The words you are searching are inside this book. To get more targeted content, please make full-text search by clicking here.
Discover the best professional documents and content resources in AnyFlip Document Base.
Search
Published by Jan Toonen, 2022-04-12 13:35:35

deel 3

Keywords: Heemkunde Geleen

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:51 Pagina 201

hand. De H. Hiëronymus, priester met kardinaalshoed, ste groepen, voorstellende: in het midden het H.
Avondmaal, links de mannaregen in de woestijn, rechts het
houdt een steen vast om aan te duiden dat hij zich in zijn offer van Melchisedech. Als bekroning van deze groepen drie
overhoeks geplaatste baldakijnen met elk drie beeldjes.
strijd tegen bekoringen op de borst sloeg. Tenslotte is er nog Links: H. Servatius, H. Lambertus en H. Willibrordus.
Midden: H. Juliana (van Cornillon), H. Thomas van
een beeld van de H. Joseph als patroon van een der milde Aquino en Paus Urbanus IV. Rechts: H. Gerlachus, H.
Remigius en H. Lidwina. In de verdieping daarboven: links
schenkers van de preekstoel; de reeds genoemde (uitgebeel- de H. Johannes de Doper, in het midden O.L. Vrouw en
rechts de H. Norbertus. De pijlertjes en torentjes worden
de) H. Johannes was de patroon van een andere schenker. dan steeds fijner en hebben als bekroning het Kruis” <Geijsen,
44-45>.
Het originele schilderwerk aan de binnenkant van het klank- Aan de voet van deze theotheca staat in een plaat van zwart
marmer - rond het wapen Stevens - Daems - een Latijnse
bord werd door de Roermondse kunstschilder H. Kohl aan- tekst in gebeitelede vergulde letters, waarin wordt verklaard
dat het in 1912, uit piëteit van het echtpaar Stevens -
gebracht. De trap met tien treden van zwart marmer, Daems, onder deken Van den Goor, door architect Kaijser
en de gebroeders-beeldhouwers H. en M. Ramakers
rustend op wit marmeren schraagstenen, leidt in gebogen (Sculptoribus Fratribus H. et M. Ramakers) werd gerestau-
reerd.
lijn om de hoofdkolom naar boven. Hij is afgezet met een Die restauratie bleek destijds hoognodig te zijn, want in het
begin van de 20ste eeuw verkeerde dit kunstwerk in een
leuning van handsmeedwerk uit de kunstsmederij van H. vervallen staat. Dat de restauratie als een hachelijke onder-
neming werd beschouwd, blijkt uit de volgende opmer-
Ophey te Roermond. Ook dit ontwerp was van architect J. kingen van BLOEMEN: ”Hier is door deken van den Goor
(…) na veel overleg te werk gegaan. Zowel Jhr. de Stuers (te
Kaijser <LimKoer 15-4-1911>. Deze preekstoel staat afgebeeld in Maastricht) als Dr. Cuypers (te Roermond) maanden tot
grote voorzichtigheid. Afgezien van het talrijke, sterk bescha-
De Katholieke Illustratie digde sierwerk dat herstelling eiste, moest er een twintigtal
beeldjes worden bijgemaakt” <Bloemen, 125>.
(1913-14, 122 en 123) en in Professor TIMMERS, die het origineel in het midden van de
16de eeuw dateerde, wees als volgt op de bij die restauratie
het boekje van Geijsen (p. bewaard gebleven oude en de in 1912 aangebrachte nieuwe
onderdelen: ”Dit houdt in dat van de figurale versieringen
52). alleen nog de groepen origineel zijn die de Mannaregen, het
Laatste Avondmaal en het Offer van Melchisidech weer-
H.-Barbara-altaar (1912) geven. Al de overige beelden en ook een groot deel van de
pinakels en verdere details zijn nieuw” <Timmers, 237-238, met
met in het midden een beeld afbeelding nr. 409>.
BLOEMEN, die de restauratie van 1912 ”een glorierijke
uit de 15de eeuw. In het onderneming” noemde, gaf als volgt uiting aan zijn waarde-
ring voor de uitvoerders van die opdracht: ’”De architect
boekje van GEIJSEN lezen Kaiser, die de tekeningen maakte voor de restauratie, ging
van het standpunt uit dat wat ontbrak moest worden bij-
wij: ”Het linkerpand toont gemaakt volgens hetgeen nog bewaard was gebleven. De
gebroeders Ramakers te Geleen (…) ontvingen de opdracht
ons het moment waarop de de restauratie van het sacramentshuis aan te vatten. Zij werk-
ten er met grote piëteit aan en met onmiskenbaar vakman-
H. Barbara in een toren schap. In alle glorie is het sacramentshuis thans weer een gaaf
en ongeschonden geheel, dat in schoonheid nauwelijks
wordt opgesloten omdat ze ergens weerga zal vinden. Dr. Cuypers liet er een gipsafgiet-
sel van maken ter plaatsing in het Rijksmuseum te
zich bekeerd had tot het Amsterdam” <Bloemen, 125-126>.
H. Maria-altaar (1914). De beeldengroepen stellen links de
Christendom. Rechts haar Boodschap aan Maria en rechts haar Kroning voor. Het in

laatste gang naar de terecht-

stelling” <Geijsen, 39 met afbeel-

ding>.

Theotheca of H. Sacraments-

toren (1912). De huidige

toestand van dit 12 m hoge

eeuwenoude kunstwerk

werd door GEIJSEN, die dit

de mooiste theotheca van

ons land en een der mooiste

in Europa noemde, als volgt

beschreven: ”Deze Sacra-

mentstoren bestaat uit

negen verdiepingen. Als

basis vier neerliggende

leeuwen, dan de rij van vier

profeten van het Oude

Verbond (Daniël, Ezechiël,

Isaias en Jeremias), vervol-

gens de vier evangelisten

(Mattheus, Marcus, Lucas

en Johannes), dan, op een

rijk geornamenteerde voet,

het eigenlijke tabernakel,

afgesloten met drie panelen

Theotheca in de basiliek te in gepolijst koper àjour

Meerssen <Geijsen 1986, 33>. bewerkt. Hierboven de rijk-

201

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:51 Pagina 202

1914 in het midden geplaatste Mariabeeld werd in 1976 Reliëf voorstellend de marteldood van de H. Placidus en zijn
vervangen door het toen, van vóór 1700 daterend, terug- gezellen op de tombe van een altaar in de kloosterkerk te
gevonden beeld, nl. de gekroonde H. Maria met het Merkelbeek <GB 1975, 25>.
gekroonde Kindje Jezus op haar linkerarm <Geijsen, 46-47>.
Retabel van de H. Familie (1914). Vrij hoog, links en rechts Daar dit geen parochiekerk was, tonen de foto’s van het
schilderingen van de H.H. Maria en Joseph met het Kindje interieur geen communiebank en geen preekstoel.
Jezus. In het midden drie gebeeldhouwde figuren, waarvan Na ongeveer drie decennia verhuisden deze paters naar de
het Kindje Jezus op een verhoging staat. De thans aan weers- abdij Mamelis bij Vaals, maar lieten zij de altaren en beelden
zijden staande beelden van de H.H. Maria en Johannes zijn in de kerk te Merkelbeek achter. In augustus 1923 verkoch-
afkomstig uit de vroeger aan de buitenkant van de kerk ten zij de kloostergebouwen en kerk aan Nederlandse
hangende Calvariegroep en hebben dus de beelden van de geschoeide karmelieten. Maar ook die overgang bleek niet
H.H. Maria en Joseph uit 1914 vervangen <Abeelding van dit van blijvende aard te zijn. Na ongeveer een halve eeuw werd
retabel in Geijsen. 48>. dit klooster gesloten, waarna de gebouwen als bejaardenhuis
Beeld van het H. Hart van Jezus in wit Italiaans marmer op werden gebruikt en de kerk (in 1975) werd afgebroken.
een gebeeldhouwde piëdestal en geheel omgeven door een Welnu, die afbraak heeft ertoe geleid dat de door de firma
nimbus van stralen. Ramakers aan de benedictijnerkerk geleverde altaren en
Gepolychromeerd houten beeld van de H. Antonius van beelden op vrij verre afstanden van Merkelbeek terecht-
Padua met het Kindje Jezus op zijn linkerarm en een lelie in kwamen. Bij die afbraak werden sommige voorwerpen
zijn rechterhand (ontwerp in collectie Luijten). (voorlopig) in het bejaardenhuis geplaatst, terwijl andere te
Biechtstoel (ontwerp in collectie Scheepers, ABR). koop werden aangeboden. In 1975 werden twee tomben en
Verder werden door de firma Ramakers aan de kerk te enige beelden naar Gaesdonck bij Goch (West-Duitsland)
Meerssen nog geleverd: koorstoelen, console voor het beeld overgebracht. (Zie Gaesdonck in de sectie ”Duitsland”.) In
van St.-Bartholomeus en troon van O-L.-Vrouw. 1992 zijn vier altaarstukken en vijf beelden naar een kerk te
Wageningen (Gelderland) overgebracht. (Zie onder
Merkelbeek Gaesdonck (West-Duitsland) en Wageningen in de sectie ”Elders in Nederland”.)

Wageningen (Gelderland) Mheer (parochiekerk van St.-Lambertus)
St.-Josephaltaar (1880) met stenen mensa en houten retabel
Parochiekerk van de H. Clemens: in neogotiek. Hierop staat in het midden een gepolychro-
meerd houten beeld van de H. Joseph met het Kindje Jezus;
Zijaltaren zonder beelden (1885). De later op die altaren en aan weerszijden gepolychromeerde houten heiligen-
beelden, nl. links een vrouwelijke en rechts een mannelijke
geplaatste beelden waren niet uit het atelier Ramakers heilige.
Maria-altaar (1883) met stenen mensa en houten retabel in
afkomstig. neogotiek; in 1927 ”opgeknapt”. Retabel vormt omraming
van de gepolychromeerde beelden van O.-L.-Vrouw (gips),
Beeld van de H. Clemens (1889). de H. Joachim (hout) en de H. Anna (hout). Daarop stond
in 1883 een eveneens uit het atelier Ramakers afkomstig
Hoogaltaar (1892). gepolychromeerd houten beeld van O.-L.-Vrouw met het
Kindje Jezus; dit werd later vervangen door een gipsen beeld
Oude kleine kapel: van de gekroonde O.-L.-Vrouw van het H. Hart.
Orgeltribune geleverd voor 280 gulden. In 1963 had een
In 1893 werd hier door benedictijnen uit Affligem (B.) een revisie plaats <Schulte, 228-229>.

klooster voor hun Duitse confraters gesticht. Aanvankelijk

gebruikten deze laatsten een kapel, die nauwelijks 20 m lang

was. Het originele kleine barokaltaar werd vervangen door

een in het atelier Ramakers vervaardigd altaar dat later naar

de grote kloosterkerk werd overgebracht <Afbeelding van interieur

in DRB, 113>.

Kloosterkerk:

In 1899 begon de bouw van de grote kerk, die op 29 mei

1900 door bisschop Drehmans van Roermond werd inge-

wijd <St.O.S.B. 20 (1899), 521-522; 21 (1900), 129-130>. Dit gebouw

werd door de firma Ramakers geheel bemeubeld en van

minstens zeven altaren en zeven beelden voorzien.

Betreffende het altaar van St.-Benedictus schreef men: ”Naar

wij vernemen zal er binnen eenige dagen in ’t atelier der

firma J.W. Ramakers en Zonen te bezichtigen zijn een

prachtig altaar in eikenhout met het levensgroote beeld van

den H. Benediktus en verschillende groepen betrekking

hebbende op ’t leven van genoemden heilige. Het altaar dat

een waar kunstwerk zal worden, is bestemd voor de kerk der

EE. PP. Benedictijnen te Merkelbeek en zal den luister dier

schoone kerk niet weinig verhoogen” <DLA 17-1-1903>.

202

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:51 Pagina 203

Oud-Vroenhoven (Maastricht) (parochiekerk)
Hoogaltaar (ca. 1910).
Communiebank (ca. 1910).

Puth (Schinnen) (parochiekerk)
Beeld van de H. Petrus Canisius.

Reuver (parochiekerk)
Gepolychromeerd neogotisch altaar met afzonderlijke
beelden boven en terzijde in reliëf van het bezoek van de
herders aan de pas geboren Christus en van het Laatste
Avondmaal.
Beelden van het H. Hart van Jezus en van de H. Barbara met
zwaard en toren.

Rijckholt (paterskerk)
Schild (ontwerp in collectie Luijten).

Maria-altaar in de kerk te Mheer <Foto Joep Janssen>. Roermond
Grootseminarie (St.-Caroluskapel):
Munstergeleen Kerkbanken, biechtstoel en lambrisering (1933). Ook werd
Oude parochiekerk: er in die tijd met Louis Ramakers over altaarstenen gecorres-
Neogotiek St.-Josephaltaar met gepolychromeerd beeld van pondeerd, maar de juiste strekking hiervan is ons niet
de H. Joseph met het Kindje Jezus (1880). bekend.
Maria-altaar met stenen mensa en eikenhouten retabel met Andere kerk:
beeltenissen (1892). (Voor afbeelding: zie onder hfdst. IX, Altaar van St.-Joseph. Onder een van de door A. Scheepers
nr. 1 en boek M’geleen, 267.) aan het archief van het bisdom Roermond geschonken ont-
Tabernakel (ontwerp in collectie Luijten). werpen van altaren staat ”Roermond”. Als dat altaar in een
Orgeltribune. Roermonds atelier zou zijn vervaardigd, zou die aanduiding
Kapel te Abshoven (1909): allicht overbodig zijn geweest. En daar in die collectie ver-
Het altaar en de beelden van het H. Hart van Jezus en van scheidene ontwerpen als afkomstig uit het atelier Ramakers
de H. Maria met het Kindje Jezus werden hoogstwaar- kunnen worden geïdentificeerd, lijkt redelijkerwijze te
schijnlijk door de firma Ramakers geplaatst <Abshoven, 62>. mogen worden aangenomen dat ook dit altaar in dat atelier
werd vervaardigd.
Nijswiller (parochiekerk) Kruiswegpark (?):
Zijaltaar (ontwerp in collectie Scheepers, ABR). Bij het verhaal dat Harie Dewaide (1870-1937) met gereed-
schap op een handkarretje te voet naar Roermond toog om
Noorbeek (parochiekerk) daar aan de kruisweg in het park bij de Kapel in ’t Zand te
Restauratiewerk. gaan werken en daarbij zijn eigen gelaatstrekken aan het
beeld van Judas zou hebben gegeven <Deel II, 194>, dient enig
commentaar te worden geplaatst. Volgens andere versies zou
hij zijn gelijkenis aan een beeld van koning Herodes en/of
Pontius Pilatus hebben toegekend. In het bewaard gebleven
deel van het archief Ramakers (collectie Luijten) bevindt
zich een bij een Roermondse firma gedrukte afbeelding van
de eerste statie van die kruisweg, maar deze statie schijnt
door het atelier Cuypers te zijn geleverd. De overige beelden
en reliëfs werden in het Roermondse atelier K. Lücker
vervaardigd <Rats, 175>.
Het verhaal, dat door de kinderen van Harie Dewaide werd
verteld, kan echter moeilijk zonder meer van de hand
worden gewezen. Derhalve lijkt het niet uitgesloten dat deze
beeldhouwer door de leiding van het Geleense atelier aan het
Roermondse bedrijf werd ’uitgeleend’; omgekeerd werden
immers af en toe taken voor de firma Ramakers door werkers

203

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:52 Pagina 204

van Roermondse bedrijven uitgevoerd. Daarnaast lijkt het
ook mogelijk dat hier Roermond bij het doorvertellen de
naam van een naburige plaats heeft vervangen.

Scharn (Maastricht) (kerk van de H. Antonius van Padua)
Betreffende de vernieuwing van het interieur in 1965 schreef
men: ”Onbetwist hoogtepunt van dit alles waren echter het
19de eeuwse barokke hoofdaltaar van donker hout en twee
dito zijaltaren. Alle drie waren afkomstig uit de afgebroken
kerk van Berg en Terblijt. (…) Haar huidige lichtgetinte en
helder feestelijk aanzien in ruimtelijke openheid verkreeg de
Scharner kerk bij de algehele interieur-restauratie in 1965.
(…) Onder leiding van professor Timmers werd het barok-
ke hoofdaltaar (…) uit de kerk van Berg en Terblijt (…)
omgebouwd van offeraltaar tot sacramentsaltaar. Het eer-
tijds zo donkere houten altaar werd, door polychromering in
lichte marmertinten en sobere goudopbreng, een bewonde-
renswaardig voorbeeld, hoe goede smaak en deskundigheid
antieke voornaamheid en artistieke ambachtelijkheid
kunnen doen samengaan en zelfs beter tot hun recht kunnen
doen komen in combinatie met heldere moderne ruimtelijk-
heid. Dit prachtige en stijlvol elegante sacramentsaltaar werd
door de restaurateurs met kunstzinnig inzicht en goede
smaak met sobere beheersing gesmukt met een zilveren
tabernakel en zilveren cartouches uit de Amsterdamse St.-
Catharinakerk. Op het toen nieuw ontworpen zijaltaar van
de H. Maria werden vier houten engelen van de beide zij-
altaren uit Berg en Terblijt rond het Mariabeeld geplaatst.
(…) Dit altaar werd gemaakt uit vier zuilen, bewaard van
deze antieke, laatbarokke zijaltaren. Het huidige offeraltaar
is ook afkomstig van die twee zijaltaren. Het kwam gereed in
1970” <Sjaan, 17, 34 en 35>.

Schimmert (parochiekerk) Ontwerp voor het St.-Remigiusaltaar in de kerk te Schimmert
Communiebank in hout (1870) met drie panelen. In het <Collectie Scheepers in ABR>.
midden, in een medaillon, is het Lam Gods met een zege-
vaan uitgebeeld; het ligt op het boek met zeven zegels.
Daarnaast zijn er vier reliëfs van jongetjes. Twee van hen
hebben een hostie in de hand, een derde houdt een kelk vast
en de vierde houdt ampullen met water en wijn in zijn
handen. Dit vroegere kerkmeubel dient thans als balustrade
van het zangkoor.
Maria-altaar van eikenhout (1895), hoog 4,50 m, breed
190 cm. In de retabel zijn drie nissen. In de middennis staat
een houten Mariabeeld, 123 cm hoog. Op haar linkerarm
draagt zij het Kindje Jezus, dat op zijn hart wijst; beide
figuren zijn gekroond. In de linkernis staat de gekroonde H.
Elisabeth van Thüringen (83 cm hoog) met rozen in haar
opgeheven mantel. In de rechternis staat de H. Franciscus
van Assisi (83 cm hoog) met een boek in zijn rechterhand en
een kruisbeeld in zijn linkerhand. De beelden in de beide zij-
nissen zijn gemaakt van gips. Boven de middennis is nog een
nis met houten reliëfs van de H. Maria en haar Kind en St.-
Dominicus, die een rozenkrans ontvangt. Dit altaar kostte
850 gulden.

204

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:52 Pagina 205

St.-Remigiusaltaar (1901), dat tevens als monument ter
nagedachtenis van mgr. Johannes Nicolaus Lemmens (1850-
1897), bisschop van Vancouver Island (Canada), was
bestemd. Vandaar dat op het blad van het ontwerp
”Monument-altaar van Mgr. Lemmens, Schimmert” staat
(collectie Scheepers in ABR). Op de tombe van zandsteen
staat de portretbuste van genoemde bisschop, terwijl op de
hoeken zijn wapen en spreuk zijn aangebracht. Deze tombe
werd gemaakt door Houtermans uit Roermond, terwijl het
bovenstuk door de firma Ramakers werd geleverd.
Op de deur van het tabernakel staan in reliëf een kelk en een
hostie omgeven door stralen en wolken. Boven het taber-
nakel staat een houten beeld van St.-Remigius (130 cm
hoog), gekleed als bisschop, die in zijn rechterhand een staf
en in zijn linkerhand een boek houdt, waarop twee ampul-
len staan geschilderd; deze laatste herinneren aan het wonder
van de heilige olie, toen hij koning Clovis doopte. In het
linker reliëf legt de H. Remigius de handen op aan een
jongeman, terwijl daarboven de H. Geest als een duif is
afgebeeld. Daaronder staat in het Latijn: ACCIPIEBANT
SPIRITUM SANCTUM (= ”Zij ontvingen de H. Geest”).
In het rechter reliëf spreekt Christus, staande op een rots,
een groep mensen toe. Daaronder staat in het Latijn:
PRAEDICATE EVANGELIUM OMNI CREATURÆ (=
”Verkondigt het evangelie aan elk schepsel”). Deze reliëfs
zijn ca. 60 cm hoog. Boven het geheel rijst een gevleugelde
engel (ca. 180 cm hoog) die een groot kruis vasthoudt. Het
volledige altaar kostte 1.150 gulden.
Triomfkruis met houten corpus van 2 m hoogte (1926). Het
kruis en het corpus zijn gepolychromeerd. Op de uiteinden
van het kruis zijn de symbolen van de vier evangelisten aan-
gebracht <Schimmert, 67-70. - ABR>.
Op het voetstuk van een beeld van het H. Hart staat
JOSEPH THISSEN en het jaartal 1874 gebeiteld. Dit was
niet de aldus genoemde zwager van de gebroeders Ramakers,
maar de bekende Roermondse beeldhouwer, die rond die-
zelfde tijd vier beelden aan de kerk van Spaubeek leverde
<Spaubeek 1926-1976, 12> en het hoogaltaar voor de kerk van
Beek vervaardigde.

Schinnen Beeld van de H. Maria uit 1939 in de aan haar toegewijde
Parochiekerk: kapel te Schinnen <Foto in collectie Luijten; kopie Bert Baggen>.
Het houten corpus van het grote missiekruis en de houten
beelden van St.-Rochus en St.-Sebastiaan werden in het meer dan drie ton wegende sculptuur uit Franse zandsteen
atelier Ramakers tegen houtworm behandeld en gerestau- staat niet meer op haar oorspronkelijke plaats. (Afbeelding
reerd <Keulen, 12>. op oude plaats in De Limburger Koerier 20-5-1935.)
Kapel van O.-L.-Vrouw:
Beeld van Maria Koningin van de Vrede (1939). Sint-Pieter (Maastricht) (parochiekerk)
Orgelbalustrade (1875).
Schinveld
Parochiekerk: Sittard
Communiebank, kandelaber (ontwerpen in collectie Synagoge van de Israëlische gemeente in de Plakstraat:
Luijten) en restauratiewerk. Dit toen nieuwe gebouw werd in 1851 of 1853 door Jan
Buiten de kerk: Willem Ramakers bemeubileerd <BKNOB 1967, 86. - SittardHG,
Christusbeeld met zijwaarts uitgestrekte armen (1935). De 293 en 299 met afbeelding nr. 51. - JHMA, nr. 097N016>.

205

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:52 Pagina 206

Basiliek van O.-L.-Vrouw: reparatie aan de linkse lambrisering uitgevoerd. Daarna
Twee biechtstoelen in neogotische stijl en een aantal banken werden door haar schrijnen (= kastjes voor het plaatsen van
(1880). relikwieën) in dezelfde stijl als de zijaltaren geleverd.
St.-Petruskerk: Klooster van het H. Hart (aan de Leijenbroekerweg):
Neogotische hoogaltaar (1893) naar ontwerp van architect Oksaal over een breedte van twee traveeën met een open-
Kaijser; vier reliëfs, waaronder de mannaregen in de woestijn gewerkte houten balustrade in neogotische stijl. In het inte-
en het Laatste Avondmaal <SittardHG, 341 en 539; afbeelding nr. 56, p. rieur van de kapel zijn onder meer van belang de houten
330>. Volgens een rekening d.d. 30-1-1939 waren kort altaartafel met reliëf, drie neogotische altaarstukken (voor-
tevoren door de firma Ramakers veranderingen aan het stellende Maria met het Kindje Jezus, H. Hart en H.
tabernakel en de expositietroon aangebracht. Andreas.
Hoogaltaar en zijaltaar uit 1928.
Kollenberg:
De vermelding ”plaat kapelletjes Kollenberg, Sittard”
(collectie Luijten) sloeg waarschijnlijk op de zeven kapelle-
tjes van de voetvallen aldaar.

Gebeeldhouwd paneel met de mannaregen in de woestijn in de Spaubeek (vroegere parochiekerk)
St.-Petruskerk te Sittard <Foto Joep Janssen>. Hoogaltaar in zuivere Romaanse stijl (1890). Dit altaar rust-
te op een breed voetstuk bestaande uit drie zwart-marmeren
St.-Michielskerk (destijds van de jezuieten): trappen (”marbre St. Anne”) met parketvloer. De tombe was
Volgens een (ongedateerd) krantenbericht werden de altaren geheel in Franse steen en marmer uitgebeiteld; het midden-
door de firma Ramakers geleverd. Doch dat sloeg kennelijk vak stelde de naam Jezus (JHS) voor, omgeven door orna-
slechts op de beide barokke zijaltaren, want het 17de-eeuwse mentwerk. Daarnaast waren nissen aangebracht, waarin de
hoogaltaar van de voorafgaande dominicanen staat nog beelden van de H. Andreas en de H. Anna, patroon en
steeds op zijn oude plaats <Op. cit., 361; afbeelding op p. 363>. Op patrones van de milde schenkers, waren gebeeldhouwd.
het St.-Rosa-altaar eikenhouten beelden van de H. Maria en Tussen deze vakken bevonden zich rood-marmeren kolom-
de H. Theresia (1933). Ook werd door de firma Ramakers men, waarop het zwart-marmeren dekstuk of de altaarsteen
rustte. Het bovenwerk was geheel uit eikenhout vervaardigd,
de kaarsenbanken en het tabernakel, dat uit een ijzeren
brandkast bestond, waren ten dele bedekt door Romaanse
figuren en ornamenten. Midden op de deur van het taber-
nakel was het H. Hart van Jezus afgebeeld, omgeven door
een stralenkrans. Naast het middengedeelte stonden in twee
grote nissen de beelden van het H. Hart van Jezus en van de
H. Maria. Dit altaar is thans (in de 20ste eeuwse kerk) niet
meer aanwezig.
Twee zijaltaren (1909-1910), het ene toegewijd aan O.-L.-
Vrouw van de Rozenkrans, het andere aan de H. Laurentius.
Beide werden in zuiver Romaanse stijl uitgevoerd, de
tomben in fijn Caensteen met marmeren trap en plint. In
het middengedeelte van het eerstgenoemde altaar staat een
gebeiteld embleem met fijn loofwerk, betrekking hebbende
op de H. Maagd. Het altaarblad steunt op twee marmeren
kolommen met kapitelen. Het bovenwerk bestaat geheel uit
eikenhout. Boven de kaarsenbank is een geschilderde groep
aangebracht, voorstellende de H. Maria met het Kindje
Jezus en de H. Dominicus, die de rozenkrans ontvangt.
Boven deze groep bevindt zich een beeld van de H. Maria in
een gepolychromeerde nis, waartegen aan beide kanten
zijstukken zijn aangebracht, die zeer rijk bewerkt zijn met
kolommen in Romaans bladwerk; op de grote nis staan
middenstukken. Het andere zijaltaar, waarop een beeld van
de H. Laurentius staat, is grotendeels gelijk aan het eerst-
genoemde <NLimKoer 8-1-1910>. Beide altaren staan in de
huidige kerk <Mertz. - Spaubeek 1926-1976>.

206

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:52 Pagina 207

Stein (in het centrum)
H. Hartbeeld, in juli 1926 plechtig geïntroniseerd <LimKoer
15-7-1926>.

Steyl (Tegelen) (kloosterkerk van St.-Michiel)
”Im optischen Zentrum des Chores erhebt sich der
Hochaltar. Er ist, wie die ganze Kirche, gotisch empfunden
und gebaut nach Art eines Flügelaltars. Es (…) soll
angeblich 3.333 Gulden gekostet haben” <ASVD 51 (1980), 108>.

Sweikhuizen (kerk van de H.H. Dionysius en Odilia) Ontwerp voor de communiebank in de kerk te Vaals <Collectie
Oksaal door Jan Willem Ramakers (1851). Scheepers in ABR>.
Twee houten, wit geverfde en vergulde, 110 cm hoge
beelden van het H. Hart van Jezus (1881) en van de H. Wolder-Maastricht (parochiekerk)
Maria (1895). Neogotische preekstoel (ca.1897). Het voetstuk werd
In 1918 werd de eeuwenoude preekstoel in het atelier te gemaakt uit zwart en wit marmer, de kuip en het klankbord
Geleen opgeknapt, d.w.z. van een aantal verflagen ontdaan, uit eikenhout en de gepolychromeerde beelden uit linde-
bijgewerkt en gerepareerd, terwijl de banderoles werden hout. Vier van die beelden stellen de evangelisten voor
verguld en van opschriften voorzien <Timmers II, 308. - <Langeweg, 27, 29 en 30>.
Sweykhuizen, 87, 94, 101, 141, 133 en 154>. Beeld van de H. Gerardus Majella.
Bovendien bevinden zich in de kerk van Sweikhuizen - door Vier eikenhouten biechtstoelen.
toedoen van professor Timmers - onderdelen van de
oorspronkelijk uit het atelier Ramakers afkomstige twee zij-
altaren uit de afgebroken kerk van Berg en Terblijt. Uit deze
altaren werden te Scharn nieuwe zijaltaren geconstrueerd en
het daarbij niet gebruikte materiaal werd in de kerk van
Sweikhuizen gebruikt.

Ulestraten (parochiekerk)
Piëta, de H. Maria met het lichaam van de overleden
Christus op haar schoot.
Wapen (ontwerp in collectie Luijten).

Vaals (parochiekerk)
Eikenhouten communiebank (ca. 1900). Op elk uiteinde
een beeld van een gevleugelde engel met een kandelaar.
Twee reliëfs, waarvan er een Jezus en de Samaritaanse vrouw
bij de waterput en het andere Jezus en de beide leerlingen te
Emmaüs voorstelt (ontwerp in collectie Scheepers, ABR).

