The words you are searching are inside this book. To get more targeted content, please make full-text search by clicking here.
Discover the best professional documents and content resources in AnyFlip Document Base.
Search
Published by Stichting PKN, 2023-04-18 08:16:26

PKN 101-120

PKN 101-120

verslagen door Louis Napoleon. (de latere Napoleon 111) In juni 1849 ondernam hij een opstand tegen de regering van Napoleon maar die mislukte. Hij had gedurende 2 uur een tijdelijke regering en moest toen op de vlucht naar Engeland. Gedurende zijn lange ballingschap schreef hij vele revolutionaire brochures. Bij de ondergang van het 2e keizerrijk keerde hij terug naar Frankrijk en werd in 187 4 gekozen in de Kamer van afgevaardigden. Ik hoop met deze digitale catalogus een goed beeld te kunnen geven van de modellen die Gambier gedurende hun 146-jarige bestaan heeft geproduceerd zonder te pretenderen compleet te zijn. Uit de beginperiode van Gambier is weinig tot niets bekend en ook in de eerste helft van de 1 ge eeuw zijn veel pijpen uitgebracht die kort in productie zijn geweest en niet vermeld worden in lijsten of catalogi. Nog steeds lukt het om "gaten" in de catalogus op te vullen en ook het internet biedt tegenwoordig mogelijkheden om geëxporteerde pijpen te bemachtigen die in Europa nauwelijks voorkomen. Zo heb ik bijvoorbeeld de afgelopen jaren een aantal Gambierpijpen in Canada kunnen kopen met de beeltenissen van Canadese politici. De verwachting is dat ik deze catalogus in de komende 2 jaar af kan ronden en het is de bedoeling dat er ook een Franse versie komt. Archiefvondst Dick Pons Gevonden door Dick Pons in het Oud Notariaal Archief in Rotterdam onder inventarisnr 256, akte-nr/blz. 133/196, datum 03-05-1633 Michiel/ Maertensz, wonend in Capelle, als voogd over de nagelaten onmondige kinderen van Ponsiaen Jansz en Pieterige Maertensdr, die toestemming heeft van het gerecht van Capelle, en Jan Ponsiaensz, samen voor een derde part, Dirck en Maerten Louwen en Arent Leendertsz elk voor een vierde in het tweede derde part machtigen Dirck Jansz, wonend te Capelle, die een derde part in de nagelaten goederen van de erfenis van Maritge Ariensdr heeft. Hij moet aan Henrick Stevensz, en N.N., toebacxpijpmaecker elk een huis en erf over te dragen, gelegen naast elkaar aan de zuidzijde van de Jongmansstraet, en aan Steven Aldertsz, wijnverlaeter een huis en erf gelegen aan de zuidhoek van de Jongmansstraet. 1966


Ontwikkelingen binnen de PKN Michiel Rutten Hoewel in het vorige PKN-bulletin anders werd vermeld, heeft Arjan de Haan nu goeddeels de redactionele werkzaamheden op zich genomen; dank aan Arjan daarvoor! En, PKN-ers, bedenk dat de PKN alleen kan blijven bestaan als het PKNbulletin - de navelstreng tussen de leden - periodiek blijft verschijnen. Daarvoor is copij nodig. Gelukkig zijn de laatste maanden weer veel bijdragen van leden ontvangen; ook in de toekomst blijven nieuwe bijdragen echter van harte welkom. Het inlegvel bij het vorige bulletin is door ruim 50 PKN-ers ingevuld geretourneerd. Dank daarvoor. In de loop van het kwartaal zal aan alle inzenders een uitgewerkt overzicht van leden-die-zich-daarmee-akkoordhebben-verklaard met verdere relevante gegevens worden toegezonden. Medio dit jaar bestaat de PKN dertig jaar. Mede in het licht daarvan zal dit najaar een nieuwe index op de PKN-bulletins worden toegezonden aan alle leden. En voorts zal er op nog nader te bepalen termijn met steun van de PKN een door een aantal zeer enthousiaste PKN-ers te verzorgen boekwerkje verschijnen over Schoonhovense pijpen en pijpenmakers. Met veel nieuwe gegevens! En tot slot: de eerstvolgende pijpendag van de PKN zal plaats vinden op 4 oktober a.s. in de fabriek van de firma Gubbels te Roermond. Als u deze datum nog niet in uw agenda hebt genoteerd, doe dit dan direct. 1967


