The words you are searching are inside this book. To get more targeted content, please make full-text search by clicking here.

Jaargangen 1 t/m 9 PKN Kwartaalblad
(775 pagina's)

Discover the best professional documents and content resources in AnyFlip Document Base.
Search
Published by Stichting PKN, 2019-02-17 18:13:25

Jaargang 1 t/m 9

Jaargangen 1 t/m 9 PKN Kwartaalblad
(775 pagina's)

Toch wil ik één bepaalde p1Jp niet onbesproken laten.
Op een schilderij van Jacob Marell(us), in 1637 geschilderd
staat een Sir ijalter Ralegh pijp afgebeeld. (noot 7)
Wanneer je de maten van de pijp herleid en ook nog vergelijkt
met bestaande SWR-fragmenten dan kom je ongeveer op een lengte
van 25 cm. Dit is een lengte, die vergeleken met andere pijpen
uit dezelfde tijd aardig overeenkomt.

noot]. F.H.W.Friederich: Pijpelogie,vorm,versiering en
datering van de Hollandse kleipijp.A.W.N.monografie
nurrnner 2. 1975. blz.24

noot 2. G.C.Helbers en D.A.Goedewaagen: Goudsche Pijpen.1942.
blz.2

noot 3. D.H.DÜco:Pijpelijntjes, jaargang V nr.I 1979. bl~.3,4
noot 4. D.H.DÜco:Nieuwsbulletin Pijpenkamer Icon,jaargang 2,

nr.2 1976. blz.4
noot 5. G.J. de Lange van Wijngaerden:Geschiedenis en Beschrij-

ving der Stad van Der Goude. 1817. 2e deel blz.418
noot 6. zie noot 1, blz.18
noot 7. Anoniem: IJdelheid der ijdelheden.Museum de Lakenhal,

Leiden.1970. blz.15

OPGEGRAVEN COMPLETE PIJPEN.

De laatste twee jaren zijn er een flink aantal complete pij-
pen, gaaf en gebroken, uit de grond gekomen. Ze kwamen uit
beerputten, oude sloten en uit een scheepswrak.
Een c~mplete pijp kun je herkennen wanneer aan het eindstuk
een kleibraampje rond het rookkanaal zit. Dit wordt veroor-
zaakt door het terugtrekken van de weijer.
Ook worden veel pijpen afgesneden. Dan zijn sporen van een
glad snijvlak rondom aanwezig.(n.b. de kopse kant van het
eindstuk is meestal niet vlak)
Bij gebroken pijpen is het raadzaam om de breuklijnen te vol-
gen. Zelden staat de hele breuk haaks op de steel.
Let vooral ook op de tremstrepen, die feilloos op de stukken
steel moeten doorlopen. Kleurverschillen tussen de stukken van
de gebroken steel zijn mogelijk indien de delen in verschil-
lende grondlagen aangetroffen worden.
De bodemvondsten zijn daarom interessant, omdat van een aantal
veelvoorkomende typen een compleet exemplaar gevonden is .
De pijpen en de gegevens zijn afkomstig uit de collecties
van: Michiel Groeneveld,Ron de Haan,Hans van der Meulen,Ar-
thur Passtoors,Fred Tymstra en de Archeologische Dienst van
Amsterdam.

29

~ A

=

B

C

~ ®-=-- - D

~=~---- 1

~s~~ E
F
~ - -®- -

G

30

BESCHRIJVING VAN DE PIJPEN.

A. hoogte 34 rruµ, breedte 20 nnn, lengte 207 mm.
ongemerkt en ongeglaasd. Periode 2e kwart 17e eeuw.

B. hoogte 38 nnn, breedte 19 nnn, lengte 182 mm.
ongemerkt, ongeglaasd. Vindplaats Leiden.
Midden 17e eeuw.

C. hoogte 30 mm, breedte 18 mm, lengte 278 nnn.
merk TM, ongeglaasd. Vindplaats Amsterdam. 2e kwart 17e
eeuw. Van dit type _zijn 9 pijpen vergeleken. Hielmerken
waren TM en verschillende soorten rozen. De lengte van de
pijpen lag tussen de 269 en 283 mm in.
Eén model heeft lelies op de steel en 3 ringen. Hier was
de lengte 289 mm.
Dan is er een pijp met het merk MS. Deze pijp is geglaasd
en heeft een lengte van 305 nnn. Alle pijpen werden in
Amsterdam gevonden.

D. hoogte 36 nnn, breedte 18 nnn, lengte 284 mm.
ongemerkt, ongeglaasd. Vindplaats Haarlem.
Ie helft 17e eeuw.

E. hoogte 31 nnn, breedte 19 nnn, lengte 345 nnn.
merk MS, geglaasd. Vindplaats Amsterdam.
2e kwart 17e eeuw.

F. hoogte 31 nnn, breedte 16 mm, lengte 412 nnn.
Merk IP, geglaasd. Vindplaats Amsterdam
Midden 17e eeuw.
Van dit type zijn er 3 gemeten. De maten liepen van 411
422 mm. Opvallend bij deze pijp is de slanke ketel.
Eén pijp had een iets dikkere ketel. Het merk is TW,
de pijp is ongeglaasd en de lengte bedraagt 379 mm.

G. hoogte 40 nnn, breedte 20 mm, lengte 275 nnn.
ongemerkt,ongeglaasd. Vindplaats Amsterdam.
Laatste kwart 17e eeuw.

H. hoogte 33 nnn, breedte 18 nnn, lengte 282 nnn.
ongemerkt,ongeglaasd. Vindplaats Amsterdam.
Midden 17e eeuw: Van deze pijp (uit dezelfde mal)
zijn er 19 gemeten. De maten liepen van 274 tot 286 mm.
De meeste pijpen zaten rond de 280 mm. De verschillen
kunnen ontstaan bij het bakproces (krimp) of daarvóór
bij het afsnijden van de pijp.

31

H
1

J

K
L

•M

N

32

I. hoogte 38 mm, breedte 19 mm, lengte 275 mm.
ongemerkt,ongeglaasd. Vindplaats Amsterdam.
Periode: mi1den 17e eeuw.

J . hoogte 40 mm, breedte 20 mm , l engte 282 mm .
ongemerk t,ongeg l aasd. Vindplaats Amsterdam.
2e h e l ft 17e eeuw.

K. hoogte 30 mm, breedte 19 mm, lengte 348 mm .
merk: gekroonde leeuw met TM. Geglaasd .
Vindplaats Ams t er dam . Periode 2e kwart 17e eeuw.
Uit dezelfde put kwamen soor tgelijke pijpen met een
andere steelversiering voor. De maten liepen uiteen van
315 mm tot 348 mm. Deze pijpen zaten in dezelfde put
als de pijpen onder C, Een L.

L. hoogte 32 mm, breedte 19 mm, lengte 333 mm.
merk: gekroonde roos met IP. Geglaasd.2e kwart l 7e eeuw.
Op de steel staan lelies gestempeld en daarom heen zijn
holt es ingeprikt.

M. hoogte 35 mm, breedte 18 mm, lengte 39] mm.
merk: gekroonde I I . Op de steel staan in een ruit lelies
ges t empeld. Periode: l aa tste kwart 17e eeuw.

N. hoogte 30 mm, breedte 18 mm, l engte 307 mm .
merk: de gekr oonde r oos, geglaasd ,
Vindplaat s: Ams terdam. 2e kwar t i 7e eeuw.

0. hoogt e 30 mm , breedt e 18 mm , l engte 287 mm.
merk: onduidel i jk, waar s chijnl i j k een bees t je me t l ange
s t aar t. Geglaasd , Vinplaats Amst erdam, zelfde beerput
als de pijp onder N. Je helft 17e eeuw.
De s tee l i s zeer onregelmatig be s tempeld .

P. hoogte 38 urm , breedte 19 rrnn, lengte 265 urm .
ong emerk t , ongegl a asd . Vindp l a a t s Amsterdam.
Pe riode le helf t 18e eeuw.
Van deze pijp zijn nog 2 geme t en. Beide waren eveneen s
265 urm,

Q. hoogte 40 mm, breedte 20 mm , lengte 265 mm.

merk aan we erskanten van de hiel Ben C. Ongeglaasd .
Vindplaats Amsterdam, 1e helf t l 8e eeuw.
De lengte is even groot als die van het gladde type (zie
onder P) Dit type komt overeen met het zgn. 11 zijmerkmodel'1 •

33

0

~)

p

Q

s

T

34

R. hoogte 39 nnn, breedte 20 nnn, lengte 262 mm.
merk: Aan de achterzijde van de ketel staat een ton afge-
beeld,waaro~ de letters P.V.R. voorkomen. Boven de ton
een grote kroon. Deze geheel versierde pijp behoort tot
hetzelfde type als onder Pen Q.le helft 18e eeuw.

S. hoogte 40 nnn, breedte 19 nnn, lengte 485 mm.
merk: de springende hond. Geglaasd. Vindplaats Amsterdam.
Periode eind 17e - begin 18e eeuw.
Eenzelfde exemplaar had een lengte van 483 nnn.
Dezelfde pijp maar nu met 3 i.p.v. 2 steelbanden:479 mm.
Hetzelfde type, merk: de dubbelkoppige adelaar en 2
steelbanden: 490 nnn.

T. hoogte 41 mm, breedte 18 nnn, lengte 476 mm.
merk: de posthoorn, geglaasd. Periode eind 17e- begin 18e
eeuw.

U. hoogte 35 mm, breedte 23 nnn, lengte 247 nnn.
merk: gekroonde 16, geglaasd. Vindplaats scheepswrak
IJsselmeer. Periode midden 18e eeuw.
Van deze pijp zijn er (uit dezelfde mal) 6 gemeten.
De maten liepen uiteen van 244 tot 256 mm.
Dit type behoort tot de 18e eeuwse korte pijp.

V. hoogte 45 mm, breedte 21 nnn, lengte 490 mm.
merk: de keizerskroon, geglaasd. Vindplaats Amsterdam.
Periode: midden 18e eeuw.
De pijp behoort tot de 18e eeuwse lange pijp, de maatpijp.
Het model is enigszins trechtervormig.

W. hoogte 40 nnn, breedte 19 nnn, lengte 460 mm.
merk: de gekroonde ton, geglaasd.
Periode Ie helft 18e eeuw. Een slank trechtervormig model.

X. hoogte 40 mm, breedte 19 nnn, lengte 506 nnn.
merk: de gekruiste degens, geglaasd. Vindplaats Amsterdam.
Periode: Ie helft 18e eeuw.

EINDCONCLUSIES.

- Aangezien er geen aanleiding is om p1Jpen naar steellengte
in te delen, kan men beter wanneer men over de lengte van
de pijp praat de totale maat nemen.Lengtematen vermeld in
pijpencatalogi hebben altijd betrekking op de gehele pijp.

- In de literatuur zijn pogingen ondernomen om de l engte van
de 17e en 18e eeuwse pijp te relateren aan een bepaald

35

u

V

w

X

tijdvak . Gebleken is dat dit niet geheel opgaat. Bodemvond-
sten hebben aangetoond dat een onderverdeling naar typen,
in vergelijking tot de lengtemaat meer oplevert.
Ge lijke en min of meer gelijke typen verschillen niet zo v eel
van l engte.
Door gebruik te maken van de typologie kunnen pijpen in ver-
schillende produktiecentra gemaakt beter met elkaar vergele-
ken worden. Daarvoor zal er nog heel wat gevonden moeten
worden eer daar enig zicht op is. Een gelukkige ontwikkeling
i s, dat pijpen tegenwoordig bij opgravingen nYet zonder meer
genegeerd worden.

