geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:52 Pagina 301
het gezin Peters - Buskens naar de door erfenis verkregen Harie Peters circa 1918.
boerderij Buskens in Spaans-Neerbeek en bleef Henri van
daaruit nog geruime tijd aan het bedrijf van de Biesenhof (5) Johannes Maria Joseph Peters (*17-4-1937) trouwde
deelnemen. Circa 1965 moesten de gebouwen in Spaans- (12-11-1966) te Spaubeek met Maria H.H. Maase (*8-6-
Neerbeek wegens de vernieuwingsplannen van het gemeen- 1940).
tebestuur van Geleen wijken. Daarop zijn de echtgenoten (6) Maria Josée Peters (*23-8-1938) trouwde (17-5-1963) te
Peters - Buskens naar een nieuw huis in Geleen-Zuid Geleen met Leonard Jan Joseph Janssen (*12-6-1938, † 4-9-
verhuisd. 2007).
(10) Jan Antoon Peters (*15-6-1898, † Nieuwhuis-Nuth (7) Jean Eugène Maria Peters (*27-5-1942, † 8-2-2005)
21-12-1981) trouwde (9-10-1928) met Maria Antoinette trouwde (1) (5-1-1963) met Hendrikje Goudbeek (*27-7-
Dewez (*Eschweiler, D., 20-2-1904, † Nuth 12-3-1986); hij 1941), (2) (15-8-1997) met Margaretha Delahay (*22-7-
richtte een molen in en bedreef tevens een graanhandel vrij 1945).
dicht bij het station Geleen-Oost. Dit echtpaar kreeg negen (8) N.N. Peters, dochtertje dat op de geboortedag (11-4-
kinderen. 1944) overleed <Peters II2, 171 en 241-250>.
(11) Maria Anna Getruda (Marieke) Peters (*29-12-1901, † Het echtpaar Peeters - Boijens, dat onafgebroken op de
Eelen, B., 15-5-1995) trouwde wettelijk te Geleen (23-6- Biesenhof bleef wonen, kreeg eveneens acht kinderen, name-
1936) en kerkelijk te Lourdes (Frankrijk) met Nicolaas lijk zes dochters en twee zonen, welke laatsten het bedrijf op
Truijen (*Eelen, B. 5-4-1897, † Zanderhof, Eelen, B., 2-6- de hoeve zouden voortzetten.
1978). Zij kregen vijf kinderen <Peters I, 195-199; II2, 153-178>. (1) Maria Theresia Josephina (Fien) Peeters (*27-5-1930, †
Hierbij valt op te merken dat alle leden van de in 1907-1908 Heerlen 13-12-1997) werd onderwijzeres en gaf o.a. les in
naar de Biesenhof gekomen familie in het bevolkingsregister scholen te Echt, Maastricht en Sweikhuizen. Zij bleef als
van Geleen abusievelijk met de achternaam Peeters (met ee) ongehuwde met haar moeder en beide broers op de
werden ingeschreven. Maar op een enkele uitzondering na Biesenhof wonen. Enige tijd vóór haar overlijden verhuisde
bleven zij de oorspronkelijke spelling Peters handhaven. zij naar een helft van de door haar broer Jean aan de
Op 5 september 1912 maakte Willem Peters voor notaris Sweikhuizer Bergstraat, schuin tegenover de Biesenhof,
Henri Russel zijn testament en hij overleed reeds negen gebouwde dubbele woning.
dagen later (14-9-1912). Zijn weduwe, die toen met negen (2) Johannes Wilhelmus Hubertus (Jean) Peeters (*23-6-
kinderen, van wie de oudste dertig en de jongste elf jaar was 1931) trouwde (4-10-1964) met Maria Albertina Barbara
(dochter Maria Hubertina was in 1911 overleden) achter- Elisabeth Backbier (*Hulsberg 6-8-1938), die hem vier
bleef, zette het bedrijf met de hulp van haar volwassen
kinderen voort. In 1923 kochten de zes toen nog op de
Biesenhof wonende kinderen Peters de gebouwen met de
vlakbij gelegen weilanden van notaris Russel, maar de meeste
akkers bleven toen in het bezit van de laatstgenoemde. Na
die aankoop vonden er blijkbaar veranderingen in het woon-
gedeelte plaats. De weduwe Peters - Laumen stierf op 29
april 1930. In 1938 verkochten Jeanette en Marieke elk haar
1/6 deel aan respectievelijk Henri en Tjeu.
Zoals wij zagen, kochten de gebroeders Tjeu en Henri in
1939 de nog resterende akkers van de Biesenhof van de erf-
genamen Russel en kwam het gezin Peters - Buskens gedu-
rende de volgende twee jaren (1939-1941) naast het gezin
Peeters - Boijens op de Biesenhof wonen. Het echtpaar
Peters - Buskens kreeg de volgende acht kinderen:
(1) Maria Hubertina Gerarda Theresia (Mia) Peters (*28-6-
1929) trouwde (24-4-1958) te Geleen met Jan Jacob Hubert
Schols (*11-4-1921).
(2) Antoinette Francisca Theresia Peters (*28-6-1929)
trouwde (22-8-1956) te Geleen met Louis Frans Marie
Eussen (*19-4-1917, † 10-1-2008).
(3) Maria Josepha Cornelia Peters (*2-5-1931) trouwde (2-
6-1959) te Geleen met Jan Jozef Lemans (*19-4-1928).
(4) Joseph Guillaume Peters (*11-3-1934) trouwde (28-8-
1964) te Roosteren met Mechtildis Maria Lucia Pustjens
(*26-12-1936).
301
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:52 Pagina 302
De Biesenhof gezien vanuit het oosten in de lente van 1954.
Links staan fruitbomen in bloei. Vlak boven die hoeve loopt de
Spaubeekerweg. Verderop is een gedeelte van de zich uit-
breidende nieuwe wijk Geleen-Zuid te zien. Daarachter doe-
men in de verte de gebouwen en de grote steenberg van de
Staatsmijn Maurits en haar nevenbedrijven op <Foto Karel van
Straaten>.
Het echtpaar Peeters - Boijens. Nieuwe eigenaar maar geen nieuwe bewoners van de
Biesenhof ( 1972)
kinderen schonk. Hij bleef geruime tijd met zijn gezin op de Zoals wij zagen, overleed Frans Peters (*1887) op 27
Biesenhof wonen. Daarna betrok dit echtpaar de andere februari 1970 op de Stammenhof en stierf op 15 september
helft van het zojuist genoemde huis aan de Bergstraat. van datzelfde jaar ook diens jongere broer Tjeu. Teneinde
(3) Maria Christina Louisa (Wies) Peeters (*11-9-1932) uit onverdeeldheid te geraken, besloten hun erfgenamen en
trouwde (27-4-1960) met Pierre Theunissen (*Moelingen, hun nog levende broers om de Biesenhof publiek te ver-
B., 23-11-1925) en ging met hem te Moelingen (B.) wonen. kopen. Op 18 oktober 1972 werd die hoeve (met de weiden,
(4) Clara Maria Henriette (Clara) Peeters (*22-9-1933) bleef maar zonder de akkers) het eigendom van de 58-jarige, uit
ongehuwd. Zij werkte eerst op de Biesenhof en daarna in de Zeist afkomstige en te Hoensbroek woonachtige Jan de
keuken van het klooster Abshoven te Munstergeleen. Veen. Hierop aansluitend kan nog worden vermeld dat een
Vervolgens verhuisde zij naar het gehucht Hondsbroek niet onaanzienlijk gedeelte van de akkers door de gemeente
onder Born. Geleen werd onteigend en dat op een gedeelte daarvan het
(5) Hubertina Maria Josefa (Tiny) Peeters (*1-11-1934) (later weer afgebroken) ziekenhuis werd gebouwd. In 1981
trouwde (28-6-1961) met Albert Gelissen (*Beek 18-2- werd het nog resterende bouwland publiek verkocht.
1933) en ging met hem te Beek wonen. Voordat J. de Veen de hoeve kocht, had hij ze bezocht en
(6) Jeannette Cornelia Maria (Jeanny) Peeters (*29-2-1936, toen was hij vooral onder de indruk geraakt van het deftige
† 17-11-1996) trouwde (31-7-1971) met Jozef Huntjens interieur van het zuidelijke woongedeelte. Volgens zijn
(*Maarland-Eijsden 16-9-1937) en ging met hem te Oost- zeggen was hij voornemens dat complex op te knappen om
Maarland wonen. er dan zelf te gaan wonen en er tevens - mede ten behoeve
(7) Wilhelmus Johannes Antonius (Wil) Peeters (*7-9- van zijn zonen - een manège in te richten. Maar toen de
1937) bleef ongehuwd. Tot 2002 bleef hij op de Biesenhof weduwe Peeters - Boijens besloot om er met haar oudste
wonen en werken. In genoemd jaar betrok hij de voormalige dochter en beide zonen te blijven wonen en dat besluit
woning van zijn overleden zus Fien aan de Sweikhuizer wettelijk gesteund werd, kon de eigenaar zijn plannen niet
Bergstraat. uitvoeren. Bijgevolg liet hij het voornemen tot renovatie
(8) Paula Maria Catharina Josephina (Paula) Peeters (*28-6- varen.
1941) trouwde (1967) met Pierre Kleikers (*Venlo 18-7- Een arts uit Eindhoven was bereid de Biesenhof te ruilen
1939) en ging met hem te Vaals wonen <Peters II2, 165-167 en 265- tegen zijn buitenhuis, waarbij een park behoorde, onder
271>. voorwaarde evenwel dat de hoeve onbewoond aan hem zou
worden overgedragen; maar dit laatste lukte niet <LimDag 13-8-
1977>. Aldus ontstond er een impasse, die ongeveer 30 jaren
zou aanslepen en tot verwaarlozing, met als gevolg ernstig
verval, van de Biesenhof zou leiden.
Begin van verval en de eerste reacties hierop (1974-1975)
Omdat sommige onderdelen van de Biesenhof wegens ver-
waarlozing door de eigenaar al spoedig in staat van verval
302
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:52 Pagina 303
geraakten, wendden de pachters zich tot de grondkamer. Biesenhof” in het leven te roepen. Daarbij had hij niet alleen
Daarop stond de kantonrechter hen toe 15.000 gulden op oog voor de deplorabele toestand van het monument maar
kosten van de eigenaar aan onderhoud te besteden. Dat wilde hij ook de belangen van de pachters ter harte nemen.
bedrag bleek echter niet toereikend te zijn. Gealarmeerd Doch wegens gebrek aan medewerking van de betrokken
door het steeds verdergaande verval deed de bond partijen zou ook dat initiatief vruchteloos blijven.
”Heemschut” rond de jaarwisseling 1974-75 een beroep op
het gemeentebestuur van Geleen. Het antwoord hierop van ”Klaag- en smeekbede van een oude hoeve” (1983)
B. en W. was dat de gemeente reeds sinds enkele jaren ver- Onder die titel publiceerde de Gelener J. BAGGEN in
geefse pogingen in het werk had gesteld om de Biesenhof augustus 1983 de volgende jammerklacht: ”Daar sta ik dan.
tegen verval te behoeden en dat naar aanleiding van het ver- Langzaam word ik overwoekerd door mos en weer en wind
zoek door ”Heemschut” de eigenaar opnieuw schriftelijk was mergelen me uit. Waarom helpt mij niemand ? Het moet
gevraagd wat hij van plan was. toch iemand opvallen dat ik sta weg te kwijnen. Ik hou het
Op 1 april 1975 schreef men dat de grote schuur bij de niet lang meer vol. Mijn balken zijn oud en moe. Mijn
Biesenhof zoveel scheuren vertoonde dat er gevaar bestond muren kunnen het gewicht van mijn dak niet meer dragen.
voor het verkeer over de vlak daarlangs lopende weg Geleen- Vroeger was ik mooi en sterk. Ik bood een onderdak en
Sweikhuizen en dat er op last van de gemeente Geleen voor- bescherming. Met trots droeg ik toen de naam DE
zorgsmaatregelen werden getroffen. Op de bij dat artikel BIESENHOF. Ik was een hof van de Alden Biesen nabij het
gevoegde foto kon men zien dat boven op de buitenmuur belgische Tongeren. Toen werd ik onderhouden. Mijn baas
van de schuur over haar gehele lengte een kraag op schragen zorgde er voor dat mij niets overkwam. Nu weet ik niet wat
was aangebracht om de vallende dakpannen op te vangen mijn lot is. Één ding weet ik zeker: wanneer niet snel iemand
<DeLim 1-4-1975>. Ondanks het feit dat de Biesenhof op de ingrijpt, ga ik door mijn ’knieën’. Ik heb horen vertellen dat
officiële monumentenlijst stond, steeg het steeds verder- men probeert mij te behouden, maar dat er geen geld is.
gaande verval tot een onverantwoord peil. Maar lieve mensen help me toch. Ik hoef voorlopig niet
opgeknapt te worden, wanneer men mijn verval maar
Weer een nieuwe eigenaar, maar dezelfde problemen stuitte. Ik heb het toch zo moeilijk. Jullie kunnen me na al
(1977-1981) die jaren toch niet in de steek laten. (…) HELP ME, IK
In april 1977 ruilde Jan Willem (Giel) Spits (*18-2-1930), HOU HET NIET LANGER MEER VOL ! Is ondertekend:
die te Klimmen woonde, een hem toebehorend stuk grond DE BIESENHOF” <Stadjour 17-8-1983>.
tegen de Biesenhof. Ook hij beoogde een restauratie van die
hoeve om ze dan aldus aan zijn zoon Hubert Antoon Marie Nieuwe vergeefse pogingen door B. en W. van Geleen
Gerard (Huub) Spits (*4-6-1961) over te laten. De nieuwe (1984)
eigenaar verklaarde o.a.: ”Ik heb de hof verkregen om die te Nadat een aan de westelijke topgevel van de schuur gelegen
restaureren. Wat er dan mee moet gebeuren, staat nog niet aanbouw, waarin landbouwwerktuigen waren onder-
vast. Ik denk aan een restaurant, aan feestzalen” <LimDag 13-8- gebracht, bij een storm was ingestort en aanhoudende ruk-
1977>. Maar hij stuitte op dezelfde hindernis als zijn voor- winden de kans dat de schuur weldra zou volgen aanzienlijk
ganger; de pachters, die de wet aan hun zijde hadden, wilden leken te hebben vergroot, werd de eigenaar begin 1984 door
niet vertrekken en het bleek onmogelijk om de pacht onge- B. en W. van Geleen gelast binnen twee weken het dak te
daan te maken. herstellen of andere maatregelen te treffen waardoor de kans
Het gevolg van die impasse was dat het verval van de hoeve op instorten en bijgevolg het gevaar voor de omgeving zou
bleef voortgaan. Op een verwijt dat de gemeente Geleen de worden opgeheven. Aanvankelijk toonde deze zich bereid
Biesenhof verwaarloosde, reageerde gemeentesecretaris H. om aan die eis te voldoen. Daarom plaatste hij alvast
Leufkens als volgt: ”We hebben al vele pogingen onder- herstelmateriaal op het erf. Maar toen hij tot de conclusie
nomen om de Biesenhof te redden. Maar het complex is was gekomen dat dergelijke voorzieningen op de duur niet
particulier eigendom. Langs diverse wegen hebben we tever- toereikend zouden zijn, liet hij door advocaat R. Bedaux uit
geefs geprobeerd de monumentale boerderij te kunnen Heerlen beroep tegen dat bevel aantekenen. Wel verklaarde
aankopen. We zouden de boerderij onbewoonbaar kunnen hij genegen te zijn de hoeve te restaureren als hij daarbij op
verklaren, maar dan komen de bewoners op straat te staan. financiële steun van andere instanties zou kunnen rekenen
Trouwens, als we de Biesenhof op dit moment zouden <LimDag 7-2-1984>.
kunnen aankopen, zou dat gezien de financiële toestand van Na overleg met ”Monumentenzorg” en de verklaring van de
de gemeente wel eens problemen kunnen geven” <DeLim 29-1- eigenaar dat hij voornemens was de hele boerderij in de oude
1981>. staat te herstellen, was de gemeente bereid hem enkele
Velen betreurden het verval van dit historische complex en maanden uitstel te geven. Doch toen eigenaar H. Spits zich
wensten het te redden. De in Geleen-Zuid wonende député met een verzoek om subsidie tot ”Monumentenzorg” wend-
E. Mastenbroek stelde voor om, in samenwerking met de de, bleef het verwachte antwoord uit. De restauratiekosten,
bond ”Heemschut”, een stichting ”Vrienden van de waarvan die instelling en de provincie - naar werd verwacht -
303
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:52 Pagina 304
respectievelijk 60% en 10% voor hun rekening zouden medewerking van de betrokken partijen nodig.
nemen, bleken zo hoog te liggen dat er voorlopig niets op Dientengevolge verstreken weer een aantal jaren zonder dat
gang kwam <Op. cit. 7-3-1984>. stappen tot redding van de Biesenhof werden ondernomen.
Vervallen schuur levert gevaar op voor voorbijgangers Evaluatie van de situatie en opties voor nieuwe bestem-
(1984-1992) ming (1992-1998)
Intussen stortte nog een aanzienlijk deel van het schuurdak In september 1992 wist de hierboven genoemde E.
in. In juni 1984 schreef een krant: ”De monumentale boer- Mastenbroek - in zijn functie als gouverneur van de provin-
derij Biesenhof (…) verkeert in een dermate bouwvallige cie Limburg - B. en W. van Geleen (met het oog op even-
staat dat zij een permanent gevaar is geworden voor voorbij- tuele aankoop door de gemeente) te bewegen om door het
gangers. Ze dient zo snel mogelijk te worden gerestaureerd architectenbureau Mertens b.v. te Heerlen te laten onder-
vinden gemeente Geleen en eigenaar Spits uit Valkenburg. zoeken of de Biesenhof nog te redden viel en zo ja, welke de
Illustratief voor de precaire situatie is het ineenstorten van beste bestemming voor het pand zou zijn. Het gemeente-
het dak van de grote schuur tijdens de laatste storm”. Ter bestuur was bereid om 3.500 gulden aan dit onderzoek te
bescherming van het verkeer liet de gemeente op enige besteden <LimDag 1-9-1992>. Begin mei 1993 kwam het ant-
afstand van de buitenmuur een afrastering plaatsen. Het woord. De Heerlense architecten waren tot de overtuiging
woongedeelte van het complex bleek echter goed genoeg gekomen dat de exacte kosten van een restauratie nog niet te
onderhouden te zijn om daar elk gevaar voor de huurders uit berekenen waren, maar dat het werk aan het exterieur, waar-
te sluiten <LimDag. 9-6-1984>. Door de bewoners werden voor subsidies van Monumentenzorg konden worden ver-
immers regelmatig noodreparaties aan de nog intacte daken kregen, bijna twee miljoen gulden zou kosten. In die finan-
verricht. ciële context zou een functie als boerderij zelfs met subsidie
In augustus 1986 werd geconstateerd dat de westelijke top- van het rijk niet rendabel zijn. Een nieuwe bestemming zou
gevel van de schuur niet langer in zijn geheel met de rest van rendabel moeten zijn. Te denken viel aan een sociaal-
het gebouw verbonden was, voor minstens de helft los stond culturele of een toeristische functie.
en bij hevige wind zichtbaar heen en weer zwaaide <Stadjour 7- Ofschoon de eigenaar geen aanstalten maakte om de
8-1986>. Daarna werden gedurende een aantal jaren geen Biesenhof te verkopen, bleef de gemeente Geleen op een
noemenswaardige herstelwerkzaamheden verricht; bijgevolg toekomstige regeling hopen en zette ze de Biesenhof
werd het verval steeds erger. opnieuw op de lijst van in de toekomst voor restauratie in
In een vergadering van de gemeentelijke commissie aanmerking komende monumenten; deze keer betrof dit het
”Ruimtelijke ordening” op 22 september 1987, waarbij het meerjarenprogramma van 1999 tot 2005 <Op. cit. 6-5-1993>.
door B. en W. voorgestelde meerjarenprogramma monu- Op 3 februari 1994 kon men in een krant lezen: ”De
mentenrestauratie werd besproken, werd o.a. aandacht gemeente Geleen gaat bekijken of de monumentale boerde-
gevraagd voor de parochiekerk van Oud-Geleen en de rij Biesenhof geschikt kan worden gemaakt als congres-
Biesenhof. Ten aanzien van die hoeve merkte burgemeester centrum annex hotel. Daarbij wordt gebruik gemaakt van
Lurvink op: ”Het verval van de Biesenhof is doodzonde. een exploitatieplan dat de gemeente Beek voor het landgoed
Deze schitterende boerderij zou eigenlijk voor verder verval Genbroek heeft gemaakt. Dat plan ketste wat Genbroek
behoed moeten worden” <LimDag 23-7-1987>. Doch niet alleen betreft (voor subsidie) af door bezwaren van de provincie,
vond men toen de kosten nogal hoog, maar ook was de die vond dat een dergelijke voorziening thuishoorde in een
meer stedelijk gebied. Burgemeester en wethouders van
Zicht op de Biesenhof vanaf de brug over de Geleenbeek in Geleen zeggen van de provincie begrepen te hebben dat de
augustus 1986. Op de voorgrond worden koeien van die hoeve ligging van de Biesenhof aan de rand van Geleen wel aan die
naar weidegrond ten oosten van die beek gevoerd. De oostelijke eis voldoet. (….) Er zit wel weer beweging in de vele jaren
helft van het dak van de grote schuur is ingevallen. <Foto slopende lobby voor het behoud en dus de renovatie van de
Stadsjournaal 07-08-1986>. Biesenhof. Dat proces speelt zich voornamelijk achter de
schermen af. ’Ik hoop dat we volgend jaar aan de slag
kunnen, maar eerst moet nog een aantal hindernissen over-
wonnen worden.’ zegt wethouder Joep Geurts. (…) Volgens
Geurts is tijdens het onderzoek naar de renovatiemogelijk-
heden van het complex door architectenbureau Mertens
echter gebleken dat de eigenaar en de pachter eventueel
bereid zijn mee te werken aan de renovatie, wat er in feite op
neerkomt dat de eigenaar verkoopt en de boer uit het pand
trekt. (…) In elk geval wordt nu ambtelijk bekeken in
hoeverre het exploitatieplan voor landgoed Genbroek op de
Biesenhof van toepassing kan zijn. Maar de wethouder sluit
304
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:52 Pagina 305
ook niet uit dat de boerderij eenzelfde functie krijgt als de Situatie op het erf in een vrij laat stadium van de Biesenhof als
Ophovenerhof (…) waar verstandelijk gehandicapten zinvol boerderij. De mestvaalt staat vol onkruid. Tussen die mestvaalt
werk verrichten” <LimDag 3-2-1994>. en de gebouwen was aan vier zijden plaveisel. De tractor
Nadat enkele muren van diverse gebouwen waren ingestort, (rechts) heeft de traditionele paardenkracht vervangen.
waardoor de openbare veiligheid in het gedrang kwam en
van de zijde van Schinnen, wegens het gevaar voor de aldaar het verkopen van zelfgemaakte en ingekochte artikelen in
passerende inwoners van Sweikhuizen, op ingrijpen was aan- een kleine boerderijwinkel zouden bezighouden. Die
gedrongen, stuurde wethouder Köhlen, namens de commis- plannen werden blijkbaar reeds eind 1998 met het architec-
sie ”Ruimtelijke ordening”, een brief aan eigenaar H. Spits tenbureau Mertens te Heerlen besproken en deze keer werd
met de mededeling dat er snel maatregelen genomen ook de eigenaar erbij betrokken. Omdat zo’n boerderij
moesten worden om verder verval te voorkomen. alleen niet rendabel zou zijn, werden nog aanvullende voor-
Teneinde uit de impasse te geraken werden er mogelijk- zieningen in overweging genomen, zoals een hotel van drie-
heden bekeken om aan de hoeve een nieuwe bestemming te sterrenniveau met twaalf kamers, een vergadercentrum, een
geven die geld zou opleveren. Daarbij werd aan een gastro- kleine theaterzaal en tien zelfstandige wooneenheden voor
nomische, een sociaal-culturele of een toeristische functie mensen, die langere tijd in of nabij Geleen moeten ver-
gedacht. In dat geval zouden de huurders evenwel voor het blijven, zoals b.v. werkers voor DSM. Men wilde dit project
beëindigen van het pachtcontract schadeloosgesteld dienen op z’n laatst in 2005 voltooid hebben <DeLim 8-11-2000>. Maar
te worden <DeLim 17-9-1997>. Maar wegens gebrek aan de uiteindelijk bleek de raming van de kosten medio 2001 tot
nodige financiën kwam ook van dat voorstel niets terecht. een onbereikbaar niveau te zijn gestegen, zodat dit plan werd
Bij de installatie van de nieuwe Geleense gemeenteraad op opgegeven <DeLim 9-11-2001>.
14 april 1998 werd ”voor de zoveelste keer” plechtig Bijgevolg werd het verval van de Biesenhof voorlopig niet
beloofd: ”De gemeente gaat de komende jaren echt werk gestuit. In december 2003 werd o.a. als volgt op zijn deso-
maken van de restauratie van de monumentale hoeve late toestand ingegaan: ”Het pand oogt alsof het elk moment
Biesenhof”. De leden van de coalitie CDA, PvdA en in elkaar kan storten. Veel ramen zijn dichtgetimmerd of
Stadspartij Geleen verklaarden: ”Geleen heeft weinig monu- ontbreken, deuren hangen scheef en verf bladdert steeds
menten. In het verleden zijn vele oude gebouwen gesloopt. verder af. Daken zijn verzakt of al helemaal open” <DeLim 20-
Wij maken ons sterk voor het behoud van het weinig 12-2003>. Ook daarna schreef men nog in diezelfde trant:
cultuur-historisch goed dat in Geleen nog rest. In de komen- ”Hopeloos lijkt het. Niet meer te redden. Jaren van leeg-
de periode zullen we proberen een tweetal monumenten stand hebben de ooit luisterrijke hoeve Biesenhof onttakeld.
voor het nageslacht te behouden. Het betreft de monumen- Het dak is ingevallen en ligt open, de pannen zijn groten-
tale boerderij De Biesenhof nabij Sweikhuizen en de oude deels verdwenen. In de schuur groeien bomen en struiken,
steenfabriek Plinthos, nog net gelegen op Schinnens grond- muren vertonen levensgrote barsten. Het monumentale
gebied, maar in het uitloopgebied van Geleen, in Daniken”. pand lijkt een bouwval die niet meer te redden valt” <DeLim
Daaraan werd evenwel toegevoegd dat de Biesenhof slechts 16-11-2004>.
bestaansrecht had, indien er een bestemming voor zou
kunnen worden gevonden als restaurant, bezoekers- of Een nieuw realistisch initiatief (2003-2004)
zakencentrum of indien het complex in de sociaal-culturele, Toen de nood het hoogste was, bleek de redding nabij te
toeristische of recreatieve sfeer of zelfs binnen de gezond- zijn. Reeds geruime tijd voordat de directeur van ”Pepijn” en
heidszorg nog een functie zou kunnen vervullen. Het de voorzitter van ”Beter Wonen” tot de conclusie waren
krantenartikel, waarin dit alles werd vermeld, eindigde met gekomen dat hun plannen om financiële redenen onuitvoer-
de opmerking: ”Maar die mooie woorden waren er twintig
jaar geleden ook. Aan de gemeenteraad de komende vier jaar
de opdracht om het college te blijven herinneren aan zijn
belofte” <DeLim 16-4-1998>.
Nieuwe hoop en nieuwe teleurstelling (1998-2004)
In november 2000 leken er eindelijk hoopgevende tekenen
van een doorbraak in de impasse te zijn, waardoor de
Biesenhof van een totale ondergang zou kunnen worden
gered. Toen verklaarden de directeur van de stichting
”Pepijn” in Echt en de voorzitter van de Geleense woning-
corporatie ”Beter Wonen” zich bereid de hoeve om te
bouwen tot een woon-/zorgcomplex voor mensen met een
verstandelijke handicap, die zich met het verzorgen van
kleinvee, het telen en verwerken van agrarische producten en
305
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:52 Pagina 306
baar waren, hadden de zakenlui Lou Spee en Anna Stichting Bouwcultuurfonds Zuid Nederland op 19
Catharina Huntjens uiting gegeven aan hun voornemen om december 2003 een cheque van 25.000 euro ter beschikking.
in de Biesenhof woningen en bedrijven, o.a. een winkel, te Dit aanmoedigend gebaar kan gezien worden als een symbo-
vestigen. Hun aan de Spoorstraat in Geleen gelegen zaak lische afsluiting van het ”Jaar van de Boerderij”.
voor tuinartikelen en decoratiemateriaal zou voor de geplan- Daarnaast groeide ook het idee om de gerestaureerde
de Westelijke Randweg moeten wijken en hun oog viel op Biesenhof in de door het Landschapspark De Graven
de te restaureren Biesenhof als de nieuwe locatie van hun geschapen groene zone te integreren, zodat er voor wande-
bedrijf. Reeds in november 2000 werden daarover op hun laars en fietsers een rustpunt was, waar ze van een drankje en
verzoek gesprekken met de familie Spits gevoerd, waarbij een hapje zouden kunnen genieten.
diverse plannen voor de restauratie en exploitatie van dat Begin 2004 werd door Spits en Spee een document onder-
complex en voor de financiering van die ondernemingen tekend, waarin werd vastgelegd dat de Biesenhof gerestau-
naar voren werden gebracht. reerd zou worden en dat daarvoor een ”Besloten Vennoot-
Doch de uitvoering van de toen gemaakte plannen werd schap” zou worden opgericht. Deze b.v. zou in april 2005
vertraagd door het overlijden van drie erbij betrokken tot stand komen, met de beide genoemden als de enige
personen. Giel Spits, die in 1977 eigenaar van de Biesenhof aandeelhouders. Toen was de restauratie al geruime tijd op
was geworden, overleed op 24 oktober 2002 in de leeftijd gang.
van 72 jaren en zijn echtgenote zou vier maanden later, in
februari 2003, als 69-jarige sterven. Intussen overleed ook
mevrouw A.C. Huntjens (*14-4-1949) op 7 december 2002.
Derhalve bleven de heren Huub Spits en Lou Spee als de
enige onmiddellijk bij dit project betrokken personen over.
Het opgeruimde interieur van de grote schuur tegen het einde
van januari 2005 <Foto A. Eussen-Peters>.