Zeg het met bloemen Aad Kleijweg Bij de inventarisatie Schoonhoven passeerden mij vele bekende zijmerken begeleid met initialen zoals de Gekroonde N, Vis, Lampetkan, Wapen van Utrecht, Gekroonde IG en nog een aantal andere. Soms krijg je ineens een merk in handen die opvalt en er uitspringt, omdat hij anders is dan de andere. Daarom wil ik deze graag even onder de aandacht brengen. Het is een ovoïde pijpje met op de linkerzijde van de ketel een fraaie bloemenvaas met twee oren waarin een grote bloem is geplaatst. (afbeelding kaft pag. 2) De bloemenvaas is omlijst door een lauwerkrans. Bij de bloem zien we de initialen IKBM die aan de Schoonhovense pijpenmaker Jacobus Murk worden toegeschreven. Deze pijpenmaker was voornamelijk in de tweede helft van de 18e eeuw actief, mogelijk vanaf zijn trouwdatum in 1766 tot aan zijn overlijden in 1806. Van deze pijpenmaker zijn ook de gekroonde N en gekroonde vis in verschillende varianten bekend met de initialen IKBM. Ook zijn pijpjes van hem bekend met zijmerkjes begeleid met de initialen IKM. Voor zover ik het kan overzien is er geen andere pijpenmaker in Schoonhoven geweest die als zijmerk een bloemenvaas heeft gebruikt gelijkend op deze. Met dank aan Lia Schouten voor het ter beschikking stellen van het pijpenkopje. 1a 1b 2a 2b Bron: Jan van Oostveen 2c http://www.xs4all.nl/-kleipijp/ 2d klei pijp/ 2e 2f Het resultaat tot nu toe van de 2g inventarisatie Schoonhoven is te vinden bij werkgroepen op de 2h website van de PKN. Mocht u 3a een bijdrage kunnen leveren 3b dan horen wij dat graag. 1968 3c 4 5 6 7 Collectie: Lia Schouten Schoonhoven Ovoïde Bloemenvaas met bloem IKBM -/- Niet Geglaasd Gebotterd Geen radering rondom ketelopening 1770 - 1806 Schoonhoven Jacobus Murk


Turmac (slot) Louis Bracco Gartner Een definitieve oplossing moest echter nog gezocht worden. Alex Orlow, geboren in 1918 in Berlijn als zoon van een voor de revolutie gevluchte Russische sigarettenfabrikant, werd later lid van de Raad van Beheer en na de overname door Rupert in 1955 gedelegeerd commissaris, trad op als puinruimer en tegelijk als 'bouwheer'. De uitnodiging had hij te danken aan zijn neef David Schnur, die in 1938 eigenaar was van de Turmac fabrieken in Zevenaar en Amsterdam. Niet alleen was het ontwerp uniek, het moest de modernste fabriek van Europa worden, maar omdat er een groot tekort aan bouwmaterialen was moest men zich beperken tot reeds gebruikte stalen balken voor de grote overkapping, Zuilen stonden namelijk in de weg voor de gekozen formule voor vlakbouw. De Nederlandse regering sprong bij door een brug te kopen in Engeland en die in onderdelen naar Nederland te vervoeren. Daarmee werd het skelet van de nieuwe fabriek gebouwd. Veel glas werd verwerkt in het 6 meter hoge gebouw met een lengte van 85 meter en een breedte van 80 meter. Het architectenbureau Van de Erve en Zwaagstra uit Den Haag tekenden voor de bouw. De opknapte oude machines en enkele nieuwe machines uit Amerika zorgden er voor, nadat op 1 augustus 1947 de eerste paal geslagen was, de nieuwe fabriek vanaf december 1948 op volle toeren kon draaien. De royale medewerking van de provinciale en plaatselijke overheid en het feit dat een groot deel van het personeel in en rond Zevenaar nog woonachtig was zorgden er mede voor dat Turmac voor Zevenaar behouden bleef. De oudste sigarettenfabriek, die van J. van Kerckhof uit 1885, heeft tot 1954 sigaretten in Amsterdam geproduceerd waaronder het bekende merk Dubec, een merk dat voor de 2e WO zeer populair was. In 1954 werd de fabriek overgeplaatst naar Harderwijk. Nadat in de beginjaren van het bestaan van J. van Kerckhof de sigaretten door het familiebedrijf nog met de hand gemaakt werden, steeg de productie in snel tempo na het in gebruik nemen van de sigarettenmachine naar 50.000 1969


