The words you are searching are inside this book. To get more targeted content, please make full-text search by clicking here.

Jaargangen 1 t/m 9 PKN Kwartaalblad
(775 pagina's)

Discover the best professional documents and content resources in AnyFlip Document Base.
Search
Published by Stichting PKN, 2019-02-17 18:13:25

Jaargang 1 t/m 9

Jaargangen 1 t/m 9 PKN Kwartaalblad
(775 pagina's)

G.A.BRONGERS AFGETREDEN ALS CONSERVATOR VAN HET NIEMEYER
NEDERLANDS TABACOLOGISCH MUSEUM

De heer Brongers, tevens bekend als auteur van verschillende
tabacologische boekwerken, is reeds per 1 januari 1985 afge-
treden als conservator van het tabaksmuseum van de Kon. Be-
drijven Theodorus Niemeyer b.v.
De Koningin verleende hem mede in dit verband- doch ook voor
vele andere functies en bijdragen aan het culturele leven in
de Provincie Groningen- het ridderschap in de Orde van Oranje-
Nassau.

Conservator thans is de heer T.Helperi Kimm. Deze was dat
echter reeds meer dan 15 jaar naast de heer Brongers. De heer
Helperi Kirmn was van 1963-1981 secretaris van de Raad van Be-
stuur van de Kon. Bedrijven Theodorus Niemeyer b.v .. In 1981
werd hij benoemd tot direkteur van het Noordelijk Scheepvaart-
museum te Groningen.
Zoals velen van u weten is het tabacologisch museum samen met
het scheepvaart museum gevestigd in twee fraaie gerestaureerde
middeleeuwse panden. Het adres is: Niemeyer Nederlands Tabaco-
logisch Museum, Brugstraat 24-26, 9711 HZ Groningen, tel:050-
122202

NIEUWE LITERATUUR:

Peter Davey, Ed. The Archaeology of the Clay Tobacco Pipe IX.
More pipes from the Midlands and Southern England. Prijs i:24.-
ISBN 0860543552. BAR, 5 Centremead, Osney Mead, Oxford OX2 ODQ
England

R.Cauwe, Geschiedenis van de tabak in de Leiestreek. Overdruk
uit "De Leiegouw", afl. 3-4, 1983. Te bestellen bij het Stede-
lijk Museum voor pijp en tabak. Marktstraat 100, 8730 Harel-
beke, België. Prijs !3,-

Jean Leo, Le grenie r du collectionneur, 3éme Trim. 1985. Ver-
koopcatalogus van boeken en pijpen . Uitgave Mr. J.Leo, 238
Avenue Orban, 1150 Brussel, België

J.Fraikin, Pipiers de Uallonie. Enquêtes du musée de la vie
Wallonie, Tome XIV, no.161-164, 53-54 années, 1976-1977. Te
bestellen bij: Musée de la vie Wallonne, Cour des Mineurs,
Luik, België. Prijs !15,-

75

DE ORDE VAN HET GULDEN VLIES OP PIJPEKOPPEN

door Kees Faas (Krommenie)

In.oktober 1985 werd Koningin Beatrix tijdens haar staatsbe-
zoek aan Spanje onderscheiden met de Orde van het Gulden
Vlies. Deze hoogste Spaanse onderscheiding werd in 1430 door
Philips de Goede in Brugge gesticht en is via Maximilliaan I,
uit het huis Habsburg, aan Oostenrijk gekomen.
Het hoofddoel van de orde was de verdediging van de christe-
lijke godsdienst; nevendoel was een grotere bloei van de rid-
derstand.
Onder de Nederlanders, die de orde kregen bevinden zich:
Willem van Oranje en de koningen Willem I, II en III en vele
edelen, waaronder Jan van Wassenaar, burggraaf van Leiden.
Zijn wapen, omgeven door de keten van het Gulden Vlies met de
ramsvacht, is te zien in de St. Bavokerk te Haarlem.
De Gulden Vlies juwelen bestaan uit een keten met een gouden
ramsvacht, door Philips de Goede ontleend aan de Griekse my-
thologie. Het betreft de vacht van een aan Zeus geofferde ram,
geplaatst in een tempel en bewaakt door een nooit slapende
draak. Jason en de Argonauten wisten echter toch het Gulden
Vlies te bemachtigen.
De orde werrl re~elm~tig afgebeeld op munten (afb.4) en komt
ook op enkele pijpekoppen voor.
Op de eerste pijpekop (afb . !), gemaakt tussen 1730 en 1740
(43 mn hoog), staat aan de linkerzijde Karel V (1500-1558) af-
gebeeld. Wellicht betreft het een herdenkingspijp, want in
1530 werd deze vorst uit het Habsburgse Huis door de Paus tot
Rooms-Keizer gekroond. Op zijn rechterhand draagt hij de
rijksappel en links het zwaard (vgl. Pijpelogie van Friederich
blz.113,no.l). Onder zijn voeten staan drie Franse lelies en
aan weerszijde van zijn hoofd staat de t ekst CAR. DE 5. De
rechterzijde van de kop (afb.2) toont de Orde van het Gulden
Vlies. Boven de keten is een bladerkroon en binnen de keten
twee gekruiste zwaarden en de tekst PLUS ULTRA (de aller-
grootste). De tweede pijp (afb.3) werd rond 1750 in Gouda ge-
maakt (hoogte 38 mm). Het hielmerk is de liggende leeuw en het
type komt overeen met afb.5-8 in PKN nr.15, blz.63 (Het Goudse
pijpenmakersgeslacht Verzijl, door J.van der Meulen).
Keizer Frans I, die staat afgebeeld was in 1736 gehuwd met
Maria Theresia van Habsburg, keizerin van het Duitse rijk en
soeverein vorstin van de Oostenrijkse erflanden. In 1745 werd
Frans tot Rooms-Keizer gekroond. Duidelijk is te zien dat hij
de keten van de Orde van het Gulden Vlies draagt.

76

afb.l. Linkerzijde afb.2. Rechterzijde

afb.3. Keizer Frans I afb.4. Rekenpenning van de re-
kenkamer in Holland, 1507, ko-
per: achterzijde; vuurstaa l en
keten van het Gulden Vlies.

77

NIJVERHEID

Via Jos Engelen ont-..i.ng de redaktie, van de fam.Bergmans, een
interessant artikel over de produktie van kleipijpen in de fa-
briek van P.Goedewaagen & Zn. Dit artikel i s geschreven door
E.A. Zwaaneve ld en gepubliceerd in het maandblad 11Victoria11 i n
1908.
Hoewe l wij er de voorkeur:aangeven om originele artikelen t e
publiceren maken wij deze keer een uitzondering, vanwege het
informatief karakt er van het stuk,alsmede de vele illustraties
die afgebeeld staan. Ondanks het verouderd taalgebruik zullen
wij het gehele artike l overnemen , waardoor men zich bete r in
de sfeer kan inleven.

De Goudsche Pijp

Eeni gen tijd geleden vatte ik het voornemen op om den l ezer s
eens een en ander mede te deelen aangaande de pijpen-industrie
t e Gouda. Met dit doel voor oogen richtte ik tot de Heeren
P.Goedewaagen & Zn., fab rikant en van pijpen en grof aar dewerk
te Gouda het verzoek om hunne fabrieken een s te mogen bezich-
tigen. We l willend werd mij di t toegestaan en in gezelschap van
den zoon des eigenaars, deed ik zoo 'n aangename wande ling door
de ver sch i l l ende werkpl aa t sen , dat dit bezoek nie t gemakkelijk
uit miJne herinnering zal verdwijnen. Ik zal nu trachten,
a lles wat ik zag en hoorde zoo duideli jk mogelij k mede te dee-
len. Deze taak is mij bizonder verl i cht door àe bereidwillig-
heid, waarmee genoemde Heeren mij de welgeslaagde kiekj e s van
de verschillende afdeelingen hunner bloeiende en groot ste pij-
pen fab riek van Gouda ter verduidelijking en opluistering van
mijne beschrijving ter beschikking stelden .
Bij het binnentreden van het kantoor t r ekt een zwart bord,
waar op een negental kunstig vervaardigde mode llen van pijpen
zijn t entoonges t e ld, onze aandacht . Het zi jn de pijpen, die
vervaardigd werden t ijdens het bezoek van onze geëerbiedigde
Koningin in geze ls chap van Har e Moeder in de maand April van
1897 . En als bewij s van dit Hooge bezoek prijken sedert dien
t ijd de handteekeningen in het vreemde lingenboek. Bij het ver-
late n van het kantoor t reedt men de monsterkamer binnen. Aan
den wand zi e t men twee borden, waarop a lle in de fabriek ver-
vaardigde soorten pijpen (dit getal b edraagt ruim duizend)
zijn tentoongesteld. Van de eenvoudige stompjes tot de mees t
bewerkeli j ke mode ll en trekken hier de aandacht. Een zelfde mo-
del treft men ook soms in verschillende kleuren aan. Kortom
voor een ieder zonder onderscheid is uit deze gr oote versche i-
denheid gemakkeli j k een keus te doen. Met deze monsterborden