Het met brokstukken bezaaide en met woekerplanten begroeide Als een ’feniks’ uit de as herrezen (2004-2005)
interieur van de grote schuur bij het begin van het jaar 2005 De leiding van de restauratie werd toevertrouwd aan Fer
<Foto A. Eussen-Peters>. Timp, MBA, directeur van een adviesbureau te Maastricht,
die van een Pools aannemersbedrijf achttien constructie-
Alvorens men aan de slag zou kunnen gaan, zouden ver- werkers huurde. Hun eerste taak was een schoonmaakbeurt
gunningen van de stad Sittard-Geleen en van Rijks- waarna de nog bruikbare restanten werden bijgewerkt. In
monumentenzorg dienen te worden verkregen. En aan- november 2004 schreef men hierover: ”Ze kappen rotte
gezien Wil Peeters, de laatste pachter-bewoner van de plekken uit muren en werken de constructie bij. De voor- en
Biesenhof, naar de schuin ertegenover gelegen woning van achtergevels van de oude schuur staan alweer in volle glorie,
zijn overleden zus Fien aan de Bergstraat verhuisde, werd de zijmuren zijn al een eind op streek. Wat een moeilijke
ook van die zijde de weg tot restaureren vrij gemaakt. klus lijkt, blijkt toch goed te doen” <DeLim 16-11-2004>.
In 2003 werd met het architectenbureau Hamers, Nijssen en Nochtans merkte bedrijfsleider Timp een paar maanden
Vervoort te Hoensbroek over de herbouwplannen onder- later op: ”Hoewel de werkzaamheden vlotten, is op dit
handeld. In het uiteindelijke plan werd de gerestaureerde moment nog niet helemaal duidelijk hoe alle onderdelen er
grote schuur voor de potterie van Spee bestemd, terwijl de uiteindelijk zullen uitzien. Dat komt in belangrijke mate
twee woningen zouden worden opgeknapt en in de vroegere doordat we nog geen volledig zicht hebben op wat we alle-
stallen een expositie- annex vergaderruimte en een café maal aan bouwtechnische uitdagingen tegenkomen.
annex restaurant met terras zouden worden ingericht. Op Doordat het gebouw in een slechte staat verkeerde, komen
verzoek van de Boerderijenstichting Limburg stelde de we nogal wat verrassingen tegen. In goed overleg met de
architect en Monumentenzorg passen we daar gaande de rit
een mouw aan.” Hieraan voegde hij nog toe: ”We herstellen
306
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:52 Pagina 307
begin gemaakt, maar na een paar jaren werd een feest- en
conferentiezaal als praktischer en meer rendabel beschouwd.
In 2009 werd aan dat gebouw de officiële naam ’Tiende
Schuur’ gegeven. Dit lijkt in zoverre historisch verantwoord
te zijn dat in het pachtcontract van 1572 staat dat Peter
Pennartz toen niet alleen de Biesenhof met de erbij beho-
rende gronden maar ook de tienden van Alden Biesen onder
Geleen pachtte. De balije Alden Biesen bezat onder Geleen
immers niet alleen de Kleine Biesen en de hoeve Stucken
met de daarbij behorende gewande, maar ook nog een aan-
tal verspreid liggende gronden met een gezamenlijke opper-
vlakte van 45 bunder, 15 grote en 4½ kleine roeden
<TsHKVGel 1995, nr. 2, 20, 22 en 23>. De pachters van die gronden
waren aan de commanderij een jaarlijkse tiende in de vorm
van veldvruchten schuldig en de halfer van de Biesenhof, die
deze tienden van de commanderij had gepacht, verzamelde
die vruchten om ze in zijn schuur te bergen.
Gedeelte van de vernieuwde westgevel van de oostelijke vleugel
<Foto F. Lemmens>.
In maart 2005 was de restauratie van de grote schuur in volle Oostelijke vleugel
gang. Daarbij werd o.a. een grote hijskraan gebruikt <Foto A. In mei 2005 was ook de vleugel aan de oostzijde weer van
Eussen-Peters>. een dak voorzien. In het noordelijke gedeelte werd een
’hotellerie’ van drie grote en twee kleine pensionkamers, elk
waar mogelijk de oude situatie. Op die manier creëren we de met een bad, ingericht, waar gasten voor ’bed & breakfast’
sfeer van weleer. Zo werd de grote schuur voorzien van een kunnen verblijven, terwijl het daarnaast gelegen zuidelijke
nieuwe dakconstruuctie in oude stijl. Maar de bakstenen gedeelte voor de leiders van het bedrijf gereserveerd bleef. De
steunpunten zijn nieuw ” <Beekdalen nr. 3 (mei 2005)>. in de chique kamer aan de wanden gedeeltelijk weggerotte
ornamenten werden op deskundige wijze in hun oorspron-
Noordelijke vleugel kelijke vormen hersteld.
In mei 2005 was de voormalige schuur weer onder dak.
Aanvankelijk werd gepland om in die ruimte bedrijven van Zuidelijke vleugel
oude ambachten, zoals een kaarsenfabriek, mandenvlechte- Waar vroeger de paarden- en varkensstallen waren, werd een
rij, pottenbakkerij, zeepziederij e.d. en een winkel voor brasserie annex restaurant met een gezamenlijke keuken
homedecoraties onder te brengen. Hiermee werd zelfs een gevestigd. In dit verband werd ook het bakhuis tussen de
schuur en de oostelijke vleugel voor het bakken van broden
en vlaaien hersteld. Tevens werden in de zuidelijke vleugel
een winterserre - met zicht op de Sweikhuizerberg - en zowel
aan de zuidzijde als aan de binnenplaats een buitenterras
toegevoegd.
307
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:52 Pagina 308
Het landelijke erf werd in een aantrekkelijke binnenplaats
herschapen <Foto F. Lemmens>.
Interieur van de brasserie <Foto M.-J. Lemmens>. eeuwse gebouw aldaar als commanderij of ridderwoning.
Jammer genoeg werd een van deze met Pinksteren 2008
Westelijke vleugel door een onverlaat ontvreemd. Het andere riddertje werd in
De vroegere koe- en kalverstallen, waarboven eertijds de het voorjaar van 2009 door een onbeschofte bezoeker ont-
kippen huisden, werden eveneens geheel omgebouwd. De hoofd, doch werd door deskundige handen hersteld.
ruimte van de vroeger naast de ingang tot het binnenplein Langs de zijmuren werden twee grote kruisen bij met
gelegen kalverstal werd als een ’specialiteiten- en cadeau- bloemen versierde vroegere voederbakken geplaatst; een van
shop’ ingericht, terwijl die van de vroeger ten zuiden ernaast deze kruisen is afkomstig uit de streek van Aubel (B.) en het
gelegen koestal tot expositie-, vergader- of feestzaal werd andere uit Hamont (B.). Dat ze niet louter ornamenten zijn,
bestemd. Van deze laatste had op zondag 13 april 2008 de bleek uit het feit dat op dinsdag 16 oktober 2007 de dertig
officiële ingebruikname door de burgemeesters van Sittard- deelnemens aan de jaarlijkse bidtocht vanuit de geboorteplek
Geleen en Schinnen plaats. Bij die gelegenheid werd door van de heilige pater Karel (Andries Houben) te Munster-
hen een plaquette onthuld met als opschrift: ”Arthur geleen, die via Puth en Sweikhuizen waren getrokken en bij
Schrijnemakers Zaal”. Volgens de initiatiefnemers was dit diverse wegkruisen hadden gebeden, ook de kruisen op het
een uiting van erkentelijkheid voor de bijdragen van de binnenplein van de Biesenhof in hun route opnamen.
auteur aan de geschiedschrijving van de Biesenhof en van Toch is er hier nog iets bewaard gebleven wat aan een
stad en land in deze regio <Beekdalen nr. 14 (sept. 2008)>. vroegere periode herinnert. Boven de ingang tot een van de
vroegere stallen is nog een geverfd zwart kruis te zien. Zoals
reeds in een vorige sectie werd vermeld, werden dergelijke
kruisen door 19de-eeuwse bewoners boven staldeuren aan-
gebracht als (vermeend) afweermiddel tegen boze krachten,
waaraan een epidemie onder het vee werd toegeschreven.
Aan de functies van die zaal kan worden toegevoegd dat in Transferium
september 2009 door B. en W. van Sittard-Geleen werd Op 29 mei 2009 werd ten westen van de Biesenhof een
besloten dat voortaan wettelijke huwelijkssluitingen - behal- zogenaamd ’transferium’ ingericht. Dit is niet louter een
ve in de gemeentehuizen te Geleen en Sittard en op het autoparkeerplaats voor bezoekers van de Biesenhof. Het is
kasteel van Limbricht - ook in de Biesenhof en de tevens (als een vervoerovergangspunt) bestemd voor dege-
Stadbroekermolen zouden kunnen plaatshebben. nen, die per auto of per fiets arriveren en er hun voertuig
stallen, terwijl zij de wandelroute door het Geleenbeekdal
volgen.
Carré of binnenplein Officiële heropening van de vernieuwde Biesenhof (23/25-
Ook de binnenplaats, waar voorheen de mestvaalt een 10-2009)
centrale en dominerende plaats innam, kreeg een nieuw Op 23-25 oktober 2009 had de feestelijke 750-jarige
aanzien door ze op te hogen, van een nieuw dek te voorzien, herdenking van de Biesenhof plaats. Dit was niet de viering
er een fonteintje te plaatsen en andere decoraties aan te van de stichting van de eerste hoeve ter plaatse, want deze
brengen. Aan de ingang werden twee fraaie ridderfiguren had nog eerder plaatsgehad. Het was veeleer de herdenking
geplaatst ter herinnering aan de functie van het middel- van de in 1259 gelegde band tussen die hoeve en de land-
308
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:52 Pagina 309
Het riddertje dat aan de rech- commanderie Alden Biesen, 11. Het Cortencomplex alias
terzijde van de ingang stond die de nieuwe benaming ’Drossaardhuis’
en met Pinksteren 2008 werd Kleine Biesen ten gevolge
gestolen. Dat was het spiegel- had. Deze naam werd later Het zogenaamde ”Drossaardhuis” aan de Geenstraat draagt
beeld van het riddertje dat door de aanduiding Biesen- in zijn straatgevel in ankers het bouwjaar 1751 en de initia-
thans nog bij de ingang staat. hof vervangen <Deel I, 83-84>. len R C en P G van de bouwers Reinier Corten en Petronella
Dit laatste kijkt naar zijn Op de eerste dag van die Gadé. Maar zijn voorgeschiedenis begon ongeveer ander-
linkerzijde, houdt de lans in herdenking werd de volledig halve eeuw vroeger; toen stond ter plaatse het Mutzenich-
zijn linkerhand en plaatst gerenoveerde hoeve, in het huis. Dankzij het onderzoek door Albert Corten zijn wij
zijn linkerbeen voor zijn bijzijn van veel genodigden, over de vroegste geschiedenis van dat gebouw en zijn eerste
rechterbeen <Foto M.-J. Lemmens>. onder wie de burgemeesters bewoners vrij goed ingelicht.
van Beek, Schinnen en
Sittard-Geleen, door de Ongedateerde afbeelding van het Cortenhuis en van de woning
gedeputeerden Noël Lebens tussen dat huis en de toenmalige school. Voor het hoofdgebouw
(Nederlands-Limburg) en is een met pilaartjes en staketsels afgesloten voortuintje en aan
Erika Thijs (Belgisch- de straatkant van de andere woning staan struiken <Tekening P.A.
Limburg) plechtig her- Schols>.
opend. De Belgische afge-
vaardigde had in haar jeugd De familie Mutzenich (ca. 1615 - ca. 1632)
op de bij de commanderie Jan Mutzenich, halfer op de grote hoeve van Lutterade, had
Alden Biesen gelegen hoeve circa 1615 ”tichelovens” (= brikkenovens) op de Graetheide
gewoond. Dit feest werd en bouwde of herbouwde met daar gemaakte bakstenen zijn
opgeluisterd door o.a. het woonhuizen te Lutterade en aan de markt te Sittard. Aan de
mannenkoor en de drum- Onderste Dorpstraat (= Geenstraat), vlakbij de grote hoeve,
band van de schutterij van liet hij ofwel een ouder door hem gekocht huis verbouwen
Sweikhuizen. Tevens ver- ofwel een geheel nieuw huis op een door hem verworven
scheen op het binnenplein stuk grond optrekken. Na zijn dood (20-5-1626) werd hij
een door paarden getrokken door zijn zoon Mathijs Mutzenich, schepen en secretaris van
wagen van de bierbrouwerij de heerlijkheid Geleen, niet alleen als halfer op de grote
Brand. Bovendien was er hoeve maar ook als eigenaar van dat huis opgevolgd.
een tentoonstelling betref- Mathijs Mutzenich trouwde met Maria Alarts uit Sibbe,
fende de band tussen de dochter van Henric Alarts, luitenant-stadhouder van het
Biesenhof en Alden Biesen leenhof Valkenburg en drossaard te Gronsveld, en van Elena
ingericht waaraan ook Puitgens, erfdochter van het huis De Bongard te St.-
de Heemkundevereniging Maartensvoeren (B.). Dit echtpaar kreeg te Geleen vier
Geleen deelnam. kinderen:
(1) Catharina Mutzenich (ged. 17-1-1621).
Drie deelnemers aan de 750-jarige herdenking van de Biesenhof (2) Andreas Mutzenich (ged. 11-1-1625).
op 23 oktober 2009, v.l.n.r. eigenaar Lou Spee, burgemeester
Sjraar Cox en Antoinette Peters-Eussen, die in haar jeugd enige
tijd op de Biesenhof woonde.
309
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:52 Pagina 310
(3) Elisabeth Mutzenich (ged. 26-8-1628). Uit een bepaling in de koopakte blijkt dat Leonard Corten
(4) Maria Mutzenich (ged. 12-4-1632). het door hem gekochte pand wenste te verbouwen. Daartoe
Kort nadat de vader van Maria Alarts was gestorven (1632), liet hij tussen 1660 en 1664 elk jaar een aantal ”brikken” op
verhuisde het gezin Mutzenich - Alarts naar het zojuist de Graetheide bakken. En in een akte van die tijd staat dat
genoemde goed De Bongard. Het is ons niet bekend door hij van daar brikken naar zijn woning te Lutterade had laten
wie het huis Mutzenich te Lutterade sindsdien tot 1660 vervoeren om ze erin te verwerken. Die bakstenen lijken
werd bewoond. hoofdzakelijk bij verbouwingen van het woonhuis te zijn
gebruikt, want de gegevens over de voorbereidingen voor de
nieuwbouw, die in 1751 zou plaatshebben, wekken de
stellige indruk dat de stallen en de schuur van het in 1744
afgebrande complex uit vakwerk bestonden.
Het wapen van een familie Corten uit Mechelen (B.), nl. zes Het door de huidige leden van de familie Corten gevoerde
zilveren (blanke) bollen (3, 2, 1) in een groen (diagonaal wapen, dat in zijn hoofdtrekken overeenkomt met het wapen op
gestreept) veld, dat ten onrechte aan de Geleense familie Corten de steen (1654) boven de poort van het vroegere hoekhuis aan
werd toegeschreven. de Putstraat en met een haardplaat (1654), die zich in het
Drossaardhuis bevindt, nl. I. In een blauw (horizontaal
De familie Corten (1660-1744) gestreept) veld, uitgaande van de deellijn, een zilveren (blanke)
Op 19 mei 1660 verkochten de erfgenamen van Mathijs bedekte rechterarm, waarvan de hand paalsgewijs een zilveren
Mutzenich ”hun ouderlijk huis” te Lutterade met de daar- hellebaard vasthoudt; II. en III. In een zilveren veld een zwarte
tegenover gelegen boomgaard voor 1.850 gulden aan (geruite) balk; IV. In een zilveren veld een zwarte egge <NedPatr
”hunne neve” Leonard Corten (*Nuth 16-7-1631, † Geleen 40 (1958), 105-106>.
28-8-1712), zoon van Hendrik Corten en Elisabeth
Willems, wier achternaam ook als Renckens werd opge- Op 2 augustus 1691 werd Leonard Corten beleend met het
geven. (Voor meer details over de vroegste Geleense genera- tussen Oud-Geleen en Ophoven gelegen Heimstenrader-
tie Corten, zie hfdst.IX B, nr. 6: ”Het 17de-eeuwse complex leen, dat daarna ook Mutzenichleen zou worden genoemd.
in de Putstraat”.) In 1654 was Leonard Corten getrouwd Die hoeve en gronden zal hij allicht hebben verpacht. Naast
met Elisabeth Proosten († 22-1-1716), dochter van Lambert landbouwer was hij ook schatheffer van het graafschap
Proosten en Maria Mutzenich. Deze laatste was een zuster Geleen. Het echtpaar Corten - Proosten kreeg negen kinde-
van de bovengenoemde Mathijs Mutzenich; vandaar de aan- ren, nl. drie zonen en zes dochters, van wie de jongste op
duiding van Leonard Corten door de erfgenamen
Mutzenich als ”hunne (aangetrouwde) neve”.
310
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:52 Pagina 311
jeugdige leeftijd stierf. Zoon Hendrik Corten (*1654) daarna Oostenrijkse Land van Valkenburg. Bovendien was
overleed als pastoor van Lanklaar (B.) (1694), zoon Lambert hij procureur bij een aantal gerechtshoven, rentmeester van
Corten (*25-5-1660, † 7-3-1703) trouwde (23-2-1683) met verschillende adellijke goederen en commissaris van de
Sybilla Banens (*16-3-1654, † 30-11-1724) en zoon Jan Staten van Valkenburg. Na de dood van zijn vader (1712)
Willem Corten (*19-7-1670) trouwde (29-5-1700) met Ida werd hij met het Mutzenichleen beleend en na de dood van
Penris (*2-2-1671). zijn moeder (1716) ging hij met zijn gezin in zijn ouderlijk
Op 7 maart 1703 verkocht het echtpaar Corten - Proosten huis wonen. Het echtpaar Corten - Penris kreeg zes zonen en
zijn woning aan het zojuist genoemde echtpaar Corten - geen dochters:
Penris. Daarbij werd overeengekomen dat de verkopers het (1) Henricus Corten (*10-4-1701) werd priester en overleed
levenslange vruchtgebruik zouden genieten. Gedurende die als pastoor te Amstenrade (5-4-1770).
tijd zouden zij wel zorg dragen voor onderhoud en reparatie (2) Jan Leonard Corten (*2-1-1703) nam na de dood van
van dat gebouw <LvO nr. 1315>. Leonard Corten overleed op zijn vader het ambt van secretaris van het graafschap Geleen
28 augustus 1712, zijn weduwe stierf op 22 januari 1716. (in enge zin, d.w.z. Geleen en Spaubeek) over. In 1733 legde
hij die functie neer omdat ook hij voor het priesterschap had
Het wapen Corten volgens de genealoog Jan Verzijl (1897- gekozen. Hij trad in bij de dominicanen, ging in 1741 als
1967), waarbij de verschillen met de vorige weergave vooral pastoor naar Itteren en overleed als kapelaan te Susteren (28-
bestonden in de kleuren, nl. I. Een arm met hellebaard op een 6-1769).
rood (verticaal gestreept) veld; II. en III. Een zilveren balk in (3) Reinier Corten (*1-2-1705) overleed in zijn wieg.
een blauw (horizontaal gestreept) veld; IV. Een zilveren egge op (4) Reinier Corten (*11-3-1706) volgt.
een rood veld. Aangezien dit wapen door een priester uit de (5) Lambert Theodoor Corten (*23-9-1708) volgde het
Geleense familie Corten werd gevoerd, lijkt de meest voor de voorbeeld van zijn oudste broers en verkoos ook het pries-
hand liggende verklaring te zijn dat hij het familiewapen naar terschap; hij was kapelaan van de St.-Nicolaaskerk te
eigen voorkeur en voor uitsluitend eigen gebruik veranderde. Maastricht en overleed als directeur van het weeshuis in die
Jan Willem Corten had de verder westwaarts in dezelfde stad (16-11-1773).
straat - dicht bij het huidige spoor - gelegen brouwerij (6) Jan Antoon Corten (*20-1-1711) werd eveneens
Banens gekocht en was daar gaan wonen, terwijl zijn ouders dominicaan en nam de kloosternaam Hyacinthus aan; hij
in zijn geboortehuis verbleven. Op 11 november 1704 werd overleed te Sittard (26-5-1767).
hij tot secretaris van het graafschap Geleen benoemd; ook Op 20 april 1715 maakten de echtelieden Jan Willem
was hij lid van Gedeputeerde Staten van het Spaanse en Corten en Ida Penris - ”de laatste niet wel te pas maer haer
verstandt memorie ende vijff sinnen overal wel magtigh” -
hun testament. Daarbij werd o.a. bepaald dat de langst-
levende de vrije beschikking over de gezamenlijke eigen-
dommen zou hebben om die niet alleen tot eigen levens-
onderhoud en betaling van schulden aan te wenden, maar
ook tot assistentie van de kinderen voor het bereiken van
”eenen geapprobeerden staet, geestelijck of wereltlijck, waer
toe den Almogenden hun sal beroepen en hunne studie te
vervolgen” <LvO nr. 1316>. Jan Willem Corten overleed op 25
mei 1717 en werd in het familiegraf in het midden van de
kerk te Oud-Geleen begraven. Zijn weduwe Ida Penris zou
hem 27 jaren overleven en op 2 november 1744 overlijden.
Reinier Corten (*1706), het vierde kind en de tweede zoon
met die naam - wiens levensloop reeds eerder werd bespro-
ken <Deel I, 211-213 en 217-218>, trouwde (28-10-1734) met
Johanna Petronella Gadé (*2-4-1716), dochter van Frederik
Gadé en Sybilla Bollen. Nadat zijn broer Jan Leonard het
secretariaat van het graafschap Geleen had neergelegd, nam
Reinier dit op 29 november 1733 over. Zijn functie was
toen beperkt tot het graafschap Geleen in enge zin, dat
slechts Geleen, Sint-Jansgeleen en Spaubeek omvatte. In
1737 werd hij tevens waarnemend landontvanger van de
Staten van het Oostenrijkse Land van Valkenburg, welke
functie hem in 1742 officieel werd toegekend. En in 1739
volgde zijn benoeming tot secretaris van het graafschap
Geleen in ruime zin, waarbij tevens de heerlijkheden
311
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:52 Pagina 312
Oirsbeek en Brunssum waren inbegrepen. In datzelfde jaar 51>. Reeds eerder werd de kern van het verhaal van RUSSEL
werd hij ook rentmeester van prins de Ligne. Kort nadien vermeld met de toevoeging dat die heel aannemelijk voor-
verhuisde het gezin Corten - Gadé naar het kasteel te kwam, omdat ons toen elke in een andere richting wijzende
Amstenrade, waar de processen tegen de bokkenrijders uit de informatie onbekend was <Deel I, 243-244>.
banken Oirsbeek en Brunssum plaatshadden. Wegens zijn Genoemde auteur schreef dat op een avond twee vrouwen
nauwe betrokkenheid bij die processen zou Reinier Corten uit Schinveld, nl. Koba, zuster van Rode Jan, d.w.z. Jan
de wraak ervaren van booswichten die zijn ouderlijk huis in Jeurissen uit Merkelbeek, en Schele Ida, zuster van Dirk de
brand zouden steken <Deel I, 211-213 en 243-244; II, 391-392>. Knol, welke broers waren terechtgesteld, zich naar het
complex van de familie Corten in de Onderste Dorpstraat (=
Zicht op het Corten-complex tijdens de restauratie van het Geenstraat) te Lutterade begaven, waar de weduwe Ida
hoofdgebouw en van de constructie tussen de Geenstraat en de Corten - Penris nog woonde. ”Slechts op twee plaatsen was
binnenplaats. Tegen de gewitte gevel van de woning steken de er hoop vuur aan dezelve te leggen, namelijk in den koestal,
zwarte ankers met de initialen R, C, P en G van de bouwers en door een venstertje, dat gewoonlijk ’s nachts werd open-
met ANNO 1751 duidelijk af <Foto W. Sliepen 1969>. gelaten, tot verversching der lucht in den stal, en op den
naburigen boomgaard van den hof, aan de heeren (=
Afkoop van een op het Cortenhuis rustende cijns of keur norbertijnen) van Richsteijn toebehorende, uitkwam, als-
(1734) mede in de schuur, door het werpen eener lont, zoowel in
Op 22 december 1734 verkocht Joannes Kerckhofs, die deze laatste, als in gezegden koestal. (...) Eene brandende
getrouwd was met Maria Banens uit de grote hoeve lont wordt onder de poort door in de schuur geslingerd, eene
Neerbeek, voor 80 gulden aan Ida Penris, weduwe van Jan tweede lont vindt haar weg door het openstaande venstertje
Willem Corten, de 4½ vat haver uit de Binsvelder cijnskaart naar den koestal. (...) Van het hechte, uitgebreide woonhuis,
die als last rustte op ”huys en hoff gelegen tot Lutteraedt, met schuur, stallingen en verdere gebouwen (...) waren den
reijngenoten een hooft en een sijde den hoff Rijckensteijn (= volgenden dag nog eenige naakte, waggelende en dreigende
de grote hoeve) d’ander sijde de dorpstraet, voor hooft den muren staande gebleven. De brand had zich zoo snel uit-
wegh van Lutteraedt naer Sittard gaende ende Paulus gebreid, dat zeer weinig van vee en roerende goederen gered
Fremmen”. Binsveld was de naam van een hoeve onder Beek was geworden. Aan redding der gebouwen viel in het geheel
en op een niet bekend tijdstip en een niet bekende wijze niet te denken. De bewoners waren in hun slaap door het
moet genoemde cijns op het pand te Lutterade zijn gelegd. vuur verrascht geworden, (…). De puinhopen verrieden hoe
De verkoper verklaarde ”ten vollen verneught ende voldaen hevig het verslindende element gewoed had” <Russel 1878, 27-
te wesen waer mede denselven de voors(egde) panden is ont- 29>. De weduwe Ida Corten - Penris overleed niet lang
slaende soo van eins als questieuse keur van nu ende ten nadien op Allerzielendag (2 november) 1744.
eeuwigen daege, spreeckende dyenthalven voor alle calan- Volgens RUSSEL werden aanvankelijk verdenkingen voor
gien (= eisen, vorderingen) en aenspraecke” <LvO nr. 1317>. die misdaad van brandstichting tegen ”een paar zeer slecht
befaamde dorpelingen” gekoesterd, maar werd geen enkele
Het oude Corten-complex afgebrand (1744) Zicht op het Corten-complex na de restauratie van de woning
De brandstichting in de woning-boerderij Corten is door en het poortgebouw en vóór de afbraak van de school (rechts).
JOS. RUSSEL, achterkleinzoon van drossaard Corten, tot De gemetselde opvulling van de oude poortboog werd ver-
driemaal toe beschreven <Russel 1860, 43; 1877, 43; 1878, 5, 28-29 en wijderd, zodat er weer een rechtstreekse toegang van de straat tot
54>. Die brand is een vaststaand feit, want ook in de Geleense de ”basse-cour” (= binnenplaats) is <Foto G. Ramaekers 1974>.
archieven is sprake van ”de plaetse van het affgebrande huijs
van de erffgenaemen Corten” te Lutterade <LvO nr. 1319, fol. 49-
312
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:52 Pagina 313
bevestiging in die richting gevonden. Pas geruime tijd later Cortenhuis een arrestatiebevel tegen de 23-jarige Andries
zouden de schuldigen bekend zijn geworden. Beide vrouwen Jeurissen uitgevaardigd, want op 7 januari 1745 werd hij
uit Schinveld zouden daarna ook het nieuwgebouwde fraaie daarover ondervraagd. Hoewel hij een der hoofdverdachten
huis van Hendrik Palland te Brunssum in brand hebben zal zijn geweest, leidden zijn antwoorden op de hem gestel-
gestoken. Doch toen zou er iets zijn gebeurd waarop zij niet de vragen niet tot een veroordeling; hij werd zelfs op vrije
hadden gerekend, nl. ”Een paar dienstknechten, die ’s Zater- voeten gesteld.
dags laat, uit Schinveld naar hunne te Brunssum wonende Toch is hij, evenals zijn vader en broer Jan, aan een gruwe-
huisvrouwen wederkeerden, hadden korten tijd vóór de lijk einde gekomen. Zij waren leden van de tweede bende
brand uitbrak, twee vluchtende wijven gezien, die vreesden van De Gavarelle en werden wegens hun in dat verband
herkend te worden, zich van Brunssum verwijderden, en in gepleegde misdaden gearresteerd. Op 30 juni 1752 werd Jan
de rigting van Schinveld begaven, naar den kant waar de ons Jeurissen senior levend verbrand en werden zijn beide zonen
bekende brandstichters woonachtig waren. De houding, de Andries en Jan tot de vuurdood veroordeeld; het laatst-
handelwijze, de geheimzinnigheid der vrouwspersonen, genoemde vonnis werd kort daarna voltrokken <LvO nrs. 1249
hadden de beide knechten getroffen, te meer toen zij een en 1778>. (Voor een uitvoerigere tekst over die gebeurtenissen:
half uur later getuigen waren van den vuurgloed, die zie deel II, 391-392.)