sigaretten per dag. Na de overname door Turmac in 1957 werd de fabriek belangrijk uitgebreid en werd Harderwijk voor Turmac een belangrijke productie-eenheid. Wat ik niet onvermeld wil laten is dat Turmac in 1964 de onderscheiding kreeg 'hofleverancier van Prins Bernard' en daarmee mocht de Turmac Tobacco Company N.V. tot wederopzegging het wapen van Zijne Koninklijke Hoogheid voeren. Nu we het toch over een overname hebben en om een beetje duidelijkheid te scheppen in de ingewikkelde wereld van de verschillende grootmachten waarin Turmac, Laurens, Rothmans International en uiteindelijk de B.A.T. (de huidige gebruikers van de veel besproken sigarettenfabriek in Zevenaar) een rol spelen, volgt hier een summier overzicht. Het begint eigenlijk bij Anton Rupert (geboren in 1916). Hij begon in 1941 in Johannesburg de Voorbrand Tabaksmaatschappij. In 1948 kreeg hij de licentierechten voor Zuid-Afrika van het Britse concern Rothmans voor de merken Rothmans en Consulate. Onder de nieuwe naam Rembrandt Tobacco Manufacturing Corporation werd in 1954 Rothmans in zijn geheel over genomen. Rothmans had het bekende filter sigarettenmerk Pall Mall in 1970 huis. Na de lancering van Peter Stuyvesant in Europa in 1956, de overname van de Turmac Tobacco Company in Amsterdam en Zevenaar en de belangen in de Duitse fabriek Martin Brinkman (in 1967 in zijn geheel overgenomen) kreeg Rupert steeds meer grip op de Europese sigarettenmarkt. Daarna volgde het Britse Carreras met het bekende merk Graven A en Piccadilly, het Belgische Tabacofina en in 1970 Laurens met Caballero, dat toen al deel uitmaakte van Tabacofina. Alle belangen binnen de tabak werden in 1972 samengevat en gingen verder als Rothmans International. Op dat moment was deze