78

voor zich zal ieder aanschouwer moeten bekennen: 11Daar is voor
elk wat wils."
Van hier begaven wij ons naar de berg- of bewaarplaatsen der
verschillende soorten ruwe pijpaarde. Bovenstaande reproductie
(afb.1), vervaardigd naar een goedgeslaagde fotografische op-
name, geeft een getrouw beeld der bergplaats voor de Belgische
of in den omgang ook wel Maastrichtsche klei genaamd.Deze
klei, die afkoms tig is uit de Ardennen in den omtrek van Namen
wordt uit den grond gehakt. Hierdoor ontstaan diepe kuilen,
die den naam dragen van "puit", d.w.z. put, met daarin uitlo-
pende gangen. Per scheeps- of spoorgelegenheid wordt de
Belgische pijpaarde aangevoerd. Ook zijn gelijksoortige be-
waarplaatsen ingericht voor de Duitsche en Engelsche pijpaar-
de. De Duitsche klei, die uit de omstreken van Coblenz afkom-
stig is, wordt in vrij regelmatige plakken van kleilagen af-
gestoken. De Engelsche klei wordt evenals de Belgische aan on-
regelmatige stukken uit den grond gehakt. Men ziet toe, dat de
lucht en zonnewarmte vrijen toegang tot de klei hebben en deze
dus allengs droger doen worden. Eerst als de stukken voldoende
gedroogd zijn, kan met de verdere bereiding begonnen worden.
Op den linkerkant (afb.2) ziet men de ruwe klompen gedroogde
klei, zooals die uit de voorraadschuren zijn gehaald. Deze
groote klompen worden tot kleinere stukjes geklopt en daarna
in een groeten bak, die voor een groot deel met water is ge-
vuld, geweekt. De gebruikelijke term luidt 11 zooken". Is de
klei voldoende doorweekt, dan laat men het overtollige water
door een in den bodem aangebrachte kraan wegloopen. Uit den
aard der zaak is de gezookte klei veel te nat om verder bear-
beid t e worden.
In de ruimte, die op de teekening aangegeven is tusschen de
bewaarplaats der ruwe klompen en de plank, waarop de werkman
deze klompen tot kleinere stukjes breekt, bevindt zich de
plaats, waar alles, wat in de fabriek aan ongebakken klei af-
valt, wordt bijeengebracht. Deze nschrobbeles", zooal s deze
afval wordt genoemd, wordt tegelijkertijd met de doorzookte
klei in de kleimolen dooreen gemalen en op deze wijze tot een
homogene massa gemaakt, die langzaam onder aan de molen uit
een opening te voorschijn komt en door een ijzer- of koper-
draadje wordt afgesneden . De nu verkregen blokken gemalen pij-
penklei worden naar den kelder gedragen, waar zij worden
neergelegd om aldaar een soort van rottingsproces te onder-
gaan. Alvorens verder te gaan, zij er hier reeds op gewezen,
dat elke soort van pijp ook een meer bepaald daarvoor geschik-
te soort klei nodig heeft. De noodige verschillende soorten
worden door menging der voorhanden zijnde hoofdsoorten verkre-

79

afb. l . Bergplaats der Belgische klei

afb .2. Het kl oppen, zooken en malen der klei
80

gen. De voor het mengsel benodigde hoeveelheden der ruwe pijp-
aarde worden geklopt, gezookt en in den kleimolen nogmaals
innig vereenigd. De voorraad in den kelder is voldoende voor
de fabricage gedurende ruim! jaar. Naar gelang nodig is, wor-
den de blokken klei, die zoo ongeveer een jaar gelegen hebben,
uit den kelder gehaald, nogmaals flink in den kleimolen gema-
len en daarna naar de fabriek gebracht om aldaar tot pijpen
verwerkt te worden. In het voorbijgaan werd mijn aandacht nog
gevestigd op een geel gekleurde, ijzerhoudende kleiaarde. Van
deze kleiaarde, waarvan de bewerking overigens in niets van
de andere soorten afwijkt, worden de in den handel verkrijg-
bare roode pijpen gebakken. Na deze werkzaamheden, die alle
betrekking hadden op het klaarmaken van de noodige grondstof,
de 11 pijpaarde11 , komt de thans geschikte pijpenklei in vr1J
regelmatige vierkante blokken ter beschikking van den ;,roller'.'
Met een ietwat kunstenaarsoog doet de 11 roller" een greep in de
klei en geeft in een ommezien aan het door hem afgeknepen
klompje klei den vorm van een schietlood aan een dik koord.
Dit is nu de grondvorm van de aanstaande pijp . De roller gaat
steeds voort met het maken van deze grondvormen, en maakt bos-
jes, die uit 18 stuks van deze allerprimitiefste pijpen be-
staan.
Na den roller komen de bosjes in handen van den 11kaste r". Stuk
voor stuk neemt de 11kaster" deze nog zoo weinig op een pijp
gelijkende kleimassa's in de hand. Hij plaatst het schietlood-
vormige dikkere gedeelte op de goot en brengt de w11 ijer" door
het koordvormige verlengsel. De "wijer" is een ijzerdraad, dat
vooraan een uiterst klein plaatje heeft. Op gevoel schuift het
koordvormige verlengsel tusschen duim en voorste vinger der
linkerhand en even snel verdwijnt de wijer in wat straks de
opening in de pijpeschenk zal vormen. Is de wijer tot op± 1

cM. van de kop gekomen, dán plaatst: de kàster het geheel in

een koperen vorm. Deze koperen vormen, die aan de fabriek zelf
ontworpen, gegoten en verder afgewerkt worden, bestaan in het
eenvoudigste geval uit twee volkomen op elkander passende dee-
len.
Zoodra de kaster de kleimassa daarin heeft neergelegd en de
twee deelen, die met pen en gat op elkaar passen, op elkaar
heeft gelegd, plaatst hij dezen vorm tusschen een schroef en
draait deze aan. Het overtollige van de klei perst in hoofd-
zaak aan den onderkant van den vorm naar buiten. De kop van
den vorm, die voor een groot deel met het op een schietlood
gelijkend klompje klei gevuld is, wordt nu aan de binnenzijde
geheel roet klei bedekt, doordat de kaster deze roet zi jn zoo-
genaaroden 11 stopper'1 , dit is een metalen werktuigje, daarin

81

uiteen stampt. _Is de kop klaar, dan wordt de wijer nog dieper
ingestoken, zoodat het rookkanaal in den kop der pijp uit-
mondt. Vervolgens wordt de vorm geopend en de pijp daarui t ge-
haald. Aan den onder- en bovenkant van de steel vindt men de
overblijfsen van de klei, die de vorm niet bevatten kon. Met
een sikkelvormig ijzertje, 11schenker" genaamd, worden die aan-
hangsels verwijderd en zoo goed mogelijk de achtergelaten zoom
weggenomen. Daarna wordt ook de wijer er uitgetrokken en met
voorzichtigheid legt men de pijp in daartoe bestemde bakjes.
Om het kromtrekken der stelen te voorkomen zijn zelfs gootjes
of groefjes aangebracht, waarin de steel kan worden gelegd en
om tevens bij het drogen het optrekken te beletten kan men dan
áls middel daartegen een plankje 9p de pijpestelen leggen.
Een en ander van het hier boven beschrevene vindt men aangege-
ven op de hier voorgaande afbeelding (afb.3).
Links op den voorgrond is een jongmensch bezig met het zooge-
naamde 11 rollen". De rechts van hem zittende persoon is bezig
met de verdere vorming der pijpen, het plaatsen in den vorm
of 11kasten". Rechts op den voorgrond is iemand bezig met het
voorzichtig neerleggen der gevormde pijpen in de daarvoor be-
stemde bakjes. Er zijn bakjes in gebruik voor 1/5, 1/4 en 3/5
gros. In het midden op de achtergrond ziet men iemand afge-
beeld, die op het punt staat om zijn tot zoover klaargemaakte
pijpen over te brengen naar een andere afdeeling der fabriek,
n.l. die der 11 tremsters 11 •

Een enkele blik op deze afbeelding (afb.4) is voldoende om op
te merken, dat uitsluitend meisjes of vrouwen voor dezen ar-
beid worden gebruikt. Hoewel de afbeelding een uiterst getrouw
beeld geeft van dit gedeelte der fabriek, toch kan men er de
eigenaardige bewerking niet op waarnemen, waarom ik den aard
van dezen arbeid nader zal omschrijven.
De tremsters verwijderen door afsnijding het op den kop voor-
komende kraagje van klei. Daarna maken zij den bovenkant van
den kop glad en gelijk en rond door den zoogenaamden 11botter".
Verder worden de zoomen op den kop door middel van den 11 snoei-
er" zoo zuiver mogelijk glad gemaakt. Tevens wordt het merk
op den hiel der pijp geplaatst en de firmanaam door ronddraai-
ing van den steel daarop ingedrukt. De aldus getremde pijpen
worden nu zorgvuldig stuk voor stuk nagezien, want slechts
die, welke zonder gebreken zijn, gaan naar de volgende afdee-
ling om aldaar geglansd te worden.
De hierneven gegeven afbeelding (afb.6) toont rechts drie
meisjes, di e met het zoogenaamde 11glanzen" bezig zijn. Het
best kunnen wij de bewerking gadeslaan bij het meisje, dat in

82

afb.3 . Het rollen en kasten der pijpen

afb.4. Het tremmen der pijpen

83

het midden op den voorgrond is afgebeeld. In de linkerhand
houdt zij de pijp. In de rechterhand een van een handvat voor-
ziene agaatsteen. Deze agaatsteen beweegt zij vlug en licht
heen en weer zonder een plekje van de nog ongebakken pijp over
te slaan. Hierdoor wordt de oppervlakte glad en glanzend en
daarmede is aan de ongebakken pijp de laatste hand gelegd.
Zooals op de afbeelding duidelijk is waar te nemen, zijn hier
de geglansde pijpen in groot aantal aanwezig. Men wordt duide-
lijk een hooge stapel van bakjes, die alle met pijpen gevuld
zijn, op den achtergrond gewaar. Zij blijven hier opgestapeld
staan om zooveel mogelijk te drogen. Hiervoor is een betrekke-
lijk hooge warmtegraad noodig. Deze warmte wordt op zeer prac-
tische wijze hier verkregen. Tweemaal in de week, wanneer de
arbeidsters de zaal verlaten hebben, wordt de schuif geopend,
waardoor de resteerende warmte, die na het uitbranden van den
oven nog daarin aanwezig is, over deze zaal wordt geleidt.
Wanneer de pijpen voldoende gedroogd zijn, worden zij voor-
zichtig in vuurvaste potten geplaatst. Het middelste der drie
op den voorgrond afgebeelde meisjes is met dezen arbeid bezig.
Zij neemt de pijpen uit den bak, die rechts van haar is afge-
~eeld en plaatst deze pijpen met de koppen naar omlaag rondom
een zoogenaamde "trompet", die in het midden van de pot is ge-
plaatst. Men begint met de langste pijpen het eerst en vervol-
gens die, waarvan de steel korter is. Zoo gaat men voort tot
de pot geheel is gevuld. Om het verschuiven of omvallen der
pijpen te beletten, strooit men tusschen de pijpen gruis, dat
afkomstig is van in de breekmachine gemalen afval van gebakken
pijpen. Boven, waar de steelen der pijpen bij elkaar komen,
wordt een steenen ring gelegd en de pot is nu gereed om in den
oven geplaatst te worden.
Men ziet (afb.5) een man bezig met het plaatsen van aardewerk
boven op de met pijpen gevulde potten. De oven biedt ruimte
voor wel 90 à 100 dergelijke potten, die samen zoo ongeveer
500 gros pijpen van verschillende vormen en kleuren bevatten.
Hij wordt tweemaal per week gevuld, zoodat niet minder dan
ongeveer 1000 gros pijpen alle weken vervaardigd worden. Van
de nog opengebleven plaatsjes tusschen en inzonderheid van de
ruimte boven de potten wordt gebruik gemaakt om het in de fa-
briek vervaardigde grof aardewerk, zooals melkkannen, wasch-
teilen, fonteinen voor kippen en dergelijke voorwerpen te bak-
ken. Op den grond van den oven, die ongeveer op 1 M. afstand
van den beganen grond zich bevindt, toont de afbeelding nog
een zevental spleten. (De overige zijn door de ingebrachte
potten reeds bedekt).
Als de oven voldoende gevuld is, dan wordt de opening, die op