Palland’s eigendom opteerde”. Ten aanzien van het afgebrande complex dient een mis-
De beide vrouwen werden gearresteerd en ter dood veroor- vatting te worden rechtgezet. Wegens een op de achtergevel
deeld. En hierop liet RUSSEL volgen: ”Toen zij het laatste van het huidige woonhuis door ankerijzers weergegeven jaar-
uur nabij zagen, en door een priester tot inkeer werden aan- tal werd door sommigen verondersteld dat het afgebrande
gemaand, kwamen de ongelukkigen mede tot de bekentenis, gebouw in 1741 zou zijn gebouwd <DWMst 2005, 103>. Doch,
dat zij de goederen der weduwe Corten te Lutterade in afgezien van de onwaarschijnlijkheid dat het bouwjaar in
brand gestoken hadden, en verhaalden omtrent die misdaad ankers op de achtergevel zou zijn aangebracht, werden daar
de bijzonderheden, die wij den lezer hiervoren reeds hebben geen ankers met ”ANNO 1741”, maar met ”ANNO 1744”
medegedeeld” <Russel 1878, 52-54>. geplaatst. Derhalve bewaren ze niet de herinnering aan de
Toch blijken bepaalde historische feiten in een andere rich- bouw van dat complex maar aan zijn vernieling in laatst-
ting te wijzen. Toen de gedupeerde Reinier Corten in 1753 genoemd jaar. A. Corten stelde vast dat die ankers tekens
tot drossaard van het graafschap Geleen was benoemd, van verschillende smeden bevatten. Derhalve dringt zich de
kwam hij in het bezit van het archief van zijn voorganger. vraag op of bij het aanbrengen van ”ANNO 1744” een
Daarin las hij, tot zijn niet geringe verbazing en verontwaar- combinatie van oude en nieuwe ankers werd gebruikt.
diging, dat destijds de advocaten Postwick en Du Tiège
- namens de regering te Brussel toezicht op de criminele Plannen tot nieuwbouw (1745)
justitie houdende juristen - aan drossaard Leopold Duycker Secretaris Reinier Corten wilde zijn ouderlijk huis uit zijn as
hadden geadviseerd om Andries Jeurissen uit Merkelbeek, doen herrijzen, maar hij wenste daar meer grond bij te
die ook door Corten van deelname aan de brandstichting betrekken dan tot dan toe ter beschikking had gestaan. Vlak
van zijn ouderlijk huis verdacht werd, gevangen te nemen, naast dat huis lag een stuk grond dat aan wijlen zijn schoon-
maar dat de drossaard dit advies niet had opgevolgd. vader Frederik Gadé († 1743) had toebehoord. Ofschoon dit
Diezelfde Andries Jeurissen zou, geholpen door zijn twee mogelijkerwijze een onderdeel van de erfenis van zijn vrouw
broers en zijn vader Jan Jeurissen, bijgenaamd Rode Jan en zou worden, was het destijds nog in handen van zijn schoon-
Hondsjenneke, en drie personen uit Spaubeek, op 20 augus- moeder († 1756). Tussen dat perceel en de grote hoeve (van
tus 1751 het huis van drossaard Duycker te Raath in de as Reichenstein) lag een weide van 6¼ roede, waarop het
leggen <Pijls, 94>. En ter vergoeding van die schadepost ouderlijk huis van de veldbode Hendrik Ummelen of
hadden de gedupeerden, die naar Aken waren verhuisd, een Eummelen had gestaan. Deze laatste deed die grond tegen
jaarlijkse uitkering van de overheid ontvangen. drie gulden per kleine roede en een ”blamuijser” als gods-
Toen drossaard Corten van de boven beschreven gang van halder aan secretaris Corten over. De realisatie en ”appro-
zaken op de hoogte was gekomen, deed hij daarover in 1757 batie” (= goedkeuring) van die transactie zouden voor de
bij de Staten van Valkenburg zijn beklag. Niet alleen schepenbank pas respectievelijk op 15 mei en 20 december
beklaagde hij zich erover destijds niet voldoende mede- 1745 plaatshebben <LvO nr. 1319>.
werking van zijn voorganger te hebben ontvangen, maar ook Op 28 april 1745 was er sprake van ter plaatse een nieuw
wist hij te bereiken dat de uitkering aan de familie Duycker complex op te trekken. Op die dag begaven twee assistenten
werd stopgezet. De motivatie voor dat besluit was dat van de pastoor, als vertegenwoordigers van de norbertijnen
drossaard Duycker door zijn nalatigheid om hem in 1744 als te Reichenstein, aan wie de grote hoeve van Lutterade toe-
verdachte van de brandstichting te Lutterade te arresteren, behoorde, een paar schepenen, de landmeter Jan Bollen de
aan Andries Jeurissen de gelegenheid had gelaten om zijn jonge en Reinier Corten zich naar Lutterade voor een
eigen huis in 1751 in brand te steken <LvO nr. 1249. - Stadjour 4- inspectie van ”de plaetse van het affgebrande huijs (aen) de
11-1981>. In feite was reeds spoedig na die brand van het Erffgenamen (van) wijlen den sec(reta)ris Corten saliger (=
313
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:52 Pagina 314
De tweede 4 van het in ankers op de achtergevel aangebracht
jaartal 1744 <Foto G. Ramaekers>.
Dwarsdoorsnede van het (inwendig ten dele vernieuwde) voor zes aan de achterkant gelegen kleine roeden grond;
Cortenhuis <Tekening John Baggen>. hierbij moesten de laatstgenoemden evenwel beloven
”altoost den schat (= belasting) der twee meerdere roeden tot
de vader van Reinier) toebehorende, welcke (erfgenamen) hunnen laste te houden”. Bovendien werd geëist dat de
hetselve wederom willende optimmeren volgens de oude ”graaf” (= scheidingswal met erop staande haag) langs de
limiten”. Maar uit hetgeen daarna volgt, blijkt dat er ook plaats, waar het huis van de familie Eummelen had gestaan
verscheidene nieuwe limieten bij te pas kwamen. en die reeds door Reinier Corten was gekocht, linea recta (in
Toen de landmeter die limieten ”rijpelijck naergesien ende rechte lijn) zou worden doorgetrokken en dat hetgeen daar-
affgesteecken” had, werd vastgesteld ”dat denselven nieuwen buiten viel aan de eigenaars van de hoeve zou worden
bouw volgens reijnen en paelen (van het afgebrande gelaten, maar dat desondanks de bezitters van het nieuw te
gebouw) den hoff van de proosdije van Rijckenstein toe- bouwen huis Corten daarvan ten eeuwigen dage ”den schat”
behorende, Luttelrade genaemt, heel dight te bij soude zouden betalen. Verder moest Corten beloven op een aldaar
coemen”. Derhalve diende er nader overleg te worden lopend pad een ”stegel” te plaatsen.
gepleegd. Tot dat doel begaf het hele gezelschap zich naar de Pastoor H. Heimbach, die namens de proost van Reichen-
pastorie te Oud-Geleen, waar de volgende overeenkomst op stein optrad, verklaarde zich akkoord met dat contract. De
schrift werd gesteld. grote hoeve en het nieuw te bouwen huis zouden verder van
Om ”andere verdere perijckelen van brandt, welcke des elkaar verwijderd komen te liggen (illa duo bona ad invicem
voors(egde) Erffgenaemen huijs heft geconsumeert (= longius distabunt) zodat beide gebouwen geen enkel gevaar
verteerd)” te voorkomen, werd goedgevonden ”de schuijre zouden lopen (extra omne periculum erunt) om bij brand
(= schuur) te stellen op de duijren (= stieren) weijde aen elkaar aan te steken of tezamen in vlammen op te gaan
voors(egde) hoff toebehorende, met eenen steenen geevel op (conflagrationis). Op 3 mei 1745 werd die regeling ook door
de straete, ende den anderen naer den kant van de thiende genoemde proost goedgekeurd en op 12 mei d.a.v. werd ze
schuijre (van de grote hoeve) ende de stallingen met eenen door de schepenbank aanvaard <LvO nr. 1319>. Het zou even-
steenen geevel naer den kant der stallingen van dito hoff wel nog zes jaar duren alvorens de bouwplannen van Reinier
Luttelrade” op te trekken. Om dit te kunnen uitvoeren, Corten verwezenlijkt zouden worden. Intussen bleef de
werd die stierenweide, met een oppervlakte van ”vier cleene secretaris met zijn gezin op het kasteel te Amstenrade
roeden min twee voeten”, door de eigenaars van de grote wonen.
hoeve aan de leden van de familie Corten afgestaan in ruil
Het complex uit 1751
Het woonhuis werd in pure Maaslandse renaissancestijl
opgetrokken uit bakstenen met hardstenen omlijstingen van
ramen en deuren. De ramen waren tweedelig en voorzien
van zachtkleurig groen glas, gevat in lood en circa 1 mm dik.
De ramen aan de oostkant (cour) waren aanvankelijk
kleiner, zoals de togen boven de huidige ramen aldaar nog
verraden. JOS. RUSSEL, die er in zijn jeugd een paar jaren
verbleef, gaf de volgende beschrijving van het complex: ”Het
314
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:52 Pagina 315
oude stamhuis te Lutterade (...) is een ruim gebouw, met een Verder blijken er aanwijzingen voor een leien dak van het
gevel aan de straat uitschietende, en ééne zijde uitmakende woonhuis te zijn gevonden. Betreffende het interieur kon
van een grooten vierhoek, die eene opene plaats insluit, o.a. worden vastgesteld dat er in elke belangrijke kamer een
waarvan paard- en koestallen een tweede zijde, een kolossale open haard was aangebracht. Op de ijzeren omlijsting van de
schuur de derde, en eene bierbrouwerij, met opgangspoort nog aanwezige haard in de bijkeuken is het wapen Corten
en eene aan den huisbouw verbonden huiskapel de vierde aangebracht. Aangezien daaronder het jaartal 1654 staat,
zijde uitmaken” <Russel 1878, 10>. moet die plaat van elders zijn overgebracht.
De mening dat de kapel en de brouwerij tot het vorige
complex zouden hebben behoord en bij de brand van 1744
zouden zijn gespaard gebleven, lijkt ons niet met doorslag-
gevende bewijzen te staven, terwijl anderzijds het feit dat
Reinier Corten, de bouwer van 1751, vier broers had die
priester waren, ons voldoende grond lijkt om aan te nemen
dat hij het initiatief nam om een vast aan het woonhuis aan-
sluitende kapel toe te voegen. Een brouwerij kan echter best
tot het vroegere complex hebben behoord, maar niets wijst
erop dat deze bij de brand van 1744 gespaard zou zijn geble-
ven.
De huidige eigenaren van het Drossaardhuis Ron en Jet
Bakkers-Rutten <Foto Hans Hoogenboom>.
Reconstructie van de plattegrond van het in 1751 gebouwde Ook kon worden vastgesteld dat zich bij de vroegere brouwerij
complex. 1. Poortingang tot de binnenplaats en links daarnaast (ten oosten van de poort) een gemetselde grondwaterput van
de (oorspronkelijke) ingang tot de huiskapel (4). 2. Later dicht- circa 20 m diepte bevond. En aan de hand van verzakkingen in
gemaakte ingang vanaf de binnenplaats tot de woning. 3. onze tijd mag worden verondersteld dat er vanuit de kelder
Woning. 4. Huiskapel. 5. Brouwerij. 6. Drinkwaterput. 7. onder het woonhuis een haagte of ondergrondse vluchtgang
Regenwaterput. 8. Schuur en plaats voor rij- en voertuigen. 9. <Deel I, 126-128> naar die put liep en daartoe, via een opening in
Veestallen. 10. Serre (wellicht van latere datum). Bij de ver- zijn wand, toegang gaf <TsHKVGel 1983, nr. 2, 75>.
koop van het Drossaardhuis (3) en de tussen dat huis en de Betreffende het uitwendige van het hoofdgebouw in zijn tijd
school gelegen constructie (1 en 4) aan de gemeente (1964) schreef RUSSEL: ”De muren van het huis zijn bekleed met
bleven de beide in zware stippellijnen aangegeven gebouwen (8 abrikozen- en perzikboomen alsmede met wijnstokken”. En
en 9) aan de ernaast wonende zusters en werd de binnenplaats de eertijds erbij behorende gronden beschreef hij aldus: ”Aan
volgens een diagonale (zuidoost-noordwest) lijn verdeeld het huis grenst een uitgestrekte boomgaard, beplant met tal-
<Tekening met verwijzingen door John Baggen in TsHKVGel 1983, nr. 2, 77>. rijke pruimen- en kersenboomen, (…) tegenover het huis
ligt een meer dan drie bunders grote boomgaard, waarin
honderde appel-, peren-, nooten- en kastanjeboomen hunne
smakelijke opbrengst aan de eigenaars aanbieden” <Op. cit., 5
en 10>. Tevens dient hierbij te worden vermeld dat ook een
”hoppenhoff” tot de eigendommen van Reinier Corten
behoorde. Daaruit blijkt dat de bij het brouwen van bier
gebruikte hop van eigen teelt was.
De aanduiding van dit complex als ”Drossaardhuis” of, zoals
sommigen blijken te verkiezen, als ”Drossaerthuis”, werd pas
gangbaar naar aanleiding van de door ons in het gedenkboek
Geleen van dorp tot Mauritsstad (1952) verschafte gegevens
over dit gebouw en zijn bewoners. In 1751 kon het nog geen
aanspraak op die naam maken, want Reinier Corten werd
pas in 1753 tot drossaard benoemd.
315
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:52 Pagina 316
W. Sliepen in de door hem gerestaureerde keuken van het kelder hebben gehad. Ook hadden de voorgangers van
Drossaardhuis. Reinier Corten, die de functie van secretaris uitoefenden, als
zodanig geen hoofdrol in de rechtsgedingen. En Reinier
Geen tiendeschuur Corten, wiens ouderlijk huis door aangestichte brand was
Wegens het feit dat in 1745, bij de voorbereidende bespre- vernield, zal er allicht weinig voor hebben gevoeld om
kingen tot nieuwbouw, sprake was van een tiendeschuur, dergelijke booswichten onder zijn dak te herbergen. Uit de
werd ons de vraag gesteld of daarmee de schuur van het archieven blijkt trouwens dat van 1558 tot 1794 alle
Cortencomplex werd bedoeld. Aangezien tienden groten- Geleense gevangenen te Sint-Jansgeleen werden opgesloten.
deels uit een deel van de graanoogst bestonden, moest Er is ook geen reden om te veronderstellen dat er tijdens het
degene, die deze tienden inde, over een ruimte beschikken bestuur van burgemeester Jan Renier Lemmens een gevan-
waar dat graan kon worden opgeslagen. Zo borg drossaard genis zou zijn geweest. Een onderdeel van het in 1828 aan
Van den Stock de tienden, die hij van de graaf of gravin van de Jodenstraat opgericht schoolgebouw was gereserveerd
Geleen pachtte, in de naast zijn woning gelegen schuur in de voor het gemeentebestuur en daarin werd toen tevens een
Dorpstraat (= Marcellienstraat) (zie hfdst. IX A, nr. 3), die gevangenenhok aangebracht. Maar uit alles wat ons daarover
nog vele generaties later als de ”tien(d)schuur” werd aan- bekend is, blijkt dat dit slechts tot voorlopige hechtenis
geduid <Deel I, 108 en 208>. Het innen van tienden behoorde diende en dat de gevangenen al spoedig door marechaussees
echter als zodanig niet tot de beroepsfuncties van een naar een gevangenis elders, d.w.z. buiten de gemeente,
drossaard. werden gebracht.
Bovendien zijn ons enerzijds geen aanwijzingen bekend dat
Reinier Corten ooit tienden zou hebben geïnd, terwijl
anderzijds uit het document van 1745 duidelijk blijkt dat
het een toen reeds bestaande schuur betrof die een onderdeel
van de grote hoeve van Lutterade uitmaakte. De norber-
tijnen van Reichenstein, aan wie die hoeve toebehoorde,
bezaten in Geleen opvallend veel tienden. Welnu, de halfer
van de grote hoeve pachtte deze van die kloosterlingen en
verzamelde ze in de oogsttijd om ze in een schuur van die
hoeve op te slaan. De pacht van de tienden werd allicht aan
de pacht van de hoeve toegevoegd.
Geen gevangenhok in de kelder De vroegere ingang tot de woning vanaf de binnenplaats werd
Het feit dat zich naast de grote kelder een ruimte van 1½ x al eerder dichtgemetseld. Daar werd een venster geplaatst; maar
3 m met een aparte zware deur bevindt, gaf aanleiding tot de de oorspronkelijke beneden- en bovendorpels werden gehand-
bewering dat daar ooit geketende bokkenrijders op hun ver- haafd <Foto J. Maas>.
oordeling en terechtstelling zouden hebben zitten wachten
<Bosch-Crouzen, 49. - DeLim 13-3-2001>. Doch dit verhaal verdient
ons inziens geen vertrouwen. Allereerst zullen de bouwers
van de in 1660 door Leonard Corten gekochte boerderij,
namelijk leden van de halfersfamilie Mutzenich, geen enkele
aanleiding tot het inrichten van een gevangenis in hun
316
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:52 Pagina 317
Gedeelte van de kelder onder de woning. Links de trap naar de Franse tijd uit haar klooster verjaagd, keerde zij naar haar
boven. Rechts de deur, waarmee een aparte ruimte werd afge- ouderlijk huis terug, waar zij tot aan haar dood (8-6-1810)
sloten. Die ruimte werd door sommigen ten onrechte als een verbleef <Deel I, 316>.
bokkenrijderscachot beschouwd <Foto Hans Hoogenboom>. (3) De stamhouder Frederik Leonard Corten (*Amstenrade
24-11-1743, † Oensel-Beek 15-10-1822) behaalde de
Slechts uit de periode van 1794 tot 1828 is ons niet bekend academische graad van licentiaat in de beide rechten, vestig-
waar eventuele Geleense gevangenen werden opgesloten. de zich als advocaat te Maastricht, werd ontvanger-generaal
Was er wellicht een gemeenschappelijke gevangenis voor de van het Oostenrijkse deel van het Land van Valkenburg en
tot het kanton Oirsbeek behorende gemeenten? Het lijkt ons later kantonrechter van het kanton Meerssen. Ook werd hij
trouwens niet geloofwaardig dat burgemeester Lemmens bij lid van de Provinciale Staten van Limburg. Hij trouwde te
het aanvaarden van zijn ambt in 1818 een deel van zijn Beek (16-11-1767) met Maria Anna Banens van de onder
kelder als gevangenis ter beschikking zou hebben gesteld. Beek gelegen hoeve Oensel (*14-2-1738, † 8-9-1789) en
Dat zou immers bovendien tot gevolg hebben gehad dat hij ging daar met haar wonen.
een bewaker-verzorger in huis zou hebben moeten nemen. (4) Maria Theresia Corten (*Amstenrade 11-9-1748, †
Welnu, de beschikbare gegevens over zijn huishouden bevat- Geleen 18-8-1835) die de moeder van burgemeester
ten daartoe geen enkele aanwijzing. Het komt ons dan ook Lemmens zou worden.
als heel wat waarschijnlijker voor dat die aparte kelderruimte (5) Maria Catharina Corten (*Amstenrade 7-1-1751, †
als bewaarplaats diende voor gebruiksgoederen van de Geleen 7-3-1822) bleef ongehuwd.
bewoners. Johanna Petronella Gadé, echtgenote van de drossaard, over-
leed te Lutterade reeds op 39-jarige leeftijd op 5 november
Leden van het gezin Corten - Gadé te Lutterade (ca. 1751 1755. De drossaard is er op 27 april 1764 in de leeftijd van
- 1776) 58 jaren overleden.
Op 7 december 1753 werd Reinier Corten tot voorlopige en Nadat hun broer Frederik Leonard in 1767 was getrouwd en
kort daarna tot officiële drossaard van het graafschap Geleen te Oensel was gaan wonen, bleven de gezusters Maria
benoemd. Toen het gezin Corten - Gadé uit Amstenrade Theresia en Maria Catharina - en het personeel - alleen in
naar Lutterade verhuisde, waren er van de tien kinderen nog het ouderlijk huis achter. Toen is blijkbaar de uitdrukking
maar vijf in leven: ”bie de jofferkes” (= bij de juffrouwen) ontstaan, die volgens
(1) Anna Sybilla Corten (*Lutterade 17-1-1737) trouwde RUSSEL nog in 1860 door bejaarde Geleners werd gebruikt
(19-7-1758) met Johannes Joseph De Maes (*Roermond ca. om dit complex aan te duiden <Russel 1860, 71>. In 1776 bleek
1735) die van de Oud-Geleense familie Maes afstamde (zie Maria Catharina in Roermond te verblijven, maar daarna is
hfdst. IX A, nr. 2). Zij woonden eerst een korte tijd in zij naar Lutterade teruggekeerd.
Krawinkel en daarna enkele jaren in het huis Gadé op de
Vuling (zie hfdst. IX B, nr. 4). In 1765 vertrokken zij naar Verkoop en terugkoop van het Corten-complex (1776)
Roermond, waar Maria Sybilla Corten op 9 juli 1772 over- Op 10 januari 1776 had voor notaris Stijnen te Beek de
leed. scheiding en deling door de erfgenamen van drossaard
(2) Maria Ida Corten (*Amstenrade 4-8-1741) trad in 1760 Corten plaats. Daarbij werden aan Frederik Leonard Corten
in bij de dominicanessen te Sittard en legde daar in 1761 negen stukken land, een beemd, een aandeel in de
onder de kloosternaam Hyacintha haar geloften af. In een Santermanstiende en 1/3 van ”de huijsweide, hoff en huijs-
document werd zij ”preekherinne” genoemd, omdat de plaetz tot Lutteraedt” toegewezen. Zijn zusters Maria
dominicanen ook als ”predikheren” werden aangeduid. In Theresia en Maria Catharina kregen gezamenlijk 22 percelen
land, een weide, een beemd, een ”moeshoff”, een ”hoppen-
hoff” en 2/3 ”deel in’t huijs, hoff, huijsweide tot Lutteraedt”.
Hun zwager Jan Joseph De Maes, weduwnaar van hun
zuster Anna Sybilla Corten, ontving acht stukken land, twee
weiden en een ”veltcoolhoff”, maar geen aandeel in het huis.
Toch werd De Maes de eigenaar, want het huis Corten werd
op diezelfde dag bij opbod te koop aangeboden en met
5.020 gulden was hij de hoogste bieder. Maar hij zou niet
lang in het bezit daarvan blijven. Reeds op 15 maart 1776
verkocht hij het voor dezelfde notaris en tegen hetzelfde
bedrag aan zijn zwager Frederik Leonard Corten en zijn
beide schoonzusters Maria Theresia en Maria Catharina
Corten.
Maria Theresia Corten trouwde (27-8-1787) met haar buur-
man Pieter Mathijs Lemmens (*26-4-1755) van de grote
317
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:52 Pagina 318
hoeve van Lutterade. Misschien hebben de jonggehuwden Eygelshoven 10-12-1866) trouwde (15-10-1821) met Frans
aanvankelijk op die hoeve gewoond, maar in dat geval is hun Erwin Joseph Russel (*Aken 1-7-1792, † Eygelshoven 15-8-
verblijf aldaar van korte duur geweest, want op 5 januari 1875). Het echtpaar Russel - Lemmens nam voor korte tijd
1789 verkochten Frederik en Maria Catharina Corten hun zijn intrek in het ouderlijke huis van de bruid. Daar werd op
gezamenlijk 2/3 gedeelte van het ouderlijk huis, de brouwerij, 11 oktober 1822 het oudste kind Peter Joseph Hubert
schuur en stalling met de ”moeshoff” en weide en ook hun Russel geboren. Hij zou priester worden en als kanunnik te
aandeel in het aan genoemd huis toegedeelde perceel in de Roermond overlijden (16-5-1896). Hieronder zal hij als
Graetheide <Deel I, 268-270> voor 4.800 gulden aan genoemd eigenaar van het ”Drossaardhuis” (1875) nogmaals ter
echtpaar <LvO nr. 1334, folio’s 114-116>. sprake komen. Niet lang na zijn geboorte is het gezin Russel
- Lemmens naar Sittard verhuisd. Daar werd het uitgebreid
Straatingang die oorspronkelijk vlak daarop (links) toegang tot met o.a. de zonen Frans Karel Joseph Russel (*2-12-1824)
de huiskapel gaf; sinds de opheffing van die kapel is daar een en Frans Ferdinand Joseph Hubert (roepnaam Joseph)
ingang tot de woning <Foto J. Maas>. Russel (*16-12-1829). De eerstgenoemde zou later notaris te
Leden van de familie Lemmens - Corten in het complex Geleen worden, terwijl de laatstgenoemde als de auteur van
(1787-1870) De Heerlijkheid Geleen (1860) en andere historische publi-
Het echtpaar Lemmens - Corten kreeg vier kinderen: caties bekend zou blijven (zie Ihfdst. X A, nr. 8: ”Huize
(1) Jan Reinier Lemmens (*31-7-1788, † 11-5-1870) werd Koekamp”). Circa 1830 heeft het gezin Russel - Lemmens
o.a. notaris en burgemeester; hij bleef ongehuwd. zich te Eygelshoven gevestigd.
(2) Maria Sybilla Lemmens (*28-5-1790, † 6-12-1856) (4) Pieter Frans Lemmens (*21-1-1795, † 20-12-1881)
trouwde (20-11-1831) met Jan Reinier Martens (*Sittard trouwde (24-3-1841) met Maria Elisabeth Voncken
21-1-1787, † 13-2-1842). (*Hoensbroek 12-6-1811, † Lutterade 10-12-1871); zij
(3) Maria Theresia Petronella Lemmens (*27-7-1793, † zouden de grote hoeve van Lutterade exploiteren (zie hfdst.
IX B, nr. 5).
In 1826-1828 woonden in het Corten-complex de ouders
Lemmens - Corten met hun drie nog ongehuwde kinderen
en maar liefst zes knechten en drie meiden. Maria Theresia
Lemmens - Corten overleed op 18 augustus 1835 en Pieter
Mathijs Lemmens op 1 augustus 1847. In die periode bracht
ook de zojuist genoemde historicus Joseph Russel er in zijn
jeugd een aantal jaren door, omdat zijn moeder toen om
gezondheidsredenen niet temidden van haar gezin kon ver-
blijven.
De biografie van Jan Reinier Lemmens als burgemeester van
Geleen werd reeds geleverd <Deel II, 24-26>. Eerst werd hij door
zijn ouders op studie te Gemert gestuurd; vervolgens ont-
ving hij de opleidingen tot landmeter en notaris. Na enige
tijd het beroep van landmeter te hebben uitgeoefend, werd
hij in 1815 door koning Willem I tot notaris te Schinnen
benoemd, maar vrij kort nadien kreeg hij verlof om zijn
kantoor naar zijn ouderlijk huis te Lutterade over te brengen
<PSHAL 1928, 322>. In 1818 werd hij tot schout van Geleen
benoemd. (Bij de restauratie door W. Sliepen in de jaren
zeventig van de 20ste eeuw is een deur met loket aan het
licht gekomen.) Sedert 1843 nam hij deel aan het school-
toezicht. Ook is hij enige tijd lid van de Provinciale Staten
geweest. Daar de nieuwe gemeentewet van 1851 het combi-
neren van de notaris- en burgemeestersambten verbood,
legde hij het laatstgenoemde in 1852 neer. Begin 1857 nam
hij ook ontslag als notaris. Tenslotte bedankte hij in 1859 als
schoolopziener van het vierde district, maar hij bleef voor-
lopig ambtenaar van de burgerlijke stand en lid van de
gemeenteraad.
In de beroepen van notaris en burgemeester werd Jan
Reinier Lemmens aanvankelijk bijgestaan door zijn jongere
broer Peter Frans Lemmens die officieel gemeentesecretaris
318
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:52 Pagina 319
<Deel II, 32> en onofficieel ”klerk van notaris” was. Nadat deze staten, oud-schoolopziener, oud-Notaris en oud-Burge-
laatste in 1841 was getrouwd en naar de grote hoeve was meester, oud een en tachtig jaren, geboren en wonende te
verhuisd, kwam tevens zijn neef kandidaat-notaris Frans gemeld Lutterade, ongehuwde zoon van Pieter Mathias
Karel Joseph Russel (*1823) in het huis Lemmens wonen Lemmens en van Maria Theresia Corten, beiden overleden.
om zowel de functie van gemeentesecretaris als die van Waarvan wij tegenwoordige akte hebben opgemaakt, die, na
notarisklerk over te nemen. Hij werd op zijn beurt tot 1850 voorlezing, door ons en de comparanten, met goedkeuring
geassisteerd door zijn er tevens wonende jongste broer der doorhaling van het (gedrukte) woord ’oud’ (vóór: orde
Joseph Russel (*1829). In 1856 verhuisde Frans Karel van den Nederlandschen Leeuw) in de elfde regel, is gete-
Joseph Russel naar de door hem aan de Rijksweg, tussen de kend De ambtenaar voornoemd J. M. Vroemen, F K J
Wolfstraat en de Ongerstraat (= Onderste straat, later Russel, F. Lemmens”.
Ridder Vosstraat) gebouwde ”Villa Henriette” (zie hfdst. IX Naar aanleiding van dit overlijden schreef de krant:
B, nr. 8). Op 2 april 1857 volgde hij zijn oom als notaris op; ”Lutterade. Woensdag laatstl(eden) overleed alhier een man,
derhalve legde hij toen zijn functie als gemeentesecretaris die om zijn uitstekende kennissen en groote populariteit
neer <Deel II, 32-33>. gedurende meer dan een halve eeuw de raadsman en vriend
Maria Sybilla Lemmens, de oudste zuster van de burgemees- van de bewoners dezer streeken geweest is. De Heer Jan
ter, was op 20 november 1831 getrouwd met de uit Sittard Renier Lemmens, geboren te Geleen in 1788, scheidde dien
afkomstige militair Jan Reinier Martens (*21-1-1787), zoon dag van deze wereld. Na in 1815 tot Notaris te Schinnen en
van Pieter Nicolaas Martens en Maria Catharina Kamps. Dit later te Lutterade-Geleen benoemd te zijn, werden hem in
huwelijk bleef kinderloos. Toen Martens als officier gepen- 1819 de functien van Burgemeester van Geleen opgedragen,
sioneerd werd, kwamen hij en zijn echtgenote eveneens in in welke gemeente hij de gansche ontredderde administratie
het Lemmenshuis wonen. Zij waren blijkbaar in gemeen- en financiën, niet zonder inspanning, op den goeden weg
schap van goederen getrouwd; derhalve kan niet worden uit- terug bracht. Als belooning daarvoor werd hem in 1842,
gemaakt of de meubels die zij daar gebruikten of het paard toen Koning Willem II Limburg bezocht, het ridderkruis
waarover Martens kon beschikken, oorspronkelijk door der orde van den Nederlandschen Leeuw geschonken. Van
Maria Sybilla Lemmens van haar ouders waren geërfd dan 1843 tot 1857 maakte hij deel uit van het Schooltoezicht in
wel door hen beiden gezamenlijk verworven waren. Daar Limburg en laatstelijk als Opzichter van het 4e District. In
Martens op 13 februari 1842, d.w.z. ruim vijf jaar vóór zijn 1853 vroeg hij zijn ontslag als Burgemeester en in 1858 als
schoonvader, overleed, konden zijn erfgenamen slechts op Notaris en bracht zijn laatste levensjaren in stille afzondering
de helft van hetgeen zijn vrouw van haar moeder had geërfd, door” <Sittardsche Courant 14-5-1870>. Hierbij valt op te merken
aanspraak maken. Daarbij was niets van het Lemmenshuis dat een paar van de opgegeven jaartallen niet met de histo-
inbegrepen, want dat zou pas na de dood van Pieter Mathijs rische gegevens overeenkomen. Zo werd hij niet in 1819
Lemmens († 1-8-1847) in zijn geheel en onverdeeld door maar in 1818 tot burgemeester benoemd en legde hij die
diens vier kinderen worden geërfd. Wel behoorde o.a. tot de functie niet in 1853 maar in 1852 neer <Deel II, 25-26>.
nalatenschap van J.R. Martens een huis met tuintje in het Uit de erfakten die bij het overlijden van Maria Sybilla
Pullenstraatje te Sittard. Lemmens (1856) en Jan Reinier Lemmens (1870) werden
Na de dood van haar echtgenoot bleef Maria Sybilla opgemaakt, blijkt dat zij elk de helft van het ouderlijke huis
Lemmens in haar ouderlijk huis wonen. Op 4 december in eigendom hadden gehad. De helft van Maria Sybilla
1856 maakte zij haar testament, waarbij zij zes renten graan, Lemmens werd (in 1856) gezamenlijk door haar zuster
die anderen haar verschuldigd waren, aan het burgerlijk Maria Theresia Petronella Russel - Lemmens en haar broer
armbestuur van de gemeente Geleen vermaakte. Zij overleed Pieter Frans Lemmens geërfd. De helft van Jan Reinier
twee dagen later. Lemmens kwam (in 1870) half aan zijn broer Pieter Frans
Haar broer Jan Reinier Lemmens bleef nog ruim elf jaren in Lemmens, terwijl de ”wederhelft” aan de zes kinderen van
zijn huis wonen. Op 7 maart 1868 maakte hij zijn testa- zijn overleden zuster Maria Theresia Petronella Russel -
ment; hij overleed op 11 mei 1870 en werd te Lutterade Lemmens kwam. Als gevolg van die erfopvolgingen was
begraven. Zijn overlijdensakte luidde als volgt: ”In het jaar Pieter Frans Lemmens in 1870 in het bezit van de helft van
achttien honderd zeventig, den twaalfden Mei, zijn voor ons het Lemmenshuis.