36

- De bodemvonsten hebben aangetoond, dat kleine lengtever-
schillen bij pijpen uit dezelfde mal normaal zijn.
De afwijking~is meestal niet meer dan 1 cm. Iets kortere
of l angere pijpen kunnen ontstaan bij het afsnijden van de
pijp en tijdens het bakproces.

- Uit de gemeten pijpen kunnen de volgende gegevens gEhaald

worden:

een zeer gebruikelijke maat voor pijpen uit L

het tweede kwart van de 18e eeuw is rond de 28 cm. IJ

Deze pijpen zijn ongeglaasd .

- Geglaasde pijpen uit dezelfde periode zijn door-

gaans wat langer, 33 à 34 cm.

- De gewone ongeglaasde pijp uit het midden en einde

van de 17e eeuw heeft een lengte van+ 27,28 cm.

- De dikstelige mooi geglaasde pijpen die eind 17e

eeuw gemaakt werden, met allerlei soorten banden

rond de steel behoren tot de lange pijpen.

De gebruikelijke lengte is rond de 48 cm.

- Het geglaasde hielloze type heeft tot de korte

pij pen uit de 18e eeuw behoord. Lengte+ 25 cm.

- Het ongeglaasde 18e eeuwse zijmerktype had een

lengte die rond de 26 cm schonnnelde. Het maakt

geen verschil of de pijp glad of bewerkt is.

~ Tot slot het geglaasde slanke trechtervormige

t ype uit de Ie helft van de 18e eeuw. Hier kan

men van maatpijpen spreken. Deze pijpen h ebben

een lengte van 46 - 50 cm.

Ik heb nog geen gegevens over de ovoide pijp uit de 2e helft
van de 18e eeuw.Dit type zal naar alle waarschijnlijkheid
tot de lange pijpen behoor d hebben, met lengtes van 50 cm en
langer, Heeft iemand nog aanvullende gegevens voor mij, dan
houd ik mij daar voor aanbevolen.

*

ADVERTENTIES.

Verzamelaar biedt te ruil of te koop aan opgegraven Hollandse
pijpen uit de 17e en 18e eeuw, waaronder Sir Walter Ralegh.
Ruilen liefst tegen aardewerk.
J ohan v.d.Wulp

Gevraagd: P. K.N . nummer 1 t/m 8 . Weet iemand deze nummers

voor rniJ te koop?
John van Zetten

37

PIJPEN UIT HAMBURG

Tekeningen Hans Brinkerink, tekst Piet Smiesing.

Onlangs kreeg ik enige pijpen die in Hamburg werden opgegra-

ven. Aangezien deze pijpfragmenten bekende Goudse merken ver-

tonen maar in vorm van de gangbare Goudse modellen afwijken,

lijkt het belangrijk er in ons blad aandacht te besteden. Wel-

licht kunnen andere ledenverzamelaars opheldering geven.

De koppen hebben gemeen dat de merken vóór op de kop werden

aangebracht. Dit werd gedaan omdat de spoorvormige hielen wei-

nig ruimte boden voor het instempelen van het merk.

Het bovenste ex. en het ex. rechts-midden hebben het merk

de melkmeid. Proberen we deze pijpen te dateren volgens de me-

thode van Friederich dan komen we tot een mogelijke produktie-

datum van ongeveer 1800. In Gouda werd dit merk tot 1803 ge-

bruik~ door Maarten Monk en nadien door de familie Prince. De

afwerking is prachtig, ze zijn geglaasd, hebben een fijne ra-

dering en.op de steel een bandversiering. Het "zwangere" tulp-

model heb ik in ons land echter nog niet gevonden.

De pijp links-midden heeft hetzelfde model maar het merk

is de gekroonde ES. Opmerkelijk is dat het merk niet in reliëf

werd afgedrukt maar er werd ingeperst met een z.g.n.blindstem-

pel. Deze wijze van merken komen we hier o.a. tegen op de la-

te pijpen van de fa. Goedewaagen.

De twee pijpen links-onder hebben ook zo'n merk. De model-

len verschillen onderling opmerkelijk. De één is lang en slank

de ander is meer gedrongen. Het slanke model lijkt on een En-

gels type maar deze leunen niet met een hoek van 130b achter-

over, ook zijn de kopranden niet zo mooi afgewerkt. Het merk,

de gekroonde ES, behoorde omstreeks 1800 aan de Goudse pijpma-

kers Abraham de Waas en Jan van Vliet.

De andere twee koppen zijn van een model dat wel in ons

land bekend is. De merken de gekruiste sleutels en de slang

zijn net als de melkmeid in reliëf en in een cirkel gesloten.

Ze werden resp. gebruikt door J.W.Begeer en Louis Mishout.

Aangezien Hamburg al eeuwenlang een belangrijke havenstad

is, kunnen rokende zeelieden uit alle windstreken pijpen in

deze hanzestad achter gelaten hebben. Of ~aakten Goudse fabri-

kanten speciale modellen voor de export? Gissen naar de her-

komst lijkt zinloos. Daarvoor weten we van de ons omringende

landen, buiten Engeland, te weinig van de pijpenproduktie.

Mogelijk verandert dit als ook daar pijpverzamelaars komen.

F.H.W.Friederich, Pijpelogie. j

S.Laansma, Pijpmakers en pijpmerken van 1724 - 1865.

38

~"-~· /..'1

39

PIJPENVONDST TE ALPHEN AAN DEN RIJN

door J .v. d .Meulen en E.v.d.Most

Inleiding

Uit s ummier e gegevens in de literatuur en het archief i s geb le-
ken, dat in de 18e eeuw enige tabakspijpmakers in Alphen en
Aarlanderveen gevestigd waren (a) . Om een gunstige concurrentie
positie te verwerven imiteerden zij bekende Goudse merken en
pijpen . Uit een klach t van het pijpmakersgilde t e Gouda ( 1773)
blijkt dat zij , op de zij k ant van de hiel, het wapen van Gouda
zetten, hoewel dit door de Staten van Ho l land en West- Friesland
sinds 1739 , slechts aan de Goudse pijpmakers was toegestaan(b).
Op de steel gaven ze als plaats van herkomst I N GOUDA aan (c) .
I n 1808 is het aantal pi jpmakerijen sterk t eruggelopen . Men
produc~erd pijpen die plaatselijk bekend zijn onder de naam
"kleine kromkoppen" of "kasjot ten" (d ) . Het is al enige jaren
'<i'e bedoeling deze gegevens te staven aan de hand van vondsten.

Het onderzoek

In 1976 waren op het t e rrein aan de Raadhuisstraat in Alphen
aan den Rijn bij de sloop van enk ele oude huisjes oudhe idkun-
dige vondsten gedaan, waaronder tientalle pijpekopppen.
Het groot ste aant al fragmenten bleek t oen afkoms t ig uit een
grijze kleilaag , op het midden van het terrein, enkele decime-
'ters onder het maaiveld.
Bij het laatste onde r zoek in maart 1982 was het de bedoe ling
t e b epalen of het hier een ' s tort' betreft in de zin van een
ophoging of verharding door middel van aangevoerd materiaal,
dan wel een 'stor t' van een hier ter p lekke gevestigde pij pma-
ker . Hièrtoe werd op dezelfde plaat s, als waar eerder de groot-
ste concen trat ie pijpmat eriaal werd aangetroffen, machin aal
een sleuf gegraven van 1,5 m breed, tot op de onger oerde grij-
ze r ivierklei . Ui t het profiel bli jkt, dat de bodem i s opge-
bouwd uit een bewoningspakke t van ca. 0,5 m dik, die op de on-
geroerde rivierklei ligt en afgedekt wordt door een puinlaag
met een grasmat. Het bewoningspakket bestaat uit twee delen:
- een bovenkant van vuile grijs/zwarte klei die verspr eide

concentr aties pijpmateriaal en aardewerkscherven bevat.
- daaronder schone klei waarin zi ch dri e i ngr avingen bevinden.

Deze ingravingen hebben een vlakke horizontale bodem met
l oodrechte wanden van ca . 0 , 25 m hoogt e en zijn opgevuld met
kalkachtige schi lfertjes. I n deze laag trofffn we enkele piJ-
pekoppen , fragmenten van vuurvaste steentjes en ' wiggen' aan.

40

Pijpen met hielmerken

De opgegraven koppen vertonen wat betreft model en hielmerken
grote overeenkómst met Goudse produkten. Vooral de gelijkvor-
migheid met de typen die Frans Verzijl (1729-1785) gemaakt
heeft is opvallend (e). De koppen zijn geglaasd, dit is het
polijsten, door met een agaatsteen over de kop te strijken
waardoor de grove deeltjes weggedrukt en de kleiplaatjes één
richting opgestreken worden. In het algemeen ligt de kwaliteit
beneden het Goudse produkt, vooral omdat de wanddikte van de
ketel (kop) varieerd. De meeste pijpen waren niet gebruikt.
De pijpen die wel gerookt waren hadden meestal slechts een
lichte verkleuring. De zwaarder gerookte exemplaren waren
meestal voorzien van het wapen van Gouda met daarboven een S

(betekend slegte = gewone), hetgeen een kenmerk is voor Goud-

se pijpen.Hiervan werden slechts enige gevonden,alle met ver-
schillende merken.

Het plaatsen van het merk op de ketel leverde de nodige pro-

blemen op. Dit blijkt uiteenaantal vondsten waarbij het merk-
stempel zo hard tegen de ketel is gedrukt dat er een deuk of
zelfs een gat in de kop is onstaan. Door onrechtmatigheden in
de klei, b.v. steentjes,werd ook een hoeveelheid misbaksels
veroorzaakt. Veel fragmenten zijn gevonden, waarbij de steel
gebroken was op de plaats waar een steentje in de wand was op-
genomen.
De volgende merken zijn gevonden: a. op de ketel; Koning Da-
vid, de slang,de gekroonde 61, de gekroonde 99. b . hielmerken;
de slang, de gekroonde A, de gekroonde B, de gekroonde 16, de
molen, de melkmeid, de zwaan, de lelie, BVB, de gekroonde 9,
de gekroonde turfmand, de gekroonde 59, de gekroonde both, de
both, het scheepje, BwB, de leeuw in Hollandse Tuin, het kla-
verblad, de gekroonde VH (nr.4).
Op een enkele uitzondering na komen de merken overeen met de
Goudse. Het merk de zwaan lijkt bij de Alphense exemplaren
meer op een eend en heeft duidelijk pootjes welke bij he t ori-
ginele Goudse merk niet voorkomen. Het bekende merk ·'.~de both"
is in afwijking van het officieel geregistreerde merk voorzien
van een kroon.
Ook de bijmerken op de zijkant van de hiel b.v. het wapen van
Gouda, een stip of een cirkel, komen op deze pijpen voor.

Versierde pijpen en zijmerken

Er zijn twee typen versierde pijpen gevonden (nr.1, 2). Hoewel
hêt versieringspatroon niet gebruikelijk is komen beide typen
voor in het assortiment van de Goudse pijpmaker Frans Verzijl.

