na
dorpen, die bang zijn achter te blijven bij wat zij voor de 1900. Anders wisten we niet eens meer hoe Lutterade ooit
moderne tijd aanzien” <Bronk VIII (1960/61), 144>. In september was” <Bouten, 10>. De eeuwenoude dorpsnaam Lutterade leeft
1981 schreef de journalist LEO HERBERGHS: ”Als ik zelfs niet meer als wijknaam voort; hij bleef slechts officieel
’Geleen in oude ansichten deel 3’ doorblader overkomt me behouden als de naam van een station. Wel werd hij later
het gevoel dat er iets onherroepelijk verloren is gegaan dat opgenomen in de namen van in die buurt gebouwde flats,
eigenlijk nooit had mogen verdwijnen. (…) als ik naar zoals ”Lutterade Plein”, ”Lutterade Dome in West” en
Geleen van vroeger kijk, en ervaar het Geleen van nu, dan ”Lutterade Poort”.
moet ik zeggen dat het er een stuk lelijker en oninteressanter
op geworden is” <DeLim 21-9-1981>. Zinloze vernieling van een zeldzaam vakwerkhuis
te Lutterade (1964)
Vergeefse pogingen tot annexatie van twee
kleinere gemeenten Een door de gemeente Geleen gekocht maar daarna ver-
waarloosd vakwerkhuis aan de Lutterader Putstraat, dat uit
In zijn vermeende opmars naar een ’waereldsjtad’ trachtte 1652 dateerde en niet alleen wegens zijn ouderdom maar
het gemeentebestuur van Geleen de gemeenten Munster- vooral om zijn bouwstijl een waardevol monument was,
115
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:51 Pagina 116
bleek te staan waar een zwembad was gepland. Ofschoon het verkochten zijn erfgenamen dit complex voor een bedrag
op de voorlopige lijst van monumenten stond, liet een wet- van 130.000 gulden aan de gemeente Geleen. Aanvankelijk
houder die ’sta-in-de-weg’ met een bulldozer volledig omver wilde men het voor recreatiedoeleinden gebruiken. Doch de
duwen en de brokstukken als grof vuil naar een stortplaats gemeentelijke autoriteiten begingen de fout van de huurder
brengen. (zie hfdst. IX B, nr. 6). - een vroegere mede-eigenaar, die de gebouwen tot dan toe
Naar aanleiding hiervan schreef HEKKER: ”Op zaterdag 31 had onderhouden - vlak na de aankoop de huur op te
oktober 1964 is in opdracht van de gemeente Geleen een zeggen. Terwijl zich op het gemeentehuis de discussie over
van de belangrijkste vakwerkhuizen van Limburg vernield: de bestemming en de onderhoudskosten voortsleepte, bleef
het pand Putstraat 6 te Lutterade. En zelfs hierbij heeft men het complex onbewoond en het geraakte zelfs zo ernstig in
weer kans gezien de mededinger Sittard te overtroeven, want verval dat tot afbraak werd besloten <LimDag 7-5-1966 en 22-12-
terwijl dit stadje zijn monumenten nog op een gewone werk- 1966. - NLim 12-5-1966>.
dag met eerlijk handwerk velt, is Geleen er al toe overgegaan Op zaterdag 29 mei 1967 werden de gebouwen door mede-
zijn verleden op een vrije zaterdag met bulldozers weg te werkers van de PTT (= Post, Telegraaf en Telefoon) diverse
vagen. ’De heren die dit pand willen behouden zijn rijp voor malen in brand gestoken, opdat men in het kader van de
(het asiel te) Venray. Het is een schande dat het niet eerder zogenaamde bedrijfszelfbescherming (BZB), waaraan de
werd afgebroken. Het vormde een gevaar voor de omgeving, PTT toen met een eigen brandweer, reddingsdienst en
omdat het op instorten stond’, zo luidde het commentaar EHBO (= Eerste hulp bij ongelukken) deelnam, de bereid-
van de (...) wethouder van Openbare Werken <NLim 5-11- heid en vaardigheid van de diverse ploegen zou kunnen
1964>. Tot deze heren, die rijp zouden zijn voor Venray (...) toetsen. Het specifieke doel was een betere samenwerking
behoren onder anderen deskundigen van de Rijksdienst voor tussen alle teams in het postdistrict Maastricht tot stand te
de Monumentenzorg. Zij immers streefden naar het behoud brengen. De oefening duurde van ’s morgens half negen tot
van dit vakwerkhuis, dat deel uitmaakte van een complex, ’s avonds rond half zes. Na afloop had in het Hubertushuis
dat in de Voorloopige Lijst wordt genoemd <Voorl. Lijst VIII de prijsuitreiking plaats. De ploeg uit Geleen eindigde als
(1926), 87> - het adres is helaas nogal onduidelijk aangegeven, laatste ! <NLim 1-5-1967>.
zodat de woordvoerder der gemeente, na voltrekking van het
vonnis, kon opmerken, dat hij het pand niet in de lijst had Spaans-Neerbeek genadeloos van de kaart
kunnen vinden! - en derhalve beschermd was en waaraan geveegd (1966-1969)
ook architect Schols al enige malen aandacht had besteed
<Geleen, afb. 21 en 25. - LvH 1938, afb. 8>. Zij wisten, dat dit huis een ”Het kapelletje en de karakteristieke boerderijen aan de Dorpstraat
zeldzaam geworden voorbeeld was van de vroeg-17de-eeuw-
se vakwerkstijl, zodat het niet verwonderlijk is, dat in de van Spaans-Neerbeek werden gesloopt om plaats te maken voor
Geïllustreerde Beschrijving meer plaats werd ingeruimd voor
dit monument dan voor andere boerderijen <NMGKL V, 3, afl. 1 wegen en nieuwbouw” <F&HM 2009, 71>.
(1962), 168, fig. 51 en afb. 153-154>. Na restauratie had het vak-
werkhuis c.a. (= cum aliis) een sieraad kunnen vormen van De niet nader geïnformeerde lezer zal allicht niet vermoeden
de omgeving en een onderdak kunnen bieden aan de plaat- dat die sloop een omvangrijke tragedie was. Een hechte
selijke oudheidkamer (...). Er is echter niet gedacht over gemeenschap werd zonder enige noodzaak totaal uiteen-
behoud, niet over contact met Monumentenzorg, zelfs niet geslagen. Haar leden werden van huis en hof verdreven en de
over een normale afbraak, waarbij een nader onderzoek gebouwen waarin zij tot dan toe heel hun leven hadden
mogelijk was en waarbij tenminste nog onderdelen konden gewoond en gewerkt en waaraan voor hen zoveel herinne-
worden gered. Er is domweg vernield, waarna de verbrijzel- ringen waren gehecht, werden met de grond gelijkgemaakt.
de materialen op de gemeentelijke stortplaats zijn gegooid. ”De oudste inwoners voelden zich door de gedwongen ver-
In 1873 heeft de Limburger De Stuers zijn befaamd artikel huizing ontheemd” <Geleen-Zuid, 30>.
tegen de monumentenslopers ’Holland op zijn smalst’ Ook daarbij legde het toenmalige gemeentebestuur een
genoemd. Thans wordt het tijd, dat eens een bijdrage ver- storend gebrek aan sociale en culturele waardering aan de
schijnt, waarin ’Limburg op zijn smalst’ wordt gehekeld, dag. Ofschoon op de fatale zondag 20 september 1857 niet
want waar Nederland maar enkele kilometers breed is (...) minder dan 19 woningen met hun bijgebouwen afbrandden
wordt het hardst gesloopt” <BKNOB 15-4-1965, 25 en 34>. <Deel II, 63-64>, werden in de voorlopige monumentenlijst van
1926 een uit de 17de eeuw daterend vakwerkhuis en een
Nodeloze verwoesting van de historische andere woning met een 17de-eeuwse gevelsteen vermeld
graanmolen te Daniken (1967) <Voorl.Lijst, 87> en werd in de beschrijving van 1962 aandacht
gevraagd voor de 18de-eeuwse keuterij in haakvorm met een
Nadat P.H.A. Paulissen, eigenaar en bewoner van de - sinds bakstenen puntgevel en speklagen van mergel aan de
vele jaren niet meer functionerende - graanmolen te Kummekerweg, alias „’t Sjträötje” <NMGKL, 169>. Ook lag
Daniken (zie hfdst. IX B, nr. 2), was overleden (29-5-1963), achter menig bakstenen huis een schuur in vakwerk.
Op 23 mei 1961 werd besloten om het project Geleen-Zuid
met het gebied tussen de Jos Klijnenlaan en het mijnspoor
116
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:51 Pagina 117
Gedeelte van Spaans-Neerbeek kort vóór de afbraak <Foto Jos.
Philips>.
Het toenmalige Geleen-Zuid in vogelvlucht in oktober 1965. Geleen-Zuid (2010) schreef men ten aanzien van de volledige
Op de voorgrond ligt het eeuwenoude Spaans-Neerbeek dat afbraak van dat eeuwenoude Geleense wooncentrum: ”(…)
tussen 1965 en 1970 zou worden afgebroken. hoe rücksichtslos er met historische bebouwing werd om-
gesprongen. Neem het gehucht Spaans Neerbeek dat 55
uit te breiden. In eerste instantie werd ten aanzien van woningen telde, maar gruwelijk in de weg lag. (…) ’Voor
Spaans-Neerbeek nog geen definitieve positie ingenomen. discussie was geen plaats in die tijd’, is de auteurs duidelijk
Maar bij voorlegging ter inzage van het ontwerpplan bij de geworden tijdens de samenstelling van het boek.
gemeentesecretaris op 4 augustus 1963 bleek daarin voor het ’Beleidsmakers anno 2010 zullen met verbazing lezen hoe
oude Neerbeek geen plaats meer in het moderne Geleen te het er destijds aan toeging. Politieke discussie was er nauwe-
zijn. Omdat het gemeentebestuur van mening was dat hier lijks. De gemeenteraad had maar te pikken hoe het ging’ ”
”het (zogenaamde) algemeen belang boven het particulier <DeLim, 22-9-2010>.
belang” diende te worden gesteld, werden de 18 door M. HAMERS merkte in dit verband op: ”Veel inspraak
inwoners van Spaans-Neerbeek ingediende bezwaarschriften hebben de inwoners van Spaans Neerbeek niet gehad. De
als ongegrond van de hand gewezen. gemeenteraadsplanning was slecht. Gezien een verkeerd
Het oude dorp werd zelfs niet een gedeeltelijk behoud waard gepland kerkhof, en daarmee eigen geklungel toegevend,
geacht en moest in zijn geheel verdwijnen; het diende plaats kon men de begraafplaats niet meer afbreken. Was het een-
te maken voor een nieuwe wijk met nieuwe straten en voudiger om Spaans Neerbeek te saneren en af te breken ?
nieuwe huizen, die meer strookten met de zienswijze van de De vraag is of hier werkelijk het algemene belang boven het
plannenmakers van een ”wereldstad”. In 1966-69 deden de particulier belang is gesteld, of was het andersom ? De
bulldozers hun gruwzaam werk. gemeente heeft de wetsregels uitgevoerd, maar ook niets
Bij gelegenheid van de publicatie van het gedenkboek meer dan dat. Daar tegenover zijn ook de oud-inwoners niet
aktief genoeg geweest om deze plannen te verhinderen. Als
zij meer aaneengesloten inspraak hadden geëist waren zij
mogelijk tot een goed alternatief gekomen en was het dorp
gedeeltelijk of geheel behouden gebleven” <Hamers, M., 161>.
De in Spaans-Neerbeek geboren MARTIN VERJANS
(1916-2000), die met zijn fototoestel veel van het oude
Geleen vastlegde en een aantal van onze publicaties met zijn
opnamen verrijkte, klaagde bitter: ”Mijn Neerbeek is van de
kaart geveegd, van de aardbodem weggevaagd. Als ik daar in
de buurt kom, voel ik me een vreemde in mijn eigen geboor-
teplaats. Ze laat me ijskoud, omdat er niets is overgebleven
wat mij aan mijn geboortegrond herinnert. Geen steen is op
de andere gebleven. Er wonen nu vreemde mensen, er staan
nietszeggende huizen, zelfs de namen van de straten ken ik
nauwelijks”. Gelukkig hebben een paar autochtonen het
prijzenswaardige initiatief genomen om het verdwenen
117
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:51 Pagina 118
Verlaten huizen in Spaans-Neerbeek. Door sommige gebroken rische weg door Oud-Geleen - onder haar dek werd menig
vensters heeft de wind vrij spel. Rechts ziet men al de nieuw- overblijfsel uit de Romeinse tijd gevonden - maar maakte
bouw. ook een integraal onderdeel uit van het oude dorpspatroon,
waar zich heel wat taferelen uit de geschiedenis hebben afge-
speeld.
De in de Eindstraat geboren en getogen PIERRE KEULERS
schreef in april 1982 aan de auteur: ”De Eindstraat was net
als de meeste andere straten: wat landbouwers, mijnwerkers,
een smidse, een timmerfabriek, een paar winkeltjes, waar het
leven zijn gewone gang had, zonder wereldschokkende
gebeurtenissen en waar het woord ’naoberschaft’ nog een
zeer grote betekenis had. (…) Leven en sterven, geboren
worden, werken, armoede en zorgen, plezier, dat was het
gewone levenspatroon in ’Genènj’, waaraan (met het bom-
bardement) in de nacht van 5 op 6 oktober 1942 abrupt een
einde kwam, en welk patroon ook nooit meer is terug-
gekomen”.
Spaans-Neerbeek in woord en beeld uitvoerig te documen-
teren en aldus aan de vergetelheid te ontrukken <Hamers, M. -
Geleen-Zuid, 25-33>.
Haesselderveld ’ontgroend’ en Eindstraat Afbraak van de jongensschool in december 1979. Rechts de
grotendeels verdwenen vroegere bierbrouwerij ”De Kroon” (met enige sneeuw op de
daken), links villa ”CANTEMERLE” aan de Jodenstraat <Foto
Ondanks een protestactie die 350 handtekeningen oplever- W. Storcken>.
de, werd het bouwplan Haesselderveld in 1974 uitgevoerd.
Nadat de uit Amsterdam afkomstige burgemeester in dit Die fatale nacht bracht hier vernieling en dood. Een midden
verband de Geleners had verzocht ”niet te gevoelig te zijn op de straat ontploffende bom verwoestte de dichtstbij-
voor oude fruitbomen”, vertolkte hij de toenmalige mentali- gelegen huizen en de in de kelders gevluchte leden van de
teit van het lokale bestuur met de vreemde uitspraak: ”Van families Lemmens, Voncken, Dohmen en Speetjens werden
een stad kun je geen dorp maken” <DeLim 29-6 en 4-7-1974>. door het op hen vallende puin gedood <Oud-Geleen, 97>. Naar
Was het verlies van een forse strook groen zeker pijnlijk, veel aanleiding hiervan stelde KEULERS vast: ”Het bombarde-
erger was het feit dat om weinig overtuigende redenen een ment was eigenlijk het begin van de afbraak en teruggang
groot stuk van de Eindstraat werd opgeheven. Die straat van de Eindstraat. Wat bleef is een beetje nostalgie”.
vormde immers niet alleen een onderdeel van de prehisto- De voornaamste oorzaak dat de in de Eindstraat wonende
gemeenschap zich nooit heeft kunnen herstellen was de
De vroegere jongensschool met omheinde speelplaats op de hoek ingreep van hogerhand, waardoor zonder enige noodzaak de
Eindstraat-Jodenstraat. meeste woningen met hun bijgebouwen werden afgebroken
en hun bewoners van huis en erf werden verdreven. Men
ging zelfs zo ver om het grootste stuk van die historische
straat zonder meer op te heffen. Daarbij werden tevens de
beide lagere scholen, waaraan voor veel Geleners kostbare
jeugdherinneringen verbonden waren, opgeofferd. Aan toe-
118
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:51 Pagina 119
De voormalige meisjesschool uit 1928-1929 aan de Eindstraat. De tussen de beide takken van de Peschstraat gelegen boerderij
komstige generaties zal het dan ook moeilijk vallen om een Feron met het daarvoor staande wegkruis in juli 1978. Toen
deel van het vroegere gemeenschapsleven en sommige histo- was die straat reeds aan weerszijden door de brede Oranjelaan
rische feiten juist te lokaliseren. (met hoogbouw) doorbroken. Spoedig zou ook die hoeve door
Raadslid P. BOUDEWIJN van de gemeente Sittard-Geleen nieuwbouw worden vervangen en zou het kruis worden ver-
klaagde in augustus 2002 als volgt over het aldaar opzettelijk plaatst. Het huis op de achtergrond van de zuidelijke tak ligt
toegebrachte verlies: ”We moeten heel zuinig omgaan met achter de spoorweg <Foto Harry Janssen>.
de dingen uit het culturele verleden. (…) Er is al heel wat
van verdwenen. In de Eindstraat is in de jaren 70 en 80 van De zwaar geschonden Peschstraat
de vorige eeuw helaas al genoeg gesloopt dat behouden had
moeten worden” <Wkrant aug. 2002>. De gemeente Geleen verzette zich terecht tegen de in de
eerste helft van de jaren 70 door de provinciale overheid ont-
De Eindstraat vanaf de meisjesschool (achter de bomen rechts) worpen ’oostelijke randweg’, die maar liefst vierbaans zou
in zuidoostelijke richting in 1972 <Foto door de auteur>. worden en niet alleen dwars door de hoeve Ten Eijsden met
Over die ongelukkige ingreep werd in 2004 opgemerkt: ”De de manège, kinderboerderij en visvijver zou lopen, maar ook
huidige (gemeente)kaart vertoont duidelijk de wijzigingen elders in het Geleendal een grote ravage zou aanrichten. Niet
die zijn doorgevoerd in het stratenplan. Allereerst is de minder dan 20.000 door het actiecomité Geleen verzamelde
Eindstraat afgezonderd van de Marcellienstraat. Hiermee is handtekeningen van tegenstanders deden Gedeputeerde
de vroegere doorgaande interlokale weg voor eens en voor Staten besluiten dit plan te schrappen <LimDag 3-7-1974>.
altijd verdwenen. Op alle afgebeelde historische platte- Wellicht werd dat verzet tevens gemotiveerd door het feit
gronden is de situatie zichtbaar waarbij de Eindstraat een dat het gemeentebestuur het reeds bijna twintig jaren eerder
essentieel deel uitmaakt van het eeuwenoude Oud-Geleen. nodig had geacht om een vrij brede verkeersweg door het
Wijzigingen in het stratenplan en ’moderne’ toevoegingen in oosten van de gemeente aan te leggen. Er was echter ook
de twintigste eeuw hebben ervoor gezorgd dat de ’histo- twintig jaren eerder geen dwingende reden geweest om die
rische’ Eindstraat los kwam te liggen van de rest van de oude nieuwe laan dwars door het midden van de Peschstraat te
kern” <Rackham. 26-27>. projecteren en te realiseren; een meer oostelijk verloop vlak
langs het spoorwegstation zou evengoed aan het gestelde
doel hebben beantwoord en zou aanzienlijk minder schade
aan het historische straatbeeld hebben berokkend. Maar als
deze oplossing niet mogelijk zou zijn geweest, had men,
zowel uit stedenbouwkundig oogpunt alsook om esthetische
redenen, de dichtbij de landelijke Peschstraat opgetrokken
gebouwen van de Oranjelaan heel wat lager moeten houden.
Op die manier zou het storende contrast tussen de hoge
nieuwe en de lage oude gebouwen vermeden zijn.