Ambtenaar van den burgerlijken stand der gemeente Geleen,
Provincie Limburg, verschenen Pieter Frans Lemmens, land- Verkoop van een deel der nalatenschap van burgemeester
bouwer, oud vijf en zeventig jaren, Broeder van de over- Lemmens (1870)
ledene, en Frans Karel Joseph Russel, Notaris, oud zeven en Op dinsdag 31 mei 1870 en volgende dagen, vanaf 10 uur
veertig jaren Neef van de overledene, beiden wonende te ’s morgens, had ”ten sterfhuize van den Heer oud-Notaris
Lutterade onder Geleen, welke ons hebben verklaard, dat op Lemmens” de openbare verkoop van zijn nagelaten roerende
gisteren, ten tien ure voormiddag, te gezegd Lutterade over- goederen plaats. In een krantenadvertentie werden die als
leden is, de Heer Jan Renier Lemmens, Ridder van de Orde volgt omschreven: ”Een wel onderhouden inboedel, voor-
van den Nederlandschen Leeuw, oud-lid der provinciale namelijk bestaande in mahonyhouten en andere stoelen en
319
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 320
De geopende (gerestaureerde) poort geeft toegang tot de binnen- huis Lemmens wonen. Zij was te Eygelshoven gehuwd (15-
plaats. Deze doorkijk verschaft een zicht op een gedeelte van de 9-1850) met Jan Joseph Bloem (*Heerlen 19-5-1813). Na
oostgevel van de woning <Foto J. Maas>. diens dood (7-11-1870) verhuisde zij met haar vier kinderen
naar Lutterade. Deze kinderen waren:
tafels, kleerkasten, ledikant, pluimen (= veren) bedden, (1) Joseph Hubert Marie Bloem (*Heerlen 22-3-1853) werd
commoden, buffetten, secretaires (= schrijfbureaus), in 1875 te Roermond tot priester gewijd en was van 1875
spiegels, pendulen, huisklokken, kagchels, koffij- en tafel- tot 1882 leraar te Rolduc. Daarna vertrok hij naar Canada.
serviezen, 2 jagtgeweren, 8 pistolen, eene mangel, koper, tin Eerst was hij pastoor te Barets en in augustus 1886 ging hij
enz. Verder: 2 koeijen, 2 varkens, eene huifkar, 2 oogst- in diezelfde functie naar North Bay, ongeveer 300 km ten
wagens, eene draaibank met veel getuig, schrijnwerkers- noorden van de stad Toronto. Zijn standplaats zou later
gereedschappen, eene draaisteen (= slijpsteen), tuinbanken, bekendheid verwerven door de geboorte aldaar van de
bezaagd hout en wat dies meer zij. Dan nog een verzameling Dionne-vijfling (28-5-1934). Daar zou hij eerst de kerk
historische, juridische, godgeleerde en andere boekwerken, vergroten en van een toren voorzien en daarna een nieuwe
waarvan de catalogus ten sterfhuize verkrijgbaar is. - Het vee school bouwen. In september 1891 werd hij lid van de con-
en wagens zullen den eersten dag, de boeken den tweeden gregatie der redemptoristen en vertrok hij naar Saratoga in
dag verkocht worden” <Sittardsche Courant 21-5-1870>. Aangezien de staat New York, U.S.A. Op 4 oktober 1904 overleed hij
er niet bij vermeld staat dat die verkoop door een notaris zou te Weehawken in de staat New Jersey, U.S.A.
worden geleid, werd hij blijkbaar door de erfgenamen van de (2) Alphons Maria Bloem (*Heerlen 25-1-1858) overleed te
overledene, onder wie zich notaris Russel bevond, onder- Lutterade op bijna 16-jarige leeftijd (6-10-1873).
nomen. (3) Pieter Eugène Marie Bloem (*Heerlen 29-1-1861)
volgde in de voetstappen van zijn oudste broer en werd in
Leden van de familie Bloem - Russel in Heerlen, Lutterade 1882 te Roermond tot priester gewijd. In datzelfde jaar werd
en Canada hij tot kapelaan te Stramproy benoemd en in 1884 ging hij
Op 25 juli 1872 kwam Maria Elisa Russel (*Sittard 15-7- als rector naar het St.-Salvatorklooster te Roermond. In
1826), dochter van Frans Erwin Russel (1792-1875) en 1887 vertrok ook hij naar Canada. Eerst werd hij pastoor te
Maria Theresia Petronella Lemmens (1793-1866), in het Polwassen en bediende hij tevens de parochies Alsas en
Trencreek. In 1889 werd hij assistent van zijn broer te North
Bay en na diens vertrek in 1891 volgde hij hem daar als
pastoor op. Wegens de sterke groei van het aantal parochia-
nen liet hij de kerk nog tweemaal vergroten. Naast de
parochie van zijn standplaats bediende hij nog verscheidene
afgelegen posten. Op 3 februari 1896 verongelukte hij bij
het instappen van de ”Canadian Pacific”-trein, die hem naar
een van die posten had moeten brengen. In een gedenk-
schrift uit 1916, dat foto’s van beiden bevat, lezen wij:
”These two brother priests labored earnestly and well for the
salvation of souls, they loved their people and in turn were
loved by them”.
(4) Maria Antoinetta Francisca Bloem (*Heerlen 27-2-1865)
woonde enige tijd bij haar moeder te Lutterade, verhuisde
dan naar de ”Villa Henriette” van haar oom aan de Rijksweg
en vertrok van daar (6-2-1880) naar Roermond. Later zou zij
haar beide broers naar Canada volgen om zich bij hen te
North Bay te voegen; daar werd haar aanwezigheid op 10
september 1889 genoteerd. Op 4 januari 1904 trouwde zij te
Toronto met Ernest John McGlure. In 1940 was het gezin
McGlure - Bloem nog in die stad woonachtig <Bloem, 57-58>.
De weduwe Bloem - Russel bleef niet lang in het huis
Lemmens wonen. Zij liet een nieuw huis tegenover de
ingang van het zusterklooster bouwen en verhuisde eind
1874 of begin 1875 daarheen. Op 24 december 1879 is zij
in dat huis overleden (zie hfdst. IX B nr. 8: ”Villa Hemriette
en het huis van ’t Jufferke”).
Op 26 februari 1875 werd het huis Lemmens betrokken
door de gepensioneerde zeekapitein Charles Jean Wilkers of
320
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 321
Wilkens (*Luik 30-12-1821) en zijn echtgenote Maria Dernbach (D.), stichteres en algemeen overste van de Arme
Charlotta Adriana van Mertum (*Utrecht 23-12-1818). Dienstmaagden van Jezus Christus, die eveneens wegens het
Reeds op 1 november 1875 werden zij beiden naar optreden van Bismarck hadden besloten een toevluchtsoord
Amsterdam uitgeschreven. in Nederland te vestigen door die boerderij in een klooster
te veranderen <Deel II, 370-372>.
Eigendom van een priester Russel (1875) en een Duitse
karmelietes (1875-1879) Mevrouw M.H.J.C. Swart - Strens (1877-1911)
Eind juli of begin augustus 1875 werd een onderhandse akte Op 13 april 1879 verkocht genoemde karmelietes uit het
van scheiding opgesteld, waarbij Petrus Joseph Hubertus Beierse Himmelspforten voor notaris F.K.J. Russel het huis
Russel (*Geleen 10-10-1822), de oudste zoon van het echt- aan de Geenstraat voor 9.000 gulden aan Marie Hubertine
paar Russel - Lemmens, de enige eigenaar werd. Na zijn Constance Julie Strens, die deze woning reeds twee jaren
priesterwijding (25-9-1845) was hij te Leuven gaan stude- eerder, tezamen met haar echtgenoot Peter Bernard Hubert
ren, waar hij het licentiaat in de theologie behaalde. In 1849 Marius Swart, had betrokken. De laatstgenoemde was te
ging hij als kapelaan naar de O.-L.-Vrouwekerk te Maastricht geboren (22-9-1839) als het achtste van de elf
Maastricht. In 1861 werd hij tot professor aan het groot- kinderen van Jan Marius Swart en Anna Josepha Neven en
seminarie te Roermond aangesteld en in 1874 werd hij was in die stad getrouwd (5-5-1874) met Maria H.C.J.
tevens tot kanunnik van het kathedrale kapittel benoemd. In Strens (*Roermond 15-6-1839), dochter van Martin Pascal
1895 kreeg hij de onderscheiding van ”geheim kamerheer” Hubert Strens en Josephina Catharina Henriëtte Francisca
van de paus. Kort daarna overleed hij bij de Kapel in ’t Zand van Eersel <Deel I, 216>.
te Roermond (16-5-1896). Op 30 mei 1876 was Swart tot kantonrechter te Sittard
Kanunnik P.J.H. Russel bleef niet lang in het bezit van zijn benoemd en op 27 maart 1877 was hij met zijn vrouw uit
(vermoedelijk) geboortehuis in de Geenstraat te Lutterade.
Op 16 augustus 1875 gaf hij aan zijn broer notaris Frans
Karel Joseph Russel de volmacht om ”voor mij en in mijnen
naam te verkoopen aan wien en voor den prijs, dien hij zal
goedvinden, mijn huis, met al de erbij behorende gebouwen
benevens de aanpalende tuin en boomgaard te Lutterade,
Gemeente Geleen”. Op 7 oktober 1875 verklaarde die broer
voor notaris Van der Heijden te Sittard genoemd pand voor
9.000 gulden uit de hand te hebben verkocht aan zijn klerk
Jan Leonard a Campo, welke laatste was opgetreden in naam
van Philomena Biendl, karmelietes te Himmelspforten bij
Würzburg (D.).
De vervolging van de kloosterorden die toen in Duitsland
onder kanselier Bismarck gaande was, plaatste die transactie
in een specifieke context. Op 20 augustus 1875 hadden de
zich bedreigd voelende ongeschoeide karmelieten van de
Beierse provincie de kluis aan de Rijksweg te Geleen gekocht
om ze als klooster in te richten en uit te breiden <Deel II, 356-
358>. Omdat notaris F.K.J. Russel daarbij een helpende hand
had gereikt en genoemde Beierse karmelietes enige jaren
later door de in dat nieuwe klooster aan de Rijksweg ver-
blijvende pater Simon Bonifacius Kurz werd vertegenwoor-
digd, valt niet moeilijk te gissen dat de aankoop van het huis
Lemmens door de Beierse karmelietes eenzelfde strekking
had, namelijk een Nederlands toevluchtsoord te vinden voor
de in Duitsland vervolgde leden van haar orde.
Maar de eventuele plannen om het Corten-Lemmens-
Russel-huis in een klooster te veranderen werden doorkruist
door een transactie die noch de paters karmelieten noch
notaris Russel schijnen te hebben voorzien. Op 5 oktober
1875, d.w.z. juist twee dagen voordat genoemde karmelietes
dat huis kocht, was voor notaris Van der Heijden een akte
gepasseerd, waarbij de naast dat huis gelegen grote hoeve het
eigendom was geworden van moeder Catharina Kasper te
321
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 322
Maastricht naar Lutterade verhuisd. Maar wegens gezond- Het is echter een vraag of al die veranderingen aan de zusters
heidsproblemen werd hij in een inrichting te Düren (D.) moeten worden toegeschreven. Aangezien die mevrouw
opgenomen. Daar is hij op 17 maart 1885 overleden. Zijn woongelegenheid aan haar dienstpersoneel verschafte, lijkt
weduwe plaatste de volgende aankondiging in de krant: ”Tot het voor de hand te liggen om sommige veranderingen aan
diepe droefheid zijner echtgenoote en naaste betrekkingen haar toe te schrijven. Zo woonden na 1880 haar dienst-
overleed te Düren, in den ouderdom van 45 jaren, voorzien knecht Pieter Willem Moonen (*Schinnen 18-9-1847),
der laatste Heilige Sacramenten, Mr. Marius Swart, diens echtgenote Anna Catharina Cremers (*Geleen 19-6-
Kantonrechter. Maastricht 19 Maart 1885. In aller naam, 1850), met wie hij op 5 januari 1872 te Sittard was
M. Swart, geboren Strens” <CdlM 19-3-1885>. Op het gedachte- getrouwd, en hun beide dochters Maria Catharina (*11-7-
nisprentje liet zij vermelden dat haar echtgenoot ”na een 1877) en Helena Moonen (*27-11-1879) in het complex en
langdurig lijden” was overleden. Tevens voegde zij daaraan het lijkt niet waarschijnlijk dat zij het hoofdgebouw met
o.a. toe: ”Droevige maanden heeft hij geteld, smartvolle mevrouw Swart - Strens zouden hebben gedeeld. Gebleken
nachten heeft hij doorgebracht”. is trouwens dat in 1900 een gezin in die vleugel (tussen het
De kinderloze mevrouw Swart - Strens was een ”grande hoofdgebouw en de schuur, sinds 1901 school) woonde,
dame” en reed in haar koets naar de kerk. Zij bleef tot aan terwijl de overdracht van het geheel aan de zusters pas op 14
haar dood in dat huis wonen. Op 3 juli 1909 stelde zij eigen- december van dat jaar plaatshad. Derhalve ligt het voor de
handig in het Frans haar testament op, dat zij nog diezelfde hand om aan te nemen dat mevrouw Swart - Strens het
dag aan notaris A.H.J. Russel voorlegde. Aan haar dienst- initiatief zal hebben genomen om de brouwerij in een
meid schonk zij meubels en dertig gulden voor elk jaar dat woning te veranderen.
zij bij haar in dienst was geweest. Aan het burgerlijk arm-
bestuur van Geleen liet zij 300 gulden na. Haar verdere
bezittingen verdeelde zij onder haar bloedverwanten en
vriendinnen; zo schonk zij aan haar (aangetrouwde) nicht
Bertha von Geusau - Swart een portret van haar overleden
echtgenoot. Volgens haar uiterste wil zou de uitvaartdienst
in de kerk van Lutterade-Krawinkel worden gehouden, maar
zou zij naast haar echtgenoot te Maastricht worden begra-
ven. Ook zouden in genoemde kerk 200 missen voor haar
zielenrust worden opgedragen. Nog geen half jaar later, op 6
februari 1911, is zij overleden.
Verkoop aan de Arme Dienstmaagden van Jezus Christus
(1900)
Volgens sommige inwoners van Lutterade zou mevrouw
Swart - Strens het complex aan haar naaste buren, de Arme
Dienstmaagden van Jezus Christus, hebben vermaakt. In
feite heeft zij het op 14 december 1900 aan de zusters
verkocht. Daarna is zij er - wellicht volgens een bij die
verkoop gestelde voorwaarde - tot aan haar dood blijven
wonen.
De schuur in een school veranderd, de poortopening dicht- De straatgevels van het Corten-complex. Geheel rechts een
gemetseld en de brouwerij tot woning ingericht gedeelte van de vroegere schuur (toen school). Daarnaast de
In 1901 lieten de zusters de schuur tot schoolgebouw inrich- woning, waar vroeger de brouwerij en de poort waren; de poort-
ten. Volgens de plaatselijke overlevering zouden de zusters boog bleef gehandhaafd. Links het hoofdgebouw met een voor-
niet alleen de poortopening aan de straat hebben laten dicht- tuintje.
metselen maar zouden zij ook de brouwerij in een woning
hebben veranderd. Aangezien mevrouw Swart - Strens een Bewoners van het gedeelte tussen het hoofdgebouw en de
koets gebruikte en daarvoor de binnenplaats nodig had, zou schuur/school
men wellicht verwacht hebben dat die poort pas na haar In 1900 woonden in de zuidvleugel tussen het grote woon-
dood (1911) zou zijn dichtgemetseld. Doch uit een ansicht- huis en de schuur (sinds 1901 school) de radermaker Jan
kaart, waarop een poststempel uit 1909 (niet circa 1915, Gerard (Graad) Cremers (*Geleen 12-9-1859, † 4-7-1943)
zoals in GOA III, 7, werd vermeld) staat, blijkt dat die poort en Maria Anna Philomena Christina Meijs (*Schinnen 28-
toen reeds was dichtgemaakt en dat het vroegere brouwerij- 1-1866, † Den Bosch 15-10-1910), die op 19 april 1898
gebouw in de straatgevel een raam en een deur had. waren getrouwd. Als werkplaats gebruikte Cremers de
322
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 323
vroegere veestallen, die de noordvleugel van het complex Hij trouwde met Pauline Henriette Elise Timmermans
uitmaakten. Dit echtpaar had de volgende kinderen: (*Amsterdam 9-12-1888, † Geleen 25-11-1983) <Deel II, 101>.
(1) Maria Clara Cremers (*2-2-1899). Hun zoon Leopold Lienaerts (*10-12-1916) zou de familie-
(2) Jan-Baptist Cremers (*31-3-1901, † 14-2-1957). naam voortzetten. Tijdens het bombardement van 5 oktober
(3) Jan Willem Joseph Cremers (*22-3-1902). 1942 viel een brandbom op dat huis; als gevolg daarvan
(4) Joseph Peter Cornelis Cremers (*28-6-1903). brandde de dienstbodekamer op de bovenste verdieping
(5) Jan Paul Cremers (*3-7-1905, † 27-8-1905). geheel uit en ging een gedeelte van het dak in vlammen op.
(6) Anna Sybilla Cremers (*25-1-1908). Gelukkig wist men te voorkomen dat die brand zich zou uit-
(7) Joseph Paul Cremers (*18-11-1909. † 25-5-1910). breiden.
Het was allicht ten behoeve van dit gezin dat in 1913 een
woonkamer werd toegevoegd. Tot oktober 1942 waren er
een door de familie Cremers gedreven schildersbedrijf en een
winkel in ”glas, verfwaren en behangselpapieren” gevestigd.
Bij het bombardement van 5 oktober 1942 viel een brand-
bom op de woning Cremers, tengevolge waarvan een kamer
geheel uitbrandde. Bij de enkele decennia later door W.
Sliepen ondernomen restauratie zouden er nog drie niet-
ontplofte zeskantige magnesiumbommen worden gevonden.
Omdat ten gevolge van dat bombardement ook het ernaast
gelegen zusterklooster en de daarbij behorende kapel (zie
onder hfdst. X, nr. 2) was uitgebrand, werd de gespaard
gebleven woonkamer tijdelijk tot kapel ingericht. De aan de
zusters toebehorende vroegere veestallen van het
Drossaardhuis werden bij dat bombardement eveneens
zwaar getroffen. Ze werden hersteld en als schoolgebouw
ingericht.
De westgevel van de woning uit 1751. In een stoel rechts van de Dokter Lienaerts met zijn hond op jacht.
deur zit mevr. Lienaerts - Timmermans.
”Drossaardhuis” als gemeente-eigendom ernstig vervallen
Het hoofdgebouw woning van de familie Lienaerts - (1964-1970)
Timmermans Nog in hetzelfde jaar van het vertrek van de weduwe
Na het overlijden van mevrouw Swart - Strens (1911) werd Lienaerts - Timmermans (1964) kocht de gemeente Geleen
de woning gedurende een aantal jaren door de zusters zelf van de zusters het Corten- of Lemmenshuis zonder de
gebruikt. In 1915 stelden zij dit huis ter beschikking van vroegere schuur, die tot school was ingericht, en zonder de
dokter Lienaerts onder voorwaarde dat hij de zieke zusters voormalige stallen, maar met het gebouw tussen het woon-
gratis zou behandelen. huis en die school langs de straat. Volgens een bepaalde bron
Gerlach Louis Hubert Joseph Lienaerts (*Merkelbeek 5-1- zou de koopsom 28.925 gulden hebben bedragen, terwijl
1885, † Geleen 8-7-1962) had zich eerst als jonge arts in de een andere bron 25.000 gulden opgaf. Daarbij werd op
Dorpstraat (= Marcellienstraat) te Oud-Geleen gevestigd. verzoek van de zusters o.a. overeengekomen dat dit pand
niet als een ”huurkazerne” zou worden ingericht. Het
323
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 324
gemeentebestuur verklaarde: ”Omdat dit een van de weinige woning was. Men sprak zelfs van het ’spookhuis’. Publieke
panden in de gemeente is met historische waarde, achten wij Werken en gemeentepolitie probeerden nog met grote inzet
de aankoop in het belang van de gemeente om het behoud te redden wat was overgebleven van de oude glorie. De wee-
en een waardige bestemming van dit gebouw te waar- moed bleef en menige rechtgeaarde Geleendenaar zal met
borgen”. pijn in zijn hart de persberichten uit die dagen gelezen
Aanvankelijk was het de bedoeling om dit complex voor hebben” <Stadjour 17-3-1982>. De inzet van Publieke Werken
culturele doeleinden te gebruiken; zo dacht men o.a. aan het bestond in het aanleggen van een stenen bescherming langs
inrichten van een permanent museum en aan het organi- twee zijden van de tuin; vóór 1970 werd de dichtst bij het
seren van tentoonstellingen. In april 1965 verleende de woonhuis gelegen helft van de noordzijde door een muur
gemeenteraad alvast een subsidie van 5.000 gulden voor het afgeschermd en na dat jaar werden de gehele noord- en west-
onderhoud. Maar nadat was berekend dat de volledige zijden van zo’n muur voorzien. Maar ook die maatregel
restauratie niet minder dan 150.000 gulden zou gaan bleek niet afdoende te zijn om verder verval van het gebouw
kosten, vestigde men alle hoop op een flinke rijksbijdrage. te stuiten. Het feit dat dit complex op 16 januari 1967 van
Toen die echter uitbleef, werd door de meerderheid van de rijkswege officieel op de lijst van beschermde monumenten
raad besloten naar een koper uit te zien. (nr. 16046) werd geplaatst, zou een nutteloos gebaar zijn
Intussen beging het gemeentebestuur hier dezelfde nalatig- geweest, ingeval geen koper mocht zijn komen opdagen,
heid als ten aanzien van de gekochte graanmolen te want dan zou dit gebouw tot een puinhoop zijn vervallen.
Daniken, namelijk men liet het gebouw zowel ongebruikt als
onbewoond. En dit had funeste gevolgen voor de staat van Monument tegen algeheel verval behoed en jarenlang
onderhoud. Hierover merkte de volgende eigenaar W.
SLIEPEN op: ”Ongewild werd het nu leegstaande pand gerestaureerd
speelbal van de twijfel. Dit met alle gevolgen van dien.
Enerzijds werd het een eldorado voor spelende jeugd. Tijdens de debatten in de gemeenteraad over het al dan niet
Anderzijds werd het pand het slachtoffer van vernielzucht.
Vele pannen en ruiten sneuvelden. Na zes jaar had weer en verkopen van dit gebouw merkte een lid o.a. op: ”Door een
wind zijn tanden gezet in datgene wat eens een pracht
verkeerd beleid is het pand na aankoop nog verder in verval
Omlijning van de woning (W) en het ten noorden en westen
daarvan gelegen gazon. De zware lijnen geven aan waar de geraakt”. En hij voegde hieraan toe het te betreuren dat er op
gemeente Geleen aan de noordzijde (half vóór 1970 en half na
1970) en aan de westzijde (na 1970) muren tegen vandalisme ambtelijk niveau ongeveer 10.000 gulden aan ”verknoeid”
liet optrekken <Tekening W. Sliepen>.
was. Desondanks werd de verkoopsom op 30.000 gulden
gesteld. Gelukkig verklaarde het echtpaar Sliepen - Belderok
zich in november 1969 bereid om het ”Drossaardhuis” te
kopen en te restaureren; na vervulling van de formaliteiten
kon het zich begin 1970 eigenaar noemen. Het kwam nog
juist op tijd, want in een brief van 26 november 1970 aan de
auteur verklaarde W. Sliepen dat de hele zaak bij zijn komst
op instorten stond. Aangezien dat gebouw in januari van dat
jaar totaal onbewoonbaar was, moest er heel wat worden
opgeruimd alvorens het gezin Sliepen uit de Dautzenberg-
straat naar de Geenstraat kon verhuizen.
Maar ook na die verhuizing was de woon- en leefsituatie nog
primitief. Na zichzelf en de leden van zijn gezin met ”de
eerste holbewoners” te hebben vergeleken, gaf SLIEPEN de
volgende opsomming: ”Er
was geen water, riool, gas
of electriciteit en geen
toilet. Circa 60 ruiten
waren ingegooid, ook het
dak lekte en de deuren
sloten maar nauwelijks. In
de kelder stond water.
Monumentenzorg vreesde
zelfs dat er een waterader
in de kelder uitkwam !
Dan het puin ruimen. De
18 m2 kelder betekende
voor ons 15 m3 kletsnatte
Wim Sliepen, de restaurateur zware leem. De verrotte
van het Drossaardhuis. vloerbedekking, de rotte
324
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 325
vloerplanken, ’t was ongelofelijk. Ik schat dat er ongeveer 75
vrachtauto’s puin zijn afgevoerd, maar dat was niet alles.
Ook bouwkundig waren ernstige gebreken ontstaan. Het is
een geluk dat losliggende bakstenen in de voorgevel nooit
mensen verwond hebben. De hoofdschoorsteen met een
diameter van 90 x 90 cm leunde zonder enige verdere steun
tegen een 7 m lange balk. Het trillen van het gebouw ten
gevolge van de op korte afstand lopende spoorlijn had haast
de instorting van de schoorsteen tot gevolg gehad. (…) De
top van de achtergevel bewoog bij windkracht 7 en meer.
Gedurende zo’n wind vielen de bakstenen op de zoldervloer.
Er was totaal geen verband meer. Op vele kamers waren de
kinderbalken in de gevel doorgezakt, met als gevolg dat op
een kamer de vloer zwevende was. Hij hing wel 20 cm door.
Met zo’n gewicht kon die vloer wel ieder moment inzakken”
<Stadjour 17-3-1982>.
Gedeelte van de zolder. Tegen de schoorsteen werd reeds in de
eerste helft van de 20ste eeuw een open haard aangebracht <Foto
W. Sliepen 1975>.
Lutterade-Krawinkel met Hubertina Maria Ida Belderok
(*Heerlen 26-3-1926), wier familie uit het Zeeuwse
Zierikzee afkomstig was. Zij werden de ouders van zes
kinderen:
(1) Simone Sliepen (*28-10-1954).
(2) Gerard Sliepen (*19-10-1955).
(3) Elisabeth Sliepen (*6-1-1957).
(4) Wim Sliepen (*10-6-1958).
(5) Rosalie Sliepen (*2-10-1961).
(6) Arthur Sliepen (*11-9-1963).
Woonkamer in het gerestaureerde Drossaardhuis <Foto W. Sliepen
1972>.
Door zijn technische bekwaamheid, grote toewijding en
volharding bij het uitvoeren van zijn initiatief - een en ander
in overleg met L. Ensink, rayon-architect van de Rijksdienst
voor Monumentenzorg - werd het totaal ontluisterde pand
zoveel mogelijk in zijn oorspronkelijke staat gerestaureerd.
Daarbij werd ook de constructie die de bewaard gebleven
poortboog aan de straatkant vulde verwijderd en werd een
nieuwe poort van ca. 13,5 x 4 m aangebracht.
Het gezin Sliepen - Belderok (1970-1987) Het gezin Sliepen. Op de voorgrond Wim Sliepen en Tini
Wilhelmus Aloysius Leonardus Gerardus Sliepen werd op 8 Sliepen - Belderok. Achter hen van links naar rechts: Wim juni-
mei 1925 te Roermond geboren. Na als dienstplichtige aan or, Rosalie, Simone, Geert, Liesbeth en Arthur.
de expeditie in Indonesië te hebben deelgenomen, bezocht
hij de H.T.S. te Breda. Daarna werd hij achtereenvolgens Nadat alle kinderen het ouderlijke huis hadden verlaten,
leraar aan de Chemische School te Geleen, directeur van een besloten hun ouders een kleinere woning te betrekken.
mergelwinning te Maastricht, lid van de directie van de Mevrouw Tini Sliepen - Belderok is op 8 september 2007 op
Zweedse AGA apparatenfabriek te Nuth en directeur van de 81-jarige leeftijd overleden.
sociale werkvoorziening te Echt en te Roermond. Op 28
januari 1954 trouwde hij in de St.-Augustinuskerk te
325
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 326
Deze tekening werd door W. Sliepen gevoegd bij zijn verzoek tot het gemeentebestuur: ”Zoals U bekend zal zijn is met
van 13 mei 1975 aan het gemeentebestuur om geen goed- bekwame spoed de oude meisjesschool aan de Geenstraat
keuring te verlenen voor de bouw van de ontworpen gigantische gesloopt. Als voordeel van deze sloop mag genoemd worden,
constructie die al te dicht bij het monumentale Drossaardhuis dat aan de opkropping van gebouwen, welke in de loop der
zou komen te liggen. jaren was ontstaan, een einde is gekomen. Ondergetekende
Het profiel van het oorspronkelijke complex zwaar heeft op zijn verzoek, in een zeer laat stadium, kennis
geschonden (1975) kunnen nemen van de nieuwe bouwplannen van de nieuwe
Zolang de westvleugel (hoofdgebouw), zuidvleugel (vroeger school en is toch wel geschrokken van de hernieuwde
poortgebouw en brouwerij), noordvleugel (vroegere stallen) opstuwing ter plaatse. Hij vreest dan ook dat weer dezelfde
en oostvleugel (in een school veranderde schuur) werden planologische fout ontstaat, zowel voor de bestaande en door
gehandhaafd, bleef het oude profiel, namelijk vier vleugels hem bewoonde bouw (beschermd monument) dan wel voor
om een carré, in hoofdlijnen behouden. Daarop zou in 1975 de nieuwe school en de directe omgeving daarvan. Hij
een drastische inbreuk worden gepleegd. Op 13 mei van dat verzoekt U dan ook beleefd het geheel in studie te willen
jaar richtte W. SLIEPEN het volgende verzoek betreffende doen nemen en de adviezen van de welstandscommissie en
”stadsplanning rond monument Geenstraat 36 te Geleen” de strekking van de Monumentenwet (1975!) te willen
bevorderen. De buurtbewoners en het nageslacht zullen U
Deze foto toont duidelijk hoe de grote structuur rechts boven bijzonder dankbaar zijn”.