84

afb . 5 . Het vullen van den oven

afb.6 . Het glanzen der pijpen

85

de afbeelding naar binnen doèt ziel), fl ink di ch t gemetseld.
Onder op den grond zijn de zoogenaamde stookgaten, waarin de
noodige lange Friesche turven worden geworpen om het vuur on-
geveer 24 uur t e onderhouden . Natuurlij k wordt voor h e t bakken
der pijpen een bepaalde hitte vereischt . Deze warmtegraad be-
draagt niet minder dan ruim duizend graden Ce l s ius. De vlammen
stijgen door de spleten, die in den vloer van den oven z ij n
aangebracht, naar omhoog en kronkelen z i ch tussch en de potten
en het daarop en tusschen bevindende aardewer k en zet a lles
als het ware i n eenen vuurgloed. Wanneer de oven gaar is,
houdt men met stoken op.
Links op d e afb eelding (afb .5 ) zi e t men dr i e po tten, elk met
een mu ts op, afgebeeld . Dit is o . a . noodig bij de vervaar-
diging van zwarte pijpen . Evenals de gewone witte pijpen heb-
ben deze vóór het bakken de blauwgri jze kleur der gewone pijp-
aarde . Bij het vullen der po tt en wordt evenwel een zekere hoe-
veelheid zaagsel van eikenhout daarin gedaan en daarna de pot
door midd e l van de muts zorgvuldig afgesloten. Het zaagsel kan
door het afsluit en niet verbranden , maar smoort en ontwi kk e lt
daardoor een massa rook, die zich zoo innig onder het bakken
der pijpen met deze vereenigd , da t men na het bakken zou mee-
nen, da t deze pijpen uit een spec i aal soort zwarte kle i zijn
vervaardigd.
Zie hier (afb.7) van den oven gedurende he t stoken. Links van
den oven wordt men de uittredende vlam gewaar. Het i s aan deze
vlam te zien voor den pr actisch ervaren stoker, of de oven
,.gaa r" is, zooal s men dat noemt. Doch de praktijk heef t alwe-
der een middel bedacht om van tijd tot tijd de uit ervaring
ver kregen overtuiging met de werkelijkheid te controleeren.
De zoogen aamde Seger kegels , die bij verschillende warmtegra-
den tot smelt ing overgaan, toonen bij het leegmaken van den
oven du idelij k aan of de warmtegraad werkelijk ongeveer in
overeenst emming was me t die welke vermoed werd in den oven
aanwezig t e zijn.
Ook het vervaardigen der vuurvaste potten is op nevens taande
afbeel ding aangegeven. In tonnetj es , waarvan de duigen door
ijzeren banden bij eengehouden worden, werpt men een flinke
mas sa vuurvaste klei . Deze massa wordt langs den wand van he t
t onnetje naar omhoog gewerkt, zoodat t en laats t e di t aan den
binnenzijde geheel me t een laag vuurvaste kl ei is bedekt. Na
het wegnemen der ij zeren banden va llen de duigen uiteen en
treedt een nieuwe , nog ongebakken vuurvaste pot te voorschijn.
Wanneer de oven voldoende is a f gekoeld, wordt de opening weder
opengemaak t, de inhoud daaru it gehaald en naar de daar toe be-
stemde lokalen weg gebrach t.

86

afb.7. Het stoken van den oven en het vervaardigen
van vuurvaste potten

afb.8. Het ledigen der vuurvaste potten en het doopen
der gebakken pijpen

87

afb . 9 . Het snollen, soorteren en van etiquetten voor-
zien der pijpen

afb .10. Machinale vervaardiging van pijpen voor export
88

Zoo toont de volgende afbeelding (afb.8) het leegmaken der
vuurvaste potten. Hierboven ziet men afgebeeld, dat de gebak-
ken pijpen uit de potten worden gehaald. Alvorens de pijpen in
gebruik te kunnen nemen, is het noodig, dat men het deel der
pijpesteel, dat met den mond in aanrakinp zrlJ. komen, de bui-
tengewoon groote neiging tot kleven aan de lippen ontneemt.
Dit doel bereikt men door de pijpen te dompelen in een bak ge-
vuld met een mengsel van water, Spaansche zeep en witte was.
Daarna is de pijp voor het gebruik gereed en worden de pijpen
gebracht naar de afdeeling, waar alles voor de verzending
wordt klaar gemaakt.
Dat het hier ook recht druk toegaat en vele handen noodig zijn
om aan de vele aanvragen om "Goedewaagen's" pijpen te kunnen
voldoen, blijkt duidelijk uit de afbeelding (afb.9), die be-
trekking hierop heeft. Hier in deze afdeeling worden de pijpen
gesorteerd. Mogelijke barstjes en plekjes worden hersteld .
Zorgvuldig worden de pijpen nog eens met een wo llen lapje op-
gewreven, waardoor zij de door het bakken eenigszins verl oren
gladheid weder terug bekomen. Sommige soorten worden van eti-
quetten voorzien en daarna in kistjes verpakt en t er verzen-
ding gereed, in de magazijnen opgeborgen.
Zoo is dan tenslotte de klomp klei, die ongeveer 4 à 5 weken
geleden den kelder verliet, omgezet in een aantal pijpen,
welker bestemmingsplaatsen wellicht evenveel verschillen als
de vorm der vervaardigde pijpen zelf. De Goudsche pijp uit de

fabriek van de Heeren P.Goedewaagen & Zn. te Gouda vindt zijn

gebruiker in nagenoeg alle bewoonde oorden der wereld. Zoowel
de Chinees als de Zuid-Afrikaan en de bewoner van Australië
evengoed als die van Amerika genieten hun pijpje tabak uit de
vanouds alom bekende pijpen uit de fabriek van genoemde firma .
De groote massa pijpen, die voor het voorzien in de behoefte
van een zoo groot gebied van afnemers noodig is, bracht de
firma er toe, te trachten de fabricage die tot nu toe uitslui-
tend handenarbeid was geweest , voor zooveel mogelijk thans
machinaal te doen verrichten (afb.10). Een tiental machines
leveren de daarvoor benoodigde pijpen.
Hetzij verre van mij te meenen, hiermede een volledige be-·

schrijving van deze interessante industrie te hebben gegeven.
En hiermede acht ik mijn voorgenomen taak als geëindigd.
Ik dank de Heeren voor hunne aan mij betoonde bereidwillig-

heid.

Gouda , IS juli 1908 . E.A. Zwaaneveld .

89

DE PIJPENBRUG

door J. T. M. Warmenhoven

De inwoners van Voorhout (gelegen tussen Noordwijk en Sassen-
heim) hebben de naam eigenzinnig te zijn. De bijnaam van de
Voorhouters is dwarsdrijvers. Dit naar de dwarsbalk in het ge-
meentewapen . Ik zal een voorbeeld geven van deze o zo dorpse
eigen zinnigheid. De Frank van Borselenlaan wordt altijd Puk-
kieslaan genoemd. 'Pukkie' was de bijnaam van een klein kerel-
tje met een grote vrouw en een zeer groot gezin . De Nagelbrug
heet Hogebrug volgens de Voorhouters . De Schoolbrug ging altijd
als de Lagebrug over de tong. De Noordwijkerhoekbrug mo est het
met de bijnaam 'Pijpenbrug' doen. Hier zit een klein vertel-
linkje aan vast.
Begin 1800 had Voorhout een klein seminarium, genaamd 'Hoge-
~eid1 . Hier waren wel 500 bewoners bestaande uit studenten en
professoren. Vlak voor het avondgebed mochten deze "heren" nog
een wandeling maken, in groepen. Tijdens de wandeling mocht ook
gerookt worden. De wandeling ging stevas t naar de toen nog
houten Noordwijkerhoekbrug. Daar aangekomen waren de lange
kleipijpen leeggerookt. Voor het uitkloppen van de pijpekop
werd de brugleuning gebruikt . Bij deze handeling sneuvelde
nog al wat pijpen. De studenten wisten niet beter of dit was
de 'Pijpenbrug ', vanwege de vele tientallen kapot getikte pij-
pen welke in de loop der jaren in het water werden gegooid.
Als de student in Voorhout zijn laatste wandeling deed alvorens
hij naar het Groot Semenarie in Warmond ging, gooide hij zijn
hele pijp over de l euning en begroef in het nabij gelegen bos
zijn inktpot. Deze laatste worden nog regelmatig opgegraven.
En als de Leidse vaart uitgebaggerd wordt hopen we veel pijpen
en pijpekoppen te vinden.

+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+

GEDICHT (door M.de H.)

Pij penpraat '.
Een pijpje roken

is gezellig en fijn
Pijpjes verzamelen,

daar kan je erg druk mee zijn
Naar pijpjes zoeken,

brengt veel vertier
Maar pijpen opgraven,

geeft het meeste plezier .

