The words you are searching are inside this book. To get more targeted content, please make full-text search by clicking here.
Discover the best professional documents and content resources in AnyFlip Document Base.
Search
Published by Stichting PKN, 2020-06-29 13:42:59

PKN bladen nrs 81-100

nrs 81 -100 compressed text

Atb.J
1299

Gemächlich =••Das Lied vonder Tabakspfeife 10;••
t.So oft ,,, T"-._·'°''. à~·<• • •• ... ••

an. ge • . füllt

10 gibt sie mi~ ein Trauer • • bi\d ....uod fü • gel
die ·

lu r·
1

daJS ich der . 11..

ähn heb ae1.

2. Die Pfeife , tammt voo Ton und Erde , 4. Werui nun die Pfeife aogu!lndet,
Auch icb bin gleichfalls drau, gemacbt, So sieht man, wie im Augenblick
Aucb ich mu.8 einst tu r Erde werden, Der Rauch in freier Luft verschwindet,
Sie fällt und bricht, eh' ihr', gedacht , Nichts als die A,che bleibt zurück .
Mïroftmals in der Hand entzwei, So wfrd des Menschen Ruhm verzehrt
Mein Schick,al ist aoch einerlei.
Und '4'Ser Iieib ia Slaub verkehrt.

3. Die Pfeif e pflegt man nicht zu färben , 5. Wie oft ge schieht 's nicht bei dem Rauchen,
Sie bleibet wei8 . Also der Schlull, Da8,wenn der Stopfer nicht zur Hand,
Dd ich auch dermal eins im Sterben Man pflegt den Finger zu gebrauchen.
Dem Le ibe nach erbla.ssen muB. Dann denk icb/wenn ich mich verbrannt :
!m. Grab e wird der Körper auch O,macht die Kohle aolche Pein,

So schwarz, wie sie nach langem Brauch. Wie hei8 magerst die R.ölle sein?

6. leb kann bei so g estalten Sacheo
Mir bei dem Taba k jederze it
Brbauliche Gedanken machen .
Dann scho1auch'ich voll Zufriedenbeit
Zu Land, zu Was.eerund zu Haus
Mein Pfeifcheo lt e-h in Andacbt aus.

Dos Lied von der Tobokspfeife Componist: J.S. Bach
1300

24e JAARGANGNR.93 JULI,2001

INHOUD PIJPENDAG NIEUWEWEBSIDEPKN WERKGROEP 1301
LITERATUUR-SIGNALEMENTEN 1302
SIGARENRUBRIE3K: FABRIEKEN 1304
VARIA TABACOLOGICA 2 1305
'ROOKSIGNALEN'IN DUITSEMUSEA 1306
PIJPENVRAAGBAAK 1307
DE DUBBELEKRULPIJPKAARTVEANN VAN BUUREN 1308
KARELIl ALS REXHISPA 1310
PIJPELOGIE:GILDEPENNINGEN 1312
PIJPENMAKERSEN BRANDERSIN HAARLEM 1313
EENFRAAIGEËMAILLEERDEKLEIPIJP 1322
TENTOONSTELLINGSNIEUWS 1324

P IJ P E N l) A <; f N <;0 0 I S H US t UH

Op 15september a.s. bent u welkom in het Goois Museum,
Kerkbrink 6, HIiversum. Meer kunt u lezen in de bijsluiter.
Gezien de ruimte is het aantal deelnemers beperkt.
Wees er op tijd bij en geef u snel op.

NIEUWE WEBSITE PKN : www.tabakspijp.nl

Deze site is vanaf l juli operationeel. Naast informatie voor nieuwe bezoe-
kers van de site kunnen leden met de redactie via e-mail corresponderen.
Gebruik hiervoor de link Correspondentie. Hier kunt u ook u tekst doorgeven
voor de rubriek Vraag/Aanbod. Heeft u nieuws, geef dat dan ook door,
binnen 10 werkdagen staat het op het net. Ook opmerkingen over de
website zijn welkom. De oude website is hiermee vervallen.
Verzoek aan bezoekers: wilt u uw eigen e-mail adres doormailen voor onze
administratie?

WERKGROEP PKN

De leden van de werkgroep PKN hebben de taken verdeeld. Ze staan
vermeld aan de binnenzijde van de kaft. Heeft u informatie of ideeën,
schroom niet om contact te leggen. Wilt u activiteit ontplooien, neem con-
tact op met F.Tymstra.

PIJPENVRAAGBAAK

Wie voor deze rubriek vragen te stellen heeft, wende zich tot het volgende
adres:

P. K. Smiesing Rijnesteijn 4 3401 SK IJsselstein

1301

LITERATUUR-SIGNALEMENTEN

door M. Rutten

- Otto Pollner schreef "Tabakpfeifen aus zwei Jahrhunderten, Ober die
Pfeifendrechsler in Westfalen und LippeH (208 pag.; uitg. Heka-Verlag; ISBN
3-928700-59-6; Bad Oeynha usen 2000, DM 39,80). De auteur, zelf pijpen-
draaier, deed uitvoerig onderzoek naar de bloei en ondergang van de
vele fabrikanten van -hoofdzakelijk - houten pijpen in Westfalen. Per ge-
me ente worden de fabrikanten beschreven. Met tal van illustraties van pij-
pen, toebehoren en documenten. Een lezenswaardige studie.
- Van de hand van David Wright verscheen ~The Pipe companion, a con-
noisseur's guide" (gebonden, 208 pag.; uitg, Running Press, Philadelphia-
London 2000; ISBN0-7624-0323; fl. 77,-). Na een korte inleiding over de pijp
en de pijpenfabricage wordt wereldwijd een aantal bruyère-p!jpmakers
beschreven. Nogal oppervlakkig.
- Richard Carleton Hacker schreef "Pipesmoking, a 21st Century Gulde"
(paperback, 165 pag.; uitg. Autumngold publishing, Beverly Hills; ISBN 0-
931253-13-6;USO14,25). Het minstens zevende boek van de auteur, dat nu
overigens weinig nieuws bevat.
- Van de hand van Sarah Yates (m.m.v. Jaques Cole) verscheen "Smoking
Accessories, a collector's guideu(64 pag.; uitg. Millers's, Londen 2000; ISBN1
84000 1879; USO9,95). Een gelikt boekje met korte hoofdstukjes over pijpen
en andere tabacologica met bij de illustraties (ruwe ) rich tprijzen. Voegt
weinig toe en Is niet echt betrouwbaar (zo worden pijpenwroeters be-
schreven als 'cigar piercers'), maar ziet er aardig ult.

- Bij de tentoonstelling "In rook vervlogen , Tabak in Limburg " ( PKN nr. 92,

blz. 1277) verscheen een catalo gus (47 pag.; te bestellen bij het Stedelijk
Museum Stellingerwerff-Waerdenhof, Moastrichterstraat 85, B-3500 Hasselt;
Bfr. 250). Korte stukjes over de pijpenfabricage in Maaseik en Bree, maar
vooral aandacht voor de sigarenindustrie. Met onder meer een Inventari-
satie van de Belgisch -Limburgse sigarenfabrikanten per gemeente,
- "Pipas de arcilla halladas en Guipuzcoa, aprox lmación a su catalogación
arqueológica y tipo lógica " van Maria del Mar Lopez Colom beschrijft 340
pijpvondsten in een negental plaatsen door geheel Spanje (merendeels
van Nederlandse en deels van Franse oorsprong). Elkfragment wordt zeer
uitvoerig beschreven en beredeneerd gedateerd; bijzonder (404 pag .;
uitg. Arkeolan lrun, 1996; ISBN 84-605-9757-l; te bestellen bij Rapaport, USO
30,-).
-In ·Pipes and Tob ac cos', spring 200l , naast diverse artikelen over bruyère-
pijpmakers o.m. een aardige bijdrage van Ben Rapaport over houten pij-
pen in de 19e eeuw ("Unbriars: the antecedent of Erica Arborea H) met 21
illustraties.

1302

- Van het Tabaksmuseum WERVJKverscheen jaarboek 19 (200.l) (te bestel-
len bij het museum vla overmaking va n Bfr. 750 op bankrekening 738-
3211280-20.) In dit jaarboek schrijft onder meer Vincent Verbrugge over
"Player's please; De sigarettenindustrie en de consumptiemarkt. Het Britse
voorbeeld (1880-1930)·. Renaot Debruynegaat in op ontstaan en bloei van
de pijpenrokersclubs, Jos Dewaele & Walter Lemen publiceren over de
"Tabaksmakelaars voor Maison Plaldeau & Fils,Bruxelles#,de tweede au-
teur "Over sigarettenpapier# vanaf de lóe eeuw en Eric& Monique Kellens
over de sigarenfabriek NEOS, een aardige beschrijving over de periode
1903-1975.
- Joop 8ouma (voor Trouw-lezersgeen onbekende) publiceerde "Het rook-
gordijn. de macht van de Nederlandse tabaksindustrie# (paperback. 336
pag.; uitg. L.J. Veen 2001; ISBN90 204 60447; fl. 45,-). Bouma heeft een ja-
renlange studie gemaakt van de invloed van de tabakslobby op het voor-
komen van antirookmaatregelen, met stijgende verontwaardiging.
- Knasterkopf2001 (nr. 14; 76 pag.; te bestellen bij Hanusch & Ecker, Wes-
terwaldstrasse l D-56203 Höhr-Grenzhausen, Duitsland; DM 23.50) heeft
een nieuwe jas gekregen (zoals A4-formaat, glanzend papier waarop fo-
to's enz. veel beter uitkomen, per artikel een opgave van relevante lltera-
tuur en eenveelal beknopte samenvatting In het Engels, Frans en Neder-
lands); complimenten aan de redactie.
Ralf Kluttig-Attmonndoet verslag van de Knasterkopfdagen in juni 2000 in
Baselland (waar o.m. Ruud Stam een Inleiding hield). Eldersschrijft hij over
de techniek van handmatige versieringen op pijpenstelen, een onderwerp
waarover nog weinig isgeschreven. David Higginsdoet verslag van de 16e
bijeenkomst van de SCPR.RuudStam heeft een bijdrage over de PKN en
de tentoonstelling vorig jaar In Kerkrade. Voorts verscheen van zijn hand
een bijdrage over pijp en politiek (zie ook PKN nr. 85). Martin Kügler be-
schrijft de vondst van een In Heidelberg gevonden curieuze 17e-eeuwse
(giet?)vorm en het mogelijke doel daarvan. Helmut Szillbeschrijft 20 jaar
vondsten van 17e-eeuwse klelpijpen rondom Erdlng en de mogelijke her-
komst (wellicht deels uit Nederland). Helmut Böhmerdeed onderzoek naar
pijpenmakers In Passau. Rüdlger Artlcus beschrijft kleipljpvondsten Cl8e
eeuw) van diverse herkomst bij de Mellinburger sluis In Hamburg-Sasel.
Voorts is van deze auteur een artikeltje over twee 'Kluchtpijpen· uit Ham-
burg opgenomen alsmede een over een pijpenbakkerij in Nedersachsen
van 1835tot 1839.Walter Morgenrothschrijft over het geheim van de echte
Schemnitzer pijpen en de concurrentie met namaak-fabrikanten elders.
Hermann Kewel geeft aandacht aan kleipljpvondsten bij Bremen; Klous
Peter Schweickert over vondsten bij het slot Weferlingen. FransWandinger
heeft een nieuwe Inventarisatie (deel 1) gemaakt van Duitse musea met
tabacologle; nuttig voor het geval u in de buurt mocht komen. Voorts be-
vat het nummer enkele boekrecensies en literatuursignalementen.

1303

SIGARENRUBRIE3K: FABRIEKEN

door Louis Bracco Gartner

De Henri Wintermans sigarenfabrieken zijn gevesti gd In Eersel. De naam
Wintermans zijn we bij de Agio fabrieken al eerder tegengekomen . Harrie
Wintermans, de broer van Jacques Wintermans en oprichter van de firma
A. Wintermans & Zn. is - na zijn broer In eerste instantie met zijn bedrijf ge-
holpen te hebben - in 1934 voor zichzelf begonnen onder de naam Henri
Wintermans. Met de jarenlange ervaring van Harrie en het j eugd ige en-
thousiasme van zoon Ad weten ze in de jaren dat veel sigarenfabriek en
juist sneuvelden een zodanige groei te ontwikkelen, dat er in 1943 zelfs een
nieuw pand betrokken moest worden. In de oorlog werden er noodge-
dwongen bezems In plaats van sigaren gemaakt, maar daarn a werd de
opgaande lijn weer opgepakt.
Het bleek moeilijk binnen Nederland een steeds groter aanta l sigaren te
kunnen verkopen. In het buitenl and lukte dat wel. De Café Crème sigaar-
tje s werden een begri p .
In 1966 werd het bedrijf een onderdeel van de B.A.T. (British-American-
Tobacco Company). Het gaat nu snel met Henri Wintermans Cigars. De
Velasques Sigaren fabrieken werden In 1970 overg enomen en er werd en
steeds nieuwe markte n gevond en zoals Oost-Europa en later het Verre
Oosten. De belangrijkste afzetgebieden blijven echter Engeland, Frankrijk,
Ierland, ltaliê en Australiê.
Men ging zich vanaf 1984 ook steeds meer op de Ned erlandse markt rich-
ten. De laatste jaren wordt er aan d ie intent ie nog meer aandacht be-
steed met het doel in Nederland naar een marktaandeel van 6% te stre-
ven. Henri Wintermans is al de grootste exporteur ter wereld. Zij streven er
ook naar om de grootste sigarenfabrikant van de w ereld te worden.
In 1996 werd Henri Wintermans door de B.A.T.aan het in Kopenhagen ge-
vestigde Skandinavisk Tobakskompagnl A/S (ST.)verkocht. De B.A.T. heeft
nog een belang van 32%. Het bekende sigarenmerk Nobel Petit bekleedt
in zijn soort een leidende positie in de wereld en dus heeft Henri Winter-
mans met Café Crème twee bel angri jke ijzers in het vuur.
Wereldwijd werken er bij Henri Wintermans zo'n 2000 medewerkers, waar -
van 200 in Eersel op het hoofdkantoor. Andere medewerkers zijn actief in
Geel, België (200); Moka, Dominica anse Republiek (700); Java, Indonesië
(400); Holme en Nyk0bing , Denemar ken (350) en Art ix, Frankrijk (40). Pro-
ductie: meer dan 1 miljard sigaren per jaar.
De laatste aanwinst van Henri Wintermans is de cederkamer. Het is bekend
dat cederhout in combinatie met verschillende soorten tabak zich tot één
blend samenvoegt waardoor een nog fijnere smaakbeleving ontstaat. In
deze met ceder beklede ruimte moeten de sigaren eerst tot rust komen,
voordat zij verkocht worden en de fabriek verlaten. » tentoonstellingsnlevws «