Onder de weemoedige titel ”Auwt Gelaen wo bès te bleve ?”
reageerde HUBERT SALDEN, wiens ouderlijk huis ”aan
den driesjprunk op de Pesch, bie dat iezere kruuts oet 1898”
stond, in 1977 op de vervanging van het oude straat- en
dorpsbeeld door hoge en minder fraaie nieuwbouw. Hij uitte
zijn tevredenheid over het kruis en de bewoners als volgt:
”dat kruuts - ummer woort ’t òngerhaute, geverfd en mit
krens (= kransen) van veldjbloome verseerd - tössche drie
linjebuim is (althans veurluipig) kònne blieve sjtaon” en de
”deep geluivige luuj (van vreuger) woveur me noe nog ei
119
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:51 Pagina 120
groat respek mòt höbbe”. Daarna stelde hij klagend vast ”dat Huisweiden door de gemeente onteigend
van dat Auwt Gelaen neet väöl (= veel) mië euver is (…). en volgebouwd
Vreuger kump neet mië truk (= terug)”. En hij besloot met
de observatie: ”Es te vreuger van oet den Danikerbosj nao Tenslotte was er nog een gemeentelijke ingreep in de leef-
Auwt Gelaen keeks, dan zaogs ze de scheive taore en ròndjòm wereld van veel Geleners. Eeuwenlang hadden de meeste
die auw hoezer mit roa (= rode) panne en noe zuus te die inwoners van Oud-Geleen, Lutterade en Krawinkel het
veerkentje betònne flets wie pakhoezer” <MGBode 18-8-1977>. gebruik en genot van huisweiden gehad. Deze waren bij de
Dat ter plaatse het evenwicht en de harmonie van het straat- woningen, boerderijen en tuinen aansluitende weiden die
beeld op zo’n ernstige wijze werden verstoord, is slechts te doorgaans als boomgaarden en in menig geval op zondagen
verklaren door de bereidheid van achtereenvolgende als weideplaatsen voor het vee werden gebruikt. Maar ook
gemeentebesturen om de ’dorpse’ Peschstraat zonder meer voor de eigenaars-bewoners of huurders zelf vertegenwoor-
aan de zogenaamde ’modernisatie’ op te offeren. Dit werd digden ze een belangrijk onderdeel van hun leefwereld.
nog eens bevestigd door het feit dat de gemeente in 1978 de In verband met de naoorlogse ontwikkeling van Geleen
in de vork van die straat gelegen boerderij Feron kocht en werden verreweg de meeste van die huisweiden van hoger-
aan Gedeputeerde Staten vergunning vroeg om het ooste- hand onteigend en door straten en huizen vervangen. Slechts
lijke gedeelte daarvan af te breken. Naar aanleiding hiervan waar de gemeente moeilijk kon ingrijpen, zoals aan de
schreef K. SNIJDERS in juli 1978 o.a.: ”Het waarom hier- Bergstraat, bleef de situatie onaangetast.
van staat eigenlijk nog niet exact vast, maar uit betrouwbare
bron is vernomen dat een flat met plein zal worden gebouwd 11. De kern van Oud-Geleen
op de plaats waar nu het woonhuis en de schuur staan. Het bedreigd, maar behouden (1975-
voorste gedeelte van het pand, tegenwoordig het domein van 1980) en beschermd (2004 vv.)
de peuterspeelzaal ’Robbedoes’, zou voorlopig blijven
bestaan, maar het is verre van uitgesloten dat in de toekomst Ons overzicht van de vroegere topografie van Geleen kan
de boerderij niet helemaal zal gaan verdwijnen. Indien de met positieve en verheugende ontwikkelingen worden afge-
plannen inderdaad doorgang mochten vinden, spreekt het sloten, namelijk met officiële gemeentelijke beslissingen tot
vanzelf dat de prachtige oude kern van Oud- Geleen haar behoud, herstel, verfraaiing en bescherming van de kern van
zoveelste deuk krijgt. Het mooie uitzicht dat men nu heeft Oud-Geleen.
vanaf het kruispunt Pieterstraat richting Peschstraat ver-
dwijnt, het wordt aanzienlijk minder fraai (...). Ik vind het Dreiging van fatale aantasting van de kern van
belangrijk, dat in de huidige tijd waarin zoveel oude panden Oud-Geleen afgewend(1975-1978)
gesloopt worden opdat nieuwe gebouwd kunnen worden, er
zorgvuldig geselekteerd moet worden wat wél of niet moet In 1975 kwam het gemeentebestuur van Geleen met het
gaan verdwijnen (…). Voor vele inwoners van de stad plan om een deel van het centrum van Oud-Geleen ’op te
behoort boerderij Feron echter óók tot de monumenten” ruimen’ ten behoeve van winkels en parkeerplaatsen.
<Stadjour 13-7-1978>. Wegens de verregaande aard van dat plan kwamen de
Harry Janssen kwam met een ontwerp om de hoeve niet gemoederen andermaal in beroering. Bij een hoorzitting in
alleen te behouden maar zelfs aantrekkelijker te maken, ter- het Hubertushuis riep burgemeester Elsenburg de plaatse-
wijl Wim Vroemen een afschrikwekkende fotomontage lijke bevolking op om met alternatieven naar voren te
samenstelde met het onderschrift: ”Laten wij hopen dat het komen. Dit werd hem toegezegd.
nooit zo zal worden” <Loc. cit.>. Nadat Harry Janssen via de middenstands- en buurtvereni-
Het mocht echter allemaal niet baten. De hele boerderij ging gingen de nodige gegevens, wensen en suggesties had ver-
tegen de grond en werd vervangen door de Oranjehof. Ook zameld, ontwierp hij een nieuw plan, waarbij het behoud en
deze keer had het streven om in Geleen zoveel mogelijk de leefbaarheid van het eigen karakter van de kern van Oud-
mensen te ’huisvesten’ de doorslag gegeven. Maar ook daar- Geleen voorop stonden. Dit leidde tot een door hem fraai
bij heeft men het niet gelaten; door op een hoek van de geïllustreerde brochure met als titel: Hoe willen haar
Peschstraat een ’Zorgcentrum Oud-Geleen’ van minstens bewoners Oud-Geleen er uit laten zien ? In het voorwoord
vijf verdiepingen te plaatsen <MGBode 7-2-2001> is de situatie werd gezegd dat ideeën waren opgetekend die men moest
betreffende het dorpsbeeld van kwaad tot erger geworden. zien als een handreiking aan de plannenmakers en de
Dat zorgcentrum had best elders gelegd kunnen worden. bestuurderen van de gemeente met de bedoeling de woon-
Een Gelener die na een lange afwezigheid een bezoek aan de kern een hernieuwd aanzien te geven zonder daardoor het
Peschstraat had gebracht, schreef op 27 augustus 2003: geheel eigen karakter aan te tasten. In omzichtigheid bij
”Wat hebben ze in dat deel van Oud-Geleen met de sloop- vernieuwing en/of sloop zagen de Oud-Geleners een moge-
hamer gezwaaid ! Onvoorstelbaar wat er is afgebroken en lijkheid om hun wijk - met behoud van het oude - toch aan
wat er aan lelijke nieuwbouw voor in de plaats is gekomen. de bestaande behoeften aan te passen. Daarna werden ten
Heel erg jammer !”
120
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:51 Pagina 121
Harry Janssen die het besluit van de vergadering op 22 maart
1977 aan het gemeentebestuur deed toekomen, wendde zich
in een schrijven van 2 april 1977 tot ons om uiting te geven
aan zijn teleurstelling over het feit dat het enthousiasme en
de strijdvaardigheid onder zijn wijkgenoten zo sterk was
geluwd en tevens aan zijn vrees dat van gemeentewege niet
voldoende rekening zou worden gehouden met de wensen
van de Oud-Geleners. Tijdens een daarop volgend bezoek
aan onze geboorteplaats werden wij door Harry uitvoerig
van de stand van zaken op de hoogte gebracht. Daarna werd
de onderlinge gedachtewisseling per correspondentie voort-
gezet.
Ontwerp voor het centrum van Oud-Geleen door Harry
Janssen. (Voor andere ontwerpen van zijn hand zie: Oud-
Geleen, verleden, heden, toekomst, tussen pag. 58 en 59.)
aanzien van de op het toenmalige Wilhelminaplein uit- De met bloembakken en sierlijke lantaarns verfraaide
komende straten gedetailleerde voorstellen gedaan en condi- Marcellienstraat in 1981 gezien vanuit het centrum <Foto J. R.
ties opgesomd. Hierbij stond handhaving van de panden in Hermens>.
de Marcellienstraat tegenover de kerk en van ’t Straatje voor-
op, dit in tegenstelling tot het door de gemeente ontworpen Oproep door de auteur aan de burgemeester van Geleen
bestemmingsplan dat uitging van een plein op dezelfde (5-3-1978)
plaats. De brochure was ondertekend door de vijf leden van Toen voor Oud-Geleen het ergste bleek te dreigen, besloten
het actievoerend comité: Harry Janssen, J. Leenen, mevr. T. wij ons in het debat te mengen. Op 5 maart 1978 stuurden
Dohmen - Deckers, Th. Roberts en R. Zietarski. wij een schrijven aan burgemeester Elsenburg dat o.a. de
Ondanks het feit dat men van gemeentewege liet weten het volgende passages bevatte: ”Het moet mij (...) van het hart,
fantastisch te vinden dat men zich in Oud-Geleen de moeite dat - evenals dit bij vorige bezoeken het geval was - ik ook
had getroost om met zo’n plan voor de dag te komen <DeLim gedurende mijn laatste verblijf (juli-augustus 1977) in mijn
7-7-1976>, bleef de zaak niet alleen aanslepen, maar waren dierbare geboorteplaats vrij pijnlijk getroffen werd door het
enkele uitspraken zelfs als alarmerend te beschouwen. In de snelle en m.i. onnodige verdwijnen van oude vertrouwde
door de bevoegde gemeentelijke instanties opgestelde eva- beelden. Deze keer trof het mij nog des te pijnlijker, omdat
luatie van genoemd gemeenschapsplan die in oktober 1976 die veranderingen zo dicht bij mijn geboortehuis plaats-
aan het gemeentebestuur werd voorgelegd, kregen immers hadden. Ik was echter geenszins de enige, die dergelijke
zogenaamde ”onoplosbare” en ”moeilijk oplosbare” aspecten onaangename ervaringen beleefde. Van vele zijden - zowel
veel nadruk; sommige daarvan betroffen te verwachten ver- van geboren Geleners als van ’Geleners’ die van elders
keers- en parkeerproblemen. kwamen - heb ik bittere klachten gehoord over de roekeloze
Toen het actiecomité ”Oud-Geleen” daarvan op de hoogte en blijkbaar minitieus geplande afbraak van het oude
was gesteld, hield het op 8 maart 1977 een vergadering in Geleen, die de vreemde naam van ’sanering’ droeg. Die
café Van Mulken aan de Peschstraat. Na van gedachten te bitterheid werd vooral gevoed door een gevoel van machte-
hebben gewisseld, formuleerde men het volgende voorstel. loosheid. Men voelde zich het weerloze slachtoffer van een
(1) De Marcellienstraat wordt voorzien van sierplaveisel, vijandigheid tegenover al wat oud en/of landelijk was, een
beplanting en leuke verlichting. (2) Bestemmingsverkeer onvervalst cultureel vandalisme, dat als een vraatzuchtige
wordt toegelaten, maar alleen tijdens winkeluren en alle wolf onder de ogenschijnlijk respectabele maar vrij door-
kerkdiensten in de parochiekerk. (3) In de Pastoor Voncken- zichtige dekmantel van ’vooruitgang’ schuilging.
straat komt ter hoogte van de Marcellienstraat een beveilig-
de oversteekplaats voor voetgangers. (4) De panden 15, 17,
19 en 21 aan de westzijde van de Marcellienstraat en ten
noordoosten van ’t Straatje blijven behouden. (5) Nieuwe en
eventueel grotere winkels komen in de Brouwersstraat.
121
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:51 Pagina 122
In tegenstelling tot de naburige gemeenten Beek en Sittard, mogen worden gewezen. Aan die verkeersproblemen zal met
waar niet alleen zeer actieve heemkundeverenigingen bestaan een beetje goeie wil wel een mouw te passen zijn. Ik vind die
maar deze verenigingen ook de daadwerkelijke sympathie en plannen vooral zo belangrijk, omdat ze mijns inziens de
financiële steun van de plaatselijke gemeentebesturen genie- allerlaatste kans bieden om de laatste kern van het histori-
ten, heeft Geleen noch het een noch het ander. Het contrast sche Geleen voor het nageslacht te behouden. Tevens ver-
is dan ook zeer opvallend. Waar in die gemeenten grote aan- schaffen zij een enige gelegenheid om te Oud-Geleen een
dacht wordt besteed aan het behoud van het historische erf- waardige tegenhanger te scheppen van het zo goed geslaagde
deel - zij het wijk- of straatbeelden of individuele gebouwen, project Raadhuislaan-Passage. Hoe het ook moge zijn, met
zij het de inrichting van rijk voorziene plaatselijke musea - mij zouden vele Geleners en ongetwijfeld ook het nageslacht
boert Geleen steeds verder achteruit. Sedert de Tweede U uiterst dankbaar blijven, indien U zich zou willen inzetten
Wereldoorlog heeft Geleen zo’n grote (zelf toegebrachte) om te redden wat er nog te redden valt”.
verliezen geleden, dat er nog slechts weinig is overgebleven.
Het is wel bijzonder ironisch en tragisch, dat het historische De vernieuwde Marcellienstraat in 1982 gezien vanaf het
Geleen zijn grootste (na-oorlogse) verliezen heeft geleden pleintje vóór het vroegere kerkhof <Foto W. Storcken>.
onder een burgemeester die voorzitter was van het Limburgs
Geschied- en Oudheidkundig Genootschap. Het is dan ook Gunstige en ’veelbelovende’ reactie vanwege het
hoog tijd een noodkreet te laten horen. gemeentebestuur (12-4-1978)
Nog is de kern van het oudste en meest historische deel van
Geleen vrij intact. Men heeft wel de Peschstraat met hoog- Volgens ooggetuigen maakte die noodkreet op het gemeen-
bouw doorsneden en men is bezig de Eindstraat af te sluiten. tehuis aanstonds echt indruk. Nog vóór het einde van de
Maar desondanks heeft men de oudste kern nog niet zo maand maart 1978 nam de commissie ”Ruimtelijke
radicaal aangetast dat die onherroepelijk verloren zou zijn. Ordening” een voorbereidingsbesluit in behandeling om de
In Oud-Geleen vreest men evenwel dat de bulldozers al klaar aantrekkelijkheid van Oud-Geleen als winkelcentrum te
staan om ook daar het traditionele landelijke beeld - in naam bevorderen. Op 12 april 1978 stuurden burgemeester en
der ’sanering’ - weg te vagen. Het gaat hier niet zozeer om wethouders ons de volgende reactie: ”In antwoord op Uw
het behoud van individuele gebouwen, die op de officiële (...) schrijven delen wij U mede dat het gemeenbestuur de
monumentenlijst staan. Die lijst is trouwens niet steeds problematiek ten aanzien van Oud-Geleen, ook voor wat
effectief gebleken (...). betreft de handhaving van oude panden, in studie heeft
Het gaat thans veeleer om het behoud van een ’monument’, genomen. De in Uw schrijven gemaakte opmerkingen zullen
dat als zodanig niet op die lijst staat, nl. het beeld van de daarbij aan de orde worden gesteld. Zodra daaromtrent meer
oudste kern in zijn geheel. Dat zou noch verloren mogen bekend is, zullen wij U nader berichten”. Het deerde niet dat
gaan noch op onherstelbare wijze verminkt mogen worden. die laatste toezegging niet werd nagekomen, belangrijk was
Waarom zou het eeuwenoude nederzettingspatroon van alleen het feit dat de inhoud van ons schrijven als leidraad
Oud-Geleen, waar zich de meeste geschiedenis van Geleen voor de beslissingen over het lot van Oud-Geleen werd
heeft afgespeeld, in het nieuwe plan praktisch onherkenbaar genomen.
moeten worden ?
Er is in Limburg en ook in Geleen de laatste jaren een sterke Het ontwerp van Harry Janssen officieel
nostalgie naar het verleden ontstaan. Er valt een groeiende geaccepteerd (18-5-1978) en uitgevoerd
waardering voor het historische erfdeel te constateren.
Bijgevolg is er een grote vraag naar boeken over lokale en Op 18 mei 1978 kondigde de wethouder van Openbare
regionale geschiedenis. Maar welk nut heeft een boek over Werken aan dat het gemeentelijke bestemmingsplan kwam
plaatselijke geschiedenis, als de lezers zich niet of nauwelijks
meer kunnen voorstellen waar die gebeurtenissen zich
hebben afgespeeld ?
Gedurende mijn voornoemd verblijf kreeg ik de plannen tot
behoud en ter verfraaiing van de kern van Oud-Geleen, zoals
die door de heer Harry Janssen (Norbertijnenstraat 9,
Geleen) werden ontworpen en reeds meer dan anderhalf jaar
geleden aan het gemeentebestuur werden voorgelegd,
gedetailleerd onder ogen. Die plannen lijken mij niet alleen
historisch verantwoord, ik vind ze ook esthetisch stijlvol en
smaakvol; bovendien acht ik ze op realistische wijze uitvoer-
baar. Derhalve verdienen die plannen van de heer Janssen de
grootst mogelijke welwillende aandacht. Ze zouden zeker
niet op louter verkeerstechnische gronden van de hand
122
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:51 Pagina 123
te vervallen en dat een nieuw plan naar het ontwerp van (...). Oud-Geleen is Oud-Geleen gebleven. De volgende
Harry Janssen zou worden gemaakt. Men voegde daar uit- generaties zullen daar in een wereld van beton, staal, plastic
drukkelijk aan toe dat van overheidswege zou worden en torenflats dankbaar voor zijn” <MGBode 19-11-1980>.
getracht om wat oud was zo weinig mogelijk aan te tasten.
Daarop begonnen de heren Hermans, directeur van Lofzang door Fer Hoofs (29-4-1981)
Gemeentewerken, en Denters, stedenbouwkundige, in
samenwerking met Harry Janssen, gedetailleerde voorberei- Naar aanleiding van die verfraaiing liet FER HOOFS
dingen voor de uitvoering van het project te treffen. Op 27 (1930-1993), die in het centrum was geboren, de kerktoren
november 1978 werden de herziene renovatieplannen in de als volgt zijn tevredenheid over de veranderingen rond zijn
raadzaal aan de belangstellenden gepresenteerd en daarna voet uiten:
ging men aanstonds aan de slag. Intussen was op de begro- ”Ich kèn dich truk (= terug), mien Auwt-Gelaen, es ich nao
ting voor 1979 een bedrag van 700.000 gulden voor de ònge (= naar beneden) kiek.
eerste fase uitgetrokken. ’t Wurt dao weer zoa vruntjelik (= vriendelijk), mit dich veul
Het nieuwe plan omvatte de reconstructie van de gehele (= voel) ich mich riek.
Marcellienstraat, het pleintje aan de Brouwersstraat, het De sjtraote zeen geseerd mit greun en buim sjtaon op de
pleintje vóór de kerk, ’t Straatje, een deel van de Pastoor pleij (= het plein)
Vonckenstraat (tot aan de kruising met de Norbertijnen- en ’s aoves (= ’s avonds) sjpegelt zich ’t leech (= licht) in de
straat), een deel van de Pieterstraat (tot aan de Van Lennep- sjtein van de plaveij.
straat), een deel van de Peschstraat (tot aan de Oranjelaan) Ich höb ’t jaore neet versjtange (= verstaan) es ich d’n trök-
en het Wilhelminaplein. Op dit laatste werden weer gank (= achteruitgang) zaog,
boompjes geplant, maar zijn omvang werd gereduceerd en wooin väöl sjoans (= veel moois) verlaore gòng (= ging) waat
zijn in 1897/98 gegeven naam verdween. Met uitzondering ròntjelòm mich laog.
van delen van de Peschstraat en de Pieterstraat werd het Mèè es ich noe nao ònge kiek, kump (= komt) mich dien
centrum voorzien van klein plaveisel, namelijk klinkers en wermde (= warmte) taenge,
keien. Verder werd het met bloembakken, zitbanken, al sjtaon (= sta) ich auch in waer en wèndj (= wind), in hagel
schamppalen, hekwerk en rustieke lantaarns aangekleed. In en in raenge.
latere fasen kwamen een beeld van twee spelende kinderen Ich kèn dich truk, leef Auwt-Gelaen, ’t wurt weer zoa wie (=
het Brouwersplein en ’de Sjöt’ (= schutter) het centrum zoals) vreuger.
verfraaien. Op 22 november 1980 werd het vernieuwde hart Laot mich nog lang hie bie dich zien, ich waer noe neet mieë
van Oud-Geleen officieel in gebruik genomen. meuger” <MGBode 29-4-1981>.
Een plaatselijke krant schreef o.a.: ”De reconstructie van
Oud-Geleen kan men een schoolvoorbeeld noemen van ver- Het ”Monumenten Inventarisatie Project”
antwoorde stadsrenovatie. Immers, meestal gaan dergelijke of ”MIP” van Geleen (1992)
reconstructies gepaard met aantasting van het oorspronke-
lijke karakter. Vernieuwing leidt niet altijd tot verbetering In mei 1992 werd door ir. J. Boros, drs. J.L.P.B. Finaly, drs.
(...). Het specifieke oude karakter van Geleen werd nergens H.G.J.M. Linssen, drs. T.M.M.A. Oberndorff, drs. J.C.J.M.
geweld aangedaan, maar wel op een bijzonder smaakvolle Starmans, drs. R.J. Theunissen en ir. P.J. Uiterwijk een
wijze geaccentueerd. Het ’hart’ van Oud-Geleen is een inventaris van de bouwkundige structuren en relicten uit de
bijzonder fraai en sfeervol stukje ’waereldsjtad’ geworden periode 1850-1940 in de gemeente Geleen opgemaakt. Dit
was een onderdeel van het project ”Monumenten
Boerderij Vroemen aan de Leursstraat <Foto M.-J. Lemmens>. Inventarisatie Limburg” dat onder leiding stond van prof.
dr. J.C.G.M. Jansen, ir. P.A.M. Mertens en N.H.M.
Tummers (Limburglaan 10, 6102 MA Maastricht). De
onderzoekers bezochten en beschreven niet alleen ruim 200
Geleense panden, maar noteerden tevens het bouwjaar en de
naam of namen van de architect(en) van elk pand uit het
archief van bouwvergunningen. Aangezien gebouwen van
vóór 1850 buiten hun project vielen, bleven deze nagenoeg
onvermeld. Het resultaat van hun werk betreffende Geleen
bestaat uit twee delen, nl. enerzijds de evaluatie van bepaal-
de gebouwengroepen en anderzijds een lange lijst van indi-
vidueel beschreven constructies. Tot de eerste categorie
behoren o.a. de kern van Oud-Geleen en praktisch geheel
Lindenheuvel. Omdat laatstgenoemde wijk pas in 1919
werd ontworpen, zal ze hier niet worden behandeld.