90

THOMAS LAURENSZ (1581~1625) TOBACCO PIPEMAKER TE AMSTERDAM

door Ron de Haan en Wiard Krook

INLEIDING

Met de komst van de Engelsen naar Holland begon voor ons de
historie van het pijpmaken. Onder hen bevonden zich pijpma-
kers, die dit ambacht in Holland introduceerden.
Misschien hadden zij de mogelijkheid een gedeelte van hun ge-
reedschappen mee te nemen, zoals b.v. de mallen. Als dit niet
het geval was zullen de eerste, hier vervaardigde mallen, toch
een typische Engelse vorm gehad hebben . Dit wordt mede bewezen
door de overeenkomsten tussen de vroegste Engelse en Hollandse
bodemvondsten.
Deze pijpen, indien gemerkt, zijn meestal voorzien van een
roosmerk, al of niet met initialen. Wat zou er niet boeiender
zijn om de Amsterdamse Thomas Laurensz, mogelijk de eerste
"Hollandse" pijpmaker, aan een gemerkte vondst te kunnen re-
lateren.
Een sluitend bewijs kan men echter pas leveren als de initia-
len van een hielmerk ook zouden voorkomen in een acte, zoals
in het reeds overbekende geval van Rogier Wilkins, die een

acte ondertekende met .l, en ook zijn pijpen van deze initialen

voorzag (1).
Een tweede mogelijkheid is het vinden van produktieafval op
de plaats(en) waar Thomas Laurensz (2) gewoond/gewerkt heeft,
helaas is dit niet het geval.

HISTORISCHE BESCHRIJVING

De ouds te archiefgegevens dateren uit 1607 (3). Het betreft de
inschrijving in het eerste en oudste lidmaatschapsboek van de
English Reformed Church, de Engelse Hervormde Gemeente te
Amsterdam. Als no.36 werd genoteerd:"Thomas Lawrens topaaao
(sic!) pipemaker on the har"lemerstr" (4).
Belangrijke gegevens kunnen worden ontleend aan zijn huwe--
li jksintekenakte, gedateerd 30 mei 1609 (S)(afb. l ), zoals
plaats van herkomst (Londen), beroep (tabaxpypenbakker), leef-
tijd (28 jaar), adres (Lijnbaansgracht)(6) en we maken kennis
met zijn toekomstige vrouw Mercij (Barmhartigheid) Voller uit
Kent (7). Als geboortejaar van Thomas Lourensz valt 1581 te
berekenen. Een zeer belangrijk gegeven is de vermelding, dat
hij reeds negen jaar in Amsterdam woonachtig was. Dat wil dus
zeggen, dat hij zich in het jaar 1600 te Amsterdam had geves-
tigd en wel op negentienjarige leeftijd.

91

'N° - - -•-·-:--·--

_ _ ~ ?J~

6-1Á ~ ~1
~n'%-r-;.,J},<~nO~ne~•r:~f:,:~~.'~.,;~;:id:/')$~.,.,~.,:~;),'~,~..J,.;.{,...2.~..'.-.,,~
!k)JMt,)M11f,4

..

~-
J ~~.,~~~p-~--

~ .

~.

~11°':',!-'.9~~ "1?J !:i,iff~ ..~ (!tl<ltcnn9<•~ q,._;.e.,..b(l ,,<

~•t 't)ffl°bM39fi!-' 9,6E--,cotpi~~~/<Dtt11ttl!-' c»"t'~~.,

~._.,.Li!7 "ee,•. w f'rl..,ei,tdlttJ 3..., Sitnlf' ~"fr• ""~

~•!!-' ,2ri~- ~ fit, ~~ 9i6Mr!)L'~f 9.trfi~t1)t, ~ffi!-'

/ - - - - ~ - - - - - - - - '"id 11:

.-) eet-✓~ ~

Afb . l. Hu
Ge

~,d:#/ ~~ - r- --...-- ----- :-· : ~~

~v1 ,v1c~·L-'"J · .7 / ·,: 1 •·
·

~-,~.k~L~rym~P~,(t',~,:...c2 ~.~.....~. 4.~~/:4;~,~t.{;-~:r-~~"-:,~.·~.-~_i.-k/--~~_:::~,.:.:-ó,~.·,'.f'ii\ '

. -;.,:,

. :.. • . r .

<1i'iie ~•(l , ••,M,~t.1 9,{ttl••~f?, \'oA1f?, / ':>P~f•lrflt.ab~ '3,ir~ ·;: ;
, ftei,Lf' ~-~ /\>o•tf,St(b~ ln~\'olf' W Cf,oet"tttf~rt, {'ttt~~
1
.L., ':8,,11/961!-' 9.t,IJitt"bt•i".9611' 9n,•a:- ;e,_q,"~1~"~11'
i
,ii,' 9,tl,1!-' :Pt•f"""~ 9i0..1ftJ ,<tt'ol!-' ~eR11H9t~.. ttJ Be.t9t'._,
·t
:tJ Stf111t1)t?7 'àiltJ ~AL'~c!J&'II•),, 9.,ffl»ieti3&''- . '.:.' : ,1,

~· 'i

i

1i

uwelijksintekenacte van Thomas Laurensz
emeentelijke Archiefdienst Amsterdam, DTB 414/77

Transcriptie van de acte:

Den 30 May 1609

Compareerden als voren Thomas Laurenszn van

28 jaren ~o~~~de op de Lynbaensgrafte verk

Bermhertigheit Voller van Kent oud 29 jaren

houtmaerkt verklarende mede gee n ouders t e

Ende ghaven aen datse aen malcanderen . . . (e

THOMAS LAURENSZ X

NB. In de kant l ijn staat ges chreven : Th oma
(Engels voor genade , barmhar tigheid, w

'w°

n Londen taba xpypenbakker oud
klarende geen ouders te hebben ter eenre Ende
n w3oannensde inde Wye steegh byden

hebben ter andere zyde
enz.)

as Lauren sz . Daa r onder Merc i j
weldaad, ge l uk , enz.)

Afb.2. Kaart waarop de drie pl aatsen (pijlen) zijn aangegeven
waar Thomas Laurensz gewoond/gewerkt heeft.
Detail uit een kopergravure van Balthasar Fl orisz van
Berckenrode 1625 (le druk) .

94

In 1610 werd hun eerste zoon, Mathew genaamd~ geboren.
Een acte, gedateerd 7 november 1611 (8), afkomstig uit het no-
tariële archief van notaris W.Cluyt werd voor lange tijd als
het oudste dokument gehouden, waarop een pijpenmaker werd ver-
meld. Het is een acte waarbij de boe ckdiüd<.er en tabèwkpijpma-
ker, de Engelsman Willem Jorisz. Bosman (William Jorreson
Boyeseman) uit Amsterdam zijn vroegere baas, de boeckdrucker
Broer Jansz, machtigt om namens hem in rechten op te treden
tegen de tabackpijpmaeker Thomas Laurens. Welke rechten ver-
dedigd moesten worden vertelt het verhaal echter niet.
De tweede zoon van de familie Laurensz werd in 1612 geboren
en heette Salomon. In 1614 schonk zijn vrouw het leven aan een
dochter, Susanna. Twee jaar later, in 1616, stierf Mercij
Voller (9).
De zaken van Thomas Laurensz gingen kennelijk voor de wind,
want op I mei 1617 kocht hij een huis aan de Her engracht, hoek
Korstjespoortsteeg (10). Het is niet duidelijk, of hij ter
2laatse ook pijpen produceerde, of dat hij elders een werk-
plaats huurde, bijvoorbeeld op de dichtbij gelegen Blauwburg-
wal (Lijnbaansgracht) . Zijn nieuwe huis echter doopte hij "de
Engelse Roos" (afb.2).
Het tweede huwelijk van Thomas Laurensz werd op 19 mei 1617
aangetekend (Il) . Giertjen van Nieuhoff uit Rijs werd nu zijn
echtgenote. In de acte werd als plaats van herkoms t, van Lau-
rensz, nu Bedfordshire (een Engelse provincie ten noorden van
Londen) vermeld. Vijf kinderen werden er geboren, de dochters
Elizabeth, Margaretha, Sara en Elizabeth en de zoon Matthew,
respektievelijk geboren in 1619, 1620, 1622, 1623 en 1625.
Thomas Laurensz stierf in 1625 op vierenveertig jarige leef-
tijd. Hij werd op het Karthuizerkerkhof begraven (12).
Van zijn in het totaal acht kinderen zijn er dan nog zes in
leven: twee uit zijn eerste huwelijk en vier uit het tweede.
De erfenis, waaronder het huis "de Engelse Roos" met erf wer-
den verdeeld onder de weduwe en de kinderen (13).
Geertge Nieuwhof hertrouwde in 1629 met Denijs Boombinder, een
schoenmaker afkomstig uit Londen (14). Zij zetten het pijpma-
kersbedrijf kennelijk niet voort en ook de zonen niet, want
die waren nog te jong.
In 1631 verkocht Denijs Boomb inder het huis aan de Herengracht
ten bate van de erfgenamen (15).