sigarettengigant actief in 17 landen met 25.000 werknemers verdeeld over 44 vestigingen. In 1987 ging Rothmans Internationaal met Van Rossum B.V. uit Nijkerk in zee. Hiermee werd een andere organisatie gevonden die binnen Europa de verkoopactiviteiten van shag, sigaren en pijptabakken ging verzorgen. De Nederlandse Rothmans bedrijven werden in 1992 samengevoegd in Rothmans Nederland toen de integratie met Ed. Laurens voltooid was. Inmiddels was ook Niemeyer deel gaan uitmaken van de Rothmansgroep. In 2000 werd de totale Rothmansgroep samengevoegd met de British American Tobacco. Momenteel is de B.A.T. nummer twee wereldwijd en is het hoofdkantoor gevestigd in Londen. Zij zijn in 180 landen actief en hadden in 2006 een marktaandeel van 17 .1 %. Enkele andere cijfers: marktleider in meer dan 50 landen, meer dan 55.000 medewerkers, samenwerking met meer dan 250.000 tabaksplanters en een verkoopvolume van 689 miljard sigaretten in 2006. Geld speelt geen of juist wel een rol als jullie de volgende cijfers lezen. Winst in 2006 f 26.220 miljoen, bestedingen aan milieu, veiligheid en gezondheid f 23.6 miljoen, giften aan gemeenschappen en goede doelen f 17.6 miljoen en aan belasting werd in 2006 f 16.143 betaald. We pakken de draad weer op met de bouw van het nieuwe kantoorgebouw in Buitenveldert, Amsterdam. De architect was Hein Salomonson en moest dynamiek en visie uitstralen, "gelijk aan de Turmac-geest en gestuwd door een onstuimige expansiedrift", aldus het jubileumnummer van Turmac. De laatste van de 215 palen ging op 14 april 1964 de grond in. Het voor die tijd unieke gebouw werd in aanwezigheid van Z.K.H. Prins Bernard op 11 mei 1966 geopend. Beeldende kunst vormde een belangrijk element in de vormgeving. Hiermee werd trouwens ook de basis gelegd voor de in 1960 in Zevenaar begonnen wereldberoemde Peter Stuyvesant collectie, maar later misschien meer hierover. De na-oorlogse periode heeft zich vooral gekenmerkt door de vele overnames en samenvoegingen van tabaksgrootheden zoals hierboven 1971


reeds beschreven. Natuurlijk stegen de loon- en andere kosten en hadden we de antirook lobby. We kregen daarna ook te maken met de kritische houding van een deel van de bevolking betreffende het roken, wat weer geresulteerd heeft in een strengere wetgeving ten aanzien van het roken. Gelukkig kon, wat de B.A.T. betreft, de terugloop van de binnenlandse omzet ruimschoots worden opgevangen door de groeiende export. Het is een goede zaak dat de Peter Stuyvesant Collectie voor Nederland behouden blijft. Dat geldt ook voor het archief van de B.A.T. en dat van de eerder overgenomen sigarettenfabrieken. Daardoor blijft ook de Turmac collectie, zoals die is uitgestald in het Liemers Museum, voor Zevenaar behouden. Nu nog hopen dat deze een passende plaats krijgt. Bronnen: 1972 Turmac personeelsblad jubileumuitgave sept. 1970. Pars, Hans.Een doorrookt verleden, de geschiedenis van de Laurens Sigarettenfabriek in Den Haag (1921-1995) Den Haag, De Nieuwe Haagsche, Linde, G. van der, E. Schouten en R.Jansen. B.A.T. Nederland 1906 - 1986. Amsterdam, Van Roessel & Co. 1986 Wienk. Fr. e.a. Onder de rook van Turmac. Zevenaar, Cultuurhistorische Vereniging Zevenaar, 2005 www.bat.com