Valkenburg a.d. Geul (School van de zusters franciscanessen)
St.-Antoniusbeeld.

Vijlen (parochiekerk) Paneel aan de preekstoel in de kerk te Wolder-Maastricht, voor-
Hoogaltaar in neogotiek (400 x 400 cm) met stenen tombe stellende de Verrijzenis <Foto Joep Janssen>.
en eikenhouten retabel (19de-eeuw). Op de predella eucha-
ristische symbolen. De mensa wordt gedragen door twee
zuiltjes met bladkapitelen. In het midden van de tombe is
een vooruitspringend gedeelte met een vierpas; aan weers-
zijden hiervan een paneel met maaswerk. De retabel heeft
uitklapbare vleugels. Beneden van links naar rechts win-
berger met maaswerk. Daarboven reliëfs (100 x 69 cm) van
de geboorte van Christus, het offer van Melchisedech, het
offer van Abraham en de verrijzenis (ontwerp en beschrij-
ving in collectie Scheepers, ABR).

207

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 03-11-2011 08:06 Pagina 208

Elders in Nederland Breda (N.Br.)
Zonder details door Louis Ramakers opgegeven.
Alkmaar (N.H.) (dominicanerkerk, in 1975 gesloopt)
Altaar en altaarlessenaartje. Eindhoven (N.Br.)
Zonder details door Louis Ramakers opgegeven.
Amsterdam (N.H.)
Jezuïetenkerk op de Krijtberg: Etten-Leur (N.Br.) (St.-Lambertuskerk)
Beeld van het H. Hart van Jezus (1883). Vier rijkelijk bewerkte neogothische biechtstoelen uit 1880.
Beeld van de H. Joseph met op zijn linkerarm het Kindje Neogothische preekstoel uit 1885.
Jezus en in zijn rechterhand een lelie.
Baldakijn met links een afbeelding van de H. Johannes de Heikant bij St. Janssteen (Zld.) (St.-Theresiakerk)
evangelist met in zijn hand een kelk, die verwijst naar het In een krantenartikel lezen wij: ”De uitvoering der beelden
bloed en het water die uit de doorboorde zijde van de en van het Theresia-altaar geschiedde door de heren
gestorven Christus vloeiden. En rechts afbeeldingen van de Ramakers, beeldhouwers te Geleen”.
H. Margaretha à la Cocque en de H. Francisus van Sales, die
elk een rozenkrans en een afbeelding van een met stralen Den Hout bij Oosterhout (N.Br.)
omgeven hart vasthouden. Parochiekerk:
Rijksmuseum: In de periode 1880-1930 werd deze kerk bemeubeld met
Gipsen kopie van de door de firma Ramakers gerestaureerde altaar met geschilderde taferelen, ronde preekstoel en
theotheca te Meerssen. communiebank met gebeeldhouwde reliëfs en beelden van
de H.H. Maria, Joseph, Theresia van Lisieux en Antonius
Beek (Gld.) (parochiekerk) van Padua. Alles is nog aanwezig.
Preekstoel met als onderstuk een boomstam, waarbij Buiten de kerk:
gebeeldhouwd tafereel van de zittende Christus die zijn Stenen H. Hartbeeld met uitgestrekte armen op een hoog
rechterhand opheft, terwijl hij tot de aan de andere zijde van piëdestal.
een gemetselde put staande Samaritaanse vrouw spreekt; op
de putrand staat een kruik.

Gebeeldhouwd reliëf van het Laatste Avondmaal in de commu-
niebank van de kerk te Den Hout (N.Br.) <Foto Joep Janssen>.

Onderstuk van de preekstoel in de kerk te Beek (Gld.) <Foto Joep Kwadendamme
Janssen>. St.-Bonifatiuskerk:
Hoofd- en zijaltaren (1905).
Preekstoel (1906).
Communiebank (1903).
Piëta (1907), kostte 1,200 gulden.
Beelden van St.-Bonifatius, St.-Antonius en het H. Hart uit
dezelfde periode.

Berkdijk (N.Br.) (parochiekerk) Made

Preekstoel met afbeeldingen zoals op de preekstoel te Oud- St.-Blasiuskerk (1930):

Geleen (ontwerp in collectie Scheepers, ABR). Beeldengroep van zandsteen (hoogte 1.37 m, breedte 1,43 m),

208

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 03-11-2011 08:06 Pagina 209

voorstellende de H. Blasius, omringd door vereerders. Deze linkerkant is ingegraveerd: ”P.W. CathR Anna Beekmans

heilige houdt in de ene hand de bisschopsstaf en in de andere 1880” en aan de rechterkant: ”J.W. Ramakers, Geleen,

twee kaarsen. Limburg”.

Nijmegen Ossendrecht (N.Br.)
Dominicanerkerk: Bij de kerk werd in augustus 1934 eenzelfde beeldengroep
Details zijn ons niet bekend. (Op 19 september 1944 werd als in de Marcellienstraat te Oud-Geleen geplaatst. Wel is er
die kerk gebombardeerd en in het begin van de jaren 50 dit verschil dat de Limburgse mijnwerker door een arbeider
werd ze afgebroken.) is vervangen en dat deze laatste een hoed in zijn rechterhand
St. Vincentius Ferrarius van de Dominicanessen: houdt, terwijl de Geleense mijnlamp door een schop is
Twee uit het atelier Ramakers afkomstige reliëfs (1906) vervangen.
<KDN>. Het ene geeft de omgording van de knielende H.
Thomas van Aquino met het koord der zuiverheid door twee Rotterdam (Z.H.) (redemptoristenkerk)
engelen weer, terwijl het andere de gekroonde H. Maria, met Beeldhouwwerk.
het gekroonde Kindje Jezus op haar linkerarm, tussen de
knielende H. Dominicus, die de rozenkrans ontvangt, en Schijf, gem. Rucphen (N.Br.) (parochiekerk)
een knielende vrouwelijke heilige uitbeeldt. Thans bevinden Hoogaltaar (ontwerp in collectie Scheepers, ABR).
beide reliëfs zich in het Nijmeegse Museum Commanderie
van Sint-Jan.
Canisiuscollege:
Beeld van de H. Theresia.

Oirschot (N.Br.)
Details zijn ons niet bekend.

Oosterhout (N.Br.) (parochiekerk)
Communiebank (1880). Het voetstuk en de knielbank zijn
van zwart gepolijst graniet, de opstand is in Caensteen en het
bovenblad is van wit marmer. In het midden staat een reliëf
van het Laatste Avondmaal. Aan de rechterkant staat een
reliëf van een Lam met druiventrossen en aan de linkerkant
een reliëf van een pelikaan met druiventrossen. Aan de

Beeldengroep uit 1934 bij de kerk te Ossendrecht (N.Br.). Ontwerp voor het altaar in de kerk te Schijf <Collectie Scheepers in
ABR>.

Schijndel (N.Br.) (kapel van de liefdezusters)
Verschillende altaren, biechtstoelen, eikenhouten Maria-
beeld, beelden van andere heiligen. (Bijna alles is weg.)

209

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 03-11-2011 08:06 Pagina 210

’s-Gravenhage (Z.H.) Waalwijk (N.Br.)
Jezuïetenkerk (in de Da Costastraat): (parochiekerk)
Biechtstoel. Rozenkransaltaar, St.-
St.-Jacobskerk: Antoniusaltaar en commu-
Neogotisch Maria-altaar met elf reliëftaferelen rond een niebank (drie ontwerpen
groot beeld van de gekroonde H. Maria met het Kindje in collectie Scheepers,
Jezus. (Ontwerp in de collectie Scheepers, ABR). ABR).

Wageningen (Gld.) (kerk

van de H. Johannes de

Doper)

In 1992 zijn de volgende

vijf houten beelden uit

Merkelbeek naar deze kerk

(Bergstraat 17, 6701 GB

Wageningen) overge-

bracht en aldaar geplaatst:

H. Benedictus, waarbij de

oorspronkelijk in zijn

opgeheven rechterhand

gehouden staf ontbreekt

en door een doek is ver-

vangen. In zijn linkerhand

houdt hij een opengesla-

gen boek met Latijnse

tekst. Linksonder staat een

raaf met een brood in zijn

bek. Het bordje met zijn

naam werd in Wage-

ningen aangebracht.

Afmetingen: hoog ca. 1,84

m, grootste breedte ca. 70

cm, voetstuk ca. 55 x 42

cm.

H. Bernardus van Clair-

veaux (zijn naam staat op

het voetstuk); hoog ca.

1,17 m, breed ca. 40 cm.

Biechtstoel in de jezuïetenkerk te ’s-Gravenhage <Foto Joep Janssen>. Tekst op de banderol:

Tilburg (St.-Dionysiuskerk) ”Ave Maria”.
Eikenhouten zangkoortribune uit 1905.
Twee eikenhouten bazuinengelen voor het orgel van kort na H. Anselmus van Canter-
1905.
bury (zijn naam staat op
Utrecht (paleis van de Malthezer ridders)
In een krantenbericht lezen wij: ”Geleen. Vererende Geschilderde familiewapens in het voetstuk). Hij draagt
opdracht. De bekende firma J.W. Ramakers en Zonen
alhier, wier reputatie zelfs tot in Amerika is doorgedrongen, het paleis van de Malthezer een mijter en in zijn
heeft van Zijne Excellentie Mr. Baron van Hövell tot
Westerflier, Commissaris der Koningin en kanselier der Ridders te Utrecht <Foto Joep linkerhand houdt hij een
Malthezer Ridders, opdracht ontvangen tot het uitvoeren
van eenige wapens bestemd voor het paleis der Malthezer Janssen>. opengeslagen boek. Hoog
Ridders te Utrecht”. Het betrof de wapens van 23 adellijke
families. 1,17 m, breed 30 cm.

O.-L.-Vrouw van het H. Sacrament (zonder nimbus) met

op haar linkerhand het Kindje Jezus dat een kelk toont, hoog

ca. 1,75 m, breed ca. 40 cm.

H. Gertrudis van Helfta met boek.

Ook vier uit de afgebroken kloosterkerk van Merkelbeek

afkomstige altaarstukken werden naar deze kerk gebracht.

Het reliëf op een van deze beeldt het kerstgebeuren uit en dit

werd tegen een muur in de kerk gehangen. Hierover schreef

210

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:52 Pagina 211

men: ”De compositie van de beeldengroep is bijzonder. Er is mantel en met het zwaard in de schede. In zijn rechterhand
een goede houtsnijder aan het werk geweest”. De reliëfs op houdt hij zijn schild en een officierstakje. Boven die nis rijst
twee andere altaarstukken stellen episodes uit het leven van een zeshoekige toren in gotische stijl. Aan weerszijden van
de H. Benedictus voor. Op een daarvan verblijft die heilige die nis staan telkens twee taferelen boven elkaar.
in een kluis bij Subiaco (Italië), waar een monnik hem eten Linksboven: het mirakel van het celbezoek van de paus aan
brengt. Ook de duivel is aanwezig om hem in verleiding te Hermes. Rechtsboven: doopsel van het gezin van Quirinus.
brengen. Het andere Benedictus-altaarstuk beeldt een groep Linksonder: genezing van dochter Ballina. Rechtsonder:
zittende kloosterzusters en monniken uit. En het reliëf op foltering van Quirinus. Naast die groepen staat aan elke zij-
het vierde altaarstuk geeft de onthoofding van de H. kant een gevleugelde serafijn met de martelaarskroon en een
Johannes de Doper weer; zijn hoofd wordt op een schotel palm.
getoond.
Hamont
Waspik-Boven (N.Br.) Details zijn ons niet bekend.
De kloosterkerk van de ongeschoeide karmelieten werd circa
1926 naar ontwerp van de Geleense architect Paul Donners Herve (kapel van het college ”Marie-Thérèse”)
gebouwd. Uit de correspondentie van Harie Dewaide senior Over de rol van de te Heerlen geboren priester-leraar Joseph
blijkt dat hij in juni 1927 te Waspik verbleef in verband met Vreuls (1860-1923) betreffende de inrichting van de nieuwe
het plaatsen van door de firma Ramakers geleverd kerk- kapel van het uit 1777 daterende college ”Marie Thérèse”
meubilair. door de firma Ramakers in 1908-1909 schreef A.P.J.
JACOBS o.a.: ”Vreuls onderhield veel contact met het
Zwolle (Ov.) (dominicanerkerk) atelier voor kerkelijke kunst van J. Ramakers en Zonen uit
Hoogaltaar, twee zijaltaren en beelden (ontwerpen in collec- Geleen. De firma Ramakers zou een belangrijk aandeel
tie Luijten). leveren in de aankleding van de kapel. Ramakers bezocht
Vreuls op 30 maart 1908 (om) te overleggen over de balus-
In een van zijn brieven merkte Louis Ramakers op dat uit trade en de lambrizering. Op 11 april 1908 was Ramakers in
het atelier Ramakers aan kerken in ”geheel Noord-Brabant” Herve om zijn ontwerp voor een lambrizering te tonen. Een
werd geleverd. zekere Laurent toonde eveneens zijn plannen. Beide ont-
werpen waren mooi, maar de voorkeur, vooral die van direc-
België teur Simon ging uit naar Ramakers. Vreuls kreeg van Simon
toestemming met Ramakers te onderhandelen en prompt
Antwerpen schreef hij Ramakers een brief met het voorstel het hout-
Zonder details door Louis Ramakers vermeld. snijwerk te kopen voor 20.000 francs. Ramakers bezocht
diverse malen Herve om zijn plannen verder te bespreken en
Aubel (kerk van St.-Hubertus) Vreuls ging geregeld, als hij in Nieuwenhagen op bezoek of
Preekstoel en koorbanken met reliëfpaneel. vakantie was, poolshoogte nemen in Geleen. De lambrize-
ring liep langs de muur van het schip en het koor en omvatte
Baelen (parochiekerk) vier biechtstoelen en de kruiswegstaties. Op de lambrizering
Altaar met groepen (1896) (ontwerp in collectie Luijten). stonden beelden van Sint-Jozef, Sint-Aloysius, Sint-
Antonius, Sint-Victor en een engelbewaarder. Het beeld van
Brugge Maria als ”Zetel der Wijsheid” die Christus onderwijst werd
Zonder details door Louis Ramakers vermeld. onder het oksaal geplaatst. Daarnaast leverde Ramakers de
balustrade van het oksaal met twee engelen en de meubels
Brussel voor de sacristie. Op 28 december (1908) noteerde Vreuls:
Zonder details door Louis Ramakers vermeld. ’le travail est superbe’. Ramakers kreeg toen tevens de
opdracht voor het maken van een altaar ad 2375 francs en
Eben-Emael (parochiekerk) zes banken à 153 francs per stuk. Die mening was niet alleen
Meubilair (ontwerp in collectie Luijten). Vreuls toegedaan. Het ensemble werd door Ramakers ook
tentoongesteld op een expositie voor religieuze kunst die in
Gerdingen (parochiekerk) maart 1909 in ’s-Hertogenbosch plaatsvond. Te bewonde-
Calvariegroep (Christus, de H. Maria en de H. Joannes) in ren waren de lambrizering, een biechtstoel en enige heili-
de boog boven de communiebank (1894). genbeelden. Ramakers won - tot Vreuls’ grote vreugde - de
Retabel van het altaar van de H. Quirinus van Neuss (1898), eerste prijs met gouden medaille. De biechtstoelen werden
In het centrum, in een nis boven het tabernakel, staat een op 12 mei 1909 geplaatst, de lambrisering volgde op 17 mei
groot beeld van de H. Quirinus met de gebeitelde letters S. en op de valreep - een dag voor de plechtige inzegening -
Q. Hij is voorgesteld als Romein in wapenrok en soldaten- arriveerde om 10 uur ’s avonds de ”Sedes Sapientiae”.

211

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:52 Pagina 212

H. Maria en Jezus opziet en smekend zijn armen naar hen
uitstrekt. Aan zijn rechterpols is een stuk ketting te zien en
om een bovenbeen is een band gewikkeld, die aan een
slangenlijf doet denken. Aan weerszijden staan de gebroeders
Ramakers, nl. Henri (links) en Mathieu (rechts).
(Afbeelding hiervoren onder ”De beeldhouwers Ramakers”.)
Dit beeld staat thans op het domein van het
Ontmoetingscentrum Siddartha, Bonten Osstraat 29, Baal
(België).

Luik
Leveringen van kerkmeubilair aan de kapel van de zusters
van het H. Hart en aan andere kerken in die stad.

Lambrisering en het hoofdaltaar in de kapel van het college Neerpelt

”Marie-Thérèse” te Herve (B.) <Inauguration>. Details zijn ons niet bekend.

Ramakers en zijn vrouw brachten op 11 juli nog een bezoek Opitter (kerk van St.-Trudo)
aan Herve. Men was zo tevreden over zijn werk dat Altaar met predella, tafel, (koper vergulde) ijzeren tabernakel
Ramakers in 1913 ook nieuwe banken mocht leveren als- en zeven panelen (1908).
mede de orgelkast” <RelgGrens 1997, 134-135>. Uit die tekst valt
niet op te maken welke van de gebroeders Ramekers hier Peer
bedoeld werd. Kruis.
In het bij die inauguratie uitgegeven gedenkschrift vindt
men o.a. de volgende (hier uit het Frans vertaalde) tekst: St.-Huibrechts-Lille (kerk van de H.H. Monulphus en
”Waar iedereen het over eens is zijn de lambrizering en het Gondulphus)
onderstuk van het altaar geleverd door de heren Ramakers en Preekstoel (1913) voor 2.850 francs. Volgens J. Klok uit die
Zonen van Geleen, Limburg, Holland. Het altaar zelf in parochie werd die preekstoel geplaatst ”ter vervanging van
zwart marmer is niet van Ramakers. De lambrizering is in een onooglijk ding zonder vorm en zonder stijl”.
eikenhout gesneden en bedekt alle muren tot aan de
vensters. Het maakt indruk door zijn rijkheid, door de orde- Val-Dieu (kerk van de abdij)
ning van het geheel, de foutloze perfectie van het werk, de Twee zijaltaren in gotiek, afgebeeld in het boek Val-Dieu,
gelukkige dispositie van de biechtstoelen, die er een geheel 2de editie (1954). (Ontwerp van tabernakel in collectie
mee uitmaken, door de staties en de gepolychromeerde Luijten.)
beelden. Naast de beelden van St.-Joseph, St.-Aloysius van
Gonzaga, St.-Antonius en St.-Victor, patroon van de direc- Visé (grote kapel van het college)
teur (Victor Simons), en van de engelbewaarder, is er een Altaar (1910-1916).
groep onder het oksaal, waarvan O.-L.-Vrouw, ’Zetel der
Wijsheid’, die het Kind Jezus onderwijst, vooral de aandacht Vucht (kerk van St.-Remigius)
trekt. Behalve deze houtsnijwerken werden door dezelfde Communiebank van gepolychromeerd hout (1902).
beeldhouwers een prachtige balustrade voor het oksaal,
waarop zich twee engelen in natuurlijk eikenhout bevinden Waremme
en de meubels in de sacristie geleverd” <Inauguration, 6-7>. Zonder details door Louis Ramakers vermeld.

Kotem (Cothem) Welkenraadt (parochiekerk)
Details zijn ons niet bekend. Preekstoel met draaiende trap en een klankbord. Het ont-
werp toont vier gebeeldhouwde figuren, nl. drie tegen de
Leuven (klooster van de paters van het H. Hart) kuip en een aan de achterkant tussen de kuip en het klank-
Stenen beeld van ’Onze Lieve Vrouw van de Congo’ (3,35 bord. Dit laatste hangt aan koorden of draden (ontwerp in
m hoog). De gekroonde O.-L.-Vrouw draagt aan haar collectie Luijten). Het geheel vertoont veel overeenkomst
linkerkant het Kindje Jezus en dit houdt een kruis vast, met de preekstoel te Neuwerk (D.).
waarvan de staaf tot op de grond reikt en waaraan een vlag
hangt. Daaronder is het voorste gedeelte van een liggende Louis Ramakers merkte op dat in diverse kastelen van België
leeuw te zien, die een wapenschild vasthoudt waarop een restauratiewerken werden uitgevoerd.
leeuw staat. Aan de andere kant knielt een neger, die naar de

212

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:52 Pagina 213

Centraal Amerika

Curaçao (?)
De door Louis Ramakers met de dominicaan L. van Rooy,
pastoor te San Mateo, Curaçao, gevoerde (niet bewaard
gebleven) correspondentie doet de vraag opkomen of er uit
Geleen een of meer leveringen aan die kerk werden gedaan.

Guatemala
Stenen beeld van O.-L.-Vrouw van Lourdes (1891) <DLA 26-
2-1891>.

Nicaragua
Groot stenen beeld van O.-L.-Vrouw van Lourdes (1898)
<DLA 18-3-1899>.

Duitsland Ontwerp voor de preekstoel te Neuwerk (D.) <Collectie Scheepers in
ABR>.
Gaesdonck (Collegium Augustinianum)
In augustus of september 1975 verbleef de uit de abdij van Engeland
Affligem (B.) afkomstige maar destijds in het ’Collegium
Augustinianum’ te Gaesdonck bij Goch (West-Duitsland) Londen
verblijvende benedictijn A.E. van Puyvelde te Merkelbeek. Werkzaamheden voor de Westminster kathedraal.
Toen hij daar de afbraak van de kloosterkerk zag en vernam
dat men van plan was om sommige altaartomben als ver-
siering van open haarden aan te wenden, wist hij twee
tomben en enige beelden te kopen om die vervolgens naar
Gaesdonck te laten overbrengen. De stenen tombe met een
reliëf van de dood van de H. Maria - waarboven een foto van
de oorspronkelijke situatie een houten gotische retabel met
o.a. een beeld van O.-L.-Vrouw met het Kindje Jezus op
haar linkerarm toont - werd aldaar in de ’Schwesterkapelle’
geplaatst, terwijl de stenen tombe met een reliëf van de
marteldood van de H. Placidus (aanvankelijk) in een andere
kapel en enige beelden in een derde kapel werden onder-
gebracht <GB 1975, 18-25; 1976, 46-58>.

Neuwerk bij Gladbach (parochiekerk)
Preekstoel met galmbord (ontwerp in collectie Scheepers,
ABR).

Wildenrath Drie andere kerken
Biechtstoel (ontwerp in collectie Scheepers, ABR). Leveringen van meubilair.

Würzburg (?) Finland
De door Louis Ramakers met de uit Lutterade afkomstige en
destijds in het Karmelitenklooster, Sanderstrasse, Würzburg De levering van kerkmeubels aan een of meer kerken in dit
(Beieren), verblijvende pater Elisæus McKenna gevoerde land zal wel vooral in verband hebben gestaan met het feit
(niet bewaard gebleven) correspondentie doet de vraag rijzen dat priesters van het H. Hart (S.C.J.) de zielzorg onder de
of er uit Geleen een of meer leveringen aan dat klooster katholieken aldaar waarnamen. Zo had de uit Sittard afkom-
werden gedaan. stige priester G.P.B. Cobben (*1897), die in 1924 naar
Finland vertrok, achtereenvolgens Terjok, Wilburg en Albö
als standplaats en was hij daarna apostolisch vicaris (1933-
1955) en bisschoppelijk resident (1955-1967) van Finland
<SittardHG, 440>.

213

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:52 Pagina 214

Frankrijk Indonesië, voorheen (Nederlands) ”Oost-Indië”

Details zijn ons niet bekend Rond het midden van 1863 schreef de naast de familie
Ramakers wonende onderwijzer J.L. WILLEMS: ”Onlangs
Ierland ontving Ramakers door Mgr. Vranken Bisschop van
Colophon, (…) de eervolle opdrag voor hem 12 Christus-
Kildare (in de tuin van het ’Presentation convent’) beelden te maken, zullende dezen, door den Doorluchtigen
Marmeren beeld van de H. Brigida. kerkprelaat naar de Oost-Indische gewesten gebragt worden,
om bij de Aziatische volken als simbolen van ons Roomsch-
IJsland katholijk geloof te prijken. Deze beelden des stervenden
Zaligmakers heeft Ramakers in zijn atelier te Geleen zoo
Reykjavik voortreffelijk, naar kunst en smaak gewerkt, dat Mgr.
Vroegere katholieke kerk: Vranken daarover zijne volle tevredenheid betuigd heeft”
Hoogaltaar. <Sittardse krant 2 juli 1863>. Aangezien er van ”de stervende
Katholieke kathedraal (1927-1929): Zaligmaker” werd gesproken, zullen ze allicht beelden van
Hoogaltaar, H. Maria-altaar en St. Josephaltaar. de gekruisigde Christus zijn geweest.
(Ook werd over een preekstoel gecorrespondeerd.)
St.-Joseph-hospitaal: Batavia (kathedraal van de H. Joseph)
Altaar. Twee gepolychromeerde altaren van de H. Maria en de H.
In het noorden van het land (kapel van koosterzusters). Joseph met engelen en een tabernakeldeur in hout en koper
Levering van kerkmeubilair. (ca. 1922). Boven op het St.-Josephaltaar staat een beeld van
deze heilige met het Kindje Jezus op zijn linkerarm en een
lelie in zijn rechterhand. Op de tombe van dit altaar staan
o.a. afbeeldingen van koning David met zijn harp (links) en
Joseph, zoon van aartsvader Jacob, in Egypte, met een
scepter in zijn rechterhand en een garve graan in zijn linker-
hand (rechts). (Ontwerpen in collectie Luijten.)

Altaar in de kathedraal te Reykjavik, IJsland. Ontwerp voor twee van de vier reliëfs aan de tombe van het St.-
214 Josephaltaar in de kathedraal te Batavia (Indonesië) voor-
stellende Joseph (zoon van aartsvader Jacob) in Egypte (rechts)
en koning David (links) <Collectie Luijten; foto Bert Baggen>.

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:52 Pagina 215

Jakarta of Djakarta (kathedraal) Frederikstad (katholieke kerk)
Maria-altaar (1915) en St.-Josephaltaar (1922), elk met een Beelden van de H. Olaf en de H. Maria (1899). In een
beeld van de betreffende heilige boven het tabernakel en aan krantenbericht staat o.a.: ”In atelier Ramakers is een fraai,
weerszijden daarvan reliëfs; ook op de tomben zijn reliëfs zeer net afgewerkt beeld te bezichtigen. Dit beeld stelt in
aangebracht. levensgroot voor de H. Koning Olaf, schutspatroon der
Piëta. Noordsche landen, en is bestemd voor Frederikstad in
Noorwegen. Bij den eersten oogslag wordt men getroffen
Soerabaja of Soerabaya (katholieke kerk) door de forse reuzengestalte van genoemden heilige en door
Alle meubilair, o.a. altaar met vleugels in Slavonisch eiken- de fijne afwerking tevens. Plus beeld van O. L. Vrouw van
hout ter ere van de H. Maria. Het altaarblad rust op Lourdes voor de kerk in Frederikstad” <DLA 18-3-1899>.
marmeren kolommen met koperen kapitelen, waartussen
drie reliëfs staan. Op de retabel en vleugels staan vier Palestina
beeldengroepen en twee afzonderlijke beelden.
Gebeeldhouwde omlijstingen van 14 kruiswegstaties die Bethlehem (geboortegrot)
geschilderd waren door de Roermondse firma J. Kohl & In februari 1891 werd in het atelier gewerkt aan enige
Zonen en die elk 220 cm hoog en 170 cm breed waren. groepen beelden bestemd voor de geboortegrot <DLA 28-2-
1891>.
In maart 1899 schreef men: ”Het beste bewijs dat genoem-
de firma (Ramakers) ook in andere verre gewesten bekend is,
is dat voor eenigen tijd een prachtig altaar met taferelen uit
’t leven van St.-Antonius bestemd voor de geboortegrot in
Bethlehem werd afgeleverd” <DLA 18-3-1899>.

Verenigde Staten van Noord-Amerika

Chicago (Illinois)
Zonder details door Louis Ramakers vermeld.

Milwaukee (Wisconsin) (?)
De door Louis Ramakers met de uit Krawinkel afkomstige
en destijds in het klooster van de Carmelite Fathers, 476-
39th Avenue, Milwaukee (Wisconsin), verblijvende pater
Cornelius Leunissen gevoerde (niet bewaard gebleven)
correspondentie doet de vraag opkomen of er uit Geleen een
of meer leveringen aan dat klooster of elders in die stad
werden gedaan.

New York City (New York)
St. Patrick’s Cathedral:
Geen details bekend.
Kerk van ”Mary Gate of Heaven” in Ozone Park:
Triomfkruis en preekstoel (ca. 1930).

San Antonio (Texas)
Deze kathedraal werd enige jaren geleden gerenoveerd en
daarbij werden alle leveringen uit Geleen verwijderd.

Ontwerp voor een altaar in de hoofdkerk te Soerabaja San Francisco (Californië)

(Indonesië). Zonder details door Louis Ramakers vermeld.

Noorwegen Plaats in de staat Nebraska
Katholieke kerk in de plaats waar de priester Willem Borer,
Christiania, sinds 1925 Oslo genoemd (katholieke kerk) zoon van de uit Lutterade afkomstige Isabella Ramaekers
Twee beelden (1891) <DLA 26-2-1891>. <Deel II, 87>, toen pastoor was: altaar.

215

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:52 Pagina 216

De gezamenlijke westgevels van het complex aan het oude kerk-
hof. Links de ten dele vernieuwde en ten dele oorspronkelijke
zijgevel van het huis Beltgens; in het midden (met in ankers het
jaartal 1623) de westgevel van de aanbouw door Maes; rechts
de gewitte voorgevel van de woning, waar eertijds een schuur
stond.