VONDSTBESCHRIJVING

De pijpjes, gemaakt tussen 1580 en± 1620, ziJn gezien de ty-
pologie en herkomst uiterst moeilijk te plaatsen. Rond de 17de

(doorlezen pag. 98)

95

Beschrijving van de afgebeelde pijpen en me rken

Afb.3. Gezien de afwerking het fraaiste pijpje . De piJp is
volledig geglaasd (16) en glans t nog steeds.
De vornmaad is aan de ond e rzijde zichtbaar, de diamet er
van het r ookkanaal is tussen 2 , 4 en 2,8 mm, de ke t e l-
opening i s recht afgesneden en heeft geen radering.
Hie lme rk is een v i erbladige Tudorroos me t de i nitia len
TL , grootte van het merk 5, 5 mm (op foto 5x vergroot) .
De pijp i s int ensief gerookt.
Op de re ch t e rz ijde i s een kl e iplooi (op deze foto niet
zichtbaar).
Vindplaat s : Amsterdam
Datering: 16 10-1615

Afb.4 . Deze pijp i s qua vorm exact hetzelfde als de pijp op
afb. 3, doch is niet geglaasd.
De vormnaad i s zowel op de boven- a l s d e onderzijde
z ichtbaar. Ook zij n op d e foto k l eiplooien en enige
tijd ens het bakk en weggebrande organis che insluitingen
te zi en.
Diameter van het rookkanaa l ligt tussen 2,7 en 2,9 nnn.
De ketelopening is r echt a fge s neden en geen r adering.
Hielmerk i s een vierbladige Tudorroos met de letters
TL. Het s temp e l i s niet in het midden van de hiel
geplaatst, waardoor twee blaadjes slecht s voor de helft
zichtbaar z ijn. De grootte van het merk is 5,5 mm (op
de f o t o 5x vergroot).
De kop vertoont minder aanslag· dan de vorige pijp.
Vindplaats: Amsterdam
Datering: 1610-1615

afb . 5 . Een zeer grof gemaakt; exemplaar, met ve l e krimpscheuren
en kleiplooien. Ondanks het verwijderen v an de vormnaad
i s deze nog zi chtbaar.
De ketelopening is r echt afgesneden en er is langs de
rand geen radering aangebracht .
De diamat er van de totale hiel bedraagt 9 ,2 mm, he t
merk heeft een grootte van 6,2 mm .
Het merk ste lt een vijfbladige Tudorroos voor, waarin
de letters TL staan.

Het pijpje is niet gerookt.. Diameter rookkanaal 2,f> -

2,8 rrnn.
Vindplaats: Volendam
Dater i ng: 1615-1 620
All e pijpen zijn op ware grootte afgebeeld, merken 5x vergroot

96

Afb. 3.
Afb.4.

Afb.5.

97

eeuw is dit in veel gevallen gemakkelijker, denk b.v. aan
· plaatsen als Utrecht en Leiden. Mede doordat de produktie, in

de begin periode, nog erg gering is behoren vondsten van pij-
penstorten/produktieafval tot de grote zeldzaamheden.
De goede bereikbaarheid, voor de scheepvaart, van Amsterdam,
Hoorn en Enkhuizen zal ertoe hebben bijgedragen dat men, als
een van de eersten, in contakt is gekomen met de gewoonte van
het roken. Pijpjes aldaar gevonden bewijzen dit. De diver-
siteit van de gevonden modellen wijst erop dat er nog geen
typologie te bespeuren valt. Wel zijn enige algemene kenmerken
te noemen, waaruit blijkt dat we hier met uiterst vroege pro-
dukten te maken hebben . De grootte van de pijpekop is daarbij
niet alleen bepalend voor de ouderdom. Meestal zijn de koppen
van de vroegste pijpjes recht afgesneden en mist de radering
vlak onder de ketelopening,
De samenstelling van de taaie, uit Engeland afkomstige, pijp-
aarde is verre van homogeen te noemen. De insluitingen van
organisch materiaal en de aanwezigheid van zandkorrels ver-
oorzaakte veel breuk.
Uit gecompleteerde pijpen, gevonden in beerputten, blijkt dat
de steellengte tussen de 12 en 17 cm ligt. In het begin was ~
de lengte v~n de pijpesteel nog niet aan status gebonden, dit
was tegen het einde van de 17de en in de 18de eeuw wel het ge-
val. Denk hierbij aan de "Gouwenaars", die een lengte van on-
geveer 50 cm hadden. Deze waren erg in zwang bij de betere
kringen, terwijl de handwerkslieden het met kortere, dus min-
der breekbare, modellen moesten stellen.
De ketelinhoud van de vroege pijpjes is zeer gering, vaak min-
der dan 1 cm3 .

Conclusie

Van het in Amsterdam gevonden vroege pijpenmateriaal (afb.3,
4 en 5) met het hielmerk de Engelse(?) roos, waarin de initia-
len TL staan, mogen we veronderstellen dat Thomas Laurensz
de maker is.

Noten

1. DÜco,D.H., (1981): De kleipijp in de zeventiende eeuwse
Nederlanden. pag.290, noot 177

2. Laurensz ook wel gespeld als Lauriss, Lawrens, Loarens,
Lourens of Lourensz.

3. De basis voor het archiefonderzoek werd gelegd door de heer
J.A.Banning.

4. Members of the English Reformed Church, Part. Archief 318/4
5. Doop, Trouw en Begraven Register (DTB) 414/77

98

6. Voor de goede orde dient te worden vermeld, dat de hier
genoemde Lijnbaansgracht niet de huidige __Lijnbaansgracht
is, maar de vroeg 17de eeuwse benaming van de Blauwburg-
wal.
Litt. : de Ridder,B., (1958): Verdwenen straatnamen.

7. Een jongere broer van Mercij Voller, Thomas Fuller, was
ook pijpenmaker te Amsterdam; Inbrengregister Weeskamer
841/17/81v., dd. 6 december 1616

8. Notarieel Archief 357/358.
Litt.: Dillen, Dr.J.G.van, (1929): Bronnen tot de Geschie-
denis van het Bedrijfsleven en het Gildewezen van
Amsterdam, (1512-1611), Dl. I., pag.719, no.1206
Oldewelt, Mr.W.F.H., (1942): Amsterdamsch Archief-
vondsten, hoofdstuk "De"Crudenier" stamvader van
vele beroepen" . pag.157
DÜco,D.H., ( 1981): pag.144

9. Zie noot 6
JO. Quytschelding, of Register van Overdracht 25/258, dd . 1 mei

1617 en 38/258, dd.31 mei 1617
Litt.: Houten,E.van, (1962): Geschiedbouwkundige beschrij-

vingen behorende bij het Grachtenboek van Casper
Philips Jacobszoon. pag.101
Eeghen,I.H.van, (1968): De Restauratie van Heren-
gracht 77. In: Amstelodamum (maandblad), jrg.55,
pag. 235-237
11. DTB 421/210
12. DTB 1146/288, dd.29 juli 1625. Deze akte vermeldt even-
eens, dat Laurensz uit Bedfordshire afkomstig was.
13. Inbrengregister Weeskamer 20/275, dd.19 december 1628
14. DTB 433/367, huwelijksintekenakte dd.13 januari 1629
15. Archief Weeskamer, Register Huyse vercoopinghen (1629 -
1634) VII:96, dd.17 januari 1631
16. Glazen is het met een agaatsteen glad strijken van de klei
waardoor een glanzend oppervlak ontstaat.

NB. Alle genoemde archiefstukken bevinden zich bij de Gemeen-
telijke Archiefdienst te Amsterdam.

LITERATUUR:

Banning,J.A., (1973): Oude kleipijpjes en ... geologie. In:
Grondboor+ Hamer no.!, pag.2-7

Banning,J.A., (1974): De oudste tabakspijpjes in Nederland.
In: Pijprokers Magazine no.!

Banning,J.A., (1975): Pijpelogie, een aanvulling op de A.W.N.-
monografie. no.2 In:Westerheem jrg.24 no.4, pag. 155-159

99

Brongers,G.A., (1978): Van gouwenaar tot bruyère piJp.
pag.47,48

DÜco,D . H. , (1975): Pijp en tabak in Amsterdam. In: Nieuwsbul-
letin Pijpenkamer Icon jrg.l no.2, pag.7-14

DÜco,D . H., (1981): De kleipijp in de zeventiende eeuwse Neder-
landen. pag.144-146

Friederich,F.H., (1975): Pijpelogie, vorm, versiering en date-
ring van de Hollandse kleipijp. pag.25-27, 62 en 63

kollektie: Ron de Haan
foto's: Wiard Krook

+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+

100

9e JAARGANG f\~ ~~ JUNI ,1986

Van de r edakti e .. ...

We zitten volop in de periode waarin opgravingen gedaan en
pijpen gezocht kunnen worden. Een belangrijk punt hierbij is
dat de vondsten ook geregistreerd moeten worden. Helaas wordt
dit laatste wel eens vergeten waardoor een stukje informatie
verloren gaat. De administratieve afwerking is vaak vervelend
maar noodzakelijk a ls men de hobby au serieux neemt.
Op 18 oktober wo rdt er weer een pijpendag gehouden. Wij zijn
die dag te gast in het "Nederlands Scheepvaart Museum" te
Amsterdam. Deze dag zal voor een belangrijk deel in het teken
staan van de kleipijpenindustrie in Amsterdam en de onderwa-
ter archeologie en pijpenvondsten in scheepswrakken, zoal s het
VOC sch ip 'Amste r dam ' .
Wij wens en allen een plezierige vakantie en mooi weer .

LUSTRUMBOEK

Over ruim één jaar viert de P.K . N. ziJn tweede lustrum. Ter
gelegenheid van dit heugel ijke feit is de redaktie van plan
een monogr afie uit te geven, waarin een inventarisatie zal
worden gegeven over typelogie en determinatie van de Neder-
landse kleipijp .
Het boek beoogt een samenvatting te geven van de produkten
uit de belangrijkste pijpenmakerscentra . De vele afbeel-
dingen en ondersteunende beschrijvingen zullen voor de col-
lectioneur en (amateur)archeoloog een steun betekenen bij
de determinatie en datering van pijpekoppen . Mede gezien de
omvang zal hoofdzakelijk de produktie in de 17de en 18de
eeuw aan bod komen . Vele deskundigen hebben reeds hun mede-
werking aan deze uitgave toegezegd .
In ove r zichtel ijke hoofdstukken zullen de typologisch- en
anderszins herkenbare pijpen beschr even worden uit de vol-
gende plaatsen: Alphen aan den Rijn, Amsterdam, Deventer,
Enkhuizen, Gor i nchem, Gouda, Groningen, Hoorn, Leeuwarden,
Leiden, Maastricht, Nijmegen, Rotterdam , Schiedam , Schoon-
hoven, Utrecht en Zwolle . Tevens zal een uitgebreide lite-
r atuurlijst worden opgenomen.
Om het boek zo volledig en actueel mogelijk te maken wordt
iedereen, die in het bezit is van bodemvondsten die wiJ zen
op een lokale produktie, verzocht dit te melden bij J. van
der Meulen (adr es zie binnenzijde omslag).