Uit de Collectie van Ron de Haan Ron de Haan "Mijn meest bijzondere pijp." Het schrijven van dit artikel bracht mij ertoe nog eens aandachtig mijn collectie door te lopen en mezelf de vraag te stellen wat ik echt mijn "meest bijzondere pijp" vond. Dit bleek knap lastig te zijn, en ook de vraag "welke pijp zou je pas als laatste weg doen" bracht geen oplossing. Dus wat te doen? Ik ben toen maar begonnen met het apart leggen van pijpen die naast héél zeldzaam en/of museaal ook nog een verhaal te vertellen hebben. De pijpen waar de bijzonderheid in de emotionele binding zit heb ik voor het gemak weggelaten. Dit heeft geresulteerd in een twintigtal pijpen vanuit de gehele wereld, waar ik niet de meest bijzondere uit kiezen kon. In de volgende P.K.N. nummers zal ik steeds één van deze pijpen uitlichten. De pijp die ik als eerste heb gekozen is een chibouk; een model dat veelvuldig voorkwam in het Ottomaanse Rijk van de 18e en 19e eeuw. Het rijk besloeg onder meer Turkije, Iran, en Noord-Afrika. Deze pijp is gemaakt van een zacht vruchtenhout dat vervolgens is zwart gemaakt om de pijp een ebbenhouten uitstraling te geven waardoor het zilver beter uit komt. Wat deze pijp zo bijzonder maakt is het hoogwaardige inlegwerk. Dit bestaat uit zeer fijn zilverdraad dat in combinatie met ronde en peervormige zilveren plaatjes een filigrein uitstraling krijgt, en van uitzonderlijke schoonheid is. Tot op heden is het mij een raadsel hoe de zilversmid de ornamenten en draden zo perfect in het hout kon aanbrengen. Vreemd is het dat de ketelrand en de steelaanzet niet uit zilver maar uit alpaca zijn gemaakt. In mijn collectie bevindt zich tevens een sigarenhouder van hetzelfde hout met identiek inlegwerk. Een derde pijp met vergelijkbaar inlegwerk is afgebeeld in de tentoonstellingscatalogus "Schnupfen und Rauchen", "Katalog zur Ausstellung im Linzer Schlossmuseum 28 Mai - 30 November". Voor deze pijp, die overigens van het Duitse model "stummel" is, heeft men bij de afmontering wel zilver gebruikt en gemerkt met de keur EA alsmede het jaartal 1895. De toeschrijving is "vermoedelijk Weens". 1973


Alle drie de "pijpen" zijn te dateren tegen het einde van de 19e eeuw en vermoedelijk toe te schrijven aan het werk van één zilversmid of werkplaats in Oostenrijk/Hongarije (Wenen). Vermeldenswaardig is dat de chibouk pijp waarschijnlijk bestemd was voor de lokale markt, bijvoorbeeld voor studenten in Wenen. Per slot van rekening vierde het Oriëntalisme in West-Europa in de tweede helft van de 19° eeuw hoogtij. Bewijs hiervan is o.a. terug te vinden op de vele schilderijen waarop studenten in hun sociëteit rokende uit een chibouk zijn afgebeeld. De chibouk is een pijp die nog lang niet al z'n geheimen heeft prijs gegeven en als zodanig één van de meest bijzondere pijpen uit mijn collectie is. 1974


LITERATUURSIGNALEMENTEN M.Rutten In het jaarboek 26 (2008) van De Vrienden van het Tabaksmuseum - Wervik een uitvoerige geïllustreerde geschiedschrijving door Walter LEMAN & André VERHAEGHE over de totstandkoming en ontwikkeling van het museum in de afgelopen 25 jaar; Roger V. VERBEKE schrijft over gedichten (over o.m. roken en snuiven) van de hand van Pieter Meersseman; en van de hand van Walter LEMAN een rijk geïllustreerde iconografie op tabaksverpakking. Ingenaaid, 95 blz.; wordt toegezonden na betaling van euro 20,- aan het museum. In Newsletter 72 van the Society for Clay Pipe Research (herfst/winter 2007) o.m. een verslag van de SCPR-bijeenkomst in 2007 door Susie WHITE; van David HIGGINS een bijdrage over een onwelgevoegelijk figuurtje in pijpaarde uit Gristlehurst en voorts een groot aantal bijdragen over kleipijpvondsten en resultaten van archiefonderzoek naar Britse pijpenmakers. Veilinghuis Metz in Heidelberg veilde in december 2007 de Zwitserse verzameling Haegeli van pijpen en andere tabacologische voorwerpen. In de fraai uitgevoerde veilingcatalogus inleidingen door Walter MORGENROTH (Rauchzeichen aus den Thueringerwald mit einem Prduktionsspiegel resp. Die Reservistenpfeife als Produktionsbeispiel und Zeitdokument); gebonden, 302 blz., met afbeeldingen van alle kavels; te bestellen bij het veilinghuis, [email protected]. In Pipes and tobaccos, winter 2008, onder meer een artikel van Fred HANNA (Pipe smoking and problem solving) over hoe het pijproken het denken, bespiegelen en problemen oplossen bevordert. In het lentenummer 2008 een bijdrage van Ben RAPAPORT ("War and Peace" Pipes; commemoration and remembrance) met afbeeldingen van pijpen n.a.v. bijzondere (veelal oorlogsgerelateerde) gebeurtenissen. 1975