Preekstoel in de kerk te Ozone Park, New York City (U.S.A.). de ingang op de ten oosten gelegen binnenplaats uitkwam,
verkregen de kopers het recht van ”vrijen uijtganck door de
2c. Het huis Maes (1623) sinds 1721 (aan de noordzijde van die binnenplaats aangebrachte) grote
ende daer inne kleene poorte soo met de kerre te vaeren, te
Het zogenaamde ”huis Maes” was oorspronkelijk slechts een peerde te rijden, te voet gaen en drijven met koyen en andere
in 1623 door Lemmen Maes aan het door hem in dat jaar beesten bij daeghe ende bij nachte”. Bij die koop werd op-
verkregen huis Beltgens toegevoegde uitbreiding en pas later gemerkt dat ”hetselve huijs niet bewoonbaer” is en dat de
werd het als een afzonderlijke woning ingericht. Bij de kopers om die reden tegen Pasen erin zouden moeten trek-
deling van 9 juli 1721 was de constructie uit 1623 half aan ken en de nodige reparaties dienden te doen teneinde het
Catharina Levina van Hoven en half aan haar zuster Sybilla bewoonbaar te maken <LvO nr. 1317>.
Agnes van Hoven, echtgenote van Balthasar de Preez, toe- Het echtpaar Pijpers - Hamers overhandigde reeds op 22
gevallen. Ook in de kelder van dit gedeelte bevinden zich april 1726 de eerste 420 gulden aan de gezusters Van Hoven
overblijfsels van een haagte. en voldeed de rest in de loop van het jaar 1727. Deze echte-
lieden hadden de volgende ons bekende kinderen:
De familie Pijpers (1726-1759) (1) Ida Pijpers (* 8-8-1718, † 26-2-1750) trouwde met
Op 11 maart 1726 verkochten die eigenaars hun aandelen Matthis Lemmens.
aan het echtpaar Lambert Pijpers en Cornelia Hamers voor (2) Anna Elisabeth Pijpers (*13-12-1720) trouwde met
1.200 gulden en daaraan toegevoegd hun gedeelte van de Nicolaas Withofs.
sedert 1716 op de gebouwen rustende schuld ten bedrage (3) Maria Pijpers (*22-10-1723) trouwde met Bernard
van 400 gulden. Bovendien verplichtten de kopers zich om Wouters.
dertig vrachten ”met twee peerden in de kerre soo buijten als (4) Joannes (Hans) Willem Pijpers (*10-4-1726) trouwde
binnen dorps” ten behoeve van de verkopers te doen. Omdat met Jenne Cathrin Penris, die hem negen kinderen zou
ook die woning een blinde muur aan de kerkhofzijde had en schenken.
(5) Catharina Margaretha Pijpers (*16-12-1729, † 27-5-
1747).
(6) Petrus Pijpers (*18-4-1735) overleed jong.
Na de dood van zijn eerste vrouw Neleke Hamers (8-1-
1743) trouwde Lambert Pijpers te Roermond (12-6-1746)
met Anna Schurgers.
Op 9 maart 1747 maakte hij zijn testament in aanwezigheid
van de schepenen Jacob Wouters, Jan Zelis en van secretaris

216

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:52 Pagina 217

Reinier Corten. Deze drie verklaarden ten huize van ”den Het middengedeelte van de in Maaslandse renaissance-stijl uit
eers(amen) Lambert Pijpers in sijn tweede houwelijck met baksteen en mergelstenen speklagen opgetrokken westgevel van
de eerb(are) Anna Schurgers (…) denselven Pijpers (te) het complex. Onder de daklijst werd een geheel mergelstenen
hebben gevonden in eenen stoel sittende niet wel te pas consolefries, versierd met geprofileerde ronde schijven, aan-
sijnde ende desselfs huijsvrouwe voors(egd) gesont van gebracht <NMGKL, 163>. De deur en het raam zijn niet
lichaem gaende ende staende door het huijs”. oorspronkelijk. Zowel uit de verticale verdelingslijn vanaf de
Allereerst werd bepaald dat ingeval Lambert Pijpers vóór zijn deur tot aan het dak als uit het feit dat de ankers met het jaar-
(tweede) echtgenote mocht overlijden, deze van zijn kinde- tal 1623 slechts op het rechter (zuidelijke) gedeelte staan, blijkt
ren uit het eerste huwelijk 250 gulden Maastrichter koers dat die gevel niet terzelfdertijd in zijn geheel werd gebouwd.
zou trekken en haar kleren, lijnwaad ”alsoock het bedde ’t Derhalve zal het linker gedeelte tot het huis Beltgens en het
gene deselve in houwelijck heeft gebracht, sulx alles los en rechter gedeelte tot de in 1623 door Maes gebouwde uitbreiding
liber en vrij” mocht behouden, terwijl zij geen aanspraak op hebben behoord. Boven het raam, tussen de derde en de vierde
de ”mobiliën” zou kunnen maken. Maar ingeval er uit hun speklaag, is een van de beide smalle openingen te zien, die door
huwelijk kinderen mochten worden geboren, zou dat testa- sommigen als schietgaten werden beschouwd <Foto J.R. Hermens
ment ”wesen nul en van geene waerde soo ende alsoff ’t selve 1979>.
niet gemaeckt waere”.
Daaraan werd nog toegevoegd dat de zoon ”Jo(ann)es Beltgens) naer de Straet.” Tevens aanvaardde de koper de
Wilhelmus Pijpers naer sijns testamenteurs doodt los, liber schuldenlast van 400 gulden, die toen nog steeds op dat huis
en vrij uijt sal trecken ende profiteeren het beste peerdt” en rustte.
dat zijn jongste dochter ”Catharina Margaretha Pijpers (…)
los, liber en vrij sal trecken ende profiteeren de beste koje”, De families Willems en Pelzers of Pelssers (1759-1902)
maar dat ”de reste van sijns mobiliën, goederen, actien ende Genoemde Thomas Willems, die te Geleen was geboren
crediten door sijne voors(egde) kinderen egalijck sullen (15-1-1737) als zoon van Willem Willems en Jen Koumans,
gedeelt worden” <LvO nr. 1319>. Lambert Pijpers zou op 10 trouwde kort na de koop van dat huis met Elisabeth Wolters
april 1747 overlijden. uit Weert. Zij zou hem twee kinderen schenken, nl.
Op 3 december 1749 gingen de vier nog levende kinderen
van het echtpaar Pijpers - Hamers over tot de onderlinge
verdeling van een gedeelte van hun erfenis en wel speciaal
enige stukken land. Daarbij bleef hun ouderlijk huis met de
erbij gelegen grond hun gemeenschappelijk eigendom. Dit
pand werd toen omschreven als ”huis en hofplaetse gelegen
tot Geleen aen den kirckhoff reingnoet ter eenere sijden de
Heere Willem de Gavarelle, ter andere sijden met een hofft
(= hoofd) de gemeijne steegh, t’ander hofft den voors(egden)
kirckhoff, groot 172 roeden (…) alnoch belast met 400 gld
(= gulden) capitaele aen de erffg(enamen) Cruts tot
Maestricht” <MBNA nr. 4688>. De hier vermelde ”gemeijne
steegh” was ten dele het voetpad van het kerkhof naar de
Peschstraat; destijds begon die ten zuiden van de (latere)
Calvariekapel <Deel II, 321>. In onze tijd werd aan het nog
resterende gedeelte de naam ”Bòkkeriejessjteegske” gegeven.
Tevens blijkt uit de opgave van 1749 dat toen een zijtak van
die steeg ten oosten langs het complex liep.
Vermoedelijk heeft het jonge gezin Pijpers - Penris enige tijd
in het huis aan het kerkhof gewoond. Maar op 3 december
1759 werd door de erfgenamen van het echtpaar Pijpers -
Hamers ”seker huys en hof, weyde en ko(o)lhof (...) gelegen
in Geleen nef(f)ens den kerckhof, d’ander ho(o)ft de Stieg,
een sijde de erfgenamen Willem de Gavarelle, d’ander sijde
de gemeijne Stiegh”, verkocht aan de ”jonckman” (= onge-
huwde) Thomas Willems. Ook bij die verkoop werd bepaald
dat de eigenaar-bewoner van ”dit huijs berechtight is van bij
nacht en dag te moegen gaen vaeren met kerre en waegen
ende te drijven met koyen en perden over het goet (= erf) en
misthof (= mestplaats) van de Gavarelle (= het originele huis

217

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:52 Pagina 218

(1) Jen Catrin Willems (ged. 15-4-1762), die religieuze te kinderen, overleed reeds op 28 april 1787 in de leeftijd van
Luik werd. 51 jaar. Zijn weduwe sloot op 10 mei 1791 een huwelijks-
(2) Jan Willem Willems (ged. 16-7-1764). contract met Jan Matthis Dols, die op 15 mei 1759 te
Hun moeder overleed op 6 mei 1766. Op 18 februari 1767 Spaubeek was gedoopt als zoon van Jan Dols en Barbara
trouwde Thomas Willems met Anna Maria Trümpener of Schurgers, en tot vlak vóór zijn huwelijk in het oostelijke
Trumpener uit Afden bij Herzogenrath (D.), dochter van gedeelte van Daniken had gewoond. Een van de voor-
Frans Trümpener of Trumpener en Gertrudis Cox; haar waarden van dat contract hield in dat de bruidegom ”sal
moeder was een zuster van pastoor Cox of Kochs van Geleen gehouden sijn van Leonard Willems, voorzoon (van de
<Deel I, 361>. Zij voegde aan de beide bovengenoemde nog tien bruid), ten minsten te laeten studeeren drij schoolen, en
kinderen toe: teffens (= tevens) inmiddels den orgel te laeten speelen
(3) Jan Norbert Willems (ged. 17-4-1768, † 30-11-1818) leeren”. Op 15 mei 1791 werd het kerkelijk huwelijk te
trouwde (2-10-1799) te Maastricht met de Geleense Munstergeleen gesloten.
Elisabeth Penris en ging in de Dorpstraat (= Marcellien- In een belastinglijst uit de Franse bezettingstijd werd
straat) in het huis vlak ten westen van het kerkhof (het latere genoemde Dols als ”adjoint” vermeld. Dit verklaart de
huis Eussen) <Deel I, 264> wonen, waar hij zowel een café als mededeling in het parochieregister dat hij op zijn sterfbed (†
een bakkerij begon. 1-7-1799) ontslag uit zijn functie van agent in het kanton
(4) Jan Laurens Willems (ged. 10-8-1769) trad in bij de Oirsbeek nam en zich bereid verklaarde de voorschriften van
minderbroeders te Maastricht. Hij werd tot deken van de de H. Kerk ten aanzien van degenen, die de Franse eed
St.-Servaaskerk benoemd. In het familiearchief staat vermeld hadden afgelegd, op te volgen <Deel I, 420>. Zijn weduwe over-
dat hij 52 gereformeerden en joden tot het katholicisme leed op 13 januari 1801.
bekeerde. Tevens leest men daar: ”Hij was een zeer groot en Bij de deling van 1802 kwam het grootste deel van het huis,
dikke zware man en met een stem die tot verwondering de binnenplaats en de tuin aan zoon Frans Dirk, terwijl zijn
strekte”. Hij overleed op 3 maart 1830 in de Sint-Jacobstraat jongste broer Jan Joseph de rest verkreeg. Frans Dirk
te Maastricht. Willems († 21-2-1859) trouwde met Cecilia Tummers uit
(5) Maria Willems (ged. 3-10-1770). Broeksittard (*1786, † 26-11-1852) en bleef in het ouderlijk
(6) Leonard Willems (ged. 30-9-1771). huis wonen. In de jaren twintig van de 19de eeuw hielden zij
(7) Frans Theodoor (Dirk) Willems (ged. 25-8-1774) volgt. beiden school in hun huis, zij een bewaarschool en hij een
(8) Jan Caspar Willems (ged. 28-12-1775). lagere school. Zijn school werd in 1826 van hogerhand
(9) Leonard Willems (ged. 13-2-1777) werd in de Franse tijd opgeheven, terwijl zijn vrouw haar schooltje nog mocht
”buraliste” te Aken genoemd. Hij werd notaris, maire van voortzetten <Deel II, 237 en 240>. In 1846 werd Frans Dirk
Hoensbroek (1808-1830) en vrederechter voor het kanton Willems als bakker aangeduid; bovendien hield hij toen café.
Oirsbeek. In een akte van 17 mei 1810, die hij voor de Deze echtelieden worden de ouders van twee kinderen, nl.
Geleense familie Zelis opstelde, noemde hij zich: ”Notaire (1) Jan Laurens Willems (*26-1-1810, † 24-3-1878) volgt.
Impérial résidant à Hoensbroeck, Justice de paix d’Oirsbeck”. (2) Anna Elisabeth Willems (*24-7-1817, † 8-7-1885), die
In juli 1820 kwam hij, in opdracht van de provinciale procu- op 21 augustus 1846 met de haammaker Pieter Jozef Pelzers
reur, naar Geleen om met burgemeester Lemmens over onlus- of Pelssers (*9-12-1811, † 24-12-1874) trouwde. Deze laat-
ten in verband met de Graetheidekwestie te spreken <Deel II, ste was weduwnaar van de Munstergeleense Maria Gertrudis
115>. In 1830 stond hij op het punt om tot procureur van de Lebens (1813-1843). Vóór zijn huwelijk met Anna
koning bij de arrondissementsrechtbank te Maastricht te Elisabeth Willems woonde hij in een van de huizen die vlak
worden benoemd, maar de afscheiding van België verhinder- bij de vroegere kern van Munstergeleen op de westelijke
de dit. Hij ging als kantonrechter naar Sittard. Daar zou hij oever van de Geleenbeek lagen en tot de gemeente Geleen
zich een sterke voorstander van de aansluiting van Oost- behoorden. Zijn huwelijksakte van 1838 en de overlijdens-
Limburg bij België tonen <Deel II, 52>. Desondanks werd hij na akte van zijn eerste vrouw (1843) tekende hij als P.J. Pelzers,
de terugkeer van Oost-Limburg in het Nederlands staats- maar zijn nazaten hebben de voorkeur gegeven aan de
verband tot vrederechter te Maastricht benoemd. Daar is hij spelling Pelssers. Hij overleed op 24 december 1874. Het
op 21 maart 1852 overleden. Zijn portret hangt in de raad- echtpaar Pelssers - Willems, dat in het huis (1623) aan het
zaal te Hoensbroek <Hoensbroek, 584>. kerkhof bleef wonen, kreeg vijf kinderen:
(10) Gertrude Willems (ged. 10-3-1779). (1) Frans Theodoor Pelssers (*16-4-1851, † 24-5-1880).
(11) Jan Lambert Willems (ged. 15-3-1781) trouwde met (2) Jan Laurens Pelssers (*28-3-1853, † 3-4-1922) trouwde
Maria Cornelia Tummers en exploiteert te Sittard een (16-4-1881) met Anna Sibilla Erkens (*12-7-1851, † 7-11-
winkel († 15-4-1867). 1919) en zou via zijn zonen de familienaam te Geleen voort-
(12) Jan Joseph Willems (ged. 1-4-1785) trouwde met Anna zetten. (Zie nr. 7: ”Het huis Proosten-Gielen-Baggen-
Catharina Hindriks en oefende te Sittard het beroep van Göbbels-Erkens-Pelssers in de Pieterstraat”.)
zadelmaker uit († 24-11-1846). (3) Maria Catharina Pelssers (*7-6-1855) ging te Houthalen
Thomas Willems, de vader van bovengenoemd twaalftal (B.) wonen.

218

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:52 Pagina 219

Gedeelte van het bovenstuk van de oostgevel van het complex in (secties B 716, 717 en 718), tezamen groot 5 are, aan de in
1935 <Foto: Monumentenzorg. Te Zeist>. <NMGKL163>. het ernaast gelegen huis wonende beeldhouwer Mathieu
Ramakers <Russel, A.H.J., akte nr. 3420>. In 1910 verhuurde die
(4) Jan Egidius Pelssers (*6-11-1857) vestigde zich als eigenaar ze aan de ”brievengaarder” Jan Mathijs van
handelsreiziger te Smeermaas onder Lanaken (B.), trouwde Cruchten (*St.-Odiliënberg 19-2-1868, † Geleen 26-3-
met Virginia Bruystens en overleed op 11 mei 1934 te 1953), die gehuwd was met Cornelia Mohren
Maastricht. (*Koningsbosch-Echt 10-4-1874, † Geleen 4-8-1940) en die
(5) Frans Joseph Pelssers (*17-3-1861) trok naar Borgerhout dezelfde functie tot dan toe te Schinveld had waargenomen.
bij Antwerpen (B.) om daar het beroep van meubelbewerker Teneinde een aparte ingang voor het postkantoor aan te
uit te oefenen. brengen, werd de muur aan de kerkhofzijde doorgebroken.
Het gezin Pelssers - Willems deelde zijn woning met de Toen het postkantoor enige tijd later naar de Peschstraat
ongehuwde broer, zwager en oom Jan Laurens Willems werd overgeplaatst, werd die opening dichtgemetseld; die
(*26-1-1810), die reeds bij het onderwijs in Oud-Geleen ter ingreep is thans nog duidelijk te zien. Het gezin Van
sprake kwam <Deel II, 250-252>. Hij overleed op zondag 25 Cruchten - Mohren is reeds eerder ter sprake gekomen <Deel
maart 1878. Een van zijn neven maakte over hem de vol- II, 155-157>.
gende aantekening: ”Hij is voor ons een tweede vader
geweest, en heeft zoo mogelijk vaderlijke goedheid, toe- De families Dewaide en Henssen (1912-1937)
genegenheid en bezorgdheid overtroffen. Wat de school- Vervolgens werd die woning verhuurd aan het gezin
jeugd in hem verloor dat gevoelt ieder huisvader en zóó zijn Dewaide - Paulssen. De voorvader Jean Noël Dewaide (*3-
er velen, die zelfs bij hem op school zijn geweest, aan wien 6-1780, † 8-6-1864) <Deel II, 35-36> was uit Saint Rémy
hij zoowel als aan zijne kinderen, de zaden van diepe gods- (tussen Visé en Luik, B.) naar Geleen gekomen, waar hij in
vrucht, van goede zeden en van kennis heeft ingeprent. het huwelijk trad (29-10-1814) met Johanna Catharina
Daarvan gaven zij dan ook op den dag zijner begrafenis Schnijders, Snijders of Sneiders (*Geleen 18-2-1788, † 14-
blijk”. 3-1854), wier vader uit Walheim bij Aken (D.) stamde. Zij
Op 21 juni 1886 werd de ouderlijke erfenis, bestaande uit gingen aan de Groenstraat wonen, waar zij achtereenvolgens
het huis met een tuin, vier akkers en een wei, door de vier (29-9-1825, 7-11-1828 en 30-8-1830) drie zoontjes kregen
nog levende kinderen Pelssers onder elkaar verdeeld. Daarbij die ieder Jan Willem werden genoemd, omdat het eerste en
verwierf Egidius Pelssers het huis met de tuin en een akker.
De nieuwe eigenaar bleef te Smeermaas wonen, maar zijn
zoon Jan Pelssers, die bij de scheutisten (Congregatie van het
Onbevlekt Hart van Maria) zou intreden en op 2 februari
1920 tot priester zou worden gewijd, kwam zijn vakanties
veelal bij zijn familieleden te Oud-Geleen doorbrengen.
Ofschoon de Geleense families Pelssers later in de
Pieterstraat zijn gaan wonen, bleef het huis aan het kerkhof
in de mond van oudere Geleners nog lang „’t hoes van de
Pèlser” heten.

De familie Van Cruchten (1910-1912)
Op 7 januari 1902 verkocht Jan Egidius Pelssers voor 1.500 Mevr. Triene Dewaide-Paulssen (1868-1924), moeder van 18
gulden de woning uit 1623 met de erachter liggende tuin kinderen.

219

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:52 Pagina 220

het tweede zoontje op zeer jeugdige leeftijd stierven, terwijl (1) Elisabeth Maria (Lies) Dewaide (*27-9-1889, † 22-1-
de derde zoon de familienaam zou voortzetten. Daarna werd 1963) trouwde met Mathieu Hubert Prevaes uit Heer
de dochter Anna Catharina Dewaide geboren (4-10-1833). (1886-1975).
Jan Willem Dewaide trouwde (25-1-1851) met Maria (2) Maria Mechtilda Hubertina (Til) Dewaide (*16-6-1891,
Johanna Christoffels (*3-2-1824), dochter van de gemeente- † 4-3-1952) trouwde met Arnold Jozef Henssen uit Puth-
veldwachter J.W. Christoffels <Deel II, 35-36>. Hij was bestemd Schinnen (1890-1960); dit echtpaar volgt.
om zijn schoonvader in die functie op te volgen, maar stierf (3) Anna Gertrudis (Truu) Dewaide (*12-8-1896, † 25-11-
reeds op 25-jarige leeftijd (6-1-1856). Zijn zoon Jan Willem 1982) trouwde met Jan Lambert Frings (1892-1970).
Dewaide (*20-2-1853, † 21-7-1921) trouwde met Maria (4) Lambert Dewaide (*6-10-1898, † 15-7-1968) trouwde
Elisabeth Dohmen (*17-9-1845, † 26-4-1925); zij hielden met Elisabeth Maria Vossen uit Neerbeek-Beek (1903-
café in de Dorpstraat (= Marcellienstraat) <GOA II, 9. - Deel II, 1974).
183>. Daar werd hun enig kind Jan Hendrik (Henri) of Harie (5) Anna Elisabeth (Anna) Dewaide (*25-1-1900, † 12-11-
Dewaide geboren (20-7-1870). Op 10 juni 1889 trouwde de 1961) trouwde met de kleermaker Jan Pieter Joseph Duyx
laatstgenoemde met Maria Catharina (Triene) Paulssen uit Wylre (1892-1981).
(archief) of Poulssen (gedachtenisprentje) (*8-8-1868) uit (6) Joannes Hubertus (Sjeng) Dewaide (*14-4-1901, † 18-
Lutterade, dochter van Jan Andries Paulssen en Maria 2-1986) trouwde met Maria Elisabeth Dautzenberg uit
Mechtildis Zinken. Het jonge echtpaar ging eerst bij haar Ubach over Worms (1908-1994).
ouders te Lutterade wonen, waar zes kinderen werden (7) Bertha Dewaide (*25-6-1902, † 21-3-1986) trouwde
geboren. Circa 1900 verhuisde het gezin Dewaide - Poulssen met Jan Keulers uit Krawinkel (1899-1968).
naar een woning in de Pieterstraat tegenover de plek waar (8) Joseph Laurens (Zef) Dewaide (*25-9-1905, † 23-12-
het Hubertushuis werd gebouwd. Daar kwamen nog elf 1987) trouwde met Maria Christina Hamers uit Sittard
kinderen ter wereld. Rond 1912 betrok dit kroostrijke gezin (1904-1975). Als verenigings- en gemeenschapsman zou hij
het huis uit 1623 aan het kerkhof, waar nog een zoon werd in Geleen grote vermaardheid en achting verwerven.
geboren. Van de 18 kinderen stierven er zes op zeer jeugdige (9) Arnold (Nöl) Dewaide (*25-2-1907, † 27-1-1975)
leeftijd en bereikten de volgende twaalf - zeven zonen en vijf trouwde met Mathilde Hendriks (1906-1979).
dochters - volwassenheid: (10) Pieter Hendrik (Harie) Dewaide (*17-7-1908, † 26-12-

De 12 kinderen Dewaide, die volwassenheid bereikten, nl. de zeven zonen (v.l.n.r.): Lambert, Sjeng, Zef, Nöl, Harie, Math en
Willie, en de vijf dochters (v.l.n.r.): Lies, Truu, Til, Anna en Bertha.

220

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:52 Pagina 221

1976) trouwde met Maria Josephina Bovy geboren te Cadier (*Sittard 27-9-1836) er haar intrek. Maar een paar jaar later
en Keer (1909-1985). was het aantal gezinsleden reeds heel wat geringer, want
(11) Mathieu (Math) Dewaide (*5-2-1911, † 9-9-1984) tegen 1924 waren al zes van de kinderen getrouwd. Ook
trouwde met Mia Laudy (1907-1981). daarna nam het aantal bewoners verder snel af. Op 29
(12) Willem Mathieu (Willie) Dewaide (*29-11-1913, † 16- januari 1924 stierf de schoonmoeder van Henri. In de voor-
2-1996) trouwde met Annie Wetzels (1915-2008). middag van 12 november 1924 wilde zijn 56-jarige echt-
Over hun vader Harie Dewaide werden reeds in verband genote Triene zich naar het gemeentehuis begeven om daar
met het beeldhouwersatelier Ramakers, de zangvereniging een belastingaanslag te betalen. Maar op het ”Patesjpaedje”
”Zanglust” en de toneelvereniging van de harmonie ”Sint- - tussen de Steegstraat (= Norbertijnenstraat) en de Rijks-
Cecilia” een aantal details verschaft <Deel II, 194, 228 en 235>. weg - zakte zij ineen. Een jongen die haar daar aantrof,
Terwijl haar man in genoemd atelier creatief bezig was, ging bracht haar op een kruiwagen naar huis. De ontboden
Triene Dewaide - Paulssen vanaf circa 1920 vaak uit werken. dokter Dols kon slechts de dood constateren. Zij was aan
Zo deed zij gedurende een aantal jaren het huishouden voor een hersenbloeding overleden. Op 26 april 1925 stierf Beth
het gezin van hoofdingenieur Van Goudoever de Jong aan Dewaide - Dohmen, de moeder van Henri Dewaide.
de Ridder Vosstraat. De zorg voor haar eigen huishouden Na het overlijden van moeder Triene kwam haar dochter
kon zij intussen aan haar nog niet getrouwde dochters over- Mechtilda (Til) Dewaide en haar man Arnold Jozef Henssen
laten. (*31-7-1890, † 29-6-1960) en hun drie zonen Math (*2-2-
Nadat de vader van Henri Dewaide in 1921 was overleden, 1914), Harie (*29-4-1915) en Willie (*17-3-1917), die tot
kwam zijn moeder Maria Elisabeth (Beth) Dewaide - Dohmen nog toe in de Eindstraat hadden gewoond, in haar ouderlijk
bij hem en zijn gezin wonen. Tevens nam zijn schoon- huis aan het kerkhof wonen. Daar werd haar gezin kort
moeder Maria Mechtildis (Mechel) Paulssen - Zinken nadien met een vierde zoon Jean (*3-8-1925) uitgebreid.
Haar toen nog ongetrouwde broers Sjeng, Zef, Nöl en Math
Dewaide gingen bij hun andere getrouwde zusters in Geleen
wonen, terwijl Harie junior en Willy Dewaide bij haar in het
ouderlijke huis bleven.
Op 3 juli 1937 overleed Harie (Henri) Dewaide senior.
Naar aanleiding daarvan meldde een krant: ”De overledene
welke in Geleen en ver daarbuiten zich in een groote popu-
lariteit mocht verheugen, zal vooral in tooneel- en muziek-
kringen noode gemist worden. Was hij eens de motor van de
Kon. Harmonie, later werd hij als mede-oprichter van het
koor Zanglust de onvermoeide werker voor zijn vereniging
zoowel op gebied van tooneel als zang. Als humorist verwierf
de afgestovene een ongekende reputatie”. Bij de begrafenis
op 6 juli 1937 werd hij, aan de open groeve, door de voor-
zitter van de harmonie geprezen als ”een onvermoeid werker
voor zijn schoone idealen”, niet alleen op de gebieden van
muziek en toneel, maar ook als schepper van kunstwerken in
het atelier Ramakers die o.a. de kathedraal van Batavia en de
hoofdkerk van Soerabaja in Indonesië sierden. Kort daarop
is het gezin Henssen - Dewaide verhuisd naar een nieuwe
woning aan de Steegstraat (= Norbertijnenstraat) <Dewaide,
2002, 24-33>.