1304

VARIATABACOLOGICA2: OVERPEINZINGENBIJEENEXPOSITIE

door Jos Engelen

Bij en bezoek aan Maastricht in januari jl. aan de tentoonstelling van de
noten en eiken beelden van 'beeldensnijder' Jan van Steffesweert in het
Bonnefantenmuseum kwam ik een aantal opmerkelijke zaken tegen die je
kunt relateren aan de kleipijpennijverheid. Voor een goed begrip van het
volgende moet u weten , dat Jan van Steffesweert geleefd heeft van
< 1470tot> 1526,dus ruim een eeuw voordat de kleipijp in Nederland haar
intrede deed!

l. Jan van Steffesweert is de eerste beeldensnijder geweest in Nederland
die tal van zijn beelden signeerde met zijn naam en zijn meesterteken,een
uiting van zelfbewustzijn, die wij tot op dat moment bij 'ambachtslieden '
niet tegenkwamen. Van simpele ambachtsman werd hij een zelfbewuste
kunstenaar meester beeldhouwen
Zijn meesterteken echter herkennen wij in de kleipijpenbranche met de al-
gemene omschrijving van:

Huismerk, Jan Afvaart Amsterdam gezet rond 1630.
Zetten wij d it huismerknaast het meesterteken van Jan van Steffesweert,
dan is de gelijkenis frappant! Zou ons huismerk ook niet a ls meesterteken
van de pijpenmakersbaas bedoeld en opgevat dienen te worden en als
zodanig ingeschreven in het Gilde?

Huismerk Rad/W iel Meesterteken

2. Een van de beelden van Jan van Steffesweert stelt de heilige Catharina
voor met als attribuut het rad, waarop zij volgens een overigens late le-
gende ten tijde van keizer Maxentius (305-312) de marte ldood moest ster-

ven. Door goddelijk ingrijpen brak dit rad en daarom werd zij onthoofd.

De afbeelding van dit rad is geheel identiek aan ons kleipijpenmerk het
rad/wiel dat werd gezet rond 1630.

In deze periode van Reformatie en Contrareformatie is het zeer wel moge -

lijk, dat de pijpenmaker voor dit symbool gekozen heeft vanuit zijn gods -

dienstige overtu ig ing en/om of bij mogelijke c lientèle goodwill te verwer -

ven! Maar wie weet had de man nog altijd een gevelsteen van Sint-

Catharina boven zijn huisdeur staan.(Maar dan hoorde het rad gebroken
te zijn...)

1305

3. Bijde gereed schappen van de beeldensnijder uit deze periode trof ik tot

mijn verrassing een agaatsteenaan! In de bijbehorende beschrijving was

het volgende te lezen:

Daar waar op een houten beeld verguldsel moest worden aangebracht

gebeurde dit op de volgende wijze: het beeld werd op de plaats waar het

verguldsel gepland was bestreken met een laag rode klei, gemengd met

verdund eiwit. Daaroverheen kwam een laagje goudfolie dat bllnkend en

glad werd gemaakt met de Agaatsteen, die ervoor zorgde dat de klei-

deeltjes naar één richting gestreken werden en zodoende een zo egaal

mogelijke oppervlakte vormde. ·

Onze pijpenmakers zijn honderd jaar later zeker op de hoogte geweest

van deze 'magische' techniek en hebben er eveneens hun voordee l mee

gedaan.

"ROOKSIGNALENI"N DUITSEMUSEA (e.a. landen)

Franz Wandinger (Lindenstrasse 3, D-93426 Roding, tel. 09461 4164) heeft
zich de moeite gegeven alle 192 musea in een tweetal Duitse reisgidsen
door te ploegen op tabacologica. Vijftig daarvan heeft hij in de laatste vijf
jaar bezocht en hij isvoornemens de komende jaren nog minstens dertig te
bezoeken. Van de meeste musea heeft hij brochures en overig materiaal
verzameld, waaronder museumgidsen. Nu is het natuurlijk ondoenbaar al
zijn materiaal in de PKN af te drukken. Maar mocht u dit jaar ergens in
Duitsland uw vakantie doorbrengen en benieuwd zijn of er in de buurt van
uw bestemming nog iets interessants op tabakgebied te zien valt, schroom
dan niet per brief of telefoon contact op te nemen met onderstaand
adres. Gelieve dan wel aan te geven naar we lke 'Bundesländer' uw be-
langstelling uitgaat. U krijgt dan zo snel mogelijk een kop ie van dat gedeel-
te van de lijst dat van toepassing is. Alleen in het Saarland is geen museum

met tabacoligische items bekend.
Overigens maakt zijn lijst geen aanspraak op volledigheid, de openingstij-
den zijn hem wel bekend, maar niet alle adressen zijn gecontroleerd. Voor
opmerkingen houdt hij zich aanbevolen.
Ook van de volgende plaatsen buiten Duitsland is een beschrijving - in het
Duits - voorhanden: België, Brikkenmolen, Wervik; Denemarken, W. 0. Lar-
sen Museum, Kopenhagen ; Engeland, Alfred Dunhill Ltd. Museum, Londen;
Frankrijk, Musée Galerie de la Seita, Parijs; Musée de la Pipe, Saint-Claude;
Ital ië, Museo ltaliano della Pipa, Gavirate (Varese); Oostenrijk, Österreichi-
sches Tabakmuseum, Wenen; Zweden, Svenska Tobaksmuseet, Stockholm
(Skansen); Zwitserland, Galerie du Coq Muet, Musée de la pipe et des ob-
jets du taboe, Lausanne-Cité. En verder Smokiana in Amsterdam, De Mori-
aan in Gouda en Niemeyer Tabaksmuseum in Groningen.

(Voor gegevens: F.Kompier, zie binnenkant omslag)

1306

PIJPENVRAAGBAAK

door Piet Smiesing

Wist u dat?
De pijpenverzamelaars van vandaag weten dat de aarden tabakspijp
vanaf de introductie van het roken een gedaanteverandering heeft on-
dergaan. Pijpen uit de l 7e eeuw hadden dikke stelen en kleine, dikke kop-
pen . Door groeiende vakkennis en een eeuw ervaring met de witbakken-
de klei waren pijpenmakers in de l 8e eeuw in staat een product te fabrice-
ren dat nu nog de bewondering wekt van de pijpenliefhebber.
Ook in de l 8e eeuw werden bij het spitten in oude wallen overblijfselen van
oude tabakspijpen gevonden. Deze pijpjes werden wel 'Spanjolenpuupjes'
of 'moffenpijpjes' genoemd. Sommige geleerden uit de l8e eeuw, die het
verschil in dikte met het l 8e-eeuwse product zeer frappant vonden, had-
den hier vreemde theorieën over. De pijpen zouden door langdur ig verblijf
in de grond dikker zijn geworden, De geleerde Le Francq van Berkhey
neemt In zijn Natuurlyke historie van Holland in het hoofdstuk over delfstof-
fen duidelijk afstand van de visie van geleerde tijdgenoten:

"Dog hier omtrent staat nog in agt teneeme, dat men Klai evenwel, als zy
eenmaal gebakken is geweest, vry wat minder ontsloopinge onderworpen
bevind, dan het zand dat tot glas gesmolten is, blyvende de gebakken Klai
altoos na genoeg onveranderlyk in de Aarde. Er is een opgevat vooroor-
deel, of liever eene meening, die op onkunde steunt, welke sommige ei-
genzinnigen halsstarrig dryven, die ik ter deeze gelegenheid niet onge-
merkt voorby kan gaan. Men verbeeld zich namelyk, dat de gebakken ta-
bakspypen, hier te Lande onder de grond geraakt zynde, door de langheid
van tyd dikker worden. Dit gevoelen ontstaat daar uit, dat men in oude en
diepe slootbagger, en allerleie bebouwde landen, steelen en koppen van
Tabakspypen ontmoet, die wel vyfmaal dikker zyn dan den steelen en
koppen der hedendaagschen; 't welk eenige lieden doet besluiten, dat die
pypen in den grond, als ' t ware, uitdyen. Maar een ieder, die weet dat
deeze soort van pypen, in de beginzels van die fabriek, met kleene koppen
en zeer dikke steelen, gebakken wierden, bemerkt terstond de beuzelag-
tigheid van dit gevoelen, 't welk ik door zekere, anders niet onkundige lie-
den, styfhoofdig heb hooren staande h oud en : en dit voorgestelde, dat ons
van tegendeel overtuigt, dient te gely k ter versterkinge van ons gevoele;
dat namelyk de gebakken Klai na genoeg geene verandering in de grond
ondergaat."

Bron: J. Ie Francq van Berkhey M.D"
Natuurlyke historie van Holland, tweede deel, 1771,p. 227.

1307

DEDUBBELKERULPIJPKAARTEVNAN VAN BUUREN
door Wim van Wijck
Voor wie 'breed' verzamelt valt er op een beurs altijd veel te genieten,
vooral a ls je uiteindelijk toch nog maar even bij de 'Platte Zaken' gaat
snuffelen. Zo heb ik na veel zoeken en vragen een aardige serie ansicht-
kaarten uit het begin van de vorige eeuw compleet kunnen maken.
Het zijn z.g. chromo-litho's met als onderwerp Gouda/reclame. De serie be-
staat uit 6 exemplaren met verschillende Goudse stadsgezichten binnen
eenzelfde kader van een dubbele krulpijp van P. Goedewaagen & Zn" die
rood -wit gekleurd is, net als het stadswapen van Gouda (afb. 7).

fig. 6 Groet uit Gouda met Vergezicht op Gouda
De kaarten zijn vervaardigd door drukkerij S.W. van Buuren, destijds geves-
tigd aan de Gouwe C. 230 te Gouda. Om ruimte te besparen zijn in afb. 2
van 5 kaarten alleen de stadsgez ichten weergegeven.
Drukker Samue l Willem van Buuren N.zn., geboren op 8 juni 1844te Gouda,
stond later te boek als (Joods) uitgever, gehuwd met Hanna van Dantzig
uit Leiden die in de archieven winkel ier genoemd wordt, dus waarsch ijnlijk
de klanten van haar man in de uitgeverij/drukkerij te woord stond .
Zij kregen drie kinderen. Vader Samuel over leed op 63-jarige leeftijd op 18
sept. 1907. In de Goudsche Courant van 19 sept. van dat jaar vinden we
twee rouwadvertenties. Zijn weduwe overleed 5 jaar later op 6 juli 1912.

1308

Helaas is dit alles wat ik tot nog toe over deze drukker heb kunnen vinden,
wat merkwaardig weinig is als je de compositie en uitvoering van deze
kaarten bekijkt. Het ontwerp is van M. van Buuren, waarschijnlijk een van
de kinderen die ook in de rouwadvertentie genoemd worden. En vader
Samuel Willem moet toch een behoorlijk zakenman zijn geweest om recla-
mekaarten voor 8 bedrijven tegelijk (eigenlijk 9 dus) te gaan drukken!
Van de 6 afgebeelde onderwerpen zijn er nog 5 in Gouda bewaard ge-

bleven, te weten: fig. l de St.-Jan, fig. 2 de St.-Josephkerk, nu Gouwekerk
genoemd, fig. 3 het (prachtig gerestaureerd) Stadhuis, fig. 4 de Vismarkt,

en fig. 5 de Kazerne, zij het dat in de laatste nu een bioscoop (Arcade) en
verschillende winkels gevestigd zijn. Het idyllische Vergezicht op Gouda
van fig. 6 is door latere bebouwing echter nogal aangetast.
Laatstgenoemde kaart werd door 'Mar ie' in juni 1904 gestuurd aan de
'Jongeheer Gerard Estié'(van de plateelbakkerij dus) in Amsterdam,

figuren 1 t/m 5
Meer informatie over uitgeverij/drukkerij Van Buuren is uiteraard van harte
welkom.

1309

KARELIl ALSREXHISPA

door Kees Faas

Inleiding
Karel Il (1661-1700), koning van Spanje van 1665 tot 1700, was de wettige
zoon en erfgenaam van Philips IV, en de laatste vorst in de lijn van de
Habsburgers. De zwakbegaafde koning stond bekend als "El Hechizado" ,
"de behekste" (1). Nadat hij op l november 1700 kinderloos stierf, brak de
Spaanse Successieoorlog uit.

Waarom Karel Il ?

Spanje werd na de Vrede van Münster (1648), in de tweede helft van d e
l 7e eeuw een belangrijke handelspartner van de Verenigde Oostindische
Compagnie. Het door de V.O.C. gebruikte geld waarmee de waren uit de
Oost werden betaald, bestond merendee ls uit zilver, afkomstig uit Amerika.
Spaans-Amerikaans zilver vormde de grondstof voor Nederlandse munten
en baren . Via Spanje reisde dit zilver, in mindere mate goud, vanuit
Amerika naar Amsterdam, centrum van de handel in edele metalen (2).
Dikwijls waren de munten al geslagen in Amerika, zoals de zilveren acht-
realen (real de a ocho). Vanuit bijvoorbeeld Lima of Mexico belandden ze
ten slotte in V.O.C.-schepen met bestemming Batavia of Ceylon als V.O.C.-
betaalmiddel.