'De Pijpenmaker', een deugdzaam een nuttig volkslied uit 1794 van Gouwenaar Jan Bessan. Bert van der Lingen In een eerder nummer van de PKN werd een pijpenmakerslied van vier coupletten onder de aandacht gebracht. [1] Dit handgeschreven stuk, van onbekende herkomst en datering, bevindt zich in het Streekarchief MiddenHolland te Gouda. Het laatste couplet van dit lied werd al eerder gepubliceerd. [2] Het originele lied, geschreven door de Goudse predikant J. Bessan, is te vinden in Volks-liedjens, een uitgave uit 1794 van de Maatschappij tot nut van't Algemeen. [3] Aardig detail is dat de geschreven tekst in het Goudse archief slechts vier coupletten bevat, terwijl het originele lied vijf coupletten heeft. Het derde couplet (Zouden wij dan de dronkenschap beminnen?) is door de kopiist die het Goudse handschrift vervaardigde, niet overgenomen. Dit couplet is waarschijnlijk opzettelijk achterwege gelaten, omdat hierin het pijpenmakersambacht niet wordt genoemd. Het lied met 'opvoedende waarden en zedekundige beschouwingen' is hieronder nogmaals, maar nu in zijn geheel, weergegeven. De Pijpen-maaker. Wijze: Wat is het schoon, enz. Ik maak een pijp, uit brooze klei en aarde, En leer hoe broos het leven is, Daar het aan mij nog zoete blijdschap baarde, Voegt aan mij ook de erkentenis, Om dat 'k nog vrolijk werken mag, En 't brood verdien op iedren dag. bis. Zijn wij dan 't saam ter winkel neêr gezeeten, Het zij bij dag, of bij de lamp, Laat ons in 't werk dan nimmermeer vergeeten, Dat ons leven is als een damp; De pijp die dus onze aandagt wekt, Is 't die aan ons tot leering strekt. bis. Zouden wij dan de dronkenschap beminnen? Of lasterzucht ten dienste staan? Neen! vrienden, neen! wij zullen ons bezinnen, 1976


En 't kwaade voorbeeld tegengaan, Die naarstig werkt, en zuinig leeft, Is 't die des winters voedsel heeft. bis. Niets zal ons dan in naarstigheid verhind'ren, Men zie, gestadig werkend, toe, Zorg dus, vol vlijt, voor onze vrouw en kind ren, Dat elk hen voor 't gebrek behoê; En Kasten wij, zij tremmen meê, Zij passen op de scheur en g/eê bis. Laat ons te saam, bij 't vormen, of bij 't rollen, Bij 't wijeren, oplettend zijn; Zo blijft ons werk, bij 't glazen en bij 't snollen, Geroemd aan 't IJ, en Maas en Rhijn; Zo is 't dat pijpenmaakerij, Aan ons tot nut, en voordeel zij. bis. J.B. De schrijver van het lied, Jan Bessan was predikant van de Remonstrantse gemeente in Gouda waar hij vanaf circa 1786 woonde en in 1803 overleed. Vanwege zijn woonplaats en beroep was hij uiteraard meer bekend met het leven van de lokale pijpenmakers dan ieder ander dichter. Bessan was tevens lid van de Rederijkerskamer te Gouda, waarvoor hij gedichten schreef en voordrachten hield. Vooral in de 17de eeuw waren de Rederijkerskamers, waar gedichten en toneelstukken werden gemaakt, bijzonder populair en in bijna iedere stad te vinden. Later neemt de belangstelling af en in de 18de eeuw lijkt het veelvuldig gebruikte gezegde 'Rederijkers-kannekijkers' erop te duiden, dat zich in de kamers vooral andere zaken de boventoon voerden. Op het eind van de 18de eeuw kregen de kamers weer meer aanzien. Men stelde een uitgebreid ontwerp van een opvoedingsschool op, waarin jongelingen in zeven jaar onderwezen konden worden in het Latijns, Grieks, de belangrijkste hedendaagse talen, en andere kunsten en wetenschappen, 'tot het leggen van goede gronden eener beschaafde opvoeding'. [4] Een dergelijke opvoeding stond ook De Maatschappij tot Nut van 't Algemeen voor ogen die, in de periode 1789-1806, de Volks-liedjens, bedoeld om het volk te beschaven en het nationaal besef te ontwikkelen, in vijf bundels uitgaf. De Maatschappij, die de belangrijkste leverancier van volksliedjes was, werd eind 1784 door een doopsgezinde predikant opgericht. Algemeen volksonderwijs, opvoeding in een algemeen 1977