41

.0

(\J

Van het eerste type z1.J n exemplaren bekend die met "de ge-
kroonde L" en "de lelie" gemerkt zi jn. In Alphen is deze pijp
gemerkt met "de gekroonde B" . De s teelvers iering (17 cm) i s
gereconstrueerd en komt overeen met het reliëf van de pijp
die met "de lelie"gemerkt i s . De " gekr oonde L" heeft geen
steel versiering. Het tweede type is in verschillende groot-
ten en merken uitgevoerd. Mogelijk is het kleinste type (nr .
2a), gemerkt met " de gekroonde B", de in de literatuur vermel-
de "kromkop" of "kasjot". Verzijl heeft allen het kleine t ype
gemaakt en merkte deze met "de gekroonde L" en "de leeuw in
Hollandse Tuin". Op de stee l stond zijn naam met daarboven IN
GOUDA . Bij het Alphense type staat alleen IN GOUDA op de stee l
terwijl op de plaats van de naam een versiering met cirkels i s
aangebracht . De lengte van de steel is ca. 19 cm . Het andere
exemplaar (nr. 2b) i s gemerkt met "de slang".
Er zi jn weinig pijpen gevonden met een voorstelling op de ke-
tel, de zgn . zijmerken. Opvallend waren de pijpen met het wa-
pen van Alphen, de achtpunt ige ster . Boven de ster staan de
initialen van de pijpmaker of zijn volledige naam (nr .3) . Van
dit type zijn r eeds eerdere vondsten gedaan, waarbij op de
ketel de letters K V Hen H V H voorkomen. Dit versieringsmo-
tief i s uitsluitend in Alphen gevonden.

Steelfragmenten

De ve l e steelfr agment en z1.Jn in drie groepen te verdelen:

- stelen zonder eni ge versiering of opschrift

- stelen met een eenvoudige bandversiering, die bestaat uit

vier tot acht rijen get ande ver siering rond de steel, aan

weerszijde begrensd door een snoer van cirkeltjes. Deze s te-

len behoren bij de pijpen die met "de lelie", "de zwaan" en

"koning David" gemerkt zijn. .

- s telen met opschriften . Sonnnige pijpmakers plaatsten d . m. v .

een bandstempel hun naam op de steel, meestal aangevuld met

de plaats van herkomst van de pijp . Aan de hand van deze

stelen is het mogelijk de vondst te dateren. In het Goudse

merkenboek is bijgehouden wanneer een pijpmaker een bepaald

merk gebruikte , Tussentijdse veranderingen werden opgetekend .

De volgende stelen met opschriften z ijn gevonden :

a . OVERWEGEN, GOUDA ( 16x) Waarschijnlijk is de naam van Bas-

tiaan Overwe(e)sel bedoeld , die tot 1770 het merk "de gekroon-

de B" heeft gezet. Gezien het grote aantal stelen met deze

naam en de hoeveelheid pijpekoppen met zijn merk , mogen we er-

van uitgaan dat deze naam en het merk "de gekroonde B" bij

elkaar horen.

b. (I) DANENo, IN GOUDA (8x) Ook deze naam is ni e t correkt,

43

het zou I.Danens moeten zijn. Jan Danens heeft omstreeks 1780
twee merken gevoerd n.l. "het klaverblad" en "de molen".
Van beide merken zijn exemplaren gevonden.
c. K.VERBY (4x) Tot 1746 heeft de Goudse pijpmaker Klaas Ver-
by gebruik gemaakt van het merk "de gekroonde 9".
d. VEBRY (lx) Een merkwaardige vondst, bedoeld is hier waar-
schijnlijk de naam van Klaas Verby.
e. xVOGELxx, IRCK ENT (lx) In Gouda zijn twee pijpmakers met
de naam Vogel bekend, Jacobus en Poulus. Als het tweede op-
schrift op ~e steel omgezet wordt, dus ENT IRCK, kan hier HEN-
DIRCK gestaan hebben. Een pijpmaker met deze voornaam is miJ
niet bekend. Ook de merken van Jacobus en Poulus zijn niet ge-
vonden.
f. VERSCHUT , IN GOUDA (3x) Volgens:. het gildeboek heeft Gerrit
Verschut, tot voor 1781, het merk "de both" gezet. Bij de op-
graving zijn meerder exemplaren met het merk "de gekroonde
both" ' gevonden. Aannemelijk is dat zijn naam op de steel van
deze pijp heeft gestaan.
g. BARENT, V.BERKEL (3x) De naam van een zeer bekende Goudse
pijpmaker wiens merk BVB menigmaal vervalst is, hij heeft het
merk van 1730 tot 1757 op zijn produkten gezet.
h. DE JONG (2x) Mogelijk is de naam van Leendert de Jong be-
doeld, hij heeft als merk "het melkmeisje"gezet (1744-1770) .
Ook Jan Tijse de Jong is mogelijk, hij zette het merk "de
zwaann. Bij proefopgravingen op een naast gelegen terrein zijn
veel stelen gevonden met de opschriften LUCAS DE IONG en LUCK-
AS DE IONGH. Hij heeft van 1733 tot 1770 het merk "de slang"
gezet.
i. C.S.B KER (4x) Deze naam is de afsluiting van het reliëf
op de lobben pijp (nr.1). Ze passen niet bij een van de Goud-
se pijpmakers die het merk "de gekroonde B" gezet hebben.
j.k.l. IN GOUDA GOUDA UIT GOUDA (19x) Uit het grote aantal
stelen waarop Gouda voorkomt blijkt wel dat de pijpmakers dui-
delijk hebben willen maken dat de produkten uit Gouda afkom-
stig waren. Sorrnnige van de stelen waren midden in de bandver-
siering gebroken, mogelijk stond op het andere stuk nog een
naam.
Bij vroegere opgravingen op dit terrein is ook een steel ge-
vonden met de naam HENRICH SPAANCH. In de Goudse merkenboeken
komt deze naam niet voor.

Diversen

Behalve pijpfragmenten ziJn ook andere vondst~n aan het licht
gekomen. Veel voorwerpen hebben te maken met het bakproces.

44

- scherven van pijpepotten. In deze potten we rden de pi Jpen zo
econ omi sch mogelijk gerangschikt, voordat ze werden gebakken .
- vuurvas te pijpaarde wiggen . Tijden s het bakken werden de pij-
pepotten door deze wi ggen op hun plaats gehouden . Tevens zor-
gen ze voor venti latiekanalen , zodat de hitte zich gelij kmatig
kan verspreiden.
- fragmenten van vuurvaste oven s t eentjes.
- versinterde pijpekoppen en stel en .
- scherven van 18e eeuws aardewerk, waa ronder een onvolledig
testje met onder de tuit en in de tegenover liggende wand een
gaatje.

Con c l u s i e s

l. Uit he t profiel b l ijkt dat he t pijpmate riaal niet is ge-
bruikt voor een ophoging of verharding.
2 . De vele on ge r ookte pijpen en he t ovenmateri aal geven aan
dat we hier met een 's t ort' van pij pmakers te doen hebben.
3. De aanwezigheid van een pijpmakerij ter p l ekke is niet aan-
getoond , wel is het vermoeden vers t erkt.
4. In overeenstemming me t de literatuur en ar chief- gegevens
bli j kt dat in Alphen inderdaad pijpmaker(s) werkzaam waren .
5 . I n Alphen wer den Goudse pij pen nagemaakt , merken ver vals t
(de zwaan,de gekr oonde both ),n amen misbruikt (Overwegen, Danen,
Vebry en Vogel ).
6. De Alphen se pijpmakers hebben ook onder hun e igen naam (C.
S.B Ker, Henrich Spaanch, I.D.K . Raal,H V H, K V H) pijpen ge-
maakt .
7, Er is een s pecifiek type zijmerkpijp gemaakt met he t wapen
van Alph en .
8 . De Alphense pijpmakers hebben IN GOUDA op de s telen gezet .
9 . Veel modellen van pijpen die in Alphen gemaakt zijn k omen
over een met de t ypen die door F.Verzijl z i jn geproduceerd.
10. Het materiaal moet hier oms treeks 1745 ges t ort z ijn.

Br onnen en lite ratuur

a . Tir ion,I. , Tegenwoordige Staat der Verenigde Nederland en,
deel XVI , blz. 252 , 1746
b. He lbers , G.C ., Goedewaagen,D . A. , Goudse Pijpen, Amste rdam,1942
c. Duco,D., Goudse Pi jpen, 1978
d. Algemeen Rijksarchief, Den Haag, tweede afdeling, Minis terie
van Financieën 1795- 18 13 , Staat der Fabrieken en Traf ieken.
e . Meulen , J.v.d., Het Goudse pijpmakersgeslacht Verzijl, Pij-
pelogi sche Kring Nederland, 4e jaargang, nr. 15, 19 8 1

45

VRAAGBAAK.

Wie heeft in zijn collectie S.W.R.pijpjes uit het eerste
kwart van de 17e eeuw? Ze zijn gemerkt met WS of WS met een
sterretje er boven. Bij dit type loopt de snor door tot tegen
het oor.
Een tweede vraag betreft een Oranjepijp, gemaakt in het 3e
kwart van de 18e eeuw. De pijp is o.a. afgebeeld in Pijpelijn-
tjes, jaargang VI,nurnrner l,pag.7.
Afgebeeld zijn in medaillons een stadhouder met zijn gemalin
en hun beide kinderen.
De vraag is wie er nu staan afgebeeld. DÜco vermeldt in eer-
der genoemde uitgave Stadhouder Willem V met dochter Frederi-
ca Louise Wilhelmina en aan de andere zijde "zijn vrouw" met
de latere Koning Willem I, gemaakt rond 1772.
In eeti volgend artikel in Kunst en Antiekrevue, 6e jaargang
nr.4,pag 21 wordt over de zoon van Stadhouder Willem IV ge-
sproken, die op 8 maart 1748 werd geboren.Zijn moeder heet
Anna van Hannover.
En zo zijn mij nog enkele varianten bekend. Wie kan ons op-
heldering verschaffen?
Duco gaat er van uit dat alle tot nu toe bekende versies van
deze pijp door een en dezelfde graveur gemaakt zijn.
Ik betwijfel dit zeer om de volgende redenen. De koppen zijn
in twee groepen te verdelen. Het belangrijkste verschil zit
in de steelversiering

"'medaillon rond

extra versiering

1> steelversiering met
hondjes/haasjes

Bij de pijp met het merk de gekroonde 19 zijn om de 2 cm
springende hondjes/hazen afgebeeld,aan weerszijden van de
steel.Dit komt niet voor bij de pijpen gemerkt met both en
komfoor. Hier is de versiering totaal anders en voorzien van

46

druiventrossen. Deze pijpekoppen zijn ook veel langgerekter
en de medaillons zijn echt rond . Bij het vorige type zijn ze
ovaal . Als laatste verschil missen de langgerekte typen een
extra versier ing onder het medaillon.
I k begrijp niet goed, wanneer al deze produkten van dezelfde
graveur afkomstig zi jn, hij zul ke kleine verschillen toepast.
Reacties gaarne aan Ron de Haan .
Pijp met merk komfoor: coll . J . v.d . Wulp
Pijpen met de merken both en gekr .1 9: coll.Ar ch.dienst A' dam .

,,

47

Se JAARGANG NR.19 DECEMBER,1 982 .

Van de redak t ie~ ..

Met genoegen constateren wi j dat steeds meer l eden zi ch gaan
int eresser en voor het archiefonderzoek . Omdat het veldwerk in
de win te r tijd stilligt is het speuren in oude geschriften een
zinvol l e aanvulling op de hobby. Immers het vinden van nieuwe
gegevens over pijpmaker s en hun nering kan net zoveel voldoe-
ning geven als de aanwinst van een fraai versierde pijp voor
de collect i e . De r edactie wil u met raad en daad ter zijde
staan als u tot publicat ie wilt overgaan.