Afb. 1.a.
Linksop deze 42 mm hoge Goudse pijpenkop wordt de gekroonde Karel Il
in een medaîllon afgebeeld, met in zijn rechterhand een staf die eindigt in
een fleur-de-lis. Rondom dit medaillon staat de tekst CAR: Il: REXHISP:ET
INDIA De ongemerkte pijp dateert uit 1675-1685.
Op een schilderij uit 1685 door Claudio Coello draagt Karel Il even lang
haar als op de pijpenkop en ook de Orde van het Gulden Vlies.
De eenvoudige versiering onder het medaillon op de pijpenkop zou de
Orde van het Gulden Vlies kunnen voorstellen .
Afb. 1. b.
Met India wordt Amerika bedoeld. De letter N staat in spiege lbeeld.
Afb. l.c.
Het wapen van Spanje is uitgevoerd in een primitievere versie dan op de
18e-eeuwse Rex Hispa-pijpen. Het kasteel van Castilië bijvoorbeeld , in het
eerste kwartier, lijkt opgebouwd uit vijf Lego-stenen. Rondom het Spaanse
wapen zien we een krans van stippen en vierkantjes .
Qua graveerstiji toont dit wapen veel ge lijkenis met de wapens op de
Goudse "Stadhouder Willem lil-p ijpjes" uit circa 1672. Dit geldt tevens voor
de vorm van de pijpenkop en de verticale tekstweergave.

1310

Foto la

Noten

,_. -1 De Spaanse Erfenis,door Carlos Fuentes, blz. 183 ( 19
-2 Schepen met geld. De handelsmunten van de V.O.C
c,,.__.,..., Koninklijk Penn ingkabinet , blz. 13 (1989)

Foto lc

992)
C. 1602-1799,door Arend Pol:

PIJPELOGIEG: ILDEPENNINGEN

door Boy Hubee

Naast de door mij beschreven tokens die door bedrijven zelf werden uitge-
geven, zijn er ook gildepenningen met afbeeldingen van pijpen in omloop
geweest . In het boek van L. Minard van Hoorenbeeke met de titel
'Description Mereaux ' uit 1887 staan gildepenningen met tabaksverkopers
afgebeeld.
Tot mijn grote spijt en verbazing wordt er nergens in het boek het pijpen-
makersgilde vermeld. Wel komen er gilden/beroepen in voor als houillekool-
/ossers,boschkooldragers, witfeertouwers , kousenmakers en wi}nschroeiers;
zelfs de vrije lijkbidders staan vermeld.

GILDEDERTABAKSVERKOPERS

Van de tabaksverkopers zijn de volgende penningen afgebeeld :
Middelburg In een effen veld een tabakverkoper in oud Zeeuwsche kle&
ding/ de rechterhand op eene rol tabak houdende en in de linkerhand
eene brandende pijp tusschen de letters T G omringd door eenen effen
band. Keerzijde: In een effen veld een vat tabak onder een gekroonde
weegschaal waarboven no 46. Omgeven door eenen effen band.

Bijde stad Brugge staat vermeld dot de H. Rochus hun patroon was en dat
er erediensten in de Sint Walburgiskerk werden gehouden. Daar hadden zij
ook hun zitbanken. Op hun gildepenning staan aan de voorzijde twee ge-
kruiste pijpen en aan de keerzijde de H, Rochus.

Gouda kent in dit boek de vo lgende gilden met penning: Vroedschap en
Busschutters, een penning van het aalmoezeniershuis en twee penningen
van het H. Geestgasthuis. Bij de Goudse gilden is echter geen pijp te be-
kennen. De veilingwaarde van dit soort penningen varieert tussen de 500

en 1500gulden ,

Boy Hubee O174-2 13323 E-ma il: [email protected]

1312

PIJPENMAKERESNBRANDERSIN HAARLEM

door J. van der Meulen en T. Bottelier

Inleiding
Van af de 1le tot het midden van de l7e eeuw heeft Haarlem een flore-
rend e pottenbakkersnijverheid gekend. Hun producten konden goed
concurreren met het aardewerk uit ande re steden, maar waren voorna-
melijk bestemd voor de lokale en regionale markt. Voor het roodbakkende
aardewerk waren er twee centra, een in de omgeving van de Raaks, het
andere bij de Raamsteeg (1). Het belang van deze bedrijfstak komt tot
uitdrukking in het bestaan van een Pottenbakkerspoort (bij de Gasthuis-
vest), een Pottenbakkersgangen een Potjespoort (2). In een stad met een
dergelijke lang durige aardewerktraditie kan men zeker ook pijp enmakers
verwachten.

Tabak en pijpenmakers
Het roken was in 1622 in Haarlem zodanig ingeburgerd dat er "tabacq en-
de smocker-huijsen' bestonden. In deze gelegenheden werd naast het
·tabacq-drincken · ook veel bier verkocht en getapt. Om die reden werden
zij verplicht lid te worden van het biertappersgilde (2). Misschien werd uit
plaatselijk vervaardigde pijpen gerookt of uit producten uit Amsterdam.
Tot heden zijn slechts enkele namen van pijpenmakers bekend die uit
Haarlem afkomstig zijn, maar of zij in die plaats hun beroep hebben uitge-
oefend is onzeker. Recent onderzoek van de verkoopakten van huizen
heeft veel namen van potten- en plateelbakkers opgeleverd, maar slechts
enkele namen van pijpenmakers. Dit heeft waarschijnlijk te maken met de
slechte financlêle situatie van deze beroepsgroep. Een Inventarisatie van
oude en nieuwe gegevens over de lokale pijpenmakers levert het volgen-
de resultaat op:

ThomasJacobsz., weduwnaar uit Engeland (Flrth?). trouwt in 1632 in Am-
sterdam. Volgens Friederich heeft hij in Haarlem gewerkt en heeft mogelijk
het merk Tl gezet (3). Helaas geeft hij geen bronvermelding. Duco vermeldt
dat hij uit Jursch afkomstig is en in de Lange Brugsteeg (Amsterdam) woont

(4),

HansReijnertz.(Reijniers) meldt bij zijn huwelijk (1637) in Amsterdam, dat hij
uit Haarlem afkomstig is. Hij is de weduwnaar van Lijntje Jans en huwt Lijntje
Pietersdr. uit Antwerpen (6). Of hij in Haarlem zijn beroep heeft uitgeo efend
Isniet bekend.
ThobiasPouwels,·tabakspijpbakker", koopt In 1640 een huls in de Molen-
steeg, nu Spiegelstraat geheten. In 1641verkoopt hij het huls weer aan Jo-
han Loo (7).

1313

1. Spaarnwouderstraat 11. Kampervest
2. Molensteeg, Spiegelstraat 12. Grote Houtstraat
3. Sacksteeg 13. Lange Heren vest
4 . Koolstraat 14. Pieterstraat
5. Raamsteeg 15. Cornelissteeg
6. Burgwal 16. Gortestraat
7.Raaks 17. Zijlstraat
8. Gasthuisvest 18. Morinnesteeg
9. Gedempte Oude Gracht 19. Schalkwijk
10. Turfmarkt 20. Groot Heiligland

Kaartje binnenstad Haarlem

1314

Antonius Koek (Engelsman) trouwt in ]656 Tanneke Pieters uit Haarlem. Zij is
de we d uwe va n de pijpenm a ker Frons Franse (5). Antonius, komt uit Ham-
burg en is 42 jaar oud. Hij woont op de Ujnbaansgracht (Amsterdam) (4).
Over Frans Fransezijn ve rder geen gegevens bekend.
Joris Jorisz., "pijpbak ker", be zit in 1660 een huls In d e Molensteeg, bij de
Spaarnwouderstraat (8). In 1671woont Joris de 'pljp emaecker' nog op het-
zelfde adres (9).
Jon Jonsz., "pijpema ecker ", koopt in 1670 een huis in de Sacksteeg, uitko-
mende op de stadsvesten, tussen de Koolstraat en de Schouttentuijn(lO).
De Sacksteeg isverdwenen, de juiste ligging isniet bekend.

Hoewel verder geen namen van pijpenmakers bekend zijn moeten er na
1670 nog een aantal geweest zijn. In 1674wordt namelijk, namens de p ij-
penmakers, door de gedeputeerden van Haarlem een klacht Ingediend
bij het bestuur van Holland en West-Friesland. Het is gebleken dat de im-
post op tabakspijpen niet overa l gelijk Is.In sommige steden wordt per Jaar
twee of drie gulden geheven maar in Haarlem moet 250 gulden worden
afgedragen. Ook uit Alkmaar, Leiden en Rotterdam komen klachten. Deze
belasting vormt een bedreiging voor hun levensonderhoud, met het gevolg
dat zij genoodzaakt zijn naar andere plaatsen uit te wijken.

Op 18juli 1690wordt een keur opgesteld, wa a rdoor het ver boden is "tabak
te drincken binnen deze stadt ofte vrijdomme".
In huizen waar turf, krullen, hooi, zwavel, vlas of andere brandveroorzaken -
de materialen liggen opgeslagen mag geen pijpje meer worden opgesto-
ken. Deze maatregel veroorzaakt een heuse volksoploop. Een van de
overtreders van het verbod isAdriaan Jansz., zoon van een pijpenbrander
(12). Of dit de zoon is van de pijpenmaker Jon Jonsz.Is niet bekend. Een
pijpenbrander hoeft geen pijpenmaker te zijn maar kan ook iemand zijn
die pijpen reinigt.

Het Is interessant om de mogelijke ligging van het pijpenmakerscentrum te
achterhalen. Duco beweert dat deze vermoedelijk heeft gelegen tussen
de Gedempte Oude Gracht , Turfma rkt, Kampervest en de Grote Hout-
straat (2). Dit lijkt logisch omdat in dit gebied de Pottenbakkerspoort en de
Pijpenbranderspoort (bij het Groot Heiligland) is gelegen (16). Uit de nu be-
kende gegevens blijkt echter dat er enige pottenbakkers en pijpenmakers
waren gevestigd In de omgeving van de Koolstraat en de huidige Spiegel-
straat. Het is aannemelijk dat deze brandgevaarlijke industrie zich buiten
het centrum van de stad zal bevinden. Als zodanig komt het gebied tussen
de Spaarnwouderstraat en de Lange Herenvest zeker in aanmerking. Uit
onderzoek Istevens gebleken dat, in de 18e eeuw, op de Burgwal een pij-
penbranderij was gevest igd.

1315

Pijpenbranders
Als in de 18e eeuw de pijpen langer worden en het rookkanaal dunner, is
de kans groot dat deze dichtslibt. Soms is het euvel te verhelpen door de
steel te ragen met een pijpenstrootje . Mocht dit geen oplossing bieden
dan zal de pijp schoongebrand moeten worden. De verstopte pijpen
gaa n naar de pijpenbrander die ze in rekken legt en in de oven schoon-
brandt.
Enige namen van Haarlemse branders zijn:
Hogerbeets Kaas (1795) die behoeftig is overleden (13).

a.La.falie(1795). De huisvrouw van ....Lafalje, een pijpenbrander, is in 1829

in de Sint Pieterstraat arm overleden (14).

Op 29-9-1781 wordt, aan de westzijde de Hagestraat op de Burgwal, een
huisver kocht, dat in bedrijf is als pijpenbranderij (15).

Pijpen
In de omgeving van Haarlem zijn grote hoeveelheden pijpen gevonden uit
de drie eeuwen dat de industrie actief was. Een goed overzicht van wa t er
zoal wordt aangetroffen staat in het boek van de peetvader van de pij-
pe logie, de heer F.H.W. Friederich (3). Zijn selectie uit 15000 pijpen komt
goed overeen met de samenstelling van de Haarlemse vondsten die in
mijn coll ect ie zijn opgenomen. Aan de hand van dit materiaal moet de
vraag gesteld worden: welke pijpen zijn van Haarlemse origine en welke
komen elders vandaan.
Het lijkt dat de plaatselijke producten geen specifieke vormontwikkeling
hebben doorgemaakt. In het algemeen lijken de l 7e-eeuwse lokale pro-
ducten de kenmerken van de Amsterdamse en Goudse pijpen te volgen.
Aangezien het ontbreekt aan bronnen, waarin de merken van Haarlemse
pijpenmakers staan vermeld en er nog geen pijpenmakersstort is gevon -
den, moet de nodige voorzichtigheid in acht worden genomen bij het de-
termineren. Alleen door een plaatselijk grote vondstdlchtheid in vergelijk
met het minimale voorkomen van een bepaald type of merk buiten de
regio zijn mogelijk enige pijpen als Haarlemse producten aan te merken.
Bijde vondsten uit Haarlem valt het grote aantal variaties van de Tudorroos
als hielmerk onmiddelijk op. Ongetwijfeld zullen zich hier lokale producten
tussen bevinden maar het is niet uit te sluiten dat een belangrijk deel uit
Amsterdam afkomstig is. Hetzelfde geldt voor de Sir Walter Raleigh/Jonas
pijpen die met grote regelmaat worden gevonden. Ve len zullen van Am-
sterdamse origine zijn maar ook een lokaal vervaardigd exemplaar be-
hoort tot de mogelijkheden.

Pijpen die met een grot e regelmaat in beerputten (Cornelissteeg, Gorte-
straat , Zijlstraat, Morinnesteeg, Spaarnwouderstraat) of als losse vondsten

1316

12 34

...-~-...-.