123
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:51 Pagina 124
In de sectie ”Gemeentebeschrijving Geleen” gaven genoemde ”Cantemerle”) dateert uit 1910 en vertoont lichte invloeden
onderzoekers de ”algemene karakteristiek” van het ”bijzon- van de Chaletstijl. Op de Jodenstraat no. 2 staat de voor-
der gebied Marcellienstraat en omgeving” als volgt weer: malige kapelanie uit 1923 van de architecten Ph. Donders
”Het (...) bestaat uit gevarieerde bebouwing daterend uit de en P. Schols. De bouwstijl bevat licht expressionistische
gehele MIP periode (1850-1940) langs de stratendriehoek invloeden. Het pand Leursstraat no. 6 is beïnvloed door de
Marcellienstraat, Jodenstraat en Leursstraat. Het betreft het neo-renaissance. Eveneens aan de Leursstraat bevindt zich
centrum van de kern Oud-Geleen (...) o.a. een gave gesloten een kapel uit ca. 1871 in een neo-gothische trant, deze is
hoeve uit 1869 (hoeve Vroemen tegenover de pastorie), een reeds aangewezen als rijksmonument. Hetzelfde geldt voor
voormalige stoombierbrouwerij (”De Kroon”), een neo- het kerkgebouw. (...) Eveneens een rijksmonument is het
gothische kapel (Calvariekapel) en vrijstaande villa’s uit de pand van de voormalige stoombierbrouwerij Schrijne-
dertiger jaren van de 20e eeuw”. makers, gebouwd in een neo-classistische bouwstijl.
Vermeldenswaard is ook het pand Marcellienstraat no. 17
daterend uit de 2e helft van de 19e eeuw en gebouwd in een
eclectische stijl”.
Tenslotte prijzen de onderzoekers de ”gaafheid en zeldzaam-
heid” van de oude kern aldus: ”De bebouwing aan deze
stratendriehoek bezit nog een hoge gaafheid. Ze dateert
weliswaar uit de gehele MIP periode [1850-1940] maar
vormt toch een fraaie en samenhangende eenheid. De aan-
gebrachte sierbestrating versterkt de waarde van dit dorpsge-
zicht. Dorpsgezichten uit de MIP periode van een dergelijke
gevarieerdheid en gaafheid zijn in Limburg zeldzaam” <Op.
cit., 7>.
De kerktoren is het centrale oriëntatiepunt in Oud-Geleen <Foto Verzoek om de kern van Oud-Geleen
Hans Smeets>. tot beschermd gebied te verklaren (2002)
Onder het kopje ”Bijzonder historische betekenis” schreven Ook uit het bestuur van de nieuwe gemeente Sittard-Geleen
de samenstellers: ”De bebouwing van deze stratendriehoek werd er ten opzichte van de behouden kern van Oud-Geleen
(...) vormt grotendeels een restant uit de periode vóór de een gunstige stem gehoord. Zo pleitte raadslid P. BOUDE-
snelle mijnindustrialisatie en heeft als geheel nog een dorps- WIJN in augustus 2002 ervoor om niet alleen gebouwen
karakter. Dit wordt geaccentueerd door de groenaanplant en maar hele dorpsgezichten tegen sloop te beschermen. Hij
de decoratieve straatlantaarns. Een aantal objecten verdient specificeerde dit als volgt: ”Met de sloop van een of twee
aparte vermelding. Het pand Jodenstraat no. 3 (villa panden kan het monumentale karakter van een hele wijk
helemaal worden weggevaagd”. En hij drong er vooral op
aan dat het gemeentebestuur de historische kern van Oud-
Geleen - naar het voorbeeld van Leijenbroek - officieel tot
’beschermd dorpsgezicht’ zou verklaren. In dit verband
merkte hij verder op: ”Het dorpsbeeld van Oud-Geleen, dat
in tegenstelling tot Lutterade en Spaans Neerbeek, de tand
des tijds wel overleefde, is het meer dan waard beschermd te
worden. Aanwijzing als beschermd gezicht biedt de gemeen-
te de mogelijkheid sturend op te treden in de architecto-
nische vormgeving. Als bijkomend effect biedt de bescher-
ming een zekere mate van continuïteit aan het ruimtelijk
beleid van de gemeente en daarmee ook een bepaalde rechts-
zekerheid aan alle belanghebbenden. (…) Wij hebben eigen-
lijk de plicht voor ons nageslacht zoveel mogelijk voor hen
te bewaren” <Wkrant aug. 2002>.
Opdracht tot ”waardenstellend onderzoek” van
Oud-Geleen (2004)
In de oriënterende inleiding van het in 2004 door
D. RACKHAM en B. VAN HELLENBERG HUBAR aan
124
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:51 Pagina 125
het gemeentebestuur van Sittard-Geleen aangeboden toewijding hebben uitgevoerd. Bovendien hebben zij met
rapport betreffende de resultaten van hun ”waardenstellend hun recommandatie aan het gemeentebestuur om die
onderzoek” van de kern van Oud-Geleen lezen wij o.a.: Geleense enclave tot ”beschermd gezicht” te verklaren zowel
”Behalve dat Sittard zelf over een levendig historisch aan hun tijdgenoten als aan het nageslacht een grote dienst
centrum beschikt, liggen verspreid over het grondgebied van bewezen.
de gemeente verschillende oude kernen en enclaves. Sinds
enige jaren wordt beleid gevoerd om deze in kaart te brengen Karakteristieke aspecten van Oud-Geleen
en op gemeentelijk niveau te beschermen. De eerste daarin
vormde Leijenbroek (…). De volgende in deze categorie is Het zou ondoenlijk zijn om hier uitvoerig op de inhoud van
Oud-Geleen dat met Leijenbroek het karakter deelt van een het in 2004 ingediende rapport in te gaan. Maar sommige
historische immuniteit, waar het verleden zichtbaar en voel- passages bevatten zo’n interessante details over diverse
baar is gebleven. (…) Net als de consument maakt de om- aspecten van Oud-Geleen dat ze geciteerd dienen te worden.
geving deel uit van de moderne hectiek, waarin verande- Zo lezen wij o.a.: ”Oud-Geleen is gelegen in het noord-
ringen zo snel gaan dat het bewaken van de bestaande oosten van het ’nieuwe’ Geleen dat begin twintigste eeuw als
kwaliteit en sfeer extra inspanning vergt. Om dit laatste te mijnbouwstad in het open veld uit de grond werd gestampt.
kanaliseren heeft (…) de gemeente Sittard in haar vergade- Het moderne aanzien van deze stad doet niet vermoeden dat
ring (2001) het instrument van het beschermde gezicht het verleden in de dagelijkse entourage nog beleefbaar aan-
opgenomen dat beoogt te behouden zonder te bevriezen. wezig is. Oud-Geleen vormt daarop de uitzondering.
Om deze status aan Oud-Geleen toe te kennen was het Komende vanaf de rotonde op de Oranjelaan, waar het
onderhavige waardenstellende onderzoek nodig. (…) verkeer met al zijn hedendaagse hectiek overheen raast,
De gemeentelijke monumentenverordening beschermt betreedt men zomaar - abrupt - van het ene op het andere
historische panden, complexen en ensembles op grond van moment een oudere wereld: Oud-Geleen, rustiek, pittoresk
het ’algemene’ belang dat het bewuste cultuurgoed vertegen- en kleinschalig. (…) Het hart van het gebied wordt bepaald
woordigt. Om dit belang te kunnen beoordelen heeft de door het kerkeiland, dat het vertrekpunt vormt van een fijn-
gemeenteraad met betrekking tot de ’gezichten’ in de ver- mazig stratenpatroon met onder meer de oude uitvalswegen
gadering de volgende definitie verstrekt: ’ensemble van naar de omliggende dorpen. De straten die deel uitmaken
onroerende zaken, die van algemeen belang is wegens zijn van dit historische weefsel vormen de oude Dorpstraat,
schoonheid, de onderlinge ruimtelijke en/of structurele thans Marcellienstraat, de Pieterstraat, de Eindstraat, de
samenhang, dan wel zijn wetenschappelijke, ecologische of Jodenstraat, de Leursstraat (vroeger Kerkstraat), de Pesch-
cultuurhistorische waarde’. Dit zijn dan ook de hoofdcriteria straat, de Pastoor Vonckenstraat (vroeger Hoog Steeg) en ’t
die in de waardenstellling (…) zijn getoetst. Straatje. (…)
Daarnaast heeft de gemeente bij de offerteaanvraag (van 14 In zijn totaliteit behelst Oud-Geleen alle ingrediënten die
april 2004) nog de volgende punten genoemd die in de een schilderachtig dorpsbeeld kenmerken: op de centrale
waardenstelling belicht moesten worden: historisch-ruimte- hoogte ligt de kerk die de bebouwing domineert en dan ook
lijke of stedenbouwkundige waarden, situationele waarden, van alle kanten als oriëntatiepunt zichtbaar is. Door haar
gaafheid, bekenbaarheid en zeldzaamheid” <Rackham, 3-4>. geïsoleerde positie (…) vertoont de verkaveling rondom deze
hoogte geen concentrische aanleg, maar is zij afgestemd op
Aspecten van het ”waardenstellend onderzoek” het verloop van de straten. Haaks op de straat bevinden zich
van Oud-Geleen de over het algemeen smalle langgerekte percelen die aan de
voorzijde worden afgesloten door bebouwing.
Bij hun onderzoek concentreerden genoemde auteurs zich De straten zelf vormen een grillig lijnenspel dat zich in de
op de volgende aspecten: positionering en afbakening van waarneming manifesteert dankzij krommingen en bochten.
het gebied, beknopte karakteristiek, pictografieën, steden- Hierdoor ontstaat de schilderachtige variatie (…). Dit kan
bouwkundige, landschappelijke en ruimtelijke aandachts- niet los gekoppeld worden van de factor beweging die
punten, architectonisch kader en beknopte waardenstelling conditio sine qua non (= onmisbare voorwaarde) is voor dit
met voornoemde criteria. Gezien de geïsoleerde ligging van soort dynamische waarnemingen, waarbij het zicht van de
het nog resterende gedeelte van de grotendeels weggevaagde bezoeker, naarmate hij voortgaat, steeds aan verandering
Eindstraat werd daaraan minder aandacht besteed dan aan onderhevig is. (…) Het verrassingseffect dat ontstaat door
de andere oude straten. onverwachte doorkijkjes via de monumentale poorten naar
Daarbij baseerden zij zich - naar hun zeggen - voor de de achterterreinen, vormt eveneens een typisch schilder-
historische en fotografische onderdelen grotendeels op achtig ingrediënt. Ook de verschillende zichtlijnen die her
publicaties van onze hand <Op. cit. 4 en 39>. Dat houdt evenwel en der het oog naar de kerk trekken dragen in belangrijke
niet in dat wij het met al hun geschiedkundige uitspraken mate bij aan het spel van beleving en waarneming. Behalve
eens zouden zijn. Het lijdt echter geen twijfel dat zij hun de kerk fungeren hierbij met name de panden op de hoeken
taak niet alleen op deskundige wijze maar ook met de nodige als oriëntatiepunten (…) brouwerij De Kroon (aan het einde
125
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:51 Pagina 126
van de Marcellienstraat) en het huis Vroemen (aan het begin geïllustreerde brochure van vier bladzijden, met als titel
van de Pieterstraat) (…). ”Oud-Geleen gemeentelijk beschermd gezicht”, van huis tot
Oud-Geleen beschikt over een relatief groot aantal monu- huis bezorgd. Daarin stond eerst een aantal citaten uit het
mentale panden die op een ambitieniveau wijzen dat het hierboven genoemde rapport van het waardenstellend
dorpskarakter te boven gaat. (…) Opvallend in dit verband onderzoek; hierop volgden inlichtingen en instructies in
zijn de hoeves die in hun uiterlijk stadse herenhuizen op- verband met deze aanwijzing.
roepen zoals huis Du Prez aan de Marcellienstraat en huis
Vroemen op de hoek van de Pieterstraat. (…) Stads van Wat zal beschermd worden ?
karakter zijn ook de directeursvilla bij brouwerij De Kroon ”In een beschermd gezicht willen we het karakteristieke
en het daarnaast gelegen woonhuis van 1906. Een ander beeld, de cultuurhistorische waarden en de belevingswaarde
geval vormt het huis Maes (…). Ook dat benadert het stad- van het gebied behouden en versterken. Daarom worden de
se karakter van Oud-Geleen. Dit wordt nog eens onder- volgende onderdelen beschermd:
streept door de ordening van de plattegrond op de minuut- 1. Het verloop, de inrichting en het materiaalgebruik van
kaart 1821: de Marcellienstraat en Pieterstraat dragen door
hun nagenoeg volledig dichtgezette straatwanden alle straten en pleinen.
kenmerken van een stadse configuratie. (…) Overige 2. Bijzondere zichtlijnen in de straten en het gezicht op de
karakteristieke elementen betreffen vooral de Kalvariekapel
bij de kerk die herinnert aan het verdwenen kerkhof aldaar kerk.
en een nis met heiligenbeeld (…)” <Rackham, 6-7 en 11-14>. 3. De bebouwing aan straten en pleinen: rooilijnen, bouw-
De bewering dat het ”kerkeiland” in de Karolingische tijd op
een kunstmatige heuvel zou zijn aangelegd <Op. cit., 9 en 10> volumes, dakvormen, materialen, kleuren en soms (histo-
kunnen wij echter niet onderschrijven, omdat ons daarvoor rische) detailleringen.
geen overtuigende aanwijzingen bekend zijn. Allereerst loopt 4. Beeldbepalende groenelementen in de openbare ruimte
het terrein vanaf de (overdekte) Keutelbeek (in het centrum) maar ook op privéterreinen, zoals bomen, struiken, (his-
geleidelijk omhoog naar het kerkplateau. Bovendien werd torische) hagen etc.
op het kerkhof gedurende meer dan duizend jaren begraven; 5. Bijzondere doorkijkjes; wanneer de poorten van de diver-
derhalve zal dit als gevolg daarvan allicht enigszins gestegen se historische hoeves open staan doen zich verrassende
zijn. Ook lijkt er aan de voorkant van het vroegere kerkhof doorkijkjes voor op de binnenterreinen en binnen-
- om het voetverkeer te vergemakkelijken - een ingreep te plaatsen.
hebben plaatsgehad, waardoor daar het hoogteverschil geac- 6. De doorzichten op (de achterzijde van) erven en bebou-
centueerd werd. Tevens valt in dit verband op te merken dat wing, echter alleen daar waar vanaf de straat doorzichten
het gelijkvloers van het huis aan de noordwestzijde naast het zijn op erven, achtertuinen, achtergevels van (historische)
kerkhof - in tegenstelling tot dat van de ertegenover gelegen gebouwen, aanbouwen, schuren alsmede (historische)
woning - opvallend hoger dan de straat ligt; vandaar de (erf)beplanting.”
trappen aan de buitenkant.
Vergunning nodig tot (ver)bouwen en verandering van
Kern van Oud-Geleen ”gemeentelijk beschermd groen
stads- en dorpsgezicht” (2010) Betreffende (ver)bouwingen en veranderingen van groen
werden in die brochure de volgende richtlijnen gegeven: ”In
Op 2 januari 2010 vermeldden de kranten het volgende een beschermd gezicht mag u niet vergunningsvrij bouwen.
goede nieuws: ”Het stadsbestuur van Sittard-Geleen wil Bent u eigenaar van een pand in een beschermd gezicht?
Oud-Geleen aanwijzen als ’beschermd gebied’. Uit onder- Dan heeft u voor wijzigingen aan uw pand altijd een (lichte)
zoek naar onder meer de bebouwing is gebleken dat in het bouwvergunning nodig. Ook voor zaken die normaliter
gebied sprake is van zeer hoge cultuurhistorische waarden. vergunningsvrij zijn, zoals dakkapel aan de achterzijde, een
Reden voor het stadsbestuur om de monumentencommissie dakraam, een berging, een tuinhuisje, een erfafscheiding of
advies te vragen over de aanwijzing” <LimDag 2-1-2010. - DagLim een beperkte aanbouw. Hebben de geplande werkzaam-
2-1-2010>. heden géén invloed op de karakteristiek van het beschermde
gezicht? Dan kan uw aanvraag eenvoudig worden afgedaan
Ontwerp aanwijzingsbesluit (eind maart 2010) en heeft u snel antwoord van de gemeente. Hebben de
Eind maart 2010 lieten burgemeester en wethouders van geplande werkzaamheden wél invloed op de karakteristiek
Sittard-Gelen weten dat zij, op grond van de verordening van het gebied? Dan wordt uw plan ter beoordeling voor-
”Cultuurhistorie Sittard-Geleen 2008” voornemens waren gelegd aan de Monumentencommissie en Welstands-
om de historische kern van Oud-Geleen aan te wijzen tot commissie. Zij toetsen of uw aanvraag voldoet aan de
gemeentelijk beschermd stads- en dorpsgezicht. specifieke regels voor het beschermde gezicht, zoals aan-
Begin april werd vanwege het gemeentebestuur een rijkelijk gegeven in de uitgangspunten en voorwaarden van het
waardenstellende onderzoek, het bestemmingplan en de wel-
standscriteria. Gewoon onderhoud is en blijft vergunnings-
vrij. Een voorbeeld van gewoon onderhoud is het bijhouden
126
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:51 Pagina 127
van schilderwerk in dezelfde kleur en het uitvoeren van inbegrepen: Brouwersstraat (gedeeltelijk), Jodenstraat
kleine reparaties met gebruik van de oorspronkelijke mate- (gedeeltelijk), Leursstraat, Marcellienstraat, Pastoor
rialen. In een beschermd gezicht gelden ook aangepaste Vonckenstraat (gedeeltelijk), Peschstraat, Pieterstraat
regels voor het rooien, snoeien en planten van groen. (gedeeltelijk) en ’t Straatje.
Behalve dat u een kapvergunning nodig hebt voor het rooien
van bomen, moet u in een beschermd gezicht ook een
vergunning aanvragen voor het planten van bomen. Ook
voor het rooien of vernietigend snoeien van houtopstanden
zoals hagen en dergelijke, heeft u een vergunning nodig.”
Het in april 2010 aan de straatgevel van huis Hoogenboom,
Marcellienstraat 11, geplaatste insigne met als tekst:
”Gemeentelijk Erfgoed - Gemeente Sittard-Geleen” <Foto Ad
Hoogenboom>.
Subsidie voor ”gemeentelijk erfgoed”
Behalve de bovengenoemde maatregelen en voorschriften
wijst de gemeente een aantal panden als ”gemeentelijk
monument” aan. Na een positieve evaluatie door de monu-
mentenwacht wordt door deze instantie een bordje aan de
straatgevel bevestigd, waarop ”GEMEENTELIJK ERF-
GOED” staat. Ook houdt dat in dat er voor bepaalde
veranderingen aan zo’n pand door de eigenaar een subsidie
kan worden verkregen. De monumentenwacht inspecteert
deze panden teneinde te schatten welke reparaties, onder-
houd en kosten gedurende de volgende zes jaar te verwach-
ten zijn, zodat de eigenaar en de gemeente hiervan op de
hoogte zijn. De gemeente verstrekt dan een subsidie voor
een gedeelte van de kosten.”
Uiteindelijke besluit van B. en W. (23-11-2010)
Op grond van de ”Verordening Cultuurhistorie Sittard-
Geleen” besloten burgemeester en wethouders van Sittard-
Geleen officieel op 23 november 2010 de historische kerk
van Oud-Geleen aan te wijzen tot gemeentelijk beschermd
stads- en dorpsgezicht. Daarbij waren de volgende straten
127
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:51 Pagina 128
128
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:51 Pagina 129
IX mochten niet beschadigd, vernield of zonder vergunning van
de minister verplaatst worden. Behalve de in 1926 en 1962
Historische genoemde gebouwen maakte deze keer ook bierbrouwerij
woningen en ”De Kroon” er deel van uit. De minister vroeg het gemeen-
complexen tebestuur om hem binnen twee maanden een tweeledig
advies te sturen, nl. of op die lijst nog meer gebouwen
Beknopte lijsten van Geleense monumenten moesten worden geplaatst en welke eventueel dienden te
worden geschrapt.
Het was van harte toe te juichen dat de landelijke overheid Na daarover beraadslaagd te hebben, liet het gemeente-
- zij het te elfder ure - door de Monumentenwet van 1961 bestuur aan de minister weten dat het gebouw van Limagas
de kenners en verdedigers van het al te sterk geslonken pas in 1947 de plaats van een - bij het bombardement van 5
historische en culturele erfgoed een helpende hand reikte. oktober 1942 verwoeste - monumentale hoeve had ingeno-
Ook een aantal Geleense gebouwen werd in het register van men, een pand in de Leursstraat al evenmin ”monumentaal”
”beschermde” monumenten opgenomen. En de plaatselijke te noemen was, sommige op de lijst voorkomende gebouwen
bestuurders hadden praktisch geen andere keuze dan zich niet meer bestonden en een paar andere ofwel wegens instor-
daarmee akkoord te verklaren. Ook dat heeft een voor- tingsgevaar ofwel om redenen van verkeersveiligheid dien-
geschiedenis. den te worden gesloopt. Maar de graanmolen van Munster-
geleen met de erbij behorende - als kapel ingerichte - schuur
Beschrijvingen van monumenten (1926 en 1962) die toen nog op Geleens grondgebied lagen, zou men graag
aan die lijst toegevoegd zien.