OPGEDOKEN PIJPEN UIT "'T VLIEGEND HART"

door Wiard Krook

;1et grote regelmaat berichten de nieuwsmedia ons over vondsten
van V.O.C. wrakken in alle delen van de wereld. Slechts zelden
worden we gekonfronteerd met de lokalisering van grote zeven-
tiende eeuwse koopva ardijschepen onder de Nederlandse kust.
Vele moeten er echter indertijd vergaan zijn.

De voorgeschiedenis

De Oostindiëvaarder "'t Vliegend Hart" werd in 1733 te Vlis-
singen gebouwd in opdracht van de Zeeuwse Kamer van de Ver-
enigde Oostindische Compagnie~ de V.O.C.
Reeds twee jaar na de bouw, om precies te zijn op 3 februari
1735 zal deze vrachtvaarder roemloos ten onder gaan in demon-
ding van de Schelde. Vol beladen vertrok het V.O.C. schip die
dag van de rede van Rarnmekens in Zeeland met bestemming Bata-
via. Overvallen door een vliegende noordoostenwind en spring-
tij liep het onfortuinlijke schip, ondanks begeleiding van de
loodshoeker "Mercurius" op de zandbank van Deurloo. Na enige
uren kwam 11 't Vliegend Hart" toch los van de bank én de kapi-
tein probeerde voor anker te gaan op het Schoneveld. Uiteinde-
lijk lukte dit, maar de aangerichte schade was te groot om het
schip overeind te houden. Om elf uur 's avonds zonk het schip
plotseling, waarna het begon weg te zinken in de bodem van de
Scheldemond. Geen van de twe~honderdzestien bemanningsleden
overleefden deze ramp.

Het onderzoek

Het duurt tot 1981 voordat "'t Vliegend Hart" daadwerkelijk
wordt gelokaliseerd. Het Engelse duo Rex Cowan en John Rose,
zakenlui en schatduikers, hebben grote interesse in de lading
en bovendien zijn zij bereid veel geld te investeren in de
expeditie. De door hen opgerichte "North Sea Archaeological
Group" weet een koncessie voor onderzoek en berging te ver-
krijgen van de Nederlandse overheid. Om de Nederlandse belan-
gen te waarborgen en er toe bij te dragen, dat de berging van
de scheepsinventaris en de ligging van het wrak op wetenschap-
pelïjk niveau gedokumenteerd zal worden nemen het Amsterdamse
Rijksmuseum en het Stedelijk Museum van Vlissingen deel aan
deze onderwateropgraving.

2

De vondsten
Talloze vondsten van zowel de uitrusting van het schip en de
bemanning als van de lading werden gedaan tijdens de eerste
kampagne van 1982. Hierover verscheen in 1984 een publikatie
(1). Onder het vondstmateriaal bevindt zich ook pijpmateriaal,
maar het materiaal dat zich momenteel in Engeland bevindt is
nog niet gedetermineerd.
Dankzij en met dank aan Ton van der Horst, een van de techni-
sche medewerkers van de N11 orth Sea Archaeo logical Group" kun-
nen wij wel kennis nemen van de tijdens de kampagne 1983 opge-
doken pijpen.
In totaal werden tijdens deze tweede expeditie 267 determi-
neerbare pijpfragmenten geborgen. De aantallen per merk
variëert van één tot honderdzevenenveertig. Aangenomen kan
worden, dat de grote aantallen van één merk tot de lading van
11 't Vliegend Hart" hebben behoord.
Enige aanvullende gegevens omtrent de verpakking van pijpen
kunnen worden ontleend aan het verslag van het in 1656 voor
de Australische Westkust vergane V.O. C. schip "de Vergulde

Een anonieme en ongedateerde gravure van een Hollands schip
vergaan bij Bulverhythe

3

@ brandemmer ~ gekroond e WL 2

® gekr oonde hert 1 ® svs 3

@ hoefi jzer mgekroonde 7

®J roos 2 • gekr oonde 4 1 96
\ 16 gekroonde 67
®
e vinkekorf

Gi gekroonde WS 135

~ gekr oonde ws 12

~

b

3 i) 0

~
~
~

0

4

Draeck"(2). Er wordt melding gemaakt van de vondst van een
groep van 223 ongebruikte pijpen, om en om verpakt in een
kist . De kist zelf kon vanwege de slechte kwaliteit niet wor-
den geborgen. Het aantal van 223, ruim anderhalf gros, is een
ongebruikelijk aantal, maar meldingen van vergelijkbare vond-
sten ontbreken. Om de pijpen tegen breuk te beschermen werd de
kist opgevuld met boekweitzaad. Dit wordt bevestigd in het
eerste verslag over de vondsten uit het wrak van "de Amster-
dam", dat zich nog steeds op het strand van de Engelse bad-
plaats Hastings bevindt. Het vulmiddel wordt hier omschreven
als boekweit zemelen (3). Ook nieuwe koperen kandelaars uit
de lading werden hierin verpakt. Op sommige pijpekoppen uit
11 ' t Vliegend Hart" zijn eveneens boekweitzaadjes zichtbaar,
samengeklonterd met de zogenaamde concretion. Dit is een harde
aangroeiing, die zich door het zoute milieu op de pijµaarde
heeft gevormd.
Ook de bemanningsleden zullen op de lange rei s naar Batavia
wel de nodige aantallen pijpen bij zich hebben gehad. Een
bron (4) deelt ons mee, wat ze zoal bij zich hadden. De z iel-
verkoper of ronselaar leverde volgens kontrakt aan de aspirant
zeeman een komplete set voor een lange reis, bestaande uit:

acht maten brandewijn, acht pond tabak, twaalf tabaks-
pijpen, twee paar schoenen, twee.paar kousen, twee
linnen broeken, twee borstrokken, twee halsdoeken, drie
blauwe hemden, één muts, schoenveters, naalden garen en
één vingerhoed.

Verreweg de meeste p1Jpen (273 stuks) uit het vonàstmateriaal
van "'t Vliegend Hart" zijn van het zogenaamde vroeg-ovoide
model (5). Ze zijn alle gegelaasd en gebotterà. De ketel-
openingen zijn voorzien van een radering. Geen van de pijpe-
koppen he~f t een bijmerk, wel heeft een aantal een stip naast
de hiel. Alle zijn ongerookt. In totaal vielen twaalf verschil-
lende hielmerken op te tekenen (afb.2).
Met uitzondering van de merken roos en het gekroonde hert zijn
alle merken voor korte of langere tijd in Gouda geregistreerd
geweest (6) . Bij een van de drie pijpen met het merk de molen
was nog een fragment van de steel aanwezig met daarop een ge-

- :J(

deelte van een naam: F. EN.I . VA Geheel kompleet moet de
naam hebben geluid: F . EN.I.VAN~ / DE VELDE (7). De houders
van dit merk (wellicht twee broers) komen echter niet voor in
de merkenboeken van het Goudse pijpmakersgilde (8) . Het is
echter bekend, dat het merk de molen verruild werd met het
merk PVN. De eigenaar verhuurde het merk molen voor f 25,- per
jaar plus betaling van het gildegeld (9).

5

We weten dus nu aan wie het merk werd verhuurd~ maar niet of
de van de Velde's in Gouda zelf werkzaam waren.

Van het merk WS zijn twee varianten aanwezig. Honderdvijfen-
dertig exemplaren zijn identiek en de overige twaalf hebben
een iets afwijkend merkstempel. Bovendien staat er bij deze
laatste groep een stip op de hiel.
Tenslotte bevindt zich tussen het geborgen pijpmateriaal een
drietal pijpen, die qua datering waarschijnlijk niet uit het
wrak van '"t Vliegend Hart" zelf afkomstig zijn (afb.3).

Een gerookt "1660 model" pijpje met het merk PAB is veel te
vroeg voor het in 1733 gebouwde en in 1735 gezonken schip.
Van latere datum is een eveneens gerookte pijp, een kort
ovoÏde model met het merk D, en een zijmerk model, ongerookt,
met het merk gekroonde 25. Beide exemplaren zijn voorzien van
het Goudse bijmerk naast de hiel . We weten, dat het octrooi
voor plaatsing van dit Goudse bijmerk pas in 1739 werd ver-
leend (10). Losse vondsten van pijpen op de zeebodem, vooral
bij een druk bevaren havenmond, zijn niet ongewoon.

Het valt te hopen, dat er nog enige duikkampagnes op het wrak

van 1 t Vliegend Hart" zullen volgen, zodat het kwantum pijpen
"

kan worden vergroot. Dit zal voor een nauwkeurige bestudering

van de samenstelling van de lading en de uitrusting van de be-

manning een belangrijke bijdrage zijn.

Noten/literatuur:

1. Gawronski, J., Kist,B. 1984: 'T Vliegend Hart', Rapport
1982 - 1983, Rijksmuseum Amsterdam.

2. Green, J.N . , 1977: The Loss of the Verenigde Oostindische
Compagnie Jacht Vergulde Draeck, Western Australia 1656,
'BAR Supplementary Series 36( i): vondstnummer GT 1028

3. Harsden, P., 19 74: De laatste rei s van de "Amst erdam" ,
pag. 148

6

4. Beylen, J . van, 1970: Schepen van de Nederlanden, pag. 234
5. Duco, D.H., 1982 : Merk en van Gouds e pijpenmakers 1660-1 940

pag. Il 1, afb.f: vroege ovale, ei-vormige, zogenaamde
ovoide ketel, 17 30 - 1740

6. Duco, D.H., 1982 : nr s . 169, 191, 245, 248, 389, 599, 448,
632, 664 en 690

7. Determinatie door Ron de Haan.

Zie ook: Kompier, F.F., 1980: Dateringsmethode Friederich
HBO, PKN publikatie nr . 11, pag. 8

Duuren, L. van, 1985: Voorlopige inventarisatie van pijp-
makersnamen e n andere opschriften op kleipijpstelen, PKN
publ ikatie nr. 28, pag. 84

8. Duco, D.H., 1978: Goudse p ijpen, pag . 122 , afb. 402
9. Duco , D.H., 1982: pag. 28

10. Octrooi van de Staten van Holland en West-Friesland tot
het plaatsen van het Goudse wapen op de pijpen te Gouda
vervaardigd , dd. 26 novemb er 1739, Gemeentelijke Arch i ef-
dienst Gouda, Archief Pijpmakersgilde.
Zie ook: Goedewaagen, D.A., Helbers, G.C . , 1942: Goudsche
Pijpen. De merken en het merkenrecht van de pijpmakers te
Gouda, pag. 27

Tekeningen : Ton van der Horst

Naschrift.