56

12
1317

(Schalkwijk) worden aangetroffen hebben op de zijkant van de hiel een
eenvoud ige roos of een fleur de lis (17). Van de met een Tudorroos gemerk-
te pijpen zijn twee comple te exemplaren gevonden . De stee llengte is res-
pectievelijk 25.3 en 25.5 cm (afb.2). Het merk fleur de liswordt minder vaak
gevonden (afb. 7). Aangezien deze pijpen verder niet gemerkt zijn is het
niet mogelijk ze aan een bepaa lde pijpenmaker toe te schrijven, maar het
zijn vrijwe l zeker plaatselijke producten .
Als we kijken naar de initialen van de Haarlemse pijpenmakers komen een
aantal merken in aanmerking als mogelijk plaatselijke producten .
- In de eerste plaats het merk Tl van Thomas Jacobsz. Van dit merk zijn mij
twee varia ties bekend. De eerste is niet gekroond maar heeft sterren bo-
ven en onder de letters (afb.3). Bij de andere staan de initialen in een an-
ker. Dit merk werd ook door Friederich meerdere ma len gevonden (18). Het
exemplaar in mijn collect ie is evenwel afkomstig uit Gouda en waarschijn lijk
gemaakt door de Gouwenaar Thomas Jansz. (afb.4).
- Hans Reijnertsz.zou het merk HR, in de vorm van een monogram, gezet
kunnen hebben (afb.9). Aangezien de ze pijp gevonden is in Amsterdam
en uit Haarlem geen vondsten bekend zijn, moet geconcludeerd worden
dat Hans Reinertsz. waarschijnlijk niet in Haarlem act ief is geweest.
- Erzijn d rie merken met de Initialen van Thoblas Pouwels die door hem ge-
zet zouden kunnen zijn. De eerste is een bodemvondst uit Haarlem waarbij
de lette rs TPin een keizerskroon staan (afb.5). Een ande re pijp heeft de let-
ters TP aan weerszijde van een dubbele lelie, gevat in een ruit (afb.6). Bij
een derde pijp staan de initialen in een cirkel. Het merk is zeer eenvoudig
en d e grav ering van het stempel is niet erg scherp (afb.7).
- Als Frans Franse zijn initialen als merk heeft gebruikt zouden de vo lgende
pijpen door hem gemaakt kunnen zijn. Helaas is de vindplaats van deze
koppen niet bekend. De eerste pijp isvan het buikige dubbelconische type
en heeft een geknepen steel. Het hielmerk bestaat uit de letters FF, ge-
scheiden door een punt met boven en onder de initialen een ster (afb . 71).
Precies hetzelfde hielmerk staat op een Sir Walter Raleigh/Jonas pijp. Op-
merkelijk is dat de kop gesierd is met kroeshaar (afb. 72). Uit dezelfde mal,
maar meer gesleten, is het exemplaar dat als hielmerk een fraai uitgevoer-
de Tudorroos heeft (afb. 70). Hoewe l het uiterlijk Amsterdamse kenmerken
heeft is het zeker mogelijk dat deze in Haarlem zijn gemaakt.
- Zolang een uniek Haarlems type pijp niet omschreven is zal het niet mo -
gelijk zijn om merken aan Joris Jorisz. en Jan Jansz. toe te schrijven. In bijna
alle pijpenmakerscentra komen de initialen Il als merk voor, zodat toeken-
ning van dit merk aan een eigenaar riskant is.
- Opvallend is de grote verscheidenheid aan merken met de initialen IFdie
in de regio van Haarlem worden gevonden (19). Voora l het merk met een
gekroonde hand(schoen) geflankeerd doo r I en F is bijzonder (afb.8). Dit
merk zou best door een loka le pijpenmaker gezet kunnen zijn.

13 18

(Schalkwijk) worden aangetroffen hebben op de zijkant van de hiel een
eenvoudige roos of een fleur de lis(17). Van de met een Tudorroos gemerk-
te pijpen zijn twee complete exemplaren gevonden. De steellengte Is res-
pectievelijk 25.3 en 25.5 cm (afb.2). Het merk fleur de liswordt minder vaak
gevonden (afb. 7). Aangezien deze pijpen verder niet gemerkt zijn is het
niet mogelijk ze aan een bepaalde pijpenmaker toe te schrijven. maar het
zijn vrijwel zeker plaatselijke producten.
Als we kijken naar de Initialen van de Haarlemse pijpenmakers komen een
aantal merken in aanmerking als mogelijk plaatselijke producten.
- In de eerste plaats het merk Tl van Thomas Jacobsz. Van dit merk zijn mij
twee variaties bekend . De eerste is niet gekroond maar heeft sterren bo-
ven en onder de letters (afb.3). Bij de andere staan de Initialen in een an -
ker. Dit merk werd ook door Friederlch meerdere malen gevonden (18). Het
exemplaar In mijn collectie isevenwel afkomstig uit Gouda en waarschijnlijk
gemaakt door de Gouwenaar Thomas Jansz. (afb.4).
- Hans Reijnertsz.zou het merk HR. in de vorm van een monogram, gezet
kunnen hebben (afb .9). Aangezien deze pijp gevonden is in Amsterdam
en uit Haarlem geen vondsten bekend zijn, moet geconcludeerd worden
dat Hans Reinertsz.waarschijnlijk niet in Haarlem actief Isgeweest.
- Erzijn drie merken met de initialen van Thobias Pouwels die door hem ge -
zet zouden kunnen zijn. De eerste is een bodemvondst uit Haarlem waarbij
de letters TPin een keizerskroon staan (afb.5). Een andere pijp heeft de let-
ters TP aan weerszijde van een dubbele lelie, gevat in een ruit (afb.6). Bij
een derde pijp staan de initialen in een cirkel. Het merk is zeer eenvoudig
en de gravering van het stempel isniet erg scherp (afb.7).
- Als Frans Franse zijn initialen als merk heeft gebruikt zouden de volgende
pijpen door hem gemaakt kunnen zijn. Helaas is de vindplaats van deze
koppen niet bekend. De eerste pijp isvan het buikige dubbelconische type
en heeft een geknepen steel. Het hielmerk bestaat uit de letters FF,ge-
scheiden door een punt met boven en onder de initialen een ster (afb. 71).
Precies hetzelfde hielmerk staat op een SirWalter Raleigh/Jonas pijp. Op-
merkelijk Is dat de kop gesierd is met kroeshaar (afb. 72). Uit dezelfde mal,
maar meer gesleten, ishet exemplaar dat als hielmerk een fraai uitgevoer-
de Tudorroos heeft (afb. 70). Hoewel het uiterlijk Amsterdamse kenmerken
heeft ishet zeker mogelijk dat deze in Haarlem zijn gemaakt.
- Zolang een uniek Haarlems type pijp niet omschreven is zal het niet mo-
gelijk zijn om merken aan JorisJorisz.en Jan Jansz. toe te schrijven. In bijna
alle pijpenmakerscentra komen de initialen Il als merk voor, zodat toeken -
ning van dit merk aan een eigenaar riskant is.
- Opvallend isde grote verscheidenheid aan merken met de initialen IFdie
in de regio van Haarlem worden gevonden (19). Vooral het merk met een
gekroonde hand(schoen) geflankeerd door I en F is bijzonder (afb.8). Dit
merk zou best door een lokale pijpenmaker gezet kunnen zijn.

1318

Co~7o.ID0t::1 ,wo00

0~ 0
00

ooo

13 14 15 ló

00

~Tio
0

13 19 20

____ 21 ~0 ~i0o
oWo

22 23
1319

Over de aanwezigheid van pijpenmakers in de l8e eeuw is niets bekend.
Toch lijkt het gerechtvaardigd om afgaande op de vondsten te veronder-
stellen dat de nijverheid nog actief was. Het lijkt erop dat de productie,
evenals in sommige andere centra, zich in de eerste helft van de l 8e eeuw
heeft toegespitst op de veNaardiging van goedkope grofte pijpen. Vooral
de grote hoeveelheid zijmerkpijpen met een gestileerd roosmerk op de ke-
tel. waaraan vaak letters zijn toegeyoegd, zijn opvallend. In vergelijking
met andere vondstcomplexen komt dit type pijp bij Haarlem veel meer
voor en is mogelijk een lokaal product. Friederich (3) geeft grafieken over
de vele variaties van de roosmerken en heeft statistiek bedreven op de
aantallen. Een inventarisatie van de pijpen waaraan letters zijn toege-
voegd, die in en om Haarlem zijn gevonden, laat zien dat de mallenma-
ker(s) problemen had(den) met de juiste plaatsing van de letters. Soms zijn
deze verwisseld (A-B, B-A) en regelmatig komt het voor dat een lett er ver-
keerd in de mal is aangebracht, waardoor deze in spiegelschrift op de kop
isverschenen.

Roosmerken met letters en voorstellingen

.1._..un_k..I_._.sR_ec_h_ts~l.____A_fb__eel__d__l_n_.lgl.__ un_k_s __.__re_chts_..___ _Alb_eel_d_l_ng___,

A B 13 IW? 18
B A* 13 B spiegel K
s 15 Sspiegel
B B 14 B centraal enhiel K
M w 19
B C 13 V
O? 19
B K 13,15,16 w D 13 D soleael , 19
w
C B 13 C 13
D H 17 D spieoel STOEL
D 13
H u 13 HOND/VOS
MEERMIN 22
H V 13
20
H w 13
BC 21
1 K 16,19

• A ondersteboven

Een ander zijmerk dat veelvuldig voorkomt is de eierkorf , omzoomd door 6,
7, 8 of 9 stippen (afb .23). In de Kleine Houtstraat is een compleet exem-
plaar gevonden met een steellengte van 22,3 cm. Vaak wordt dit type pijp
aangetroffen waaraan letters zijn toegevoegd. Deze exemplaren zijn ech -
ter gezien de initialen In de regel afkomstig uit Gorinchem. Een andere
mogelijkheid is dat de plaatselijke pijpenmakers ze hebben nagemaakt,
maar dit iserg speculatief.

1320

Conclusies:
- In Haarlem was op bescheiden niveau een pijpenmakersnijverheld ge-
vestigd.
- Uit de huidige vondsten is geen specifieke Haarlemse vormontwikkeling af
te leiden.
- Omstreeks 1635zijn er lokaal pijpen vervaardigd.
- De nijverheid heeft mogelijk bestaan tot ca. 1740.
- Het bedrijf werd kleinschalig uitgeoefend en is waarschijnlijk nooit boven

het niveau van een huisindustrie uitgegroeid.

- De producten w.aren hoofdzakelijk bestemd voor lokaal en regionaal
gebruik.

De schrijver wil de heer T. Bottelier bedanken voor het verstrekken van de
archiefgegevens en mevr. de Rooy voor een gedeelte van het pijpenma -
teriaal dat in dit artikel is verwerkt.

Bronnen:

(1) Poldermans, J.M., 1990. Haarlem. pottenbakkers in de stad. In: Verborgenste-
den. Stodsarcheologie in Nederland. Meulenhoff, Amsterdam, blz.128-133
(2) Duco, D.H" 1981. De kteipijp in de zeventiende eeuwse Nederlanden, Haarlem.
In: The Archoelogy of the Clay Tobacco Plpe, V. Europa 2, part ii. BAR. Internat io-
nal Series 106, Oxford, Engeland, blz.204 - 205
(3) Friederich, F.H.W., 1975. Pijpelogie. Vorm, versiering en datering van de Hol-
landse kleipijp. A.W.N.-monografie no. 2, Voorburg, blz.26 en 62
(4) Duco, blz.310
(5) Articus, R.J.J., 1990.Vom Rauchen und den Tabakpfeifenmachern in Schleswig-
Holsteln. Knasterkopf, Heft 2, blz.19
(6) Duco, blz.205 en 312
(7) Gemeente Archief Haarlem (GAH). Transportacten 1640
(8) GAH Transportacten 1660,fol.62v
(9) GAH Transportacten 1671,fol.171, fol.87
(10) GAH Transportacten 1670,fol.166
(11) Meulen, J. van der, 1990. Resolutiên van Holland en West-Friesland. PKN. 12e
Jrg" nr. 48, blz.174- 175
(12) Haan, J. de, 1978. Een rookverbod te Haarlem en zijn gevolgen in 1690. PKN,
le jrg. nr. 3, blz.5
(13) Haarlems Jaarboek 1970,blz.194
(14) Haarlems Jaarboek 1970,blz.196
(15) GAH Transportacten 1781,fol.9
(16) Frank,JA en G.A. Brengers, 1973.Pijpenbrevier, Ad. Donker, Rotterdam. blz.33
(17) Friederich, blz.128 afb.11 en 12
(18) Friederich, blz.101 afb.134 en 135
(19) Friederich, blz.92 afb.51, blz.94 afb.113 en 114, b lz.95 afb.122, 124, en 135,
blz.97 afb.197, blz.98 afb.22, 24, 26, 27, 28, blz.102 afb.159

1321

EENFRAAIGEËMAILLEERDKELEIPIJP

door Arthur van Esveld

Vorig jaar heb ik een Belgische pijp van het merk Nihoul aangekocht die zo
opviel door de bijzondere wijze van decoratie met behulp van schilders-
email, dat het mij de moeite leek hier een stukje over te schrijven.
Het decoreren van pijpen met email is waarsch ijnlijk in de eerste he lft van
de 19e eeuw in Frankrijk ontstaan waarbij vermoed wordt dat Fiolet uit
St. Omer de eerste was die dit toepaste. De emailpoeder werd gemengd
met o.a. gom en werd dan met een puntig voorwerp op de pijp aange-
bracht. De beschilderde pijpen werden in een speciale emailleeroven en-
kele minuten verhit. Er werden verschillende kleuren email gebruikt; soms
wel zes verschillende kleuren tegelijk om een pijp een fleurig aanzien te ge-
ven.
In de tweede helft van de l9e eeuw werd deze techniek vooral in België
en Frankrijk veelvuldig toegepast. Goed doorgerookte pijpen kregen een
prachtig aanzien, doordat de frisse kleuren helder afstaken tegen de ge-
bruinde ondergrond. Op pijpen van Nederlandse makelij komen we deze
wijze van decoreren veel minder tegen.
Bij het decoreren met email zien we verschillende technieken. In veel ge-
va llen werd op figurale pijpen plaatselijk email aangebracht om de op de
pijp aanwezige decoratie In te kleuren en te accentueren. Bij gezichtspij -
pen zien we vaak dat alleen bij de ogen en wenkbrauwen zwart/witte
email werd aangebracht. Deze koppen kregen een streng uiterlijk met hun
glanzende ogen.
Een andere techniek is het opbrengen van tientallen stipjes en streepjes op
gladde steelpijpen. Dit wordt de zogenaamde 'Mille point'-decorat ie ge-
noemd. Deze techniek moet zeer arbeidsintensief zijn geweest, daar ieder
stipje· met de hand aangebracht werd. Onder andere bij de pijpen van
Belle uit SeNes valt de bijna machinale nauwkeur igheid op waarmee dit
gebeurd is. Het email leren van pijpen gebeurde vaak op een speciale af -
deling van de pijpenfabriek, maar soms ook in particuliere ateliers.
De pijp van Nihoul is op een wijze versierd die je niet vaak tegenkomt. Op
de steel van de pijp is waarsch ijnlijk de naam van de eigenaar aange -
bracht: VICTOR HUE.De rest van de steel is opges ierd met w itte strepen en
st ippen.