Mevr. Paulssen-Zinken (1836-1924) met haar ’grootmoeders- Nieuwe huurders en eigenaars
muts’ en een zondagse klederdracht, die aan een vroegere Sedertdien werd het huis Maes (1623) aan diverse personen
periode herinneren. verhuurd. Van 26 augustus 1938 tot 31 mei 1951 werd het
betrokken door het gezin van Wander Wever en Bertha
Haerden. Vervolgens werden H.J. Deusings (van 19-6-1951
tot 4-5-1964), W.H. Veugels (van 10-11-1964 tot 1-3-
1966), J. Lenaers en E.C.C. van de Wall (van 15-10-1966
tot 7-10-1971) de huurders.
Intussen was het huis Maes bij de deling van de erfenis van
het echtpaar Ramakers - Wouters in het bezit geraakt van
dochter Paulina Ramakers die was getrouwd met Jan Jozef

221

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:52 Pagina 222

Janssen en te Venlo woonde. Op 18 december 1973 Jan Mathijs Eummelen (*13-6-1780, † 27-11-1849), die
verkocht de weduwe Janssen - Ramakers het huis Maes aan waarschijnlijk uit Munstergeleen stamde - want daar zijn
de echtgenoten Jozef Peil (*20-3-1935) en Elisabeth C.C. zijn ouders overleden - was op 21 november 1808 gehuwd
van de Wall (*27-12-1945). Gedurende de volgende jaren met Maria Elisabeth Houben (*24-10-1776, † 19-9-1841).
zou dit gezin aldaar worden uitgebreid. Op 16 februari 1998 De nieuwe eigenaars veranderden het langs het kerkhof
verkocht het echtpaar Peil - Van de Wall het huis Maes aan gelegen gebouw in een woning en richtten er een café in. Op
de echtgenoten Jean L.M. Schrijen (*8-8-1959) en 5 maart 1814 gingen zij met hun buurman Frans Dirk
Catharina J.C.M. Giesberts (*25-3-1963). Het wordt nog Willems een ruil aan van ten oosten van het gebouwen-
steeds door deze eigenaars bewoond. complex gelegen stukken weide en tuin.
Dit gebouw werd op 16 januari 1967 in het register van Hun dochter Maria Sybilla Eummelen (*7-3-1814, †18-4-
beschermde monumenten opgenomen (nr. 16038). 1894) huwde (22-8-1842) met Jan Mathijs Hubert Smeets
(*Maaseik, B., 18-7-1812, † Geleen 13-2-1896). De jong-
Deur en ramen aan de westzijde gehuwden gingen in het ouderlijk huis van de bruid wonen,
De vraag dringt zich op wanneer de deur en de ramen in de waar zij het café voortzetten en tevens een winkel inrichtten.
oorspronkelijk blinde muur aan de kerkhofzijde werden aan- Bij de geboorteaangifte van sommige van hun kinderen werd
gebracht. Daar Thomas Willems in de 18de eeuw café hield, de vader ”herbergier” genoemd, terwijl de moeder als
zou men wellicht geneigd kunnen zijn om die veranderingen ”winkelierster” werd aangeduid. Bij de aangifte van andere
aan hem toe te schrijven. Doch uit de beschrijving van een kinderen werd de vader zowel ”winkelier” als ”herbergier”
voorval op 27 oktober 1773 blijkt dat zijn klanten toen via genoemd. Dit zou niets bijzonders zijn geweest, als J.M.H.
de poort aan de noordzijde en het erf naar dit café kwamen. Smeets niet sedert 1843/44 secretaris en vanaf 1866 burge-
Thomas’ zoon hield er niet alleen café maar tevens school. meester van Geleen zou zijn geweest <Deel II, 28>. Vlak bij zijn
Waarschijnlijk heeft ofwel deze laatste ofwel zijn schoon- woning - aan de andere kant van het voetpad - liet hij in
zoon Pieter Jozef Pelzers een deur en ramen aan de westzijde 1875 de Calvariekapel bouwen, waarin naast een zeer oude
aangebracht, want RUSSEL schreef in 1860: ”Een oud crucifix ook twee eeuwenoude beelden van O.-L.-Vrouw en
gebouw, het jaartal 1623 dragende, gelegen langs en zijn de H. Johannes uit de parochiekerk werden geplaatst <Deel I,
ingang op het kerkhof hebbende” <Russel I, 37>. 141; II, 321>. Dit echtpaar kreeg acht kinderen:
(1) Maria Hubertina Smeets (*14-6-1843, † 27-9-1918)
2d. De woning naast de Calvariekapel trouwde (5-7-1866) met Jan Antoon Bergmans (*14-7-
1839, † 17-10-1889). Zij gingen in de Dorpstraat (=
Bij de deling van 1802 viel het zojuist genoemde huis (1623) Marcellienstraat) in het hoekhuis tegenover de ingang van
grotendeels toe aan Frans Dirk Willems en kreeg zijn broer het oude kerkhof wonen en er een herberg uitbaten. Nadat
Jan Joseph Willems de rest, bestaande uit een kamer, drie in 1889 zowel haar echtgenoot als haar broer Augustin
stallen, een gedeelte van een schuur, een vierde van een put, waren overleden, keerde zij als huurster naar haar ouderlijk
een mestplaats, een kleine tuin en de daaraan grenzende huis terug, waar zij de winkel van haar hieronder genoemde
weide, met een totale oppervlakte van 17 are, 25 centiare of broer voortzette.
86 kleine roeden. (2) Adam Louis Smeets (*13-10-1844) werd commies-
Zoals wij reeds zagen, lag voorheen ten zuiden van die aan- ontvanger van de directe belastingen te Broeksittard.
bouw een stuk tuin of weide, dat in 1763 aan Gerard Zelis (3) Catharina Elisabeth Smeets (*11-12-1846) trouwde (15-
werd afgestaan. Deze laatste woonde in het huis De Preez 11-1870) met Alexander Joseph Hubert Jageneau
(later huis Hoofs) in de Dorpstraat (= Marcellienstraat) en (* Zichem-Zussen-Bolder, B., 21-1-1846).
zijn tuin reikte tot aan het pad dat van het kerkhof naar de (4) Herman Hubert Smeets (*6-10-1848).
Peschstraat liep. In genoemd jaar kreeg hij toestemming om (5) Karel August Herman (roepnaam August) Smeets (*4-
dat pad naar het noorden te verleggen. Aangezien een van de 12-1849) begon in zijn ouderlijk huis een tabak- en sigaren-
condities was dat het nieuwe pad ”absolut buyten daeck- fabriek. Op 12 april 1883 liet hij patenten op twee veel-
druppe” moest komen te liggen, weten wij dat daarlangs kleurige afbeeldingen met teksten die hij bij de verpakking
toen reeds een gebouw lag <Deel I, 356>. van zijn waren gebruikte, registreren <Deel II, 209-210>. Maar
zijn initiatief schijnt niet aan de verwachtingen te hebben
De families Eummelen en Smeets (1811-ca. 1900) beantwoord, want hij vertrok als militair naar Nederlands-
Op 25 november 1811 verkocht Jan Joseph Willems zijn Oost-Indië (= Indonesië), waar hij tot 1887 verbleef. Hij
deel van het ouderlijk erfgoed voor 592 francs en 55 keerde naar Geleen terug, waar hij ongehuwd op 1 septem-
centimes aan de oud-soldaat Jan Mathijs Eummelen of ber 1889 overleed. Naar aanleiding hiervan schreef men:
Ummelen en zijn echtgenote Maria Elisabeth Houben. De ”De zoon van onzen geachten Heer Burgemeester, de Heer
overgedragen goederen lagen langs het kerkhof tussen het August Smeets, die sinds twee jaren als gepensioneerd
huis uit 1623 en het voetpad naar de Peschstraat; dit pad liep officier uit O(ost) I(ndië) bij zijne ouders alhier vertoefde, is
toen (1811) reeds op dezelfde plaats als thans. na een kortstondige ziekte, voorzien van de laatste H.

222

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:52 Pagina 223

Sacramenten, den 1 Sept. jl. in den Heer overleden, in den 4.900 gulden aan de landmeter Joseph Stroom te Wyck-
ouderdom van 39 jaren. Hedenmorgen had de plechtige Maastricht en deze laatste verkocht het weer aan de beeld-
lijkdienst en de begrafenis plaats. Een groot aantal vroegere houwersfamilie Ramakers. Door deze aankoop geraakte deze
wapenbroeders en vrienden nam aan de treurige plechtig- familie in het bezit van het hele blok aan de oostzijde van het
heid deel. Door zijne vroegere wapenbroeders en vrienden oude kerkhof. Het huis naast de Calvariekapel werd achter-
werd insgelijks als blijk van achting voor den overledene een eenvolgens aan verschillende families verhuurd. Tot die
prachtige lijkkrans op het graf gelegd” <Sittardse krant 4-9-1889>. huurders behoorden o.a. de beeldhouwer Alfons Vos (*St.-
(6) Antoon Hubert Smeets (*16-6-1852, † 12-12-1853). Truiden, B., 11-11-1850, † Geleen 11-6-1911), die in het
(7) Maria Amelia Smeets (*1-9-1854, † 21-10-1857). atelier Ramakers werkte, en zijn echtgenote Felicie Defrère
(8) Maria Rosa Smeets (*26-8-1856) vertrok naar Feneur (1855-1913) <Deel II, 193-194>.
(B.). Volgens de plaatselijke overlevering woonden daar kapelaan
J. Gorissen en zijn zuster als huishoudster, die in 1921 naar
Postkantoor (ca. 1900) Oud-Geleen kwamen, tot de nieuwe kapelanie aan de
Kort vóór 1900 verhuisde het gezin van de brievengaarder Jodenstraat voltooid was (ca. 1923) <Oud-geleen, 71>.
Joannes Timmermans uit de Eindstraat naar dit huis. Hij Na het huwelijk van Louis Ramakers, die in de ouderlijke
was te Posterholt geboren (18-11-1837) en was met Anna woning, d.w.z. het oorspronkelijke, maar sterk verbouwde
Maria Catharina Broens uit Weert (*14-3-1859) getrouwd. huis Beltgens bleef wonen, werd het huis naast de
In 1897 was dit echtpaar met het zoontje Antoon Jozef Leo Calvariekapel door diens moeder en zuster Henriëtte (Jet)
Norbert Timmermans (*Posterholt 5-2-1895) naar Geleen betrokken. Daar is de weduwe Maria Elisabeth Ramakers -
gekomen om een huis in de Eindstraat te betrekken. Daar Wouters op 4 februari 1940 overleden.
werd hun dochter Maria Alphonsa Justina Antonia
Timmermans geboren (25-4-1898). Omdat de ligging van 3. Het huis Meys - Van den Stock -
dit pand niet gunstig werd geacht, verhuisde het gezin naar Van Hoven - De Preez - Zelis - Hoofs
het huis aan het oude kerkhof. Maar ook daar zou het niet aan de Dorpstraat (= Marcellienstraat)
lang blijven. Reeds op 6 december 1900 werd die woning
betrokken door de nieuwe ’brievengaarder”, de ”Oost- De woning Hoofs, het derde huis vanaf de kerk aan de oost-
ganger” (= in Oost-Indië gewoond hebbende Nederlander) zijde van de vroegere Dorpstraat thans Marcellienstraat),
Henricus Hubertus Mangels en diens Indonesische echt- heeft een eerbiedwaardig verleden <Deel I, 208>.
genote. Na enige tijd verplaatste hij het kantoor naar de
Peschstraat <Deel II, 154>. Rond die tijd kreeg dit huis andere De door sommigen veronderstelde (h)aagte tussen de
eigenaars en bewoners. huizen Hoofs en Maes
De vrij recente bewering ”De aagte die tussen ’Huis Maes’
Nieuwe eigenaars en bewoners en ’Huis Du Prez’ ligt, is tot op heden bewaard gebleven”
Op 2 april 1901 verkochten Louis Smeets en zijn jongste, te <Rackham, 17> verdient geen geloof. Zij was kennelijk
Feneur (B.) wonende, zuster Rosa Smeets dit huis met tuin gebaseerd op de vermelding dat volgens eeen bewoner van
(sectie B 712 en 714) en een boomgaard (sectie B 713) voor het huis Hoofs in de kelder van die woning een (h)aagte (=
ondergrondse schuilgang) ”in de richting” van huis Maes
Tussen het witte huis en de Calvariekapel begint de steeg naar begint en volgens een bewoner van huis Maes in de kelder
de Peschstraat. Destijds waren de beelden van de H. Maria en aldaar het begin van een (h)aagte ”in de richting van” huis
de H. Joannes tijdelijk uit die kapel verwijderd. Hoofs te zien is <Deel I, 127>. Doch geen van beide zegslieden
heeft uitdrukkelijk verklaard dat beide (h)aagten met elkaar
verbonden zouden zijn. Genoemde bewering werd gelan-
ceerd in de context van een in die recente publicatie
verscheidene keren gesuggereerd rechtstreeks verband tussen
de bokkenrijders en dergelijke (h)aagten. Welnu, hierop kan
allereerst worden geantwoord dat het systeem van (h)aagten
in deze regio reeds ongeveer twee eeuwen vóór de bokken-
rijders werd ingevoerd. Bovendien werden (h)aagten
ontdekt onder gebouwen waar nooit bokkenrijders woon-
den. Zo is onder huis Hoogenboom (Marcellienstraat 11)
het begin van een (h)aagte te zien die waarschijnlijk bij een
waterput uitkwam. Ten aanzien van de veronderstelde
ondergrondse verbinding tussen de huizen Maes en Hoofs
kan nog worden verduidelijkt dat de bokkenrijder De
Gavarelle niet in huis Maes woonde en dat de bokkenrijder

223

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:52 Pagina 224

De huidige gecementeerde straatgevel van het huis Van den stuiver plus interest te overhandigen, waarvoor zij van hen
Stock etc. in 1971 <Foto: Monumentenzorg te Zeist>. het huis in de Dorpstraat ontvingen <LvO nr. 1310>.
Ofschoon de drossaard zijn geldelijke beloften voorlopig niet
De Preez niet de eigenaar van zijn ouderlijk huis was, maar volledig nakwam, beschouwde hij dat gebouw sindsdien
dat dit aan zijn ouders toebehoorde en dat zijn vader blijkbaar als zijn eigendom, want het jaartal 1660 in ankers
schepen van het graafschap Geleen was. Derhalve lijkt er niet boven de poort wijst erop dat hij toen een grondige veran-
voldoende reden om te veronderstellen dat de beide dering in de structuur ervan liet aanbrengen. Ofwel werd het
genoemde bokkenrijders een ondergrondse verbinding met langs de straat gelegen gedeelte van het vakwerkhuis door
elkaar zouden hebben laten aanleggen. De meest voor de een constructie in baksteen vervangen ofwel werd een bak-
hand liggende verklaring is dat onder elk van die woningen stenen voorbouw met poortgebouw vóór het oude huis
een respectieve vroegere eigenaar-bewoner een (h)aagte opgetrokken. Bij die nieuwbouw werd wellicht ook de haard
vanuit de kelder niet verder dan de hem toebehorende grond aangebracht, die langs zijn randen grote uitgesneden mense-
aanlegde. Of die oorspronkelijk naar bij die huizen gelegen lijke figuren en tegen zijn achterwand veel haardstenen
waterputten leidden, kan op grond van de beschikbare bevatte; sommige van deze laatste behoorden tot dezelfde
gegevens niet worden bevestigd. categorie als die in de haard van de molen van Sint-Jans-
geleen <St.-Jansgeleen, 185. - Deel I, 208>. Een foto van de straat-
gevel (zonder cementlaag) uit 1933 toont dat het zuidelijke
derde niet alleen een andere verdeling van de ramen dan de
rest had, maar ook uit bakstenen met een lichtere kleur werd
opgetrokken. Dit doet de vraag rijzen of dit gedeelte wellicht
niet uit 1660 dateert.
Op 10 juni 1677 kocht Van den Stock het aan de noordzijde
naast zijn woning gelegen huis en ongeveer twee jaren later
veranderde hij dat in een schuur die daarna nog gedurende
verscheidene generaties in de volksmond ”tiendschuur” zou
worden genoemd. Het innen van tienden behoorde niet tot
de officiële functies van de drossaard. Maar als pachter van
de grote tienden van de graaf van Geleen had Van den Stock
behoefte aan een schuur om de onder die tienden vallende
geoogste granen en veldvruchten op te bergen. Toen Van
den Stock niet langer de pachter van die tienden was, diende
die schuur niet langer als ”tiendschuur”. De aankoop van dit
gebouw door secretaris en latere drossaard Reinier Corten op
27 september 1752 stond in geen enkel verband met het
innen van tienden, maar met het klaarblijkelijke doel dit als
gewone schuur toe te voegen aan het ernaast liggende hoek-
huis (aan het kerkhof) dat hij reeds op 11 maart 1752 had
gekocht. Op de plaats van die schuur zou in 1901 het woon-
huis en de meubelfabriek van Math Eussen (1871-1946)
worden opgetrokken <LvO nr. 1323 - Deel I, 108 en 208; II, 162>.

De families Meijs, Van den Stock en Van Hoven Straatgevel van het complex Van den Stock etc. in 1933.
In de eerste helft van de 17de eeuw behoorde het ter plaatse
staande vakwerkhuis aan een familie Meys. Op 22 november
1656 stonden drossaard Jan van den Stock en zijn echt-
genote Margaretha de Wilque <Deel I, 108, 127, 207-209> die toen
al ruim een twaalftal jaren in Geleen woonden, aan de echt-
paren Willem Meys - Petgen Penris en Reyner Peters -
Meycken Meys een stuk land van 300 roeden aan de
Groeneweg onder Munstergeleen af en beloofden hen
bovendien binnen een jaar de som van 1.112 gulden en tien

224

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:52 Pagina 225

Margaretha de Wilque, de echtgenote van de drossaard, (1) Maria Cornelia Margaretha van Hoven (*27-2-1678)
overleed op 22 juli 1673. Jan van den Stock overleefde haar trouwde met Peter Erckens, koopman te Maastricht († 30-
ruim tien jaar en stierf op 6 december 1683; hij werd aan de 12-1738).
epistelzijde (= oostkant) van het koor der parochiekerk (2) Maria Agnes Ernestina van Hoven (*7-5-1679).
begraven. Op 21 januari 1695 verklaarden de kinderen van (3) Gonzales Servatius van Hoven (*14-5-1680).
de weduwe Peters - Meys eindelijk van de erfgenamen Van (4) Maria Ernestina van Hoven (*16-5-1682).
den Stock het hun toekomende bedrag uit de koopsom te (5) Anna Maria van Hoven (*29-8-1683).
hebben ontvangen. Er zijn ons zes kinderen van het echtpaar (6) Catharina Levina van Hoven (*2-11-1684) bleef onge-
Van den Stock - De Wilque bekend: huwd. Op 8 november 1742 maakte zij haar testament. Op
1 oktober 1748 zou zij te Maastricht een nieuw testament
maken.
(7) Joannes Wilhelmus Arnoldus van Hoven (*20-11-1686)
trad in bij de norbertijnen te Averbode (B.) en werd op 21
mei 1712 te Luik tot priester gewijd. Hij was enige tijd
pastoor te Kortenbos (B.) en overleed te Averbode op 22
april 1746 <Deel I, 315>.
(8) Anna Maria van Hoven (*27-2-1689, † 13-10-1733)
<Deel I, 209, 241-242 en 246> trouwde (25-2-1718) met Willem de
Gavarelle (zie nr. 2a: ”Huis Beltgens enz”).
(9) Johanna Sibilla Agnes van Hoven (*ca. 1690, † 16-2-
1754) trouwde (26-9-1717) te Maastricht met Balthasar de
Preez. Hij was schout te Mheer, maar koos zijn vaste woon-
plaats te Geleen en werd tot schepen van het graafschap
Geleen benoemd <Deel I, 209, 238, 242, 246 en 340>. Zijn achter-
naam werd op verschillende manieren geschreven, o.a. du
Prez en Duprez, maar de versie De Preez werd door hemzelf
en zijn kinderen het meest gebruikt.

Poortgebouw van het complex Van den Stock gezien vanaf het
erf. Boven de poort is een kamer met oude ramen en luiken <Foto
Monumentenzorg te Zeist>.

(1) Gonzales van den Stock vestigde zich als advocaat te Doorsnede van het poortgebouw van het complex Van den Stock
Brussel <Deel I, 82, 209, 223, 224 en 320>. Hij kwam hierboven in met apart detail in de constructie onder het dak <H.P. van Beveren,
de context van het huis Beltgens reeds ter sprake. 1974>.
(2) Anna van den Stock († 29-1-1692).
(3) Maria Catharina van den Stock († 6-7-1694).
(4) Clar(in)a Ernest(in)a van den Stock († 17-5-1724).
(5) Joannes Werner van den Stock (*21-10-1649).
(6) Sybilla Cornelia van den Stock (*10-4-1653, † 21-12-
1740).
Maria Catharina van den Stock trouwde (9-12-1676) met
Winand van Hoven of van Hoeven uit Carsveld, rent-
meester van de prins (prinses) Van Salm; zij gingen op het
huis Etzenrade wonen <Msg 1890, 19>. Van dit echtpaar zijn
negen kinderen bekend, van wie er acht te Amstenrade
werden gedoopt:

225

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:52 Pagina 226

Van de negen kinderen Van Hoven zijn er drie of vier jong
gestorven. De overige zouden op jeugdige leeftijd hun
ouders verliezen. Hun vader Winand van Hoven overleed te
Geleen op 23 februari 1694 en hun moeder Maria Catharina
van den Stock stierf reeds vier en een halve maand later op 6
juli 1694 <Deel I, 208-209>.
De weeskinderen Van Hoven werden door hun ongetrouw-
de tantes Clar(in)a Ernest(in)a en Sybilla Cornelia van den
Stock in het ouderlijk huis van deze laatsten aan de
Dorpstraat (= Marcellienstraat) opgevoed. In 1717 verklaar-
den de kinderen Van Hoven dat beide tantes ”saement-
licker” (= gezamenlijk) hebben ”sorge gedraeghen ende ons
op gebracht, jae so wel als oprechte kristelicke elderen sollen
konnen doen aen hunne eigene kinderen, jae niet alleen nae
lijff ende seel (= ziel), maer oock voor onse geringe middelen
ende goederen” <LvO nr. 1316>.

De familie De Preez en het echtpaar Looijmans - Corten De hoek van het vakwerk- en het baksteengedeelte op het
Op 17 februari 1718, d.w.z. ruim een week vóór haar huwe- binnenerf van het huis Hoofs. Naast de deur staat een hand-
lijk met Willem de Gavarelle, verkocht Anna Maria van pomp.
Hoven ”goets moets ende sonder inductie (= aandrang) van
ieman(d)s” haar twaalfde gedeelte van haar ouderlijk ”huijs, ingekleed en vervolgens op 21 september 1748 te Luik tot
hoff, bouagie ende aengehoerige plaetse (...) geleeghen op priester gewijd. Na onderpastoor te Balen aan de Nete (B.)
ende in de groote straete tot Geleen (...) tot oirbaer ende (1754-1756 en 1761-1766) en te Wezemaal (B.) (1756-
profijt en in behoeve van haeren swaegher Balthasar de 1761) te zijn geweest, ging hij in 1766 als pastoor naar
Preez, schouteth der Baronnie van Mher (= Mheer) ende Veerle (B.). Op 17 mei 1802 nam hij ontslag, maar bleef ter
sijne huisvrouw iouffrouw Sibilla Agnes van Hoven ende plaatse wonen. Daar is hij op 11 september 1805 overleden.
hunner beijder recht lijfs erven (...) voor eene alinge somme (6) Anna Josepha de Preez (*17-12-1728) trad in het huwe-
van vijftien rixdaelers oft twee hondert guldens Brabants lijk met de Maastrichter koopman Andreas L’Herminotte.
Maestrichter cours” <LvO nr. 1316>. Op 27 september 1752 verkochten de weduwe De Preez -
Op 23 november 1729 kwamen de erfgenamen Van Hoven Van Hoven, haar dochters Maria Catharina, Clara Sybilla
overeen dat het echtpaar De Preez - Van Hoven over het Margaretha en Anna Josepha de aan de kerkzijde aan hun
hele huis Van den Stock in de Dorpstraat zou mogen woning belendende (tiend)schuur voor 1300 gulden aan
beschikken. Daar bleef de tante Sibilla Cornelia van den secretaris Reinier Corten. Bovendien ontving haar priester-
Stock bij hen inwonen. Balthasar de Preez stierf te Geleen op zoon Adolph 3 dukaten. Corten had op 11 maart 1752 het
25 november 1746; zijn weduwe overleed op 16 februari aan de andere zijde van die schuur, naast de ingang tot het
1754. Zij waren de ouders van zes kinderen: kerkhof, gelegen bouwvallige huis van H.F. Graven gekocht
(1) Maria Catharina de Preez (*1-6-1718). <TsHKVGel 31 (2010), nr. 2, 58>.
(2) Joannes Adolph Joseph Alexander de Preez (*30-5- Bij de aankoop van de tiendschuur verwierf Corten tevens
1719), genoemd naar zijn peetoom baron de Loë te Mheer, de gerechtigdheid om het regen- en mestwater vanaf zijn
is kort na zijn doopsel overleden. eigendom onder de poort van het huis De Preez door naar
(3) Joannes Winand de Preez (*11-9-1720) verwierf de de straat te laten lopen. Uit de verkoopakte blijkt dat achter
functie van secretaris te Vaesrade. Hij liet zich blijkbaar door die schuur om een ”gatsken” (= steegje) liep, dat door leden
zijn oom Willem de Gavarelle overhalen om zich bij diens
dievenbende aan te sluiten. Volgens het getuigenis van een
ander bendelid sprak hij zijn oom aan als ”mon oncle”. Toen
hij van lidmaatschap beschuldigd werd, nam hij begin 1751
de vlucht <Deel I, 246-252>. Wellicht begaf hij zich naar gene
zijde van de Maas. Bij daarop volgende verdelingen of
verkopen van het ouderlijk erfgoed door zijn familieleden
werd hij niet meer genoemd. Zijn aandeel schijnt onder zijn
zusters en broer te zijn verdeeld.
(4) Clara Sybilla Margaretha de Preez (*11-2-1722).
(5) Adolph Godefridus de Preez (*14-5-1724) werd op 2
februari 1745 in de norbertijnerabdij te Averbode (B.)

226

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:52 Pagina 227

van de familie De Preez vanuit hun tuin als ”uijtganck op stede, waarschijnlijk een alkoof of beddekoets) sal behouden
den kerckhoff” was gebruikt, zodat zij bij hun kerkgang niet en bij den huirder genieten het vier (= vuur) en licht, onder
op straat hoefden te komen. Dit ”gatsken” was bij de hun beijde hun bed doen opmaken en hun water geven
verkoop inbegrepen <LvO nr. 1320>. gesoden (= gekookt) voor thee off caffije (= koffie) te
Op 7 juni 1759 verhuurden de vier erfgenamen De Preez drincken, en hun vleesch te soden off te braden, des dat sij
”hunnen huijsinge met allen de boven en benede(n) camers, de ingredienten van boter of cruyt (= stroop) daer bij te doen
solders, stallinge, waschhuijse, kelders, koolhoven”, met selffs sullen moeten becostigen” <LvO nr. 1321>.
ingang van St.-Remygij (= 1 oktober), voor zes jaar aan De uitvoering van die overeenkomst zou echter - althans
notaris Paulus Martinus Looijmans en diens echtgenote zoals ze gepland was - geen doorgang vinden, want toen
Maria Corten tegen een jaarlijkse huurprijs van tien patta- Looijmans op 26 juni 1759 Joannes Janssen uit Lutterade,
cons. De huurder was op 26 januari 1709 te Ekeren (B.) een ”domestique” van drossaard Corten, bij een gevecht in
geboren als zoon van notaris Adriaan Looijmans en Isabella het Ophovenerveld had gedood, werd hij te Sint-Jansgeleen
Bosseliers. Op 8 maart 1729 was hij te Antwerpen gehuwd opgesloten. Zijn vrouw, die blijkbaar moeilijk van haar man
met Maria Corten uit Schinnen (*24-10-1697). Hij bracht kon scheiden - ofschoon op 22 juni 1744 te Antwerpen
een groot deel van zijn leven te Schinnen door. Op 26 mei echtscheiding was aangevraagd - installeerde zich niet alleen
1759 maakte hij voor de parochiegeestelijkheid van Geleen bij hem te Sint-Jansgeleen maar nam zelfs nog enige
een akte in verband met het beneficie van O.-L.-Vrouw op. vrouwen - hoogstwaarschijnlijk dienstboden - bij zich <St.-
Jansgeleen, 86-87>.
Intussen moesten de gezusters De Preez zich zonder de
beloofde hulp zien te behelpen. Maria Catharina de Preez
overleed op 22 mei 1760. Op 11 juni 1760 gaven Clara
Sybilla de Preez en haar zuster Anna Josepha L’Herminotte
- De Preez te kennen ”hoe dat sij van intentie sijn hun huys-
houden alhier te verlaeten ende in de stadt Maestricht hun
te etablieren (= vestigen) en hun goederen te verkopen”.
Hiertegen kwam de echtgenote van de gevangen Looijmans
op 9 juli 1760 in verzet, omdat zij en haar man het huis voor

Gedeelte van de noordgevel van het huis Hoofs gezien vanaf het
binnenerf.

In het huurcontract werd als conditie gesteld dat de bejaar- Gedeelte van een balk met ”ANNO 1753” in het complex Van
de dames Maria Catharina en Clara Sybilla de Preez ”bij den den Stock <Foto Ad Hoogenboom>.
huerder sullen hebben den halven cost bestaende in de
potagie (= soep ofwel vlees met groenten) des middaghs,
ende den salade des s’avonts soo is ende tot hun gebruijk uijt
den voors(egde) huijse sullen behouden het camerken langhs
de straete, voor welcke potagie en voors(eg)d camerken
deselve jaerlijcks sullen betalen aen den voors(egde) huirder
de somme van vijff en twintigh pattacons des jaers voor hen
beijde, en affgeviele (= ingeval) dat een van hen beijde
quaeme te sterven off van daer te vertreckken, soo sal den
huirder maer gehouden sijn jaerlijx te betalen vijff pattacons
van huire (= huur) in plaets van thien pattacons. En gebeur-
de, dat sij beijde van hem huirder binnen des voors(egde)
toust (= huurtermijn) quamen te vertrecken, soo sal den
huirder gedurende sijnen toust geen de minste huire gehou-
den sijn te betalen (...) Item beloven deselve jaerlijcks aen de
meyte (= meid) van den huirder off jemand die hun naer de
kercke sal leijden en affhaelen te sullen betalen voor drink-
geldt eenen pattacon in spesie. Item is conditie dat juffe
Maria Catarina haere rustplaets van haer betstaege (= bed-

227

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:52 Pagina 228

zes jaar hadden gehuurd. Doch niet alleen kreeg zij op 3 Maria Mechtildis Damoiseaux (*Schinnen 8-9-1802, †
december 1760 bevel om Sint-Jansgeleen binnen 24 uur te Geleen 7-6-1860) en zette met haar de stam Zelis te Oud-
verlaten, maar ook ontving zij op 25 februari 1761 de aan- Geleen aldus voort:
zegging om het huis De Preez binnen veertien dagen te ont- (1) Hubert Joseph Zelis (*17-2-1835, † 1-3-1835).
ruimen <Deel I, 256-257>. (2) Anna Petronella Zelis (*11-6-1836, † 11-4-1898) volgt.
(3) Andreas Hubert Zelis (*24-11-1837, † 9-12-1918) bleef
De familie Zelis - Luijten ongehuwd.
Op 24 november 1761 verkochten Andreas L’Herminotte, (4) Maria Elisabeth Hubertina Zelis (*3-11-1839, † 5-8-
zijn vrouw Anna Josepha de Preez en haar zuster Clara 1845).
Sybilla de Preez, voor notaris W. Roemers te Maastricht, aan (5) Servaas Hubert Zelis (*26-9-1841, † 9-5-1851).
Gerard Zelis, molenaar te Daniken, en zijn vrouw Elisabeth (6) Helena Hubertina Zelis (*28-5-1843, † 4-4-1919).
Luijten, ”seecker huijs en gaerde met alle ap en dependen- (7) Pieter Joseph Zelis (*18-1-1845, † 4-2-1922) bleef
tiën van dijen soo groot en kleen als gestaen en gelegen is tot ongehuwd.
Geleen (...) en sulx in ’t geheel om en voor de somme van (8) Mathias Joseph Zelis (*1-5-1848, † 6-11-1935).
veerthien hondert gulden Brabants (...) beweerende het
gecedeerde huijs en gaerde in desen te wesen los, lijber (=
liber, vrij) ende onbelast”. Die koop werd op 2 december
1761 voor de schepenbank van Geleen geregistreerd.
Gerard Helger Zelis was in de graanmolen van Daniken
geboren (2-11-1713) als zoon van Jan Zelis en Meijken
Penris. (Zie hfdst. IX B, nr. 2: ”De graanmolen van
Daniken”.) Hij verhuisde niet naar het door hem gekochte
huis De Preez, maar bleef in Daniken wonen. De koop door
de muldersfamilie Zelis verklaart de aanwezigheid van
molenstenen in het huis in de Marcellienstraat. Gerard
Helger Zelis is op 26 december 1771 in de graanmolen te
Daniken overleden. Zijn weduwe en hun zoon Joannes
Matthias Zelis (*23-6-1752) zetten het molenbedrijf voort.
Op 1 oktober 1801 verhuisde die zoon met zijn tweede echt-
genote en de meeste van zijn kinderen naar de graanmolen
te Sint-Jansgeleen. Daar overleed zijn echtgenote Maria
Elisabeth Luijten op 23 maart 1822 <St.-Jansgeleen, 178-179>.