(oost) al te dicht bij het Drossaardhuis werd geplaatst. Links Ofschoon de schrijver daarbij zowel een plattegrond van de
(west) wordt het gazon (de vroegere tuin) nog door hoog nieuwe bouwplannen alsook een tekst uit de nieuwe monu-
opgaand groen omzoomd <Foto J. Baggen>. mentenwet insloot, bleef zijn noodkreet zonder uitwerking.
Bijgevolg werd er een laag schoolgebouw diagonaal door de
nagenoeg vierkante binnenplaats aangelegd. Enige tijd later
werd de situatie nog verergerd, namelijk toen dit gebouw
vervangen werd door een zeer grote constructie waardoor het
vlakbij gelegen historische Drossaardhuis overschaduwd
werd.
Andermaal burgemeesterswoning (1986-1995)
Op 17 december 1986 werd het Drossaardhuis met de erbij
behorende grond voor notaris mr. E. Huyben te Geleen voor
340.000 gulden overgedragen aan mr. Hans G.M. Lurvink
(*Doetinchem, Gld., 1940) en zijn echtgenote B.M.E.V.
Wouters van den Oudenweijer (*Elst, Gld., 1942). En op
diezelfde dag verkochten
zij het grootste gedeelte
van de zijtuin voor 80.000
gulden aan de Woning-
vereniging Geleen. In die
tweede koopakte werd de
oppervlakte van de grond,
die de vereniging kreeg, als
680 vierkante meter opge-
geven; bijgevolg zou de
nog resterende grond van
het Drossaardhuis onge-
veer 757 vierkante meter
moeten beslaan. Bij deze
overdracht werd een ver-
Burgemeester J.G.M. (Hans) gissing begaan, waardoor
Lurvink. die vereniging benadeeld
werd. Toen die vergissing
later was vastgesteld, werd deze vereniging door Lurvink
vergoed.
Hans Lurvink werd in 1985 door de minister voor de keuze
gesteld om als burgemeester naar Geleen ofwel naar
326
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 327
Maarssen te gaan. Hij koos naburige gemeente Ewijk, waarna beide gemeenten onder
voor Geleen, werd op 1 zijn bestuur werden samengevoegd.
augustus 1985 als zodanig Sedert de komst naar Geleen, op 1 september 1985, had dit
benoemd en op 5 septem- echtpaar, tezamen met zoon Hans junior en dochter Claire,
ber d.a.v. geïnstalleerd. in een huurwoning aan Rijksweg-Zuid gewoond. Het heeft
Hij had zich op zijn vanaf december 1986 tot het voorjaar van 1995 als eigenaar
beroep voorbereid door in het Drossaardhuis verbleven. Tijdens die periode werd het
allereerst als bedrijfs- interieur hier en daar bijgewerkt, waarbij de burgemeester
manager stage te lopen te zich als een handige ”doe-het-zelver” ontpopte. Maar de
Keulen, Parijs en Londen uitspraak ”Met veel enthousiasme hebben we het Drossaard-
en zowel in de Franse als huis in zijn oorspronkelijke staat hersteld” <GemGeleen 130>
de Engelse hoofdstad te lijkt op historische gronden niet aan de werkelijkheid te
studeren. Vervolgens had hebben beantwoord. De enige ons bekende door Lurvink
hij te Nijmegen de titel aangebrachte verandering was de inrichting van een bar in
van meester in de rechten de kelderruimte die volgens tijdgenoten af en toe als infor-
Mevr. B.M.E.V. Lurvink - behaald, waarna hij op de mele vergaderplaats van de gemeenteraad werd gebruikt.
Wouters van den Oudenweijer. secretarieën van Nieuwe- Na per 1 juni 1995 uit het Drossaardhuis te zijn vertrokken,
gein en Wateringen had zijn de burgemeester en zijn echtgenote in een huurhuis aan
gewerkt. In september 1974 was hij als jongste burgemeester Rijksweg-Noord gaan wonen. Nog vóór de samenvoeging
van Nederland naar Beuningen bij Nijmegen gegaan. Twee van Geleen en Sittard (1-1-2000) zijn zij naar elders
jaar later werd hij tevens waarnemend burgemeester van de vertrokken.
Op deze foto van de kelder ziet men rechts stoelen aan een grote De na de verkoop van de westelijke helft van het bij het
tafel. Burgemeester Lurvink maakte daarvan gebruik om er Drossaardhuis behorend gazon gebouwde scheidingsmuur met
(onofficiële) raadsvergaderingen te houden <Foto W. Sliepen>. aan haar oostzijde korte dwarsmuurtjes <Foto W. Sliepen>.
327
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 328
Het verkochte deel van de tuin met een muur afgescheiden oktober 2007 gekocht en betrokken door Ron Bakkers
Zoals wij zagen, kocht de Woningvereniging Geleen, later (*Geleen 26-9-1962), zoon van Rinus Bakkers en Tiny
Woningstichting Geleen genoemd, op 17 december 1986 Wijnen, diens echtgenote Henriette Rutten (*Tegelen 23-6-
een deel van de zijtuin. Destijds werd gezegd dat het de 1963), dochter van Frits Rutten en Bep Janssen, en hun
bedoeling was om daarop een dependance van die vereniging dochter Checca (*Geleen 1-11-1992).
te bouwen; doch daaraan werd geen gevolg gegeven. Na Tijdens de renovatie door deze familie werd de zolder
enige tijd liet projectontwikkelaar Stienstra, de toekomstige geïsoleerd, de oude badkamer vernieuwd, een nieuwe
eigenaar van dat stuk tuin, een bakstenen muur aanleggen badkamer toegevoegd, de centrale verwarming vernieuwd,
om dit van het eigendom van Lurvink te scheiden. De werden nieuwe meterkasten aangebracht en de vensters van
burgemeester was bereid om de helft van die bouwkosten dubbel glas voorzien.
(17.500 gulden) op zich te nemen onder voorwaarde dat in
die muur aan zijn kant veldbrandstenen werden gebruikt en
nissen werden aangebracht; aan dit verzoek werd voldaan.
Tevens werden aan die zijde enige dwarsmuurtjes geplaatst.
De noordelijke toegang tot het nog resterende gedeelte van de
binnenplaats. Rechts ziet men de oostgevel van het
Drossaardhuis en aan de zuidkant is de poort aan de Geenstraat
te zien <Foto W. Sliepen 1987>.
Deze foto toont hoe het gazon aan de westzijde van het 12. Boerderij uit Krawinkel in het
Drossaardhuis door een muur werd verdeeld en hoe het Openluchtmuseum te Arnhem
verkochte gedeelte werd afgescheiden <Foto W. Sliepen 1987>.
Diverse aspecten van dit gebouwencomplex, zoals zijn
Nieuwe eigenaars en bewoners sedert 1995 oorsprong, samenstelling, geschiedenis en bewoning te
Op 31 mei 1995 werd de woning verkocht aan de uit Beek Krawinkel, de overbrenging naar het openluchtmuseum te
afkomstige en destijds te Limbricht wonende makelaar Paul Arnhem en zijn lotgevallen aldaar, werden reeds beschreven
Crombag en diens echtgenote Petra Ritz. Na een en ander te door E. QUANJEL in zijn met eigen tekeningen gevulde
hebben opgeknapt, heeft dit echtpaar het historische pand brochure ”Als ’t nieuwe verschijnt, het oude verdwijnt”
betrokken. Tijdens hun verblijf werden gebroken of ver- (1929), W.H. VAN BERGEN in zijn artikel ”Kloosterstraat
sleten kleine onderdelen zoveel mogelijk door ”antieke” 44, een boerderij te Krawinkel <TsHKVGel 1982, nr. 1, 8-25>, B.F.
voorwerpen vervangen. Tevens werden toen de volgende WUBBELS, met medewerking van B. OCKERS, in het
veranderingen aangebracht: nieuw dak, nieuwe keuken, artikel ”Het onvoltooide verleden van de Zuidlimburgse
overkapping boven het terras en prieel in de tuin <DeLim 13-3- boerderij in het Nederlands Openluchtmuseum” <B&MNOM,
2001>. jrg. 49 (1986), nr. 2, 54-61>, R.C. HEKKER in zijn artikel ”De
Beroepshalve kwam Crombag in contact met de ”op een museumboerderij uit Geleen-Krawinkel” <B&MNOM, jrg, 51
steenworp afstand” wonende Ron Bakkers, een autoriteit op (1988), nr. 1, .32-41>, D. ZWEERS, in samenwerking met E.
het gebied van assurantiën en financiële dienstverlening en VAN OLST, in het artikel ”Het mysterie Krawinkel op-
mededirecteur van de op zijn initiatief in 1989 opgerichte gelost. Bouwgeschiedenis en museale lotgevallen van een
BSB Assuradeuren (hypotheken en verzekeringen). Zij Zuid-Limburgse boerderij” <JaNOM 1989, 272-311> en L.H.
besloten te gaan samenwerken en legden dit met ingang van BOOT in zijn artikel ”De lotgevallen van het puthuis
2005 vast in de BSB Crombag Makelaardij. Die samen- behorende bij de overgeplaatste boerderij van Wauben uit
werking had nog een ander gevolg, namelijk dat Crombag - Krawinkel” <TsHKVGel 2008, nr. 1, 3-8>. In het hier volgend over-
na een verblijf van 12 jaren - in juli 2007 het Drossaardhuis zicht wordt dankbaar gebruikgemaakt van de door die
verliet en in de nabije Minister Ruysstraat het kantoor van auteurs verschafte gegevens en worden deze met details uit
die maatschappij vestigde. Het Drossaardhuis werd op 5 eigen onderzoek aangevuld.
328
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 329
De straatgevel van de boerderij Wauben in 1928. De poorten kan ze ook wel zorgen, dat U tijdig gewaarschuwd is,
sluiten de beide erven af en bevatten elk een aparte deur. Links wanneer iets wordt afgebroken en zou zij kunnen mee-
staat het puthuisje, waarin toen nog slechts een pomp stond, helpen, dat die afbraak zou geschieden op een wijze, die
waarvan hier de zwengel zichtbaar is. De deur en de beide overbrenging mogelijk maakt”.
ramen geheel rechts behoorden niet tot dit complex. Daarboven Op 27 januari 1928 werd de uit Sittard afkomstige gepen-
rijst de gashouder op als een dreigend symbool van de zich uit- sioneerde luitenant-kolonel Frederik Adolf Hoefer (*14-4-
breidende industrialisatie, die uiteindelijk tot de afbraak van 1850), voorzitter van de door hem gestichte ”Vereeniging
alle woningen met hun bijgebouwen aan de Kloosterstraat zou Het Nederlandsch Openluchtmuseum gevestigd te
leiden <Foto P. Smit. - ANOM nr. 12198>. Arnhem”, door Sassen geadviseerd om een bezoek aan de
burgemeester van Geleen te brengen. Dit leidde ertoe dat op
Alvorens de geschiedenis van het gebouwencomplex en van 31 januari 1928 burgemeester Damen te Geleen en mr. dr.
zijn eigenaars en bewoners, de afbraak, het vervoer naar W.F.J. Frowein te Heerlen, voorzitter van de directie van het
Arnhem, de herbouw en verdere lotgevallen aldaar en de Staatsmijnbedrijf in Limburg, werden bezocht door
bouwkundig-historische evaluatie te beschrijven, willen wij genoemde Hoefer, vergezeld van A.A.G. van Erven Dorens,
eerst nagaan hoe de keuze van dit pand tot stand kwam. directeur-secretaris van genoemd museum, om over de ont-
eigening van landelijke woningen ten behoeve van de uit-
Keuze van een complex aan de Kloosterstraat breiding der Staatsmijnen te spreken.
te Krawinkel In eerste instantie verstrekte de burgemeester van Geleen per
vergissing een lijst van huizen die niet eigendom van de
Na in 1927 zijn bezorgdheid over het - ten gevolge van de Staatsmijnen waren. Maar vlak daarop schreef J. van Dille-
uitbreiding van de Staatsmijn Maurits en haar neven- wijn, chef van het grondbeheer der Staatsmijnen, aan de
bedrijven - verdwijnen van zovele oude gebouwen in echtgenote van F.G.J. Hoefer (*30-6-1856) - jongere broer
Lutterade en Krawinkel te hebben geuit (zie hfdst. VIII, nr. van bovengenoemde F.A. Hoefer en als notaris in de
10), eindigde kunstschilder J.H. HABETS zijn relaas aldus: Stationsstraat te Beek gevestigd <Becha 1995, nr. 4, 55> - dat in de
”Nog ettelijke jaren en al deze oude huizen zijn verdwenen. Kloosterstraat (ten westen van de spoorweg) te Krawinkel
(…) Maar, vraag ik, moet nu noodwendig alles verdwijnen ? waarschijnlijk de volgende nummers voor sloop in aan-
Mag nu niet één, één enkel huisje gespaard blijven als een merking kwamen: 2, 4, 10, 20, 22, 24, 26, 38, 40, 42, 44,
historische herinnering ? Men heeft het halve land afgezocht 46, 50, 52, 54, 58, 60, 62, 64, 66 en 70. Nadat mevrouw M.
om een zuiver Saksisch huis te vinden en het in een open- Hoefer - Stoop ter plaatse een kijkje was gaan nemen, schreef
luchtmuseum geplaatst. Zou er nu geen reden bestaan om zij op 14 mei 1928 dat van de 21 huizen er vier bruikbaar
ook zoo’n enkel Zuid-Limburgsch (misschien Keltisch ?) zouden kunnen zijn. Op 31 mei 1928 kwam Van Erven
huis te bewaren ? Of vindt niemand mijner lezers dit belang- Dorens naar Geleen om de situatie te beoordelen. Na over-
rijk genoeg ?” <Ndms 1927/28, 41>. leg met collega-conservator J. Smit kwalificeerde hij de
Zijn oproep vond al aanstonds gehoor. Op 27 december huizen Dorpstraat (= Tunnelstraat) nrs. 28 en 30 en Water-
1927 stuurde D. Sassen, redactielid van De Nedermaas - op straat nr. 23 te Lutterade als heel geschikt. Maar op 2 augus-
verzoek van dr. Vernhout te Middelburg - het artikel van tus 1928 liet hij de heer Van Dillewijn weten dat hij aan het
Habets in tweevoud naar de directie van het openlucht- pand Kloosterstraat nr. 44 <Deel I, 79> en tevens aan de schuur
museum te Arnhem. Daarbij stelde hij de vraag of het moge- en het bakhuis van het ernaast gelegen pand nr. 46 uitein-
lijk zou zijn ”van dit verdwijnend schoon iets te bewaren”. delijk de voorkeur gaf. Op 26 september 1928 stelde hij
En hij voegde hieraan toe: ”Als de Maurits toch onteigent, Frowein van die keuze op de hoogte. Bovendien merkte hij
toen op: ”Het huis (...) is wel zeer sterk bouwvallig, en het is
stellig te voorzien, dat er veel restauratiewerk vereischt zal
zijn, doch het bouwwerk is dat herstellingswerk zeker waard,
en het zal mogelijk zijn oud materiaal, voor dat herstellings-
werk vereischt, te vinden bij de afbraak van de belendende
perceelen, die ook gesloopt worden”.
Op 10 oktober 1928 antwoordde Frowein dat de drie
genoemde gebouwen ter beschikking zouden worden
gesteld, maar dat ”alle bijzondere kosten” van slopen en
vervoer voor rekening van de museumdirectie zouden
komen. Tevens liet hij weten dat het pand Kloosterstraat nr.
46 (van de weduwe Storcken - Menten) reeds leegstond,
zodat met de afbraak van ”de hiertoe behoorende schuur en
het bakoventje” spoedig een aanvang zou kunnen worden
gemaakt en dat het belendende pand nr. 44 (van de weduwe
329
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 330
Wauben - Mickina) tegen februari 1929 ontruimd zou Tevens liet hij weten dat er al een serie foto’s van het geheel
worden. was gemaakt.
Op 24 oktober 1928 vroeg Van Erven Dorens aan A. Op 12 februari 1929 werd door Van Erven Dorens aan
Dinger, hoofdingenieur van de Staatsmijnen, om voor een Dinger gevraagd ”er voor te laten zorgen dat het perceel
opmetingstekening te zorgen, die niet alleen voor de weder- Kloosterstraat nº 44 deugdelijk wordt afgesloten, aan de
opbouw nodig zou zijn, maar ook een plaats in het archief voor- en de achterkant, opdat de spelende en bedervende
zou krijgen. Daarop gaf Dinger aan Eugène Quanjel, bouw- jeugd er niet kan binnenkomen, om er te vernielen”. Toen
kundige en tekenaar van de Staatsmijnen, de opdracht om de museumdirecteur op 22 april 1929 uit Heerlen het tele-
genoemde boerderij in tekening te brengen. Tevens liet hij gram ”Dorpsjeugd vernielt aan U over te dragen boerderij
aan Van Erven Dorens weten dat diezelfde persoon des- Krawinkel” ontving, stuurde hij onmiddellijk een telegram
gewenst de leiding van de afbraak en de heropbouw op zich aan de burgemeester van Geleen met het verzoek de nodige
zou kunnen nemen. maatregelen tegen dit vandalisme te treffen. Een paar dagen
In een brief van 27 oktober 1928 aan dr. J. Kalf, voorzitter later schreef hij hem tevens een brief, waarin hij o.a.
van de ”Commissie van Bijstand van het Nederlandsch opmerkte: ”Ik geloof wel, dat er niet lang meer gewacht mag
Openluchtmuseum” te ’s-Gravenhage, schreef de directeur- worden met afbreken, anders zal het te moeilijk worden te
secretaris van het openluchtmuseum: ”Een der perceelen, zorgen dat het boerenhuis niet in waarheid een ruïne wordt”.
Kloosterstraat 44 is nog niet dermate verbouwd als de In een N.B. vroeg hij bekommerd: ”Is er werkelijk al eenige
andere; het komt, naar mijn inzicht, in aanmerking te schade van belang aangebracht aan het huis ?”
worden opgenomen in onze verzameling. Een zeer groot De burgemeester wist echter zijn ongerustheid weg te nemen
boerenhuis - met toren b.v. - zullen wij vermoedelijk wel met de verzekering ”dat de gezegde schade niet zoo hevig is,
moeilijk verkrijgen. Dit huis heeft echter hetzelfde type”. als is voorgesteld”. Daaraan voegde hij nog toe: ”Verder
heeft een der Heeren Ingenieurs der staatsmijn Maurits, die
Kadasterkaart met de noordoostzijde van de vroegere o.a. met het toezicht op het huis is belast, mij toegezegd, dat
Kloosterstraat, waaraan het in zwart aangegeven complex het huis met prikkeldraad zal worden afgerasterd, zoodat
Wauben (nr. 44) lag. Daarachter (rechts) lagen de bij die niemand meer erbij kan komen”.
gebouwen behorende tuinen, boomgaarden en akkers. De ver- Blijkens een schrijven van 2 mei 1929 van de directie der
deling van die gronden kwam overeen met de vroegere verdeling Staatsmijnen was dit laatste reeds aanstonds na het contact
van het complex in twee woningen. De opvallend gelijke vorm, met de burgemeester van Geleen gebeurd. Op die datum liet
omvang en ligging van alle hier getekende percelen was toe te zij weten: ”Wij hebben door het omrasteren van het terrein
schrijven aan het feit dat deze als onderdelen van de Graetheide waarop het boerderijtje staat, zooveel mogelijk gepoogd aan
van gemeentewege gelijkmatig aan vroegere inwoners van het kwaad paal en perk te stellen. Wanneer de vacantietijd is
Krawinkel werden toegedeeld. Vandaar dat al die gebouwen aangebroken, zal dit echter niet voldoende zijn, zoodat wij U
volgens de volksmond ”op de Hei” lagen. wel aanraden met het wegruimen spoed te betrachten”.
Op 24 juli 1929 schreef de directeur van het museum echter
aan burgemeester Damen dat hij daags tevoren verontrust
werd door een telefonisch bericht van de heer E. Quanjel
”dat het kleine bakhuisje, dat stond op het erf van het
boerenhuis, en dat wij ook moesten afbreken en over-
brengen, reeds gesloopt is, omdat men met het grondwerk
niet meer wachten kon”. Het materiaal was evenwel
gespaard gebleven en aan de hand van eerder gemaakte foto’s
en schetsen zou men erin slagen dit bakhuis in het open-
luchtmuseum nagenoeg in de oorspronkelijke staat te her-
bouwen <DeeL I, 280>.
Op verzoek van Gedeputeerde Staten van Limburg werd een
comité van gezeten burgers en notabelen samengesteld om
financiële bijdragen in te zamelen. Onder die voorwaarde
waren genoemde Staten bereid borg te staan voor 10 % van
de giften uit overige bronnen tot een maximum van 500
gulden. De burgemeester van Geleen was bereid het voor-
zitterschap van dat comité op zich te nemen, terwijl J.A.
Gehlen, destijds hoofdcommies ter secretarie te Geleen, de
functie van secretaris bekleedde en mr. E. baron van Hövell
tot Westerflier, Commissaris der Koningin in Limburg, het
erevoorzitterschap aanvaardde. Zij richtten zich tot geïnte-
330
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 331
resseerde particulieren en tot besturen van andere Zuid- (smalle) ondersteuningen van de op de ankerbalken gelegde
Limburgse gemeenten. Nadat de directie van de Staats- kinderbinten halverwege tussen het eerste (aan de straat) en
mijnen via een royale schenking het bijeengebrachte bedrag het tweede gebint en tussen het tweede en het derde gebint.
had verdubbeld, bleek men over ruim 4.000 gulden te De oorspronkelijke woning zal hebben bestaan uit een
beschikken. Door daaraan uit eigen middelen een ongeveer onderkelderde kamer (tussen het eerste en het tweede anker-
even grote som toe te voegen, was de leiding van het open- balkgebint) en een woonkeuken (tussen het tweede en het
luchtmuseum in staat een aanvang met de afbraak te maken. derde ankerbalkgebint). Tussen beide vertrekken was
In de eerste helft van september 1929 werd daarmee onder hoogstwaarschijnlijk de schouw en de omtimmerde kelder-
supervisie van Quanjel begonnen. Op het vlakbij gelegen trap.
rangeerterrein van de cokesfabriek werd het materiaal in Als oudste bewoners kennen wij de echtgenoten Jan
wagons geladen en op 24 september arriveerde de eerste Lemmens en Judith Gibs die op 20 april 1774 in de kerk te
zending te Arnhem. Vóór het einde van dat jaar was de Oud-Geleen waren getrouwd. De eerstgenoemde was op 19
wederopbouw nagenoeg voltooid, al zou de afwerking nog januari 1735 te Krawinkel geboren als het vierde van de vijf
een half jaar in beslag nemen. kinderen van Jan Lemmens († 9-3-1778) en Cathrijn
Demacker († 8-10-1775) en vermoedelijk was zijn woning
De geschiedenis van de gebouwen en van hun eigenaars- zijn geboortehuis of althans het huis, waarin hij zijn jeugd
bewoners had doorgebracht. Zijn vrouw was op 23 oktober 1743 te
Voor deze analyse baseren wij ons ten dele op de publicaties Ophoven-Sittard geboren als dochter van Matthias Gibs en
door andere auteurs. Al schrijven WUBBELS en OCKERS: Christina Laum.
”De wordingsgeschiedenis van de boerderij (...) valt alleen Bij de deling - na het overlijden van zijn vader (1778) - was
nog in grove lijnen en op grotendeels hypothetische gronden die woning blijkbaar aan Jan Lemmens junior toebedeeld,
te achterhalen” <B&MNOM 1986, nr. 2, 60>, toch hebben zij want het vierde gebint in de gevel langs het binnenerf werd
beiden en ook HEKKER <B&MNOM 1988, nr. 1, 32-41> zo’n in 1780 toegevoegd om het gebouw met de naast de woon-
uitstekend speurwerk verricht dat verschillende bouwfasen keuken gelegen bijkeuken (tussen het derde en het vierde
kunnen worden onderscheiden en gedateerd. gebint) uit te breiden. Blijkens het inschrift AN(N)O 1780
DEN 2O JVNI met aan weerszijden de initialen I. L. en I.
Gedeelte van het zuidoostelijke erf, dat aan de straat door een G. op de bovendorpel van de buitendeur van die bijkeuken
poort wordt afgesloten, in 1928. Achter die poort, onder het hebben Jan Lemmens en Judith Gibs dat vertrek in
overhangende dak, hangen gedroogde planten. Rechts is een genoemd jaar laten bouwen. Vermoedelijk verschafte die
ingang tot de woning. Op de voorgrond ziet men een gedeelte uitbreiding de nodige werkruimte voor het uitoefenen van
van de mestvaalt met een gierpomp. Deze laatste was zo hoog, het slotenmakersberoep. Vervolgens zijn toen ook de koestal
omdat het mestwater in een grote, op een kar geplaatste, gierton (tussen het vierde en het vijfde gebint) en de schuur (tussen
moest worden gepompt. Links zijn veestallen <Foto P. Smit. - ANOM het vijfde en het zesde gebint) toegevoegd. Tevens breidde
nr. 12202>. het echtpaar Lemmens - Gibs zijn andere bezittingen uit. Zo
kocht het op 31 mei 1793 een stuk land van 37½ roede van
De oorspronkelijke constructie en de vroegst bekende dorpsgenoot Michiel Houben.
bewoners Dit echtpaar kreeg zes kinderen, van wie er vier jong stier-
De oudste - hoogstwaarschijnlijk uit de eerste helft van de ven. Slechts Mathijs Lemmens (*25-1-1778) en Catharina
18de eeuw daterende - bouwfase kan worden opgespoord via Lemmens (*26-3-1780, respectievelijk hun tweede en derde
de constructie van de lange gevel aan het zuidoostelijke erf. kind, bereikten volwassenheid.
Deze bevat zes (brede) stijlen van ankerbalkgebinten en twee In 1801 bracht Jan Lemmens aan de straatkant een bak-
stenen gevel met een poort en een met hardsteen omlijst
raam vóór zijn vakwerkwoning aan. Boven het raam liet hij
een gevelsteen plaatsen, waarop naast dat jaartal tevens de
initialen I. L. en I. G. van hemzelf en zijn vrouw stonden.
Judith Gibs overleed op 26 december 1811; Jan Lemmens
stierf op 10 september 1812.
Op 22 november 1806 trouwde Catharina Lemmens (*26-
3-1780) met Antoon Lienaerts (*10-6-1782), zoon van
Jaspar of Caspar Lienaerts en Fieken (= Sophia) Smeets, die
in dezelfde straat woonde. Het onder zijn afstammelingen
levende verhaal dat hij als dragonder aan de tocht van
Napoleon naar Rusland zou hebben deelgenomen en op de
terugtocht de Berezina zou zijn overgestoken, kan uit de
beschikbare schriftelijke gegevens niet worden bevestigd.
331
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 332
Nadat hij voor de lichting 1802/03 was opgeroepen, wist hij kinderen geboren, van wie de oudste drie jong stierven. De
in januari 1804 een plaatsvervanger te vinden en toen deze op deze volgende waren:
twee weken later deserteerde, slaagde hij er in maart 1804 (4) Pieter Lienaerts (* 20-1-1816) zou als enige overlevende
weer in een remplaçant aan te werven <Bergen, 137>. zoon de stamhouder worden.