Na het gereed komen van dit artikel kwam mij een publikatie

onder ogen, waar nog wat aanvullende gegevens omtrent de han-

del en wandel van de zielverkopers uit valt op te tekenen. In

het boekje:t1Twee verhandelingen over de besmettelyke Rotkoorts

op de uitgaande Oost-Indische Schepen dezer l anden", opgesteld

door de heeren Johannes Veirac en B.Hussem, uitgegeven door

het Zeeuwse Genootschap der Wetenschappen te Vlissingen 1778,

lezen we op bl adzij 22:

,.,Als een togt ter Zee aanstaande is" rusten zy (de zielverko-

pers, ook wel volkshouders of ronds e laars genoemd) hunne kost-

gangers (de aspirant zeeman) armelyk genoeg uit. - Want elk

onfangt 2 bZaw,;e hembden" een hoed, een pye-rok"' 2 paar schoe-

nen en kousen" een paar slaapmutzen" 2 camisoolen en Zinnen

broeken" een hoofdpeuluw en pawde deken" 6 Lb (pond) tabak,

een vaatje van 4 quat"'t brandewyn, 12 tabakspypen, papier en

pennen, een kluwen ga:iren, met eenige naalden en schoenmakers-

elzen, en een Ryxdaa,Zder d:Pinkgeld. Dit zamen bed:Paagd nauw-

lyks 24 gulden. Boven dien nemen zy op 't O. I . huis (Oost -

Indisch huis) , voor ' s mans rekening nog een kussen, en een

bultzak, om er op te slaapen" enz. Wiard Krook

7

EEN "STAPELTROMPET" UIT ALPHEN AAN DEN RIJN

door Peter von Hout

Inlei ding

In oktober 1984 werd tijdens het vernieuwen van een kademuur,
langs de Kromme Aar in Alphen aan den Rijn, bedrijfsafval ge-
vonden van de pijpenmakerij van Ph ilip Hoogenboom en Magtelt
Hoogstraten (1) . Be ide pijpenmakers werkten in Alphen aan den
Rijn omstreeks 1750 (2) .
Naast de aangetroffen pijpen werden ook vele fragmenten gevon-
den van het pijpenmakers bedrijfsaardewerk . Hieronder bevindt
zich een trompetfragment van een type dat tot nu toe nie t eer-
der was aangetroffen.

De trompet

Het is bekend (3) dat in de pijpennijverheid gebruik werd ge-

maakt van een vuurvaste standaard. Deze standaard, die men

trompet noemde, werd als steun gebruikt in de pijpenpot voor

de nog te bakken kleipijpen .

In een technische verhandeling over de pijpennijverheid uit

1771, wordt er door Duhamel du Monceau (4) het volgende over

gesctreven en afgebeeld (5):

' Deze standaard is een cylin- A

dervormige aarden buis met

een diameter van 2- 3 duim (6)

(5 , 2- 7 ,8 cm) overal , ui t ge-

zonderd bij zijn ondereinde D,

waar hij zich wat verbreed om

hem meer standvlak te geven, n
wat hem de vorm geeft van een

trompet, en men noemt hem dan

ook een trompet (afb .l a). De

hoogt e van A t ot D i s twee

voet (7) (56 cm). Hij is C
bovenaan gecannel eerd om t e

zorgen dat de ertegenaan ge-

zette pijpen er niet afglij -

den (afb.lb). Bij C.C.C. i s

hij met gaten doorboord, in C
het vervolg zullen wij over
1.1
'.li

het ~oel hi ervan spreken . Men

plaatst de standaard in het D

midden van de pot en men rang- afb . l a afb. lb

8

schikt de pijpen rondom de top met de kop naar beneden totdat
ze ongeveer één voet (28 cm) boven de pot uitsteken . Vervol-
gens giet men door de opening A van de standaard gebakken en
tot poeder gemaakte pijpaarde die men met een fijne zeef ge-
zeefd heeft om te voorkomen dat te grote korrels niet door de
gaten van de standaard gaan. Doordat dit soort van zand zich
helemaal verspreidt in alle holten tussen de pijpen, en de pot
helemaal vult, geeft het hun ondersteuning en verhindert dat
ze krom trekken tijdens het bakken'.
In Gouda (8) worden regelmatig trompetfragmenten gevonden van
het type zoals hierboven beschreven en afgebeeld. Daarnaast
worden in Gouda ook fragmenten van een ander soort trompet
aangetroffen. Deze trompet bestaat ook uit een cylindervormige
standaard maar zonder gaten. Bovenaan de standaard werd een
losse gecanneleerde cylinder geplaatst (afb . 2).

Afb . 2 Histor ische opname van ca. 1898. Links tegen een p~Jpen-
pot staat een trompet . Coll . Pijpenkabinet, Leiden .

9

De "stapeltrompet"
In Alphen aan den Rijn is naast beide genoemde typen trompet
(2) ook een fragment gevonden van een "stapeltrompet;;. Hier-
over is het volgende door Duhamel du Monceau geschreven en af -
gebeeld (9):
'Men begint met een cassette, zoals G (afb.3), te plaatsen op
het gewelf van het stookruim. Daarna zet men in het midden van
de cassette een standaard. Men vult deze cassette met pijpen
en naarmate de pijpenpyramide groeit voegt men er een stan-
daard bij . Deze is verbonden door middel van een ijzeren pen
aan de eerste. Als de pijpenpyramide boven de cassette uit-
komt, zoals men bij G 1. ziet, plaatst men een tweede cas-·
sette, die men goed vastkit, op de eerste. Wanneer men deze
tweede cassette gevuld heeft met pijpen voegt men een derde
toe en de stapel is klaar zoals men ziet bij G.2.'

Af b . 3
10

Het fragment is, net als alle eerdere aangetroffen trompet-
fragmenten, gemaakt van een witbakkende klei(afb.4). Duidelijk
is het fragment van de ijzeren pen te zien waarmee de trompet-
ten met elkaar verbonden werden (A). In Alphen aan den Rijn
zijn tot nu toe geen fragmenten gevonden van de door Duhamel
du Monceau genoemde cassetten (2). Wel zijn er fragmenten ge-
vonden van pijpenpotten(!).
Uit de vondsten zou men tot nu toe af kunnen leiden dat men
omstreeks 1750 in Alphen aan den R.ijn naast de gewone trompet
ook de i;stapeltrompet 11 in de pijpenpot gebruikte.

Hierbij bedank ik de hr. J. van der Meulen voor de informatie
en het inbruik lenen van het materiaal uit Alphen aan den
Rijn. Verder gaat mijn dank uit naar mw. M. Zeedijk, I. Isings

0 5cm

Afb. 4 11

en A. Voskuilen voor hun bijdrage en naar de hr. H. Brinkerink
voor het tekenwerk.

Noten:

1. Meulen, J. van der, De "Gouwenaars" van Alphen aan den
Rijn (in druk).

2. Vriendelijke mededeling van J. van der Meulen.
3. Bijvoorbeeld het artikel "Nijverheid" (1908) her-gepubli-

ceerd in P.K.N. nr.32, 1986
4. ~- Duhamel du Monceau, L'Art de faire les pipes i fumer le

tabac, Paris 1771. Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
Boeknr. 95.B.15
5. Zie noot 4: blz. 29-30, plaat IX
6. één duim is 26 mm
7. één voet is ca. 28 cm
8. Tentoonstelling "Recent e vondsten van de pijpenmakersnij-
verheid in Gouda", Stedelijk Museum te Gouda van 5/10 tot
10/11 1985.
9. Zie noot 4: blz. 28, plaat XI

TENTOONSTELLING: 'Vier eeuwen roken\

De tentoonstelling is gedurende de periode 5 april tot 28 sep-
tember in het Volkskundemuseum, Gi ldekamerstraat 2 -6 te Ant-
werpen, te bezichtigen .
De tentoongestelde voorwerpen zijn in hoo fdzaak afkomstig uit
de Antwerpse musea en van het Sinjoren Pijpeniersgilde.
Literatuur: Catalogus behorende bij de tentoonstelling 'Vier

eeuwen roken'. Verkrijgbaar bij het Volkskunde-
museum. Prijs 180 Bfr.

OPROEP: Wie bezit doorrokers met een afbeelding van een v lieg-
tuig op de ketel?
Gaarne melden bij Fred Tymstra , Zilvermeeuwplantsoen 21, 1131
MG Volendam, tel: 02993 - 64206

NIEUWE LITERATUUR

Behrens, H., H. Frickert: Mit vollem Genuss Pfeife rauchen.
Falken-Verl ag, Niedernhausen, 1985. ISBN 3-8068-4227-2

Casparek, G., Hill, S., Hufnagel, W., Pollner, 0.: Vonder
Leidenschaft des Pfeiferauchens. Das neue Tabakskollegium.
Univers UVB Verlag GmbH , Bielefeld, 1984.ISBN 3-920028-77-5

Libert, L.: Von Tabak, Dosen und Pfeifen. Prisma Verlag
GÜter sloh, 1984 . ISBN 3-570-09355-7

12

BORDOLLO-PIJPEN UIT GRUNSTADT.

door F.Tymstra

Historische terugblik.