Op woensdag 28 september is in Leiden het Pijpenkabinet ge-
opend . In de sfeervolle ruimte van de regentenkamer van het
hof Meer mansburg, Oude Ves t 159a, staat de col lecti e van D.H.
Duco tentoon gesteld. De openingsti j den zijn op donderdag van
19 tot 21 uur en op zondagmiddag . Indien u buiten deze tijden
de expositie wilt bezoeken zult u een telefonis che afspraak
moeten maken . Tel: 071 - 121340

In het AAACentre op de Loo iersgracht is op 9 en 10 oktober
weer de beurs voor verzamelaars van rookgerei gehouden. Gedu-
rende deze twee dagen hebben we vele PKN-leden ontmoet en zijn
geanimeerde gesprekken gevoerd. Het was bij uitstek een kans
om weer eens ' bij te praten'.

Erra t um.

In het artikel over de lengte van de 17e en 18e eeuwse pijpen
is in het P.K.N. numme r 18 op blz.37 een s t orende ty pef ou t ge-
constateerd . Regel 9 luidt: het tweede kwart van de !Se eeuw
is rond de 28 cm. Dit moet worden: het tweede kwart van de
17e eeuw is rond de 28 cm.

Advertenties.

Gezocht een Mah Jong spel i n ruil voor piJpen. Tel:02993- 64206

Te koop: een aantal voorraadpotten voor tabak en een bruide-
gomspijp. Tel: 010- 154140

Ni euwe Literatuur.

D.H.Duco. Me r ken van Goudse pijpenmakers 1660- 1940 . De Ti j d-
stroom , Lochem . ISBN 9060877799 Prijs !26 , 50

49

PIJPENVONDST IN HET OBSERVANTENKLOOSTER TE AMERSFOORT

door Peter Ritmeester.

Op vrijdag 3 september werd het fraai gerestaureerde Observan-
tenklooster in Amersfoort officieel in gebruik genomen .
Daaraan vooraf ging een uitgebreide restauratieperiode, ter-
wijl er tevens opgravingen verricht werden door de plaatselij-
ke afdeling van de Archeologische Werkgemeenschap voor Neder-
land (AWN). In de periode juni 1977 tot 23 januari 1980 werd
er door een ploeg vrijwilligers gegraven, op zoek naar meer
gegevens over het klooster en de diverse bewoners. Bij die op-
graving kwamen een tweetal afvalputten tevoorschijn welke o.a.
een hoeveelheid pijpmateriaal bevatten.
Alle vondsten zijn beschreven en samengebundeld in een boekje
met de titel "Observantenklooster Amersfoort". Het boekje is
bij de boekenwinkels in Amersfoort te koop voor f 27,50 en be-
vat 185 pagina's.
Het door ons PKN lid, Peter Ritmeester, geschreven artikel o-
ver de pijpenvondst laten wij hierna volgen.

A. De pijpen uit de afvalkuil

Van de pijpen die met nog heel veel ander afvalmateriaal uit
de grote afvalkuil in de voormalige klQosterhof zijn geborgen
geeft de datering volgens Friederich !)voor de vroegste exem-
plaren een jaartal van circa 1622 aan. Het overige materiaal
is van latere datum. De volgende jaartallen waren vertegen-
woordigd: 1622 (2x), 1625 (2x), 1628 (8x), 1630 (lx), 1631
(2x), 1632 (3x), 1634 (2x), 1638 (2x), 1640 (2x), 1645 (lx),
1648 (lx), plus nog enkele verdwaalde exemplaren uit 1736 (2x)
1798 en 1817 (elk lx). In totaal kwamen ca. 55 pijpen uit de
afvalkuil, waarvan de bovengenoemde volgens de eerder gemelde
methode meetbaar waren. De overigen waren te zwaar beschadigd
om de methode zonder meer toe te kunnen passen. Kennelijk zijn
deze op een harde(stenen) vloer in stukken uiteengespat. Het
was dan ook een hele verrassing om uit de tientallen koppen en
honderden steelfragmenten een compleet exemplaar te kunnen re-
construeren (merk,"het Scheepje" 1638). Steellengte vanaf hiel
tot mond stuk 431 mm.

- · - tt3cm _ __

-- - - - - - - - r o r r n

(~'; ~- -- -______,_fül\1~'---

'······

50

Inventaris afvalkuil.

Lettermerken cat. A. Totaal 22 ex.

merk aantal jaar merk aantal jaar
4x n.t.b.
x~ 1x 1648 ~ 1x n.t.b.
n> 1? 1x 1650 ~ 1x 1628
1x 1634 4x 1632/ 40
li ! 1x n.t. b. ~o.@ 2x 1634
2x 1625
Xlfil 4x 1628/31 @~

KIID KiÖr

R* ~

Figuurmerken cat. 8. Totaal 12 ex.

merk aantal jaar merk aantal jaar
1x 1645 De Ster 1x ? Het Zwaantje
2 1& 1x ? De Schenkkan
2x 1638 Het Scheepje 2x ? De Spaarpot?
~ 1x ? ? ~n
1x 1798 (Gouda, Jacob
TI ~ 1~ x ? De Windhond
Bos) Koning ? De Halve Maan
~ David ~ 1x

? 1x ? De Truweel

Merkloos cat. C. Totaal 13 ex. Gemerkte onleesbare exemplaren
cat. D 2 ex.
1628 6x
1640 1X

1622 1x 1628 1X

1631 1x n.t.b. 3x

1632 2x

Roosmerk cat. E. Totaal 4 ex. Zijmerk Roos cat. F. 2 ex.

1622 ~1x 1630 1x 1736 2x
1628 1x
1x n.t.b. ~Cijfermerk cat. G. lex.

1817 (Adrianus v. Buyen, Gouda)

51

Zelfde vormen.
Van slechts enkele piJpJes kan met enige stelligheid beweerd
worden dat zij uit dezelfde mal afkomstig zijn . Deze vertonen
alle dezelfde uitstulping aan de
linkerbovenrand van de ketel.
Niettemin blijkt na meting dat
het tijdsverschil tussen de een
en de ander ongeveer 5 jaar be-
draagt. Waarschijnlijk is dit
tevens de marge die bij de methode Friederich in acht moet
worden genomen. Het blijft overigens gevaarlijk het systeem al
te letterlijk te interpreteren. Als indicatie is het goed
bruikbaar. Voor het feit dat de koppen, zoals werd vastgesteld
niet echt doorgerookt zijn moet een verklaring bestaan. De
verscheidenheid van merken kan mogelijk mede een indicatie
zijn voor de theorie dat het bezoekers van het logement De
Doel~n waren die de pijpen gebruikt hebben. Uit archivalia is
bekend dat aldaar het "toebacksuygen" onder het genot van een
glas wijn reeds vroeg in de 17e eeuw vrij algemeen plaats vond.

B. De pijpen uit de beerput

De beerput uit het Observantenklooster leverde naast andere
voorwerpen ook een flinke hoeveelheid pijpekoppen (in totaal
117 stuks), stelen en fragmenten op. Na vele avonden passen
en meten is het gelukt om 14 pijpen tot de juiste lengte te re-
construeren. Een leuk resultaat, temeer omdat tot nu toe maar
betrekkelijk weinig bekend was over de steel lengte van de ste-
nen rookpijpjes uit de eerste jaren van de pijprook- cultuur.
Hele pijpen uit die tijd zijn immers zeldzaam. Van de 14 gere-
construeerdeexemplaren was de helft van het zelfde type en
mogelijkerwijs afkomstig uit Amers foort.
De gemiddelde s teellengte bedraagt 354 mm. Opvallend lang en
moeilijk handelbaar, hoewel een der pijpen uit de afvalkuil
nog zo'n 8 cm langer was. Overigens niet zo verwonderlijk; het
rookgenot werd wel degelijk bevorderd door een lange steel,
die ervoor zorgt dat de rook onderweg afkoelt.

~ - --~
_ _ 3 5 ,: m - -

52

Inventaris beerput.

jaar 1620 1622 1624 1626 1628 1630 1632 1634 1636 1638 1640

aantal 2 11 3 19 16 19 7 4 3 8

jaar 1642 1644 1646 1648 1652 1658 1668 1712 1728
aantal 2 8 2

Lettermerken op de hiel:

R1ID - 15 1I $ID - 2
®ID - 4
~ - 12 rr~ - 1
00
Itr - 4 ffi - 1
Il. R - 2
Il.~ - 5 1?@ - 2
~ fi - 5

nl1 - 3
TIW - 1

Figuurmerken op de hie! : 0~o0·00 -3 * -1 •
-o~ -1
~ -7 -1 ~ -1
~
~ -5 ~ ~ -1

~ -3

Merkloos: 29 en 3 onleesbaar

Zijmerken: 4

\ . ~\

)oe \ t )\

~ '~-o\;'o"-

53

Amersfoortse pijpen.

De pijpmakersindustrie in Amersfoort heeft weinig voorgesteld.
Er was b.v. geen gilde zoals in Gorcum en later ook in Gouda.
Wel waren er pijpmakers. Bekend is dat een zekere Wouter Jans
van Eck in 1654 van de regeerders der stad Amersfoort het
recht verkreeg om als enige binnen de stad pijpen te maken.
Een monopolie dus. Het recht werd voor vier jaar verleend en
nog enkele malen hernieuwd. Op 30 december 1667 vervalt het
recht en is het voortaan "een ieder vrij om het tabakspijpma-
ken binnen dezen stede te exerceren".2)
De meeste pijpjes uit het Observantenklooster dateren, althans
volgens de "methode Friederich" van voor 1654. Zijn er dan
geen Amersfoortse pijpen in de put terecht gekomen?
Aangezien de methode Friederich niet geheel betrouwbaar is
laten we die even voor wat het is en vermeien ons in de vol-
gende theorie. Een aantrekkelijke veronderstelling is, dat de
eerner genoemde exemplaren te Amersfoort vervaardigd zouden
zijn. Waarom?
Een paar veronderstellingen:
- dit type komt verhoudingsgewijs vaak voor (10 op de 117).
- buiten Amersfoort zijn ze voor zover mij bekend ninnner ge-

vonden.
- de pijpen zijn merkloos, een monopolie maakte het merken im-

mers vrijwel overbodig.
- het materiaal is van matige kwaliteit en zijn vrij slecht

afgewerkt. Ook hier kan het monopolie, dus geen concurrentie
van invloed zijn op het uiteindelijke resultaat.

Hopelijk zal uit een nadere studie en ander vondsten-materiaal
wat meer duidelijkheid ontstaan om deze theorie op zijn waar-
de te toetsen.

Geheel versierd.

Een kleine verrassing nl. een verdwaalde Jonas-pijp uit 1640,
ook wel Sir Walter Raleigh-pijp genoemd. Lange tijd werd aan-
genomen, dat de afgebeelde figuur Sir Walter Raleigh, de En-
gelse staatsman uit de tijd van Elisabeth I moest voorstellen.
Enkele jaren geleden werden er echter dergelijke pijpjes ge-
vonden, welke op de steel de naam IONAS droegen. Het monster
dat op de steel voorkomt bij dergelijke pijpjes, doet inder-
daad vermoeden dat het om Jonas (uit de walvis) gaat.
Tenslotten dient nog te worden opgemerkt dat enkele pijpeste-
len uit de verhandeling een steelversiering droegen met de
Franse lelie, net als de roos van Tudor een veel gebruikt de-
cor bij 17e eeuwse pijpjes.