In 1926 publiceerde de ”Rijkscommissie voor de Monu- Op 28 juli 1966 ontving het gemeentebestuur van de minis-
mentenzorg” het op de provincie Limburg betrekking ter van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk de
hebbende deel VIII van de Voorloopige lijst der Nederlandsche volgende definitieve lijst van veertien monumenten die
Monumenten van Geschiedenis en Kunst, waarin o.a. de kerk- gehandhaafd dienden te worden:
toren (1504) en de pastorie (1754) van Oud-Geleen, het (1) Jodenstraat 5: huis was eertijds een onderdeel van het
huis Maes (1623) achter de kerk, het huis Van den Stock- volgende.
Van Hoven-de Preez-Zelis-Hoofs (1660) aan de Marcellien- (2) Jodenstraat 7 en 9: complex Luijten etc. (gevel: 1799).
straat, het huis Vroemen-Dullens-Helgers-Haerden-Janssen (3) Leursstraat 1: r.-k. kerk uit 1862 met 16de-eeuwse toren.
(1753) in het centrum van Oud-Geleen, de Kluis (1699), de (4) Leursstraat 4: huis Maes (1623).
hoeve Ten Eijsden, de Biesenhof en het (later aldus (5) Marcellienstraat 10: huis Van den Stock etc. (gevel:
genoemde) Drossaardhuis (1751) op beknopte wijze werden 1660).
besproken <Voorl.Lijst, 82-87>. (6) Marcellienstraat 20: bierbrouwerij ”De Kroon”.
In 1962 werd door de ”Rijkscommissie voor de Monu- (7) Pieterstraat 2-4: huis Vroemen etc. (1753).
mentenbeschrijving” het op een groot gedeelte van Zuid- (8) Pater Karelweg 1: schuurkapel.
Limburg slaande deel V van De Nederlandse Monumenten (9) Vroegere graanmolen van Munstergeleen.
van Geschiedenis en Kunst gepubliceerd. Daarin werd over (10) (St.-Jans-) Kluis (1699).
bovengenoemde en andere oude gebouwen in de gemeente (11) Geenstraat 34-35: huis Corten (Drossaardhuis, 1751).
Geleen uitvoeriger uitgeweid <NMGKL, 158-169>. Maar in geen (12) Putstraat 6: hoeve (1765) en 17de-eeuws vakwerk.
van beide werken werd uitdrukkelijk vastgelegd of een van (13) Putstraat 8: poort met vakwerk (18de eeuw ?).
die ”monumenten” wettelijk beschermd was. In die situatie (14) Biesenhof.
kwam in de jaren 1964-66 verbetering. Deze lijst kwam evenwel gedeeltelijk als de spreekwoorde-
lijke mosterd na de maaltijd, want enkele jaren tevoren had
Ministeriële monumentenlijsten (1964 en 1966) men van hogerhand pand 12 totaal laten instorten en pand
13 met een bulldozer tegen de grond gegooid. Anderzijds
Eind december 1964 kreeg het gemeentebestuur van Geleen zou het pand Marcellienstraat 18, het geboortehuis van de
van de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen auteur, waarvan de originele - later gedeeltelijk van een laag
een lijst van gebouwen toegestuurd die de (door de Kroon cement voorziene - buitenmuren uit de 18de eeuw dateren,
benoemde) Monumentenraad als waardevol had aangeduid op 24 maart 1981 aan de lijst worden toegevoegd.
en die men daarom diende te beschermen, d.w.z. zij
Het register van de monumentenwet uit 1988
De aanhef van artikel 6 van de op 23 december 1988 uit-
gevaardigde monumentenwet luidde aldus: ”Onze minister
houdt voor elke gemeente een register aan van de bescherm-
de monumenten. In het register schrijft hij de monumenten
129
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:51 Pagina 130
in die hij heeft aangewezen, voorzover geen beroep tegen die (1) Kapelanie en reüniegebouw (Groenseykerstraat 23, 25,
aanwijzing is ingesteld of een beroep is afgewezen”. Op die 27): typische bebouwing uit de jaren 30, met onder het dak-
lijst staan de Geleense monumenten als volgt genummerd en overstek voor die tijd typerende muizentanden.
vermeld: (2) Volksuniversiteit (Groenseykerstraat 30): aanvankelijk
16035: Jodenstraat 5: huis was eertijds een onderdeel van een openbare school, maar sinds 1926 een katholieke lagere
het volgende (nr. 16036). school, waarvan het oudste gedeelte dateert uit 1915 en het
16036: Jodenstraat 7-9: complex Luijten etc. (gevel:1799). tweede (met een basement van Kunrader steen) uit 1920 en
16037: Leursstraat 1: R.K. kerk uit 1862 met 16de-eeuwse 1921.
toren. (3) Groenseykerstraat 26, 28: typerend zijn de boogpoort en
16038: Leursstraat 4: huis Maes (1623). de muizentanden onder de dakgoot, oorspronkelijk
16039: Marcellienstraat 10: huis Van den Stock etc. (gevel: gebouwd als boerderij aan het begin van de 20ste eeuw met
1660). karakteristieke ankers boven korfboog.
16040: Marcellienstraat 18: huis Schrijnemakers, thans huis (4) Groenseykerstraat 7, 7A: opgetrokken in de jaren 20,
König. met als belangrijke elementen het aanzetten van de bogen en
16041: Marcellienstraat 20: bierbrouwerij ”De Kroon” en sluitstenen, de wijze van metselen, het topgeveltje en een
woonhuis. mansarde kap.
16042: Pieterstraat 2-4: huis Vroemen etc. (1753). (5) Spoorstraat 70: oorspronkelijk gebouwd als klein boer-
16045: Kluis. derijtje met een grote achteraanbouw, waarvan de poort een
16046: Geenstraat 34-35: huis Corten (Drossaardhuis) korfboog draagt, terwijl het typische poortgebouw met zijn
(1751). kleine raampjes de architectuur accentueert.
16047: Biesenhof. (6) Spoorstraat 40: typisch boerderijpand met een halfronde
Deze lijst was grotendeels identiek met die van 1966. Een poortafdekking, waarvan de raamomlijstingen authentiek
viertal monumenten ontbreekt, nl. de beide panden in de zijn, maar de ramen niet.
Putstraat die vervallen of verwoest waren, en de graanmolen (7) ”De Boerderij” (Spoorstraat): typisch Limburgse boerde-
van Munstergeleen met de daarbij gelegen schuurkapel die rij, waarvan de voorgevel en binnenplaats belangrijk zijn; het
inmiddels niet meer binnen de grenzen van de gemeente pand is vele malen verbouwd en opgeknapt.
Geleen lagen. Vanwege het in 1857 gebouwde en uit (8) DSM-woningen (Prins de Lignestraat): deze huizen
Rotterdam afkomstige grote orgel werd de huidige kerk van springen in het oog door hun architectuur, die een typische
St.-Augustinus op 5 april 1993 als nr. 456476 aan de wel erg ”beambtensfeer” ademt uit de tijd van de Nederlandse
korte lijst toegevoegd. Staatsmijnen.
(9) Sint-Augustinuskerk: meer dan een halve eeuw geleden
Aanvullende monumentenlijst door de gebouwd; valt op vanwege zijn forse en strakke architectuur,
Heemkundevereniging (1987) waarbij overdadige ornamenten ontbreken.
(10) Hotel Stadion (Rijksweg-Centrum): daterend uit de
In 1986-87 vormde de Heemkundevereniging Geleen een stijlperiode die bekend staat als Jugendstil, met opmerkelijke
monumentencommissie, bestaande uit Th. Arts, Th. Denters, benedenraamvormen, dakvormen en een gedeelte van de
J. Gorissen, C. Lommers en ing. J. Zwaan. Na een uitvoe- bovengevel dat verticaal is afgedekt met pannen.
rige studie stelden zij een lijst van 37 constructies en situaties (11) Graaf Huynlaan 19: pand uit de jaren 20 dat een typi-
samen die als een aanvulling op het overzicht van officieel sche baksteenarchitectuur en dito dakvorm bezit.
beschermde monumenten was bedoeld; sommige van die (12) Graaf Huynlaan 2: de afgeschuinde hoek is deels op-
constructies of situaties staan onder een gezamenlijk getrokken met geglazuurde metselstenen; in het vóór 1921
nummer. opgetrokken pand is van oudsher een slagerij gevestigd
In maart 1987 werd die lijst, voorzien van een inleiding geweest.
waarin o.a. aan de verwoestingen van grote delen van Geleen (13) Geenstraat 51: pand met aan de rechterzijde een
werd herinnerd, aan wethouder Jan Nelissen overhandigd. binnentuin en in de voorgevel een steen met de initialen
Een bijgevoegd, tot de gemeenteraad gericht schrijven, VMW en MCIE.
luidde aldus: ”Wij zenden u deze lijst toe in de stellige ver- (14) Kapel van het zusterklooster aan de Geenstraat.
wachting dat u er, bij het bepalen van bestemmingsplannen (Sindsdien afgebroken)
of wijzigingen daarvan, rekening mee zult houden en de (15) Geenstraat 28: boerderij-woonhuis met binnenplaats
jongere bouwwerken niet over het hoofd zult zien. Graag die uit de 18de eeuw dateert.
zou de Heemkundevereniging Geleen in voorkomende (16) Entree Mauritsstadion, (later toen Fortuna 54 er speel-
gevallen betrokken willen worden bij eventuele wijzigingen, de onofficieel Fortunastadion genoemd): van deze ingang
sloop en dergelijke, waarbij de in de lijst genoemde gebou- aan de Henri Hermanslaan zijn de dubbele zuilen nog aan-
wen of karakteristieken in het geding zijn”. In deze lijst wezig die de toegang markeerden van de accommodatie waar
werden de volgende gebouwen geïdentificeerd. voorheen S.V. Maurits voetbalde.
130
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:51 Pagina 131
(17) Geenstraat 10: gebouwd in 1922 met fraaie raam- en van de H.H. Marcellinus en Petrus als de in de jaren dertig
deuromlijstingen uitgevoerd in pleisterwerk en een dakgoot van de 20ste eeuw afgebroken kerk van St.-Augustinus aan
met vier koppen. de Groenseykerstraat reeds besproken werden <Deel I, 118-119;
(18) Vuling 19: woonhuis-boerderij, gebouwd in 1917, met II, 275, 289-306, 344-347 en 357-365>. Maar ook uit de historische
gemetselde tegels onder de dakgoot en een toegangspoort woningen dient een keuze te worden gemaakt. Zo heeft AD
naar het binnenterrein. HOOGENBOOM zowel de geschiedenis van het door hem
(19) Vuling 18: pand uit 1917 dat geheel is opgetrokken uit gerestaureerde huis aan de Marcellienstraat (nr. 11) maar
metselsteen met een gevel die eindigt in een muizentand. ook die van de aan de overzijde (Marcellienstraat 12-14)
(20) Holle weg: gelegen aan de Vuling en een beeldbepalend gelegen panden uitvoerig beschreven <TsHKVGel 1987, 3-30; 2010,
”natuurlijk” element voor dit deel van Geleen. nr. 2, 51-80>. Ook werden reeds belangrijke aspecten van het
(21) Poorten Eindstraat: op de huisnummers 2, 4, 6, 8 en 9 huis Helgers (Marcellienstraat 6) gepubliceerd <Deel I, 339; II,
zijn karakteristieke toegangspoorten tot binnenerven te zien, 189-190. - Vleeshouwers, 41>. Anderzijds komen Huize Koekamp
met korfbogen, midden in de gevels. en de molens van Munstergeleen die reeds in 1965 door ons
(22) Rijksweg-Noord 65, 65A: het voormalig café ”De werden beschreven <Abshoven, 81-82 en 29-31, - M’geleen, 317-322, 324-
Waereldsjtad” met ramen welke zijn afgedekt met korfbogen. 336 en 367-406>, hier nogmaals ter sprake. Het eerstgenoemde
(23) Tunis: een complex woningen aan de Cortenstraat en complex behoorde tot 1808 tot het graafschap en de
Strensstraat, destijds door de Staatsmijn Maurits voor werk- commune Geleen. Bovendien beschouwden sommige van
nemers gebouwd en vanwege hun witte kleur bijgenaamd zijn eigenaars-bewoners zich als leden van de Geleense
”Tunis”. gemeenschap; bijgevolg werden leden van de families Haan
(24) Rijksweg-Noord 45, 30, 32, 27, 28: respectievelijk oude en Strens op Oud-Geleense kerkhoven begraven. De graan-
PTT-toren (regionale radiotoren van weleer), café (Franssen) molen lag van 1808 tot 1982 binnen de grenzen van de
van vóór de (19de-20ste) eeuwwisseling dat geldt als mooiste gemeente Geleen. Derhalve werd de heilige pater Karel
gebouw van de Rijksweg-Noord, pand met een specifiek (Andreas Houben) op Geleens grondgebied geboren. Ook
gemetselde voorgevel met boven de deur een nis met een staan ons thans over de geschiedenis van beide complexen
beeldje en een uit 1921 daterend gebouw met trapgevel. meer gegevens ter beschikking. Wegens hun godsdienstige
(25) Paterskerk: in 1935 gebouwd naar ontwerp van archi- context zullen de kluizen als een aparte categorie in het
tect P.A. Schols. volgende hoofdstuk worden opgenomen. Maar over de
(26) Koeltorens (Mijnweg): mijnmonumenten van opval- vroegere pastorie te Oud-Geleen die tot diezelfde categorie
lende industriële architectuur die destijds dienst deden als behoorde, werden reeds alle ons ter beschikking staande
koeltorens van de elektrische centrale der Staatsmijn details gepubliceerd <Deel I, 71, 109, 183, 184, 231, 357-359; II, 330-
Maurits. 331>; derhalve kan die hier buiten beschouwing blijven.
(27) Pieterstraat 15, 17: zogenaamd poortboerderijtje uit Omwille van de overzichtelijkheid zullen de nog bestaande
1777 met fraaie gootklossen, grote toegangspoort met een historische woningen en complexen worden gescheiden van
halfboog en gepleisterd in blokkenpatroon. die, welke in de 20ste eeuw verloren gingen.
(28) Pieterstraat 22 en 11: pand met fraaie binnenplaats en
een gevel in vakwerkbouw (nr. 22) en een 18de-eeuws A. Nog bestaande historische
gebouw (waarin later een zeepfabriek werd ingericht) met woningen en complexen
een binnenplaats die nog een authentiek poortgebouw rijk is
(nr. 11). De kwalificatie ”nog bestaande” houdt niet in dat al die
(29) Stationstraat 17 en 18: respectievelijk pand met gemet- gebouwen in hun oorspronkelijke staat zouden zijn bewaard
selde voorgevel plus fraaie muurankers en een bijna identiek gebleven. In de meeste, zo niet alle gevallen werden daarin
pand dat thans als café in gebruik is. sinds hun stichting veranderingen aangebracht, Bij sommige
(30) Bergstraat 5: fraai pand met boerderijvorm uit 1865, gebouwen waren die ingrepen gering en in andere gevallen-
met aan de rechterzijde een getoogde toegangspoort met drastisch. Zo lijkt Huize Koekamp vrij gaaf te zijn gebleven,
sluitsteen en in de rechterzijgevel nog een houten over- terwijl van het complex Vroemen-Dullens in het centrum
kapping. van Oud-Geleen nog slechts de noordgevel en een gedeelte
(31) Daniken 17: oud bouwvallig boerderijtje, waarvan de van de oostgevel staande zijn gebleven.
daken een groot overstek hebben en aan de rechterzijde
gepleisterde gevels <MGBode 25-3-1987>. 1. Het molencomplex van Munstergeleen
en het geboortehuis van de heilige pater
Keuze van de hier te bespreken Karel (Andries Houben)
historische gebouwen
Toen de Geleenbeek in 1808 als grens tussen de departe-
Hier zal niet zonder meer van ’gebouwen’ maar veeleer van menten van de Nedermaas en van de Roer werd aangewezen
’woningen en bedrijven’ sprake zijn, omdat zowel de kerk
131
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:51 Pagina 132
<Deel I, 404-405>, werd de op haar westelijke oever gelegen Gronsveld geleverd respectievelijk betaald worden <AGodsdal>.
graanmolen van Munstergeleen administratief bij de Volgens deze documenten lag de graanmolen op de weste-
gemeente Geleen gevoegd. Het in 1953 door het bestuur van lijke en de oliemolen op de oostelijke oever. Uit latere gege-
de gemeente Munstergeleen gelanceerde initiatief om - met vens blijkt eveneens dat de cijns in graan voor de graan-
goedkeuring van het gemeentebestuur van Geleen - de grens molen en die in geld voor de oliemolen werd betaald.
zodanig te verleggen dat het hele complex tot de gemeente Genoemde Henne Bussen had een broer Jan, die te Geleen
Munstergeleen zou behoren, werd door de minister afgewe- woonde.
zen. In 1982 werd het terrein ten oosten van (de nieuwe Vanaf 1440 tot 1572 ontbreken ons nadere gegevens. In
bedding van) de Geleenbeek - samen met Munstergeleen - laatstgenoemd jaar werd er door enkele inwoners van
bij de gemeente Sittard gevoegd. Munstergeleen over geklaagd dat mulder Lemmen de dijken
langs de Geleenbeek niet onderhield ”als van auts gewon-
lyck” was en dat zij daardoor schade hadden opgelopen.
Hierop beval de voogd van Sittard de mulder om de dijken
in goede staat te houden ”wie van altz, dae durch nemants
schaeden geschiet” <Munstergel, 148>.
Tussen de beide molens was een grondark aangebracht,
Het in het beekwater weerspiegelde Munstergeleense molen-
complex vanuit het zuiden gezien. In het midden de graan-
molen en links daarvan het woonhuis, de stallen en de schuur.
Rechts de houtzaagmolen, die vóór de gevel van de oliemolen
werd ingericht, met rechts daarvan de erbij behorende woning.
De opening tussen de molens, waar destijds de hoofdtak van de
Geleenbeek stroomde en de schepraderen draaiden, is hier reeds
overdekt. Op de naast dat complex gelegen brug staan krui-
wagens, elk beladen met een zak graan of meel. Zowel rechts als
links liggen stapels gezaagde boomstammen.
De graanmolen en de oliemolen Drie Munstergeleense jongens, v.l.n.r. Wim Neilen, Jan Paas en
Frits Voots, kijken over de poel naar de noordzijde van beide
De vroegst bekende molen van Munstergeleen was een zoge- molens (1935). De schepraderen van de graanmolen (rechts) en
naamde ’banmolen’, die op 24 december 1287 door ridder van de houtzaagmolen, vroeger van de oliemolen (links) en een
Otto van Born aan de abt van Godsdal (= Val-Dieu, B.) hefboom zijn duidelijk te zien. Circa 1940 werden die raderen
werd verkocht <Ruwet, 223-225>. Uit niets blijkt op welke oever door turbines vervangen.
van de Geleenbeek ze was gelegen. Aangezien genoemde abt
op 22 april 1291 tevens een stuk land ten westen van deze
beek kocht <Op. cit., 232>, werd daarop vermoedelijk kort
nadien een tweede molen gebouwd. Dat er in 1440 ter
plekke een graan- en een oliemolen tegenover elkaar lagen, is
ons met zekerheid uit een oorkonde uit dat jaar bekend. Op
2 februari 1440 verklaarde de mulder Henne Bussen dat hij
beide molens van de abt van Godsdal tegen drie mud rogge
en twee Keulse gulden voor zich en zijn erfgenamen in erf-
pacht had ontvangen. Deze moesten op Sint-Andries (30
november) van elk jaar aanvankelijk te Maastricht en later te
132
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:51 Pagina 133
waardoor het water van de Geleenbeek werd geleid. Vlak (7) Mathias Paschasius Luijten (ged. 20-4-1683, † 21-10-
vóór de plek waar het water omlaag viel, stonden drie los- 1750), nam het bedrijf over.
schuiven of sluizen om zijn loop te regelen. De linker schuif Op een steen in de vroegere oliemolen staan de letters M. L.
liet het water over het rad van de graanmolen en de rechter en M. H. met het jaartal 1748. Dat zijn de initialen van deze
over dat van de oliemolen lopen, terwijl de middelste schuif Mathias Luijten en zijn echtgenote Metgen (= Mechtildis)
het water tussen beide raderen door liet vallen. Hennen († 28-6-1760), met wie hij op 1 februari 1711 was
Volgens oud gebruik kwam het onderhoud van de gehele getrouwd. Zij kregen acht kinderen, van wie de eerste twee
grondark en van de middelste losschuif voor tweederde ten blijkbaar jong stierven:
laste van de graanmolenaar en was de oliemolenaar voor een (1) Jan Luijten (ged. 27-2-1712).
derde van het onderhoud van deze laatste verantwoordelijk. (2) Maria Elisabeth Luijten (ged. 12-10-1713).
Bij geringe watertoevoer had de graanmulder het recht om (3) Petronella Luijten (ged. 24-12-1715).
vier dagen per week te malen en kon zijn overbuur dit op de (4) Herman Luijten (ged. 8-2-1718, † 9-7-1763).
beide andere werkdagen doen <HJLvZ 1997, 127>. (5) Jan Luijten (ged. 11-7-1720).