Godsdienstoefeningen in de FranseTtijd (circa 1800) Leden van de families Meys en Van Hoof. Achterste rij v.l.n.r.:
Volgens de plaatselijke overlevering werden in dit huis Math, Funs, Clementine en Pie Meys. Voorste rij v.l.n.r.:
tijdens de geloofsvervolging in de Franse periode (1794- Antoine van Hoof met zoontje Fun(s) en Marie van Hoof -
1814) in het geheim godsdienstoefeningen gehouden en Meys met dochtertje Anna.
werd hun aanvang met luide zweepslagen aangekondigd.
Hiermee stond waarschijnlijk de muurschildering, namelijk De familie Meys - Zelis
een monstrans met aan weerszijden aanbiddende engelen, in Bij de deling onder de kinderen Zelis kwam het huis in de
verband, die later in een der kamers - na de verwijdering van Dorpstraat aan de oudste dochter Anna Petronella Zelis. Zij
behangsel - aan het licht kwam. trouwde (22-4-1864) met koster Jan Lambert Meys (*18-8-
1835, † 6-2-1875), kleinzoon van de oude koster Lambert
De familie Zelis - Damoiseaux Meys (1770-1863) <Deel II, 337-340> en bleef met hem in haar
In het bevolkingsregister van 1826-1828 werd de ongehuw- ouderlijk huis wonen. Daar werden vier van hun kinderen
de zoon Jan Lambert Zelis (*18-12-1783) als bewoner van geboren:
het huis bij de kerk te Oud-Geleen opgegeven. In het voor- (1) Maria Elisabeth Antonia Meys (*25-4-1865, † 1-11-
jaar van 1828 verhuisde de mulder Joannes Matthias Zelis 1934) trouwde (1-5-1893) met Antonius Hubertus van
met zijn nog ongehuwde kinderen van de molen van Sint- Hoof (*26-9-1868, † Oirsbeek 6-6-1936).
Jansgeleen naar de woning te Oud-Geleen. Daar is hij op 4 (2) Philip Antoon Alphons (Funs) Meys (*3-9-1866, † 14-
april 1829 overleden. 6-1942) trouwde (24-1-1901) met Maria Gertrudis
Op 2 juni 1829 had de scheiding en deling van de ouderlijke Schrijnemakers (*4-6-1875, † 1-8-1963). Hij werd
goederen plaats. Andries Mathijs Zelis (*30-11-1796, † 20- (hoofd)onderwijzer <Deel II, 228, 253 en 263>.
11-1873), de oudste zoon uit het tweede huwelijk van zijn (3) Maria Clementina Hubertina Meys (*31-1-1868, †
vader, verkreeg genoemd huis. Hij huwde (2-9-1832) met

228

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:52 Pagina 229

Hoensbroek 10-2-1941) trouwde eerst (1-5-1893) met
Pieter Joseph Bemelmans († Geleen 31-5-1893) en daarna
(30-10-1903) met Renier Bernard Custers of Kusters (*21-
10-1879) uit Hoensbroek.
(4) Pieter Joseph (Pie) Meys (*18-11-1869, † 30-1-1955)
trouwde (16-1-1903) met Maria Johanna Schutgens (*1-12-
1879, † 1-6-1944). Hij werd gemeenteontvanger en speelde
vooraanstaande rollen in diverse plaatselijke muziek- en
zangverenigingen <Deel II, 34 en 228-229>.
Na de geboorte van het laatstgenoemde kind is het gezin
Meys - Zelis naar een ander huis in de Dorpstraat te Oud-
Geleen verhuisd. Daar werd het nog met twee kinderen uit-
gebreid:
(5) Mathijs Joseph (Math) Meys (*1-4-1871, † 3-4-1952)
trouwde (26-8-1901) met Maria Sophia Kubben (*20-11-
1873, † 21-1-1963). Hij werd koster <Deel II, 340>.
(6) Anna Catharina Meys, die na de dood van haar vader
werd geboren (31-3-1875), zou als zuster Philippina in het
klooster treden († 12-2-1929).

De familie Zelis - Soons Plattegrond van het hele complex Van den Stock <H.P. van Beveren,
Mathias Joseph Zelis (*1-5-1848, † 6-11-1935), jongste 1974>.
zoon van de vroegere mulder, trouwde (16-5-1876) met
Maria Elisabeth Soons (*18-7-1849, † 26-5-1893). Hij ging
met zijn bruid in zijn ouderlijk huis wonen dat hij van zijn
oudste zus huurde. Daar werden de volgende kinderen
geboren:
(1) Jan Michiel Zelis (*9-5-1877, † 13-9-1878).
(2) Andreas Hubertus Zelis (*11-12-1878, † 3-3-1947)
trouwde met Maria Anna Elisabeth Pelssers (*23-2-1882,
†9-8-1945) en ging in de Pieterstraat wonen; zij werden de
ouders van pater Andreas Zelis o.c.d.
(3) Jan Jacob (Sjeng) Zelis (*27-1-1882, † 20-4-1954)
trouwde met A.E.H. Voncken (*Beek 28-5-1878, † Geleen
21-3-1935) en ging in het (huidige) zuidelijk gedeelte van de
Pieterstraat wonen; hij was o.a. stroopstoker, in welk beroep
hij door zijn zoon Math Zelis werd opgevolgd.
(4) Pieter Joseph (Pie) Zelis (*11-2-1884, † 24-5-1968)
trouwde met Antonia Keulers (*26-11-1882, † 22-10-1965)
en ging in de Eindstraat wonen.
(5) Maria Mechtildis Zelis (*19-2-1886) trouwde met Van
den Bongart te Berg a.d. Maas.
(6) Alphons Antonius (Funs) Zelis (*19-11-1887, † 28-1-
1981) trouwde (21-5-1919) met Henriëtte Göbbels (*28-9-
1884, † 30-9-1974). Hij was onderwijzer <Deel II, 262-263> en
zou gedurende vele jaren hoofd van de lagere school te
Ophoven-Sittard zijn.
(7) Maria Cornelia Zelis (*10-12-1890) trouwde met
Pennings te Jabeek; hij was een broer van de hierna te
noemen echtgenote van Sjeng Hoofs.
Nadat Anna Petronella Zelis haar ouderlijk huis aan haar
zuster Helena Hubertina Zelis en zwager Willem Hoofs had
verkocht, verliet Mathias Joseph Zelis dit huis om bij het
gezin van zijn zoon Pie in de Eindstraat te gaan wonen.

229

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:52 Pagina 230

De nog steeds aanwezige zuidgevel van het woonhuis van het over de (vroegere) graanmolen te Daniken. Zoon Jan
complex Van den Stock. (*1954) nam het complex in de Marcellienstraat over en
ging er met zijn gezin wonen.
De families Hoofs - Zelis en Hoofs - Pennings (4) Maria Hubertina Paulina (Paula) Hoofs (*12-7-1917, †
De zojuist genoemde Helena Hubertina Zelis (*28-5-1843, 28-11-1987) bleef ongehuwd.
† 4-4-1919) kwam met haar echtgenoot Willem Hoofs In de door architect P.A. Schols, die de vroegere situatie nog
(*16-5-1842, † 15-4-1925) in genoemd huis wonen. Hij had gekend, gemaakte reconstructietekening van de straat-
was op Stammenhof-Schinnen geboren als zoon van Peter gevel <Deel I, 208> is ter plaatse van de huidige straatdeur een
Christiaan Hoofs (*Beek 22-8-1813) en Maria Catharina raam. In de jaren twintig van de 20ste eeuw werd het voor-
Pijls (*Stammenhof 19-12-1812). Het echtpaar Hoofs - ste gedeelte van de woning tot groentewinkel ingericht.
Zelis kreeg de volgende kinderen: Toen werd ook die straatdeur aangebracht, terwijl de
(1) Maria Catharina Hoofs (*25-5-1874, † 26-4-1938) benedenramen hun huidige omvang kregen.
trouwde met Jan Hendrik Joseph Ramakers (*Oirsbeek 4-3- Op 10 juni 1976 werd dit complex in het register van
1862, † Geleen 9-7-1949), neef van de beeldhouwers Henri beschermde monumenten opgenomen (nr. 16039). Maar
en Mathieu Ramakers, en ging met hem in een huis aan de een jongere generatie heeft blijkbaar weinig respect voor het
zuidelijke tak van de Peschstraat wonen. monumentale karakter van die gebouwen aan de dag gelegd
(2) Maria Elisabeth Hoofs (*14-10-1876, † 2-6-1957). door een zogenaamde ”restauratie” uit te voeren, waarbij
(3) Petrus Hubertus Hoofs (*24-9-1877, † 11-1-1908). volgens ooggetuigen ”vele zeer waardevolle zaken gesloopt
(4) Joseph Mathijs (Math) Hoofs (*5-11-1878, † 10-1- en weggegooid zijn”. Zo werd de eeuwenoude prachtige vak-
1965) trouwde in 1920 te Echt met Elisabeth Petronella van werkschuur - met het jaartal 1763 in een balk - afgebroken
Ophoven (*Echt 23-6-1876, † Geleen 5-7-1960) en ging en werden historische ambachtelijke deursloten en een
dicht bij het station te Lutterade wonen; dit huwelijk bleef aantal eeuwenoude haardstenen verwijderd.
kinderloos. Door architect P.A. Schols in 1948 gemaakte schetsen van
(5) Jan Hubert (Sjeng) Hoofs (*2-5-1880, † 23-12-1955) het exterieur en het interieur en van diverse voorwerpen,
volgt. dwarsdoorsneden en een plattegrond van het vroegere geheel
(6) Pieter Hubert (Pie) Hoofs (*13-11-1884, † 2-12-1953) bevinden zich in de sectie ”Documentatie landelijke bouw-
bleef ongehuwd. kunst” van het Rijksmuseum voor Volkskunde in het
(7) Paulina Petronella Hoofs (*19-10-1886, † 4-1-1966) Nederlands Openluchtmuseum te Arnhem.
trouwde met Hendrik Wijnand Claessen uit Broeksittard
(*30-10-1877, † 7-12-1947). 4. Het complex Hamers - Bollen -
Sjeng Hoofs trouwde met Maria Catharina Elisabeth Keulers - Luijten - Dohmen - Meys
Pennings (*Jabeek 28-6-1878, † Geleen 27-2-1919) en bleef aan de Jodenstraat
in het ouderlijk huis wonen. Dit echtpaar kreeg de volgende
kinderen: Wie uit het bovenstuk van de Marcellienstraat de
(1) Maria Wilhelmina Rosalia (Rosalie) Hoofs (*30-3-1911, Jodenstraat inslaat, ziet aan de linkerkant een thans in
† 15-10-1975) bleef ongehuwd. tweeën verdeeld gebouwencomplex, waarvan sommige
(2) Hubertus Franciscus (Frans) Hoofs (30-9-1912, † 2-2-
1944) bleef ongehuwd. Ansichtkaart van het westelijke gedeelte van de noordzijde van
(3) Henricus Hubertus (Harie) Hoofs (*19-7-1914, † 4-5- de Jodenstraat gezien in oostelijke richting ca. 1950. Geheel
1989) trouwde met Henriëtte Willems en bouwde een links: het staketsel en het hek aan de voortuin van de door
nieuwe woning met groentekweek- en tuindersbedrijf tegen- hoofdonderwijzer Bemelmans in 1910 gebouwde VILLA
NOVA (thans villa CANTEMERLE). Dan volgt het huis
Meijs en daarnaast ziet men de witte gevel (met leiboom) van
de boerderij Dohmen.

230

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:52 Pagina 231

vroegere bewoners opvallende rollen in de geschiedenis van Jan Bollen de jonge met het buurmeisje Meijken (Maria)
Geleen hebben gespeeld. Uit de beschikbare gegevens blijkt Hamers (*25-2-1689), dochter van Jan Hamers en Meriken
dat dit complex rond 1800 grotendeels rondom een binnen- Selis, en ging blijkbaar met haar in haar ouderlijk huis aan
plaats lag en dat aan de westzijde van dit erf de woon- de noordzijde van de Jodenstraat wonen. Zij schonk hem zes
vertrekken en aan de oostzijde de stallen lagen, terwijl het kinderen;
aan de straatkant door een poort en aan de noordkant door (1) Jan Willem Bollen (*24-1-1715) volgde in het voetspoor
een oude schuur werd afgesloten. Verder lagen achter deze van zijn vader, maar overleed reeds voor hem (22-2-1746).
laatste een nieuwe schuur, een bakhuis en een bijenstand, (2) Elisabeh Bollen (*13-8-1716) volgt.
maar het is niet bekend wanneer de laatstgenoemde (3) Margaretha Bollen (*24-2-1718).
gebouwen werden toegevoegd. Bovendien lag ten noorden (4) Anna Margaretha Bollen (*15-9-1719) trouwde (13-9-
van dit geheel een boomgaard en was er ten westen van het 1745) met Reinier Dullens en overleed vijf maanden later 2-
gebouwencomplex een grote ”moesgaerde”. 3-1746).
Alvorens daar nader op in te gaan, valt te vermelden dat dit (5) Ida Bollen (*15-3-1721, † 18-8-1782) trouwde (3-10-
niet de woning van de bokkenrijder Herman Luijten is 1748) met de landmeter Jacob Vroemen (*9-10-1917), die
geweest (zie ”Corrigenda bij deel I. 258-260”), maar wel van zijn schoonvader assisteerde. Hij overleed op 29 oktober
diens zoon notaris en maire Jan Mathijs Luijten, die via zijn 1779.
huwelijk met een erfgename uit de familie Keulers in het (6) Maria Cornelia Bollen (*21-6-1723) trouwde (26-8-
bezit van dit complex kwam. 1753) met Caspar Dullens en overleed ruim een week later
Maar dat lid van de familie Keulers was niet de vroegst (3-9-1753).
bekende eigenares-bewoonster. Aangezien Elisabeth Bollen, Jan Bollen de jonge overleed op 14 februari 1751 en zijn
dochter uit het (tweede) huwelijk van Jan Bollen de jonge tweede echtgenote op 28 september 1752.
met Maria Hamers, dat complex van haar moeder erfde en
aan sommige van de kinderen uit haar huwelijk met Peter
Keulers doorgaf, mag worden aangenomen dat ook leden
van de families Hamers en Bollen aldaar hebben gewoond.
Aangezien ons geen verdere details over het verband van een
familie Hamers met dit complex ter beschikking staan, komt
hier eerst het verband met de familie Bollen ter sprake.

Het vroegere complex Luijten vanuit het oosten gezien. De gevel (1799) van het hele vroegere complex Luijten in 1950.
Hier is nog duidelijk te zien dat zowel de blinde als de norma-
Leden van de families Bollen en Hamers le ramen van de toenmalige boerderij Dohmen en de ramen van
Jan Bollen de jonge, die op 5 april 1678 te Beekhoven het huis Meijs oorspronkelijk van eenzelfde patroon met gelijke
(Geleen) was geboren, was als landmeter eerst de mede- afmetingen waren. Het raam rechts onder wijkt zo sterk van de
werker en daarna de opvolger van zijn vader Jan Bollen de andere af dat het als een latere ingreep moet worden beschouwd.
oude <Deel I, 322>. Op 21 april 1708 trouwde hij met Sybilla Verder valt op dat er geen straatdeur is. Ook de leiboom herin-
Cuijpers uit de molen van Sint-Jansgeleen en hoogstwaar- nert aan een vroegere periode. Links boven hangt een kooitje
schijnlijk ging hij met haar in het huis wonen dat door een met een boekvink; destijds waren er nog opvallend veel boek-
lid van de familie Hagens was gebouwd aan de zuidzijde van vinkenhouders. De met een paard bespannen wagen is vol-
de Jodenstraat (waar thans de Penrisstraat op de Jodenstraat geladen met kisten fruit, die blijkbaar voor de veiling bestemd
uitkomt). Deze echtgenote werd de moeder van vier kinde- zijn <Foto Martin Verjans>.
ren en overleed op 9 mei 1713. Op 17 mei 1714 trouwde
De familie Keulers
Peter Keulers was aan de oostzijde van de Dorpstraat (=
Marcellienstraat) geboren (1-8-1706) als zoon van Joannes
Keulers en Sophia Willems. Op 1 februari 1739 trouwde hij
met Maria Haerden die de moeder van vijf kinderen werd en

231

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:52 Pagina 232

op 6 november 1746 overleed. In 1757 zou hij hij zijn drie loten zou een waarde van 1.500 gulden hebben.
erfdeel aan die kinderen schenken. Vervolgens werd zonder loting onderling overeengekomen
Dit laatste wees er wellicht op dat hij reeds eerder zijn intrek dat lot A, waarbij een gedeelte van de woonvertrekken, de
had genomen in het ouderlijk huis van de hierboven straatpoort, de stallen en de oude schuur waren inbegrepen,
genoemde Elisabeth Bollen, met wie hij 5 november 1747 aan Anna Catharina zou komen. Tevens werd bepaald dat
zijn tweede huwelijk was aangegaan en die de moeder van ook de eventueel op elk van die loten A, B en C gelegen
zeven kinderen werd: lasten gelijk zouden moeten zijn en in geval van ongelijkheid
(1) Maria Sophia Keulers (*22-10-1748). egaal moesten worden gemaakt.
(2) Anna Catharina Keulers (*15-12-1749). Ongeveer tien jaren later, namelijk op 30 maart 1795, had
(3) Joannes Petrus Keulers (*31-5-1751). er voor de ”notabelen” van de ”commune” Geleen een reali-
(4) Reneris Joseph Keulers (*30-9-1753). satie plaats. Deze werd uitgevoerd op verzoek van de toen als
(5) Joannes Wilhelmus Keulers (*10-10-1757). ”maire” fungerende Jan Mathijs Luijten. Die realisatie lijkt
(6) Anna Catharina Keulers (*16-10-1757). te suggereren dat het echtpaar Luijten - Keulers tot dan toe
(7) Joannes Wilhelmus Jacobus Keulers (*17-5-1759). nog slechts in het bezit van een derde van het hele complex
was geweest. Uit de sluitsteen boven de poort, waarop naast
het jaartal 1799 ook de initialen van de echtgenoten Luijten
- Keulers staan, blijkt dat toen het hele complex hun eigen-
dom was.

Het echtpaar Luijten - Keulers in het bezit van het hele
complex
Jan Mathijs Luijten was in een huis aan de westzijde van de
Dorpstraat (= Marcellienstraat) geboren (21-10-1752) als

Steen boven de straatpoort met de initialen J(an) M(athijs)
L(uijten) en A(nna) C(atharina) K(eulers) en het jaartal 1799.

Elisabeth Keulers - Bollen overleed op 6 januari 1767 en Gedeelte van de aan de binnenzijde van de straatgevel boven de
Peter Keulers stierf op 28 mei 1774. Blijkbaar stierven vier poort aangebrachte constructie, waardoor een verbinding tot
van hun kinderen op vrij jonge leeftijd, want op 11 juli 1785 stand kwam tussen de woonvertrekken in de westvleugel (rechts)
werden de dochters Sophia en Anna Catharina Keulers en de en de zolder met de geheime schuilplaats en het loervenstertje
jongste zoon Jacob Keulers vermeld als ”de saementlijke boven de stallen in de oostvleugel (links) <Tekening P.A. Schols, 1943>.
kinderen van Peter Keulers salig verweckt met de eerbare
Elisabeth Bollen als gewesen echteluyden”. Op genoemde
datum verklaarden deze drie niet langer in gemeenschap van
goederen te willen blijven en daarom tot scheiding en deling
van het ouderlijke erfgoed over te gaan. De naaste aanleiding
hiertoe zal wel het huwelijksplan van Anna Catharina
Keulers zijn geweest. Merkwaardigerwijze was er toen geen
sprake van de kinderen uit het eerste huwelijk en van de
andere kinderen uit het tweede huwelijk. Daaruit valt
misschien te concluderen dat er tussen 28 mei 1774 en 11
juli 1785 een of meer verdelingen onder alle nog levende
kinderen van Peter Keulers hadden plaatsgehad en dat daar-
bij het complex aan de Jodenstraat aan die drie kinderen uit
het tweede huwelijk was toegevallen.
Het erfgoed van de drie bovengenoemden, bestaande uit ”de
behuijsinge ende weijde gelegen achter de Kircke”, werd in
drie gelijke loten verdeeld, terwijl iedere erfgenaam ook een
gelijk aandeel in de ”moesgaerde” zou ontvangen. Elk van de

232

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:52 Pagina 233

het elfde van de achttien kinderen van de rijksontvanger
Herman Luijten <Deel I, 258-260> en het vierde uit diens huwe-
lijk (21-6-1748) met zijn tweede echtgenote Maria Johanna
Penris.
Reeds in 1777 oefende hij het beroep van notaris uit. Tevens
werd hij achtereenvolgens schatheffer (1782-1785), land-
meter (vanaf 1785), burgemeester in de vroegere zin (= wijk-
vertegenwoordiger), van Oud-Geleen (in 1788) en schepen
(vanaf 1788) van het graafschap Geleen. Bovendien werd hij
op 13 juni 1794 als rijksontvanger aangeduid. Gezien het
grote aantal broers, zusters, halfbroers en halfzusters dringt
zich de vraag op of hij die beroepen in zijn geboortehuis uit-
oefende. Het ligt echter voor de hand dat hij zijn notaris-
kantoor na zijn huwelijk in het complex aan de Jodenstraat
vestigde. Over zijn persoonlijkheid, zijn beroepen en zijn
gezin werden reeds diverse details vermeld <Deel I, 417; II, 24>.
Ook zagen wij dat hij begin oktober 1794 gehoor gaf aan het
verzoek van de Geleense gemeenschap om de leiding van het
bestuur op zich te nemen <Deel I, 373>. Dat verzoek was allicht
grotendeels gebaseerd op het feit dat notaris Luijten de
Franse taal beheerste. Bij zijn aanstelling tot ”maire” van de
”commune” Geleen werd het eerste gemeentekantoor in zijn
woning aan de Jodenstraat ingericht.

Gedeelte van de ”verburgenis” tussen de vakwerk- en de bak-
steengevel aan de oostzijde; er was ook een dakvensterje. Kort
voordat deze foto werd gemaakt, was een gedeelte van de houten
wand (links) verwijderd <Foto door de auteur>.

De naar boven verschuifbare achterwand van een muurkast (op Blijkens de hierboven genoemde sluitsteen, met de initialen
de zolder in de oostvleugel), die toegang tot de ”verburgenis” gaf van het echtpaar Luijten - Keulers, boven de ingangspoort,
<Foto door de auteur>. werd in 1799 aan de straatzijde een nieuwe gemeenschappe-
lijke bakstenen gevel vóór de woonvertrekken (west) en de
stallen (oost) aangebracht. Gelijkvloers werden daarin bij de
stallen blinde (= dichtgemetselde) ramen gezet. Toen zullen
ook wel de bakstenen oost- en west-zijgevels zijn gemetseld.
Omdat op de zolder boven de stallen de oude zijgevel in vak-
werk gehandhaafd bleef en de nieuwe bakstenen zijgevel op
enige afstand daarvan werd geplaatst, ontstond er een vrij
grote tussenruimte. Door daarin een aparte vloer te leggen
en ze slechts via het opheffen van de - uit één plank bestaan-
de - achterwand van een muurkast toegankelijk te maken,
werd een vernuftige, praktisch onvindbare, ”verburgenis” (=
geheime schuilplaats) geschapen, waar heel wat voorwerpen
konden worden opgeborgen en ook verscheidene personen
konden schuilen. Toen wij die schuilplaats in de jaren zeven-
tig onderzochten, vermoedden wij dat ze reeds door Herman
Luijten, de vader van Jan Mathijs Luijten, tussen de ooste-
lijke vakwerkgevel van zijn eigendom en de bakstenen west-
gevel van de woning van een buurman zou zijn aangebracht
en dat hij zich daar waarschijnlijk zou hebben schuil-

233

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:52 Pagina 234

gehouden, toen in 1775 de gerechtsbode en schutten Plattegrond van het complex Luijten met de erbij behorende
kwamen opdagen om hem te arresteren <St.-Jansgeleen, 89-90>. gronden waarop de stippellijnen tussen de vier delen A, B, C en
Doch daarna is niet alleen gebleken dat Herman Luijten D voor de verdeling van 22 april 1862 zijn aangebracht.
nooit in dat huis heeft gewoond, maar ook dat destijds nog
geen huis vlak tegen de oostgevel van die stallen lag. En daar-
uit valt ons inziens te concluderen dat de bakstenen zijgevel
en de geheime schuilplaats door zijn zoon Jan Mathijs
werden aangebracht.
Ook liet deze laatste een of meer vertrekken boven de poort
timmeren, zodat de bovenkamers van de woning recht-
streeks verbonden werden met de zolder boven de stallen.
Aangezien een met die constructie in verband staand
metalen anker in de straatgevel over de gevelsteen uit 1799
werd geplaatst, zal die constructie allicht op een latere datum
tot stand zijn gekomen.

Het loervenstertje van blauwgroen glas in het zolderdak boven Het gezin Luijten - Keulers
de vroegere stallen (oostvleugel), waardoor men op het binnen- Jan Mathijs Luijten en Anna Catharina Keulers worden de
erf kan zien, maar waarachter de kijker vanaf dat erf onzicht- ouders van acht kinderen:
baar is. (1) Joanna Elisabeth Luijten (*27-9-1786, † St.-Odiliënberg
28-6-1843).
(2) Peter Dionijs Frans Luijten (*9-3-1788, † 22-10-1844).
(3) Joanna Maria Luijten (*27-9-1789, † 26-4-1794).
(4) Lambert Antoon Luijten (*12-7-1791, † 20-6-1841).
(5) Jan Willem Luijten (*6-8-1793, † Tegelen 17-2-1860).
(6) Maria Luijten (*1-3-1795, † 3-6-1801).
(7) Anna Margaretha Luijten (*17-8-1797, † Maaseik 23-3-
1880).
(8) Maria Catharina (Trinette) Luijten (ged. Munstergeleen
2-1-1800, † Geleen 6-11-1860).
Elk van de drie zonen trad gedeeltelijk in de voetsporen van
zijn vader. De oudste werd notaris, de tweede werd land-
meter (later gemeentesecretaris <Deel II, 32>) en de jongste
werkte als ”clerke van notaris” eerst op het kantoor van zijn
vader en daarna op dat van zijn broer. Hun vader Jan
Mathijs Luijten overleed op 25 juli 1820; zijn echtgenote
was reeds op 26 april 1812 overleden. (Voor verdere details
over Jan Mathijs Luijten, zie deel I, 417; II, 23-24.) Bij zijn
dood woonden de oudste zoon en oudste dochter niet meer
thuis.