54

Noten:

1) Methode Friederich, ontwikkeld door wijlen de heer F.H.W.
Friederich. De methode komt neer op het meten van de inhoud
volgens de formule HxBxO (hoogt x breedte x diameter kop-ope-
ning). Het produkt wordt in de door Friederich samengestelde
grafiek teruggezocht om zodoende het jaartal te kunnen bepalen.
Zie A.W.N. monografie nr.2, 1975
2) Informatie ontleend aan een artikel van H.Tupan in de Pij-
pelogische Kring Nederland, 2e jaargang nr.7
Volgens een mededeling van W.J. van Hoorn waren er voor 1654
ook reeds pijpmakers te Amersfoort gevestigd.

VERVOLG "PIJPEN UIT HAHBURG"

Niet lang nadat ik het artikel over de vondsten uit Hamburg2)

bij de redactie had ingeleverd, werd de regel 'Het hoogzwange-

re tulpmodel heb ik in ons land echter nog niet gevonden', al

achterhaald. Bij Reeuwijk vond ik zo'n pijpekopje met bult. Op

deze welving werd het merk de leeuw in Hol-

landse tuin of de Hollandse duit, ingedrukt.

Het behoorde toe aan Frans Verzij1I) uit

Gouda. Vergeleken met de Hamburgse vondst is

vooral het grootte verschil opmerkelijk. De

Hamburgse koppen meten h 52;b 23,5;0 18,5

tegen resp. 44,5; 21; 17,5 van de vondst uit

Reeuwijk. Het laatste pijpje moet dan ook w. {f[.";:','
tussen 1745 en 1765 gemaakt zijn. Het korte

hieltje, dat in een vlakje eindigt, is voor-

zien van één Gouds wapentje. Dit wapentje en

de vele dunne glanzende strepen, ontstaan

door het wrijven van de kop met een agaat-

steen, duiden op een hoge kwaliteit.

Na het uitblijven van reacties van verzame-

laars en het ontbreken van dit type in het vondstverslag uit
Waddinxveen 1), mogen we aannemen dat dit "éénzijdige tulpmodel''

weinig gemaakt werd. Ook dit sierlijke model ge tuigt van het

grote vakmanschap van de Goudse pijpenmakers uit de achttiende

eeuw.

Piet Smiesing

Literatuur:

1) Het Goudse pijpmakersgeslacht Verzijl, J.v.d.Meulen, PKN
no. 15 pag.52

2) Pijpen uit Hamburg, Piet Smiesing en Hans Brinkerink, PKN
no.18 pag. 38

55

ARCHIEFDOCUMENTEN OVER EEN 17e EEUWSE HOORNSE PIJP~!AKER EN HET
TABAKSVERBRUIK IN WES T- FRIESLAND IN DIE TIJD.
door Toon Steendijk.

Tot nu t oe is er nog s teeds geen zeke rheid over de aanwezig-
heid van pijpmakers tijdens de 17e eeuw in Hoorn of andere
lvestfr i ese s teden. He t g r o te aantal vonds ten van vroege pi jpen
in die s tre ek , doet we l ve rmoeden, dat er pijpmaker s hebben
gewoond en D.H.Duco denkt daarbij vooral aan de J onaspijp, die
men er erg veel vindt. Door mij zijn heel wat "typis ch Hoorns e
17e eeuwse mode l len" gevonden , o.a . achter de plaa t s waar vroe-
ger de Schutters Doe l en waren. Ook heb ik kopjes me t gele en
groene l oodglazuurplekken, die afkoms tig zouden kunnen zijn
van de Enkhuizer pottenbakkerij. Deze was eigendom van Dierck
Claes Spiege l, een handel aar , die zijn kennis en gronds toffen
uit Duit s l and haalde . He t glazuur komt overeen, maar de bodem-
vondsten, van de pottebakkerij , betreffen a l leen aardewerk.
Bij mijn pijpekoppen zijn er verscheidene die passen in de be-
schrij ving van Duco , a l s van Hoorn a fkomstig (mode l no 235 -
239), n. l . s t e rk dubbelconisch, pl a tt e hiel en me t o . a . het
hielmerk degekroonde II. Hij dat eert ze tussen 1620 en 1650.
Wie zou deze II kunnen z ijn?

®

Door t oeva l kre eg ik een aanwijzing uit het archief i n Hoorn .
De r eso luti es van de Bur gemeesteren beva tte het vol gende ver-
zoek op 31 j uni 1635 (1).
'Alsoo Jan Jeliss van Alkmaer ende consorten aen burgemeeste-
ren ende vaderen der stadt Hoorn hadden verzocht, bij ende om-
trent d ' selve stadt te mogen erigeren sekere oven ende bakke-
rije van witte tegelen die gebruyct werden in der brootbakke-
rije ovens, ende henluyden soude werden alleenen met soclusie
van allen ander en den tijt van vij ftien jar en, die voor schre-
ven tegelbackerije te mogen exercer en .

56

Ende de cleye off materie da.ertoe te gebruyken te mogen doen
booren ende halen uit de naamsloot ende andere publycke vaer-
ten off wateren in de juridictie deser stede alles tot verbe-
teringen van de neringen en welvaert der selver stadt ende nae
deliberatieên van Rade, soo hebben mijn edele heeren burgemees-
teren ende de raden voornoemt uit consideratieën d ' voorschre-
ven Jan Jeliss ende sijne geaccordeert, gunnen en acorderen
henluyden bij dezen dat sijluyden alleenen met seclusie van al-
le anderen sullen mogen eriger en, oprechten ende maecken ter
bequaeme plaetse dicht onder deze stede een oven bequaem omme
daerinne te backen alsulcke brootbackersoven witte tegelen als
voorschreven staet ende deselve neringe alleene t 'exerceren
den tijt van acht jaren binnen welcke tijt wij niemant anders
de selve neringe sullen toelaeten te mogen doen binnen deze
stadt, noch jurisdictie vandien, welcke tijt van acht jaeren
sijn aenvanck zal nemen als heurluyden oven d ' eerste reyse sal
wezen gestooc kt. Ende d ' eerste witte tegelen daeruyt sullen
sijn gehaelt, mits dat de geoctroyeerdens gehouden sullen sijn
in becomen ende halen van genoemde materie soo verre van de
dijcken ende d'oevers der landen te moeten blijven als de keu-
ren ende ordonantiën van Dijckgrave ende Heemraden van Dreg-
terland ende van de Magistraten deser stadt sullen mede bren-
gen . Ten oorconde ons er segel ten saecken der voorz . stadt opt
spatum deses gedruckt den XXXI Juny anno 1635' .

Om uit te maken of deze Jan Jeliss ook ergens als pijpmaker
bekend stond , zocht ik in de gegevens van Duco e n vond daa r
onder Amsterdam een pijpmakersknecht Jan J elis s ( 1621 ) , later
vermeld als arbeider (1635) en afkomstig uit Emden . In Hoorn
ben ik hem in andere stukken nog n i e t tegen gekomen. Wel werd
in 16 37 een Gesyen Jeless gedoopt, waarvan de vader, Sijvert
Jeless , ook uit Emde n kwam.
Al dan niet een p ijpmaker in Hoorn, er is i n elk geva l in Wes t-
Frie s l and hee l wat afgerookt. Al in 1607 we rd e r een keur ge-

maakt tegen "toebackdrincken"; 1Alsoo tot kennisse van mijne
ed. heren de Schout en de Burgemeesteren ende Gerechte deser
stede gecomen is dat dagelijx in de parochiekercke alhier gro-
te insolentie ende moetwillen wert bedreven met tobacq en de-
selve tot groot verdriet van de goede luyden die in deselve
kercke wandelen ende hen reposeren, soo is t dat mijn Ed. heren
voornoemt willen daer inne voorsien mit dese keure ende veror-
donneren dat van nu voortaen nyemant inde voorsegde kercke bij
dage noch te bij avont eenige tobacq sal mogen drincken op
pene van twee gld soo dickwils yemant contrarie bevonden sal
werden gedaen te hebben, te verbeuren ten behoeve van de Offi-

57

cier off kerckbewaerder die de bekeuring sai hebben gedaen ' ( 2)
(zie afbeelding A)

afb . /\
Bij de overheid was het gebruik van tabak niet zo populair en
missèhien vermelde Jeliss met opzet niet dat de oven ook voor
het bakken van pijpen kon worden gebruikt; de vestiging zou
wel eens geweigerd kunnen worden. Als er door hem pijpen zijn
gemaakt, dan had hij in elk geval het monopolie. Zijn bakoven
moest buiten de stad worden aangelegd wegens brandgevaar.
Dit brandgevaar lag ook i n het roken zelf en de stadsbestuur-
ders namen daartegen regelmatig maatregelen. Van 1655 dateert
de ordonnantie uit Enkhuizen, waarin het over de brandrisico ' s
in de handelsopslagplaàtsen ging. Alle keetmeiden werd het ge-
bruik van tabak, het opsteken van pijpen of aansteken van de
lont verboden. Men riskeerde lijfstraffen, die toen voor brand-
stichters gebruikelijk waren.
Hoewel de tabak duur moet zijn geweest, werd ze ook gebruikt
door armen die van de bedeling leefden, want i n 1652 schreven
de burgemeesters resoluties in Hoorn voor, dat deelbrood niet
geruild mocht worden voor drank of tabak. Later wordt nog eens
herhaald dat geen turf of brood van de bedeling mag worden
geruild voor drank en tabak.
Als jongens uit het armenweeshuis door de regenten met de Oost
Indische Compagnie naar zee werden gestuurd, stond er wel een
portie t abak en pijpen op het lijstje van de uitrusting en ook
de huissittene armen die voor zee werden geronseld kregen pij -
pen en tabak mee (afb . B).
Het grootste probleem waar het stadsbestuur mee zat, was het
brandgevaar, daarover kwamen dan ook in de l oop der tijd meer
voorschriften. In de ordonnantie van de scheepswachters van

1657 staat: 'Keuren en or donneren voorts, dat men in gene aen-
comende schepen ende schuyten, de turfschepen daermede onder

58

59

LIJ sTE en REGLEMENT.

p;,,,, 'tgeenJ dt C'di11erenfrtllm ·vermogentoe te /laan, do/ 'l_~en(im meerder,

111111 ee11 'D R R 'D E - lf/ t.A t.A K, '1Ja1r hier na l11diën va-

re"de, zoo 1111n P 111,r)eair 1111dernnede te '1eme,r t:11 dat ir, een K iJl . va11

J.roote air hier nnder flaat uy~'l,edrnkt, zonder dat het een 1;oor het all-
der zal IRO'{tll verwi([e/d -.::orden IJ( totJ(flaa11. Ter Vergade1·i11g va11 de
Sevmtiene gearrejlerrt, dt11 30 Oc1obe,: , 713.

'°oor de Camer HOORN, met het Schip

D E ·R D E - TV A A K.

1 Kilt met Plunje, lang 4~, hoog i en wyd 2 voeten, R ynl:mdfc

Mate, binnens Wyks gemeten, en \'Ïcrk:inc in Jen haak gewerkt.

½î >f?~

~ Pyp of ccl¼'\:un WynofBier.

2"Fles-Kcld ers.

6 I·fammen. . 7 ./J;)_fu,Te '•men nlttr,norder ( ,.;......
4 Kaafèn. - - - -
S al, een bondea pond._J..v.,.,..,.,.;._,..,,.ï...-,,._,.,.e.,...,.,..,.....-(..,~..,,04.•-.-.
I Pro\'i fie-ke!Jercje.