christelijke geest van verdraagzaamheid en vaderlandsliefde waren belangrijke onderwerpen. Men ging er in de tijd van de Verlichting vanuit dat een kind zich zou ontwikkelen tot een goed mens door een goede opvoeding en het juiste onderwijs. De Maatschappij zag volksontwikkeling als oplossing voor sociale problemen en uitgaven als de Volks-liedjens dienden als inspiratiebron voor volksverbeteraars. Het merendeel van de liedjes die het volk zong behoorden tot de ordinaire straatliederen. De Maatschappij, die als oogmerk 'het welzijn van den gemeenen man' had, stelde dat de deugd en algemene verlichting zou toenemen wanneer men 'den geringen burger, zijnen gewoonen volkstoon liet behouden, doch den inhoud der liedjens zodanig hervormde, dat dezelve niet alleen de goede zeden niet kwetsten, maar deeze, bovendien, zeer sterk konden bevorderen'. [5] In deze context moet bovenstaand lied worden gezien. Noten: 1. Schouten, p.1180-1. 2. Duco, p.115 en 179. 3. Volks-liedjens, p.40-41. 4. Algemeene, p.420-1. 5. Algemeene, Berigt [voorwoord, zonder pag.] Literatuur: -'Mengelwerken der Kamer van Rhetorica, genaamd: De Goudsbloemen [ ... ]', in: Algemeene vaderlandsche letter-oefeningen, waarin de boeken en schriften, die dagelyks in ons vaderland en elders uitkomen, oordeelkundig tevens en vrymoedig verhandeld worden [ ... ]. Amsterdam, 1793, p.417- 421. -Jan Bessan, 'De Pijpen-maaker', in Volks-liedjens. Maatschappij Tot nut van 't algemeen. Vierde stukjen. Amsterdam, 1794, p.40-41. -Don Duco, 'De techniek van het pijpenmakersbedrijf te Gouda.' In (P. Davey) The Archaeology of the Clay Tobacco Pipe IV. BAR International series 92. Oxford, 1980, p.115-217. -Lia Schouten, Een onverwachte vondst. PKN 2000, 22e jrg, nr. 88, p.1180- 1. 1978