1322

Het meest opvallend is de wijze waarop de kop van deze pijp is gedeco-
reerd. Van de oorspronkelijke klei Is bijna niets meer te zien, doordat bijna
de gehele kop bedekt isonder een decor van symmetrisch aangebrachte
krullen en bloemmoti even. De gebruikte kleuren zijn: wit , groen, ge el,
oranje en zwart . Deze qua model eenvoudige pijp met een steellengte van
23 cm heeft een zeer fraai uiterlijk gekregen door deze wijze van decore-
ren. Op de steel van de pijp Is de firman aa m met een stempel aange-
bracht: Nihoulà Nimy Déposé. De hiel isgemerkt met een P.

Het bedrijf Nihoul was vanaf 1831gevestigd in Nimy - België. Het gebruikt e
merk In die tijd was: N.
De zoon Jean Baptiste Nihoul Is de opvolger van dit bedrijf. Hij merkte zijn
pijpen met: JBN.

1323

In mijn collectie bevindt zich een pijp met een zogenaamd borraine--model
van roodbakkende klei met op de ketel dit merk.
De zoon van Jean Baptiste, genaamd Emile François Nihoul, is getrouwd
met Juliette Parez. Het is rond 1881 dat dit kleinkind van de oprichter het
bedrijf voortzet. Hij merkt de pijpen met de P zoals die voorkomt op de pijp
in dit artikel. De P verwijst naar de naam Parez van zijn vrouw.
Zoon Felix Nihoul wordt burgemeester van Nimy en heeft een schoonzuster,
genaamd Aimée Caulier, die werkzaam is op de emailleerafdellng van het
bedrijf. tn het kader van dit artikel is het leuk te vermelden, dat deze Aimée
gespecialiseerd was In het beschilderen van pijpen met bloemmotieven en
namen. Wie weet is mijn pijp meer dan 100jaar geleden door deze email-
leuse gedecoreerd.
Het bedrijf Nihoul sloot zijn deuren in 1920.

Bronnen
- Parys, F.van: Lespipes en terre belges. Des images à turner!
. - Duco, D.: De historie van de Gambierfabriek. Pijpelijntjes. Jrg. 6, nr. 2.

TENTOONSTELLINGSNIEUWS

In het -"Lakbondsmuseum te Amsterdam ist/m 26 augustus de tentoonstel-
ling "De miljoenen uit Deli, koelies en planters op de tabaksplantages op
Oost-Sumatra rond 1900" te zien, een boeiende fototentoonstelling rond
een schrikbewind.
(Henri Polaklaan 9, open dinsdag t/m vrijdag van 11 tot 17 uur en zondag
van 13tot 17 uur)

In het Wagenings M~seum 'De Coste else Poort' wordt t/m 14 okt. 2001
aandacht besteed aan de Schimmelpenninck Sigarenfabrieken die in
1924 ontstaan zijn uit een aantal kleine bedrijfjes rond Wageningen. On-
langs heeft Schimmelpenninck de productie verplaatst naar Leuven in
België.
De expositie geeft een overzicht van de geschiedenis van de fabriek. Eris
en videofilm van de laatste productielijn in Wageningen. Tevens laat de
tentoonstelling een beeld zien van de tabaksteelt en de oorspronkelijke
fabrica e van si aren.

In de fabriek van Henri Wintermans in Eersel bevindt zich de grootste siga-
renverzameling ter wereld. Verzamelaar James van den Broek heeft in
twintig jaar meer dan 5600 sigaren verzameld uit de hele wereld. Naast
alle mogelijke verschillende modellen zijn ook alle mogelijke attributen
rond de sigaar te bewonderen.
Hoewel deze collectie niet voor het publiek toegankelijk is, zijn we als PKN
met maximaal 15 personen welkom op de fabriek in Eersel.

1324

l24e JAARGANG NR. 94 OKTOBER2,001 1

INHOUD ADVERTENTIES KORTEBERICHTEN 1325
LITERATUUR-SIGNALEMENTEN 1326
VARIA TABACOLOGICA 3 HETRAADSELVAN DE ZEVENMONNIKEN 1327
JOHANNES VERZIJL (1) 1328
PIJPENVRAAGBAAK 'POKKENKOP' 1330
RECENTE17DE EEUWSEKLEIPIJPENVONDSTENUITROTTERDAM 1331
RAOB: EENPIJP MET EENCURIEUSVERLEDEN 1338
OPROEP LITERATUUR 1348

ADVERTENTIES

Gezocht: Miniatuurpijpenrekjes van aardewerk (soms plateel).
Als u rekjes bezit maar niet weg wil doen, zou Ik graag In het bezit komen van de

gegevens i.v.m. een toekomstig artikel. Ruud stam, tel. 071-5153040 Csavonds).

Wie heeft gegevens, documentatie, pijpen, voorwerpen van de pijpenfabriek Fa.
Prince uit Gouda? In verband met een onderzoek zou ik graag contact met u op -
nemen . Lia Schouten, tel. 0182-533885.

KORTEBERICHTEN
door Louis Bracco Gartner
Tabaksblad
Degenen die het 'Tabaksblad' , een uitgave van Swedish Match Nederland en
maker van de bekende Heeren van Ruysdael-sigaren en die van Justus van Maurik
ontvangen, kunnen hun favoriete blad nu ook op internet bekijken. Korte samen-
vattingen zijn te lezen op www .Tabaksblad.nl
Farao
In het Intern tijdschrift 'Sail the Stars' van Swedish Match las ik dat wetenschappers
tabaksbladeren hebben aangetroffen in de maag van de Egyptische Farao Ram-
ses ll.
Dit istot nog toe het oudste bewijs van tabaksconsumptie in de Oude Wereld.
De Verzamelaar
In dit blad van de Nederlandse vereniging 'De Verzamelaar ' verzorgt de Stichting
Nederlandse Tabacologie i.o. een vaste rubriek over bv. sigarenfab rieken , siga-
renkistenetiketten en de Nederlandse Tabak-, Sigaren- en Sigarettenindustrie .
Van U. Venema verscheen er onlangs ook een artikel over de geschiedenis van
de kleipijp . Eventueel adres van ledenadministrateur: Dhr. C. Meyer, Goudmos 32,
2914 AH Nieuwerkerk a/d IJssel.Tel.0180-321070(na 19.00 uur).
Tabacologie.

In de PKNnr. 91 heeft Michiel Rutten al even de nieuwe stichting/veren ig ing Taba-
cologie i.o. aangestipt. Ik heb inmiddels twee vergaderingen meegemaakt bij de
Familie Pezarro, van het Amerongens Tabaksmuseum, waarbij voora l Joop Romkes
en FransNas de animators zijn. De eerste 20 leden hebben zich inmiddels aange-
me ld en een uitgebreide vragenlijst ontvangen en ook inmiddels teruggestuurd . Er
isook belangste lling uit Belgiê.

1325

Het doel is o.a. het omvangrijke archiefmateriaal van Joop Romkes aan te vullen
met dat van andere leden en voor het nageslacht te bewaren door dat onde r te
brengen In een vereniging of stichting. De gegevens kunnen bij een secretariaat
ondergebracht worden in een database. Naast een privéadres hiervoor (In eerste
instantie), denken we ook aan een museum of tabaks -, sigaren- en/of sigaretten-
fabriek. In leder geval een ruimte die vrij toegankelijk is met of zonder afspraak
vooraf en waarbij leden inzage kunnen krijgen en ook gegevens aan kunnen toe-
voegen. Tevens proberen we een archief en bibliotheek samen te gaan stellen
van boeken en artikelen over tabaco logie in de breedste zin van het woord. We
proberen leden te animeren in zijn of haar woonplaats of omgeving meer gege-
vens over oude tabaks- (incl. snuif- en pruimtabak) , sigaren- en sigarettenfabrie-
ken boven water te halen. Ook de handel In tabak willen wij erbij betrekken.
Een ver ideaal is om ten zijner tijd tot een nationaal tabaksmuseum te kunnen ko-
men. Voorlopig zijn we echter aan het inventariseren , verkennen en aftasten.
PKN-leden die meer willen weten of zich zelfs op willen geven als lid kunnen con-
tact opnemen met Joop Romkes, De Markt 46, 505.2TLin Goirle , tel 013-54475.2of
Louis Bracco Gartner, Van Bossestraat 4, .2613CR Delft, tel 015-.212.241,1e-mail:
[email protected]

LITERATUURSIGNALEMENTEN
door M. Rutten

- De 'Académie Internationale de la Pipe' publiceerde het Jaarboek .2001(met
voor het eerst aparte uitgaven in het Frans, Engels en Duits) (90 pag.; Parijs.2001:
ISBN 1023-5868;fl. 45,-; te verkrijgen bij Ron de Haan en Don Duco). Jean-Leo
schrijft bij een prent van een pijprokende pater Duchesne een stukje onder de titel
"Never without my pipe " en elders "The real Jacob was nota zouave · (maar een
patriarch) om een hardnekkig misverstand uit te roeien. Jaques Cole schrijft over
"BrltishClay pipes· en elders over "Pipe making in the south of France· , n.a.v. een
boek over een kinderkolon ie op het eiland van de Levant. Bamabas T. Suzuki
heeft als bijdrage "lntroduction of pipe (Klseru)smoking into Japan "; aardig. Pierre
G. Muellerschrijft over "Smoking In churchll ; George E.Vandalis daarentegen over
"Pipes ... as weapons·. Don Duco geeft onder de tite l "The ubiquituous clay pipe "
een wereldwijde, maar beknopte beschrijving van de kleipijp. Otto Pollnerheeft
een bijdrage over "Tobacco boxes in lserlohn". Ron de Haan publiceert "Hard
rubber and other earty plastic pipes ", een onon tgonnen terrein waarover nauwe-
lijks literatuur bestond. Michel Gorreou geeft aandacht aan Louise, Fronçoise.
duchesse de la Vallière (GAMBIER no. 441). En Alan Borvotenslotte heeft een
- onvertaalde- bijdrage onder de titel van "Histoire d'un flirt sans queue ni tête·.
Samenvattend: een aardig verzorgde uitgave met helaas veelal te korte, weinig
nieuws brengende bijdragen.

Tot slot noem ik het mooiste boek van dit kwartaal: "Historie Ton Hellenikon Tsiga-
ron· van de hond van MonosXaritatosen Penelope Giakoymake. Een schitterend
verzorgde beschrijving en rijk geTilustreerde Inventarisatie van de in Griekenland
verkochte sigarettenmerken met Informatie over ook Nederlandse fabrikanten; in-
gebonden in doos. ruim 400 pag.; uitg. Helleniko Gorotechniko koi Historiko Ar-
cheo, Athene 1998;ISBN960-201-121- l; GrDr. 24.000,-).

1326

VARIATABACOLIGICA3: HETRAADSELVAN DEZEVENMONNIKEN

door Wim van Wijck

Als verzamelaars van pijpen en tabacologlé hebben we allemaal wel eens
meegemaakt, dat op een beurs of bij een antiquair een serie van 5 of 7
monnikskoppen met min of meer groteske gelaatsuitdrukkingen, en
allemaal een kuiltje bovenin de kap, als pijpenrek of pijpenstandaard
aangeboden werd. Niemand kon me echter uitleggen hoe het precies
gebruikt werd.
"Gewoon de pijpen met de ketel naar beneden erin zetten".

Praktisch onmogelijk dus, ze vallen "gewoon" om.
~Met het roer naar beneden ertussen stekenH.

Geen gezicht vond ik, niet gekocht dus, vreemde uitVinding!

Totdat ik in Hasselt op de tentoonstelling 'In rook vervlogen' (PKN nr. 92)
Ineens tegenover een prachtig pijpenrek stond, genaamd 'De Zeven
Hoofdzonden'.
Weer die zeven monniken, nu gemonteerd op een houten achterwandje,
maar hier waren boven de koppen de zeven hoofdzonden (volgens de
R.K.theologie) in het hout gesneden, die behoorlijk correspondeerden met
hun gelaatsuitdrukking, te weten: hoogmoed, nijd, wellust, gierigheid,
luiheid, woede en gulzigheid. Hoger boven iedere (monniks)kop een
steuntje voor de pijpensteel, en zo klopt het verhaal dan elndelljk.
Een leuk stukje volkskunst dus, met een religieus/vermanend tintje. En wie
de film 'De naam van de Roos' gezien heeft, kan zich voorstellen dat men
dit vroeger een machtig interessant pijpenrek vond.

Foto: Annemie America Dienst Fotografie van de Stad Hasselt

1327

JOHANNESVERZIJL( 1)

door Ua Schouten en Andy de Bruijn

Tijdens het archiefonderzoek voor het artikel "Een eeuw Verzijl aan de
Raam en Gouwe" in PKN 90 kwamen we Johannes Verzijl tegen die zijn
geluk heeft beproefd bij onze zuiderburen.
Johannes Verzijl werd geboren in Gouda en gedoopt op 17 januari 1747.
Hij was het achtste kind van Maarten Verzljl en Catharina Magdalena
Kemp.
Uit het huwelijk van Maarten en Catharina werden 12 kinderen geboren,
waaNan er 9 al op jeugdige leeftijd overleden zijn. Johannes was de jong-
ste van de drie overgebleven kinderen.
Maarten Verzijl was pijpenmaker te Gouda en zette het merk de Dortse
maagd en de schenkkan (2). Johannes zou hem opvolgen; hij had dit be-
paald in zijn testament van 13 augustus 1769. Binnen twee maanden na
het maken van het testament overleed Maarten Verzljl en werd op 11 ok-
tober 1769 begraven in de St.-Janskerkte Gouda.
Omdat Johannes bij het overlijden van Maarten Verzijl nog minderj arig
was, zou hij het bedrijf van zijn vader pas in 1772 kunnen voortzetten als
zelfstandig pijpenmaker. Tot zolang stond hij onder voogdij van zijn oom
Frans Verzijl en Hendrik van Beekom. Deze waren in het testament van
Maarten Verzijl aangewezen als voogden die tevens de pijpenmakerij zou-
den beheren , totdat Johannes de leeftijd had van 25 jaar.
Johannes had vier maanden voor het overlijden van zijn vader op 5 juni
1769voor het bedrag van 14 gulden zijn proef gedaan voor het pijpenma-
kersgilde. Als merk koos hij de 5 schijven (3). Tot 1772zou hij dan als gezel
werkzaam blijven in de pijpenmakerij.
In 1772 volgde Johannes zijn vader niet op als zelfstandig pijpenfabrikant,
maar het merk "De Dortse Maagd" werd "voor altoos gerooleerd".
Johannes blijft wel het pijpemakersvak trouw: op 7 mei 1776 begint hij bij
de Goudse pijpenfabrikant Jan Verblauw, voor een periode van vier Jaar.