Waarschijnlijk werd hij daarna toch opgeroepen, want (5) Maria Margaretha (?) Lienaerts (*19-8-1818). Volgens
volgens zijn kleindochter Odilia Agatha Cilissen - de familieoverlevering trouwde zij met Herman Daenen uit
Glaesmakers (*29-11-1857, † 9-5-1929) zong hij ”zeer Heukelom.
ontroerende Franse soldatenliederen”, die zij - volgens een (6) Maria Cornelia Lienaerts (*2-5-1821, † 18-2-1858)
van haar kinderen - op haar beurt vaak zong. trouwde (4-1-1850) met Jan Mathijs (ook Michiel
Op 12 oktober 1810 trouwde Mathijs Lemmens met Maria genoemd) Glaesmakers (*Lutterade 20-10-1816), zoon van
Sophia Dols (*9-1-1784). In de overlijdensakte van zijn Jan Norbert Glaesmakers en Joanna Catharina Penders, en
vader (1812) werd hij ”maître tonnelier”, d.w.z. meester- ging met hem te Lutterade aan de Linde wonen.
kuiper, genoemd. (7) Catharina Elisabeth Lienaerts (*28-3-1824, † Stein 30-
6-1902) trouwde (23-11-1860) met Willem Driessen
Deze foto toont ingangen tot de veestallen aan de zuidoostzijde (*Stein 3-2-1832).
van het zuidoostelijke erf. Hierdoor werd o.a. de stalmest ver- (8) Maria Agatha Lienaerts (*3-8-1827, † 7-3-1870) trouw-
wijderd; vandaar dat de mestvaalt vlakbij werd gelegd. Ook de (16-2-1855) met Philip Glaesmakers (*12-2-1826), broer
hier hangen gedroogde planten onder het overhangende dak van de hierboven genoemde Jan Mathijs of Michiel
<Foto P. Smit. - ANOM nr. 12195>. Glaesmakers; hij kwam in het ouderlijke huis van zijn bruid
wonen. Daar werden minstens vier van de zes kinderen van
Het complex verdeeld in twee helften (1812) die elk dit echtpaar geboren.
werden uitgebreid Op 16 december 1858 stelden Antoon Lienaerts en
In 1812 had er tussen Mathijs Lemmens en zijn zuster Catharina Lienaerts - Lemmens elk afzonderlijk een testa-
Catharina Lienaerts - Lemmens een verdeling van het ouder- ment op, waarbij zij aan de langstlevende het vruchtgebruik
lijk erfgoed plaats, die tot ingrijpende veranderingen zou van de goederen vermaakten. Antoon Lienaerts overleed op
leiden. Het echtpaar Lienaerts - Lemmens verkreeg het 18 februari 1860. Zijn weduwe stierf op 13 december 1867.
voorste of zuidelijk gedeelte, d.w.z. de kamer aan de straat en Het voorste gedeelte van het complex kwam aan de zoon
de woonkeuken, terwijl het echtpaar Lemmens - Dols het Pieter Lienaerts. Op 46-jarige leeftijd trouwde hij (13-6-
achterste of noordelijk gedeelte in bezit nam. Tevens werden 1862) met Anna Margaretha Hoenen (*Geleen 2-2-1837),
de bij die gebouwen gelegen tuin en boomgaard elk in twee dochter van Godfried Hoenen en Louisa Jansen. Gedurende
gelijke helften verdeeld. de volgende zeven jaren schonk zij het leven aan vijf doch-
ters, van wie de tweede Maria Louisa (*17-11-1864) en de
In het voorste gedeelte: drie generaties Lienaerts derde Maria Sibilla (*4-2-1866) zeer jong, respectievelijk op
Het echtpaar Lienaerts - Lemmens voorzag de keuken van 4-3-1865 en 8-2-1866, stierven. De moeder overleed daags
een zoldertrap en een deur naar het zuidoostelijke erf. na de geboorte (30-11-1869) van haar vijfde kindje
Tevens werd de kopgevel aan de straat in zuidoostelijke Catharina Elisabeth, dat op die dag eveneens stierf (1-12-
richting doorgetrokken en werd daarin een poort aan- 1869). De beide dochters die de volwassenheid bereikten
gebracht, die het zuidoostelijke erf afsloot. Aan de oostelijke waren: (1) Catharina Lienaerts (*4-4-1863) en (4) Maria
kant van dat erf werden een stal en een paar hokken voor Sybilla Lienaerts (*6-4-1868). De oudste vertrok op 6
kleinvee gebouwd. oktober 1882 naar Nieuwstadt, waar zij trouwde (10-10-
In het voorste gedeelte van het complex werden hun acht 1889) met de metselaar Frans Theodoor Cleven. De jonge-
re vertrok op 20 mei 1882 naar Spaubeek; zij trouwde (23-
4-1892) te Schinnen met Pieter Hubert Swelsen (*16-11-
1861) en bleef met hem te Spaubeek wonen.
Op 3 oktober 1883 kwam Maria Catharina Lienaerts
(*Krawinkel 2-5-1859) bij de weduwnaar Pieter Lienaerts
wonen. Haar vader Pieter Antoon Lienaerts stamde uit
Sweikhuizen en haar moeder Maria Catharina Keulers was te
Krawinkel geboren. Een familieband met Pieter Lienaerts
werd nog niet vastgesteld; zij woonde er als huishoudster.
Na verloop van tijd verliet Pieter Lienaerts zijn woning te
Krawinkel. Eerst ging hij bij zijn dochter Catharina in
Nieuwstadt wonen en daarna nam hij zijn intrek bij zijn
dochter Sybilla te Spaubeek. Tijdens een kort bezoek aan
Maastricht overleed hij aldaar (24-8-1895).
332
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 333
Na het vertrek van Pieter Lienaerts werd zijn gedeelte van schuur afgebroken en werd voor het aldus vergrote noord-
het complex verhuurd aan de kramer-koopman Thomas westelijke erf aan de straat een nieuwe muur met poort opge-
Schoutissen (*Sittard 7-2-1839) en diens echtgenote Agnes trokken, die in het verlengde van de oudere huisgevel met
Kersten (*Maastricht 11-1-1842), die met hun negen zijn poort kwam te staan. Bijgevolg waren sedertdien het
(tussen 1863 en 1883 geboren) kinderen in dezelfde straat, (aan Lemmens toebehorende) noordwestelijke erf en het
vlak bij het spoor, hadden gewoond. Voordat dit gezin naar (aan Lienaerts toebehorende) zuidoostelijke erf elk aan de
het huis Lienaerts verhuisde, was een kind overleden en straatkant door een muur met poort afgesloten. Achter die
waren er twee naar Brussel en twee andere naar Luik straatmuur van het noordwestelijke erf werd een kleine vak-
vertrokken; na die verhuizing gingen nog twee van de werkschuur (van oud materiaal) getimmerd, waarin allicht
kinderen naar Brussel. de kuiperij was gevestigd.
Op 11 april 1892 verkochten Pieter Lienaerts en zijn doch- Het echtpaar Lemmens - Dols had vier kinderen:
ters hun ”huis (= de voorste helft) met erf, tuin en boom- (1) Jan Lemmens (*21-2-1812, † 24-11-1835).
gaard te Krawinkel” - sectie D, nrs. 347, 348, 349 en 350, (2) Caspar Lemmens (*22-7-1813, † 1-12-1885) volgde in
met een gezamenlijke oppervlakte van 14 aren, 20 centiaren - het voetspoor van zijn grootvader en werd slotenmaker. Op
voor 400 gulden aan Jacob Wauben uit Krawinkel. 23 juni 1841 trouwde hij met zijn dorpsgenote Anna
Catharina Göbbels (*8-4-1818, † 27-1-1888). Dit echtpaar
Gedeelte van het zuidoostelijke erf gezien in noordoostelijke ging elders in Krawinkel wonen en kreeg tussen 1843 en
richting in 1928. Vooraan ligt de mestvaalt en staat de gier- 1859 acht kinderen.
pomp. Links is de gewitte en van onder zwart geteerde zijgevel (3) Maria Elisabeth Lemmens (*21-1-1816) volgt.
van het woongedeelte. Onder het daar overhangende dak hangt (4) Pieter Lemmens (*29-9-1818, † 3-1-1884) trouwde eerst
een ladder en daaronder hangt een zeef om de pas gemolken (7-11-1861) met Anna Maria Meels (*Sweikhuizen 15-4-
melk te zuiveren. Achteraan is een gedeelte van de schuur (met 1825, † 2-2-1877) en daarna (30-4-1880) met Anna
ingang) te zien. Daarvoor staan o.a. een regenton (met een Catharina Boesten (*Geleen 22-5-1821, † 10-11-1906),
regenpijp vanaf de dakgoot) en een melkbus. Rechts is een weduwe van Pieter Joseph Leruth.
gedeelte van de gevel der veestallen te zien <Foto P. Smit. - ANOM nr. Nadat Mathijs Lemmens op 44-jarige leeftijd was overleden
12199>. (17-6-1822), bleef zijn weduwe Maria Sophia Dols met de
jongste zoon Pieter in haar gedeelte van het complex wonen.
De families Lemmens, Ronden en Penders in het achterste Pieter Lemmens bleef daar ook (althans enige tijd) wonen
gedeelte nadat dit gedeelte kort na de dood van zijn moeder (6-2-
Het echtpaar Lemmens - Dols dat de achterste helft van het 1857) werd betrokken door het gezin van zijn zuster Maria
complex bezat en bewoonde, veranderde de bijkeuken in een Elisabeth Lemmens, die dit blijkbaar had geërfd. Zij was
kamer en de koestal in een ”nere” (= gang of toegangs- getrouwd (16-10-1841) met Jan Pieter Ronden (*4-2-
portaal) en woonkeuken met zoldertrap. In de blinde noord- 1816), zoon van Renier Ronden en Maria Elisabeth Helgers.
westelijke gevel kwam een bakstenen front met ramen en een Tevens nam de grootvader Renier Ronden († 14-3-1865) er
deur naar het aan de noordwestzijde gelegen erf, dat met een zijn intrek. Het echtpaar Ronden - Lemmens kreeg drie
smalle doorgang (langs een schuur) toegang tot de straat gaf. kinderen:
In de bovendorpel van die deur werden de initialen M. L. (= (1) Maria Sophia Ronden (*5-12-1843).
Mathijs Lemmens) en M. S. D. (= Maria Sophia Dols), met (2) Anna Catharina Ronden (*11-11-1850).
daartussen ANNO IHS 1812, aangebracht. (3) Pieter Ronden (*6-1-1855, † 3-4-1856).
Na 1822 werd de zojuist genoemde, aan de straat gelegen, Jan Pieter Ronden overleed op 19 februari 1865. Zijn
weduwe Maria Elisabeth Ronden - Lemmens stierf op 12
augustus 1876. De beide dochters bleven in het ouderlijk
huis wonen. Nadat Anna Catharina Ronden was getrouwd
(7-2-1874) met Frans Joseph Penders uit Oirsbeek (*27-11-
1850), nam ook haar echtgenoot er zijn intrek. Het echtpaar
Penders - Ronden kreeg twee kinderen, nl. Maria Sophia
Penders (*18-3-1877) en Maria Hubertina Penders (*15-12-
1878).
Deze twee waren blijkbaar de laatste erfgenamen. Nadat zij
elders waren gaan wonen - zij schijnen te Brussel als dienst-
boden in betrekking te zijn gegaan - verkochten zij hun
gedeelte van het complex in 1893 aan het echtpaar Wauben
- Mickina dat reeds eigenaar en bewoner van het voorste
gedeelte was <B&MNOM 49 (1986), nr. 2, 61>.
333
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 334
Gedeelte van het noordwestelijke erf gezien in de richting van naar Sittard en in januari 1922 van daar naar Heerlen
de straat, waar het door een poort wordt afgesloten, in 1928. verhuisd.
Voor die poort staat een kar en tegen het vakwerkschuurtje (5) Leonard Wauben (*26-4-1892, † 17-1-1965).
(rechts) staat een egge. Links een gedeelte van de zijgevel van de (6) Jan August Wauben (*29-10-1897, † Sittard 10-2-1965)
woning <Foto P. Smit. - ANOM nr. 12194>. werd ploegbaas bij de Nederlands(ch)e Spoorwegen. Hij
trouwde (23-9-1923) met Maria Josephina Gertruda
Gruisen (*Sittard 30-5-1894). Zij verhuisden (4-10-1929)
van Geleen naar Sittard. Dit echtpaar kreeg een zoon en drie
dochters.
De vader Pieter Jacob Wauben verongelukte op 11 oktober
1897 te Helmond door een val terwijl hij werk aan een kerk-
toren verrichtte. Derhalve werd zijn jongste zoon na zijn
dood geboren. Op 28 april 1927 verkocht de weduwe
Wauben - Mickina het gebouwencomplex en de erbij aan-
sluitende tuinen, boomgaarden en akkers voor 12.000
gulden aan de Staatsmijnen. Zij mocht er daarna nog bijna
twee jaar blijven wonen. Op 12 februari 1929 werd geno-
teerd dat zij haar woning had verlaten; zij zou op 2 maart
1930 overlijden.
Het gezin Wauben - Mickina in het hele complex Op een zonnige dag in 1928 komt ”de Lang Lies” Wauben-
Pieter Jacob Wauben (*12-8-1847), zoon van Stas Wauben Mickina aan de halve deur in de noordwestgevel van haar
(*Geleen 3-9-1821) en Maria Gertruid Dohmen woning voor de fotograaf poseren <Foto P. Smit. - ANOM nr. 12200>.
(*Munstergeleen 2-9-1825) was timmerman van beroep. Hij
was getrouwd (22-4-1881) met Elisabeth Mickina (*25-8- Het bakhuisje van de weduwe Storcken - Menten
1854), in de volksmond ”Lang Lies” genoemd. Zij werd te Omdat in 1929 niet alleen het complex van de weduwe
Maastricht geboren, omdat haar vader Kaspar Mickina (*28- Wauben - Mickina maar ook het in de aan de noordwest-
8-1818, † 14-2-1900) die uit Lutterade stamde, blijkbaar in zijde ernaast gelegen huiswei van de weduwe Storcken -
die stad het brouwersvak was gaan leren - als zijn beroep Menten (Kloosterstraat 46) staande bakhuis naar Arnhem
werd ”brouwersknecht” opgegeven - en in die tijd met Ida werd overgebracht, dient hier tevens aandacht aan dat
Canisius (*24-11-1825, † 5-3-1909) uit het nabije Heer was gebouwtje te worden besteed <GOA III, 90. - Deel I, 280>.
getrouwd. Een maand na de geboorte van het zoontje Jan Maria Agnes Menten was in het huis waarbij dat bakhuis
Jozef Laurens Mickina (*Maastricht 19-3-1856) was het behoorde, geboren (3-5-1852) als dochter van Jan Antoon
jonge gezin Mickina - Canisius naar de Bovenste Dorpstraat Menten (*2-2-1810) en Maria Cremers (*25-12-1818). Zij
(= Tunnelstraat) te Lutterade verhuisd. De zoon Lei was getrouwd (9-10-1874) met Adam Storcken (*14-9-
Mickina (*22-12-1857, † 3-12-1931) trouwde (20-11- 1850), zoon van Antoon Storcken en Maria Joanna
1896) met Maria Catharina Smeets (*23-2-1867) en ging in Eummelen, die met haar in haar ouderlijk huis kwam wonen
haar ouderlijk huis halverwege de oostzijde van de (zie ”Kantonniers” in hfdst. VIII, nr. 4: ”Onderhoud van
Dorpstraat (= Marcellienstraat) in Oud-Geleen wonen. straten en wegen”). Tussen 1875 en 1896 had zij het leven
De jongste zoon Frans Mickina (*3-2-1869) trad in bij de aan tien kinderen geschonken.
paters karmelieten aan de Rijksweg te Geleen, nam de
kloosternaam Vincentius van het H. Hart aan en werd op 25
juli 1894 tot priester gewijd <Deel II, 361>. Op het gedachte-
nisprentje van Elisabeth Wauben - Mickina wordt naar hem
verwezen met de bede: ”Eerw. Heerbroer, gedenk mijner aan
het altaar des Heeren”. Het echtpaar Wauben - Mickina
kreeg zes kinderen:
(1) Kaspar Wauben (*22-1-1882) ging te Susterseel (D.)
wonen.
(2) Arnold Wauben (*15-9-1883, † 29-1-1953).
(3) Odilia Wauben (*7-7-1885) overleed op 14-jarige leef-
tijd (2-2-1900).
(4) Jan Wauben (*5-11-1888) werkte bij de Neder-
lands(ch)e Spoorwegen. In november 1921 is hij uit Geleen
334
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 335
voorzien van een flauwe dakhelling met 5 rijen pannen
hoog. De driehoekige top onder het dakoverstek boven de
houten latei is opgevuld met metselwerk. Ook is er geen
waterput meer aanwezig; er is op de foto alleen een slinger
van een pomp te zien, zodat men gelijktijdig de put ver-
vangen heeft door een pomp. Eigenlijk is hier al geen sprake
meer van een puthuis maar van een pompplaats die overdekt
is <GOA III, 85 en 89. - Deel I, 277>. Onderzoek in het kadaster
wijst niet uit of de put openbaar of privé bezit was, omdat de
put op beide kadasterkaarten niet is afgebeeld. De put kan
niet tegelijkertijd met de boerderij zijn aangelegd, omdat op
die plaats tot 1822 een grote schuur heeft gestaan. Na de
sloop van deze schuur zijn de grotere inrijdeuren (= poor-
ten), het puthuis en de achterliggende schuur aangebracht.
Het puthuis is dus duidelijk een latere toevoeging en is daar-
mee tevens duidelijk gedateerd. Op de kadastrale minuut
van 1840 is op die plaats nog steeds de schuur zichtbaar met
een smalle doorgang. Hekker vermeldt daarover het volgen-
de: ’Pas na voltooiing van het kadastrale verzamelblad in
1822 brak kuiper Mattheus Lemmens de ’loods’ af en voeg-
de de linkerpoort toe. Hiernaast werd een huisje opgetrok-
ken voor de zwengelput (omstreeks de eerste wereldoorlog
vervangen door een pomp) en daarachter werd van oud
materiaal (van de loods?) een kleine vakwerkschuur getim-
merd, die wellicht bestemd was voor de kuiperij’. Hoe
Hekker aan deze datering gekomen is, meldt hij niet; ook de
latere kadastrale kaart van 1929 geeft nog steeds de loods aan
en niet de poort met puthuis. Van de foto’s voor de afbraak
weten we dat de situatie op de beide kadastrale kaarten
onjuist is weergegeven” <TsHKVGel 2008, nr. 2, 4>.
Maria Agnes Storcken - Menten (links) en haar dochter
Gertrudis (Truu) Storcken op het erf naast hun woning
(Kloosterstraat 46) circa 1928.
Het puthuisje tussen de panden Kloosterstraat 44 en 46 Gedeelte van het te Arnhem gereconstrueerde zuidoostelijke erf
De dateringen van een foto van een puthuisje aan de <GNOM>.
Kloosterstraat op ”circa 1911” <GOA III, 81> en ”circa 1909”
<Deel I, 79> waren gebaseerd op een poststempel aan de Afbraak te Krawinkel, vervoer naar Arnhem en heropbouw
achterzijde van een ansichtkaart. Maar het op die foto weer- aldaar
gegeven beeld blijkt in 1905 grondig te zijn veranderd <GOA De hier volgende gedetailleerde gegevens over de achtereen-
III, 85>. Derhalve dient ze niet later dan in dat jaar te worden volgende fasen van afbraak, vervoer en herbouw werden
gedateerd. Voor een beschrijving van de achtereenvolgende door ons ten dele in het archief van het Openluchtmuseum
situaties aldaar geven wij het woord aan L.H. BOOT die te Arnhem genoteerd en worden ten dele aan publicaties
daarvan een speciale studie heeft gemaakt. Naar de zojuist door andere auteurs ontleend.
vermelde foto verwijzend schreef hij o.a.: ”Allereerst is een
dakje met zeven rijen pannen te zien. Dit dak rust op een
viertal houten staanders. De zijkant bezit twee tussenbalken;
verder is de put geheel open. De onderbouw is van baksteen.
Door de plaatsing langs de openbare weg kon de put ook
gemeenschappelijk worden gebruikt. Het naastliggende
perceel ondergaat in 1905 een uitbreiding en het bestaande
puthuis met put is toen afgebroken, maar tegelijkertijd is een
nieuw puthuis gebouwd waarbij de breedtemaat is gewijzigd.
(…) Het puthuis is opgebouwd uit bakstenen wanden (…)
335
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 336
Instructies voor afbraak door de directeur van het uit het afbreken, vervoeren en wederom opbouwen van eene
Openluchtmuseum Limburgsche boerderij met bijbehoorende stallen, schuren
Het overplaatsen van het huis Wauben had in verschillende enz. dateerend uit het begin der 17e eeuw, gelegen in de
opeenvolgende fasen plaats. In de eerste helft van september gemeente Geleen te Krawinkel. Alle afkomende materialen
1929 sloot Van Erven Dorens een contract met W. zullen worden overgebracht naar Arnhem, Waterbergsche-
Leenders, aannemer te Houthem-Sint-Gerlach, waarbij de weg (drie kwartier vanaf het station) om daar het geheele
laatstgenoemde zich verplichtte om, tegen een totaalprijs van complex weer op te bouwen ten behoeve van het
7.000 gulden, de boerderij met twee bijgebouwtjes te Nederlandsch Openluchtmuseum, hetwelk ten doel heeft
Krawinkel af te breken en in het museumpark te Arnhem oude bouwwerken uit verschillende tijdperken en streken
weer op te bouwen. Daarbij werden de volgende voorwaar- des lands van Nederlandsch vroegere beschaving te bewaren.
den gesteld: ”Het afbreken zal met de grootste voorzichtig- Alle af te breken gebouwen bestaande uit boerenhofstede
heid moeten geschieden; metselsteenen zijn vóór het gebruik met binnenplaatsen, schuren, stallen en bakoven moeten dus
te ontdoen van de oude specie en het afkomende hout worden herbouwd in denzelfden toestand, waarin zij zich
volgens nadere aanwijzing te sloopen. Diverse reserve- thans bevinden, zelfs het bouwvallige mag niet vermeden
materialen zijn door den aannemer tijdig te reserveeren. De worden. De keldermuren met halfcirkel gewelf en steenen
oude fundamenten blijven ter plaatse, doch worden door trap moeten worden uitgebroken en in denzelfden vorm
betonfundeeringen vervangen, in specie als in bestek worden opgebouwd. De fundeeringen der overige muren
omschreven, uit te voeren door en voor rekening van Het kunnen blijven zitten, en worden bij den herbouw van
Nederlandsch Openluchtmuseum. Door den aannemer zal stampbeton gemaakt welke is samengesteld uit: 1 deel
worden bijgeleverd de geheele restauratie van een welput, die cement, 3 deelen zand, 4 deelen grind. Het afbreken moet
de pomp welke er thans is vervangen moet; en zullen oude zorgvuldig geschieden, alle metselsteenen welke verwerkt
poorten en deuren enz. volgens nadere opgave moeten zijn in de gevels moeten eenigszins van de oude specie ont-
worden bijgeplaatst. Het verblijf en logies der arbeiders daan worden, wanden van gevlochten hout en met klei
komt ten laste van den aannemer, alsmede de diverse onkos- bepleisterd, moeten zooveel mogelijk in groote gedeelten
ten van rijksverzekering, enz. Het afkomend materiaal is worden uitgebroken, alle houtwerken, als spanten, deur-
door den aannemer op spoorwagons te laden. Het vervoer stijlen enz. zoo mogelijk heel te vervoeren. De dakbedek-
vanaf het emplacement Cokesfabriek Mijn-Maurits tot op king, grootendeels bestaande uit Oud Hollandsche pannen,
het terrein van het Nederlandsch Openluchtmuseum te waaronder strooien poppen, moeten zorgvuldig worden
Arnhem, komt voor rekening van het Nederlandsch weggenomen en waar noodig geacht wordt vooraf te
Openluchtmuseum”. merken, zoodat na wederopbouw deze weer in dezelfde volg-
orde komen te liggen, hetzelfde geldt voor de topgevels
Omschrijving van de opgaven door E. Quanjel welke met planken zijn gedicht. De tegelvloeren, bestrating
E. Quanjel, die een reeks tekeningen van het complex en mestvaalt, bestaande uit verschillende soort steenen en
maakte, gaf o.a. de volgende richtlijnen: ”Het werk bestaat plavuizen, moeten worden uitgebroken en in denzelfden
toestand wederom worden gelegd, ook de zgn. drasvloeren
moeten weer op dezelfde wijze worden aangebracht. Door
den aannemer zullen de noodige reserve materialen moeten
worden medegenomen, o.a. een voldoende hoeveelheid
Limb. klei, Kunrader kalk en mergelsteen, alsmede enkele
spanten der naastbij liggende boerderijen. De gebouwen
moeten, nadat alle pleisterwerken zijn verricht, van binnen
en gedeeltelijk van buiten worden gewit, eveneens zullen de
noodige plinten van warme koolteer moeten worden aan-
gebracht”.
Gedeelte van het te Arnhem gereconstrueerde zuidoostelijke erf. Afbraak en vervoer
De gierpomp en diverse gebruiksvoorwerpen uit Krawinkel Op 4 september 1929 schreef de directeur van het museum
ontbreken. Op de achterkant van deze ansichtkaart staat aan de hoofddirectie van de Nederlandse Spoorwegen te
gedrukt dat deze boerderij te Lutterade zou hebben gestaan. Utrecht: ”De van het huis afkomende materialen (hout en
Dezelfde verkeerde localisatie staat ook bij afbeelding 42 in de steen) zijn begroot op 20 wagons van 10 duizend kilo. De
publicatie Vijftig jaar Nederlandse Openluchtmusea (1962). Staatsmijnen hebben goedgevonden, dat op haar rangeer-
terrein, dat dicht bij het huis ligt, de wagons geladen kunnen
worden”. ’s Anderendaags, op 5 september 1929, werd
onder de leiding van Quanjel met slopen begonnen. Vier
metselaars, vier timmerlui en drie helpers braken ”in stukken
336
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 337
Gedeelte van het te Arnhem gereconstrueerde noordwestelijke lijkheden in de Krawinkelse boerderij. Naar zijn zeggen
erf. Ook hier ontbreken de originele voer- en werktuigen. waren de onbegrijpelijke elementen in de constructie het
Tevens is duidelijk te zien dat de deur in de straatpoort rechts gevolg van het treinongeluk en gebrek aan vakbekwame
staat, terwijl ze te Krawinkel links stond <ANOM nr. 7229>. arbeiders. (...) Onderzoek in het archief van de Nederlandse
Spoorwegen leverde niets op, evenmin als een door H.
en brokken” af. Lemen wanden werden per vierkante meter Lunenborg (assistent-bibliothecaris in het Nederlands
uitgezaagd, de stenen werden van de oude specie ontdaan en Openluchtmuseum) ingesteld onderzoek in de dagbladen.
alle spanten werden in tekening gebracht en genummerd. Wel veel grote en kleine ongelukken, maar niet op het
Op 9 september 1929 schreef de directeur aan burgemeester bewuste traject in de bewuste periode. Overigens is de
Damen: ”Zooals U weet is het huis reeds in zóó deplorabele correspondentie tussen de Nederlandse Spoorwegen en het
toestand, dat er geen week meer gewacht mag worden, om museum, inclusief alle reçu’s en geleidebonnen, zodanig
het afbreekwerk te beginnen. Wij zijn dus aangevangen, compleet dat de afwikkeling van eventuele schadeclaims
hoewel wij het noodige bedrag (ter betaling van de onkos- zeker sporen zou hebben nagelaten”. Die auteurs noemden
ten) nog niet bijeen hebben”. Drie dagen later, op 12 dat gerucht ”een hoogst curieus geval van generatio ex
september, liet genoemde directeur weten: ”Het over- spontaneo”. En zij meenden de aanleiding daartoe als volgt te
brengen van de Limburgsche boerderij is aangevangen”. kunnen suggereren: ”Wellicht is het juist dit deel van het
Vlak achter de boerderij, op het rangeerterrein van de bouwwerk dat in zijn ondoorgrondelijkheid de fantasie
Cokesfabriek van de Maurits, worden de benodigde wagons prikkelde en het spoorwegongeluk als deus ex machina
volgeladen”. opriep” <B&MNOM 49 (1986), nr. 2, 58 en 63>.
Volgens een mondelinge overlevering zou er op weg naar Toch valt een dergelijke beschuldiging aan het adres van
Arnhem een ontsporing hebben plaatsgehad, waarbij ver- Quanjel moeilijk te accepteren. Al kan een deraillement uit
scheidene wagons kantelden en andere in elkaar zouden zijn de bewaard gebleven documenten niet worden bevestigd, de
gedrukt. Bijgevolg zouden stenen, hout en brokken leem kern van dat verhaal, nl. dat het materiaal onderweg - o.a.
door elkaar zijn gegooid. Tot overmaat van ramp zouden door schokken en regen - ernstig beschadigd werd, lijkt
door de aanhoudende regen ook nog hele stukken leem van geenszins onwaarschijnlijk. Even onwaarschijnlijk lijkt het
de wanden zijn weggespoeld. Wat nog bruikbaar was, zou dat de heer Quanjel zo’n verhaal uit zijn duim zou hebben
weer ingeladen en naar Arnhem gebracht zijn en de verloren gezogen. Vermoedelijk was het oorspronkelijke verhaal van
gegane gedeelten zouden door materiaal uit andere afgebro- de laatstgenoemde heel wat milder en groeide het in de
ken gebouwen zijn vervangen <StMN 31-7-1964>. fantasie van sommigen tot een ware catastrofe aan.
WUBBELS en OCKERS, die er niet in slaagden een beves-
tiging van dit ”ongeval” te ontdekken, meenden het in Gedeelte van het te Arnhem gereconstrueerde noordwestelijke
twijfel te mogen trekken. Zij schreven hierover in 1986 als erf. Geheel links is een klein gedeelte van het schuurtje in vak-
volgt: ”De belangrijkste bron voor het gerucht over een werk te zien en rechts werd een zitbank geplaatst <ANOM nr.
deraillement is de heer E. Quanjel. Op verzoek van B. 9056>.
Ockers bracht hij - hoogbejaard - een bezoek aan het
museum om opheldering te geven over een aantal onduide- In het openluchtmuseum op de Waterberg te Arnhem
gereconstrueerd
Quanjel heeft niet alleen toezicht op de afbraak te Krawinkel
gehouden, maar heeft ook zijn intrek in het Arnhemse hotel
”De Schelmse Brug” genomen om de heropbouw ter plaatse
te kunnen begeleiden. Alvorens daarmee een aanvang kon
337
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 338
worden gemaakt, moesten de bomen aldaar worden gekapt. in aanraking lijken te zijn gekomen” <B&MNOM 49 (1986), nr. 2,
Op 24 september 1929 arriveerden de eerste acht wagons uit 58>. De meeste afwijkingen schijnen slechts aan bouwkun-
Krawinkel. Door de sleperij H. van Omme te Arnhem, die digen op te vallen. Maar een duidelijk geval was dat de deur
in vrachtgoederenvervoer gespecialiseerd was, werden de in de straatpoort voor het noordwestelijke erf, die te
aangevoerde materialen van het spoorwegstation te Arnhem Krawinkel in de oostelijke helft van die poort stond, te
naar het museum gebracht. Arnhem in de westelijke helft werd geplaatst.