1 Mand met Pypcn, -lang 3 , wyd 1. , hoog x voet.

De bovengemelte Kifien wurleu to~g,e/laan 011derd;e condiûe, dat daar ;n b,~eia

de Pl,miegten Koopm.infcbappm ,•1!/en 11106en ?verdengedam, a!/ood;e-volgem dm
Artic11l-brief en d,' ordre _7)-'II de Comp~gnie, al!e '1,llenfj" en bry-uen tenprofyte

-.,an de gemelte Comp:1-1,me , en d:1-t tot dien eynde een yder ""! moetengedogen'Viji•

,atie -va11fyne K.iflm '90 diftmaals mm ~-1/cx zalbe,geerm.

Aélum in Hoorn den '1 73
Als Bcwinthebberen.

t

60

begrepen, van nu voortaen mede bij daghe of te nac hte niet en
sal mogen vieren, noch eeni ch Zid -û;, <1f te br andende kaer ssen,
brandende Zont, noch t oback mogen gebr uyken op pene van 3
guld ' (3).
Toch namen de brandmeldingen als gevolg van het roken toe. Het
ontploffen van de Hoornse kruitmolen in 1703 werd ook toege-
schreven aan "onvoorsichtige arbeiders die tabak rookten''
(Klaas van Voort) 4 . Achtereenvolgens kwam er een rookv erbod
voor turfwerkers (1681)5, voor molenaars, molenaarsknechten
en andere personen op het erf van zaagmolens ( 1731)6 en het
rookverbod in timmerwinkels (1740) 7 .
Heel wat boerderijen en molens zijn door tabaksvuur in brand
gevlogen (Abbing,1735) 8 en daarom verscheen er in 1738 een ge-
drukte "Keure van de Schout, Burgemeesteren en Schepenen van
de stad Hoorn", die de boeren van haar distrikt verbood te ro-
ken of met brandende pijp in schuren, hooibergen koestallen of
zolders te gaan, of te dorsen en beesten te voeren .
Dat de stad naast deze gevaren, die aan het pi jproken verbon-
den waren, óók de voordelen van het tabaksgebruik wist te be-
nutten , za l ik een andere keer beschrijven .

Literatuur

D.H.Duco . De kleipijp in de zeventiende e euwse Neder l anden .
The Archaeology of the Clay Tobacco Pipe, V Europe 2, BAR
International Series 106 (ii) , 1981
Gegevens uit het streekarchief voor West- Friesland te Hoorn.
1 I nventaris stad Hoorn, Gonnet nr. 158
2 Gonnet nr. 58
3 Gonnet nr . 124, 9e Keurboek
4 Gonnet nr.20
5 Gonnet nr. 127
6 Gonnet nr.124, 1Ie Keurboek
7 Gonnet n r . 128
8 C.A,Abbing, Cronyk. Geschiedenis der Stad Hoorn.

- +- +- +- +- +-

Voor u gelezen door de heer v . Soest:

Een pijpesteel als roerijzer .

In het boek Vinetum, een boek handelend over wiJnen, staat een
gr appig stukj e. Omstreeks 1900 werd in Den Haag en omstreken
rigueur gedronken . Het drankje bestond uit jenever of "rood"
met suiker . Inplaats van een lepeltje werd om te roeren een
pijpesteel verstrekt .

61

DE I.A. HIELMERKEN, MOGELIJK GEZET DOOR JAN ATVOORT.

John Atford, later Jan Atvoort, was een Engelse pijpmaker af-
komstig uit "Sitnecoortne", woonachtig op de Heiligeweg in
Amsterdam. Zijn huwelijksintekening vond plaats op 8 december
1635 . Dit zijn de enige gevens die D.Duco over hem geeft in
zijn boek "De kleipijp in de 17e eeuwse Nederlanden". Hij
noemt de producten uit het atelier van Jan Atvoort perfect,
zowel het model, de kleibeheersing als de afwerking. De pijpen
worden door hem gedateerd tussen 1625 en 1640.

Ik heb een klein onderzoekje gedaan naar de verschillende
hielmerken met I.A. initialen en daar is het volgende uitge-
komen. Tussen de initialen staat het huismerk. Dit huismerk
bestaat uit een monogram van de letter A en een latijns kruis
met aan weerszijden de letters I.A.

ab Cd e

Van dit merk heb ik 5 types kunnen onderscheiden:
a. Het normale hielmerk met een punt op de I, de hoogte van

het A monogr am is 6 mm.
b. Het normale hielmerk met een punt op de I, de hoogte van

het A monogram is 7 mm.
c. Het normale h i elmerk maar nu zonder punt op de I, terwijl

van het A monogram de twee buitenste poten missen onder de

dwarsstreep. Hoogte 5 mm.
d . Het normale hielmerk ook zonder punt op de I, terwijl ook

hier de twee poten missen. Hoogte 8 mm.
e . Een volkomen afwijkend model : een kopstaand wapenschild

waa rin het A monogram, nu in plaats van I.A., aan weerszij-
den 5 puntige sterretjes.
De vijf besproken types hebben alle een gedrongen vorm en een
uitgesproken hiel, die vrij breed is . Alleen de grootte va-

rieert enkele mm.
f. Een prachtig hielmerk uit de collectie van Ron de Haan.

Achter de I.A. initialen een schijnende zon, omgeven door
de bui t enrand van een Tudorroos. De vorm van deze pijp komt
overeen met de hiervoor beschreven pij pen, maar heeft vrij-

62

fg j

wel geen hiel.

g. Een I.A. merk aan weerszijden van een gekroonde roos met
een punt achter de I en een punt voor de A (Friederich,
Pijpelogie, afb.15 nr.135).

h. De I.A. initialen aan weerszijden van een gekroonde roos.
Dit merk is gezet op een J onaspijp en door D.Duco toege-
schreven aan Jan Atvoort (nr.160) .

i . De I.A. initialen aan weerszijden van een gekroonde roos.
(Friederich, Pijpe l ogie, afb. 15 nr . 50)

j . Tot slot de I.A. i nitialen aan weerszi jden van een gekroon-
de roos. Dit is echter een dubbelconische k op met een wijde
ketelopening. Het i s twijfelachtig dat deze pijp van J an
Atvoort zou zijn.

Dit waren de, tot nog toe bij mij bekende, I.A. merken die

door D. Duco ~2B~1ilt aan Jan Atvoort t oegeschreven zouden kun-

nen worden, maar het bewijs on tbreekt ten enenmale.
Behalve de pijpen die gemerkt zijn met g, hen i, heb ik ge-
br uik kunnen maken van exemplaren uit de collecties van Ron
de Haan en mijzelf .

Mochten er l eden zijn die afwijkende I.A. merken bezitten,
dan zou ik dat gaarne vernemen .

Jos Boelsma, Zinniastraat 56, 1214 KR Hilversum

Bronnen :
D.Duco, De kleipijp in de 17e eeuwse Nederl anden . BAR V 198 1
F.H.W.Friederich, Pijp elogie. A.W. N. -monografi e no.2, 1975

FALKLAND PIJP.

Opni euw heeft de Enge l se pijpmaker Eric Ayto een hi storische
gebeurtenis aangegrepen als motief voor een nieuwe pijp .
Ditmaal is de Falkland-crisis gememoreerd. Op de linkerzijde
van de ketel staat de Engelse v l ag en op de s teel het op-
schrift FLY THE FLAG. Op de andere zijde van de ketel staat,
i n een vlag TASKFORCE me t daarboven FALKLAND en eronder IS-
LAi.~DS. De hiel is op de bekende manier gemerkt met een Oen
een 8 (z ie PKN nr. 17) .

63

VONDSTEN VAN HET WATERLOOPLEIN

door Ron de Haan.

In maart 1981 begon de Archeologische Dienst van Amsterdam met
een opgraving op het Waterlooplein. Op dit terrein, waar men
nu, onder ~.E. bescherming, druk bezig is met de bouw van de
.,Stopera", zou de dienst meer dan een jaar werkzaam zijn.
De wijk werd vroeger 11Vloonburgn genoemd.
Het onderzoek betrof het huisafval in beerputten, hetgeen van
groot belang is voor de pijpelogen.

In het jaar 1592 kondigde het stadsbestuur aan dat er met de
ophoging van dit gebied een aanvang zou worden genomen. Door
de explosieve groei van de bevolking, met name veroorzaakt
door de immigranten, was er een nijpend gebrek aan huisvesting
ontstaan. Mensen die in de omgeving van het Waterlooplein
woonden mochten daar legaal hun huisvuil storten.
Bekend is dat het pijproken juist in deze laatste jaren van de
16e eeuw, waarschijnlijk via Engelse zeelieden, ook hier zijn
intrede deed.
Eind 1595 of begin 1596 werd het terrein op hoogte gebracht
met een afdeklaag waardoor van een gesloten, nauwkeurig da-
teerbare vondstcomplex kan worden gesproken. Dit blijkt uit
een groot aantal gedateerde vondsten tot 1595, terwijl er geen
materiaal is gevonden uit de jaren hierna.
De Archeologische Dienst van Amsterdam heeft in deze laag een
uitgebreid onderzoek gedaan. Op pijpelogisch gebied is slechts
één pijpfragment, met hiel , gevonden . Het fragment was onge-
merkt en moet voor 1596 gedateerd worden.
Het terrein bleef vervolgens een tijd braak liggen i.v . m. het
inklinken van de grond, waarna men in 1602 begon met de uit-
gifte van bouwrijpe percelen. Op een kaart uit 1625 van Bal-
thasar Florisz. van Berckenrode is duidelijk te zien dat de
wijk volledig is volgebouwd, met maar liefst vier huizenb lok-
ken. Er zijn in totaal 2 b l okken opgegraven, waarbij 106 beer-
putten zijn geleegd, die nu ve rder op de dienst onde r zocht
worden.
De wijk is in het begin vooral bewoond door Portugese joden en
later volgden ook Poolse en Duitse joden. Veel ' loden' van het
kosjere(?) vlees zijn hier o.a. het bewijs van.
De Archeologische Dienst van Amsterdam richt zich in eerste
instantie op een kwantiteitsonderzoek, dus hoeveel procent van
welk materiaal in verschillende putten aanwezig is. Dit wordt
met bijna alle voorwerpen gedaan, dus ook met pijpen.

64

Foto : Dienst Openbare Werken Amsterdam/ Amsterdams Historisch
Museum - Afd. Ar c heo l og ie.

65

In dit aanvangsartikeltje wil ik niet verder ingaan op deze
onderzoeksmethode mede doordat het onderzoek nog lang niet is
afgesloten. De resultaten zullen te zijner tijd gepubliceerd
worden.
In de beerputten (zie foto 1) werden vreemde en afwijkende
pijpen gevonden die zeker extra aandacht verdienen. Bovendien
was er ook veel vergelijkingsmateriaal met de huidige daterin-
gen aanwezig. Inmiddels heb ik de complete vondsten uit 40
beerputten gedetermineerd en op lijsten verwerkt. Een paar
duizend pijpen zijn nu reeds door mijn handen gegaan.
Ik wil beginnen met de oudste vondsten en later bijzondere 18e
eeuwse pijpen behandelen. Wat opviel was dat hoewel de wijk in
1625 reeds geheel bebouwd was, de vondsten tot op heden niet
overeenkomstig de verwachtingen zijn. Van de 66 putten die nu
nog bekeken moeten worden stamt het grootste gedeel te uit de
18e eeuw.