Jan Verblauw (4 )

Nog gehuurd Jan Verzl}Ivoor 4 jaar om te rollen
Een moet winnen Eerste 2 Jaar 2 ½ duijt en andere 2 Jaar
3 duijten per Gros in gaande den 7 mei} 7776

Het is heel goed mogelijk dat hij in de tussenliggende tijd bij een andere
pijpenmaker gewerkt heeft .
Nu blijft natuurlijk de vraag waarom Johannes zijn vader niet opvolgde. Hij
had tenslotte zijn meesterproef met goed gevolg afgelegd en was de
rechtmatige erfgenaam.

1328

Voor d e over lieden van het pijpenmakersgilde kan de bu itenechtelijke
zoon Johannes Franciscus de reden zijn geweest om Johannes te we igere n
als gildebroeder (1).
Uit het huwelijk van de Goudse apotheker Cornelis van Offeren met Jo-
hanna Vallee werden geen kinderen geboren, maar op 14 oktober 1771
werd in Gouda gedoopt: Johannes Franciscus, onwettige zoon van Jo-
hanna Vallee, echtgenote van Cornelis van Offeren; vader: Johannes
Verzijl.
Kort na de geboorte van haar buitenechtelijke zoon ver liet Johanna Vallee
op 2 november 1771 haar woning. Cornelis van Offeren diende een eis tot
echtscheiding in, welke op 6 mei 1772 ontvankelijk verklaard werd. Op 24
mei 1773 werden de echtscheidingsvoorwaarden opgemaakt, waarna op
15juni de echtscheiding werd uitgesproken .
Direct na het uitspreken van de echtscheiding, op 18 juni, maakte Johan-
nes Verzijl voor nota ris J. Boers te Gouda zijn testament op, waarin hij Jo-
hannes Franciscus Verzijl benoemt tot zijn enige erfgenaam.
Als we ervan uitgaan dat Johannes zijn tijd heeft volgemaakt bij Jan Ver-
blauw, zal hij In of na 1780 zijn vertrokken naar Vlaanderen.
Op 27 april 1783 t rouwt Johannes In de St.-Jacobuskerk in Antwerpen met
de 19-jarige Catharina Goris. Het is niet bekend of Johannes in Antwerpen
gewoond heeft. Wel is bekend dat zijn overgrootvader Huybert Maartensz.
Verzijl In Antwerpen isgeboren.
In Leuven heeft Johannes zich blijvend gevestigd: op 5 maart 1785 ver-
kreeg hij er het poorterschap. Hij woonde daar toen al enige tijd, want op
20 februari 1784 werd In Leuven het eerste kind uit zijn huwelijk met Catha-
rina Go ris geboren. Hoe het Johanna Va llee en haar zoon verging, Is niet
bekend, want op 21 juli 1791 herroept Johannes Verzijl zijn testament voor
de notaris in Leuven. Op 24 mei 1797 doet hij dit nog een keer, maar dan
voor de notaris in Gouda.

Het is Johannes niet slecht af gegaan als tabakswinkelier te Leuven: op 10
augustus 1791 kocht hij een huis met hof in de Ridderstraat en op 28 januari
l 793 twee huizen in de rue des Ecriniers, terwijl zijn woning aan de rue de
Malines no. 28 (Mechefsestraat) ook zijn eigendom zal zijn geweest ...
Het feit dat zijn drie zonen respectievelijk apotheker , notaris en advocaat
werden, wijst er ook op dat hij niet onbemiddeld geweest moet zijn.
Johannes overleed op 29 maart 1817 op 70-jarige leeftijd in zijn huis aan de
Mechelsestraat en werd begraven te Wilsele (2 km buiten Leuven).

Bronnen

l Gens Nostra, D.J. Koops 1953
2 De gecroonde roos, J. van der Meulen 1994
3 Pijpmakersarchlef P.A. 1769
4 Pijpmakersarchief P.A. l 0-a fol. 246 1776

1329

PIJPENVRAAGBAAK'POKKENKOP'

door Piet Smiesing

Onlangs ontving ik van een verzamelaar twee dozen boordevol pijp en-
koppen. De dozen waren voornamelijk gevuld met - door weersinvloed en
aangetaste - ovoïde pijpenkoppen (gouwenaars). De koppen waren w eer
afkomstig van een andere verzamelaar die ze bij de vinder had opge-
haa ld . De aldus afg eroomde collectie leverd e nauwelijks nog weinig be-
kende merken of andere interessante gegevens op.

Toch vleien enkele pijpenkoppen
op doordat ze fijn getekende
bruine kringen vertoonden. Het le-
ken wel afdrukken van roestige
munten. Even later haalde Ik nog
een bevlekte pijpenkop met
schelpvormige aanhechti ngen uit
de doos, zoals hiernaast te zien.
De schelpen zijn aan de randen
voorzien va n fijne gaatjes. De
vlekken op de kop geven aan
waar de schelp was vastgehecht.

Benieuwd naar de bewoners van de schelp nam ik de pijpenkop mee
naar het zoölogisch museum va n Utrecht, waar de schelp werd herkend
als de bodemplaat van een zeepok (Balanomorpha).
Zeepokken zijn diertjes die zijn omsloten door een huisje van vier à acht
kalkplaten. Vaak hebben zeepokken een basale plaat waarmee ze zich
aan allerlei voorwerpen en zeedieren zoals walvissen vasthechten.
Volgens de deskundige zijn de zeepokken op de pijpenkop, gezien het
formaat. afkomstig uit de Noordzee. Zeepokken uit de voormalige Zuider-
zee zijn kleiner van formaat.
De pijp werd aan het eind van de l 8e eeuw vervaardigd en zal kort daar-
na in zee zijn gedumpt. Aan de fijne groeilljnen van de verkalkte bodem-
plaat Iste zien, dat de pijpenkop enige tijd in zee heeft gelegen.
Na deze wetenschap was ik erg benieuwd naar de vindplaats van de pij-
penkop . De vinder had de kop met Oost-Indische inkt gemerkt met de let-
ters NA Na een telefoontje bleek dat de pijpenkop was gevonden In Nes
aan de Amstel, een rivier die geen enkele verbinding heeft met de Noord-
zee!
Hoe is de pijpenkop daar terecht gekomen? Misschien met een lading
schelpen uit de Noordzee?
Wie het weet. mag het zeggen .

1330

RECENTE17DEEEUWSEKLEIPIJPVONDSTEUNITROTTERDAM

door Jan en Annemieke van Oostveen

In rap tempo wordt nog steeds gebouwd in de binnenstad van Rotterdam.
Hierbij komen - zoals gebruikelijk in binnensteden - ook diverse archeologi-
sche vondsten te voorschijn Tot deze archeologische vondsten behoren
ook kleipijpen waarbij ongetwijfeld een bepaald deel lokaal zal zijn gepro -
duceerd. In dit artikel zal aandacht worden geschonken aan producten uit
de eerste helft van de l 7de eeuw die mogelijk in Rotterdam of Schiedam
zijn geproduceerd. Selectiecriterium voor het beschrijven van deze produc-
ten in dit artikel was dat de producten regelmatig in de Rotterdamse bo-
dem worden aangetroffen terwijl deze producten niet uit andere regio's in
Nederland bekend zijn. Alvorens aandacht wordt geschonken aan deze
mogelijk locale producten zal allereerst een overzicht worden gegeven
van de totnogtoe bekende historische gegevens en de reeds gepub li-
ceerde gegevens over Rotterdamse en Schiedamse producten.

Historische gegevens

De beschikbare historische gegevens met betrekking tot de Rotterdamse
en Schiedamse pijpnijverheid istot nog toe zeer beperkt. Duco geeft in zijn
standaardwerk 'De kleipijp in de zeventiende eeuwse Nederlanden' een
goed overzicht. Het merendeel van de makers kennen we van naam
vanwege geschillen die zijn ontstaan omtrent de slechte kwaliteit van de
geleverde klei. We komen hun namen slechts een enkele keer in de ar-
chieven tegen. Overdu idelijk is de Engelse invloed uit de namen af te lei-
den.

Een uitzondering is Robbert Bon die mogelijk al sinds 1622 kleipijpen produ -
ceerde . Zijn naam komt meerdere keren in diverse archiefstukken naar
voren in verband met de levering van klei of de aan- en verkoop van een
huis in Rotterdam en Schiedam. Meerdere artikelen zijn inmiddels over deze
pijpenmaker verschenen.

Resumerend zijn de volgende namen van in Rotterdam ac tieve pijpma-
kers,totnogtoe bekend:

Rotterdam

Pijpenmaker Vermelding Richard Hili 1627
Hendrik Jansz +1640
François BIJrd 1627
Rooier Unco lne 1630
Laurens Bayle 1627 Robbert Muljs 1632
Jorijs Nicoll 1638
Rltsert Beijle 1627
Benlamln Possell 1644
Robert Bon 1622-1643 John Sampson 1638

Laurens Crowford (Crooswi jk) 1627 Revnler Thomasz 1644
WIiiem Wlllemsz 1644
Richard Carter 1627

William Colman 1627

Dan iel Fransz Hulls 1630

1331

Envoor de Schiedamse pijpenmakers de volgende namen:

Schiedam Vermelding Marmedullk Plots 1644
Pijpenmaker Robert Bon 1644->1652 lhom os Posselwith 1639-1645
Nicolaas Fleler 1635 Alexander Stuwaert 1652

Gepubliceerde Rotterdamse en Schiedamse producten
Een beperkt aantal Rotterdamse en Schiedamse producten is gepubli-
ceerd. Verreweg de meeste publicaties handelen over producten van
Robbert Bon. Hij merkte zijn pijpen met een vijfpuntige roos of met de initia-
len RB. Deze letters worden gescheiden door een punt en bij sommige
exemplaren isboven de initialen een vijfpuntige ster aangebracht(l ).
Robbert Bon bracht naast barok versierde kleipijpen(2) ook exemplaren
met zijn naam volledig uitgeschreven op de steel, op de markt. Bijsommige
exemplaren met de naam op de steel zijn ter begrenzing van deze naam
aan beide zijden een viertal leliesin ruit op de steel aangebracht(3).
Producten van Robbert Bon zijn wijdverspreid aangetroffen. Zo zijn exem-
plaren bekend uit Rotterdam, ·s-Gravenhage, Amsterdam en Smeeren-
burg(4).

Robbert Bon was niet de enige Rotterdamse pijpenmaker waarbij de naam
van de pijpenmaker volledig op de steel is gestempeld. Lawrence Crow-
ford ook wel Crooswijk genoemd bracht namelijk dubbelconische kleipij-
pen op de markt. Op de hiel zijn deze producten gemerkt met de onge-
kroonde letters LC en op de steel is de tekst 'Lawrance Crow' gestem-
peld(5).

De laatste pijpenmaker waar producten van zijn gepubliceerd is Hendrik
Jansz die woonachtig was aan de Rottekade te Rotterdam(6). Zijn produc-
ten waren op het hiel gemerkt met de initialen Hl binnen een parelcirkel
terwijl op de steel een lelie in ruft versiering werd gezet.
Producten die (vooralsnog) niet aan een pijpenmaker gekoppeld kunnen
worden zijn voorzien van het hlelmerk de ongekroonde roos of een rade -
rlng(7). Een ander in Rotterdam gevonden product isongemerkt. De steel is
gestempeld met een kruisen de Initialen CM binnen een rult(8).

Naast bovengenoemde gemerkte exemplaren is uit de literatuur ook een
barokke pijp bekend die mogelijk in Rotterdam of Schiedam is geprodu-
ceerd. Het andere exemplaar isgedateerd 1633(9).Duco vermoedt dat dit
exemplaar geproduceerd is in het zuiden van de provincie Holland, West-
Brabant of in Zeeland en vindt het een duidelijke Imitatie Hollands pro-
duct( 10).

1332

De recente vondsten van 77de eeuwse producten
Voor dit artikel is gekozen om de hierboven beschreven producten niet
meer af te beelden en ons te concentreren op nieuwe nog ongepubli-
cee rde vondsten.
Voor de beschrijvingssystematiek van de vondsten wordt verwezen naar
Van Oostveen 2000.
Gekroonde roos

l a . 17128; lb. Rotterdam; 2a. dubbelconisch; 2b. - / -; 2c. - / -; 2d. gekroonde vijf bladige roos;
2e. ongeglaasd; 2f. gebotterd; 2g. hele radering rondom ketelopening; 2h . - 3a. -; 3b. onge-
glaasd; 3c. -; 4. 1620-1650, 5. Rotterdam/Schiedam; 6.; 7.

Tabaksplant met initialen CC

l a. E8013; lb . Rotterdam, Beursplein; 2a. dubbe lconisc h; 2b . - / -; 2c . - / -; 2d . tabaksp lant met
Initialen CC; 2e. ongeglaasd; 2f. gebotterd; 2g, hele radering rondom kete lopenl ng; 2h . - 3a . le-
lie In ruit versiering; 3b. ongeglaasd ; 3c. -; 4. 1630-1650,5. Rotterdam/Schiedam ; 6. ; 7.