Het gebied waar later de fabriek zou worden opgericht heeft
een rijke historie gekend.
Al heel vroeger behoorde de streek rond Grllnstadt tot het Ko-
ninklijk domein. In 875 schonk de Duitse Koning Ludwig het
gebied aan de orde "Sint Maartensklooster Lungenfeld", die er
een klooster op bouwde. In 1549 kwam de kloosterorde met zware
schulden te zitten en verpandde het klooster aan de weduwe van
de Graaf Kuno zu Leiningen Westerburg voor de tijd van 98 jaar.
Hiermee was een bedrag van 16000 gulden gemoeid.
In 1652 betrok de Graaf zelf het Lungenfelder klooster, dat na
verbouwing een nieuwe naam kreeg: het "LEININGER UNTERHOF".
Dit gebouw zou later de Steingutfabrik herbergen.
Pas in 1735 werd het Lungenfelder landgoed het eigendom van de
Graven Leiningen Westerburg. Door de revolutie aan het einde
van de eeuw kwam het in 1793 in Franse handen. De Fransen ver-
pachtten het Unterhof aan Johann Nepomuk van Recum, een fabri-
kant van porselein. Door gebrek aan porseleinaarde ging hij
fayence vervaardigen. De kleisoort die hiervoor gebruikt werd
was in de buurt van Grünstadt t e vinden. Helaas stierf van
Recum al in 1801. Zijn weduwe, Margaretha, zette het bedrijf
voort en kocht in 1805 het gebouw van de regering voor 15000
francs. Toch werd de last van het bedrijf haar te zwaar en op
3 mei 1812 ging de fabriek met inventaris over aan de familie
Bordollo.
De eerste jaren fabriceerden de gebroeders Wilhelm en Bernhard
fayence, maar in 1818 begon men tevens met de fabricage van
steengoed, sier- en gebruiksaardewerk.
Beide broers waren naast fabrikant tijdens hun leven burge-
meester van GrÜnstadt geweest, een bewijs dat de zaak goed
liep en de Bordollo's bij de plaatselijke bevolking in hoog
aanzien stonden.Wilhelm stierf in 1822 op 43-jarige leeftijd.
Bernhard werd 64 jaar en stierf in 1840.
Van 1835 tot 1846 was de weduwe van Wilhelm alleenbezitster
van de Steingutfabrik. Opmerkelijk genoeg werd tijdens haar
beheer in 1838 de eerste "Anrauchpfeife" (doorroker) geïntro-
duceerd.
De fabriek is nog jaren achtereen familiebezit van de Bordol-
lo's gebleven. Van 1858 tot 1874 was Frans Josep~~e eigenaar
en daarna zijn zoon Joseph Anton. Onder zijn leiding werd in
1880 het oude handwerk opgegeven en werd de fabricage deels

13

door machines voortgezet. Op 12 november 1895 verkocht Joseph
Anton Bordollo het bedrijf aan de keramiekmaker Kuno Faust,
die er in 1900 een N.V. van maakte. Joseph Anton bleef aan-
deelhouder tot 1927. Toen verkocht hij zijn aandelen en woon-
huis aan de N.V.
Later in 1935, werd de fabriek een commanditaire vennootschap
onder leiding van Heinrich Kalau vom Hofe. In 1969 werd de
Steingutfabrik GrUnstadt een B.V. Pijpen werden er al tiental-
len jaren niet meer gemaakt.

De vervaardigde modellen.
Van oorsprong waren de Bordollo's aardewerkfabrikanten.
Een belangrijke uitvinding was het gietbaar kunnen maken van
de klei.Daardoor kon in 1838 worden aangevangen met de fabrica-
ge van pijpekoppen.De eerste modellen waren afgeleid van de
porseleinen pijpekop.Het assortiment bestond uit Berliner Stum-
mel (in 14 maten),MÜnchener Sturnrnel,Cylinder Sturnrnel, model
Billiard en Schraubensturnrnel (een kop met een schroefdraad)
Al deze pijpen werden met een kurkje aan "een zak" (V-vormig
verbindingsstuk tussen kop en steel, meestal gemaakt van por-
selein) gemonteerd. In de andere opening van de zak werd een
weichselhouten steel gestoken of een steel van gedraaid been.
De catalogus van+ 1900 vermeld verder een aantal rietsteel-
koppen en koppen bestemd voor een montering d.m.v. een nikke-
len busje en een los mondstuk.Tot slot staan in de catalogus
nog een groep pijpen met stelen vermeld. Hiervan is niet duide-
lijk of dit gegoten of gekaste pijpen zijn. Indien de pijpen
gekast zijn, zullen ze waarschijnlijk niet door Bordollo zelf
gemaakt zijn, maar betrokken van andere pijpenfabrikanten,

14

,, HOLLAND IA" DOORROOKERS.

79 80 81 82 8S

Berliner Stum.mel

afbee7,ding 1

15

Mochten de piJpen wel gegoten zijn, dan verdienen ze zeker het
predikaat "zeldzaam", aangezien mij nog geen enkel exemplaar
bekend is. Het is opmerkelijk, dat deze pijpen doorgaans niet
glad zijn, maar voorzien van allerlei motieven en voorstellin-
gen.(zie afb.2)
De pijpen zijn van witbakkende gietklei gemaakt en daarna van
een transparant glazuur voorzien. De binnenkant werd niet ge-
glazuurd, zodat het vocht, de teer en nicotine de poreuze wand
kon binnendringen. De pijp kreeg na het roken prachtige bruine
tinten.
De Berliner en MÜnchener Stunnnel,alsmede enkele Mutzen, konden
ook geleverd worden met een wit plaatje onder het glazuur.
Na veelvuldig roken werd het plaatje zichtbaar.We moeten ons
goed realiseren dat deze pijpen gemaakt werden, lang voordat
in Nederland de eerste doorrokers verschenen.
De pijpen werden afhankelijk van hun grootte in dozen van 6
of 12 verpakt. Op verzoek konden ze ook los in kisten met stroo
verpakt worden.
Doorgaans werden de pijpen van de fabrieksnaam voorzien, maar
ook ongemerkte pijpen komen voor.
De meestvoorkomende tekst is GB BORDOLLO / GRUNSTADT. De let-
ters GB staan voor GebrUder. (zie afb.4 b,c)
GB BORDOLLO en BORDOLLO treft men ook zeer regelmatig aan op
hun pijpen. (zie afb.4 e, en afb.5 c)
Een raadsel is het merk W.BORDOLLO / GRUNSTADT. Wi l helm stierf
in 1822, terwijl de eerste pijpen pas 16 jaar later zouden
verschijnen.(zie afb.4 f)
Een andere moeilijkheid is het bepalen van· het laatste jaar
waarin nog pijpen gemaakt werden. Op een briefhoofd gedateerd
14 januari 1919 staan de "Anrauchpfeifen" als artikel ver-
meld.Brieven uit 1945 spreken niet meer van he t artikel pi jp.
Zeer waarschijnlijk is de fabricage vóór 1940 gestopt en mis-
schien viel dit samen met de overname in 1935.

De relatie tussen Steingutfabrik Grünstadt en Hollandia.

De produkten van de Gebr.Bordollo genoten een goede aftrek
en bekendheid. Dat kwam omdat de gegoten pijp kwaliteiten be-
zat die vergelijkbaar waren met de meerschuimen pijp. Aller-
eerst waren de pijpen lichter in gewicht dan die van porse-
lein en van klei. Verder waren ze door hun poreusheid een pri-
ma droogroker.

Het is niet verwonderlijk, dat de concurrentie in de vorige
eeuw· geprobeerd heeft het artikel na te maken. Dit is echter
niet gelukt, omdat de rookeigenschappen van de Bordollopijp
beter waren.

16

" HOLLANDIA" DOORROOKERS.

29 26 38

Mutzen mit langem Stiel.

afbeelding 2

17

De pijpen werden in binnen en buitenland gekocht. Ook werden ze
naar Nederland geëxporteerd, want de Hollandse pijpenfabrieken
leverden toen nog alleen gekaste modellen.
De Nederlandse tekst getuigt van een belangrijk afzetgebied.

Bewys van Echtheit
J~~~

c

Alledoorroo/rer.s oan, onzelàór/elr
zyn uoorzien oruz booenstaande

ha11,dteeken,ing

Gebr. BordoHo.

Toch kwam daar in 1898 verandering in. De Heren G.F.van der
Want en G.A.A.Barras besloten in Gouda een aardewerkfabriek
op te richten. Behalve aardewerk zouden ook pijpen gemaakt
worden volgens het procedé van Bordollo. Deze fabriek, genaamd
"Hollandia" mocht zich de "Eerste Nederlandsche Fabriek van
Geëmailleerde Pijpen" noemen.
De pijpencatalogi van beide fabrieken vertonen zoveel overeen-
komsten, dat er zonder twijfel contact tussen deze twee bedrij-
ven moet hebben plaatsgevonden. Niet alleen staat het grootste
deel van de Bordollomodellen in de catalogus van Hollandia,
maar ook zijn sommige bladzijden nagenoeg gelijk.We mogen ver-
onderstellen, dat Hollandia de Bordollopijpen importeerde voor
de doorverkoop. Daarnaast werden door Hollandia eigen modellen
ontwikkeld, zoals Koningin Wilhelmina, Paul Kruger, Koning
Albert en diverse doorrokers n. a.v bestaande kleipijpen.
In de Hollandiacatalogus uit+ 1925 staan de Bordollomodellen
naast de eigen modellen afgebeeld. In een latere catalogus
van rond de oorlogsjaren zijn de modellen van Bordollo verdwe-
nen, hetgeen toe te schrijven is aan de beëindiging van de
pijpenfabricage in GrÜnstadt.
Zeker in de beginjaren zal Hollandia profijt getrokken hebben
uit de bekendheid van de Anrauchpfeife van Bordollo.De Neder-
landse doorrokers zijn wereldwijd bekend. Daaraan hebben naast
Hollandia ook Goedewaagen en de Zenith hun steentje bijgedragen.
Tot op de dag van heden worden er, zij het op beperkte schaal,
nog doorrokers en dubbelwandige pijpen gemaakt.

Afgebeeld zijn bladzijden uit de catalogi van HoUandiá en
Bordollo . Zie ook hoe de afbeelding van Koningin Wilhelmina
aan een bestaande bladzijde is toegevoegd.

18

/ a

/
I

I'

II
/I

! II

- .,,{ 1
............

afbee"ld1.,ng 3

C

(GRUNSTAOT)

19

a b

20 e

W- BORCOLt 0
GRUN STAO-r

f

afbeel,ding 4

figuur 5

@asoïr6ouo>

Bordollopijpen uit particuliere collecties

21

afbeelding 6

22


Click to View FlipBook Version