Vooruit!!! en niet terug. Emigratie in de 19e eeuw Aad Kleijweg In het begin van de 19e eeuw was de economische situatie in Nederland zo slecht dat er een stroom van emigraties naar Noord Amerika op gang kwam. Aanvankelijk waren het er enkele tientallen maar later werden dat er honderden. Later in het midden van de 19e eeuw waren de conflicten in de protestante kerk een reden voor veel mensen om naar de Verenigde Staten te vertrekken. Zich daar gevestigde gemeenschappen hadden weer een grote aantrekkingskracht op de achtergeblevenen. De Amerikaanse burgeroorlog (1861-1865) verminderde tijdelijk deze stroom van emigranten naar de nieuwe wereld door de economische crisis. Na deze crisis werd aan emigranten goedkoop land aangeboden, dat weer een toestroom van landverhuizers naar het beloofde land bewerkstelligde, hetgeen in 1880 tot een hoogtepunt kwam. Het aantal mensen dat vanuit Nederland in de W\. ~, 19e eeuw naar Amerika emigreerde wordt geschat op 75.000 tot 100.000. Dit aantal is nog maar een klein percentage in vergelijking met wat er uit de rest van Europa naar Amerika vertrok. In vele Europese havens waren bedrijven gevestigd die de geluk zoekende landverhuizers naar de overkant brachten. In Nederland behoorde de NASM, de N.V. Nederlandsch Amerikaansche Stoomvaart Maatschappij, tot één van de belangrijkste bedrijven. Dit bedrijf werd in 1873 opgericht en had vestigingen in de havens van Rotterdam en Amsterdam. Later kreeg het bedrijf de welbekende naam Holland-Amerika Lijn. Deze maatschappij voer o.a. met SS de Rotterdam en SS de Maas. Op het affiche is te lezen dat er wekelijks vanuit Rotterdam of Amsterdam naar New York werd gevaren. Deze schepen maakten zoals we kunnen zien gebruik van stoomenergie, maar er werd ook nog gebruik gemaakt van zeilen. Het pijpenkopje hier afgebeeld is gemaakt in de tijd dat de emigratie naar Amerika een hoogtepunt heeft bereikt en refereert naar deze periode in onze geschiedenis. 1979


Beschrijving van de pijpenkop: De pijp op afbeelding 2 heeft het model doetel. Op de linkerzijde van de ketel zien we het type stoomschip waarbij er tevens masten op staan om ook nog van zeilen gebruik te kunnen maken, zoals ook op afbeelding 1 bij de SS Rotterdam is te zien. Bekijken we de kop met een loep dan kunnen we op de reling van het schip de bestemming NEW YORK lezen. Op de rechterzijde van de ketel zien we een emigrant met zijn bagage. Bij dit exemplaar is het niet zo duidelijk leesbaar, maar op beide koffertjes staan de initialen AHV die waarschijnlijk aan de vormmaker van de mal toebehoren. We zien dat de steel een schubbetjesdecoratie heeft. In het boek De Nederlandse Kleipijp van D.H. Duco staat op bladzijde 67 een variant van deze pijp uit de productie van de pijpenmaker Arie van der Klein afgebeeld. Ook op dit exemplaar is de bestemming bekend, echter niet op de reling, maar op de kast van de rader van het schip staat N.YORK. Op de steel bij dit exemplaar staat de tekst "VOORUIT !!! EN NIET TERUG" wat voor zich spreekt. Mogelijk heeft de hier besproken pijp een soortgelijke tekst op de steel gehad 1 a Collectie Aad Kleijweg 1 b Provincie Utrecht 2a Doetel Stoomschip met tekst NEW YORK 2b Emigrant Initialen AHV op de koffers 2c - 2d - 2e niet geglaasd 2f gebotterd 2g Geen radering rondom ketelopening 2h - 3a schubbetjes 3b niet geglaasd 3c - 4 ±1880 5 Gouda 6 7 Literatuur: Duco, D.H., 1987. De Nederlandse kleipijp; Handboek voor dateren en determineren. Leiden 1980


"Jules Favre" Gambier à Paris "Californie" Tète nr. 714 Hoogte: 5,5 cm. Gambier à paris Tète nr. 734 Hoogte: 5,7 cm. Mobilisatie, Goedewaagen Mobilisatie, Hollandia


Vruchtenhouten chibouk, Ingelegd m Midden 19e eeuw. Vermoedelijk Wee Vruchtenhouten sigaren houdelfngelegd met zilver. Midden 19e eeuw. Vermoedelijk Wee'9e productie.


Click to View FlipBook Version