1333

18met twee vijfpuntigesterren

la.;lb. Rotterda m: 2a. dubbe lconisch: 2b . -/ -; 2c. -/-; 2d. IB met 2 vljfpuntige sterren 2e. onge-
glaasd; 2f.gebotterd; 2g. gehele radering rondom kete lopening; 2h ; 3a.; 3b.; 3c.; 4. 1620-1650;
5. Rotterdam; 6.; 7.

Gekroonde roosmet initalen LC

la. 16016; lb . Rotterdam , Beursplein; 2a. dubbelconisch ; 2b. - / -; 2c. - / -; 2d. gekroonde roos
met initialen LC; 2e. ongeglaasd; 2f. gebotterd; 2g . hele radering rondom ketelopen/ng; 2h. -
3a. florale motieven; 3b. ongeglaosd; 3c. -; 4. 1620-1650.5. Rotterdam; 6.Lawrance Crowford; 7.

Kruismet initalen

la. E8012;lb . Rotterdam, Beursplein; 2a. dubbe lconisch; 2b . - / -; 2c . - / -; 2d. kruis met initialen
(GI?); 2e. ongeg laasd; 2f. gebotterd; 2g. hele radering rondom ketelopenlng; 2h. - 3a. lelie in ruit
versiering binnen een quadrant; 3b. ongeglaasd: 3c. -; 4. 1630-1650. 5. Rotterdam/Schiedam ;
6.; 7.

1334

RAgekroond

la. E80l l; lb. Rotterdam. Beurspleln; 2a. dubbelconisch; 2b. - / -; 2c. - / -; 2d. RAgekroond; 2e.
ongeglaosd; 2f. gebotterd; 2g. hele radering rondom ketelopenlng; 2h. • Jo. ; 3b. ; 3c. -;
4. 1625-1650.5. Rotterdam/Schiedam; 6.; 7.

Radering

e

la. 18603;lb. Rotterdam; 2a. dubbelconisch; 2b. - / -; 2c. • / ·: 2d. radering; 2e. ongeglaosd; 2f.
gebotterd; 2g. hele radering rondom ketelopenlng; 2h. • Jo. geometrisch patroon; 3b. onge-
glaosd; 3c. ·: 4. 1630-1660.5. Rotterdam/Schiedam?; 6.; 7. (ENG_1992o_p.151eJn (KR0_1986o_p.173l

Ongemerkt

la. 17317; lb. Rotterdam;
2a. dubbelconlsch;
2b. - / -;
2c. 3 sterren / 3 sterren;
2d. -; 2e. ongeglaosd;
2f. gebotterd;
2g. geen radering rondom
ketelopenlng:
2h. - 3a. -: 3b. ongeg laasd;
3c. -; 4. 1630-1660. 5. Rot·
terdam/ Schiedam; 6.• 7.

1335

Ongemerkt

la. 17998;lb. Rotterda m; 2o . dubbelconisch ; 2b. 5 bladige roos/ 5 bladige roos; 2c. - / -; 2d. -;
2e. ong egloosd; 2f. gebott erd; 2g . geen rader ing rondom ketel openln g: 2h. - 3o . bo nden en
parel randen ; Jb . o ngeg loasd ; Je. -; 4. 1620- 1650. 5. Rotterdam /Schiedam ; 6. ; 7.

Ongemerkt

l a. E8014; lb . Rotterdam, Beursplein;2a. dub belconlsch; 2b. - / -; 2c. - / -; 2d . -; 2e. on gegloasd ;
2f. gebo tte rd; 2g. hele rader ing rondom ketelo penl ng; 2h. - 3o . flo rale steelversierlng met rozen,
appeltjes en mogelijk a apjes; Jb. ongegl oasd; Je .-; 4. 1630-1650. 5. Rotterdam /Schiedam ; 6. ; 7.

Ongemerkt

l a . 16066;
lb. Rotterdam, Beursp leln;
2o. dubbelconlsch :
2b. granaata ppe ls, eikels, tokk en
en bladeren:
2c . - / -; 2d. -; 2e. ongegloo sd;
2f. gebotterd;

2g. hele radering rondom ketel
open ing; 2h. - Jo. ; 3b . onge-
gloasd; Je . -: 4. 1620-1650.
5. Rotterdam/Schiedam; 6. ; 7.

1336

Ongemerkt

la. 16434;lb . Rotterdam, Beursplein; 2a. dubbelconlsch; 2b. - / -; 2c. - / -; 2d. -; 2e. ongeglaasd;
2f. gebotterd; 2g. hele radering rondom ketelopenlng; 2h. - 3a. florale steelverslerlng met drui-
ventrossen en elkels; 3b. ongeglaosd; 3c. -; 4. 1630-1650.5. Rotterdam/Schiedam; 6.; 7.

Dit artikel is tot stand gekomen dankzij de medewerking van Henk van
Oosfveen, Hiervoor onze hartelijke dank.

Noten 6 Zie Duco, 1988, p.149
7 Zle Duco, 1988, p.149 .
l Zie Stam, 1997, p. 927. 8 Zie Duco, 1988, p.149

2 Zie Duco, 1987, p. 90. en Duco, 1981.
3 Zie Stam, 1997 p. 327. 9 Zie Duco, 1988, p.133.
4 Zie Duco, 1981, noot 459, p. 360. lO Zie Duco, 1988, p. 91.

Stam, 1997, p. 928.
5 Zie stam , 1997, p. 927.

Literatuur

Duco, 1981.
De kleipijp In de zeventiende eeuwse Nederlanden. BAR 106.Oxford.

Duco, 1987.

De Nederlandse klelpijp, Handboek voor dateren en determineren.
Duco, 1988.Rotterdam en Schiedam.

In: F.Tymstra en J. van der Meulen, De kleipijp als bodemvondst,

p.143-149.

Meulen, J. van der, 1989.
Delftse pijpenmakers en hun producten.
In: Pijpelogische Kring Nederland, XII, 45, p. 102-115.

Oostveen, J. van en A. van Oostveen, 2000.
Oproep tot een nationale Inventarisatie. In: PKNXXII,88, p. 1192-1195.

Stam, 1997.
Robert Bon, een pijpenmaker van bovenregionale betekenis.
In: PKN,XX, 78, p. 926--928.

1337

RAOB:EENPIJPMETEENCURIEUSVERLEDEN

door Cor van der Kooij

Het achterhalen van de herkomst van een beetje bijzondere pijp kan soms
een boeiende bezighe id zijn (1 ). Hoewel 90% van de In ons land gevonden
klelpljpjes niet meer vermeldt dan de initialen of merktekens van de door-
gaans Goudse pijpenmakers, heeft een beperkt aantal pijpenkoppen - de
steel ontbreekt meestal - ook nog een fraai versierde kop. Voor de enthou -
siaste pljpenverzamelaar die een dergelijke vondst doet, Is dat een vreug-
devolle ontdekking.
Bij opgravingswerkzaamheden rond Huisde Wiers,Vreeswijk, kwam uit een
aardlaag met voornamelijk l 9e-eeuws schervenmateriaal een versierde
pijpenkop te voorschijn met de letteis RAOB (2). De bibliotheek van onze
historische kring beschikt inmiddels over een respectabele collectie boeken
over pijpen. Hierdoor is het bijna altijd mogelijk de oorsprong van bijzonde-
re pijpenmerken te achterhalen en daar een geschatte datering aan te
verbinden. Naar de vorm en grootte te oordelen schatte ik de datering op
rond de eerste helft van de l 9e eeuw.
In een van de boeken (3) vond ik een verwijzing naar een artikel in Pijpe-
lijntjes (4) waarin ik las dat de RAOB-pljpen oorspronkelijk alleen gerookt
werden door leden van de Royal Antediluvlan Order of Buffaloes. Volgens
de tekst zou dit genootschap destijds geassocieerd zijn geweest met het
Engelse leger. Ook zouden van de RAOB-pijpen verschillende typen be-
staan. Ik vond het interessant genoeg om met de auteur van het artikel
contact op te nemen. Zijn conclusie was, dat de bij Huis de Wiers tevoor-
schijn gekomen pijpenkop een product moet zijn geweest van de firma
Goedewaagen uit Gouda (afb. 1).

Bij de lezer zal nu ongetwijfeld de vraag rijzen waarom een 'Engelse' pijp
door een Goudse pijpenfabr ikant werd vervaardigd . Goedewaagen had
aan het begin van de l 9e eeuw echter een internationale reputatie als
pijpenleverancier en kreeg regelmatig opdrachten van buitenlandse instel-
lingen en organisaties, die er dan zeker van konden zijn een tabakspijp van
hoogwaardige kwaliteit te ontvangen. Kortom, de door onze werkgroep
opgegraven pijpenkop bleek het type te vertegenwoordigen dat In de
opdracht van de RAOB rond 1830 moet zijn vervaardigd en dus bedoeld
was voor export naar Engeland (4).

Nu Is het natuurlijk mogelijk dat deze RAOB-pijp eerst in Engeland Is ge-
weest en vervolgens do or een Engelse bezoe ker bij Hulsde Wiers is achter -
gelaten. Het ligt echter meer voor de hand dot de firma Goedewaagen
een overschot van zijn voor de export bestemde pijpen in Nederland aan
de man heeft gebracht.

1338

5.

Afb. l uit Pijpelijntjes pijp nr. 5

Hoe het ook zij, ik was vooral nieuwsgierig naar de oorsprong van de
merkwaardige naam 'Royal Antediluvian Order of Buffaloes'. Omdat er

sprake was van een connectie met het Engelse leger (5) besloot ik een
brief te richten aan het lmperial War Museum te Londen. De conservator
van het oorlogsmuseum schreef mij enkele weken later tot mijn verrassing
dat RAOB een nog steeds bestaande liefdadigheidsorganisat ie is met een
groot aantal vestigingen. Ik kreeg van hem het adres van een kasteel in
North Yorkshire (Harrogate) waar de hoofdvestiging van dit genootschap
zich bevindt. Ik nam contact op en ontving vervolgens een schrijven van
de 'Grand Secretary', Mr. W.A.C. Hartmann, waaruit bleek dat RAOB te-
genwoordig door het leven gaat als de 'Grand Lodge of England'. De
RAOB bleek in diverse grote steden van het Verenigd Koninkrijk vestigingen
te hebben die bekend staan als 'Provincial Lodges'.
Voor verdere historische gegevens verwees hij mij naar een boek geschre-
ven door Brother M.W. Payne, een der vroegere secretarissen van het ge-
nootschap. Over een mogelijke relatie met het Engelse leger werd met
geen woord gerept .

Ik besloot het boek 'The origin and development of the Royal Antediluvian
Order of Buffaloes' voor de bibliotheek van de historische kring aan te
schaffen. Ik zou er geen spijt van krijgen!

Het boek van Brother Payne bevat het boeiende relaas van de lotgevallen
en wederwaardigheden van een der merkwaardigste genootschappen
die Engeland in de afgelopen eeuwen heeft voortgebracht. Voor zover de
schrijver heeft kunnen nagaan werd de RAOB aan het begin van de l 9e
eeuw onder het mom van 'liefdadigheidsorganisatie' opgericht in een van
de vele 'taveernen'(lees: dranklokalen) rond Drury Lane. Het is de wijk
waar sedert het midden van de l 8e eeuw het Londense theatergebeuren
zich afspeelde.

Het boek dankt zijn waarde niet in de eerste plaats aan de vele komische
en tumulteuze gebeurtenissen die zich destijds in de 'Harp Tavern · (het

1339

stamcafé van het genootschap) afspeelden, maar schildert vooral een
pracht ig tijdsbeeld van het Engelse sociale leven in de 19e eeuw. En dan
niet eens zozeer van de arbeidersklasse, maar veel meer van de gegoede
burgerij die een soort tussenklassevormde ten opzichte van de rijke adel.
Het isvrij zeker dat de grondleggers van de RAOB oorspronkelijk uit de the-
aterwereld kwamen. Elktoneelgezelschap had In die tijd zijn ·stamkroeg' in
de omgeving van Drury Lane. Omdat de meeste theaters In Londen op
zondagavond gesloten waren, hadden de acteurs dan gelegenheid bij el-
kaar te komen in een van de vele dranklokalen. In een prent uit ca. 1830
die in het RAOB-boek is afgedrukt, wordt een fraai tafereel uitgebeeld van
de Inwijding van een RAOB-lld In de Harp Tavern gelegen aan de Russell
Street. Uit vroegere documenten , notulen en financiêle stukken blijkt dot
het genootschap in eerste opzet een gezelllgheidsvereniging was, waar-
van behalve acteurs veel gegoede burgers (de regelmatige schouwburg-
bezoekers) lid waren . In het leven van de toneelspelers leek de RAOB een
wat belangrijker plaats te krijgen, toen op een gegeven moment werd be-
sloten van elk lid een vaste bijdrage te vragen. De bedoeling was hierme!il
de acteurs te steunen die door ziekte of invaliditeit niet meer konden op-
treden. Het behoeft geen betoog dat een acteur die niet meer kon optre-
den, in het Engeland van bijna twee eeuwen geleden al gauw tot bittere
armoede verviel. Het was vooral de gegoede burgerij (waaronder veel
stadsbestuurders) die het genootschap ftnanciêle steun verschafte.

Wat de oorsprong van de merkwaardige naamgeving voor het genoot-
schap betreft - de ·Royal Antedilwian Order of Buffaloes' betekent letterlijk:
Koninklijke Predlluvlale Buffelorde, waarbij 'predllwiaal' betekent ·van vóór
de zondvloed'! - doen volgens de schrijver van het RAOB-boek allerlei le-
zingen de ronde. Het meest voor de hand liggend Is dot deze wel erg
bombastische benaming tot stand moet zijn gekomen tijdens een van de
vele drinkgelagen in de Harp Tavern, waar het genootschap op zondag-
avonden 'zitting' hield. Daar was echter niet iedereen het mee eens.
Brother J.P. Dowling, een van de vroegere 'geschiedschrijvers' van RAOB
was er heilig van overtuigd dat de 'Antediluvian Order' onnoemelijk oud
moest zijn en uit prehistorische tijden stamde. Volgens hem hield het door
RAOB toegepaste inwijdingsritueel voor aankomende 'buffeloes' recht-
streeks verband met de Egyptische stieraanbldding uit de tijd van de Fa-
rao' s. Hij ging zelfs zover door te beweren dat het RAOB-genootschap al
vóór de Egyptische Farao's had bestaan! Men deed er volgens Brother
Payne verstandig aan niet met Brother Dowling van mening te verschillen.
Hij had namelijk de onaangename gewoonte om iedereen die het niet
met hem eens was en om concrete bewijzen vroeg, In alle toonaarden uit
te scheiden. Hoe het ook zij, het paste volkomen bij de ludieke sfeer van de
theaterwereld en de vele dronkemanspartijen in de Harp Tavern om een
dergelijke onzinnige naam te bedenken.