Als eerste een piJpJe dat rond 1600-1605 is te dateren (zie
foto 2). Het hieltje is schuin weggebroken, de pijp heeft geen
raderingsrand en is recht afgesneden, waarschijnlijk toch al
een Hollands produkt (hoogte 21 mm).
Het volgende pijpje (foto 4a,4b) heeft dezelfde afwerking maar
is wel voorzien van een fraai hielmerk, de 6 puntige ster. Dit
duidelijk vroeg Engelse pijpje werd met drie totaal verschil-
lende andere modellen gevonden. Opmerkelijk was ook hier weer
de slechte kleibeheersing .
Aanmerkelijk fraaier is het vo l gende pijpje (foto 5a,5b), te-
vens voorzien van een mij niet bekend hielmerk, waarbij in de
kroon de letters TE of TF staan. Wie kent dit merk?
Dit typisch Hollandse model heeft geen radering en i s recht
afgesneden. Een botter werd nog niet gebruikt.
Ronduit tegengevallen i s het aantal bewerkte 17e eeuwse pij-
pen. Barok versieringen zijn in het geheel niet gevonden, al-
leen een aant al pijpen met opliggende Franse lelie versiering,
die niet van een hielmerk waren voorzien (foto 3). Het komt
uit Gouda of Amsterdam en is te dateren r ond 1635.
Er is slechts één SWR-pijpje gevonden van een slechte kwali-
teit, di e gemaakt was in een reeds lang vers l eten mal, boven-
dien was de pijp ongemerkt. Misschien valt hier toch iets te
zeggen voor de redenatie dat de SWR- pijpjes werden gerookt
door bepaalde bevolkingsgroepen . In dit geval rookten de immi-
granten, die geen enkele band met de geschiedenis van Engeland
hadden, ze in e lk geval niet(foto 6a,6b) .
Als laatste een zeer fraai produkt van deze v.r oege groep. Het
is een Engelse pijp (foto 7a,7b), waarvan de kop gegl aasd i s

66

67

en geen radering heeft. De hiel is "heart shaped" en met de
hand ingegraveerd. De pijp is goed door gerookt. De hoogte van
de pijp is 35 mm, de hiel heeft een lengte van 18 mm en is
12 mm breed. Tot nu toe is dit het enige model waarbij de hiel
voorzien is van zo'n fraai merk.
Ik hoop na dit inleidende artikel in de komende nummers een
vervolg hierop te schrijven. Hierin zal ik dan een aantal pij-
pen behandelen waaronder een zeer boeiende groep uit het begin
van de 18e eeuw. Daarna vo lgt een artikeltje over ' sigar en-
pijpjes' uit het laatste kwart van de 18e eeuw, alsmede een
aantal reli~fpijpen voorzien van fraaie foto's, die gemaakt
zijn door Michiel Groeneveld.
Gaarne hoop ik ook reacties, op- en aanmerkingen te mogen ont-
vangen, die dan weer als aanvulling voor het eindverslag ge-
bruikt kunnen worden.

Met dank voor de medewerking van de Archeologische Dienst van
Amsterdam.
Foto ' s : M. M.Groeneveld.

Geraadpl eegde literatuur:

D.H.Duco De kleipijp in de 17e eeuwse Nederlanden.BAR J06(ii )

Oxford , 1981

D.H.Duco De techniek van het pijpmakersbedrijf te Gouda. BAR

S 92, 1980

J.v.d.Meulen, H.Tupan De Leidse tabakspijpmakers. Stubeg,1980

Kunst & Antiek Revue 7e jrg. nr.7 t

B.van der Linden-Nijdam. Artikel in Stad en Stedeling.

68

AMATEURTABAK EN AMATEURSSIGARETTEN.

door Fred Tymstra.

Af en toe verschijnen er op beurzen oude pakjes tabak en si-
garetten, die hun weg naar verzamelaars vinden.
Zo kwam ik de laatste paar jaar in het bezit van verschillende
verpakkingen van het merk AMATEUR.Veel pijpenverzamelaars heb-
ben ook oog voor tabacologie, vandaar dit artikel.
We moeten in de geschiedenis teruggaan naar 1940, toen Duits-
land ons land binnenviel. Al na enige maanden werd duidelijk,
dat de aanvoer van tabak spoedig bemoeilijkt zou worden en in
hetzelfde jaar kwam er een Rijksbureau voor Tabak en Tabaks-
producten ( R.B.T.T.) Dit bureau regelde de tabaksvoorziening
in het binnenland. Kerverijen en fabrieken kregen slechts be-
perkte hoeveelheden ter verwerking aangeboden.
In 1942 werd de schaarste van tabak zo groot, dat men besloot
de tabak te distribueren. Op tabaksbonnen kon men sigaretten,
sigaren of tabak verkrijgen. In de laatste oorlogsjaren wer-
den de rantsoenen zo klein, dat zelfs pakjes tabak met een mes
doorgesneden werden.

Het allerbekendste sigarettenmerk was toen CONSI. In de volks-
mond stonden deze letters voor Cigaretten Onder Nationaal So-
cialistische Invloed. De pakjes Consi werden in grote hoeveel-
heden onder Duits toezicht geproduceerd en waren in 3 kleuren
verkrijgbaar. Andere bekende oorlogsmerken waren: Nederland
zal herrijzen, Nederlandsche Vliegers en Ergens in Nederland.
In de laatste jaren van de oorlog was er vrijwel niets meer
te koop en tabakssurrogaten verschenen meer en meer op de
markt. Vrij bekend waren de zgn. Kauwstangen. Zij droegen het
uiterlijk van een soort sigaar, maar bevatten in het geheel
geen tabak. De inhoud bestond uit gedroogde hopbladeren, ge-
wikkeld in een soort vloei van grijsbruin papier. De mensen
braken er een stuk af en kauwden er op. Sommigen probeerden
Kauwstangen te roken, hetgeen een ondraaglijke stank veroor-
zaakte. Maar voor de verslaafde tabaksgebruiker was niets te
dol!

Tabaksdetaillist de Heer van Vreumingen uit Gouda herinnert
zich nog, dat in 1944 de totale winkelvoorraad ( in hoofdzaak
surrogaatproducten) geschat werd op !75,-. Dit toont nog eens
duidelijk de tabaksschaarste aan.
Hoewel er vanaf 1946 weer sprake was van voldoende tabaksaan-
voer heeft het distributiesysteem nog tot 1949 sta~d gehouden.
Het is niet vreemd te vinden, dat veel tabaksgebruikers deze

69

250 GRAM 3

BAAI 4

J AMATEURS
SIGARETTEN
AMATEUR
TABAK

OOGST

1948

o.,.,._........."""""' · -

THEOl>OIVI IQD(EIJ!I N.V. Q,ealaOH

t1rr8LUITEHI> BESTEMD VOOR
EIGEN GE!IR~

Hel nrhandelen deaer tabak
l1 lngnolge art. S Ud l der
Tabakl· en TabaJr:J>roduden•

l>NchlkklDg ·nrbodon

1

Ufblult•nd bestemd •oor el9en
gebrullè, \/erbodon deze 1l9•r.tten
te •èrh•"delen Ingevolge Art. 5
lld 1 , der Tab•k-en Tebaltsproduc-
tenb••chikklng 19-40 No. 1 .

2 5

70

ontwikkeling niet hebben afgewacht. Al vanaf 1940 begon men
op elk geschikt stukje grond met de verbouw van tabak,
Na het oogsten werden de bladeren op zolders gedroogd en som-
migen waagden zich er aan om deze onbewerkte tabak te roken.
De meesten echter stuurden de inlandse tabak op naar fermen-
teerinrichtingen, waardoor na terugkomst zij duidelijk aan
kwaliteit gewonnen had. Zo kennen we de Firma's Albers in
Druten,Roelfsema & v.d.Helm in Zwolle en Dobbelmann in Wad-
dinxveen, die op deze manier weer wat werk te doen hadden.
Ook werd de door amateurs geteelde tabak aan sigarettenfabrie-
ken aangeboden die er pakjes van maakten. Zowel de pakjes ta-
bak als de sigaretten droegen het merk AMATEUR.
Het product mocht niet verhandeld worden, de wet schreef voor
dat het uitsluitend bestemd was voor eigen gebruik. Niettemin
werd er onderhands veel ruilhandel mee bedreven.(afb.2)
Van verzamelaars van sigarettenverpakkingen vernam ik dat er
ongeveer 10 verschillende pakjes AMATEURsigaretten moeten heb-
ben bestaan. Alle pakjes kostten toen 20 et+ 4 opcenten, een
soort belasting.
Zo ken ik de volgende verpakkingen:
1. schuifdoosje,bruinkleurig met afbeelding van een tabaks-

plant.3e soort,fabriek Louis Dobbelmann.
2. cupverpakking,wit met rode opdruk.(afb.3)
3. cupverpakking,wit met rode opdruk.(afb.2 en 5)
4. cupverpakking,bruinkleurig pakje,fermenteur Fa.Albers.

(afb.4)
5. cupverpakking,geel-wit met groen-rood-bruine opdruk.

Onder het woord Amateur de afbeelding van een kleine bloei-
ende tabaksplant.

Naast sigaretten waren er pakjes rooktabak van 50,100 en 250
gram. Zo kostte een pakje van 50 gram 2e soort 20 et+ öpc,2½
et.De fabrikant was L.Dobbelmann,Waddinxveen,
250 gram Amateurtabak nr.3 uit 1946 kostte fl,- + opc. 12 et,
Hiervan was de fabrikant Th.Niemeyer te Groningen,(afb. 1)
Ook werd Amateurshag verkocht in puntzakjes, Bijv. 50 gram
lichte shag nr.3, verpakt in een bruin zakje 20 et+ opc 6 et.

Door het herstel van de tabaksvoorziening kwam kort na 1946
een einde aan de Amateurtabak.

Bronnen:

Tabak en 'Tabak' in de oorlogsjaren 1940-1945, door G,A,Bron-
gers. Uit:Niemeyer Nieuws, jrg. 1970,nr.4.
Interview met de Heer D.G.v.Vreumingen,winkelier in Gouda.

71

VRAAGBAAK.
Wie kan mij vertellen voor
welke gelegenheid deze pijp
is gemaakt en wie de maker
zou kunnen zijn.
Ik heb hem gevonden bij
graafwerkzaamheden in Gouda.
Het hielmerk is helaas af-
wezig. Reacties naar:
Martin Steenbergen

72

5e JAARGANG f\R. '2.0 MAART,1983.

Van de redactie : ...

De P.K.N. bestaat 5 jaar. Met dit historische feit willen wij
alle leden feliciteren en diegene bedanken die door daadwerke-
lijke medewerking hebben gezorgd dat deze mijlpaal bereikt kon
worden. In de loop van de tijd heeft het blad een ander uiter~
lijk gekregen en is het aantal abonneés gestegen tot boven de
200. Wij hopen dat het verschijnen van het blad voor veel le-
den een stimulans zal zijn om naast het verzamelen van het ob-
ject, ook in historische bronnen te gaan spitten om nieuwe ge-
gevens en aanvullingen aan te dragen over het wel en wee in de
pijpmakersnijverheid. Steeds opnieuw blijkt dat we slechts een
fragmentarische kennis bezitten over deze industrie. In de ar-
chieven en in de grond is nog ruim voldoende materiaal aanwe-
zig om vele lustra te kunnen vieren.

De pijpenmiddag zal ditmaal in oktober worden gehouden. Het
Provi nciaal Museum in As sen zal dan onze gastheer zijn. Tevens
bestaat de gelegenheid de fraaie overzichtstentoonstelling
óvei pijpen en tabacologica te bezoeken. Nadere gegevens over
het prograilllila en tijdstip volgen in een van de volgende num-
mers.

In het AAACentre op de Looiersgracht is in maart weer de beurs
voor verzamelaars van rookgerei en pijpen. Nadere gegevens
staan op de binnenzijde van de achterkaft.