(6) Maria Elisabeth Luijten (ged. 26-6-1722).
De familie Lemmens in de graanmolen (7) Peter Mathijs Luijten (ged. 18-9-1724).
Gezien zijn achternaam kan de mulder Lambert Lemmens, (8) Joanna Catharina Luijten (ged. 11-2-1728).
die ex molendino (= uit de molen) stamde en op 20 juni 1679 Herman Luijten zette het bedrijf voort. Op 8 februari 1756
overleed, wellicht als een nazaat van de hierboven in 1572 trouwde hij met Mechtildis Philips of Philippens († 30-6-
genoemde Lemmen worden beschouwd. In 1734 betaalden 1762). Zij werden de ouders van drie kinderen:
”de kinderen van Lambert Lemmens” een cijns van 12 (1) Maria Mechtildis Luijten (ged. 7-11-1757, † 21-5-1827)
malder rogge aan de abdij van Godsdal <AGodsdal>. Hun vader werd religieuze. Door de Fransen uit haar klooster verjaagd,
was toen al 55 jaar dood. Wegens het tijdsverschil kan keerde zij naar het ouderlijk huis terug.
Arnold Lemmens, die in 1740 als graanmulder werd (2) Mathijs Nicolaas Luijten (ged. 4-12-1759, † 30-5-1837)
vermeld en op 20 juli 1776 overleed, allicht als een klein- volgt.
zoon van die Lambert Lemmens worden beschouwd. Hij (3) Jan Walram Luijten (ged. 28-7-1761) overleed op bijna
trouwde (2-11-1738) met Sybilla Köhlen of Keulen († 18-6- 23-jarige leeftijd tengevolge van een val van een paard (16-
1795). Dit echtpaar kreeg vijf dochters en een zoon: 5-1784).
(1) Maria Elisabeth Lemmens (ged. 11-11-1740). Aangezien die drie kinderen bij het overlijden van hun
(2) Anna Margaretha Lemmens (ged. 26-3-1743). ouders (in 1762 en 1763) nog erg jong waren, zullen andere
(3) Catharina Lemmens (ged. 19-4-1747). leden van de familie toen de oliemolen wel enige tijd hebben
(4) Maria Sybilla Lemmens (ged. 19-8-1749). gedreven. Eenmaal volwassen nam Mathijs Nicolaas Luijten
(5) Maria Lemmens (ged. 9-7-1753). dat bedrijf over. Hij trouwde (29-10-1782) te Geleen met
(6) Willem Lemmens (ged. 28-7-1755). Maria Sybilla Haerden (*Geleen 24-7-1757, † 25-2-1830).
De dochter Maria Sybilla Lemmens huwde (3-11-1771) met Dit echtpaar kreeg negen kinderen:
Arnold Willem Houben uit Einighausen. Zij namen de (1) Jan Theodoor Luijten (ged. Geleen 14-12-1783, † 15-5-
graanmolen over en werden de grootouders van Andries 1785).
Houben alias pater Karel van Sint-Andries. (Zie hieronder: (2) Jan Herman Luijten (ged. 25-10-1785, † 18-1-1856).
”Het geslacht Houben”.) (3) Jan Andries Luijten (ged. 27-3-1787).
(4) Joanna Mechtildis Luijten (ged. 26-2-1789, † 18-2-
De familie Luijten in de oliemolen 1855).
Ofschoon de oliemolen van Munstergeleen nooit op Geleens (5) Joanna Elisabeth Luijten (ged. 6-3-1791) trouwde (31-
grondgebied heeft gelegen, dient hier toch aandacht aan haar 5-1816) met haar naaste buurman Peter Joseph Andries
eigenaars-bewoners te worden besteed, omdat sommige van Houben (ged. 15-2-1790) uit de graanmolen en werd de
hen tot de voorouders en andere tot de naaste buren van moeder van Andries Houben (pater Karel).
Andries Houben behoorden. De vroegst ons bekende olie- (6) Maria Sybilla Luijten (ged. 9-12-1793).
slager was Herman Luijten († 13-9-1716), die met Petro- (7) Jan Mathijs Luijten (ged. 2-11-1796, † 13-10-1884)
nella Banens († 1686) was getrouwd. Zij werden de ouders werd burgemeester.
van zeven kinderen, van wie sommige jong stierven: (8) Anna Petronella Luijten (*1-9-1800, † 22-1-1802).
(1) Jan Luijten (ged. 22-11-1673, † 1-5-1694 ?). (9) Maria Sibilla Luijten (*1-9-1800, † 20-2-1802).
(2) Maria Luijten (ged. 12-2-1675, † 27-8-1676). Jan Andries Luijten nam de oliemolen van zijn vader over.
(3) Anna Luijten (ged. 25-3-1676). Uit zijn huwelijk (21-11-1836) met Maria Elisabeth
(4) Peter Luijten (ged. 7-12-1677, † 24-11-1678). Hellenbrand (ged. 27-2-1813) zijn ons zes kinderen bekend:
(5) Peter Luijten (ged. 3-12-1679, † 4-2-1681 ?). (1) Maria Catharina Luijten (ged. 23-1-1838).
(6) Sybilla Luijten (ged. 4-3-1681) trouwde (13-1-1714) (2) Jan Mathijs Luijten (ged. 13-9-1839).
met Jan Paes uit Geleen. (3) Catharina Sibilla Luijten (ged. 17-7-1841) trouwde (24-
133
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:51 Pagina 134
11-1874) met Pieter Hubert Mathijs Welters (*Holtum- Oorsprong te Einighausen-Limbricht
Born 23-6-1841). Ofschoon de meeste hieronder vermelde personen in de kerk
(4) Peter Joseph Luijten (ged. 17-7-1843). van Limbricht werden gedoopt en op het kerkhof aldaar
(5) Maria Regina Luijten (ged. 16-8-1845). werden begraven, waren zij te Einighausen geboren en
(6) Andries Remigius Luijten (ged. 1-10-1848, † 13-4- woonden zij in dat dorp. De vroegste met zekerheid beken-
1935), ook Gus genoemd, werd gemeentesecretaris van de voorvader van Andries Houben in de rechte mannelijke
Munstergeleen en Geleen <Deel II, 32>. lijn was de landbouwer Hubert Houben (*ca. 1665, † 20-5-
Nadat bij deling de oliemolen aan Catharina Sybilla Luijten 1719), die trouwde (1-11-1699) met Ida Notermans (*ca.
was toegevallen - haar broers en zusters kregen elk diverse 1670, † 10-11-1728). Zij hadden zeven kinderen:
stukken land - bleef zij er met haar echtgenoot Pieter Hubert (1) Antoon Houben (ged. 11-8-1700, † 27-12-1764) volgt.
Mathijs Welters wonen. (Zie: ”De beide molens aan de (2) Judith Houben (ged. 28-9-1701, † 23-7-1715).
familie Welters”.) (3) Joanna Houben (ged. 25-2-1703, † 25-12-1770) trouw-
de (25-9-1736) met Adolph Janssen (ged. Geleen 28-9-
Het tot circa 1912 gebruikte binnenwerk van de oliemolen bleef 1706, † Einighausen (22-2-1753).
bewaard. Het scheprad (buiten) bracht via een klein wiel (4) Ida Houben (ged. 28-3-1705).
(boven) de beide op hun kant staande stenen ’lopers’ in bewe- (5) Maria Houben (ged. 6-6-1706) trouwde (30-10-1735)
ging. Van deze draaide de ene (links) aan de binnenkant en de met Willem Keris (ged. 22-2-1699, † 20-4-1759).
andere (rechts) aan de buitenkant van de ’legger’ om aldus het (6) Nicolaas Houben (ged. 9-5-1709).
daarin geplaatste koolzaad te pletten. De olie werd op diverse (7) Anna Catharina Houben (ged. 14-4-1712) trouwde (22-
wijzen gebruikt en het geplette zaad werd in lijmkoeken (voor 10-1741) met Everard Gevers uit Millen (D.).
het vee) verwerkt. De oudste zoon Antoon Houben was een te Einighausen
wonende landbouwer en tevens schepen van de heerlijkheid
Het geslacht Houben Limbricht. Hij trouwde (21-4-1739) met Gertrudis Göbbels
(ged. Limbricht 11-4-1718, † na 1789), dochter van Arnold
De genealogie Houben werd door J.H.J. GULIKERS gepu- Göbbels († Limbricht 17-5-1741) en diens tweede echt-
bliceerd <M’geleen, 355-365> en de hier volgende gegevens zijn genote Maria Notermans (ged. Limbricht 8-2-1687, † 15-7-
grotendeels aan zijn bijdrage ontleend en door eigen onder- 1750). Arnold Göbbels en diens eerste echtgenote Gertrudis
zoek verder aangevuld. Hierin komen ook diverse andere Kooten (ged. Papenhoven 7-1-1677, † 8-5-1708) behoren
families ter sprake, die - zij het in verschillende graden - aan tot de voorouders van de auteur.
de heilige pater Karel verwant zijn. Het echtpaar Houben - Göbbels kreeg zeven kinderen:
(1) Nicolaas Hubert Houben (ged. 13-4-1740, † 28-4-
1789)
(2) Elisabeth Houben (ged. 19-2-1743) huwde (16-10-
1764) - in de kerk van Munstergeleen - met Hubert Stassen
uit Hillensberg (D.).
(3) Hendrik Arnold Houben (ged. 26-3-1747).
(4) Arnold Willem Houben (ged. 11-8-1749) volgt.
(5) Herman Houben (ged. 26-4-1752).
(6) Peter Joseph Houben (ged. 5-6-1755, † Sittard 26-2-
1839) trouwde (19-5-1788) met Maria Sybilla Lemmens
(ged. Geleen 8-8-1757, † Sittard 15-7-1824), dochter van
Hans Peter Lemmens en Maria Wouters op de grote hoeve
in de Geenstraat te Lutterade, die een verre verwante van de
Munstergeleense muldersfamilie Lemmens was.
(7) Maria Ida Margaretha Houben (ged. 22-8-1758, † 23-3-
1830).
Het gezin Houben - Lemmens
Arnold Willem Houben (ged. 11-8-1749, † Munstergeleen
16-7-1795) trouwde (3-11-1771) met Maria Sybilla
Lemmens uit de graanmolen van Munstergeleen (ged. 19-8-
1749, † 22-6-1816). Kort na hun huwelijk namen zij deze
molen over, die bij de grenswijziging van 1808 op Geleens
grondgebied kwam te liggen. Zij werden de ouders van acht
kinderen:
134
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:51 Pagina 135
Reconstructietekening van het ”geboortehuis van pater Carolus Houben en het nichtje Maria Sibilla Houben te Limbricht
(Andreas Houben) te Geleen, parochie Munstergeleen” door de de deling plaats van de nagelaten onroerende goederen van
Geleense architect P.A. Schols (1923). Aan de woning gaf het echtpaar Houben - Lemmens, ter waarde van 24.827,52
Schols terecht geen aparte ingang, want daartoe diende de deur gulden. De op de linkeroever van de Geleenbeek gelegen
van de graanmolen. Het lijkt waarschijnlijk dat de later over de watermolen (un moulin à eau (...) sur la rive gauche de la
gevels hangende luifeldaken reeds vroeg aanwezig waren. rivière dite de Geleen), met woonhuis (maison), koe- en
Tussen de stallen en de weg langs de Geleenbeek scharrelen varkensstallen (étables), paardenstallen (écuries), schuur
kippen op een mestvaalt, die nog lang in gebruik bleef. (grange), bakhuis (boulangerie), kleine tuin (petit jardin) en
terrein gelegen tussen de Geleenbeek en de afslag (qui se
trouve entre la dite rivière et la rigole dite den afslag), met een
gezamenlijke waarde van 11.600 gulden, werd onverdeeld
aan de gebroeders Pieter Arnold en Pieter Joseph Andries
Houben toegewezen. Daaraan werd toegevoegd dat zij het
gebruik en genot ervan onder elkaar dienden te regelen. De
ongehuwde Pieter Arnold verpachtte zijn helft aan zijn
jongere broer en ontving daarvoor als tegenprestatie huis-
vesting, voedsel en verzorging.
(1) Maria Gertrudis Houben (ged. 29-10-1772, † 23-1- Ook de inwendige mechaniek van de graanmolen is intact
1810) trouwde (4-6-1797) met Herman Lambert gebleven. Eertijds was het westelijke gedeelte van dat interieur
Hellenbrand (ged. 22-5-1775, † 5-2-1855). door een wand (met deur) afgescheiden; daarachter was toen de
(2) Pieter Arnold Houben (ged. 23-2-1774, † 17-1-1843) keuken van het woonhuis.
erfde een helft van de graanmolen. Hij bleef ongehuwd en
woonde tot aan zijn dood bij het gezin van zijn zestien jaar Op 5 januari 1843, d.w.z. 12 dagen vóór zijn dood, maakte
jongere broer Peter Joseph Andries. Pieter Arnold Houben, ”bejaard vrijgezel, zonder bijzonder
(3) Maria Margaretha Houben (ged. 6-3-1777, † 12-2- beroep”, in de molen voor de destijds te Lutterade wonende
1847) trouwde eerst (5-9-1801) met Joannes Petrus Pijpers notaris Jan Reinier Lemmens zijn testament. Daarin wees hij
(ged. Geleen 26-12-1768, † 5-9-1814) en daarna (8-9- zijn broer Peter Joseph Andries tot zijn ”algeheelen erf-
1817) met Stas Meyers (ged. Geleen 6-6-1792, † Lutterade genaam” aan ”van alles hoegenaamd wat ik met den dood zal
6-5-1864). achterlaten”. Aan die erfenis waren echter verscheidene ver-
(4) Hendrik Antoon Houben (ged. 20-5-1778, † vóór 5-1- plichtingen verbonden. Allereerst moest de erfgenaam hem
1843). Volgens het testament van zijn oudste broer Pieter ”volgens zijnen stand, met alle hier gebruikelijke plegtig-
Arnold (5-1-1843) trouwde hij en had hij een dochter. heden”, ter aarde doen bestellen en bij zijn uitvaart van
(5) Jan Hubert Houben (ged. 16-3-1782, † 29-6-1805). anderhalf mud rogge brood bakken, dat aan de armen van
(6) Jan Michael Houben (ged. 29-9-1786, † vóór 15-7- Munstergeleen zou worden uitgedeeld. Ook moest de erf-
1816). genaam binnen een maand na het overlijden van zijn oudste
(7) Peter Joseph Andries Houben (ged. 15-2-1790) volgt. broer 24 gulden aan de ”Armen meesters” van Munster-
(8) Maria Christina Houben (ged. 23-2-1794, † 11-8-1855) geleen en eveneens 24 gulden aan de kerkmeesters van die
trouwde (24-7-1817) met Peter Hamers (ged. Munster- parochie overhandigen. Bovendien moest hij binnen een jaar
geleen 3-4-1789, † 24-1-1852). aan diezelfde kerkmeesters de som van 60 gulden ter hand
Verdelingen van erfenissen betreffende de graanmolen
(1816 en 1845)
Op 15 juli 1816, d.w.z. ruim drie weken na het overlijden
van Maria Sybilla Houben - Lemmens, had voor notaris Jan
Reinier Lemmens, die toen te Schinnen resideerde, tussen
haar toen nog levende vijf kinderen, de vier minderjarige
kinderen van haar dochter Maria Gertrudis Hellenbrand -
135
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:51 Pagina 136
stellen tot stichting van een altijddurend jaargetijde voor de Hamers (*9-4-1836, † 6-3-1864), die na zijn dood (24-1-
zielerust van de erflater. Verder moest hij 100 gulden betalen 1859) met Jan Hubert Peusens zou trouwen. Uit elk
aan: (1) de gezamenlijke afstammelingen van wijlen zijn huwelijk had hij een dochter.
zuster Maria Gertrudis Hellenbrand - Houben, (2) de geza- (6) Jan Mathijs Houben (*26-5-1825, † 1-12-1907) trouw-
menlijke afstammelingen van wijlen zijn broer Hendrik de met Maria Mechtildis Meertens (*Bingelrade 10-1-1827,
Antoon Houben, (3) zijn zuster Maria Christina Houben en † Munstergeleen 3-1-1897). Zij kregen zes kinderen, onder
(4) de gezamenlijke afstammelingen van zijn zuster Maria wie Anna Catharina Josephina Houben (*Munstergeleen
Margaretha Meyers - Houben. Tenslotte moest de erf- 22-2-1862), die op 4 februari 1880 te Luik bij de Zusters
genaam aan elk van zijn beide zwagers Herman Hellenbrand van Barmhartigheid intrad, op 19 december 1887 haar
en Stas Meyers 10 gulden uitkeren. De erflater onderteken- eeuwige geloften aflegde, de kloosternaam Marie Germaine
de zijn testament als Peter Arnoldus Houben. aannam en op 20 oktober 1920 te Maastricht overleed. Haar
broer Godfried Houben (*29-10-1865) trad in bij de
Een belangrijk onderdeel van het bedrijf van de familie Houben Montfortanen, was enige tijd parochiegeestelijke in
was de boerderij met de schuur (op de voorgrond). Op deze teke- Frankrijk, vervolgens leraar aan de apostolische school te
ning komt goed tot uiting dat deze een uitbouw aan de zuid- Schimmert en werd daarna naar Denemarken gezonden,
kant had, die bij het inrichten tot kapel een geschikte plek voor waar hij eerst als kapelaan te Roskilde en daarna als pastoor
het plaatsen van een altaar zou bieden <Tekening P.A. Schols>. te Ringsted werkte. Wegens gezondheidsproblemen keerde
hij naar zijn geboortestreek terug en overleed op 16 juli 1908
Het gezin Houben - Luijten te Heerlen.
Peter Joseph Andries Houben (ged. 15-2-1790, † 9-8-1850) (7) Pieter Joseph Houben (*9-2-1827), werd op 10 juni
trouwde (wettelijk 31-5-1816, kerkelijk 3-6-1816) met zijn 1854 te Roermond tot priester gewijd en was achtereen-
naaste buur Joanna Elisabeth Luijten (ged. 6-3-1791, † 19- volgens kapelaan te Vijlen, Hoensbroek en Limbricht. In
1-1844), dochter van de oliemolenaar Mathijs Nicolaas februari 1876 werd hij tot pastoor te Amstenrade benoemd,
Luijten en Maria Sybilla Haerden. Zij werden de ouders van waar hij op 18 augustus 1883 overleed.
elf kinderen, die allen in de Burgerlijke Stand van Geleen (8) Godfried Houben (*9-6-1829, † 7-7-1892) bleef
werden ingeschreven: ongehuwd in het ouderlijk huis wonen en zette met zijn
(1) Pieter Arnold Houben (*3-8-1817, † 30-7-1878) bleef oudste broer Pieter Arnold het molenbedrijf voort.
ongehuwd en zette met zijn jongere broer Godfried het (9) Anna Maria Houben (*5-3-1831, † 5-3-1912) trouwde
graanmolenbedrijf voort. (10-1-1862) met Jan Pieter Lenssen (*Beek 29-4-1831, † 1-
(2) Maria Sybilla Houben (*28-10-1818, † 20-10-1896) 8-1872) en ging met hem te Klein-Genhout wonen. Hun
bleef ongehuwd. zoon Martin Hubert Lenssen (*Beek 21-12-1865) werd op
(3) Maria Christina Houben (*22-1-1820, † 26-4-1871) 24 mei 1891 te Luik tot priester gewijd en werkte in de ziel-
bleef ongehuwd. zorg van het bisdom Luik. In 1930 keerde hij om gezond-
(4) Jan Andries Houben (*11-12-1821), de latere pater heidsredenen naar zijn familie in Munstergeleen terug, waar
Karel. hij op 14 september 1937 overleed. Volgens de mondelinge
(5) Jan Pieter Houben (*25-5-1823) trouwde eerst (27-4- overlevering zou hij een wandelstok hebben gehad die tevens
1846) met Anna Catharina Donners (*20-6-1821, † 2-7- als jachtgeweer kon worden gebruikt.
1848) en daarna (6-1-1858) met Maria Josephina Frederika (10) Kind van het vrouwelijk geslacht zonder leven (*27-9-
1833).
(11) Maria Helena Houben (*3-5-1835, † Sittard 23-3-
1917) woonde eerst als huishoudster bij haar heerbroer
Pieter Joseph en trouwde daarna (24-4-1871) met Arnold
Constant Hamers (*Munstergeleen 27-4-1838, † 24-6-
1885).
Wegens de inschrijving van alle kinderen Houben in de
Burgerlijke Stand van Geleen kan men akkoord gaan met de
opmerking door W. VAN BERGEN: ”Mijns inziens had
dan ook de gemeente Geleen acte de présence behoren te
geven bij de zaligverkaring van pater Karel op 16-10-1988,
en niet de gemeente Sittard” <HJLvZ 1997, 130>.
Het geboortehuis van Andries Houben
Volgens het getuigenis van de gebroeders Welters aan de
auteur vormden de woonvertrekken van de muldersfamilie
Houben een integraal geheel met de graanmolen. De huidi-
136
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:51 Pagina 137
alkoof eertijds ook in een vertrek van het woonhuis bij de
graanmolen in gebruik was. In oude boerderijen was zo’n
alkoof doorgaans naast de haard in de keuken aanwezig.