Aan de hand van het door Quanjel gemaakte relaas kunnen In de correspondentie werd aanvankelijk tevens de wens geuit
de werkzaamheden min of meer op de voet worden gevolgd. om een schuur van de familie Storcken - Menten naar het
Eind september noteerde hij: ”Fundeeringen gereed geko- museum over te brengen, maar dat plan werd niet uitgevoerd.
men, bezig met ontgraven der kelders, begonnen met
metselwerk en sorteeren van kaphout. Wegens enkele regen- Een te Arnhem met antieke meubels en andere voorwerpen aan-
buien werd het werk eenigszins vertraagd.” Tegen half gekleed vertrek van de boerderij Wauben <ANOM nr. 98098>.Voor
oktober schreef hij: ”Drie schuren zijn in aanbouw, alle een alkoof in die woning: zie deel I, 282.
spanten zijn gesteld, het metselwerk is gereed gekomen tot
een hoogte van 60 cm. (Hierna wordt met het kleivlecht- Huisraad en werktuigen
werk begonnen.) Er werd een aanvang gemaakt met den Bij het verlaten van haar woning aan de Kloosterstraat te
opbouw der varkensstallen en de kelders, waarvan de eerst- Krawinkel had de weduwe Wauben - Mickina blijkbaar al
genoemde tot nu toe een hoogte van 70 cm., de laatste van haar huisraad meegenomen. Maar de ”Limburgse boerderij”
1,20 m. berekenen.” Tegen begin november was het metsel- te Arnhem diende op zijn Limburgs aangekleed te worden.
werk van de huisbouw nagenoeg gereedgekomen en werd Daarom werd Quanjel verzocht het nodige antieke huisraad
met de schoorstenen, de poorten en het puthuisje begonnen. te bezorgen. Omdat destijds de hele noordzijde van de
Intussen waren ook de deur- en raamkozijnen aangebracht Kloosterstraat ontruimd moest worden, ging hij bij diverse
en de gebinten voltooid, zodat een begin kon worden bewoners van die huizen aankloppen. Hij vond vooral bij de
gemaakt met het vlechtwerk van de kleimuren. In de tweede weduwe Moonen - Soons in de grote hoeve, waarachter de
helft van november was alle metselwerk voltooid. Ook was gashouder werd gebouwd <GOA III, 80 en 91>, een aanzienlijke
toen het woonhuis reeds met pannen gedekt, waarna het hoeveelheid antiquiteiten.
maken van stropoppen en het dekken van de schuren kon Op 4 januari 1930 stuurde hij een lijst van de door hem
beginnen. De voornaamste werkzaamheden van de opbouw verzamelde voorwerpen aan de directeur van het museum.
waren reeds vóór het einde van 1929 klaargekomen, maar de Daaraan liet hij o.a. de volgende opmerking voorafgaan:
afwerking zou nog een half jaar duren. (Voor afbeeldingen ”Het is mij gelukt nog verschillende zaken te bemachtigen
van de open haard en de alkoof: zie deel I, 281 en 282.) (met veel moeite), zoodat de heele verzameling een pracht
Later werd vastgesteld dat de gereconstrueerde boerderij op collectie is geworden, en er niets meer aan ontbreekt”. Die
een aantal plaatsen - vooral in het achterste bedrijfsgedeelte lijst besloeg bijna 150 voorwerpen en vertegenwoordigde
en de aansluiting ervan aan het woongedeelte - van de in praktisch de volledige inventaris niet alleen van een ouder-
Krawinkel gemaakte tekeningen afweek. WUBBELS en wetse woning, zoals meubels, gebruiksvoorwerpen een
OCKERS specificeerden dit als volgt: ”Tal van niet-functio- klokkenkast van 2 m hoogte, een bakmolde, een geweer met
nele bouwelementen (balken, staanders, muurtjes, e.d.) vuursteen, een vlaspletter, een vlashekel, een kussen voor het
markeren de plaats waar woon- en bedrijfsgedeelte onzacht op het hoofd dragen van korven en een juk voor het dragen
van emmers <Deel II, 168>, maar ook van een boerderij, zoals
De te Arnhem herbouwde noordwestgevel met de halve deur een varkenstrog, een kalverbak, een mestkar, een kruiwagen,
<Foto door de auteur 1972>. een hondenkar, landbouwwerktuigen, zoals een wel en een
slede. Hij had ze voor een totaalbedrag van 350 gulden
338
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 339
Het bakhuis
Begin november 1929 kwam ook het bakhuis van de familie
Storcken - Menten (Kloosterstraat 46) aan de beurt <GOA III,
90. - Deel I, 280>. Het werd bij het complex van de weduwe
Wauben - Mickina geplaatst, zodat de indruk werd gewekt
dat het oorspronkelijk bij het laatstgenoemde pand had
behoord. Het bestond uit twee delen, nl. het hogere gedeel-
te - half uit baksteen en half uit leem op tenen vlechtwerk
opgetrokken - was een voorportaal dat in het Geleens dialect
”sjtaokes” (= stookhuis) werd genoemd, terwijl onder het
lage dakje de eigenlijke oven was. Bij de heropbouw in zijn
oorspronkelijke staat werd het oude authentieke materiaal
gebruikt; slechts het lemen gedeelte van het ”sjtaokes” werd
door baksteen vervangen.
De te Arnhem herbouwde en van antieke gebruiksvoorwerpen
voorziene open haard in een vertrek van de boerderij Wauben
<ANOM nr. 93310>. Zie ook deel I, 281.
weten te verkrijgen en beloofde ze allemaal vóór half februari Vooraanzicht van het bakhuis te Arnhem <Foto J. Janssen 2010>.
1930 naar Arnhem te sturen. Veel van die collectie zou in de
loop der jaren verdwijnen, maar de goed bewaarde ”hòndsj- Het puthuisje
kar” vertoont nog het naamplaatje van zijn vroegere eigenaar Zoals wij hierboven onder ”Instructies” zagen, kreeg de aan-
J.W. Moonen <Deel II, 41>. nemer in september 1929 de opdracht voor ”de geheele
restauratie van een welput, die de pomp welke er thans is
Het te Arnhem herbouwde bakhuis van de familie Storcken vervangen moet”. Ofschoon reeds in het najaar van 1929
(Kloosterstraat 46) <Foto door de auteur 1972>. met de opbouw van het bovengronds gedeelte van de put
was begonnen, zou hij pas kort na de Tweede Wereldoorlog
(1940-1945) worden afgewerkt. BOOT schreef: ”Het
puthuis heeft jarenlang ’leeg’ naast de boerderij gestaan
omdat er blijkbaar niet aan onderdelen voor een put te
komen is. (…) is er voor een reconstructie gekozen die het
midden houdt tussen beide vormen voor en na 1905. (…)
Bij de herbouw is een stenen puthuis met een spitse dak-
vorm gerealiseerd met 8 rijen pannen. (…) Verder werd de
driehoekige top onder het dakoverstek voorzien van open
latwerk (…). Duidelijk is dat er twee eikenhouten balken
met een jaartal inscriptie zijn verwerkt (…). Het eiken-
339
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 340
houten juk, bestaande uit twee staanders en een dekbalk met
inscriptie ANNO 1733 H K W D E L P (…) met katrol en
ketting (…). De andere eikenhouten balk met jaartal
inscriptie 1768 is al tijdens de opbouw verwerkt aan de put
als latei in het voorfront. In ieder geval behoren beide balken
met inscripties van 1733 en 1768 niet oorspronkelijk tot de
boerderij. Deze balken zijn bovendien nog van eikenhout,
een houtsoort die in deze boerderij niet voorkomt, terwijl
het puthuis na 1722 is gebouwd. (…) De balk met het jaar-
tal 1733 (…) is tegelijk met het aanbrengen van de ronde
put aangebracht” <TsHKVGel 2008, nr. 1, 4-7>.
Het bovenstuk van het puthuisje te Arnhem met de niet origi-
nele katrol <Foto J. Janssen 2010>.
zijn 80ste verjaardag schonk Hoefer 1.500 gulden. Door
particulieren werd nog 547,50 gulden bijgedragen, zodat
ongeveer de helft van het verschuldigde bedrag voor reke-
ning van de Vereniging van het Openluchtmuseum kwam.
Het puthuisje (zonder put) naast de (vroegere) straatgevel van Feestelijke opening
de boerderij Wauben te Arnhem <Foto J. Janssen 2010>. Op 12 juli 1930 werd de ”Limburgsche hoeve” te Arnhem,
in tegenwoordigheid van burgemeester Damen van Geleen
Betreffende de reconstructie van het puthuis in de periode en A.E. Dinger, hoofdingenieur van de Staatsmijnen, feeste-
2001-2005 schreef die auteur verder: ”Het dak met de drie- lijk geopend. De heer J. Hoefer en mevrouw J. Roorda -
hoekige latten constructie kan worden gehandhaafd. Ook de Hoefer, familieleden van de voorzitter F.A. Hoefer en van de
gemetselde put is niet veranderd. Alleen de gemetselde zij- intussen overleden notaris F.G.J. Hoefer († 22-7-1928),
wanden die tot de bovenkant van de put waren opgetrokken verschenen in Limburgs kostuum, terwijl alle aanwezigen op
zijn vervangen door een open houtwerk constructie (…). specifieke Limburgse lekkernijen, zoals mik, vlaaien, kazen,
Verder is een uitstortgoot van hout aangebracht (…). Hier knapkoek, vergezeld van Limburgse liedjes in het dialect,
kunnen de putemmers met water in gestort worden” <Op. cit., werden onthaald.
7-8>.
Emotioneel bezoek
Afrekening W. VAN BERGEN wist de volgende interessante en ont-
De totaalkosten van de overdracht van de boerderij bedroe- roerende gebeurtenis mee te delen: ”Aan de weduwe
gen meer dan 11.000 gulden. Daarvan droegen de provincie Wauben - Mickina en één van haar zonen werd de gelegen-
Limburg, de gemeente Geleen en de Staatsmijnen respec- heid geboden om op kosten van Staatsmijnen de boerderij te
tievelijk 500, 1000 en 2500 gulden bij. Ter gelegenheid van bezoeken. Graag gaven beiden aan de uitnodiging gehoor en
per taxi reisde men naar Arnhem. Toen ze daar haar boerde-
rij zo zag staan, onder de bomen, fris gekalkt en geteerd,
verklaarde ’de lang Lies’ met tranen in haar ogen: ’ze is
340
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 341
mooier dan ze ooit is geweest’. Zo zag zij haar woning terug, plaatsen en doorritten. Er is daarentegen minder stalruimte
die na haar nog door vele Nederlanders en buitenlanders dan te verwachten zou zijn, terwijl de situering ervan
werd bezocht. Niet lang na dit bezoek aan haar boerderij onlogisch lijkt. Ook de bouwvorm lijkt nodeloos gecompli-
overleed ze te Geleen” <TsHKVGel 1982, 23>. ceerd” <Op. cit., 60>.
Die auteurs schreven verder: ”De krakeling lijkt opgebouwd
Verdere lotgevallen van het complex Wauben te Arnhem uit twee hoofdelementen: een onvolledig carré (eigendom
Het te Arnhem heropgebouwde complex uit de Krawinkeler van Lienaerts), waaraan een niet aaneengesloten U-vorm
Kloosterstraat zou niet lang in zijn ”nieuwe” staat blijven. (eigendom van Lemmens) aansluit. (…) De plattegrond van
Diverse oorzaken zouden niet alleen restauraties maar ook 1928 moet dan ook worden gezien als het resultaat van
hervoorziening van een deel van het huisraad vergen. samenvoeging van twee afzonderlijke bedrijven en dito
woningen. Het beeld wordt gecompliceerd doordat die twee
Schade wegens oorlogshandelingen afzonderlijke bedrijven waren ontstaan door deling van één
In de oorlogsjaren geraakte het gebouw ten dele zwaar oorspronkelijk bedrijf” <Loc. cit.>.
vervallen, omdat Duitse militairen er hun intrek hadden
genomen. Om herhaling te voorkomen, werden daarin door Kritische evaluaties leidden tot historisch verantwoorde
de waarnemend directeur in december 1944 twee boeren reconstructie
gehuisvest. Na de oorlog moest het gebouw gedeeltelijk Een nauwkeurige vergelijking van het beschikbare foto-
gerestaureerd worden. materiaal van het pand aan de Kloosterstraat 44 te
Op 20 november 1953 schreef directeur W. Roukens ”dat Krawinkel heeft tot de uitspraak geleid dat dit ”wegens de
de Limburgse boerderij in de oorlog ernstige schade geleden slechte opmeting (vóór de afbraak) en de ondeskundige
heeft”. Daarmee doelde hij blijkbaar vooral op de verloren begeleiding” niet geheel accuraat te Arnhem werd opgericht.
gegane delen van de inboedel die door nieuwe dienden te Ook de ”zonderlinge meubilering” werd door deskundigen
worden vervangen. In het voorjaar van 1956 werd het aan - op gebrek aan kennis gebaseerde - improvisatie toe-
gebouw tegen houtworm behandeld. De garantie gold echter geschreven. Maar nog verrassender was het steeds duidelijker
slechts voor tien jaar. Eind februari 1960 was men bezig wordende besef dat dit pand helemaal geen typisch
nieuwe lemen vloeren aan te brengen. Limburgse hoeve vertegenwoordigt.
HEKKER schreef: ”Bij de verwerving in 1928 was het
Geen typisch Limburgse hoeve maar een samengeknutseld accent weer geheel op de rechter mesthof (= binnenerf)
geval gekomen, die met de vier omringende vleugels, waarin een
De beweringen dat die hoeve ”een Zuid-Limburgsche voorpoort, schuurdeuren en vakwerkwanden, het schilder-
boerenwoning van het zuiverste water” zou zijn <Heemschut IX, achtige stempel droeg van de kleine gesloten hoeve. Deze
4 (april 1932), 32>, ”een stijlvol voorbeeld” van een karakteris- Limburgse sfeer gaf de doorslag bij de keuze en verder brak
tieke Limburgse hoeve zou vertegenwoordigen <V.d.Ven (1940), men zich niet het hoofd. (…) Door de presentatie sinds
63>, ”vrijwel in haar oorspronkelijke staat” zou zijn gebleven 1930 proeft de bezoeker wel de Limburgse sfeer, maar
<Vijftig jaar (1964), 32> of een ”zuiver Frankische structuur” zou begrijpt niets van het ontstaan en de gebruiksgeschiedenis
weergeven <StMN 31-7-1964>, kwamen niet met de historische van het complex” <B&MNOM 1988, nr. 1, 39-40>.
werkelijkheid overeen. Uit de hiervoor vermelde verande- De historische oorzaken van het hybride karakter van dit
ringen door achtereenvolgende eigenaars-bewoners is bouwsel, nl. twee woningen en twee verschillende bedrijven
immers gebleken dat hier van een oorspronkelijke situatie onder één dak, werden blijkbaar pas in de jaren tachtig
geen sprake kan zijn. Dit werd ook door andere auteurs achterhaald. Daarom stelden WUBBELS en OCKERS de
duidelijk in het licht gesteld. vraag of bij de eerstvolgende opknapbeurt de voorkeur zou
HEKKER schreef terecht dat ”de ongelukkige Limburgse dienen te worden gegeven aan terugrestaureren naar de
hoeve” te Arnhem <Bronk 1961, 145> een ”samengeknutseld verscheidenheid van de historische werkelijkheid, ofwel de
geval” <BKNOB 15-4-1965, 34>, nl. een ”verminkt vakwerk- verkeerde indruk (aan de bezoekers) dat dit complex een
complex”, is <B&MNOM 1988, nr. 1, 32>. WUBBELS en typisch Limburgse landbouwkundige eenheid zou vertegen-
OCKERS gaven de volgende evaluatie: ”Naar het resultaat woordigen, zou dienen te worden gehandhaafd <B&MNOM
te oordelen heeft men getracht een eenheid te scheppen van 1986, nr. 2, 62>.
wat, zoals verderop moge blijken, geen eenheid was geweest” HEKKER verklaarde zich voorstander van het eerste alter-
<B&MNOM 1986, nr. 2, 58>. natief, d.w.z. het terugbrengen naar de tweede bouwfase,
Het geheel is inderdaad zo’n vreemd geval dat menigeen zich waarin het complex twee woningen en twee bedrijven
over zijn ”theoretisch concept” het hoofd heeft gebroken. omvatte. Hij adviseerde als volgt: ”Een dergelijk ’typologisch
De beide laatstgenoemde auteurs weidden over het gebrek herstel’, dat de groei van de bouwmassa en de sociaal-econo-
aan eenheid als volgt verder uit: ”De plattegrond is vanuit mische aspecten zichtbaar maakt, vergt geen al te sterke
bedrijfvoering en bewoning moeilijk te verstaan. Er zijn te ingreep. Hiertoe dient men op de juiste plaats de separatie
veel woonvertrekken, gangen, zoldertrappen, binnen- tussen vóór en achter en de stoep voor de tweede woning aan
341
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 342
te brengen, vervolgens in de voorgevel de hoekschoren en ankers het jaartal 1646 en op grond van 17de-eeuwse
het raampje naast de hoofddeur te verwijderen, de toegang gegevens werd het waarschijnlijk door een lid van de voor-
Ao 1780 en de ’stal-entree’ dicht te maken en al het hout- aanstaande Geleense familie Van Nierbeeck gebouwd.
werk tussen plint en zolder - om de te handhaven groene Daarna ontbreken gedurende bijna twee eeuwen verdere
deur en raamkozijnen heen - te witten. Aldus wordt de aan- details. In het kadasterregister van 1822 werd schoenmaker
blik anno 1928 weer grotendeels hersteld, terwijl men de Jan Keulers als de eigenaar genoemd, terwijl in dat complex
resterende constructieve fouten - indien men ze niet alsnog tevens Maria Sophia Keulers woonde. Later woonde er het
wil opheffen, aan de aandacht kan onttrekken door traditio- echtpaar Jan Gerard Beaumont (*10-3-1839, † 27-5-1912)
nele gevelattributen als bossen peulvruchten, een ladder, en Maria Catharina Keulers (*7-2-1839, † 26-1-1914). Hun
melkbussen en zeven, houtstapels en sierplanten”. ”Een opvolger als eigenaar-bewoner was hun zoon onderwijzer Jan
beredeneerd voorstel” tot herinrichting van ”beide woningen Beaumont (*5-4-1874, † 14-11-1955) <Deel II, 258>. In het
- bv. de eerste in midden- en de tweede in laat-19de-eeuwse eerste kwart van de 20ste eeuw werd dit pand gehuurd door
trant” werd door die auteur voor de toekomst in het voor- een familie Kremers die er een schildersbedrijf voerde. In
uitzicht gesteld <B&MNOM 1988, nr. 1, 40>. 1927 werd aan M. Kreyen, die er als huurling woonde, een
BOOT schreef: ”Bij de uitvoerige restauratie van de boerde- hinderwetvergunning verleend voor de oprichting van een
rij die tussen 2001 en 2005 is uitgevoerd (…) is gekozen om houtbewerkingsinrichting annex smederij. In de periode
de boerderij in te richten in de tijd van dubbele bewoning. 1935-1996 werd dit gebouw bewoond door de familie
Er wordt een tijdstip aangehouden van ongeveer Philippen, nl. J. Philippen (*Neuss D., uit Nederlandse
1850/1860” <TsHKVGel 2008, nr. 2, 7>.
13. De beide historische hoekhuizen
Eindstraat-Rijksweg
De twee hoekhuizen bij ”het Einde”, d.w.z. waar de
Eindstraat de Rijksweg bereikt, zijn historische gebouwen.
Begin 1980 werd van officiële zijde op afbraak van beide
panden aangedrongen, maar uiteindelijk bleven ze gespaard.
Het zuidelijke hoekhuis Rijksweg-Eindstraat. Alleen de buiten-
muren zijn origineel. Oorspronkelijk waren de muren niet
gewit en hingen in de voorgevel ankers met het jaartal 1646
<Foto L. Philippen-Stevenhagen 1985>.
Beide hoekhuizen Rijksweg-Eindstraat <Tekening M. Kremers>. ouders, † 1989), zijn echtgenote L. Philippen - Beaumont
(1910-2003) en hun dochter en twee zonen, van wie de
13a. Het zuidelijke hoekhuis: jongste op tweejarige leeftijd overleed. In het begin van de
Rijksweg-Noord 87 50-er jaren werd dit pand door het echtpaar Philippen -
Beaumont gekocht. Van 1935 tot 1970 was er een garage-
Het huis op de zuidelijke hoek ligt opvallend schuin ten bedrijf. In 1996 werd deze woning met de werkplaats door
opzichte van de Rijksweg, omdat het oorspronkelijk aan de de weduwe Philippen - Beaumont en haar kinderen verkocht
(Oude) Maastrichterweg lag die daar het een paar meters ten aan de woningstichting Geleen die dit complex van 1997 tot
zuiden van de latere Rijksweg gelegen ”Einde” bereikte en 2006 aan een garagebedrijf verhuurde. In 2006/2007 werd
zich verder noordwaarts als Janskamper- of Sittarderweg het pand door de Stichting Daelzicht en Woonmaatschappij
voortzette. Wegens een vrij recente herbouw zijn alleen de ’Zo Wonen’ (voorheen Woningstichting Geleen) tot een
buitenmuren nog origineel. Dit gebouw droeg eertijds in tehuis voor verstandelijk gehandicapten verbouwd en op 12
oktober 2007 werd dit tehuis feestelijk geopend.
13b. Het ”Tolhuisje”
Het op de noordhoek gelegen gebouwtje werd blijkbaar vrij
kort na de aanleg van de Rijksweg met de voorkant aan die
342
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 343
Zuidelijke zijgevel van het vroegere tolhuisje <Foto J.R. Hermens ”baan” en met de achterkant aan de zojuist genoemde
1972>.Vóór de aanleg van de Rijksweg (1845) was de aan de Janskamper- of Sittarderweg opgetrokken. Zijn bekendste
achterkant (rechts) beginnende Janskamperweg een onderdeel bewoners waren Jan Pieter Luijten (*Krawinkel 4-10-1834,
van de interlokale Maastrichterweg <Deel I, 57>. † 22-5-1908), zoon van Jan Jacob Luijten en Maria Sophia
Caldeberg, en Maria Petronella Sassen (*11-7-1836, † 28-
10-1931), dochter van Sebastiaan Sassen († 31-1-1836) en
Catharina Soons. Zij waren op 5 juni 1859 getrouwd en
kregen tussen 1860 en 1873 vier dochters en twee zonen.
Deze laatsten waren Jan Luijten (*11-5-1860, † 7-11-1936)
die met Maria Sybilla Meuffels trouwde, en Philip (Flup)
Luijten (*19-9-1861, † 11-3-1943) die met Anna Catharina
Baggen in het huwelijk trad. Pieter Luijten was timmerman
en speciaal wagenmaker van beroep. Daarnaast hield hij café.
Niet alleen was dit laatste een favoriete pleisterplaats voor
menige voerman, maar ook werden er geregeld openbare
notariële verkopen gehouden.
Pieter Luijten is voor ons het best bekend als ”tolgaarder”,
d.w.z. als huurder van een wegtol op de Rijksweg. In de
tweede helft van de 19de eeuw werd deze weg - zoals dit
tussen Maastricht en Venlo op menige plaats het geval was -
vóór zijn woning door een ”breer” (= barrière = slagboom)
343
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 344
afgesloten en tegen betaling van de voorgeschreven tol werd showrooms met daarboven maximaal vijf woonlagen voor
dit door Luijten voor voertuigen geopend <GOA II, 60. - Deel II, gezinnen. In 1979 bekritiseerden wij dat plan ten aanzien
138-140>. Uit de plaatselijke traditie is bekend dat notaris van het nog overgebleven gedeelte van de Eindstraat en het
Frans Karel Joseph Russel die op de tegenovergestelde hoek zuidelijke hoekhuis aldus: ”Thans wordt ook de linker (zuid)
in ”Villa Henriette” woonde en kantonrechter te Sittard was, zijde bedreigd door plannenmakers, die Geleen volgens de
uit die plaats met een voertuig werd afgehaald en weer werd normen van een ’Waereldsjtad’ willen ’verfraaien’ en blijk-
teruggebracht, die tol vermeed. Hij gaf namelijk aan de koet- baar alles wat landelijk is daaruit willen verwijderen. Het zou
sier opdracht om zowel bij het afhalen als bij het terug- evenwel puur vandalisme zijn om een huis uit 1646 af te
brengen vlak vóór dat ”breer” halt te houden. Zelf legde hij breken” <GOA II, 58>. Daarop formuleerden wij ten aanzien
liever de korte afstand tussen die slagboom en zijn woning te van het tolhuisje het volgende protest: ”Onbegrijpelijker-
voet af dan tol te betalen. Met ingang van 1 januari 1900 wijze gaan er stemmen op om ook het ’tolhuisje’ af te
werd die tol opgeheven. breken. Dat zou andermaal een gevoelig verlies voor het
In de jaren negentig van de 19de eeuw werd het café tevens historische beeld van het oude Geleen betekenen” <GOA II,
voor de ontvangst en verspreiding van de post gebruikt. Nog 60>. Vervolgens liet ook de Heemkundevereniging Geleen
jaren later was in de straatgevel de gleuf te zien, waardoor o.a. het volgende protest horen: ”De gemeente Geleen is
post naar binnen werd geworpen <Deel II, 154>. andermaal van plan een aantal monumentale panden af te
Persoonlijk heeft ook de auteur nog herinneringen aan dit breken. Deze keer staan de panden op de hoek Eindstraat-
huis. Als misdienaar (1925-1931) vergezelde hij af en toe een Rijksweg Noord op de nominatie tegen de vlakte te gaan om
parochiegeestelijke die het viaticum aan de hoogbejaarde vervangen te worden door kantoorgebouwen. Een van de
weduwe Luijten - Sassen bracht. Dan gingen beide bezoekers panden ligt aan de Rijksweg N. 87 en dateert uit het jaar
door het ruime café en zagen zij in een daarachter gelegen 1646. (...) Achter dit huis ligt nog een schuur, die vroeger
kamer de bezochte in haar bed zitten, dat omringd was door één is geweest met die van het pand Eindstraat 2 en geheel
aan het plafond bevestigde gordijnen. Maria Petronella in vakwerk is opgetrokken. Ook de panden Eindstraat 4, 6,
Luijten - Sassen was de eerste parochiaan van Oud-Geleen 8 zijn belangrijke monumenten met veel vakwerk. Alleen de
die vlak vóór Allerheiligen 1931 op het nieuwe kerkhof in boerderij op nummer 8 is iets recenter, maar door zijn
het Geleenderveld werd begraven. Daarna bleef de onge- bouwvorm uniek in Geleen”.
trouwde dochter Marie Luijten het café voortzetten. Het toen door de Heemkundevereniging opgestelde argu-
ment voor behoud van het tolhuisje werd als volgt gespecifi-
Noordgevel van het zuidelijke hoekhuis. Rechts naast de ingang ceerd: ”(1) Het oude vertrouwde straatbeeld, dat zo karakte-
tot de binnenplaats staat de nieuwe naam ”De Poorten”. In het ristiek is voor dit stukje Geleen, mag niet onherkenbaar
muurtje links van die ingang werden de oude gevelankers met geschonden worden. (2) Dit huisje is een representant van
het jaartal 1646 geplaatst <Foto H. Vromen 2010>. een bepaalde tijd. Dit is een typisch voorbeeld van huisjes,
zoals er in die tijd heel wat langs de ’Baan’ werden gebouwd;
Beide hoekhuizen aan een ”saneringsplan” ontsnapt er zijn er niet veel meer over. (3) Zijn unieke funktie als
In de jaren zeventig van de 20ste eeuw werd door B. en W. ’tolhuisje’. Waar vindt men in Limburg of elders nog tol-
van Geleen een zogenaamd saneringsplan ontworpen om het huisjes ? Geleen zou er fier op moeten zijn. (4) Zijn funktie
nog overeind staande gedeelte van de zwaar geschonden als café en als openbare verkoopplaats. Wij vragen ons af of
Eindstraat en ook de beide hoekhuizen aan de Rijksweg door er in Geleen wel een enkel echt oud café is overgebleven. Dit
moderne gebouwen te vervangen. Men beoogde kantoren en zal wel mede in verband hebben gestaan met het feit, dat
notaris Russel schuin ertegenover woonde. Zo werd de kluis
van de rode ’hiëremiet’ op de Rijksweg (het latere paters-
klooster) in 1875 in dat café verkocht”.
De conclusie ten aanzien van beide hoekhuizen en het nog
overeind staande noordwestelijke stuk van de Eindstraat
luidde: ”Het is dan ook logisch, dat de Heemkunde-
vereniging Geleen, en met ons vele anderen, de noodzaak
van het behoud van deze monumenten in onze stad hebben
ingezien. Wij hebben dan ook de Rijksdienst voor
Monumentenzorg verzocht, deze gebouwen op de monu-
mentenlijst te plaatsen”.
Nadat dit protest door de leiding van de Heemkunde-
vereniging onder de aandacht van burgemeester Elsenburg
was gebracht, beloofde deze dat de raad deze zaak nog eens
grondig zou bestuderen <DeLim 8-2-1980>. Enige dagen later
werd meegedeeld dat het tolhuisje nog net buiten het - blijk-
344
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 345
baar herziene - ’saneringsplan’ viel en bijgevolg behouden straat opeisen. In Oud-Geleen werd in de 20er jaren van
zou blijven <DeLim 12-2-1980>. overheidswege het oude huis Smeets op de hoek van de
Maar de uitvoering van dat plan werd zo lang uitgesteld dat Dorpstraat (= Marcellienstraat) en de Hoog Steeg afgebro-
er in feite niets van terechtkwam. Bijgevolg heeft de monu- ken om aldus aan de nieuwe Pastoor Vonckenstraat een
mentenwacht van de gemeente Sittard-Geleen hier de bredere toegang tot het centrum en vooral tot de Peschstraat
opdracht om te behouden wat historisch waardevol is. te geven. Het bombardement van 5 oktober 1942 zou in
drie Geleense wijken oude gebouwen vernielen <Geleen, 210-
Het zuidelijke hoekhuis vóór de recente restauratie. Zijn op- 211>. En in januari 1945 werd het ”Huis op de Berg” door
vallend schuine ligging ten opzichte van de Rijksweg is toe te een vliegende bom vernield. Naoorlogse gemeentebesturen
schrijven aan het feit dat het oorspronkelijk werd gebouwd aan zouden het traditionele beeld van de Peschstraat zwaar
de Maastrichterweg, die hier (uit het zuiden komend) van het verminken en de Eindstraat grotendeels opheffen. Ook
latere traject van de Rijksweg afboog en achter het later gebouw- werden een oud vakwerkhuis te Lutterade en de Daniker
de noordelijke hoekhuis naar het noorden liep <Foto W. Storcken graanmolen door het gemeentebestuur gekocht om ze daar-
1979>. na zo ernstig te laten vervallen dat men in het ene geval tot
afbraak en in het andere tot in brand steking besloot. Omdat
B. In de 20ste eeuw verdwenen noch de parochiële noch de gemeentelijke autoriteiten
historische gebouwen voldoende interesse vertoonden om de 17de-eeuwse pastorie
te Oud-Geleen <GOA II, 6>, waar zovele Geleense zieleherders
”If some good things are destined to be only hadden verbleven <Deel I, 357-362 en 411-417; II, 57-58, 325-332 en
memories, we can still be thankful that though 382>, voor het nageslacht te behouden, werd ze in 1960
they have disappeared, the memory has remained” afgebroken. En het ”ouderwetse” Spaans-Neerbeek werd
<Eric Sloane>. zonder meer aan het (vermeende) ideaal van een ”wereld-
stad” opgeofferd (Zie hfdst. VIII, nr. 10.)