Voor u gel ezen ....

Uit een persbericht eind november bleek dat het zeer slecht
gaat met de op één na laatste pijpenfabriek.

Pijpenfabriek failliet
De 200 jaar oude Goedewaagens Koninklijke Hollandse p1Jpen- en
aardewerkfabriek in Nieuw-Buinen gaat dicht. De directie heeft
gisteren het faillissement aangevraagd. De s luiting betekent
het ontslag van 110 werknemers. Het bedrijf raakte in finan-
ciële nood als gevolg van afzet problemen en concurrentie van-
uit Taiwan. De fabriek kende overigens al geruime tijd moei-
lijkheden. De bonden tonen zich niettemin verbaas d over de
failli ssement saanvrage van het bedrijf dat z i ch in 1963 vanuit
Gouda in Nieuw-Buinen vestigde .

Dagblad Trouw dinsdag 23 november 1982

73

PIJPAMBAChTELIJKE KOPPEN.

Het ambacht van het pijpmaken is op een aantal pijpen afge-
beeld. Niet alleen zij n een aantal bewerkingen te zien, maar
ook staan enige belangrijke attr ibuten a l s versiering op de
ketel.
Op de eerste pij pekop ( la ) bevindt zich , in een ova l e omlijs -
ting, een pijpmaker die e en pijp uit de vorm haalt, naast hem
staat een pijpeton. De oml ijsting wordt aan één zijde vastge-
houden door een staande leeuw ( lb ). Op de andere zijde , ook in
een omlij sting , zit een vrouw die een pijp aan het afwerken
is (Ic) . In het mi dden, aan de achterzijde staat het merk ' de
gekroonde ES', dit is tevens het hielmerk ( Id). Datering 1780 .
Van dit type pijp(3)bestaat ook een 20e eeuwse versie. De fir-
ma P . Goedewaagen en Zoon heeft een krulpijp gefabriceerd waar-
van de voors tel ling een sterke overeenkomst vertoont met het
exemplaar uit de 18e eeuw. Het is zeer wel mogelijk dat de ou-
de mal is ·'·opgehaald" omdat deze versleten was. Het reliëf i s
vlakker en de rijkdom aan details is afgenomen. De vrouw heeft
nu een bloem in haar hand en de pijlenbundel in de klauw van
de leeuw is bijna niet meer te zien. Ook het opschrif t onder
de leeuw : TE GOUDA komt niet meer voor . Het ES merk op de hiel
is op het oude exemplaar i n reliëf, terwijl dit merk op de ·la-
tere pijp een intaglio (indruk) stempelmerk 1.s .
De pijpmakersp ijp van R. de Haan is uit een andere mal afkom-
stig (2). Dit zeer fraaie produkt is gemaakt door Arie van der
Klyn (1788-18 19/32) , die zijn naam ook in het lint boven de
leeuw heeft staan . Het hielmerk AE is door Abraham Eling in
1707 als eerste gebruikt. Volgens de Friederich-dateringsme-
thode (HxBxO) is deze pijp omstreeks 1790 gemaakt, dit komt
overeen met de periode waarin A. v .d.Kleyn werkzaam was.
Op afbeelding 4 is een p ij pmaker met een kruiwagen, waarop een
pijpepot of ton staat op weg naar, of komende van de oven .
De dater ing van deze pijp ligt omstreeks 1750.
Op de laatste pijpekop (5) s taa t aan beide zijden van de ketel
een pijpepot of pijpeton . Deze pijp is langs de vo rmnaden van
een pare l rand voorzien . De kop is onlangs gevonden in Schoon-
hoven.

Na-ist de hier beschreven pijpen komt het eindprodukt, de pijp
vaak op pijpen voor, zowel als hielmerk of al s zijmerk. Beken-
de merken zijn: de liggende pijp , de twee liggende pijpen en
de kruispijp.

Mochten er nog aanvullingen zi jn op deze ambachtelijke koppen,
dan gaarne reakties naar: Leen van d en Berg, Bloemstede 22 ,
3608 TK Maarssenbroek.

74

2

4 5
75

TABAKSBELASTINGEN EN PIJPMAKERS IN DE l7e EEUW TE HOORN.

door Toon Steendijk.

In het begin van de l7e eeuw was er sprake va n belastingont-
duiking op grote schaal op bier en brandewijn. Daarom stelden
burgemeesteren en vroedschappen van Hoorn in 1622 nieuwe ver-
ordeningen, waarbij ze ook de tabaksbelasting ging regelen:
rrEnde alsoo den t obacq nu in een genera l e verpachtinge sal
wierden gebr acht, ende volgende voorgaende resolutie ge schre-
ven sal tot Amsterdam, dae r nae die or donnantie sal dienen ge-
d:re s seerd wer den, omme d 'selfe ordonnanti e te r ed:re s seren,
sulx noch ten meerder diens te van de Landen sal bevinden te
behor en 11 ( 1)

Deze v erordeningen wa r en zeer voordelig voor de stadska s, maar
betekenden een verzwaring van de lasten voor de tabakshandela-
r en " Deze schreven in 1638 een uitvoerig verzoekschrift over
de hoge tarieven op de invoer van tabak ( 2). Voor de tabaks-
handel op de Barbados- en Cana rische eilanden moesten ze aan
de West-Indische Compagnie vaste bedragen betalen, naast het
normale vrachtgeld en convooigeld. De stad Hoorn inde ook nog
b e lastingen, per pond verhandelde tabak. Dit maakte de lasten
zo hoog dat ze uiteindelijk twee maa l de tabakswaarde bedroeg.
Het verzoekschrift werd door elf kooplieden aan de Heeren Sta-
ten va n Holland en West-Friesland toegezonden. Ze wilden de
belasting op de invoer ve rschuiven naar belasting op het ver-
bruik. Voor de handelsstad Hoorn zal dat aan inkomsten niet
veel uitgemaakt hebben.
In 1676 hebben klachten van handel aren en winkeliers weer e en
nieuwe verdeling van de belastinglasten tot gevolg. Hoorn
krijgt dan van de Staten van Holland en West-Friesland een
nieuwe ordonnantie voorgeschreven (3). Deze ordonnantie maakte
verschil in de herkoms t van de tabak, en men b erekende de be-
lastirig per pond of per canaster.
Om de kwaliteit t e b ep a len werden stedelijke keurmeesters aan-
gesteld, de handelaren moesten de helft van deze onkosten be-
talen. Bovendien moesten de handelaren hun opgeslagen waren
laten inschrijven en de schipper die de goederen aangevoerd
heeft vermelden. Alle schippers die tabak binnen brachten
moesten dit onmiddelijk laten inschrijven, dit om fraude te
voorkomen. Alleen op vertoon van dit inschrijfformulier mocht
het s c hip worden gelost. Zo werd het een en ander dubbel ge-
controleerd. Bi j het verzwijgen en nie t nakomen van de bepa-
lingen werden hoge boetes ge eist.
Het verkopen van tabak was voor veel mensen een bijverdienste;

76

dat blijkt wel uit de archiefstukken waarin wanbetalers voor
het gerecht werden gedaagd(4). De belangrijkste tabaksverkoop
vond plaats in de herberg, door de herbergier, maar ook de
chirurgijn verkocht tabak, evenals de zilversmid, de linnen-
verkoper en zelfs de schoolmeester.
In 1691 ging het stadsbestuur ook daar munt uit slaan, de
kleine verkoper werd een vergunning voorgeschreven. Tijdens
de regering van Lodewijk Napoleon, in 181 1 werden vele zaken
opnieuw geregeld, er bleken in Hoorn (8000 inwoners) 72 tabak-
verkopers te bestaan. Om de concurrentie met Frankrijk te be-
perken werd de tabakshandel stilgelegd en bleven maar vijf
franssprekende winkeliers over (5).

In de genoemde stukken over wanbetalers, die voor de "Commis-
sarissen voor Kleine Zaken" werden geleid, staan twee pijpma-
kers vermeld. In de eerste plaats Pieter Gerridtz., tobacx-
pijpemaecker (1642), dit betrof zaken met de Raden van de Ad-
miraliteit. Hierbij ging het waarschijnlijk om pijpleveranties
voor de schepelingen. In latere stukken werd Pieter Gerridtz.
potbacker genoemd.
Tussen de door mij gevonden 17e eeuwse piJpjes
bevindt zich een exemplaar met een typisch
Hoornse dubbelconische kop en de initialen
PG (zie afbeelding).

De tweede pijpmaker is waarschijnlijk afkom-
stig uit Engeland. In een geding met de chi-
rurgijn, Mr. Willem, wordt in 1642 de pijpma-
ker Doorn Litteraer genoemd. In de doop- en
trouwboeken vinden we dat in 1628 de j\:mggezel"Doói:n.::.Litte-,,
raer trouwt met Trijn Reijnders dr. van Amsterdam. Ze woonden
op het Achterom, waar meerdere Engelsen gehuisvest warèn .
In een vordering van huishuur werd in 1648 de weduwe van Doorn
Litteraer genoemd. Het zal niet eenvoudig zijn om over de be-
drijven van deze pijpmakers gegevens te vinden, want er be-
stond in Hoorn geen pijpmakers- of pottebakkersgilde.

Bronnen uit het archief West-Friese Gemeenten te Hoorn:
1. Resolutieboek van Burgemeesteren en Vroedschap, opberg

nr. 106
2 . Handel en neringen,opberg nr 2568, Gonnet Inventaris nr.453
3. Resolutieboek van Burgemeesteren en Vroedschap, opberg nr.

122
4. Rol van commissarissen van kleine zaken. Oud Rechterlijk-

Archief, opberg nr. 4430,4431
5. Klaas van Voorst, Chronyck van Hoorn, opberg nr. 23

77

Enige archiefstukken die betrekking hebben op de handel in
tabak en de aanwezigheid van pijpmakers in Hoorn.
Hieronder een vertaling van de originele stukken, die op de
naast gelegen pagina staan.
De uitspraak staat naast de aanklacht vermeld.

I Mr. Willem chirurgijn, eiser, Commissarissen verclaeren

en Jacob Jansz. in de cleijne gedaagde wellich ,;

havensteegh, gedaagde concludeert tot (=schuldig)

betalinge van XIII gl uyt sake

van coop van toback

II D'zelve eiser, ende Doorn Litteraer Commissarissen hou-
pijpmaker,gedaagde,concludeert den de sake in ad-
~er betalinge van elff gl. vijs tot doenredag
uyt sake ende als reste van
coop ende conditie ten voordeel
van eiser gepurificeerd.

III Doorn Litteraer, pijpmaker, Commissarissen houden

ende Mr.Willem chirurgijn, de sake in advijs tot

gedaagde,concludeert tot betalinge doenredag

van vijftich car. gl. uyt sake van

coop van een tonne pijpen

daerboven de gedaagde heeft gerespondeert

IV Bent Jansz.,eijser, contra Pieter
Gerri dtsz. toebaxpijpenmaker , gedaagde ende defait
concludeert tot restitut i e van derthien
gl. sesthien stuyvers bij de gedaagde van de
Raden ter Admiraliteit ontfangen
hem eiser toebehorende

V Mr.Cornelis Schoolmeester wellich (=schuldig)
eiser,contra J acob Volckertsz.
gedaagde,om betalinge van 13 gl,
over coop en leverantie van
tabacq

78

0-,..--~;r-s v~::J_e_

~ ~-~~ .(.,L.. '7 -

_.!;).;.~~/.

79


Click to View FlipBook Version