Welnu, gezien het feit dat het muldersgezin Houben vrij
kroostrijk was en ook een oom erbij inwoonde, lijkt die
vraag nog des te dringender. Zo zou een alkoof voor de
ouders - bij voorkeur naast de haard in de keuken - in de
overige vertrekken meer ruimte voor bedden hebben gelaten.
Ingeval er inderdaad een alkoof in dat huis aanwezig was,
zou die allicht de geboorteplek van de kinderen van het gezin
Houben zijn geweest.
De scheidingswand tussen de keuken en het interieur van de
graanmolen werd later door Welters verwijderd, zodat die
ruimte bij het molenbedrijf werd gevoegd. Omdat toen ook
de keukenschouw wegviel, zal een eventuele alkoof wel
hetzelfde lot hebben ondergaan.
In dit verband dient er ook de aandacht op te worden geves-
tigd dat een venster boven de latere ingangsdeur op een
zolderkamer wijst. Welnu, in vroeger eeuwen was de zolder
bij voorkeur de slaapplaats van de kinderen. Maar het is niet
bekend of dat venster en die kamer er reeds in de eerste helft
van de 19de eeuw waren. Een slaapkamer op de eerste ver-
dieping, die men vanuit de gang via een trap kon bereiken,
werd in mei 1891 - bij gelegenheid van het priesterfeest van
de neomist Martin Lenssen - ingericht. Het is evenwel niet
duidelijk of die kamer boven een stal dan wel boven de hier-
boven genoemde slaapkamers werd aangebracht.
Broers en zusters van Andries Houben. Boven links: Peter
Joseph Houben (1827-1883), priester. Boven rechts: Jan Peter
Houben (1823-1859). Midden: Godfried Houben (1829-
1892). Onder links: Anna Maria Houben (1831-1912).
Onder rechts: Maria Helena Houben (1835-1917).
ge buitendeur met het ervoor staande trapje bestond destijds Deze foto van de hoek tussen de stallen en de woning van de
nog niet; toegang tot de woonvertrekken werd verschaft via graanmolen dateert van vóór 1935. De hoge ingangsdeur en het
de buitendeur van de molen. Vanuit de ruimte met de trapje werden in 1891 aangebacht. Een opvallende aspect is het
molenstenen bereikte men via een deur aan de linkerkant de venster boven die deur, dat op een zolderkamer schijnt te
keuken, waar zich een open schouw bevond. Rechts van die wijzen. Op de voorgrond de mestvaalt, waarlangs in de hout-
schouw leidde een trap omlaag naar de kelder en links voer- zaagmolen gezaagde plenken liggen.
de een trapje van een paar treden omhoog naar een gang.
Het westelijk deel van de woning lag hoger dan de molen en De verhuizing van Andries en zijn drie jaar oudere zus
de keuken, zodat het bij wateroverlast meestal droog bleef. Sybilla naar het naburige pand aan de overkant van de beek,
Vanuit die gang kwam men onmiddellijk rechts in de ’voor- dat hun ouders in 1839 lieten verbouwen en thans officieel
kamer’ en westelijk daarvan lag de ’achterkamer’. Het weste- ’Karelhoeve’ heet, zal een eventueel slaapkamerprobleem
lijke gedeelte van die gang was destijds afgescheiden en hebben verlicht.
vormde een apart kamertje. Aldus beschikte men over drie De bekende reconstructietekening van de graanmolen met
slaapkamers.
Aangezien er in het woonhuis van de vroegere oliemolen,
later houtzaagmolen, nog steeds een alkoof, d.w.z. een bed
achter deuren, aanwezig is, lijkt de vraag gewettigd of zo’n
137
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:51 Pagina 138
woning en stallen door architect P.A. Schols dateert uit
1923, maar geeft een vroegere situatie weer. Deze tekening
lag ten grondslag aan het schilderij dat Jan Siskens uit
’s-Hertogenbosch in 1943 vervaardigde. De hierop op de
voorgrond getekende brug dateerde echter pas van na de
inrichting van de houtzaagmolen op de oorspronkelijke brug
vlak naast de oliemolens. Na het vertrek van de weduwe
Lenssen - Houben, in 1892-93, werd het eigenlijke woon-
huis achtereenvolgens aan vier gezinnen verhuurd.
Verdelingen van de door het echtpaar Houben - Luijten Oude plattegrond van het geboortehuis van Andries Houben.
nagelaten goederen 1. Interieur van de graanmolen. 1a. Deur tussen de graanmolen
Na het overlijden van Peter Joseph Andries Houben (1850) en de keuken. 2. Keuken. 2a. Schouw in de keuken. 2b. Trapje
bleven zijn kinderen gedurende ruim acht jaren gezamenlijk van de keuken naar de gang. 2c. Trapje van de keuken naar de
in het bezit van de onverdeelde nalatenschap. Op 16 decem- voorste slaapkamer. 3. Slaapkamer. 3a. Schouw in de voorste
ber 1858 lieten zij voor notaris D.E. Hupkens te Urmond slaapkamer. 4. Gang. 4a. Tot slaapkamer ingericht afgeschei-
een boedel-beschrijving opmaken. Daarin was o.a. sprake den gedeelte van de gang. 5. Achterste slaapkamer. 6a. Deur
van een ”graanmolen, gedreven door het water, gelegen bij naar de stallen en trap naar boven. 7. In 1891 aangebrachte
Munstergeleen aan de Geleenbeek, met alle tot dien molen deur met trapje van het erf naar de gang.
behoorende gereedschappen (...) benevens de aanhoorige
gebouwen als behuizing, schuur, stalling, bakoven (in een bijgelegen boomgaarden niet inbegrepen; er werd besloten
wei achter de molen) en wes meer, met tuintje en weiland deze goederen voorlopig onverdeeld te laten. Het tot de erfe-
(...) zoals die erven zijn gelegen en zich uitstrekken tusschen nis van hun moeder behorende huis met bijgebouwen, dat in
gezegde Geleenbeek en den daarachter (aan de westzijde) 1839 gedeeltelijk was vernieuwd en thans ’Karelhoeve’ heet,
loopenden afslag (...) geschat aan eene waarde van tien blijkt als uitsluitend eigendom aan de priester-broer Pieter
duizend gulden”. Bij die schatting waren echter het complex Joseph te zijn gekomen. Op 20 december 1877, toen hij
dat thans ’Karelhove’ heet en elders gelegen grondstukken, pastoor te Amstenrade was, verleende hij voor notaris F.L.
zoals 35 akkers, niet inbegrepen. Lienaerts te Merkelbeek het levenslange vruchtgebruik van
Nadat zij aan elk van hun heerbroers Andries (pater Karel) dat complex - waar toen oud-burgemeester Luijten nog
en kapelaan Pieter Joseph goederen ter waarde van 2.750,20 woonde - aan zijn broer Godfried en zijn zuster Maria
gulden en aan elk van hun broers Jan Mathijs en Pieter Sybilla. Tevens verklaarde hij zijn broer Jan Mathijs en zijn
Arnold goederen ter waarde van 4.380,50 gulden hadden zusters Anna Maria Lenssen - Houben en Maria Helena
toegewezen, besloten de overige zes erfgenamen de nog Hamers - Houben, onder de last van dat vruchtgebruik, tot
resterende goederen, die op een waarde van 26.283 gulden gezamenlijke en gelijkberechtigde erfgenamen van die
waren geschat, onverdeeld te laten en aldus gezamenlijk in gebouwen. De rest van zijn bezittingen vermaakte hij in
bezit te houden. De hoofdreden voor dat besluit was het feit
dat de ”graanmolen met aanhooren slecht voor verdeeling
vatbaar” was. Na de dood van hun vader (1850) hadden de
gebroeders Pieter Arnold en Godfried de leiding in de graan-
molen overgenomen; beiden bleven ongehuwd. Het huis-
houden werd gedaan door hun zuster Maria Christina.
Laatstgenoemde maakte op 31 maart 1870 haar testament
voor notaris F.K.J. Russel te Geleen. Daarin wees zij ”alles
wat ik bij mijn overlijden zal achterlaten” in gelijke aandelen
toe aan al haar nog levende broers en zusters, met uitzonde-
ring evenwel van haar broer Andries (pater Karel). Toen zij
na een langdurige ziekte was gestorven (26-4-1871), namen
Anna Maria Houben, haar echtgenoot Jan Pieter Lenssen en
hun vier kinderen eveneens hun intrek in het woongedeelte
van de graanmolen. Lenssen overleed reeds in 1872.
Op 3 augustus 1874 werden de meeste onroerende bezit-
tingen van de erfgenamen Houben, nl. 35 stukken bouw-
land en een boomgaard, en ook de roerende goederen voor
notaris J.L. Palmen te Sittard verdeeld. Daarbij waren echter
de molen met de erbij behorende gebouwen en drie dicht-
138
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:51 Pagina 139
gelijke delen aan al zijn nog levende broers en zusters, met Het woonhuis van de familie Welters - voordien van de familie
uitzondering van zijn broer Andries (pater Karel). Luijten - naast de vroegere oliemolen en de houtzagerij. Op de
Nadat de graanmulder Pieter Arnold (in 1878) en pastoor houten afsluiting van deze laatste staat: ”P(ater) C(arolus)
Pieter Joseph (in 1883) waren overleden, gingen de overige Houbenstraat”. Dit was het geboortehuis van de moeder van
kinderen Houben op 8 januari 1885 voor notaris F.L. Andries Houben.
Lienaerts te Merkelbeek tot verdeling van de door beide
broers nagelaten goederen over. Deze keer was broer Andries (1) Maria Helena Paulina Welters (*10-5-1873, † Holtum-
(pater Karel) een der erfgenamen. Op 26 juni 1884 had hij Born 21-8-1960).
in zijn klooster in Ierland een hem uit Limburg toegestuur- (2) Johannes (Sjang) Welters (*20-4-1878, † 10-11-1965).
de volmacht voor zijn broer Godfried ondertekend. Daar (3) Wilhelmus Andries (Giel of Gieliam) Welters (*9-10-
Pieter Arnold mede-eigenaar van de graanmolen was 1880, † 23-7-1964).
geweest, kwam dat complex andermaal ter sprake. Maar ook (4) Maria Gertruda Welters (*15-9-1881, † Heerlen 17-8-
deze keer werd het buiten de verdeling gehouden. Op 22 1966).
september 1885 werden voor notaris F.K.J. Russel te Geleen (5) Pierre Welters (*11-10-1882, † 9-11-1978).
38 stukken bouwland en een boomgaard, die zij tot nog toe (6) Philomena Welters (*15-7-1889, † 8-11-1953).
gezamenlijk hadden bezeten, door Godfried en Anna Maria Toen de oliemolen na verloop van tijd niet meer rendabel
Lenssen - Houben onderling verdeeld. Daar Godfried meer bleek, vatten de echtgenoten Welters - Luijten het plan op
grond dan zijn zuster kreeg toegewezen, moest hij het ver- om hun bedrijf in een graanmolen te veranderen. Op 4
schil in waarde financieel vereffenen. Op diezelfde dag (22- maart 1891 verzocht Welters Gedeputeerde Staten om zijn
9-1885) vermaakte Godfried bij testament aan die zuster in zeer slechte toestand verkerend molenrad, waarvan de
”zijn aandeel in al de roerende lichamelijke zaken zich bevin- diameter 5,24 m bedroeg, door een nieuw en hoger geplaatst
dende in den graanmolen te Munstergeleen, gemeente rad met een diameter van 5,80 m te mogen vervangen.
Geleen, en erbij behoorende gebouwen, alsmede zijn aandeel Reeds op 31 maart 1891 werd de toestemming verleend.
in de veldvruchten die zich mochten bevinden in de berg- Aan de toen aangebrachte veranderingen herinnert kennelijk
plaats bij het huis te Munstergeleen bewoond door zijne een balk met de initialen P.M.W x M.C.L. en het jaartal
zuster Maria Sybilla Houben” laten opeisen. Deze erfgename 1891. Gezien de voornamen van de echtgenote zou men als
zou echter de kosten van zijn begrafenis dienen te betalen; initialen C.S.L. verwacht hebben.
bovendien zou zij verplicht zijn binnen veertien dagen na Omdat het grotere en hoger geplaatste rad de oliemolen
zijn overlijden 100 gulden te besteden aan het lezen van tevens geschikt zou maken om als graanmolen te functio-
missen tot zijn intentie, 100 gulden uit te keren aan het neren, werd door de leden van de familie Houben (in de
”Genootschap tot voortplanting van het geloof” en 100 oude graanmolen) tegen die veranderingen geprotesteerd.
gulden te schenken aan het ”Genootschap van de heilige Op 5 juni 1891 lieten Gedeputeerde Staten evenwel weten
kindsheid”. Tenslotte zou zij 50 gulden onder de armen van dat de geuite bezwaren van civielrechtelijke aard waren en
Munstergeleen en 100 gulden onder die van Geleen moeten derhalve niet aan het provinciaal bestuur konden worden
verdelen. voorgelegd.
Nadat Godfried (7-7-1892) en Andries (pater Karel) (5-1- Toen Welters op 22 augustus 1891 zijn molen met het
1893) waren overleden, werd op 12 januari 1893 door de nieuwe rad in werking wilde zetten, bleek dit niet te lukken.
arrondissementsrechtbank te Maastricht beschikt dat de tot Zijn verbolgen buurman Godfried Houben had de losschuif
nog toe onverdeelde goederen verkocht zouden worden. Bij aan zijn eigen kant helemaal opengezet en het waterrad van
de op 8 februari 1893 voor notaris A.H.J. Russel te Geleen zijn molen losgehaakt, zodat hij - zonder zelf te malen -
gehouden openbare verkoop werd de weduwe Anna Maria
Lenssen - Houben voor 6.000 gulden de enige bezitster van
de graanmolen en van een gedeelte van de daarbij gelegen
boomgaard. Daar zij voordien reeds voor ruim een derde
mede-eigenares was, heeft zij allicht niet meer dan 4.000
gulden aan haar zuster Maria Helena Hamers - Houben en
haar broer Jan Mathijs uitbetaald.
De familie Welters in de oliemolen
Zoals wij zagen, namen Pieter (Hubert) Mathijs Welters
(*Holtum-Born 23-6-1841, † Munstergeleen 10-5-1916) en
zijn echtgenote Catharina Sybilla Luijten (*8-7-1841, † 17-
1-1917) de oliemolen van de ouders van de laatstgenoemde
over. Het echtpaar Welters - Luijten kreeg zes kinderen, die
allen te Munstergeleen werden geboren:
139
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:51 Pagina 140
zoveel water aan de beek onttrok dat er niet genoeg overbleef een houtzagerij ingericht, die door het scheprad van de
om het rad van Welters in beweging te brengen. Deze bracht vroegere molen werd aangedreven. Aldus konden de echt-
daarop het bij hem ter maling afgeleverde graan naar de genoten Welters - Luijten aan elk van hun drie zonen een
molen in Ophoven-Sittard. Na vervolgens over het gedrag eigen bedrijf nalaten: Sjang nam de boerderij over, Giel(iam)
van molenaar Houben bij Gedeputeerde Staten zijn beklag kreeg de graanmolen en Pierre zette de houtzaagmolen
te hebben gedaan, kreeg ook Welters te horen dat zijn voort. Laatstgenoemde volgde ook het voorbeeld van zijn
bezwaren van zuiver civielrechtelijke aard waren <HJLvZ 1997, vader in de plaatselijke politiek na en hij was de enige zoon
127-130>. die de familienaam voortzette. Op 27 december 1939
trouwde hij met zijn plaatsgenote Emilia Chorus, dochter
van M.J.A. Chorus en M.H.Ph.P. Pijls, die hem vijf
kinderen schonk:
(1) Paul Welters (*6-9-1940).
(2) Karel Welters (*26-11-1941).
(3) Alfons Welters (*26-1-1943).
(4) Philomene Welters (*2-7-1944).
(5) Willy Welters (*16-1-1946).
Pierre Welters en een van zijn zonen aan de ingang van de Jan Andries Houben (*Geleen 11-12-1821,
houtzaagmolen (ca. 1962). Daarbinnen ziet men het begin van † Dublin, Ierland, 5-1-1893)
de rails, waarover de tot planken te zagen boomstammen tegen
de - via een scheprad of turbine in beweging gebrachte - zaag Zoals wij zagen, werd Jan Andries Houben of Drieske van de
werden geduwd. De straatverlichting (midden) en de antenne mulder op 11 december 1821 in de destijds op Geleens
op het dak (rechts) zijn de meest opvallende moderniseringen. grondgebied gelegen graanmolen van Munstergeleen gebo-
De betonnen brug met metalen leuningen (links) is een ver- ren als het vierde kind van Peter Joseph Andries Houben en
vanging van haar houten voorganger <Foto H. Canisius>. Joanna Elisabeth Luijten. Bij die gelegenheid schreef de
vader in zijn kerkboek: ”Joannes Andreas Houben ist
Nieuwe bewoners en eigenaars van de graanmolen mensch geworden den 11 Dez. in het jahr 1821. Gott lof
De weduwe Lenssen - Houben bleef niet in de graanmolen und dank”. De boreling werd nog diezelfde dag in de kerk
wonen. Met haar drie dochters verhuisde zij naar het hier- van Munstergeleen gedoopt. De volgende dag ging zijn
boven genoemde complex aan de overkant van de beek, dat
in gevelankers het jaartal 1839 draagt en thans ’Karelhoeve’ vader hem bij burgemeester
heet. De graanmolen verpachtte zij voor een jaar aan Gerard Reinier Lemmens te Geleen
Dols. En nadat die termijn verstreken was, verkocht zij op als de jongste inwoner van
21 april 1894 voor notaris A.H.J. Russel de molen met de de gemeente Geleen aan-
bijgebouwen, het erf en een boomgaard, die een oppervlak- geven; daarbij werd geno-
te van ruim 21 aren besloegen, voor 5.100 gulden aan haar teerd dat hij ”gisteren” (11
naaste buren, het echtpaar Welters - Luijten in de oliemolen. december) om elf uur in de
Ofschoon de koopprijs pas binnen twintig jaar - te rekenen voormiddag ter wereld was
vanaf 1 juni 1895 en met een jaarlijkse interest van 4% op gekomen. De mulder onder-
het nog niet betaalde gedeelte - geheel moest zijn voldaan, tekende de geboorteakte
kon de koper toch reeds terstond bezit van de graanmolen slechts met zijn initialen P J
nemen. De aflossingen werden als volgt door de verkoopster A H <Boselie, 34>.
voorgeschreven en door de koper aanvaard: van 1896 t/m
1900: elk jaar op 1 juni 250 gulden, van 1902 t/m 1910: om De nog steeds gebruikte Munster- Student en militair
het andere jaar op 1 juni 500 gulden, op 1 juni 1912 600 geleense doopvont, waarboven Zijn eerste scholing ont-
gulden en op 1 juni 1914 750 gulden. Andries Houben werd gedoopt. ving Andries Houben van
de Munstergeleense koster-
Houtzaagmolen ter vervanging van de oliemolen onderwijzer Jan Peter
In 1912 werd tegen de zuidgevel van de reeds lang buiten Hermans (*1800), die hij
gebruik gestelde molen op de oostoever van de Geleenbeek in een schrijven van 28
november 1862 ”School-
meester Petrus” noemde.
Uit een brief van 16 juli
1875 aan zijn heerbroer
weten wij dat Andries ook
enige tijd misdienaar was.
140
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:51 Pagina 141
Het interieur van de vroegere - op een heuvel langs de tweede zondag na Pasen” in het Engels als ”the second
Geleenbeek gelegen - kerk van Munstergeleen, waar Andries Sunday of Easter”. Welnu, deze laatste uitdrukking betekent
Houben werd gedoopt, enige tijd misdienaar was, zijn eerste niet ”de tweede zondag na Pasen”, maar ”de tweede zondag
h. communie deed en werd gevormd. van de Paastijd”, m.a.w. Beloken Pasen. Op 28 juni van dat-
zelfde jaar werd hij in de parochiekerk door de bisschop van
Het uit de 18de eeuw daterende barokke retabel van het Luik gevormd.
vroegere hoofdaltaar waaraan hij de pastoor en de kapelaan Na zijn lagere-schooljaren trok Andries Houben elke week-
assisteerde, bevindt zich thans in de kerk van Sweikhuizen. dag te voet naar Sittard, waar sedert 1 oktober 1831 in het
Ten aanzien van de dag van zijn eerste heilige communie vroegere dominikanenklooster een college was gevestigd. De
werden twee verschillende datums opgegeven. Zo deelde initiatiefnemer, de priester Jan Andreas Kallen (*26-8-1802,
pater EDMOND mee dat die op de eerste zondag van mei † 23-11-1878), wiens wieg op de Ophovenerhof had
1835 had plaatsgehad, maar noemde hij die zondag abusie- gestaan, had daarbij gebruik gemaakt van de vrijheid van
velijk Beloken Pasen <Edmond, 22>. In dat jaar viel Paaszondag onderwijs, die hier na de afscheiding van Limburg van het
immers op 19 april, zodat Beloken Pasen toen op 26 april Koninkrijk der Nederlanden (1830) heerste. Hij wist een
werd gevierd. Toch was 3 mei hoogstwaarschijnlijk de juiste aantal bekwame docenten aan te werven, die Nederlands,
datum, want volgens het toen in deze contreien heersende Frans, Duits, Latijn, Grieks, wiskunde, geschiedenis, aard-
gebruik deden de kinderen hun eerste communie pas op 13- rijkskunde en handelswetenschappen onderwezen. Zijn
jarige leeftijd en wel op de tweede zondag na Pasen. De door college kwam tot grote bloei; in 1838 werd het door
pater SPENCER opgegeven datum 26 april als de eerste ongeveer 300 leerlingen bezocht, van wie er bijna 60
communiedag <Spencer, 4> is waarschijnlijk toe te schrijven aan internen waren <PSHAL 1879, 521-522>.
verkeerde vertaling van de Nederlandse uitdrukking ”de
Het vroegere dominicanenklooster te Sittard, waar in de jaren
dertig van de 19de eeuw een college was gevestigd.