1340

Het Inwijdingsritueel
Hoe ging aan het begin van de l 9e eeuw de inwijding van een nieuw
RAOB-lld in zijn werk? Het Is van belang daar aandacht aan te besteden,
omdat tabakspijpen hierin ook een rol was toebedeeld.
In het boek van Brother Payne vinden we daarover diverse verslagen. Om
de gang van zaken bij dit inwijdingsritueel beter te begrijpen moet men
zich voorstellen dat de gelagkamer van de Harp Tavern destijds In vier af-
zonderlijke klassenwas Ingedeeld. Het dichtst bij de uitgang zat de 'Poverty
Class', de armste leden van het genootschap die door hun povere kleding
niet graag wilden opvallen. Zij konden na afloop van de bijeenkomsten
vrijwel ongezien de gelagkamer verlaten. De 'Juniper Class' (letterlijk:
'Jeneverklasse') zat helemaal aan het andere eind van de gelagkamer
tegen de achterwand. Deze groep werd gevormd door de beter gesitu-
eerden en dankte zijn naam aan het feit dat zij voornamelijk jenever
('Junlper' is oud-Engels voor jenever) dronken. Zij waren herkenbaar aan
hun voorname kledij. Aan de rechterzijde bevond zich de 'Lunatie Class·,
een groep van notoire dronkaards die bij inwijdingsrituelen het meeste la-
waai produceerde en onophoudelijk drinkliederen ten gehore bracht. De
linkerzijde tenslotte werd in beslag genomen door de 'Sulciders', eveneens
een groep drankverslaafden, maar dan van het meer depressieve soort,
dat zich nauwelijks liet horen en de inwijdingsceremonie meestal gelaten
over zich heen liet gaan.
Elkvan deze groepen had tijdens de inwijding van een nieuw RAOB-lideen
eigen woordvoerder, die desgevraagd commentaar leverde op de loop
van de bijeenkomst. Het ritueel zelf werd ten uitvoer gebracht door een
voor die gelegenheid ingestelde 'stadsraad' o.l.v. de 'City Marshall' (een
soort burgemeester), bijgestaan door de 'City Barber' (stadsbarbier). de
'City Physiclan' (stadsdokter), een 'City Walter', speciaal belast met het
rondbrengen van drank en tabak, en tenslotte - de meest aantrekkelijke
functie! - de 'City Taster' die tijdens inwijdingsbijeenkomsten voortdurend
de kwaliteit van de drank moest keuren en aan het eind van deze hap-
pening doorgaans niet meer aanspreekbaar was.

Als inleiding tot het Inwijdingsgebeuren moest het aspirantlid beleefd aan-
kloppen bij de toegangsdeur van de gelagkamer. Daar werd hij meteen
geblinddoekt en door de 'City Marshall' naar zijn stoel gebracht die in het
midden van de gelagkamer stond. Nadat als welkomstlied het 'God save
the queen· had geklonken, kreeg het 'slachtoffer' een lege soepterrine in
de handen gedrukt, die hij als verdedigingswapen moest gebruiken. Even
daarvóór hadden de stamgasten zich snel uitgerust met allerlei huishoud-
en keukengerei. Het geblinddoekte slachtoffer wist niet wat hem over-
kwam als op een teken van de 'City Marshall' de hele meute op zijn stoel
afstormde om hem met bezems, zwabbers, vaatdoeken en grote pollepels
om de oren te slaan. daarbij luidkeels aangemoedigd door de 'Lunaties'.

1341

afb.2 afb.3

RAOB-pijpen van Engelse herkomst (7) afb.4
1342

Voor de arme man was het onmogelijk zich tegen een onzichtbare vijand
te verdedigen. Het was een van de hoogtepunten van de avond.
Na deze bepaald niet zachtzinnige aframmeling volgde het 'bleeding' -
ceremonieel waarbij de 'City Physician' bloed afnam en In een glas deed
dat vervolgens onder de 'stadsraad' rondging. Hierna kwam de
'stadsbarbier' voor het voetlicht. Wanneer hij van mening was dat het haar
van de aankomende buffolo te lang was, ging hij zonder pardon over tot
het afbranden van een gedeelte. De bedoeling was dat het slachtoffer
alle kwellingen manmoedig tot het eind toe doorstond. De blinddoek werd
afgedaan en de volkomen ontredderde en totaal versufte buffolo werd
door iedereen luid toegejuicht. Hij moest vervolgens de eed van geheim-
houding afleggen, waarbij hem ook het wachtwoord werd meegedeeld.
Het voorlopige einde van het ritueel bestond uit het breken van een ta-
bakspijp boven het hoofd van het nu ingewijde lid.
Als afsluiting hield de 'City Marshall' een carnavaleske toespraak en legde
de nadruk op de grote voordelen die het lidmaatschap van de
'buffelorde' met zich meebracht: 'Als volwaardige buffolo heb je nu het
voorrecht te mogen grazen. Je zult nooit meer alleen hoeven te drinken en
in deze gelagkamer tot de vaste gasten behoren·.
Aan het eind van zijn toespraak werden alle tabakspijpen van de aanwe-
zige RAOB-leden verzameld en boven een door de 'City Walter' volge-
schonken bierglas ceremonieel gebroken.

De achtergrond
Om de achtergrond van dit onzinnige ritueel te begrijpen moet men be-
denken dat het leven van de gemiddelde burger in het Londen van enke-
le eeuwen geleden door en door saai was. Omdat ook op zaterdagen
gewerkt werd, was de zondagavond meestal de avond om met anderen
uit te gaan en wat te drinken. De ontspanningsmogelijkheden waren in die
dagen uitermate beperkt. Behalve de taveerne en een door -de-weeks
schouwburgbezoek viel er hoegenaamd niets te beleven. De burger die
nog wat had uit te geven, wilde waar voor zijn geld en het inwijdingsritueel
van een buffolo betekende voor hem een geweldige attractie waaraan hij-
actief kon deelnemen.
Uit het bovenstaande blijkt verder overduidelijk dat de RAOB in haar begin-
jaren nog niet de status en het aanzien van een 'liefdadigheidsorganisatie'
had verworven . Het besluit om een deel van de contributiegelden af te
zonderen voor werkloze toneelspelers mocht dan genomen zijn, het in
praktijk brengen van dit streven was voor lopig een bijkomstighe id. De
RAOB werd in de eerste tientallen jaren van haar bestaan meer als een
'broederschap van kroeglopers' beschouwd die het stadsbestuur van Lon-
den hoofdpijn bezorgde . Het kwam meer dan eens voor, dat de politie
krachtdadig moest optreden om in een aantal taveernen rond Drury Lane
agressieve en dranklustige buffeloes tot de orde te roepen.

1343

In feite werd het lidmaatschap van de RAOBvoor een zich respecterende
burger een bedenkelijke zaak. Desondanks floreerde de RAOB boven ver-
wachting. Omstreeks 1870 kwamen RAOB-leden in liefst negen taveernen
binnen Londen wekelijks bijeen. Binnen elk dranklokaal gold echter een
verschillend inwijdingsritueel voor de nieuwe leden.
De meer serieuze aanhangers van RAOB besloten toen de aanzet te ge-
ven tot de vorming van een overkoepelend bestuur over de verschillende
'lodges· en meer regelend te gaan optreden, met name waar het de in-
wijding van nieuwe buffaloes betrof. Daar was des te meer reden toe,
omdat in steden als Manchester, Liverpool, Northhampton, Bedtord etc .
inmiddels ook aanhangers van het genootschap regelmatig bijeenkomsten
hielden. Het betekende de redding voor een los aan elkaar hangende or-
ganisatie die tot dan toe slechts één doe l had verwezenlijkt: het gezamen-
lijk nuttigen van drank In een besloten kring met een groep luidruchtige
soortgenoten.
Eindelijk kon het vroeger aanvaarde principe van liefdadigheid als serieus
uitgangspunt in praktijk worden gebracht, doordat van elke 'loge' vanaf
nu een verplichte bijdrage werd geêist die in een centraal fonds werd on-
dergebracht . Het ge ld zou worden besteed aan de hulpbehoevende le-
den en hun naaste familie. Wie niet meedeed behoorde automatisch niet
meer tot de RAOB-gelederen. Hierdoor ontstond een splitsing waarbij de
aanhangers van de RAOB 'oude stijl' afhaakten en gewoon doorgingen
met hun dr inkgelagen . Zoals Brother Payne het treffend uitdrukte, werd 'het
kaf van het koren gescheiden', De ROAB werd omgedoopt tot de 'Grand
Lodge of England', maar zij bleef daarbij de Initialen R.A.O.B. in haar
vaandel dragen.

Royal?
Aan het eind van de 19e eeuw kwam de 'R' van RAOB in het geding , om-
dat al vele malen naar voren was gebracht dat het predikaat ' Royal' ten
onrechte werd gevoerd. De 'An tediluvlan Order' had nog nimmer een ver-
zoek aan het Britse Koninklijk Huis gericht. Het zou ook zeer de vraag zijn
geweest of het Koninklijk Huiseen dergelijk verzoek had ingewilligd. In 1898
werd hiertoe alsnog overgegaan, waarbij het kabinet van het Engelse Ko-
ningshuis positief besliste, maar dan onder voorwaarde, da t de RAOB-
groeperingen die zich niet bij de 'Grand Lodge of England' hadden aan -
gesloten er niet onder mochten vallen.

Uitbouw liefdadigheidsorganisatie
Omstreeks 1900 vond bij de Grand Lodge een heugelijk feit plaats, dat te-
gelijkertijd het begin betekende van veel ellende . Door de financiê le in-
spanningen van het nieuwe bestuur en de explosieve groei van het aantal
leden beschikte de Grand Lodge over steeds meer geldmiddelen.
Tijdens een van de bestuursvergaderingen werd toen het plan naar voren

1344

No. 34/5 BUFFALO CUTTY

No. 56 BUFFALO STRAW, RED TIPS

Nó . 59 BUFFALO IRISH

-~ ..,..,..----,.,,..._.-_-- -~y:;J)
a-,r ,h ~•-J •· ,' (?e'f
t
afb. 5 RAOB-pijpen uit de catalogus van Joseph Holland & Son, Manchester (6)

1345

gebracht om voor gebroken gezinnen waaNan een of belde ouders
overleden waren en de kinderen dikwijls onverzorgd achterbleven, een
weeshuis te laten bouwen. De RAOBwas in dezen al voorgegaan door de
veel omvangrijkere Vrijmetselaarsloge die sedert het midden van de 19e
eeuw in de omgeving van Londen ook enkele weeshuizen exploiteerde .
Het plan van de Grand Lodge kreeg in 1902 definttief zijn be slag en zo
werd in het plaatsje Aldrldge niet ver van Blrmingham het eerste weeshuis
van de RAOBgeopend.
Wie zou denken dat de 40 beschikbare bedden - van eigen kamers voor
de weeskinderen was natuurlijk geen sprake - meteen zouden worden be-
zet, heeft het mis. De weduwen onder de RAOB-leden die een groot aan-
tal kinderen tot hun last hadden, beschouwden het in die dagen als een
vernedering, wanneer zij een of meerdere kinderen aan een weeshuis
moesten afstaan. Pas vele jaren later bereikte het weeshuis zijn maximale
bezetting van 40 wezen en kon daarna nog zelfs worden uitgebreid tot het
respectabele aantal van l 00.
In eigen gelederen gingen echter regelmatlg stemmen op om ·Aldridge
Orphanage' te sluiten. De inrichting, het onde rhoud en niet in de laatste
plaats het personeel kostten kapitalen, waardoor andere plannen niet aan
bod kwamen. Men was veel enthousiaster over het voornemen om voor de
Grand Lodge naar een central e vestiging te zoeken. Het bestuur kwam in
contact met de eigenaar van Grove House, een monumentaal kasteel in
het stadje Harrogate, gelegen in het graafschap North Yorkshire. De aan-
koop hleNan vond plaats In 1927.Maar juist in dat jaar werd door het Britse
Lagerhuis een wet aangenomen waarbij een betere financiêle regeling
werd getroffen voor weduwen en wezen. Het merkwaardige gevolg was
niet dat meer wezen in tehuizen konden worden geplaatst, maar dat we-
duwen die nu over meer geld beschikten, hun kinderen in veel gevallen
weer binnen de huiselijke kring haalden. Voor het weeshuis In Aldridge be-
tekende dit het begin van het einde . Uiteindelijk werd een tiental jaren la-
ter besloten dit huls te verkopen en het geringe aantal nog te verzorgen
wezen onder te brengen in het monumentale Grove House.

In de dertiger jaren ging de RAOB over tot de opening van enkele revali-
datiecentra, waaNan vooral tijdens de Tweede Wereldoorlog een dank-
baar gebruik zal zijn gemaakt. In de periode 1940-'45 heeft de RAOB ver-
der veel diensten verricht op plaatselijk niveau. Zij verzorgde met name in
de grote steden een aantal ambulancediensten met eigen wagens voor
het transport van zieken en gewonden. Hierdoor werd het genootschap in
feite een verlengstuk van het BritseRode Kruis.Wanneer men de historische
ontwikkeling van de RAOB van het begin tot het einde volgt, is het verras-
send te zien hoe een obscuur drinkgezelschap van bijna 200 Jaar geleden
nu te boek staat als een liefdadigheidsorganisatie die nog steeds een be-
langrijke rol speelt in het Engelse sociale leven.

1346


Click to View FlipBook Version