Welnu, die gevel werd aangebracht tijdens de woelige jaren Verdeling van de gebouwen (1820)
van de Franse Tijd (1794-1814), waarin J.M. Luijten zowel Op 10 september 1820 gingen de zes nog levende kinderen
regionaal als lokaal een opvallende rol speelde en hij niet Luijten voor notaris J.R. Lemmens een akte van scheiding en
alleen vaak met driest optredende Franse militairen en veel- deling van het ouderlijk erfgoed aan. Daarbij werd niet
eisende administrateurs werd geconfronteerd, maar door zijn alleen het complex in twee loten gesplitst, maar werden ook
optreden ook bij de eigen bevolking niet steeds even popu- de aan de westzijde vanaf de straat achter elkaar gelegen
lair was. Door zijn woning rechtstreeks met de zolder boven woonvertrekken door een wand in twee groepen verdeeld.
de stallen te verbinden, was hij in staat om die geheime Onder het eerste lot werd het met de korte gevel naar de
schuilplaats snel vanuit elk woonvertrek te bereiken zonder straat gekeerde langwerpige westelijke gedeelte beschreven
zich buitenshuis of op het erf te moeten wagen. Bovendien als omvattende: ”den zaal aan de straat, de kamer daar
liet hij vlak bij die schuilplaats in het dak een stuk gekleurd nevens, genaamd het kantoor, de groote kamer uitzicht
glas aanbrengen; door dit ”loervenstertje” kon hij zien wat hebbende na (= op) den mest- en moeshoff, de agterste
zich op de binnenplaats afspeelde, zonder zelf gezien te poort- of kleederkamer, de eerste poortkamer of de kamer
worden. boven het trapken, de grote getapiseerde (= behangen) boven

234

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:52 Pagina 235

kamer, den bovensten vrugten zolder (= graanzolder), de ”scheidsmuur of wand tusschen de oude keuken en de
trappen om daar op te geraaken, de kamer boven het groote benedenkamer zal op gemeene kosten voor den eer-
kantoor de zoogenaamde kamer aan den trap, het vleesch- sten november dezes jaar vervaardigd worden der voege (=
kamerken, het duivenhuis daar boven, de nieuwe schuur, zodanig) dat den eenen noch den anderen der deelgenooten
den schoop (dialect: ”sjop” = aan de voorkant open over- niet kan uitgeluisterd noch in zijne woning gestoord
dekte bergruimte) en het kaal kamerken achter de agter- worden”. Dit was nog van des te groter belang ”daar de
keuken, het bakhuis met bakoven, den grootsten tuin en den bedstede in de groote kamer staat”.
kleensten boomgaard aan het huis westwaarts gelegen, groot Hier mag niet onvermeld blijven dat in die scheidingsakte
te zamen omtrent een en vijftig roeden vijf en zeventig ellen, ook de blinde ramen in de straatgevel ter sprake kwamen;
vierkant (...) dit lot zal volgen den gevel van het huis en den derhalve weten wij dat deze reeds vanaf het begin (1799)
vleugel van het zelve, westwaarts, van de straat aan tot aan aanwezig waren en dat later geen ramen zijn dichtgemetseld.
den wand of muur zich bevindende tusschen de groote De eigenaars van het tweede lot zouden ”beregtigt zijn van
benedenkamer en de zoo genaamde oude keuken of de in den gevel aan de straat tegens de fourie drij vensters te
gewoonelijke tegenswoordige eetkamer; deze wand dienende maken, waar thans de blinde vensters zijn, zoo groot en niet
voor scheidslinie van onder tot boven in het dak en den grooter, en hebben het zelve façon (= model) en couleur (=
schoorsteen daar in staande, zullen tusschen dit en het twee- kleur) als de gene aan den zaal”. Uit die opgaven valt tevens
de lot gemeen zijn en altijd door hen beide in goeden staat te concluderen dat het huidige meest oostelijke venster
op gemeene kosten gehouden en den schoorsteen door jeder gelijkvloers in de straatgevel, dat een ander model heeft en
van hun na zijnen kant of eigendom gebruikt worden”. De waarvan de lokatie het patroon verstoort, toen nog niet aan-
waarde van dit lot werd op 1.680 Nederlandse gulden wezig was, maar dat zich daar een blind raam bevond op
geschat. dezelfde hoogte en van hetzelfde model als de beide andere.
Het tweede lot, dat een combinatie van de achter het eerste De zes kinderen Luijten kwamen overeen dat notaris Peter
(linkse) lot gelegen woonvertrekken en de rechts van het Dionijs Frans - tegen betaling van 1.166,67 Nederlandse
binnenerf gelegen stallen uitmaakte, werd als volgt om- gulden aan zijn broers en zusters - eigenaar van het eerste lot
schreven: ”uit (het hierboven) gemeld huis volgen de oude zou worden, en dat het tweede lot gezamenlijk aan de vijf
keuken of de tegenwoordige eetkamer, de groote- en de anderen zou toebehoren.
agterkeuken, de poort (aan de noordkant), den agtersten-, De overige onroerende delen van hun erfenis werden op 17
den haver-, fourie- en kaaffzolder, de oude schuur, de koe-, april 1821 ten overstaan van notaris W.J. Helgers te
de drie paarde- en twee varkens- en fouragie-stallen, de Maastricht verdeeld. De daarin opgenomen lijst van akkers
pomp, de straat- of karpoort (aan de zuidkant), de ledige en weiden gaf duidelijk te kennen dat hun vader zijn eigen-
plaats achter de oude schuur, den tuin aan het veld en de dom aanzienlijk had uitgebreid door aankoop van goederen
grooten boomgaard daar nevens westwaarts gelegen, die door de Franse overheid waren geconfisqueerd.
genaamd de Hazetweide, groot te zamen een en vijftig
roeden, vijf en zeventig ellen, vierkant”. De waarde van dit Notaris P.D.F. Luijten eigenaar en bewoner van de weste-
tweede lot werd op 1.400 Nederlandse gulden geschat. lijke vleugel
Bovendien werden aan de eigenaars van het eerste lot een Peter Dionijs Frans Luijten (*9-3-1788), de oudste zoon van
paar privileges toegekend. Zij zouden ”altijddurende gereg- Jan Mathijs Luijten en Anna Catharina Keulers, was op 19
tig(d)heid” hebben op water uit de loden pomp, die op het januari 1819 door koning Willem I tot notaris benoemd en
erf van het tweede lot stond. Daartoe mochten zij ”door de had zich te Heythuysen gevestigd. Daar trad hij op 5 maart
groote of straatpoort op en af over de leuff (dialect: ”luif” = 1821 in het huwelijk met Christina Margaretha Hendrix
vaak verhoogd pad) langs de groote kamer” gaan. Ook (*Helden 10-3-1777), dochter van Joseph Hendrix en
hadden zij het recht ”om altijd bij dag op en af te gaan door Mechtildis Knippenbergh en weduwe van de uit Hasselt (B.)
de straat- of karpoort over den trap langs de zoo genaamde afkomstige en ruim dertig jaar oudere geneesheer Heyliger
fourie (dialect: ”vrie”, waar het paardenvoer werd bewaard) (of Toussaint) Hendrik Knapen († Heythuysen 24-6-1817).
door de t(h)ans daarboven bestaande deur en dan over den Uit haar huwelijk met de laatstgenoemde had zij drie zonen,
trap daarboven, naar den bovensten vrugten solder (= graan- nl. de tweeling Jan Joseph en Andreas Knapen (*4-2-1797)
zolder), welke twee trappen en deur aan het eerste lot toe- en Antoine Henri Knapen (*1-3-1801). Na op 10 september
behooren”. 1820 het westelijke gedeelte van het ouderlijke huis te
Verder werd bepaald dat de vensters op de eerste verdieping Geleen te hebben verworven, vestigde P.D.F. Luijten zich
en de zolder van het eerste lot, die op het binnenerf uitzagen, daar als notaris. Uit een kadasteropgave van 1840 blijkt dat
mochten geopend worden en blijven, maar voor de vensters hij toen tevens in het bezit was van een boerderij te Baexem.
in de gelijkvloerse kamers en ”gemaken” van het eerste lot, Het huwelijk Luijten - Hendrix bleef kinderloos.
die op het erf uitzagen, dienden binnen een half jaar ”zoo Op 11 augustus 1844 maakte P.D.F. Luijten voor notaris
veel ijzere staven” te worden aangebracht ”dat niemand daar J.R. Lemmens uit Lutterade zijn testament. Daarin liet hij
door in of uit kan komen”. Verder werd afgesproken dat de allereerst een bedrag aan de parochiekerk ter stichting van

235

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:52 Pagina 236

jaargetijden voor hemzelf, zijn echtgenote en zijn ouders. Knapen (*1-6-1829, † 16-10-1839) en Caesar Erasmus
Verder liet hij aan zijn vrouw volle eigendom van al zijn Louis Guillaume Knapen (*3-6-1831). De jongste zoon trok
nagelaten roerende goederen en het vruchtgebruik van alle naar Roemenië <Deel II, 128>. De vader, die te Geleen de
onroerende goederen. Dit legaat was ten dele bedoeld als functie van rijksontvanger had uitgeoefend, overleed op 28
vergoeding voor ”de vertimmering (= verbouwing) en andere januari 1833. Na zijn dood is zijn weduwe blijkbaar een
herstellingswerken gedurende ons huwelijk aan mijn huis winkel begonnen. Op 23 november 1836 hertrouwde zij
gedaan”. met de tien jaar jongere Pieter Christiaan van Hoven
Tot zijn erfgenamen wees hij zijn enige nog levende broer (*Mesch-Eijsden 2-6-1810), die met zijn ouders naar de
Jan Willem Luijten en zijn zusters Anna Margaretha en Biesenhof was gekomen. Zij schonk hem vier kinderen, nl.
Maria Catharina Luijten aan, elk voor een vierde van het Jan Baptist Ferdinand van Hoven (*16-6-1837), Karel Felix
geheel. Het laatste vierde moest worden gedeeld door de Isidoor Nicolaas van Hoven (*16-10-1839), Pieter Hubert
kinderen uit het eerste huwelijk van zijn overleden broer van Hoven (*18-2-1841) en Maria Catharina Virginia van
Lambert Antoon Luijten en door Hortensia Josephina Hoven (*14-2-1843). Het gezin Van Hoven - Luijten woon-
Wilhelmina Buijck, enig kind van zijn overleden zuster de aan de Peschstraat. De oudste zoon Jan Baptist Ferdinand
Johanna Elisabeth Luijten. Peter Dionijs Frans Luijten over- van Hoven zou zich als schilder te Antwerpen vestigen († 5-
leed op 22 oktober 1844. Zijn weduwe keerde naar Midden- 5-1895). Pieter Christiaan van Hoven overleed op 20 juni
Limburg terug en overleed te Helden op 6 november 1851. 1858; Maria Catharina Luijten stierf op 6 november 1860.

De overige kinderen van het echtpaar Luijten - Keulers De woonvertrekken aan de oostzijde van het noordelijke gedeel-
Johanna Elisabeth Luijten (*27-9-1786), de oudste dochter te van de westvleugel. Sedert de verdeling van het complex in
van maire-burgemeester Jan Mathijs Luijten, trouwde met twee delen (1820) woonden hier sommige eigenaars of pachters
Frans Joseph Benedict Buijck, die in 1790 in het Belgische van de boerderij totdat een paar stallen in de oostvleugel tot
Deurne was geboren en te Herkenbosch het beroep van woonvertrekken werden ingericht. De laatste bewoners van de
ontvanger van de in- en uitvoerrechten uitoefende. Zij hier afgebeelde woning waren leden van de familie Vroemen -
schonk het leven aan de zojuist genoemde dochter Hortensia Dohmen <Tekening P.A. Schols>.
Josephina Wilhelmina Buijck en overleed te St.-Odiliënberg
op 28 juni 1843. Haar echtgenoot hertrouwde met de uit De achter de notariswoning gelegen vertrekken en de
zijn geboorteplaats afkomstige Maria Anna Christina oostelijke stallen verhuurd
Muijsenbroeck en overleed te St.-Odiliënberg op 21 juni Het tweede lot van de deling uit 1820, dat de aan beide
1850. zijden van het binnenerf gelegen en via de poort aan de
Lambert Antoon Luijten (*12-7-1791) werd reeds onder de Jodenstraat toegankelijke delen van het complex omvatte,
gemeentesecretarissen besproken <Deel II, 32>. werd door de gezamenlijke eigenaars Luijten verhuurd.
Jan Willem Luijten (*6-8-1793) trouwde te Sittard (25-11- In 1826-1828 treffen wij er het gezin van de uit Amby
1822) met Anna Mechtildis Leurs (*Sittard 4-3-1799); in afkomstige Jacob Brouns (*30-9-1777) aan. Hij was op 23
1831 was hij daar ”lieutenant adjudant majoor bij de november 1802 met de Geleense Maria Agnes Cleuters
burgerwacht”. Nadat hij als commies van de in- en uitgaan- (*28-3-1780) getrouwd en werd op de boerderij bijgestaan
de rechten en accijnzen te Arcen was benoemd, verhuisde door zijn zoon Jan Paul Brouns (* Geleen 5-9-1803).
het echtpaar Luijten - Leurs daarheen. A.M. Leurs is te In 1850 en 1862 woonden er als pachters Pieter Helgers (*2-
Arcen overleden (17-1-1854), Jan Willem Luijten stierf te 9-1807, † 16-4-1867), zoon van Jan Jacob Helgers (van de
Tegelen (17-2-1860).
Anna Margaretha Luijten (*17-8-1797) trouwde (14-2-
1828) te Maaseik met de koopman Nicolaas Willem van
Istendael (*Maaseik 24-2-1799, † 5-9-1860) en ging met
haar echtgenoot in die stad wonen. Daar is zij op 23 maart
1880 overleden.
Maria Catharina (Trinette) Luijten (*2-1-1800) trouwde op
2 november 1822 te Melick-Herkenbosch met Nicolaas
Knapen (*Eijsden 17-5-1790), die daar commies tweede klas
van de in- en uitgaande rechten en accijnzen was. Dit echt-
paar woonde enige tijd in Gronsveld, waar drie kinderen
werden geboren, nl. Amelia Anna Celestina Knapen (*22-6-
1823), Eduard Vincent Wijnand Knapen (*8-1-1825) en
Constantia Ludovica Florentina Knapen (*14-2-1827).
Circa 1828 verhuisde dit gezin naar Geleen, waar het met
nog twee kinderen werd uitgebreid, nl. Charles Felix Isidoor

236

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:52 Pagina 237

hoeve Ten Eijsden) en Maria Mechtildis Haerden, en zijn ”Eene behuizing (...) bestaande uit een zaal langs de straat,
vrouw Maria Sibilla Banens (*30-12-1808, † 13-3-1885), een kamerken, neren (= gang) daarnaast, vestibule en
dochter van Gerard Banens en Johanna Cremers. Zij waren keuken, alles aaneen vast, met kelders daaronder, kamers en
op 22 oktober 1842 te Geleen getrouwd en werden de zolders daarboven, voorts een afzonderlijk gebouwken aldaar
ouders van: staande naast de schuur en de pachterswoning bestemd tot
(1) Geertruid Helgers (*24-7-1843, † 8-7-1854). koestal, bakhuis, heimelijk gemak (= w.c.) en kippenhok”.
(2) Jan Arnold Helgers (*29-10-1844, † 5-2-1919). Jan Antoon Baggen, die tot dan toe in de Dorpstraat (=
(3) Pieter Leonard Helgers (*26-4-1846, † 23-7-1929) werd Marcellienstraat) had gewoond, werd voor 1.405 gulden de
looier <Deel I, 339; II, 189-190>. nieuwe eigenaar.
(4) Jan Hendrik Helgers (*23-11-1847, † 13-5-1860). Deel C bestond eveneens uit gebouwen en een boomgaard.
(5) Jan Lambert Helgers (*15-10-1849, † Maaseik 17-9- De gebouwen werden als volgt omschreven: ”Eene behui-
1922); bij zijn overlijden was hij inwoner van Roosteren. zing, thans bewoond door Pieter Helgers, als pachter,
bestaande gelijkvloers uit eene grote kamer, eene keuken en
De westelijke vleugel gebruikt als kapelanie (1846-1862) een klein kamerken, de straatpoort, de twee kamers daar-
Na het overlijden van notaris P.D.F. Luijten (1844) en kort boven met zolder, de stallen langs Steven Oirbaens (=
daarop het vertrek van zijn weduwe, werd de westelijke Orbans)”. De woning van die pachter lag aan de oostzijde
vleugel in 1846 betrokken door kapelaan Pieter Willem tegen het noordelijke deel van de westelijke vleugel, terwijk
Reijnen (*Roosteren 29-3-1815). Hij vertrok in april 1857 de stallen toen de oostelijke vleugel vormden. Deel C werd
naar Jabeek en werd in november van dat jaar opgevolgd voor 1.220 gulden het eigendom van de schoenmaker Jan
door kapelaan Hugo Kamps (*Broeksittard 7-5-1827), die Mathijs Bemelmans.
eveneens zijn intrek in die woning nam. In januari 1862 Deel D, een boomgaard, die het meest oostelijke gedeelte
vertrok deze laatste naar Bingelrade <Deel II, 334-335>. van het geheel uitmaakte, lag niet aan de Jodenstraat, maar
ten noorden van het eigendom van Steven Orbans. Dit werd
Het hele complex aan de Maastrichtenaar J.L. Schols door deze buurman voor 574 gulden in naam van Nicolaas
(1850-1855) Joseph Steijns gekocht.
Op 5 december 1850 verkocht Jan Willem Luijten zijn Verder werden er nieuwe regelingen getroffen om de schei-
(vierde) deel aan de Maastrichtenaar Jan Lambert Schols. ding tussen de gebouwen in overeenstemming met de
Op 18 september 1851 deed zijn te Maaseik wonende zus wensen van de respectieve nieuwe eigenaars te brengen. Zo
Anna Margaretha van Istendael - Luijten hetzelfde. Ook moest de koper van de westelijke vleugel twee deuren en een
sommige kleinkinderen van maire-burgemeester Jan Mathijs venster gelijkvloers, die op het binnenerf uitzagen, met bak-
Luijten verkochten rond die tijd hun delen aan Schols. De stenen dichtmaken. Ook moest hij de ”communicatiedeur”
overige erfgenamen gingen op 25 april 1853 tot deling van tussen de - aan zijn naaste buurman toebehorende - eerste
de rest over. Maar daarna verkocht ook elk van hen zijn of kamer boven de poort en zijn eigen gang aldaar dichtmaken.
haar deel aan genoemde Maastrichtenaar. Bijgevolg was deze Omgekeerd moest een zoldervenster van het oostelijke deel,
laatste tegen november 1855 in het bezit van het hele van waaruit men uitzicht op het westelijke deel had, worden
complex. dichtgemaakt. Beide nieuwe eigenaars moesten op gezamen-
lijke kosten een scheidsmuur of scheidswand op de zolder
Verkoop van diverse onderdelen van het complex (22-4- aanbrengen. Bovendien zou voortaan uit de gemeens-
1862) chappelijke put enkel water via de pomp mogen worden
Schols zou niet lang de eigenaar blijven. Op 22 april 1862 gehaald.
verkocht hij de gebouwen, tuinen, boomgaarden en akkers,
die hij van de diverse leden van de familie Luijten had J.A. Baggen en zijn gezin in de westelijke vleugel (1862-
verworven. Het gebouwencomplex en de vlak erbij gelegen 1874)
tuinen en boomgaarden werden in vier delen gesplitst. De schrijnwerker en meubelrestaurateur Jan Antoon Baggen
Het meest westelijk gelegen deel A, bestaande uit een tuin en was op 4 februari 1837 te Geleen geboren als zoon van Jan
een boomgaard, werd voor 1.073 gulden verkocht aan Baggen en Maria Sybilla Cloots. Op 17 september 1859 was
Winand Volders, die vooraan in de Pieterstraat woonde en hij gehuwd met Maria Helena Kamps (*Broeksittard 6-1-
het aan zijn heerbroer Martinus Volders overliet <Deel II, 321- 1835). Dit echtpaar woonde eerst op de noordelijke hoek
322>. Daar zou hoofdonderwijzer Servaas Bemelmans in van ’t Straatje en de Dorpstraat (= Marcellienstraat), waar
1910 zijn VILLA NOVA bouwen, waaraan door de latere later de drogisterij van het echtpaar J. Cloots - Vijgen zou
bezitters Van Kan - Luijtende de naam CANTEMERLE zou worden gevestigd.
worden gegeven. Na de aankoop van de westelijke vleugel van het vroegere
Deel B was de westelijke vleugel van de gebouwen met de complex Luijten (22-4-1862) verhuisde het gezin Baggen -
ten westen daarvan gelegen tuin en de ten noorden aanslui- Kamps daarheen. Maar in 1874 verliet het Oud-Geleen en
tende boomgaard. De gebouwen werden aldus omschreven: vestigde zich te Borgerhout bij Antwerpen (B.). De tweede

237

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:52 Pagina 238

zoon Alphons Lambert Baggen (*Geleen 9-3-1862) zou als (2) Virginie Meys (*9-2-1905, † 31-12-1990) trouwde met
beeldhouwer grote faam verwerven <Deel II, 197-200>. Nicolaas Diederen (*Puth-Schinnen 28-12-1896, † Geleen
31-8-1948).
De gezinnen Nijsten - Opgenoord(t) en Ramakers - (3) Emile Meys (*22-5-1907, † 8-12-1947) bleef ongehuwd.
Göbbels in de westelijke vleugel (1876-1915) (4) Jeannette Meys (*24-7-1908, † Tilburg 10-9-1996)
Op 2 december 1876 werd de westelijke vleugel, d.w.z. ”een trouwde met Joseph Louis Adriaan Elias (*Tilburg 14-3-
huis met aangehoorige gebouwen, benevens de aanpalende 1907, † 15-8-1974).
tuin en boomgaard”, door notaris F.K.J. Russel, op verzoek (5) Bertha Meys (*22-10-1909, † 25-3-1976) bleef onge-
van de te Borgerhout bij Antwerpen wonende J.A. Baggen, huwd.
openbaar verkocht. Voor 1.900 gulden ging het over aan het Nadat Alphons Meys in 1913 tot opvolger van hoofdonder-
echtpaar Nijsten - Opgenoord(t). Jan Martijn Nijsten was wijzer Jan Servaas Bemelmans te Oud-Geleen was benoemd,
op 4 april 1834 te Geleen geboren en was er getrouwd (16- verhuisde het gezin Meys - Schrijnemakers naar de westelijke
10-1874) met Catharina Margaretha Crescentia vleugel van het vroegere complex Luijten aan de Jodenstraat.
Opgenoord(t) (*Limbricht 14-12-1837). In de timmer- Daar is Alphons Mijys op 14 juni 1942 overleden; zijn
werkplaats van zijn voorganger richtte hij een smidse in. Van weduwe Maria Meijs - Schrijnemakers overleefde hem bijna
dit echtpaar zijn ons slechts twee kinderen bekend, die beide 21 jaren en stierf op 8 juni 1963. Binnen vier jaar had zij
Jan Hubert werden genoemd. Hun eerste zoontje (*14-6- haar beide, nog vrij jonge, zonen begraven. Na het overlijden
1875) stierf na vier maanden (14-10-1875) en het tweede van haar moeder bleef Bertha alleen in dat huis wonen. Na
(*17-7-1880) overleed op driejarige leeftijd (30-9-1883). haar dood (25-3-1976) werd het door de nieuwe eigenaars
Van 1890 tot circa 1900 hebben Nijsten en zijn vrouw de verbouwd. Op 10 juni 1976 werd dat gebouw in het regis-
westelijke vleugel klaarblijkelijk gedeeld met het jonge gezin ter van beschermde monumenten opgenomen (nr. 16035).
Ramakers - Göbbels. (Zie nr. 2: ”Het huis Beltgens-Maes-
De Gavarelle-Ramakers”.) En na het vertrek van dit laatste Families Bemelmans en Dohmen in een deel van de
(ca. 1900) blijken zij er nog verscheidene jaren te hebben gebouwende (sedert 1862)
gewoond. Jan Martijn Nijsten overleed op 22 augustus Jan Mathijs Bemelmans (*Nuth 25-3-1820, † 18-10-1895),
1911; zijn weduwe stierf op 15 augustus 1915. zoon van Pieter Caspar Bemelmans en Maria Catharina
Drummen, kocht op 22 april 1862 de - van de straatpoort
De westgevel van de westvleugel (huis Meijs) in 1977 uit gezien en via het erf te bereiken - linksachter gelegen
<Architectenbureau L. Keulen>. woonvertrekken met de rechts van het erf gelegen stallen en
de ten noorden daarvan gelegen boomgaard. Hij was eerst
De familie Meijs - Schrijnemakers in de westelijke vleugel getrouwd (18-6-1851) met Maria Johanna Wessels (*9-2-
(1913-1976) 1818), dochter van de klokkenmaker Jan Peter Wessels en
De in het huis ”Van den Stock etc.” (nr. 3) geboren Philip Anna Maria Houtbeckers <Deel I, 328; II, 190 en 192>. Na haar
Antoon Alphons (Funs) Meijs (*3-9-1866) werd onder- overlijden (30-3-1858) trouwde hij te Bunde (22-9-1861)
wijzer <Deel II, 256-257 en 262-263>. Op 24 januari 1901 trouwde met Anna Elisabeth Ummels of Eumels (*Bunde 31-5-1826,
hij met Maria Gertrudis Schrijnemakers (*4-6-1875) uit de † Bunde 26-9-1904), weduwe van Frans Muutjes († 10-2-
bierbrouwerij. In 1894 was hij als hoofdonderwijzer naar 1855). Met haar betrok hij het door hem gekochte deel van
Lutterade-Krawinkel gegaan. Derhalve werden hun vijf het complex Luijten om er zijn beroep van schoenmaker uit
kinderen geboren in de onderwijzerswoning ten westen van te oefenen. Zijn tweede echtgenote schonk hem vijf
het spoor Maastricht-Sittard: kinderen:
(1) Jozef Meys (*4-12-1903, † 31-10-1951) trouwde met (1) Maria Bemelmans (*25-12-1862, † 10-11-1925).
Maria Elisabeth Virginie Crijns. (2) Catharina Francisca Bemelmans (*15-6-1864, † 31-1-
1925).
(3) Pieter Joseph Bemelmans (*11-3-1865, † 31-5-1893)
volgt.
(4) Joannes Antonius Bemelmans (*18-12-1866, † 30-9-
1873).
(5) Maria Margaretha Bemelmans (*28-1-1869, †
Roermond 12-3-1937) werd kloosterzuster.
De oudste zoon Pieter Joseph Bemelmans zette het schoen-
makersbedrijf van zijn vader voort. Op 1 mei 1893 trouwde
hij met Maria Clementina Hubertina Meys (*31-1-1868),
dochter van koster Jan Lambert Meys en Anna Petronella
Zelis. (Zie nr. 3: ”Het huis Van den Stock etc.”) De
bruidegom overleed reeds op de laatste dag van diezelfde

238

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:52 Pagina 239

maand op 28-jarige leeftijd. Zijn weduwe trouwde (30-10- Het complex van de vroegere bierbrouwerij (midden) met links
1903) met Renier Bernard Custers of Kuster; zij overleed op de ingebouwde woonvertrekken (nr. 20) en rechts de afzonder-
10 februari 1941. lijke woning (nr. 18) gezien vanaf het Brouwersplein <Foto H.
De dochter Maria Bemelmans (1862-1925) trouwde (30- Maassen 1973>.
10-1884) met Jan Leonard Dohmen (*15-7-1852, † 11-11-
1930) uit de Eindstraat. De vader van de bruidegom stamde Aanvankelijk slechts één huis en aan weerszijden daarvan
uit Hillensberg (D.) en zijn grootvader van moederskant uit weiden (ca. 1600)
Havert (D.). Het jonge echtpaar kwam bij de ouders van de Rond 1600 stond hier - ongeveer ter plaatse van het huidige
bruid in de Jodenstraat wonen. Waarschijnlijk was het naar woonhuis König - Coppes - slechts één enkele woning. Aan
aanleiding van dit huwelijk dat een paar stallen rechts van beide zijden van dat gebouw, nl. enerzijds tot aan het kerk-
het erf en dicht bij de straat in een woning werden hof en anderzijds tot aan de Jodenstraat, lagen toen weiden
veranderd. Het echtpaar Dohmen - Bemelmans kreeg vijf of boomgaarden, terwijl het terrein achter die woning allicht
kinderen: een tuin zal zijn geweest, zoals dit later het geval was.
(1) Adolf Dohmen (*9-8-1885, † 21-12-1958). Destijds woonde er Hencken Lemmens met zijn gezin.
(2) Jan Mathias Dohmen (*30-6-1889). Diens dochter Lisken Lemmens trouwde circa 1624 met
(3) Maria Helena Dohmen (*17-3-1892, † 3-11-1966) volgt. Ercken (= Arnold) Wauben en bleef met hem in het ouder-
(4) Jan Antonius (Twanj) Dohmen (*30-6-1894, † 20-3- lijk huis wonen. Niet lang nadat zij het leven aan een zoon
1962) volgt. Bartholomeus (*26-6-1625) had geschonken, overleed zij.
(5) Maria Clementina Dohmen (*28-4-1898, † 20-8-1959). Circa 1630 trouwde Ercken Wauben met Lisken Banends;
Zoon Twanj nam het boerenbedrijf van zijn ouders over. zij schonk het leven aan vier kinderen. Dochter Trijneken
Oudere Geleners herinneren zich hem als de tamboer van de Wauben (*12-5-1640) erfde blijkbaar het huis, terwijl zoon
harmonie. Hij trouwde met Anna Elisabeth Hendrix Jan Wauben (*3-1-1635) in het bezit kwam van de weide
(*Urmond 16-12-1896, † Geleen 6-3-1972) en nam met aan de Jodenstraat. Op 8 maart 1680 had er een ”erf-
haar zijn intrek in de woning rechts naast de poort. buitinge” (= erfenisregeling) plaats tussen Willem Willems,
Hun zoon Jean A.G. Dohmen (*31-3-1930, † 9-3-2001) als momber (= voogd) van de weeskinderen van Stas
<Deel II, 169> trouwde (16-4-1958) met Antoinette Gertrudis Banends en Trijneken Wauben, met Alert of Alard Keulers.
(Truus) Deckers (*Arcen en Velden 22-10-1937) en nam Daarbij kreeg deze laatste ”huijs, hoff en weijde (…)
het bedrijf over. rei(n)genoet ter eenre seijde ende voor een hooft die
In de links achter op het erf uitkomende vertrekken van haar gemeijne straete, ter andere seijde die pastorie d’ander hooft
ouders bleef Maria Helena Dohmen wonen nadat zij was het kerckhoff” <LvO 313, p. 347>. Alert Keulers (*29-10-1647,
getrouwd met Pieter Frans Vroemen (*Geleen 20-1-1889, † † 19-2-1704) was getrouwd (18-2-1678) met Itgen (= Ida)
25-5-1926), zoon van Pieter Walraaf Vroemen en Geertruid Penris (*3-10-1651, † 11-8-1728). Zij kregen zeven kinde-
Hamers. Zij heeft er veertig jaren als weduwe gewoond. ren. Zoon Gerard Keulers (*3-11-1680) zou als broeder
De gebouwen Jodenstraat 7 en 9 worden op 16 januari 1967 Gerlach, de als eerste met naam bekende heremiet, de Kluis
in het register van beschermde monumenten opgenomen te Krawinkel betrekken.
(nr. 16036).
Een tweede woning op de zuidoostelijke huisweide (1728)
5. Het huis en de bierbrouwerij Omdat de zojuist genoemde weduwe Itgen Keulers - Penris
Schrijnemakers onder een schuldenlast leed, verkocht zij op 5 juli 1724 de
aan de zuidoostkant naast haar huis gelegen wei, die 20
Het terrein tussen het oude kerkhof te Oud-Geleen en de kleine roeden besloeg, voor 17 gulden per roede aan Matthis
Jodenstraat dat 96,5 kleine roeden besloeg, werd circa 1640 Dullens (*16-5-1697, † 18-7-1738) van de Biesenhof en
beschreven als grenzende aan: ”(1) der kirckhoff, (2) die Anna Elisabeth Bloem die op 17 september 1722 waren
Judenstraet, (3) Pastorijenweijde, (4)die gemeinstraet”.
Hierbij valt op te merken dat de in de twintiger jaren van de
20ste eeuw aan de Jodenstraat gebouwde kapelanie in de
vroegere pastoorsweide werd gebouwd <Deel I, 358>. Wegens
zijn ligging mag dat terrein wellicht als vroeger kerkegoed
worden beschouwd. De eigenaars moesten jaarlijks 22
stuiver aan het altaar van O.-L.-Vrouw (later aan ”de kleijne
autaren”) en een kop (later een half vat) rogge aan de kerk
leveren. In een akte van 1680 staat in de plaats van de twee-
de levering de verplichting om met de septemberkermis (”op
kleijne kermisse dagh”) te ”beijaerden” (= op de kerkklokken
te slaan).