Het in een zijmuur van de schuurkapel ingemetselde bovenstuk In zijn studententijd woonde Andries Houben in het vlakbij
van het grafkruis van Christiaan Delahaye, die van 1824 tot de beide molens gelegen huis met aangebouwde boerderij,
1841 pastoor te Munstergeleen was <M’geleen, 270 en 280-282>. welk complex tot het erfdeel van zijn moeder behoorde, nl.
de huidige ’Karelhoeve’. Het jaartal 1839 in gevelankers
wijst slechts op een gedeeltelijke nieuwbouw in dat jaar en is
derhalve niet in strijd met de op een steen in de voorgevel
aangebrachte mededeling: ”In dit huis woonde Pater Karel
’Andreas Houben’ 1835-1845”.
Andries deelde die woning o.a. met zijn ongehuwde oom,
burgemeester Jan Mathijs Luijten (*2-11-1796), die uit de
oliemolen stamde. Deze moet een grote invloed op zijn neef
hebben uitgeoefend, want naar aanleiding van zijn over-
lijden (13-10-1884) en zeer drukke begrafenis schreef de
eerwaarde heer Jan Hendrik Baggen (*Geleen 25-10-1823),
pastoor te Oirsbeek, o.a.: ”Met priester en leek stond hij
steeds in de beste verstandhouding, en wat hij als leeraar der
jeugd was, kan de heerlijke priesterschaar getuigen, die door
141
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:51 Pagina 142
De ’Karelhoeve’ aan de Munstergeleense P.C. Houbenstraat. augustus 1837 was hij te Luik tot priester gewijd en daarop
was hij als ’vroegmislezer’, d.w.z. kapelaan, naar Munster-
hem in wetenschap en deugd opgeleid, der kerk tot sieraad geleen gekomen. Hij was een verre verwant van Andries
strekt. (…) Door zijn zacht innemend karakter was hij voor Houben; de reeds eerder genoemde Arnold Göbbels (†
iedereen toegankelijk en steeds bereid om elk met wijzen Limbricht 1741) was hun gemeenschappelijke voorvader.
raad en daad bij te staan”. Maria Sybilla Houben, de oudste Na het overlijden van pater Karel zou Hendrik Göbbels
zus van Andries Houben, deed er het huishouden. - inmiddels pastoor van Munstergeleen - een der voornaam-
Bovendien nam daar de jonge priester Hendrik Göbbels ste getuigen betreffende de jeugd van zijn vroegere huis-
(*25-2-1813) zijn intrek. Zijn ouderlijk huis stond in de genoot zijn.
Geleense Pieterstraat (zie: ”Het huis Proosten-Gielen- Toen de mulderszoon op 28 maart 1840 door de militieraad
Baggen-Göbbels-Erkens-Pelssers” onder nr. 7). Op 13 ”voor de dienst werd aangewezen”, moest hij zijn studies
onderbreken. Op 2 mei van dat jaar werd hij ingelijfd bij het
eerste regiment infanterie en op 1 juli 1841 begon hij zijn
actief soldatenleven te Bergen op Zoom. Het originele mili-
taire paspoort bevatte het volgende signalement: ”lang 1 el,
7 palmen, 1 duim (= 1,71 m), aangezigt lang, voorhoofd
bedekt, oogen zwart, neus matig, mond dik, kin gekuild,
haar bruin, wenkbrauwen bruin”. De informatie dat hij op
25 augustus 1842 van het eerste naar het zevende regiment
infanterie overging, kan de indruk wekken dat hij op
genoemde datum nog de koninklijke wapenrok zou hebben
gedragen. Maar zijn paspoort vermeldt tot tweemaal toe dat
hem op 9 oktober 1841 onbepaald verlof was verleend. Zijn
familie had namelijk een remplaçant (= (betaalde) plaats-
vervanger) voor hem gevonden.
Het Markiezenhof te Bergen op Zoom, waar Andries Houben
zijn diensttijd vervulde.
De uit Oud-Geleen afkomstige Hendrik Göbbels (1813-1902), Voorbereiding op het kloosterleven als passionist
van 1837 tot 1855 kapelaan en van 1866 tot 1902 pastoor te Blijkbaar was de opgroeiende Andries Houben de roeping
Munstergeleen <M’geleen, 283 en 286>, was de voornaamste getuige tot het priesterschap steeds sterker gaan voelen. Uiteindelijk
over Andries Houben tijdens diens jeugdjaren. zou dit tot het voornemen leiden om bij de paters passionis-
ten te Ére (B.) in te treden. De officiële naam van de door
de H. Paulus van het Kruis in 1720 in Italië gestichte
congregatie luidt in het Latijn Congregatio clericorum
excalceatorum sanctissimae crucis et passionis Domini Nostri
142
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:51 Pagina 143
Jesu Christi. In het Nederlands: ”Congregatie (van de taal - toen de officiële taal van het jonge België - machtig te
ongeschoeide geestelijken) van het Allerheiligste Kruis en worden, terwijl enige leraren die met België sympathiseer-
Lijden van Onze Heer Jezus Christus”. De algemeen den, zoals de bekende schrijver Ecrevisse en zelfs een broer
gebruikte afkorting is C.P. of c.p. In de Nederlandse naam van de directeur, eveneens het college verlieten en de Maas
wordt het feit dat de passionisten ’ongeschoeid’ zijn, d.w.z. overtrokken. Toen bovendien het Sittardse gemeentebestuur
geen schoenen maar sandalen dragen, weggelaten. Naast de weigerde de noodzakelijke subsidie te verlenen, legde direc-
gebruikelijke drie geloften van armoede, kuisheid en gehoor- teur Kallen zijn functie in 1841 neer. In 1842 zou de priester
zaamheid leggen de leden van die congregatie ook de gelof- J. Henssen door Mgr. Paredis, apostolisch vicaris van
te af de devotie tot het lijden van Christus, vooral door Limburg, worden aangewezen om het onderwijs in het
biecht horen, retraites en volksmissies te bevorderen. college te Sittard weer op gang te brengen.
In 1840 stichtte de passionist Dominicus Barberi het eerste
klooster van zijn congregatie buiten Italië te Ére bij Doornik Symbool van de paters en zusters passionisten. De tekst luidt:
(B.) en bracht hij er enige van zijn confraters onder. Van JESU XPI PASSIO (= HET LIJDEN VAN JEZUS CHRIS-
daaruit werden kloosters in Engeland gesticht en vervolgens TUS). XPI is een afkorting van CHRISTI; de letters X en P
in Ierland en Schotland. Geleidelijk verspreidde de congre- zijn hier de Griekse letters, die in het Latijn respectievelijk als
gatie zich over bijna de hele wereld. De eerste stichting in CH en R worden weergegeven.
Nederland had in 1853 te Herten plaats. Nadat de paters Intussen had Andries Houben, die met zijn twintig jaren wel
van daar waren vertrokken, vestigden zij zich in 1905 te iets te oud leek om weer in de schoolbanken plaats te nemen,
Mook. Daarop volgden stichtingen te Haastrecht bij Gouda een andere oplossing gevonden. Teneinde aan sommige van
en te Maria-Hoop onder Echt; aan het laatste klooster werd de teleurgestelde studenten tegemoet te komen, was Willem
een noviciaat en een philosophicum verbonden. Schrijen (*Broeksittard 10-7-1794), die jarenlang aan het
Menigeen heeft zich afgevraagd hoe een eenvoudige mole- college van Kallen Latijn had onderwezen, bereid om in zijn
naarszoon uit Munstergeleen informatie over de stichting te woning te Broeksittard die lessen voort te zetten. Daarom
Ére kan hebben ontvangen. Sommigen hebben veronder- volgde onze Andries voortaan bij hem privé-onderwijs, dat
steld dat hij die van zijn leraar Schrijen uit Broeksittard zou
hebben verkregen. Maar de passionist SPENCER heeft erop
gewezen dat op 1 mei 1841, d.w.z. twee maanden voordat
Andries Houben naar Bergen op Zoom vertrok, de te Luik
verschijnende Journal Historique et Littéraire een artikel
bevatte, waarin niet alleen de vestiging van de passionisten te
Ére werd gemeld en de doeleinden van die congregatie en de
levenswijze van haar leden werden uiteengezet, maar ook het
openen van een noviciaat in die plaats werd aangekondigd.
Genoemde auteur hield het voor waarschijnlijk dat de jonge
kapelaan Hendrik Göbbels, die te Luik tot priester was
gewijd, dit tijdschrift ontving en het desbetreffende artikel
met huisgenoot Andries Houben had besproken. Een andere
mogelijkheid was volgens pater SPENCER dat de Munster-
geleense mulderszoon in Bergen op Zoom door zijn wapen-
makker Raaymakers, wiens broer Antonius Raaymakers op 2
augustus 1842 te Ére als broeder-passionist zou intreden, op
dat klooster was geattendeerd <Spencer, 6-7>.
Hoe het ook geweest moge zijn, na zijn terugkeer uit de mili-
taire dienst was het Andries Houben voorlopig niet toe-
gestaan voorgoed naar het buitenland te vertrekken, omdat
hij tot de reservisten van het leger behoorde. Pas op 18
februari 1845 zou aan deze situatie een einde komen;
derhalve besloot hij zich gedurende die wachttijd door
verdere studies, o.a. van Frans en Latijn, op het groot-
seminarie voor te bereiden.
Maar toen Andries uit Bergen op Zoom thuiskwam, bleek
het college van Kallen in Sittard niet meer te functioneren.
Tengevolge van de terugkeer van Oost-Limburg tot het
Koninkrijk der Nederlanden (1839) bleven veel studenten
weg die het instituut vooral hadden bezocht om de Franse
143
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:51 Pagina 144
op Frans en Latijn was geconcentreerd en tot doel had hem Engelse priester Ignace Spencer, een vroegere anglicaanse
op het grootseminarie voor te bereiden. Ook Schrijens zoon geestelijke, die katholiek was geworden en bij de passionis-
Leonard, die zes jaar jonger was dan de Munstergeleense ten was ingetreden. Daarbij werd hij vergezeld door de reeds
student, woonde dat onderricht bij. POTHAST, die eerder genoemde broeder-passionist Antonius Raaymakers,
Schrijen als ”ein Lateiner vom alten Schrot” typeerde, die blijkbaar als tolk optrad en bij die gelegenheid de
noteerde tevens dat hij ook een paar studenten als muldersfamilie allicht uitvoerig over Andries Houben, de
”Pensionäre” in huis had. Genoemde leraar zou in 1879 op congregatie en het klooster in Ére heeft kunnen inlichten.
ruim 85-jarige leeftijd bij zijn zoon op de pastorie te Ofschoon Andries vanuit Munstergeleen geregeld over het
Brunssum overlijden <DunckPot, 90.- Moonen, 456>. Hier mag niet familie- en dorpsgebeuren werd geïnformeerd, arriveerde in
onvermeld blijven dat de moeder van Andries Houben op de graanmolen maar weinig nieuws uit Ére. In de enige brief
19 januari 1844 - op bijna 53-jarige leeftijd - overleed. Dat uit die tijd die bewaard is gebleven, liet een broer hem dan
moet ongetwijfeld een zware slag voor hem zijn geweest. ook weten dat iedereen erover klaagde dat hij zo zelden iets
van zich liet horen. Volgens pater EDMOND was dit
Kloosterling (sedert 1845) schrijven na de aankomst van Andries in Engeland ver-
Toen Andries Houben vanaf 18 februari 1845 geen militaire zonden <Edmond, 65>, maar pater CHRISTOPHER dateerde
reservist meer was <Boselie, 41>, kon hij zijn voornemen om bij het - op grond van de inhoud - van vóór zijn vertrek uit Ére
het passionistenklooster te Ére bij Doornik in te treden ten <Christopher, 31-32>.
uitvoer brengen. Omdat hij, alvorens daarheen te kunnen Blijkbaar mede omdat pater Karel in november 1862 aan
afreizen, over een ’bewijs van goed gedrag’ moest beschik- zijn heerbroer Pieter Joseph schreef: ”Ik ben nu al omtrent
ken, begaf hij zich op 29 oktober 1845 naar Geleen om van 17 jaren van U(w) allen verwijderd”, ontstond de mening
burgemeester J.R. Lemmens, die een verre bloedverwant was dat hij na zijn vertrek in november 1845 zijn ouderlijk huis
- diens overgrootvader in de rechte mannelijke lijn stamde nooit meer zou hebben weergezien. Nadat een brief uit
uit de graanmolen van Munstergeleen - een in het Frans Munstergeleen hem het overlijden van zijn vader (op 9
gestelde verklaring te ontvangen, waarvan de vertaling luidt: augustus 1850) had gemeld, is hij niet naar de begrafenis
”Wij, burgemeester van de gemeente Geleen, hertogdom gekomen. Doch wel was hij ruim drie maanden later in zijn
Limburg, verklaren hierbij dat Jan Andries Houben, geboorteplaats om er (op 18 november 1850) ten huize van
meerderjarige vrijgezel, zonder beroep, geboren en wonend zijn peetoom de akte van successie mede te ondertekenen
te Munstergeleen, gemeente Geleen, van een zeer goed, <Munstergel,, 363>.
eervol en deugdzaam gedrag is, dat hij zich nooit aan enig Op 21 december 1850 werd hij te Doornik (B.) tot priester
misdrijf heeft schuldig gemaakt of daarvan verdacht is gewijd; aldus werd hij ’Père Charles de Saint André’. In
geworden, dat hij aan zijn plichten van militaire dienst heeft september 1851 beëindigde hij zijn theologische studies en
voldaan en tenslotte dat hij geheel vrij en zonder verplich- rond die tijd werd hem Engeland als werkterrein toegewe-
ting is”. Daaronder schreef pastoor P. Maassen nog diezelf- zen. Aangezien het klooster te Ére oorspronkelijk als een
de dag - eveneens in het Frans - dat dit getuigschrift met de springplank voor stichtingen in Engeland was bedoeld en er
waarheid overeenstemde <Munstergel, 370-371>. geregeld leden van de congregatie van gene zijde van het
Kort na Allerheiligen 1845 vertrok Andries Houben, ver- Kanaal op bezoek kwamen, zal die opdracht voor pater Karel
gezeld van zijn oom Jan Mathijs Luijten, naar Ére, waar zij wel geen echte verrassing zijn geweest. Op 16 februari 1852
op 5 november aankwamen. Daar was net twee weken stuurden zijn oversten hem naar zijn nieuw tehuis. Voortaan
tevoren pater Dominicus Barberi, de stichter van het kloos- zou hij als ’Father Charles of Saint Andrew’ bekend staan.
ter te Ére, uit Engeland gearriveerd met het grote nieuws dat
de bekende hoogleraar (en toekomstige kardinaal) John ’Missionaris’ in Engeland en Ierland (sedert 1852)
Henry Newman door zijn toedoen in de schoot van de Aangezien Engeland en Ierland tijdens het verblijf van pater
moederkerk was teruggekeerd. Na bijna vier weken als Karel aldaar onder een eigen bisschoppelijk bestuur stonden,
postulant te hebben doorgebracht, werd Andries op 1 kan men hem geen missionaris in de strikte zin van dat
december 1845 als novice ingekleed. Hij kreeg de klooster- woord noemen. In een ruimere zin is die aanduiding echter
naam Charles en mocht daaraan de naam van zijn patroon- niet misplaatst, want hij verliet zijn geboortegrond om zijn
heilige toevoegen; aldus werd hij (in het Frans) ’Charles de hele verdere leven onafgebroken in den vreemde aan de ziel-
Saint André’ of (in het latijn) ’Carolus a Sancto Andrea’. zorg te wijden.
Rond die tijd verbleven nog zeven andere novicen - van wie Na zijn landing te Dover bracht pater Karel twee dagen in
er vijf uit Nederland afkomstig waren - in dat klooster. Ruim het zogenaamde Poplar House te Kilburn bij Londen door,
een jaar later, op 10 december 1846, legde hij de vier gelof- verbleef vervolgens vijf dagen in het klooster St. Michael te
ten als passionist af. In 1849 ontving hij de mindere orden Aston Hall bij Stone en bereikte tenslotte zijn bestemming,
en het subdiaconaat en op 25 mei 1850 zou hij tot diaken het klooster St. Wilfrid bij Cheadle, ten noorden van
worden gewijd. Birmingham in Staffordshire gelegen.
In 1849 kreeg zijn familie in Munstergeleen bezoek van de Op 5 februari 1853 keerde pater Karel naar Aston Hall
144
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:51 Pagina 145
op het einde van dat jaar in het klooster St. Joseph dicht bij
Londen. Het jaar daarop stak hij over naar Ierland en op 9
juli 1857 arriveerde hij in het nieuw gestichte klooster te
Mount Argus in Dublin. Daar voegde hij zich bij vier pries-
ters en vijf lekenbroeders. Na verloop van tijd zou hij er zijn
streekgenoot Jan Joseph Domen uit Hoensbroek als confra-
ter en medewerker krijgen.
Op 15 augustus 1856 waren de eerste passionisten naar
Mount Argus gekomen. Zij noemden hun nieuw verblijf
naar Paulus van het Kruis, de stichter van hun congregatie,
die in 1852 zalig was verklaard en in 1867 tot de rang der
heiligen zou worden verheven. Bij hun komst was dit slechts
een boerderijtje, waarin zij een kamer als kapel inrichtten.
Nadat op 13 juni 1857 de eerste steen voor een nieuw kloos-
tergebouw met ongeveer tachtig kamers was gelegd, zou het
nog ongeveer zeven jaar duren alvorens het geheel voltooid
was. In die periode werd pater Karel herhaaldelijk erop uit-
gestuurd om in het hele land bedelpreken te houden. Men
heeft het slagen van dit project dan ook grotendeels aan zijn
inspanningen toegeschreven.
Zijn eerste Ierse periode duurde precies negen jaar. In een
brief van 1 april 1858 uit Dublin naar Munstergeleen
schreef hij: ”Wij moeten bijna elken dag van de morgen tot
den avond bi(e)cht hooren”. Na verloop van tijd had Father
Pater Karel kort na zijn aankomst in Engeland.
terug. Daar bestond de communiteit uit vier priesters en drie
broeders; van deze laatsten waren er twee uit Nederland
afkomstig, van wie er een uit Noord-Limburg en de andere
uit Noord-Brabant stamde. In de omgeving woonden voor-
al Ieren, die hun vaderland wegens de hongersnood van
1846 hadden verlaten. In november 1854 werd hij tot assis-
tent van de novicemeester in het klooster St. Saviour te
Broadway in Worcestershire benoemd. Zijn verblijf aldaar
was evenwel van korte duur; in het begin van 1856 verbleef
pater Karel in het klooster St. Ann te Sutton bij Liverpool en
Het klooster van de paters passionisten te Mount Argus in
Dublin (Ierland). Pater Karel in 1857.
145
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:51 Pagina 146
Charles de drukst bezochte biechtstoel en werd hij steeds vroeg, werd door een confrater op meer dan driehonderd
meer door gelovigen benaderd om niet alleen verlichting in geschat. Voor de Ieren werd hij, zowel wegens zijn persoon-
geestelijke maar ook genezing van lichamelijke gebreken te lijkheid en levenswijze alsook omwille van de genezende
verkrijgen. Uit die periode zijn verscheidene plotselinge invloed van zijn zegenende handen, ’de heilige van Mount
genezingen bekend. Na enkele jaren verwierf hij in heel Argus’.
Ierland de reputatie van ’wonderdoener’. Zijn situatie werd Op 7 december 1892 stuurde hij nog een brief naar
tenslotte onhoudbaar, enerzijds omdat zijn gezondheid Munstergeleen. Daags daarna las hij voor het laatst de heili-
onder die voortdurende druk achteruitging en anderzijds ge mis. Hij voelde zich toen reeds zo ziek, wegens wondroos
omdat sommigen hem trachtten te misbruiken, nl. door het aan zijn rechterbeen dat hij na de heilige mis onmiddellijk
wijwater dat hij had gezegend, te gelde te maken. Op 3 juli naar bed ging. Hij leed veel pijn en zijn krachten namen
1866 verliet hij Mount Argus en keerde hij naar Engeland geleidelijk af. Op donderdag 5 januari 1893, om kwart na
terug. Eerst ging pater Karel naar het klooster St. Saviour te zes in de morgen, is hij zacht en kalm ontslapen.
Broadway in Worcestershire, ten zuiden van Birmingham.