Bovenstaande uitspraak van de Amerikaan ERIC SLOANE Ook gingen er in de 20ste eeuw oude gebouwen door privé-
luidt in het Nederlands: ”Als sommige goede dingen initiatief verloren. Twee van deze stonden aan weerszijden
gedoemd zijn om louter als herinneringen voort te bestaan, van de ingang tot het oude kerkhof te Oud-Geleen. Het huis
kunnen wij toch nog dankbaar zijn dat ze ondanks hun aan de zuidoostkant <Deel I, 294> werd in het begin van de
verdwijnen in onze herinnering bewaard zijn gebleven”. Dit 20ste eeuw grondig veranderd en wat er daarna stond, werd
werd door genoemde auteur verklaard nadat hij de reeds tegen het einde van die eeuw door nieuwbouw vervangen.
grotendeels verdwenen wereld van het 19de-eeuwse AD HOOGENBOOM heeft het verleden van dat pand en
Amerikaanse platteland in tekening en geschrift had vast- zijn eigenaars of bewoners nagespeurd en beschreven
gelegd <Sloane, 98>. <TsHKVGel 2010, nr. 2, 51-80>. Het complex aan de noordwest-
Ook op een al te groot deel van het Geleen uit het begin van zijde van het kerkhof droeg in zijn straatgevel in ankers het
de 20ste eeuw is die opinie van toepassing. Door de uit- jaartal 1728 <Deel I, 264>. Over zijn bouwers en volgende
breiding van de Staatsmijn Maurits naar het noorden werd eigenaars-bewoners werden diverse details vermeld in de
de eeuwenoude kern van Lutterade grotendeels vernield. En bespreking van ”huis en brouwerij Schrijnemakers” (hfdst.
wegens de uitbreiding van de Cokesfabriek naar het zuiden IX A, nr. 5). In 1906 werd het woongedeelte door nieuw-
werd de hele noordzijde van de (vroegere) Kloosterstraat bouw (slagerij) vervangen <GOA II, 8. - Deel II, 211>, terwijl die
afgebroken. Later zou DSM ook de hele zuidzijde van die ankers tegen de gevel van de boerderij aan de kerkhofzijde
werden geplaatst. Maar na de Tweede Wereldoorlog werd
ook dat oude gedeelte afgebroken.
Teneinde de herinnering aan verloren dorpsbeelden te
bewaren werd daarop reeds eerder zowel in artikelen in het
tijdschrift van de Heemkundevereniging Geleen als in
boeken - o.a. de delen I (1998) en II (2005) in deze serie -
de aandacht gevestigd. Er verschenen drie delen van Geleen
in Oude Ansichten. Deel I (1971) werd door R. VROOMEN
verzorgd, waarna de delen II (1979) en III (1981) - met
medewerking van menige Gelener - door ons werden samen-
gesteld. Ook publiceerden W. RUTTEN e.a. in 1979 Van
bos en hei tot woonwijk Lindenheuvel, waarop in 1989 Van
Geleen via Lutterade/Krawinkel naar Lindenheuvel door
genoemde auteur e.a. volgde. Aangezien een vrij groot deel
van het oude Lutterade bij Lindenheuvel was gevoegd,
kwam dit stadsdeel ook daarin vaak ter sprake. De herinne-
345
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 346
ring aan het vroegere hart van die wijk werd vastgelegd in zoogenaamde ’Pesch’ of gemeente-grasplaats uit; aan den
Een heemkundige terugblik op de Dorpstraat en zijn omgeving voet van den heuvel rolden de diamantklare waters der
in Lutterade door J. VAN AUBEL en W. RUTTEN. Ook in Keutelbeek, welke de vijvers instroomden van het goed, dat
het Gedenkboek St. Augustinusparochie (1987) door G. omgeven was door vischrijke waters, welke tevens tot ver-
AELFERS e.a. werd menig oud beeld van Lutterade en sterking en verdediging dienden. Eene ophaalbrug, aan de
Krawinkel opgenomen. En M. HAMERS verzorgde het Pesch, gaf toegang tot dit aangenaam verblijf. Daar woonde
rijkelijk geïllustreerde boek Spaans Neerbeek een oud en voor- gerust en tevreden ridder Vos” <Russel 1863, 10-11>. Zich blijk-
malig gehucht van Geleen (1989). baar op die teksten baserend schreef L. DE CRASSIER:
In dit hoofdstuk zal speciale aandacht worden besteed aan ”Vers le milieu du XIXème siècle, on a retrouvé à cet endroit
een aantal belangrijke historische gebouwen die in de 20ste des substructions d’un ancien château entouré de fossés. Il
eeuw verloren gingen. Deze selectie blijft noodzakelijker- aurait été la propriété d’un chevalier Vos de Bronshem”
wijze beperkt tot gebouwen waarover ons gegevens ter <PSHAL 1931, 110>. Zelfs nog in 2002 werd dit gebouw - aan de
beschikking staan. hand van een tekening door P.A. Schols uit 1931 - als een
oorspronkelijk kasteel gepresenteerd <ALT nr. 7 (2002), 154>.
1. Het ”Huis op de Berg” Hierbij valt allereerst aan te merken dat de geschiedenis van
de ridderfamilie Vos zeer wel bekend is en dat leden van dit
Dit bij de eerste indruk naar zijn oorsprong vrij mysterieuze geslacht wel adellijke huizen te Brunssum <Moonen, 122-152> en
vakwerkhuis, dat op 18 januari 1945 door een Duitse te Holtum-Born <JPGL XII (1906), 3-12; XXIX (1923), 23-29> bezaten,
vliegende bom werd verwoest <Deel I, 125-126> heeft menig maar dat voor zover valt na te gaan, nooit een lid van die
historicus, tekenaar en schilder geboeid. familie het ’Huis op de Berg’ heeft bezeten of bewoond. De
schenking van de tiende van de hoeve Ten Eijsden door
keizer Karel V aan ridder Jan Vos van Brunssum in 1528 is
het enige contact van een lid van de familie Vos met Geleen
dat we hebben kunnen achterhalen <Deel I, 136>.
In de Geleense archieven wordt dit gebouw ook niet met
andere adellijke personen in verband gebracht. Bij zijn
vroegste vermelding was het in het bezit van burgers. In de
eerste helft van de 17de eeuw woonde er o.a. de eigenaar
Gerard van Daniken, maar er zijn geen aanwijzingen dat hij
een ridder was; integendeel, vóór zijn verhuizing naar het
”Huis op de Berg” was hij halfer op de hoeve Ten Eijsden.
De indruk van een ridderburcht was ongetwijfeld enerzijds
toe te schrijven aan de betrekkelijk hoge ligging van dit oude
gebouw en anderzijds aan de omringende grachten. Doch
niet alleen leidt een aandachtige studie van de bekende
architectonische aspecten van het ”Huis op de Berg” geens-
zins tot zijn identificatie met een kasteel, bovendien kunnen
de oorsprong en de functie van die grachten op historische
gronden anders worden verklaard.
Oude plattegrond van het complex ”Op de Berg”. ”De Berg” was (is) een natuurlijke landrug langs de
Geleenbeek
Geen middeleeuwse ridderburcht In de eerste helft van de 17de eeuw vermeldde pastoor Leurs
Het ”Huis op de Berg” werd ten onrechte als een middel- verscheidene eigenaars van goederen op ”den Bergh”. Dit
eeuwse ridderburcht beschouwd. In 1860 gaf JOS. RUSSEL was toen echter niet de naam van een gebouw maar de lokale
die verkeerde zienswijze als volgt weer: ”Het riddergoed op aanduiding van de zich vanaf Daniken in het zuiden tot de
den Berg was voorheen bewoond door een ridder Vos, (later in haar verloop verlegde en thans overkluisde)
omgeven van grachten, en had geenen toegang dan eene Keutelbeek in het noorden uitstrekkende natuurlijke
ophaalbrug, waarvan overblijfsels tegen de straat, Pesch landrug tussen de Geleenbeek en de latere spoorweg
genoemd, gevonden zijn. Misschien was alhier de woon- Heerlen-Sittard.
plaats van een lid der ridderlijke familie Vos van Bronsem (= De vermelding door genoemde pastoor van eigenaars van
Brunssum)” <Russel 1860, 37>. En in 1863 sprak dezelfde auteur goederen ”op de Berg” had tot doel de op deze gronden
van ”een riddergoed op eene hoogte gelegen, dat den natuur- rustende lasten ten behoeve van de parochiekerk te noteren.
minnaar moest aantrekken. Voor hetzelfde strekte zich de Derhalve valt louter daaruit niet te concluderen dat daar
toen nog andere huizen lagen. Aangezien op een plattegrond
346
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 347
van Oud-Geleen uit circa 1850 het hier te bespreken Eigenaar-bewoner Nelis Peters laat dochter Itgen zijn
complex het enige gebouw ”op de Berg” was, mag allicht nalatenschap verkopen aan zijn zwager Gerard van
worden verondersteld dat die andere 17de-eeuwse Geleners Daniken (1621)
toen aldaar slechts stukken grond bezaten. De vroegste met zekerheid bekende eigenaar-bewoner van
Door de bij de aanleg van het spoor in de jaren negentig van het ”Huis op de Berg” was Nelis Peters, die volgens pastoor
de 19de eeuw opgeworpen dijk werd de visuele reconstruc- Leurs in zijn tijd (begin 17de eeuw) een kerkrente betaalde
tie van de oorspronkelijke situatie bemoeilijkt. Het gedeelte voor zijn eigendom op de Berg, ”daer hij woont”.
van de Bergstraat tussen de oostelijke verlengingen van de In een schepenakte van 9 oktober 1621 staan enige details
beide takken van de Peschstraat werd blijkbaar, evenals de over zijn familierelaties. Zo had hij een dochter Itgen (=
Stationstraat, in dezelfde tijd als de spoorweg aangelegd. Ida), die met de Hollander Leenert Panseers was getrouwd.
Schepen Gerard van Daniken was zijn zwager. Op genoem-
Gedeelte van het ”Huis op de Berg” gezien vanuit het westen de datum toonde schoonzoon Leenert een door de burge-
<Foto G.M. Rutten>. meesters en regeerders van Amsterdam bezegelde volmacht
betreffende de na de dood van zijn schoonvader voor zijn
Onderdeel van een middeleeuws beveiligingsstelsel vrouw te verwachten erfenis. Nelis Peters erkende de rechten
Gedeelten van de vroegere grachten om en bij het ”Huis op van zijn dochter en schoonzoon. Er werd overeengekomen
de Berg” waren in de jaren twintig van de 20ste eeuw in de dat Gerard aan het echtpaar Panseers - Peters in totaal 250
winter met zoveel water gevuld dat er bij voldoende vorst gulden en de ”Godspenning” (zie deel I, 426) zou geven en
door de jeugd werd geschaatst. In het begin van de jaren dat Nelis die goederen zou mogen gebruiken zolang hij zou
veertig kon de auteur de grachten ter plekke nog nagenoeg leven, maar dat deze na zijn dood zouden toekomen aan zijn
in hun geheel traceren. Zij bleken een 8-vorm te hebben, zwager Gerard van Daniken en diens echtgenote Meijcken
waarbij het hisorische gebouw in de kleinere noordelijke Custers <LvO nr. 1308>.
cirkel lag. Het echtpaar Van Daniken - Custers hebben wij reeds als
Mede op grond van het dubbele grachtenstelsel rond de pachters van de hoeve Ten Eijsden leren kennen (zie hfdst.
vlakbij gelegen Hanenhof en de daarbij aansluitende land- IX A, nr. 9). Wij noteerden daar ook dat Gerard op 28
weer ten noorden van en parallel aan de Jodenstraat en de september 1627 van de weduwe Meijcken Beltjens - Custers
Eindstraat kan het ”Huis op de Berg” met zijn grachten als haar tussen de beide takken van de Peschstraat gelegen ”huis
een onderdeel van een uitgebreid beveiligingsstelsel uit circa en hof” kocht <LvO nr. 1309>, die volgens opgaven door Leurs
1500 worden geïdentificeerd. Wegens hun verschillend en Bollen toen vlak ten westen van het ”Huis op de Berg”
patroon kunnen de grachten bij dit laatste gebouw wellicht lagen.
ouder dan die van de Hanenhof zijn geweest. Maar er kan
nauwelijks aan worden getwijfeld dat beide gebouwen als Het ”Huis op de Berg” gezien vanuit het noordwesten <Schilderij
zogenaamde ”vluchtschansen” werden aangewezen. Terwijl M. Pelsers 1930>.
de landweren in het westen en het noorden en de Geleen-
beek in het oosten de woonkernen tegen plotselinge over- Woningruil door Nelis Peters en Gerard van Daniken (1631)
vallen door gewapende benden moesten beschermen, boden Rond de jaarwisseling 1630-1631 besloot het kinderloze
de schansen in tijden van gevaar een betrekkelijk veilig echtpaar Van Daniken - Custers en Nelis Peters om het
onderkomen voor mens en vee <Deel I, 122-126>. zojuist genoemde huis met het ”Huis op de Berg” als woning
te ruilen. Nelis was bereid om in het huis van zijn zwager te
347
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 348
gaan wonen. Teneinde deze ruil en de daaraan verbonden alleen hun ”tochte” (= opbrengst) van al die goederen
rechten en verplichtingen schriftelijk vast te leggen, sloten zouden mogen blijven genieten maar dat zij zich zelfs het
Gerard en Nelis op 8 januari 1631 een contract voor de recht voorbehielden om die goederen ”naer hun gelieven”
schepenbank. Allereerst stond Nelis aan Gerard toe dat hij (door geldlening) te belasten <LvO nr. 1310>.
”van nu aen sal meugen woonen sijn leven lanck opt huijs op Gerard van Daniken is vóór maart 1657 overleden. Omdat
de Bergh gelegen”. Daarbij werd hem wel toegestaan om er hij zijn echtgenote van het lenen van een som geld van een
te ”tummeren (= bouwen) naer sijn welbelieven ende wel- inwoonster van Maastricht en van het ”verobligeren” (=
gevallen”, maar de opbrengst van de bij dat huis behorende belasten) van enige stukken grond onkundig had gelaten,
”koolhoff”, fruitbomen, weiden en vijvers zou aan Nelis geraakte zijn weduwe in verlegenheid nadat zij die stukken
blijven toekomen. Vervolgens werd aan Nelis toegestaan dat aan haar neef Thijs Banens (ged. 28-11-1626), zoon van
hij ”van nu aen sijn leven lanck sal meugen woonen in het haar zuster Bilken Custers en Marten Banens, had verkocht.
huijs op den peijsch (= Pesch)”, waarin Meijcken Custers, de Bijgevolg zag zij zich verplicht om hem in maart 1657 met
weduwe van Jan Beltjens, was overleden en dat sinds 1627 een paar andere grondstukken tegemoet te komen <LvO nr.
aan Gerard toebehoorde. Daarbij werd aan de laatstgenoem- 1311>.
de het genot van de bij dat huis behorende ”koolhoff”, fruit-
bomen en weide gelaten. Bovendien zou elk van hen het dak Testament van de weduwe Van Daniken - Custers (1658)
en de muren van de oorspronkelijke woning moeten onder- Op 30 maart 1658 maakte Maijcken Van Daniken - Custers
houden. Tenslotte werd in dat contract de clausule ingelast in haar huis op de Pesch haar testament. Van de haar - na de
dat Gerard het ”Huis op de Berg” aan ”nijemant sal meugen bovengenoemde schenking aan haar aangetrouwde neef -
verhuijren off yemant anders daer binnen laeten woonen” overgebleven erfenis schonk zij de ene helft aan haar zuster
<LvO nr. 1309>. Bilken (= Sybilla) en de andere helft aan de kinderen van
Toch is het echtpaar Van Daniken - Custers niet kort daar- haar zuster Encken (= Anneke), maar haar servies en bestek
na naar dat gebouw verhuisd, want uit een akte van 16 april liet zij aan haar neef Stas Custers (ged. 26-5-1631), zoon van
1638 blijkt dat de toen zieke Gerard nog steeds als halfer op haar broer Willem Custers. De erfgenamen zouden 300
Ten Eijsden woonde. Tevens verklaarde hij op die datum heilige missen tot haar zieleheil moeten laten lezen en haar
dat hij aan het ”Huis op de Berg” had ”getimmert”, d.w.z. neef Thijs Banens zou moeten toezien dat op de dag van
gebouwd, en dat hij daartoe de toestemming van de kinde- haar begrafenis het nodige brood aan de armen zou worden
ren van Nelis Peters had gekregen <LvO nr. 1309>. Het is echter uitgedeeld <LvO nr. 1311>.
niet duidelijk of hier met ”kinderen” tevens een of meer
broers en/of zusters van de hierboven genoemde Itgen dan Processen en vergeefse poging tot confiscatie (1658)
wel zij en haar echtgenoot werden bedoeld. Ook in oktober Na het overlijden van de schenkster in april 1658 werden
1641 werd hij nog steeds als halfer op Ten Eijsden vermeld nieuwe procedures over de nalatenschap van het echtpaar
<LvO nr. 1309>. Maar niet lang daarna bleek Giel Hamers hem Van Daniken - Custers gevoerd. Zo lanceerden Sr.
in die functie te zijn opgevolgd, terwijl uit een akte van 5 Lambrecht Nootstock cum suis (= en consorten) een protest.
april 1652 blijkt dat de echtgenoten Van Daniken - Custers En na een proclamatie ad valvas ecclesiae (= aan de kerk-
toen als eigenaars in het ”Huis op de Berg” woonden. deuren) had in september 1658 de publieke verkoop bij
opbod van ”seker huijs ende hooff ende weijde gelegen op
Schenking aan Giel Hamers (1652) den Pesch” plaats. Ofschoon het uit deze formulering niet
Op de laatstgenoemde datum schonken zij o.a. het ”Huis op duidelijk is of die verkoop het ”Huis op de Berg” dan wel het
de Berg” aan Giel Hamers. Aangezien ”den almogenden vlak ten westen ernaast gelegen huis betrof, lijken de daarop
Heer hen nijet en heeft verleent wettige kenderen” en zij ”in volgende feiten veeleer op het eerstgenoemde te wijzen.
desen hennen ouderdome noch (= niet) voorders te ver- Aan het opbod bij die verkoop werd o.a. door drossaard Van
wachten hebben”, droegen zij op die dag hun ”huijs, hooff, den Stock en secretaris Leonard Corten deelgenomen en bij
wijeren, ga(a)rden ende weijden daerbij behoerende (...) met het uitgaan van de kaars leek deze laatste met het hoogste
den voorhooft op die Geleen ende ter sijde die cleijne Keutel bod de eigenaar te zijn geworden. Maar Giel Hamers wist te
Beecke (...) dander sijde Dijrck Penris erffven” over aan Giel bewerkstelligen dat de nog uitstaande schulden van het echt-
Hamers (*ca. 1603) die met hun nicht Meijken Penris was paar Van Daniken - Custers op een andere wijze vereffend
getrouwd. Zij deden dit wegens hun ”goede affectien ende werden en dat het omstreden huis zijn eigendom bleef <LvO
genegentheijden tot den persoen” Giel en nicht Meijken, nr. 1288>.
daar zij hen altoos, tot hun ”goet contentement” van dienst Dat Giel Hamers in het bezit van het ”Huis op de Berg”
waren geweest. Bovendien besloten zij dat Giel, zijn vrouw bleef, blijkt ook uit het boek van Jan Bollen de oude uit
en hun kinderen, ondanks deze speciale begunstiging, ook 1676, waarin staat: ”huis ende hofplaats toeb(ehorende)
met de andere erfgenamen in hun ”resterende goederen” Ghiel Haemers genaemt op den Bergh reing(enoten) ten
zouden mogen delen. Doch anderzijds verklaarden de schen- eenre sijden die Moulenbeeck (= Geleenbeek), ter andere de
kers dat zij beiden gedurende de rest van hun leven niet Pesch, voor een hooft die Kuetelbeeck dander hooft die
348
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 349
Het ”Huis op de Berg” gezien vanuit het noordoosten <Tekening Daaraan werd toegevoegd dat het geheel belast was met een
P.A. Schols 1930>. jaarlijkse kerkrente van drie koppen ”saets” en drie ”capuij-
nen” (= kapoenen: gecastreerde hanen). En hierop volgde:
wed(uwe) Daem Penders, groot aen maten 438 roeden” ”Die geheele bouwagie op den Bergh worde gewardeert eene
<Bollen senior, Geleen, 154>. somme van 600 gulden”.
Giel Hamers is blijkbaar nooit naar het ”Huis op de Berg” Dat gebouw met de erom liggende grond werd aan de
verhuisd. In dat gebouw kwam zijn dochter Bilke (= Sybilla) schoonzusters Sybilla Hamers - Lemmens en Sybilla Custers
Hamers (*15-6-1631) met haar echtgenoot Stas (= - Hamers als de loten A en B toegewezen en zij besloten het
Eustachius) Custers en hun kinderen wonen, want Bollen in twee gelijke oppervlakten te verdelen. Voor de lokatie van
tekende in 1676 hierbij aan: ”in’t gebruick die wed(uwe) die helften is het van belang te noteren dat de hierboven als
Stas Custers op den Bergh”. Het echtpaar Custers - Hamers reingenoot genoemde Dirck Penris eigenaar van het ten
had de volgende kinderen: zuiden aan het geheel grenzende perceel was en dat bijgevolg
(1) Andries Custers (*28-11-1654). de loten A en B respectievelijk op de zuidelijke en de noor-
(2) Adam Custers (*19-1-1660). delijke helft sloegen.
(3) Meijken of Marijken Custer.s (*2-11-1661) trouwde met De verdelingslijn begon in de woning tussen de ”neeren” (=
Peter Maes. gang) en de keuken en werd dan zodanig naar het oosten tot
(4) Anna Custers (*18-8-1664). aan de ”Meulenbeeck” (= Geleenbeek) en naar het westen
(5) Christina Custers (*2-12-1666). tot aan de Pesch getrokken dat het geheel in twee helften
(6) Claes Custers (*11-2-1669). met gelijke oppervlakte (219 roeden) en van gelijke waarde
Uit het bericht van Bollen in 1676 blijkt dat Stas Custers zou worden verdeeld. Van het gebouwencomplex werden de
toen reeds overleden was. Zijn weduwe zou in 1695 de noor- keuken, een kamer en de poort, met een totale waarde van
delijke helft van het ”Huis op de Berg” erven. 300 gulden, aan lot A toegekend, terwijl de gang, een kamer,
de stal, de schuur en de kelder onder ”den koolhoff”, die
samen eveneens 300 gulden waard waren, tot lot B werden
gerekend. Maar ingeval die kelder aan de eigenares van lot A
”te naer” zou staan, zou hij moeten worden verwijderd.
Teneinde te verzekeren dat beide helften dezelfde waarde
hadden, zou die kwestie worden voorgelegd aan ”timmer-
luijden die welcke daervan verstand sijn hebbende ende den
enig den ander kan vergoeijen naer redelijckheijt” <MBNA nr.
4672>. Na die deling zal allicht elk van de helften van het
gebouw zijn uitgebreid om voldoende ruimte voor een gezin
te bieden.
De situatie wordt begrijpelijker als men de latere spoorlijn
en de aan weerszijden daarvan aangebrachte parallelwegen
wegdenkt, want het hele terrein rond het ”Huis op de Berg”
strekte zich uit tot de noordelijke tak van de Peschstraat, die
toen tot aan de Koebrug over de Geleenbeek liep.
Het gebouw met de grond in twee gelijke helften verdeeld Het ”Huis op de Berg” gezien vanuit het zuidwesten <Schilderij M.
(1695) Pelsers 1930>.
Op 15 juli 1695 werd de nalatenschap van Giel Hamers,
bestaande uit 19 akkers en weiden en het ”Huis op de Berg”,
met een totale waarde van 8.480 gulden, 5 stuivers en 2 ort,
onder zijn erfgenamen verdeeld. Uit de verdelingsakte blijkt
dat toen van zijn vier zonen nog slechts Dries in leven was
en dat zijn drie dochters Bilken, Jen en Enken weduwen
waren, van wie alleen de laatstgenoemde hertrouwd was (zie
onder Ten Eijsden in hfdst. IX A, nr. 9). Tevens deelde zijn
schoondochter Sybilla Lemmens, weduwe van zijn zoon
Willem, in de erfenis.
De tekst van de verdelingsakte gaf de ligging en de omvang
van het ”Huis op de Berg” aldus weer: ”Huis ende hofplaets
gelegen op den Bergh, reing(enoten) Dirck Penris, de
gemeijne Pesch, hooft de Meulenbeeck, groot 438 roeden”.
349
geschiedenis van Geleen deel 3:geschiedenis van Geleen deel 3 02-11-2011 16:53 Pagina 350
De weduwe Hamers - Lemmens verkoopt haar zuidelijke In 1746 woonden de ouders Henssen - Hamers nog in de
helft (1708) zuidelijke helft van het ”Huis op de Berg”. Daar is Hendrik
Er zijn de volgende zes kinderen van het echtpaar Hamers - op 12 november 1752 overleden. Als eigenaar van die helft
Lemmens bekend: werd hij door zoon Andries Henssen opgevolgd. Deze
(1) Petien (= Petronella) Hamers (*16-12-1668). trouwde (6-2-1749) met Maria Maes(sen) († 19-1-1796).
(2) Maria Hamers (*26-9-1670). Dit echtpaar kreeg zes kinderen:
(3) Enken (= Anna) Hamers (*20-7-1673). (1) Maria Elisabeth Henssen (*13-5-1749) trouwde met
(4) Margaretha Hamers (*15-1-1676) schijnt jong te zijn Hendrik Lienaerts of Leenders uit Puth-Schinnen; zij gingen
gestorven. aan de Peschstraat wonen.
(5) Jenne (= Johanna) Hamers (*12-2-1679). (2) Jan Hendrik Henssen (*15-10-1751) volgt.
(6) Gielgen (= Michiel Hamers (*3-2-1683). (3) Willem Joseph Henssen (*18-3-1753).
Aangezien al die kinderen in Geleen gedoopt werden, mag (4) Johanna Sybilla Henssen (*1-3-1756).
wellicht worden aangenomen dat het gezin Hamers - (5) Maria Mechtildis Henssen (*21-4-1758) trouwt met
Lemmens enige tijd in het ”Huis op de Berg” heeft Jacob Willems.
gewoond. Daarnaast vermeldt het doopregister van Geleen (6) Catharina Elisabeth Henssen (*4-4-1764).
nog de volgende twee kinderen van Willem Hamers, name- Zoon Jan Hendrik Henssen († 15-2-1826) trouwde met
lijk Jan Hamers (*14-3-1683) en Bilcken (= Sibilla) Hamers Anna Margaretha Lienaerts of Leenders (*Puth-Schinnen
(*21-10-1686). Beiden waren als mede-erfgenamen 22-1-1776) en bleef met haar in zijn ouderlijk huis wonen.
beschouwd. Op 13 mei 1819 maakten zij ieder afzonderlijk hun testa-
Op 2 april 1708 verklaarde Sybilla Hamers - Lemmens voor ment. Daarbij vermaakten zij aan de langstlevende al hun
de schepenbank dat zij en haar kinderen Petien, Enken, ”gereyden, huysraed, lynwaet, akkergereedschap, kleagien (=
Jenne, Jan, Gielgen en Bilcken Hamers het ”huijs op den kleding) en alle mobilaire effecten en beweegelyke goederen,
Pesch genaempt den Bergh, reing(enoten) Herman stroye, mest, vedding (= allerlei meststoffen), actieve
Koumans, Dirck Penris, hooft de Meulenbeeck en den Pesch schulden en comptante (= contante) penningen, en voorts
met de boomen op den Pesch, totaal 219 roeden” voor de generalyk alle voorwerpen tot geen gestadig gebruyk
som van 738 gulden hadden verkocht <LvO nr. 1316>. Die som geplaats(t) zynde” en tevens het levenslange vruchtgebruik
schijnt erop te wijzen dat de zuidelijke helft van het complex van alle onroerende goederen.
sedert de verdeling van 1695 zodanig uitgebreid en/of Jan Hendrik Henssen overleed op 15 februari 1826 en een
vernieuwd was dat haar waarde aanzienlijk gestegen was. jaar later, op 13 februari 1827, trouwde zijn weduwe met
Mathijs Houtbekkers (*Beek 25-2-1785). Toen ook haar
Families Henssen en Engwegen in de zuidelijke helft (sinds tweede echtgenoot overleed (22-1-1848) besloot zij haar
1708) woning te verkopen. Op 25 mei 1848 had in de herberg van
De kopers, Hendrik Henssen, wiens achternaam ook soms Caspar Cloots in de Dorpstraat (= Marcellienstraat), tegen-
als Henschen werd gespeld, en zijn echtgenote Maria over de ingang tot het kerkhof te Oud-Geleen, voor notaris
Hamers, dochter van Willem Hamers en Sybilla Lemmens, J.R. Lemmens de overdracht plaats van die woning en een
betaalden toen 338 gulden, terwijl de rest (400 gulden) door aangrenzende tuin en boomgaard.
Hendrik moest worden voldaan ”aen sijnen swaeger of
(schoon)susters of derselven wettige representanten naer Het ”Huis op de Berg” gezien vanuit het oosten <Tekening P.A. Schols
sijne schoonmoeders doodt mits in handen houdende sijne 1930>.
wettige partije” <LvO nr. 1316>. Hendrik Henssen was op 27
september 1699 te Geleen met Maria Hamers getrouwd en
de volgende dag was hun huwelijk ook te Beek gesloten. Dit
laatste had waarschijnlijk voor de hervormde predikant
aldaar plaats, zoals dat door de Hollandse autoriteiten werd
voorgeschreven. Daaruit valt te concluderen dat de bruide-
gom uit Beek afkomstig was. Dit echtpaar kreeg de volgen-
de kinderen:
(1) Catharina Henssen (*19-8-1702).
(2) Andreas Henssen (*16-11-1704) volgt.
(3) Willem Henssen (*13-1-1707).
(4) Peter Henssen (*5-4-1709).
(5) Sibilla Henssen (*26-4-1715) trouwde (23-1-1744) met
Jan Engwegen (*13-1-1711), met wie ze het huis betrok dat
door het echtpaar Maes - Custers in de hoek tussen de
Geleenbeek en de Keutelbeek gebouwd was.
350