239

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:52 Pagina 240

getrouwd. De noordwestgrens van het verkochte terrein die met Giel Gielen of Gielkens was getrouwd. Dit echtpaar
werd aldus omschreven: ”aenvanck nemende aen de straete was blijkbaar ook in het bezit van de aan de noordwestzijde,
met de daeckdruppe van het huijs daerop tegenwoordigh op de hoek Dorpstraat (= Marcellienstraat)-Jodenstraat,
staende en vervolgens deurgaens gaende door de voors(egde) gelegen wei.
weijde per lineam rectam (= rechtlijnig) tot op de pastorije Hun dochter Sybilla Gielkens trouwde in 1742 met Andries
weijde”. De reingenoten van het verkochte stuk grond Houben (*1-12-1715). Het gezin Houben - Gielkens (of
waren: ”ter eenre (sijde) den kerckhoff, ter andere (sijde) de Gielen) dat tussen 27-10-1743 en 20-6-1757 met zes kinde-
voors(egde) wed(uwe), voor hooft de huijsweijde van de ren werd uitgebreid, woonde rond het midden van de 18de
pastorije (...) d’ander hooft den wegh gaende van den kerck- eeuw nog in die helft van het huis.
hoff naer den dorpputh”. Die put lag bij het zuidoostelijke Daarna kwam die wei aan Hendrik Smeets en zijn echt-
begin van de Eindstraat. genote Maria Caecilia Demacker. De waarschijnlijke
Tevens werd de clausule opgenomen dat de kopers twee jaar verwantschap tussen de gezinnen Houben - Gielkens en
lang in het huis van de verkoopster zouden mogen wonen en Smeets - Demacker kan worden afgeleid uit het feit dat
dat zij als tegenprestatie gedurende die tijd ”cost en dranck” Bilken Smeets, moeder van Andries Houben, de peettante
aan de eigenaresse zouden verschaffen ”sonder aen de coop- van Hendrik Smeets was. Die noordwestelijke helft van het
penningen te moegen gecort wo(o)rden”. Mocht de ver- vroegere huis Keulers kwam daarna - voor zover bekend -
koopster binnen die twee jaar overlijden, dan zouden de niet meer ter sprake; vermoedelijk werd ze afgebroken.
kopers verplicht zijn de tegenwaarde voor kost en drank
gedurende de nog ”ontbrekende” tijd aan haar erfgenamen Math. Bours kocht stallen en schuur en bouwde een nieuw
uit te keren. Ook werd bepaald dat de schuur van de huis (1785)
weduwe Keulers die op de verkochte wei stond, op kosten In 1780 dook in de Geleense archieven ene Matthis Bours
van de kopers naar de grond van de verkoopster zou worden op die uit Geulle stamde. Zijn broer Willem Bours was
verplaatst. brandewijnstoker te Maastricht. De geboorteplaats van zijn
In het jaar waarin genoemde weduwe overleed (1728), liet vrouw Maria Cornelia Janssen is ons niet met zekerheid
het echtpaar Dullens - Bloem een nieuw complex bouwen bekend. Misschien was zij Cornelia Janssen die op 22
tussen haar huis en het kerkhof <Deel I, 264>. Het woon- februari 1734 te Geleen was geboren als dochter van Arnold
gedeelte daarvan zou in 1906 door nieuwbouw worden ver- Janssen en Helena Winckens. In dat geval zou haar
vangen <Deel II, 211>. De daarachter gelegen stallen en schuur, betrekkelijk hoge leeftijd wellicht kunnen verklaren dat haar
waarvan de zijmuur in ankers het jaartal 1728 toonde, beide huwelijken kinderloos bleven. Doch het feit dat in
werden kort na de Tweede Wereldoorlog afgebroken. haar overlijdensakte de namen van haar ouders onvermeld
bleven, zou misschien op een andere geboorteplaats kunnen
Huis Keulers door erfgenamen in tweeën gedeeld (1728- wijzen. In de periode 1780-1785 exploiteerde het echtpaar
1730) Bours - Janssen elders in Geleen een herberg.
Na het overlijden van de weduwe Keulers - Penris (1728) Op 15 januari 1785 kocht het van de echtelieden Jan
werd haar woning tussen de bovengenoemde zoon Gerard Dullens (kleinzoon van de eerder vermelde Matthis Dullens)
en dochter Bilke (= Sybilla) verdeeld. Het is ons niet bekend en diens vrouw Elisabeth Schoenmakers die vlak naast het
of toen enige veranderingen in de inwendige structuur kerkhof woonden, voor een bedrag van 645 gulden en 15
werden aangebracht. Reeds op 3 april 1726 had Gerard, stuivers, de ”agter een liggende stallinge, twee gebond van
d.w.z. heremiet Gerlach (zie hfdst. X, nr. 1), 80 gulden van sijne schuere, met het verckens stalleken tot aen des cedents
de kerk geleend, waarbij hij o.a. zijn te verwachten erfdeel als (= verkopers) puth, de daer toe gehoorende plaets en moes-
onderpand had gesteld. Wellicht was die last voor hem de hoff (= tuin) gelijk in den dorpe Geleen aen de kerk gelegen
directe aanleiding om zijn (zuidoostelijke) helft van het (...) met eene regte linie tot op den (bij de heg van de
ouderlijke huis (met het daarachter gelegen terrein) in 1730 pastoorswei staande) kersenboom aen”.
aan de naaste buren Dullens - Bloem voor 629 gulden Het is duidelijk dat de in 1785 verkochte stallen en schuur
Brabants te verkopen. Het verkochte goed werd toen aldus (zeker ten dele) de door de grootouders van Jan Dullens in
omschreven: ”sijn huijs ende plaetse gelijck deselve aen hem 1730 gekochte oostelijke helft van het vroegere huis Keulers
bij deelinge is gevallen, bestaende in drij gantze gebondt hadden vervangen. Ter bekostiging van die koop leende het
sijnde de kaemer ende keuken-kelder ende heerdt met 25 echtpaar Bours - Janssen 500 gulden van advocaat Arnold
roeden ende een halve plaetse”. De kopers trokken dat Hyacinth Walter de Limpens, die in de streek van Kerkrade
gedeelte van het huis Keulers bij hun eigen bedrijf en woonde. De koper verplichtte zich om ”eene muere langs
bouwden daarop o.a. stallen en een schuur. Ook waren zij zijns verkoopers puthhuijsken door te trecken” ter hoogte
vermoedelijk degenen die een put op hun erf lieten aan- van de ”poorteboog”, terwijl bovendien ”om hunne weder-
leggen. zijtse (verder van de straat gelegen) moeshoven (= tuinen)
De overblijvende noordwestelijke helft van het huis Keulers van malkanderen af te sonderen eene geschoore haege (=
werd toen bewoond door de zojuist genoemde Bilke Keulers heg) in den reijn” moest worden geplant; hierbij werd

240

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:52 Pagina 241

bepaald dat die heg door de koper en verkoper ”jeder aen den (zondag) 25 april lestl(eden) naer (= na) de vroegmisse
sijne zijde zal moeten geschooren worden”. Ingeval Bours (...) in sijn huijs sig besig gehouden heeft met tappen en
aan zijn kant van de scheidsmuur een nieuw puthuisje schencken volgens sijne professie (= beroep)”.
mocht maken, waarin water uit de op het erf van Dullens Ter plaatse van de huidige straatdeur was destijds een raam,
aanwezige put kon worden getrokken, zou de verkoper daar- waarachter een kamertje lag. De ingang tot huis en café lag
in - onder voorwaarde van de helft der kosten van grond- en aan de zuidoostkant (= kerkzijde); die kon slechts via een
sloopwerk te dragen - aan zijn kant ”eene grote venster” open ruimte tussen dat gebouw en de grond van de buur-
mogen maken om hem de gelegenheid te geven van dat man worden bereikt. Die ruimte lag ter plaatse van de
puthuisje gebruik te maken. huidige kamer met twee ramen naast de straatpoort van de
buur. Waarschijnlijk werd ze aan de straat door een poort
Reconstructie van de straatgevel van het huis uit 1785. Via de afgesloten.
poort (naast de buurman) en de daarachter gelegen open plaats Daar bij de publieke verkoop van huis en inboedel op 13
bereikte men de ingang, die toegang gaf tot het café (met de twee augustus 1805 o.a. een volledige brandewijninstallatie werd
ramen aan weerszijden van de schoorsteen) en de andere ver- vermeld, heeft Bours ook - evenals sommige andere café-
trekken. De reconstructie van het bovenstuk is gebaseerd op de houders in zijn tijd - brandewijn gestookt. Zijn bedrijf
nog aanwezige vroegere achtergevel van het geheel, die eveneens schijnt rendabel te zijn geweest, want op 20 april 1791 kocht
een schoorsteen bevat. Bours ook de aan de noordwestzijde naast zijn woning
gelegen weide - waar later de bierbrouwerij zal komen - bij
Verder werd uitdrukkelijk vermeld dat Bours ”uijt opbod voor zes gulden en negen stuivers per roede van de
voors(egde) stallinge voor heeft huijsing binnen s’jaers op te erfgenamen Smeets.
maeken”. Het ligt voor de hand dat Bours kort na die koop Nochtans leende hij op 2 juli 1792 niet minder dan 2.000
een nieuw huis in baksteen liet optrekken. De vier opvallend gulden van de te Maastricht wonende priester Franciscus
dikke muren die nog steeds de hechtste elementen van het Nicolaus de Limpens. Daartoe stelde hij als onderpand o.a.
geboortehuis van de auteur vormen, waren ongetwijfeld de ”zijn woonhuijs met aanhoorige schuure, stallinge, moeshoff
buitenmuren van het nieuwe huis Bours. De zuidoostelijke en weide gelegen in den Dorpe Geleen aan de kerk (...) te
van die vier oude muren staat thans niet tussen dit huis en zaemen aan maet drie groot negenthien en een halve cleen
het (vroegere) huis Eussen, maar begint aan de straat tussen roeden”. Bours overleed op 22 maart 1796 in de leeftijd van
het tweede en het derde raam vanaf de poort van huis Eussen 45 jaar. Zijn huwelijk was kinderloos gebleven.
en strekt zich van daar in noordoostelijke richting uit.
Derhalve zullen de onder de cementlaag verborgen ankers De echtparen Luijten - Janssen en Luijten - Hoedemakers
hoogstwaarschijnlijk het bouwjaar weergeven. Nochtans zal (± 1797-1820)
het vakwerk in de tuinmuur van het daarachter gelegen bij- De weduwe Maria Cornelia Bours - Janssen trouwde met
gebouw misschien een overblijfsel zijn van de in 1785 van Mathijs Luijten of Luyten die te Geleen was geboren (25-4-
Jan Dullens gekochte gebouwen. 1769) als zoon van Nicolaas Luijten en Maria Gertrudis
Bours richtte de kamer met twee ramen (naast de huidige Wouters. Zij bleef met hem in haar huis wonen. Dit echt-
voordeur) aan de straatkant tot café in. Op 1 mei 1790 ver- paar handhaafde het café en exploiteerde tevens een brande-
klaarde hij tegenover de schepenen van Geleen dat hij ”op wijnstokerij.
Nadat Cornelia Luijten - Janssen was overleden (20-6-
1805), werd haar huis met inboedel op 13 augustus 1805
door haar te Geulle, Neerharen, Stevensweert, Middelburg
en ’Duijsbourg’ (D.) wonende broers, zusters, schoonbroers
en schoonzusters publiek verkocht. In de in het Frans opge-
stelde akte werden de onroerende goederen als volgt
omschreven: ”la maison d’habitation, et batimens en depen-
dans, avec les jardin et pairie y attendans, contenans environ
dix neuf ares, cinquante trois centiares ou 95 p(etites) verges,
y compris l’emplacement du coté de la maison au sud”. De
verkoop werd ingezet op 2.962,50 francs, waarna dit bedrag
bij opbod van minstens 20 francs werd verhoogd. Lambert
Baggen bood namens Mathijs Luijten totdat hem het pand
voor 4.360,80 francs werd toegewezen. Op die dag had ook
de verkoop van de inboedel plaats. Daartoe behoorde o.a. de
inventaris van het café, zoals biertonnen, kuipen, kruiken,
glazen en bierpotten. Gedeelten van de inboedel werden
door familieleden gekocht. Mathijs Luijten kocht een groot

241

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:52 Pagina 242

aantal voorwerpen, twee koeien en een vaars. Notaris-maire en elk jaar een jaargetijde tot die intentie laten celebreren.
J.M. Luijten die de verkoop leidde, deed eveneens af en toe Bovendien zou bij haar begrafenis van negen mud rogge
een bod en na afloop bracht hij een aantal voorwerpen - o.a. gebakken brood aan de armen van Geleen moeten worden
een bierton - naar zijn eigen woning in de Jodenstraat. Uit uitgedeeld. Zij overleed op 23 oktober 1830.
de inventaris vernemen wij tevens dat zich in dat huis o.a. Op 5 juli 1833 trouwde Theodoor Diederen te Schinnen
een door gordijnen omgeven bed, drie kamerpotten van tin, met zijn vroegere dorpsgenote Joanna Catharina Peussens
een spinnewiel, een koffiemolen, een pendule achter glas, (*Puth 14-1-1788), dochter van Peter Dionysius Peussens
een wijwaterbakje en een inktkoker van tin hadden bevon- en Anna Maria Ramakers. Nadat ook zijn tweede vrouw was
den. overleden (10-3-1854), zou Diederen niet lang alleen in zijn
Mathijs Luijten trouwde te Beek (30-1-1809) met Maria woning blijven; hij besloot zijn deel te verkopen.
Hoedemakers (*2-2-1756) uit Spaans-Neerbeek, dochter Maar alvorens daartoe over te gaan, kwam hij tot een
van Martijn Hoedemakers en Mechtild Dekkers en weduwe akkoord over het gebruik van de put die op het erf van zijn
van Jan Haertmans († Beek 15-4-1807). Zij bleven tot 1820 buurman Jan Egidius Willems stond en waartoe zij beiden
in dat huis wonen en verhuisden dan naar een adres ”aan het gerechtigd waren. Destijds stond op die put bij de buurman
Einde” (= Eindstraat). Daar maakten zij op 23 februari voor al een pomp. In de acht voet hoge scheidingsmuur tussen
notaris P.D.F. Luijten hun testamenten <Akten nrs. 582 en 583>. beide panden was toen een deur, waardoor Diederen toe-
Maria Hoedemakers overleed op 2 maart 1841, 85 jaar oud. gang tot die pomp had. Maar Willems was voornemens om
Mathijs Luijten stierf op 20 februari 1850 in de leeftijd van ter plaatse van die put een gebouwtje op te trekken en daar-
80 jaar. bij ”den gemeenen muur te benutten”. Omwille van dit laat-
ste wenste hij die deur dicht te maken. Ter compensatie van
De echtparen Diederen - Dolmans en Diederen - Peussens Diederen verplichtte Willems zich om vóór 5 mei 1855 aan
(1820-1856) de andere zijde van de dichtgemaakte scheidingsmuur,
Op 13 maart 1820 verkocht Mathijs Luijten het huis en de d.w.z. aan de zijde van zijn buurman, op ”zijne eigene en
wei voor 1.134 gulden aan Jan Theodoor Diederen (*27-7- exclusieve kosten” ofwel de oude pomp ofwel ”eene deugd-
1788), zoon van de landmeter Jan Pieter Diederen en zame goede en soliede nieuwe pomp” te plaatsen. Tevens
Johanna Elisabeth Delahaye uit Puth, en diens echtgenote moest Willems op eigen kosten het straatpoortje van het aan
Anna Margaretha Dolmans. Deze laatste was te Scharn Diederen behorende perceel doen verplaatsen opdat de
geboren (27-2-1764) als dochter van Louis Dolmans en pomp de in- en uitgang niet zou verhinderen. Tenslotte
Maria Catharina Maenen. Na het overlijden van haar moest hij ermee akkoord gaan dat hij ”altoos gehouden zal
moeder (26-5-1781) was haar vader als halfer naar de zijn nauwkeurig zorg te dragen dat den putt van alle vuilnis
Biesenhof gekomen. Sedert 19 december 1798 was zij de en onreinigheid moet bevrijd blijven”. Later zou die pomp
weduwe van Gerard Daemen of Dohmen uit Kelmond-Beek naar de keuken van het woonhuis worden verplaatst, waar
en op 24 februari 1813 was zij met Theodoor Diederen tevens een ’pompsteen’ (voor de opvang van het water) zou
getrouwd. Vóór zijn huwelijk had de bruidegom te Geleen worden geplaatst.
verbleven, maar daarna was hij met zijn bruid te Hegge De akte van 30 april 1855 werd mede ondertekend door L.
onder Spaubeek gaan wonen. Op dezelfde dag waarop hij de Defresne, d.w.z. Antoine Martin Hubert Louis (roepnaam
genoemde woning aan de Dorpstraat te Oud-Geleen kocht Louis) Defresne die te Scharn woonde. Hij was te
(13-3-1820), maakte Theodoor Diederen zijn testament. Maastricht geboren (6-11-1826) als zoon van de bier-
Daarbij gaf hij aan zijn echtgenote het vruchtgebruik van de brouwer Martin Antoine Hubert Defresne († 16-3-1852) en
hem toebehorende helft van huis, hof, weide etc. te Geleen Maria Caecilia Christina Dolmans († 22-10-1865); zijn
bij de kerk gelegen. Op 8 juli 1825 maakte Anna moeder was in 1796 op de Biesenhof geboren. Langs de zijde
Margaretha Diederen - Dolmans haar testament in haar van laatstgenoemde was hij een achterneef van de eerste
woonhuis, waarbij o.a. de vrij dicht bij haar wonende koster echtgenote van Diederen. Op 21 september 1855 kocht hij
Lambert Meijs, smid Jan Mevis en brouwer Pieter Mathijs van zijn oudoom en van de erfgenamen van diens eerste
Baggen als getuigen optraden. Daarbij vermaakte zij aan echtgenote voor 4.725 gulden ”een huis met aangehoorige
haar man ”alle huismobilien en akkergereedschap” en tevens gebouwen, aanpalende boomgaard en tuin, gestaan en
”de opkomst (= het vruchtgebruik) van al mijn goederen”. gelegen te Geleen”.
Maar zij schonk hem niet haar helft van het huis; die ver- In de verkoopakte stond dat de eigendomsoverdracht op 1
maakte zij aan haar nichten Maria Caecilia Christina januari 1856 zou ingaan. Daarin werd tevens vastgelegd dat
Dolmans die met Martin Antoine Hubert Defresne was Theodoor Diederen zich voor de rest van zijn leven, tegen
getrouwd, en aan Maria Antoinetta Dolmans. Aan de beide 10 gulden per jaar, het uitsluitend gebruik van de twee
laatsten vermaakte zij ook haar juwelen, beste kleren, bovenkamers aan de noordoostzijde kon voorbehouden. In
beddenlakens, tafellakens, servetten en een houten kist. De een van die kamers is hij op 7 maart 1858, op bijna 70-jarige
erfgenamen moesten na haar dood zo spoedig mogelijk drie leeftijd, overleden.
honderd leesmissen tot lafenis van haar ziel laten opdragen

242

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:52 Pagina 243

Het uit 1856 daterende gebouw, waarin toen de brouwerij ”vaart” geplaatst. Door latere eigenaars zou het complex niet
werd gevestigd en waarin later tevens (op de hoek) woonvertek- alleen nog worden uitgebreid, maar zouden ook aan het
ken (nr. 20) werden aangebracht, gezien vanaf het vroegere inwendige grondige veranderingen worden aangebracht.
zuidoostelijke begin van de Eindstraat. De halfronde openingen Oorspronkelijk waren er geen woonvertrekken in de nieuw-
vlak onder het dak lieten lucht in de ”moutzolder” circuleren. bouw. De eigenaar en exploitant Defresne woonde immers
Links van de woonvertrekken lagen stallen, de ”sjop” en het met zijn vrouw en vervolgens met zijn gezin in het aan de
bakhuis. Het laag overhangende dak bedekt een deel van de zuidoostzijde ernaast gelegen huis. Het brouwbedrijf was
”vaart” en het bijgebouwtje voor de bewoners van het hoekhuis oorspronkelijk in het noordwestelijke gedeelte ingericht, ter-
(nr. 20). Ter verbreding van de Jodenstraat werd het hier afge- wijl in het zuidoostelijke deel (richting kerk) - waar dit
beelde muurtje door een dichter bij die gebouwen gelegen bedrijf later zou worden gevestigd - een stal was.
constructie vervangen <Foto Monumentenzorg te Zeist>. Omdat de ’opvaartpoort’ tussen het woonhuis en de
brouwerij in 1868 werd vermeld, mag allicht worden aan-
genomen dat zij terzelfdertijd als de brouwerij werd
geplaatst. Maar wegens het hoogteverschil tussen de vloeren
van de ’moutzolder’ en de zolder boven de oprit van die
poort kan men vermoeden dat de laatste later werd aan-
gebracht. Op die zolder stond in onze jeugd een mout-
molen.
De nieuwe Geleense brouwer kreeg blijkbaar assistentie van
zijn broer Joseph Hubert Defresne (*Maastricht 9-4-1834).
Deze laatste trouwde (7-1-1861) met Francisca Theresia

Defresne bouwt een bierbrouwerij in de noordwestelijke Gedeelte van de ”vaart” gezien vanuit het noordoosten. De
boomgaard (1856) voorste deur, die toegang tot de koestal gaf, staat in de dicht-
Twee weken nadat hij officieel de eigenaar van genoemd gemetselde poortboog van een vroegere schuur.
huis was geworden, nl. op 15 januari 1856, trouwde Louis
Defresne te Maastricht met Maria Anna Monica Thomassen
die in die stad was geboren (18-2-1831) als dochter van
Willem Thomassen en Maria Catharina Piron. Ongeveer
een maand later zouden de jonggehuwden hun Geleense
woning betrekken.
Reeds vóór hun huwelijk moeten zij het plan hebben op-
gevat om op de ernaast gelegen boomgaard een bierbrouwe-
rij te bouwen. Spoedig na hun komst naar Geleen moeten zij
daartoe een vergunning hebben aangevraagd, want de reactie
daarop van het gemeentebestuur van Geleen dateert van 6
maart 1856. Op 28 april d.a.v. stuurde de Minister van
Binnenlandse Zaken daarover een ”missive” aan Provinciale
Staten van Limburg en deze laatste verleenden op 7 mei
1856 de gevraagde vergunning. In dat document stond:
”oprigting eener bierbrouwerij in de bebouwde erven van
het (…) perceel N. 734 Sectie B”. Omdat Defresne met
ingang van 1 januari 1856 eigenaar was geworden van de
grond waarop ze werd gebouwd, lijkt het voor de hand te
liggen dat die brouwerij in de loop van 1856 werd gebouwd.
Agnes Schrijnemakers - Rouschop (*1844), grootmoeder
van de auteur, wist zich nog te herinneren dat in haar jeugd
ter plekke een boomgaard lag <Deel I, 61, 72 en 120; II, 180>.
Het nieuwe gebouw werd langs de straat, tussen het woon-
huis (later met gecementeerde gevel) en de toen aangelegde

243

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:52 Pagina 244

Hubertina Lemmens (*7-2-1835), dochter van Pieter Frans zes moederloze kinderen naar zijn geboortestreek terug te
Lemmens en Maria Elisabeth Voncken, van de grote hoeve keren.
te Lutterade (in de Geenstraat). In de huwelijksakte werd hij
eveneens als ”brouwer” aangeduid. Woonhuis en brouwerij in verschillende handen (1868/69)
Aangezien de grote schuur, waarvan de grotendeels dicht- Teneinde de verkoop van het hele complex te bevorderen
gemetselde poortboog aan de ”vaart” nog te zien is, in de werd dit in twee kavels gesplitst. Kavel 1 bestond uit het
verkoopakte van 1869 werd vermeld, kan haar bouw even- gehele woonhuis, de open plaats tussen dit gebouw en de
eens aan Defresne worden toegeschreven. Later zou daar een scheidsmuur langs het erf van buurman J.E. Willems (= het
koestal worden ingericht, waarboven een opvallend hoge latere pand Eussen), een gedeelte tuin langs die van de laatst-
bergruimte voor graanschoven zou blijven. Omdat boven de genoemde tot aan de scheiding van de stallen en de daarnaast
koestal de originele gebinten op hun plaats bleven, konden gelegen bergplaats, het halve binnenerf en de opvaartpoort
later aan de hand daarvan de oorspronkelijke afmetingen van van de straat naar dat erf, tezamen 6 roede en 63 el. Kavel 2
die constructie worden vastgesteld. Door het echtpaar König omvatte de grote stal onmiddellijk naast de straatpoort, de
- Coppes zou die koestal in het laatste kwart van de 20ste brouwerij en de andere daarbij behorende gebouwen, het
eeuw worden verwijderd en zou de originele ruimte groten- halve binnenerf, het overblijfsel van de boomgaard aan de
deels hersteld worden. noordwestzijde en het overige gedeelte van de tuin, tezamen
Uit de verkoopakte van 1868 blijkt dat er in die tijd ook een 9 roede en 52 el.
koestal en varkensstallen waren. Maar omdat Defresne geen Bij de eerste verkoop op 4 september 1868 in de herberg van
landerijen of weiden onder Geleen bezat, kan moeilijk Pieter Luijten (het ”Tolhuisje” op de hoek Eindstraat-
worden verondersteld dat hij tevens enig boerenbedrijf uit- Rijksweg) werd het woonhuis voor 1.800 gulden gekocht
oefende. Die stallen behoorden dan ook hoogstwaarschijn- door Jan Willem Vroemen uit Schimmert ten behoeve van
lijk reeds bij het door hem gekochte woonhuis. Destijds was zijn zwager Christiaan Willems, pastoor te Breust-Eijsden.
het de algemene gewoonte om een of meer varkens te Maar voor de brouwerij kwamen toen geen gegadigden
houden. opdagen. Deze werd ruim negen maanden later, op 14 juni
1869, in dezelfde herberg verkocht aan Jan Theodoor
Het gezin Defresne - Thomassen Hubert van der Velden, bierbrouwer te Reuver in Noord-
De echtgenoten Defresne - Thomassen werden binnen Limburg.
zeven en een half jaar de ouders van zeven kinderen:
(1) Maria Hubertina Wilhelmina Christina Defresne Het woonhuis van 1868 tot 1907
(*Maastricht 22-10-1856). Christiaan Willems, de nieuwe eigenaar van het woonhuis,
(2) Maria Louisa Hubertina Catharina Defresne (*Geleen was te Gulpen geboren (15-12-1805) als zoon van Willem
29-10-1857). Willems en Petronella Frijns. Vlak na zijn priesterwijding
(3) Marie Joseph Hubert Hendrik Defresne (*Geleen 11-11- (28-6-1828) te Münster (Westfalen, D.) werd hij tot kape-
1858). laan te Valkenburg benoemd (30-6-1828). Daarna ging hij
(4) Maria Alphonsina Hubertina Defresne (*Geleen 11-11-
1859). De op de binnenplaats uitkomende zijgevel van de woning (nr.
(5) Marie Alphons Hubert Adolph Defresne (*Geleen 16- 18). Rechts is de oprit vanaf de straatpoort en links was de
11-1860, † 4-3-1861). ”dèn”. In 1870 werd er voor dit gedeelte van die gevel, op onge-
(6) Marie Alphons Hubert Andreas Defresne (*Geleen 18-1- veer een meter afstand, een scheidingsmuurtje geplaatst dat er
1862). tot circa 1915 bleef staan.
(7) Maria Alphonsina Hubertina Catharina Victorina
Defresne (*Geleen 29-1-1863).
Tevens woonde bij dit gezin het nichtje Maria Alphonsina
Christina Defresne (*Maastricht 2-9-1854).
Maar de voorspoed en het huiselijk geluk zouden niet van
lange duur zijn. Volgens de mondelinge overlevering zouden
de zaken sterk achteruit zijn gegaan. Ook werd het gezin
Defresne - Thomassen door zware slagen getroffen. In 1861
was een nog geen vier maanden oud zoontje overleden. Op
29 januari 1863 werd het zevende kind geboren en drie
maanden later, op 27 april 1863, stierf de moeder. Wellicht
bestond er een oorzakelijk verband tussen de geboorte van
haar jongste kind en haar overlijden. Na nog vijf jaar in
Geleen te hebben gewoond en gewerkt, besloot Louis
Defresne zijn woning en brouwerij te verkopen en met zijn