Nadat hij daar vrij goed op verhaal was gekomen, werd hij
op 27 november 1867 naar het klooster Saint Ann te Sutton
in Lancashire gezonden, waar hij in de zielzorg van de
parochie ging werken. Ook hier werd hij een druk bezochte
biechtvader en een veelvuldige trooster van zieken. Op 25
september 1872 werd hij overgeplaatst naar het klooster St.
Joseph te Highgate bij Londen, waar hij slechts vijftien
maanden verbleef. In een brief van 15 januari 1873 schreef
hij dat sedert de stichting van dat klooster in 1858 niet
minder dan 600 Engelsen tot de katholieke kerk waren toe-
getreden.
Het klooster te Mount Argus met op de voorgrond de voorgevel Pater Karel zegent de hem omringende Ieren en Iersen op de
- tussen twee torens - van de kerk. straat vóór zijn klooster. Dit schilderij hing reeds in de jaren
dertig van de 20ste eeuw in een kamer van zijn geboortehuis.
Op 10 januari 1874 arriveerde hij weer te Mount Argus waar
hij de nog resterende negentien jaren van zijn leven door- Op de dag van zijn overlijden, om 7 uur ’s avonds, werd zijn
bracht. Toen het nieuws van zijn terugkeer zich verspreidde, lichaam in een open kist naar de kerk gebracht; zijn met as
ontstond andermaal een dagelijkse stroom van pelgrims naar bestrooid hoofd rustte - volgens de regels der passionisten -
Mount Argus, die - hetzij in de biechtstoel hetzij daarbuiten op een steen. Gedurende de volgende dagen kwamen
- zijn hulp kwamen inroepen. Het aantal mensen, dat in zijn duizenden naar de kerk om langs zijn lijkbaar te defileren.
tweede Ierse periode iedere dag om de zegen van pater Karel Aanvankelijk mochten zij de handen en voeten van de over-
ledene aanraken. Maar spoedig bleek dat sommigen lapjes
uit zijn habijt scheurden om als souvenir mee te nemen.
Daarom namen gedurende de volgende dagen religieuzen bij
146
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:51 Pagina 147
de lijkbaar plaats om de rozenkransen of andere voorwerpen ”Revd. Fr. Charles Houban, dies 5th January 1893, aged 71
die hun werden aangereikt, langs het lijk te strijken en daar- years”.
na aan de eigenaars terug te geven. Na het bericht van het overlijden van pater Karel ontvangen
Toen de kist werd gesloten, was iedere aanwezige verbaasd te te hebben, lieten zijn familieleden te Munstergeleen een
zien dat het gelaat van de overledene er frisser uitzag dan gedachtenisprentje van hem drukken. Maar het enige ons
toen hij nog leefde en dat zijn ledematen niet verstijfd bekende exemplaar lijkt verloren te zijn gegaan.
waren. Er bleek dus nog geen rigor mortis te zijn ingetreden.
Op het deksel van de kist was een metalen plaat bevestigd, Munstergelener: ”eine van òs”
waarop zowel zijn naam als zijn leeftijd verkeerd waren aan-
gegeven. Die tekst luidde: ”I. X. P. Revd. Father Charles ”Pater Karel is en blijft eentje van ons. Een zeer behulpzame, maar
(Houban) dies 5th Jan. 1893, aged 72 years, R.I.P.”
Volgens de meeste biografen had zijn begrafenis op maandag vooral eenvoudige man uit dat kleine, bijzondere dorpje
9 januari 1893 plaats, maar pater Spencer dateerde dit feit
op dinsdag 10 januari 1893 <Spencer, 99>. In de Ierse krant Munstergeleen.” <Dolf Dormans>.
Evening Telegraph stond het volgende verslag: ”Never before
within living memory has there been such an outburst of Er zijn niet minder dan 81 brieven bewaard gebleven die
religious sentiment and profound reverence as was beheld pater Karel uit Engeland en Ierland aan zijn familie stuurde.
around the open grave of Father Charles. As the coffin was Uit de correspondentie blijkt dat die brieven slechts een paar
lowered into the grave, every eye was wet with tears, and dagen onderweg bleven. Zo liet hij weten dat een op 28 april
loud and general manifestations of the most sincere regret 1870 uit Munstergeleen verstuurde brief hem reeds op 30
went up from the multitude present, who clustered round april had bereikt; derhalve mag wellicht worden veronder-
with heads uncovered to take a last look at the coffin which steld dat de levering van de post in omgekeerde richting even
enclosed the remains of a most exemplary and beloved efficiënt was. Tevens weten wij uit sommige van zijn brieven
priest”. Op het grafkruis werd de volgende tekst aan- dat hij verscheidene andere schreef die ofwel niet op hun
gebracht: I. X. P. (= Jesu Christi Passio) en daaronder: bestemming arriveerden ofwel niet bewaard zijn gebleven.
Eens retourneerde hij Nederlandse postzegels die aan de
verkeerde kant waren geplakt en bijgevolg niet waren
afgestempeld; wegens die vergissing had hij trouwens zelf bij
ontvangst dubbele porto moeten betalen.
Pater Karel in de jaren zestig van de 19de eeuw. Pater Karel op latere leeftijd.
147
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:51 Pagina 148
Zijn brieven toonden steeds meer de invloed van het Engels. Het oorspronkelijke grafkruis van pater Karel, dat later tegen
Had hij kort na zijn aankomst in Engeland, op 20 maart een muur van de kerk te Mount Argus werd geplaatst.
1852, nog geschreven: ”Ik (...) begin al een weinig de
Engelsche taal te spreken, maar bid voor mij opdat ik dezelve nalatenschap van zijn ouders toevielen, kon hij niet aan-
mag kunnen leeren gelijk eene ware Engelsman”, op 28 stonds wegschenken; wel stond hij aan zijn broers en zuster
november 1862 verklaarde hij daarentegen: ”Ik vind moeije- alvast de opbrengst van die terreinen af. In een ander geval
lijkheden in schrijven en spreken mijne Moedertaal”, en op vroeg hij om toezending van 150 gulden uit een erfdeel, om
3 augustus 1878 klaagde hij: ”Ik kan bijna niet meer spreken daarvoor honderd heilige missen te (laten) lezen. Hij ontving
mijne Moedertaal”. De Engelse invloed is zowel in de zins- trouwens geregeld Nederlands of Duits geld uit Limburg
constructie als in de spelfouten te zien. En soms gebruikte - hetzij bij de brieven ingesloten, hetzij per postwissel - dat
hij - allicht zonder dit te beseffen - het Engelse equivalent hoofdzakelijk als stipendium voor missen bestemd was.
van een Nederlands woord of een Nederlandse naam, zoals Destijds bedroeg het stipendium voor een leesmis de tegen-
”morning”, ”Christmas”, ”Ireland” en ”Belgium”. Wel blijkt waarde van anderhalve gulden. Behalve de naaste familie-
uit zijn brieven dat hij al die tijd het Frans en het Duits zeer kring had vooral de geestelijkheid zijn belangstelling. In veel
wel beheerste. Toch hield hij ook zijn moedertaal enigszins van zijn brieven verzocht hij zijn groeten over te brengen aan
bij door een paar Nederlandse gebedenboekjes te gebruiken. pastoor Hendrik Göbbels, die hij zich uit zijn studenten-
Zijn laatste brief werd op 7 december 1892 opgesteld. Van jaren als kapelaan en huisgenoot herinnerde. Tevens infor-
het totale aantal bewaard gebleven brieven zijn er 31 aan zijn meerde hij naar het welzijn van zijn vroegere leermeesters
oom Jan Mathijs Luijten, 27 aan zijn heerbroer Pieter Kallen en Schrijen. In een brief van 28 november 1862,
Joseph Houben en de overige 23 aan zijn andere broers, ruim zeventien jaar na het vertrek uit zijn geboorteplaats,
zusters, neven en nichten gericht. Bij de brief van 4 novem- vroeg hij naar een vrij groot aantal Munstergeleners, die hij
ber 1881 sloot hij een foto van zichzelf in. Omgekeerd met naam en toenaam noemde. Bovendien blijkt uit die
ontving hij vrij geregeld brieven van thuis, zodat hij niet brief dat hij in zijn jeugd contacten met de familie in
alleen van het wel en wee van zijn familieleden maar ook van Limbricht had onderhouden.
het dorpsgebeuren op de hoogte bleef. De meest opvallende
aspecten van zijn brieven, die praktisch nooit ontbraken,
waren enerzijds zijn belofte om voor de geadresseerden te
bidden en anderzijds zijn verzoek om tot zijn intentie te
bidden; en bijna steeds drong hij op gebed voor een zalige
dood aan.
Daarnaast gaven zijn brieven blijk van een emotionele
gehechtheid aan zijn familie en van zijn belangstelling voor
zijn geboorteplaats en zijn vroegere dorpsgenoten. Iedere
keer als hij vernam dat een familielid in het huwelijk of in
het klooster was getreden, gaf hij uiting aan zijn oprechte
vreugde en sloot hij zijn beste wensen in, terwijl hij bij het
overlijden van verwanten uiting aan zijn droefheid en mede-
leven gaf. Maar zijn belangstelling bleef niet tot Munster-
geleen beperkt. Toen zijn heerbroer hem liet weten dat
pastoor Salimans te Oud-Geleen ernstig ziek was, antwoord-
de pater Karel in zijn brief van 15 januari 1873 dat hij voor
de parochieherder had gebeden. Toen was Salimans echter
reeds (op 5 januari 1873) overleden. Wellicht heeft Andries
Houben hem gekend, toen die priester nog kapelaan te
Oud-Geleen (1828-1835) was.
Een gedeelte van zijn correspondentie hield verband met
erfeniskwesties, zoals de verdeling van goederen, die zijn
ouders en andere familieleden hadden nagelaten. Ofschoon
hij vóór zijn professie een ’renunciatie’ (= afstand) van zijn
bezittingen had moeten ondertekenen, had hij toch bij elke
daarop volgende erfenis toestemming van de algemeen
overste nodig om zijn erfdeel te weigeren. Nadat hij daartoe
de volmacht van zijn superieuren had verkregen, liet hij
hetgeen hij van een oom had geërfd aan zijn broers en
zusters. Ook het bouwland en de boomgaard, die hem uit de
148
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:51 Pagina 149
Toen zijn naaste familieleden hem in een brief van 10 juli nemen. Vertoonde de pater zich op straat, dan knielde ieder,
1878 verzochten om Munstergeleen nog eenmaal te bezoe- die hem zag en vroeg zijn zegen; ook het klooster der EE. PP.
ken, antwoordde hij: ”Ik heb overweegd in mijnen geest de Passionisten te Dublin, geheel in steen gebouwd, is voor-
lange reis bij zee en bij land achter zoovele jaren. (...) Ik namelijk aan pater Houben te danken. Men ziet uit dit alles,
hoop Uw allen wederom te zien in den Hemel”. Op 15 juli dat er voor Munstergeleen - en de familie in ’t bijzonder -
1886 schreef hij: ”Ik ben nu eenen Ouden Mensch en ik hoogstwaarschijnlijk een heerlijk vreugdefeest in het ver-
vrees te sterven. Ik bid iederen dag voor eenen gelukzaligen schiet is over een zijner zonen, want, naar ons verzekerd
(dood) te verkrijgen. (...) 60 Religieuzen zijn gestorven van wordt, is men reeds bezig met de verzameling der dokumen-
ons Order der Passionisten in Engeland en Ireland sedert ten, die op zijn zaligverklaring betrekking hebben.” Dit
den tijd wanneer ik kwam van Belgium”. In brieven uit bericht werd op 15 januari 1890 door het katholieke dag-
1886, 1888, 1889 en 1892 herhaalde hij: ”Onze scheiding blad De Tijd overgenomen.
zal niet langdurig zijn, wij zien ons weder in den Hemel, dit De kennisname van bovenstaand artikel moet voor de
moeten wij hoopen. Amen”. familieleden van pater Karel en voor de parochiegeestelijken
van Munstergeleen een grote verrassing zijn geweest. Het
Laatste stuk van een brief van pater Karel: ”De Almagtige en was dan ook waarschijnlijk aan hun protesten toe te
genadige Heer zegene en beware Uw allen, de Vader, de Zoon schrijven dat in het genoemde weekblad op 1 februari 1890
en de Heilige Geest. Amen. F(ather) Charles van St Andreas. de volgende ”RECTIFICATIE” stond: ”Na ingewonnen
Passionist.” inlichtingen dienen wij het bericht omtrent eene eventueele
zaligverklaring van den Weleerw. Pater Houben, van de orde
der Passionisten, in het klooster te Dublin, tegen te spreken.
Het artikel kwam overigens uit eene bron die voor ons elken
twijfel noodzakelijk moest uitsluiten; maar nu het bericht,
zooals blijkt, zijn oorsprong vond in eene verwarring van
feiten, verzoeken wij beleefd de bladen die dit bericht uit ons
nommer van 11 dezer (januari) overnamen, ter wille van de
waarheid, ook aan deze rectificatie een plaats te willen ver-
leenen”. Merkwaardigerwijze was dit slechts een gedeelte-
lijke ’rectificatie’, want het feit dat pater Houben toen nog
in leven was, bleef onvermeld. Toch zou de strekking van
het al te vroegtijdige artikel vrij spoedig door de verdere
ontwikkelingen bevestigd worden.
Onjuist maar belangrijk krantenbericht (10-1-1890) Diverse levensbeschrijvingen vóór de zaligverklaring
Op 11 januari 1890 verscheen in het Sittardse weekblad De (1988) van pater Karel
Katholieke Limburger onder het kopje ”Een heugelijk Reeds aanstonds na het overlijden van pater Karel werd door
Nieuws uit Ierland”, het volgende bericht: ”Uit vertrouw- de rector van Mount Argus een bericht over zijn leven en
bare bron deelt men ons het volgende mede: Voor circa 10 sterven opgesteld, dat in het officiële necrologium van de
jaren overleed in het klooster der EE. PP. Passionisten te paters passionisten voor het jaar 1893 in het Italiaans werd
Dublin, de Zeereerw. Pater Houben, geboortig van gepubliceerd. Een gedeelte van de originele Engelse versie
MUNSTERGELEEN. De overledene was een nederig en vindt men in het reeds vermelde boek van pater SPENCER
zeer eenvoudig kloosterling en in zijn uiterlijk lag niet het <p. 101-102>. In de Nederlandse vertaling staat o.a.: ”Zijn
minste, wat een groot of een van God bevoorrecht man zou leven was gelijk aan dat van een heilige. (...) De mensen, die
doen vermoeden. Toch had hij van den Hemel buiten- hem als een heilige vereerden, stroomden dagelijks naar het
gewone genaden ontvangen, wat ieder zal begrijpen, als wij klooster Mount Argus om door de heilige man gezegend te
zeggen, dat hij in menig opzicht aan den Pastoor van Ars worden, hetgeen nogal eens resulteerde in de genezing van
deed denken. In Dublin en de omstreken zag men in hem lichamelijke of geestelijke kwalen” <V. d. Heijden, 111-112>.
een heilige en tot op 80 en 100 uren afstand was zijn naam De confraters van de overledene wisten nauwelijks iets
doorgedrongen; en velen getroostten zich zulke reizen om in betreffende de jeugd van father Charles, terwijl zijn familie-
den biechtstoel den verloren zielevrede terug te vinden. Bij leden aanvankelijk over vrij geringe informatie betreffende
dien toevloed van vreemdelingen trok pater Houben zich op zijn kloosterleven en dood beschikten. Door wederzijdse uit-
last van zijn overste in zijn cel terug; maar het volk bleef zoo wisseling tussen Ierland en Limburg zouden echter zoveel
lang aanhouden en aandringen, dat de eerw. P. Rector details aan het licht komen, dat de achtereenvolgende bio-
meende, na zoovele andere dingen, die voorafgegaan waren, grafieën van pater Karel steeds meer gegevens gingen
aan den wil Gods niet langer te mogen weerstaan en pater bevatten. Als reactie op de brief van 12 januari 1893 aan de
Houben veroorloofde zijn plaats in de biechtsoel waar te weduwe Anna Maria Lenssen - Houben waarin de rector van
149
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:51 Pagina 150
Mount Argus haar het overlijden van haar broer Andries ’Leven van Pater Charles’, zooals het aldaar verhaald wordt,
meedeelde, stuurde haar zoon, de priester Martin Hubert werkelijk den toets kan doorstaan, dan is het te voorzien, dat
Lenssen, die toen in het bisdom Luik in de zielzorg werk- desbetreffend èn bij U èn bij mij door den H. Stoel inlich-
zaam was, een verzoek om nader over de ziekte en de dood tingen zullen gevraagd worden. Mogt U Weleerw. derhalve
van zijn heeroom te worden ingelicht. omtrent dezen zeldzamen Man iets naders vernemen, wees
Bij schrijven van 25 januari 1893 verschafte pater Pius dan s.v.p. zoo goed mij zulks mede te delen. Ook is het ten
Devine de gevraagde informatie. Tevens verzocht hij om zeerste aan te raden, dat nauwkeurig nota worde gehouden
nadere gegevens over de jeugd van de overledene. Hij schreef van alles wat omtrent zijn vroeger verblijf te Munstergeleen
(in het Frans) aldus: ”Momenteel zijn wij bezig alle moge- bekend is, en door zijnen geschiedschrijver niet vermeld
lijke bijzonderheden omtrent zijn heilig en verheven leven te wordt; de taak om wellicht later ophelderingen aan Rome te
verzamelen. Misschien is Uw Eerwaarde in staat ons te moeten verstrekken zal op die wijze werkelijk verlicht en
helpen. Zou U kunnen achterhalen hoe hij zijn jeugd heeft vergemakkelijkt worden”.
doorgebracht ? Verschaf ons iets van belang betreffende zijn De hierboven gedeeltelijk geciteerde brief van kapelaan
nog levende of reeds overleden bloedverwanten. Op welke Wagemans uit juli 1899 was gericht aan de Italiaanse
leeftijd en hoelang is hij in militaire dienst geweest ? Hoe is passionist padre ANDREA, die het plan had opgevat om op
hij tot het besluit gekomen om passionist te worden ? Is U zijn beurt een levensbeschrijving van ”Padre Carlo di
iets bekend over zijn studies, zijn wijding en de aanleiding Sant’Andrea” in zijn moedertaal te publiceren. De Munster-
voor zijn komst naar Engeland ?” De nog jeugdige priester geleense kapelaan raadde hem aan het werk van pater
Lenssen bracht de paters van Mount Argus in contact met AUSTIN te raadplegen. Dat hij dit advies opvolgde, blijkt uit
pastoor Hendrik Göbbels, die niet alleen van 1837 tot 1856 zijn boek Memorie storiche della vita del servo di Dio P. Carlo
kapelaan te Munstergeleen was geweest, maar ook, tezamen di Sant’Andrea Passionista, dat in 1902 te Florence (It.) ver-
met burgemeester Jan Mathijs Luijten, de student Andries scheen. Daarin verhaalde hij hoe Giovanni Andrea, zoon van
Houben en diens oudste zuster, gedurende verscheidene
jaren in een vlakbij de molens gelegen huis had gewoond. De uit Geleen afkomstige franciscaan-conventueel Ferdinand
Daar deze parochieherder toen reeds bijna 80 jaar oud was, (Jan Frans) Eussen (1864-1923), de eerste Nederlandse bio-
liet hij de correspondentie aan zijn kapelaan H. Wagemans graaf van pater Karel.
(*1855) over. De pastoor deelde alles mee wat hij zich uit de
jeugd van Andries Houben kon herinneren en verschafte
ook nadere details omtrent de inhoud van de brieven die
deze tijdens zijn verblijf in Engeland en Ierland aan zijn
familie had gestuurd. Voor de jaren van zijn noviciaat en
theologische studies verwees hij de Ierse paters naar het
klooster van hun congregatie te Ére (B.).
Te Mount Argus werkte pater AUSTIN zo ijverig aan The
Life of Father Charles of the congregation of the most holy cross
and passion of our Lord Jesus Christ dat hij reeds in juli 1893
het kerkelijk ’imprimatur’ voor zijn boek (230 pagina’s)
verkreeg en dit in de loop van dat jaar te Dublin publiceer-
de. Over de hiertoe door pastoor Göbbels geleverde bij-
dragen lezen wij in een brief van kapelaan Wagemans d.d.
26 juli 1899 (in het Frans): ”In het begin van het jaar 1893
hebben wij gecorrespondeerd met de eerwaarde paters
passionisten te Mount Argus, Dublin, en vooral met pater
Austin, die een zeer verzorgde biografie van wijlen pater
Karel heeft geschreven. De eerste pagina’s van dit boek
bestaan bijna helemaal uit de letterlijke vertaling van mijn
destijds verschafte inlichtingen. Wij kunnen daar niets aan
toevoegen, omdat de heer Göbbels, pastoor van Munster-
geleen, er alles in heeft gezegd wat hij over de jeugd van de
zeer vereerde pater Karel, met wie hij gedurende verscheide-
ne jaren onder hetzelfde dak heeft geleefd, weet”.
Een van de door genoemde Ierse auteur naar Munstergeleen
gestuurde exemplaren van zijn boek liet pastoor Göbbels aan
Mgr. Boermans, bisschop van Roermond, bezorgen. Op 18
november 1893 reageerde deze hierop als volgt: ”Indien het
150