244

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:52 Pagina 245

achtereenvolgens als pastoor naar Freeren (B.) (5-2-1839), te tappen - ging zij Trijntje in haar kamer opzoeken. Tijdens
Berg en Terblijt (1-5-1841) en Breust-Eijsden (30-9-1853). het gesprek werd zij onwel en overleed ter plaatse. Na haar
In de loop van 1869 kwam hij naar Geleen en bracht hij begrafenis verhuisde Trijntje naar haar zuster, de echtgenote
tevens zijn nicht Isabella Willems (*Wijlre 1808) en een van Martijn Nijsten in een deel van het complex Luijten aan
dienstbode uit Berg en Terblijt mee. de Jodenstraat.
Op 1 oktober 1870 stond Willems de straatpoort tussen zijn Het eigendom van de ”jòffer Fròng” werd volgens de wet
woning en de brouwerij, met het daarachter gelegen terrein voor de ene helft door haar naaste bloedverwanten van
(tot aan de tuinmuur), aan zijn buurman Van der Velden af. vaderszijde en voor de andere helft door die van moeders-
Op het achterste deel van de nieuwe scheidingslijn - onge- zijde geërfd. Op 26 maart 1907 verkochten deze het huis
veer een meter van en parallel met de noordwestelijke zij- voor 2.725 gulden aan de ernaast wonende brouwer Jan
gevel van het huis op het binnenerf - zou vóór 1 november Willem Schrijnemakers.
1870 een lage muur worden opgetrokken. In ruil voor het
poortgebouw, een deel van het erf en de koestal, die hij aan De bierbrouwerij van 1869 tot 1882
de brouwer had afgestaan, mocht pastoor Willems een daar- Hierboven werd reeds vermeld dat de brouwerij op 14 juni
achter gelegen stuk van 2 are en 7½ centiare aan zijn tuin 1869 door Jan Theodoor Hubert van der Velden werd
toevoegen. gekocht; hij was te Reuver (Beesel) geboren (11-9-1837) als
Volgens de mondelinge overlevering werd hij in het ’zomer- zoon van de bierbrouwer Hendrik van der Velden en Maria
huisje’ (= het uit de kornoeljehaag gevormd prieel) door een Gertrudis Maessen. In de koopakte stond dat hij die
’beroerte’ getroffen, waaraan hij op 8 april 1876 overleed. gebouwen kocht ”voor zich en voor zijne aanstaande bruid
Zijn naam staat, tezamen met die van drie andere priesters, Mejuffrouw Maria Agnes Kockelkorn, wonende te
op de grafsteen in de Calvariekapel op het oude kerkhof <Deel
II, 322>. Zijn nicht vertrok naar Meerssen.
Zijn erfgenamen Hubert Vroemen en diens zuster
Hubertina Voncken - Vroemen uit Schimmert verkochten
die woning reeds op 19 mei 1876 voor 2.040 gulden aan de
weduwnaar Jan Pieter Feron. De nieuwe eigenaar was in
Spaans-Neerbeek geboren (21-9-1810) als oudste zoon van
Jan Mathijs Feron en Maria Sybilla Boesten. Op 2 juli 1841
was hij gehuwd met zijn dorpsgenote Maria Sybilla Buskens
(*7-4-1816), dochter van Nicolaas Buskens en Anna Sybilla
Penders. Op 1 maart 1842 werd hun dochter Anna Sybilla
Feron geboren. Omdat haar moeder reeds op 30 november
1843 overleed, bleef deze hun enig kind. Op 6 juni 1850
trouwde Jan Pieter Feron met Maria Elisabeth Gelissen
(*Urmond 18-9-1791), weduwe van Lambert Snackers, en
ging met haar en zijn dochter te Urmond wonen. Nadat ook
zijn tweede echtgenote was overleden (6-3-1874), keerde hij
met zijn dochter naar Geleen terug (17-4-1875); zij gingen
aan het toenmalige zuidelijke einde van (thans halverwege)
de Pieterstraat wonen. Nadat hij de woning van de erf-
genamen van de overleden priester Willems bij de kerk had
gekocht (19-5-1876) verhuisden Jan Pieter Feron, zijn
dochter Anna Sybilla en een dienstbode daarheen. Na een
verblijf van tien jaar is hij er op 4 juni 1886 overleden.
Daarna zou zijn dochter nog ruim twintig jaar in het door
haar geërfde huis blijven wonen.
Zij verbleef er echter niet alleen; zij had zowel een meid als
een huurster als huisgenoten. Het op de eerste verdieping
naast de grote poort gelegen kamertje, met een raam aan de
straatkant, was verhuurd aan Trijntje Opgenoord(t)
(*Limbricht 31-5-1833). De slaapkamer van de eigenaresse
lag daarnaast aan de kerkzijde en had twee ramen. Nadat zij
op zaterdag 9 februari 1907 vóór de zondag van vastenavond
bij haar buurman, de brouwer, een vaatje bier was gaan
bestellen - waaruit zij tijdens de vastenavondsdagen hoopte

245

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:52 Pagina 246

Kerkrade”. Zij was in laatstgenoemde plaats geboren (9-12- BROUWERIJ met al derzelven toebehooren, gelegen te
1844) als dochter van de bierbrouwer Jan Willem Geleen in het Dorp, kadaster sectie B No2420, 2439 en
Kockelkorn en Maria Agnes Sommer. Hun huwelijk werd te 2442, groot 09 aren 55 centiaren”. Maar op die dag kwam
Kerkrade gesloten (12-10-1869). zich geen koper melden. Dat gebeurde wel ruim drie maan-
Volgens de koopakte bestond hun bezit uit: ”den grooten den later. Op 23 juni 1881 werd de brouwerij met de bij-
stal naast de poort, de brouwerij, den paardenstal, de nieuwe gebouwen voor 3.300 gulden verkocht aan Anna Maria
schuur, de stallen daarneffens, den halven mesthof (= Lenssen - Houben (*5-3-1831, † 5-3-1912) uit de graan-
binnenerf), den boomgaard en het overige van den tuin”. molen van Munstergeleen, zuster van de latere heilige pater
Die boomgaard lag kennelijk langs de Jodenstraat en was Karel en weduwe van Johannes Petrus Lenssen (*Beek 29-4-
dus een overblijfsel van de grote boomgaard, waarop de 1831, † 1-8-1872). Misschien deed zij dit omwille van haar
brouwerij was gebouwd. Hierbij valt tevens op te merken dat enige zoon Hubert (*21-12-1865), maar die koos voor het
de straatpoort tussen het woonhuis en de brouwerij met het priesterschap en zou in 1891 worden gewijd. (Zie hfdst. IX
onmiddellijk daarachter gelegen deel van het binnenerf niet A, nr. 1.) De koopster nam blijkbaar geen verder initiatief,
eigendom van de brouwer was geworden. Daarom stond want na de eigendomsoverdracht bleef het gezin Spiertz in
zowel in de koopakte van het huis als in die van de brouwe- de brouwerij wonen. Dat bleek zelfs nog het geval te zijn,
rij de voorwaarde dat de beide deuren in de vlak achter die toen de zojuist genoemde weduwe dat complex op 17 april
poort gelegen muur van de brouwerij, nl. de kelderdeur en 1882 voor 3.000 gulden verkocht aan Gertrudis
de deur naar de grote stal, moesten worden dichtgemetseld. Pluymaekers of Pluimakers, weduwe van de bierbrouwer Jan
De kelder die over de volle lengte van het gebouw tussen de Schrijnemakers. De tweelingzusters Maria Catharina
straatpoort en de ’Vaart’ lag, was ook rechtstreeks toeganke- Josefina (Netta) Lenssen (*20-6-1864, † 9-2-1950) en Maria
lijk vanuit de toenmalige brouwerij. Christina Philomena (Mina) Lenssen (*20-6-1864, † 22-2-
Zoals wij reeds in de vorige sectie zagen, werd voor dat 1950), dochters van de verkoopster, die later in de z.g.
probleem een betere oplossing gevonden, namelijk door de Karelhoeve woonden, konden zich rond 1944 die verkoop
transactie van 1 oktober 1870, waarbij de poort met de oprit door hun moeder nog goed herinneren. Zij vertelden aan de
en een deel van de daarachter gelegen binnenplaats en stallen auteur dat zij toen ”ketels vol baar geld” van de Geleense
door de priester Willems tegen een stuk van de tuin met het Jodenstraat, waar de koopster destijds woonde, naar hun
echtpaar Van der Velden - Kockelkorn werd geruild. huis te Munstergeleen hadden gedragen.
Bijgevolg bleef de kelderdeur aan de poortzijde open. Het valt moeilijk aan te nemen dat de nieuwe eigenares aan
Een ander probleem leek echter niet zo eenvoudig oplosbaar haar concurrent Spiertz zou hebben toegestaan om in haar
te zijn: voor zover bekend, waren er in het door Van der eigendom nog langer bier te brouwen. In augustus 1882
Velden gekochte pand geen woonvertrekken. Derhalve lijkt waren trouwens sommige van haar zonen bezig met ter
er een verdere ingreep nodig te zijn geweest en zullen de plaatse veranderingen aan te brengen. Het ligt derhalve voor
nieuwe eigenaars waarschijnlijk gedurende de maanden vóór de hand dat met de aankoop van het pand ook de leiding van
hun huwelijk een aantal vertrekken hebben laten aan- het bedrijf door leden van de familie Schrijnemakers werd
brengen. Daarover staan ons echter geen directe gegevens ter overgenomen. Het feit dat Spiertz met zijn gezin daarna nog
beschikking. ruim anderhalf jaar in de brouwerij bleef wonen, kan
Het brouwbedrijf schijnt ook onder Van der Velden niet aan misschien in die zin worden verklaard dat hij in dat bedrijf
de verwachtingen te hebben beantwoord. Na acht en een als gehuurde hulp werkzaam bleef. Pas op 18 december 1883
half jaar in Geleen te hebben gewoond en gewerkt, besloten zou het gezin Spiertz in het bevolkingsregister van Geleen
hij en zijn vrouw in 1878 naar Kerkrade te verhuizen. Daar naar Roermond worden uitgeschreven.
begonnen zij een slijterij. De vroegere brouwer is op 26
januari 1917 in die plaats overleden; zijn weduwe stierf er op Vier generaties Schrijnemakers
7 september 1918. Gertrudis Pluymaekers of Pluimakers, <Deel II, 179-180> was te
Na zijn vertrek behield genoemd echtpaar het eigendom van Heugem geboren (13-12-1811) als dochter van Adam
de Geleense gebouwen. Vanaf november 1878 werden deze Pluymaekers en Maria Catharina Hollander. Op 20 oktober
aan het echtpaar Spiertz - Haenraets verhuurd. De nieuwe 1835 was zij in de St.-Servaaskerk te Maastricht getrouwd
brouwer Johan Alexander Spiertz was te Übach (D.) geboren met Jan Schrijnemakers die te Amby was geboren (2-10-
(9-11-1852) als zoon van Peter Josef Spiertz en Maria Anna 1801) als zoon van Jan-Baptist Schrijnemakers (1761-1819)
Lengen. Op 22 oktober 1878 trouwde hij te Heerlen met en Anna Catharina Bemelmans (1770-1817); zijn ouders
Anna Elisabeth Haenraets die in die plaats was geboren (12- stamden uit Gronsveld. Op het Maastrichtse gemeentehuis
1-1851) als dochter van Arnold Josef Haenraets en Anna kreeg de bruidegom administratieve moeilijkheden, omdat
Maria Hamers. hijzelf ingeschreven stond als Jan Schrijnemaekers, terwijl
In een Sittardse krant van 12 maart 1881 werd aangekon- zijn overleden vader als Jan Schrijnemaakers en zijn over-
digd dat notaris Van der Heijden uit Sittard op 15 maart leden moeder als de weduwe Schrijnemakers geregistreerd
d.a.v. zou verkopen ”de in volle bedrijf zijnde BIER- waren. Daarom moest hij onder eed verklaren dat die drie

246

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:52 Pagina 247

verschillende spellingen dezelfde familienaam weergaven. bevatte, werd door de eigenaar Willem Hoofs van Ten
Daarna koos hij kennelijk de eenvoudigste versie. Eijsden in 1832 een bierbrouwerij gevestigd <Deel II, 179>.
Hun eerste kind werd op 8 september 1836 te Maastricht Circa 1837 verhuurde hij het gebouw met die installatie aan
geboren; hun tweede kind komt op 17 juni 1838 in Geleen het uit Maastricht komende echtpaar Schrijnemakers-
ter wereld. Tussen beide data verhuisden zij naar een histo- Pluymaekers.
risch pand aan de zuidkant van de Jodenstraat (tussen de Daar werd het gezin met nog elf kinderen uitgebreid; met
huidige Leursstraat en Penrisstraat). Het oorspronkelijke inbegrip van het te Maastricht geboren oudste kind was de
gebouw was waarschijnlijk tegen het einde van de 17de eeuw kinderschaar als volgt:
door een lid van de familie Hagens van Sint-Jansgeleen (1) Anna Catharina Schrijnemakers (*Maastricht 8-9-1836,
opgetrokken en vertoonde - naar een foto van de westelijke † Geleen 21-7-1911) huwde (17-6-1875) met Pieter
helft <GOA II, nr. 45. - Deel I, 279> te oordelen - een opvallende Mathias Rouschop (1834-1907).
gelijkenis met het originele complex in de Geenstraat, waar- (2) Elisabeth Schrijnemakers (*Geleen 17-6-1838, † 29-1-
van restanten als ”Drossaardhuis” bekend staan. Later woon- 1922) bleef ongehuwd.
den in dat pand achtereenvolgens de landmeter Jan Bollen (3) Hubertina Schrijnemakers (*Geleen 20-9-1839, †
de jonge, zijn schoonzoon de schepen Jacob Vroemen en Heugem-Gronsveld 7-7-1905) huwde (1-8-1871) met
diens zoon Martinus Vroemen; de laatstgenoemde exploi- Laurens Bronckers uit Heugem (1848-1905).
teerde er zowel een bierbrouwerij als een brandewijnstokerij (4) Joannes Schrijnemakers (*Geleen 9-10-1840, † 10-4-
<Deel I, 344>. 1909) huwde (2-7-1880) met Elisabeth Rouschop (1842-
Rond de jaarwisseling 1814/15 kocht Jan Gerard Vleugels 1910).
van Krawinkel het complex en richtte er een leerlooierij in (5) Willem Schrijnemakers (*Geleen 27-12-1841, † 16-10-
<Deel II, 187-188>. Zijn erfgenamen verdeelden het gebouw in 1915) bleef ongehuwd.
twee helften; de oostelijke helft werd door nieuwbouw ver- (6) Hubert Joseph Schrijnemakers (*6-4-1843, † 18-4-
vangen en in de westelijke helft, die o.a. de oude woning 1844).
(7) Joseph Schrijnemakers (*Geleen 25-5-1845, † 16-8-
1905) huwde (21-1-1875) met Maria Agnes Rouschop (*3-
10-1844, † 25-12-1932) <Deel II, 180>.
(8) Hubert Schrijnemakers (*Geleen 11-2-1847, † 14-6-
1921) huwde (12-5-1873) te Millen (B.) met Maria
Aldegondis Philippina Kruijen (*Millen, 1847, † Gronsveld
1897).
(9) Sophia Schrijnemakers (*Geleen 1-5-1848, † 10-7-
1924) bleef ongehuwd.
(10) Nicolaas Schrijnemakers (*Geleen 20-10-1849, † 23-7-
1918) huwde (6-11-1890) met Anna Catharina Buskens
(*24-9-1857, † 15-5-1928).

De onderste helft van de noordwestelijke gevel van de woon-
vertrekken (nr. 20) op de hoek van het complex. Rechts, naast
de toegang vanaf de straat tot de ”vaart”, staat een van de twee
pilaren met de helft van het open hek.

247

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:52 Pagina 248

(11) Louis Schrijnemakers *Geleen 1-8-1852, † 1-8-1932) De veranderingen in het brouwerij-boerderij-complex
bleef ongehuwd. (1882/83)
(12) Filomena Schrijnemakers (*Geleen 5-3-1854, † 25-7- Nadat de weduwe Schrijnemakers - Pluymaekers de brouwe-
1928) bleef ongehuwd. rij had gekocht, brachten haar zonen ingrijpende verande-
Hun vader overleed reeds, in de leeftijd van 54 jaar, op 18 ringen in dat complex aan. Tijdens graafwerken op het
maart 1856. Het oudste van zijn kinderen was toen 19 jaar binnenerf werd in augustus 1882 een Romeinse sarcofaag uit
en het jongste slechts twee jaar oud. De oudste zoon Joannes de tweede eeuw gevonden <Deel I, 43; II, 388>.
ging te Aken het brouwersvak leren. Ook de zonen Joseph Daar de verhuizing naar de woonvertrekken van de brouwe-
en Nicolaas zouden dat beroep kiezen en het gedurende een rij pas rond 1 januari 1884 plaatshad, lijken die verande-
paar decennia in het bedrijf van hun moeder uitoefenen. ringen geruime tijd in beslag te hebben genomen. Toen
Maar niet al de ongetrouwde kinderen konden in het ouder- werden evenwel niet voor het eerst woonvertrekken in het
lijke huis blijven wonen. Daarom kocht hun moeder op 9 brouwerijgebouw aangebracht, zoals later soms werd veron-
augustus 1875 twee gebouwen, nl. het tweede huis rechts (= dersteld. In de verkoopakte van 23 juni 1881 staat immers
aan de zuidzijde) vanaf het westelijke begin van de dat het door de weduwe Lenssen - Houben gekochte - en op
Peschstraat en tevens de zuidelijke helft van het huis ”Op de 17 april 1882 door haar verkochte - pand uit brouwerij,
Berg” (zie hfdst. IX B, nr. 1). In het huis aan de Peschstraat huis, schuur, stal en erf bestond. De schuur werd in een koe-
zouden de vijf ongehuwden tot aan hun dood wonen. stal veranderd en de vroegere koestal werd voortaan als
Elisabeth, Sophia en Filomena Schrijnemakers zouden het paardenstal gebruikt. De ruimte tussen de woning en de
huishouden doen, terwijl hun jongste broer Louis nieuwe koestal werd tot ”moutkamer” ingericht. Nadat circa
Schrijnemakers in de zuidelijke helft van het huis ”Op de 1904 aan de noordoostzijde van het binnenerf een ”mout-
Berg” o.a. cider zou bereiden. kelder” was aangelegd, werd die ”moutkamer” in een paar-
De belangrijkste stap van de weduwe Schrijnemakers - denstal veranderd. In de eerste helft van de twintiger jaren
Pluymaekers was de hierboven reeds vermelde koop van de werd in de vroegere paardenstal een grote electrische dors-
bierbrouwerij op de hoek Dorpstraat-Jodenstraat op 17 april machine geplaatst.
1882. Niet alleen verkreeg zij daardoor meer ruimte voor Het gedeelte van het door Defresne opgetrokken complex
haar bedrijf, maar ook werd meteen een concurrent uit- dat sinds 1869/1882 als brouwerij dienst deed, werd nooit
geschakeld. Alvorens rond Nieuwjaar 1884 daarheen te anders dan als ”pannes” (= panhuis) aangeduid. Deze van
verhuizen, liet zij een aantal ingrijpende veranderingen aan- vorige generaties overgeleverde benaming verwees oorspron-
brengen die hierna ter sprake zullen komen. De eigenares kelijk naar de eertijds gebruikte ”brouwpan”. Derhalve werd
zou er op 28 augustus 1889 overlijden. in de Middeleeuwen een bierbrouwer ”penre” of ”pender”
Op 9 september 1890 had de deling van het erfgoed plaats. genoemd. Aangezien de zolder en de kelder van het ”pannes”
Daarbij viel de bierbrouwerij toe aan Joseph Schrijnemakers zich over de volle lengte van het gebouw uitstrekken, moeten
en kreeg de jongste zoon Louis Schrijnemakers de helft van ze beide als onderdelen van de oorspronkelijke constructie
het huis ”Op de Berg” toegewezen. Rond die tijd verhuisde worden beschouwd. Die zolder werd steeds als ”moutzolder”
het gezin Schrijnemakers - Rouschop naar de woonvertrek- aangeduid. De halfronde openingen langs de straat en aan de
ken van de brouwerij op de hoek Dorpstraat-Jodenstraat. noordwestzijde duiden erop dat daar eertijds het mout te
drogen werd gelegd. Op het zoldertje tussen de moutzolder
Een van de drie in de brouwerij gebruikte ”iëkers” (= koperen en het aan de zuidoostzijde gelegen woonhuis, d.w.z. boven
ketels). de ruimte achter de straatpoort, stond een ”moutmolen”,
waarvan een houten vierkante afvoerbuis tot dicht bij de
begane grond reikte. Daaronder werden zakken geplaatst om
het gemalen mout op te vangen. In de bierkelder stonden
zeer grote houten kuipen, waaruit het bier in vaten werd
getapt. Deze was zowel vanuit de keuken (met een smalle
trap) als van de zuidoostkant (met een brede trap) toeganke-
lijk. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd hij door de
gemeente tot schuilkelder voor de naaste buurt ingericht.
Dat bracht o.a. mee dat hij aan de bovenkant met een dikke
laag beton werd versterkt en dat in de ruimte zelf een
scheidingsmuur met een aparte deur werd aangebracht.
De eerste verdieping van het ”pannes” werd bijna volledig
ingenomen door een vierkante vrij lage koperen bak, waarin
de gerst in water werd geweekt. Op het gelijkvloers stond de
grote ronde gemetselde roerbak. Daarnaast was de gemetsel-
de oven onder een metalen waterbak. Ook bevond zich daar

248

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:52 Pagina 249

een grote metalen bak voor het pompwater, waaruit zowel opnieuw opgevoerd, maar niet tot boven 60º R. Van de
voor het huishouden als voor het brouwbedrijf water werd overgebleven gort werd nog eens bier gemaakt; dat was het
getapt. Verder stond op het gelijkvloers tot in het begin van zogenaamde ”klein bier”. Door een blauwe steen in het vuur
de jaren twintig een stoommachine die circa 1917, toen op onder de ketel te leggen ontstond gebrande kalk. Van deze
elektriciteit werd overgeschakeld, buiten functie werd laatste werd een beetje in dat bier gedaan om de klaarheid te
gesteld en in de jaren twintig werd verwijderd. bevorderen. Daarna werd het ”klein bier” met gewoon bier
gemengd tot ”middelbier”. De tweemaal gebruikte gort
De procedure van bierbrouwen tot 1932 werd aan het vee gevoerd. ”Oud bier” was bier dat in maart-
De volgende procedure van bierbrouwen heeft de auteur in april was gebrouwen en tot de zomer in de vaten was blijven
het begin van de jaren veertig uit de mond van zijn vader liggen.
opgetekend. De gesproken versie was in het dialect. Leden van de tweede en derde generatie Schrijnemakers als
De eerste stap was het mouten van gerst; dat proces bestond bierbrouwers
uit de achtereenvolgende fasen van weken, kiemen, drogen Zoals wij zagen, kreeg Joseph Schrijnemakers (*25-5-1845)
en harpen. Gerst werd eerst geweekt; daar wintergerst een bij de deling van 9 september 1890 de brouwerij toe-
dikkere schil had dan zomergerst, duurde het weken daarvan gewezen. Hij was gehuwd met Maria Agnes Rouschop (*3-
iets langer. Het weekwater werd verschillende keren ververst. 10-1844), dochter van Jan Simon Rouschop (1804-1886)
Daarna werd dat graan tot een hoogte van 35 à 40 cm op een en Catharina Elisabeth Soons (1807-1891) <Deel II, 180>. Het
- bij voorkeur stenen - vloer uitgeschud. De vrome brouwer jonge echtpaar ging aanvankelijk naast de woning van de
drukte met de steel van de ”kissel” (= stok met een plank om ouders van de bruid (later huis en boerderij Heunen -
de hoop gelijk te trekken) een kruis op de hoeken van elke Rouschop) in de Eindstraat wonen. Daar werden hun vier
hoop. Als de gerst begon te ”broeien” (= kiemen) werd de kinderen geboren:
hoop omgezet, zodat de onderlaag naar boven kwam en (1) Maria Gertrudis Schrijnemakers (*4-6-1875, † 8-6-
eveneens kon ”bekken”, d.w.z. dat de witte puntjes van de 1963) trouwde (24-1-1901) met onderwijzer Philip Antoon
worteltjes uit de korrel konden komen. Vervolgens werd de Alphons (Funs) Meys (*3-9-1866, † 14-6-1942) <Deel II, 256-
hoop gespreid en lager gemaakt opdat de bovenste en de 257 en 262-263>. (Zie hfdst. IX A, nr. 4: ”Het complex Luijten
onderste lagen ”egalig” konden kiemen. De bladkiem zat etc.”)
onder de schil en moest 2/3 van de lengte van de korrel
hebben om als lang genoeg te worden beschouwd. Drie leden van de derde Geleense generatie Schrijnemakers rond
Als volgende fase werd die ontkiemde gerst op ”èèsdes” (= 1900: Jan Willem en zijn beide zusters Marie (gezeten) en
eestplaten) gelegd om te drogen. Destijds waren dat door- Jeannette.
gaans poreuze stenen die ”èèsdesjtein” werden genoemd.
Voordien werden gevlochten metalen platen gebruikt, waar-
doorheen de lucht kon circuleren en waaronder werd
gestookt. Als de gerst goed droog was, werden de worteltjes
of moutkiemen verwijderd. Tenslotte werd het hele geval
door een zeef ”geharpt”. Daarmee was het moutproces
voltooid en nadat het mout gemalen was, kon het brouwen
van bier beginnen.
In de vroege jeugd van de auteur werd in de brouwerij van
zijn ouders geen mout meer gemaakt. Toen werd dit in grote
balen uit Beieren geïmporteerd en in de moutkelder op-
geborgen; wegens de opvallende diepte van die kelder bleef
daar de temperatuur vrij laag. Later werd het mout door de
Sittardse firma Arnolds geleverd.
Het gemalen mout werd met water van 45º Réaumur (=
56,25º Celsius) ”gemisjt” (= gemengd). Daarna werd er - via
een boven de roerkuip ronddraaiende stang met gaatjes, die
met de boven een vuur staande waterkuip verbonden was -
water van 60º R. (= 75º C.) toegevoegd totdat het geheel een
temperatuur van ongeveer 55º R. (= 68,75º C.) had.
Er moest echter flink worden geroerd opdat de temperatuur
niet te hoog werd en de suiker niet verbrandde. Onder het
roeren werd hop toegevoegd; die maakte het bier klaarder en
ook meer houdbaar. Als de suiker opgelost was, werd het
vocht van de gort gescheiden en werd de temperatuur

249

geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:52 Pagina 250

(4) Jan Willem (Sjeng of Sjang) Schrijnemakers (*27-9-

1882) volgt.

Dit gezin betrok in 1890/91 de woonvertrekken van de

brouwerij. Daar werd Joseph Schrijnemakers omstreek 1900

getroffen door een hersenbloeding, die een gedeeltelijke

verlamming veroorzaakte. Op 18 december 1902 vermaak-

ten hij en zijn echtgenote in twee afzonderlijke akten aan

elkaar het levenslange vruchtgebruik van de gemeenschappe-

lijke goederen. Hij zou op 16 augustus 1905 overlijden.

Gedurende de laatste vijf jaar van zijn leven was hij niet meer

in staat om het bedrijf op efficiënte wijze te leiden.

Sindsdien, d.w.z. vanaf 1900, moest zijn toen 18-jarige zoon

Sjeng de leiding op zich nemen <Deel II, 180>. Op 16 januari

De plaat met opschrift die sedert ongeveer een eeuw naast de 1904 vermaakten zijn
straatpoort hangt <Foto Hans Hoogenboom>.
ouders elk hun respectieve
(2) Elisabeth Schrijnemakers (*3-8-1877, † 11-4-1878).
(3) Jeannette Schrijnemakers (*15-12-1880, † 19-3-1973) ongedeelde helften van het
trouwde (5-10-1906) met Laurens Hubert Cloots (*19-10-
1874, † 6-11-1948) uit de Daniker graanmolen <Deel II, 205>. hele complex, d.w.z. de
(Zie hfdst. IX B, nr. 2: ”De graanmolen van Daniken”.).
brouwerij en de boerderij

met het erf en de tuin en

tevens de tot het bedrijf

behorende gereedschap-

pen - waarbij de bierkar

apart werd vermeld - aan

hun zoon. Toen werd

bovendien bepaald dat hij

na het overlijden van zijn

ouders, ten behoeve van

zijn beide zusters, een

bepaalde som geld aan de

erfenis zou moeten toe-

voegen. Jan Willem

Schrijnemakers werd op 8

De bewerkte poortklopper die juli 1904 door zijn vader

van de deur van de vroegere op tot ”lasthebber” of beheer-

die van de huidige straatpoort der van al zijn roerende en

werd overgebracht. Hij dient onroerende goederen aan-

niet om die deur te openen, gesteld. Ten gevolge van

want deze bevat geen slot, maar die toewijzing en benoe-

kan aan de binnenzijde met ming kon die zoon nog

metalen schuiven worden geslo- tijdens het leven van zijn

ten. De bezoeker kon zich aan- vader een aantal verre-

kondigen door met die ring te gaande veranderingen aan-

kloppen <Foto J. R. Heijnen>. brengen

De straatpoort tussen de vroegere brouwerij en de woning (nr. De veranderingen van rond 1904
18) die circa 1925 de vroegere poort verving. Ze bestaat uit Jan Willem Schrijnemakers vertelde vele jaren later dat hij
twee helften, terwijl de rechter helft een deur voor voetgangers - als 21½-jarige eigenaar - rond 1904 een heel stel verande-
bevat die vroeger overdag doorgaans openstond. Aan beide ringen had laten aanbrengen. De meest imponerende ver-
zijden staan z.g. ”schampstenen” om eventuele beschadiging van nieuwing was wel het installeren van een stoommachine die
de ingang door de wielen van in- en uitrijdende voertuigen te in de zuidoosthoek van het ”pannes” werd geplaatst, nl. in
voorkomen. de kleine ruimte tussen de keldertrap en het raam naast de
poort. Tot dan toe had men alle werkzaamheden met de
hand moeten verrichten, maar voortaan zou praktisch al het
pompen machinaal gebeuren. Nadat circa 1917 op elektrici-
teit was overgeschakeld, zou die stoommachine eerst uit-

250


Click to View FlipBook Version