The words you are searching are inside this book. To get more targeted content, please make full-text search by clicking here.
Discover the best professional documents and content resources in AnyFlip Document Base.
Search
Published by Stichting PKN, 2023-04-18 08:16:26

PKN 101-120

PKN 101-120

hervormde predikanten, werd de datum van het treurspel verplaatst. Ondanks deze startproblemen is Gijsbrecht van Aemstel het meest gespeelde toneelstuk in Nederland geworden. In 1638 is het stuk dertien keer gespeeld. En vanaf 1641 werd het treurspel ieder jaar rond de jaarwisseling verschillende malen gespeeld. Aan deze traditie kwam pas in 1968 een eind. Daarna is dit treurspel in 1988 en 1991 nog een aantal malen gespeeld. Afbeelding 2: Joost van den Vondel 17 november 1587 - 5 februari 1679 Joost van den Vondel, Nederlands dichter en toneelschrijver, wordt wel de prins der Nederlandse dichters genoemd. Hij is geboren in Keulen op 17 november 1587. In 1597 vestigde hij zich met zijn ouders in Amsterdam. Toen hij begon te werken nam hij hetzelfde beroep als zijn vader in de kousenhandel. Na een faillissement werd hij suppoost bij de Bank van Lening waar hij tot zijn pensioen in 1668 blijft werken. Zijn bekendste werken zijn Gijbrecht van Aemstel en Lucifer. Verder heeft hij nog een indrukwekkende lijst aan poêzie en drama's geschreven. Gijsbrecht van Aemstel is de hoofdrolspeler uit het gelijknamige treurspel. Het stuk speelt zich af in 1304 en gaat over de belegering van Amsterdam naar aanleiding van de vermeende betrokkenheid van Gijsbrecht van Aemstel op de moord van Floris V in 1296. De gewapende Kennermers en Waterlanders leken eerst te vertrekken maar wisten zich de toegang tot stad te verschaffen door zich te verstoppen in een schip met brandhout, dat door de Amsterdammers de stad werd binnen gehaald; "een soort verwijzing naar het paard van Troje". Na hevige gevechten wist Gijsbrecht te vluchten naar Pruisen en stichtte daar een Nieuw Holland. Dat is in het kort de strekking van het verhaal. De Goudse pijpenmakers grepen vaak gelegenheden aan om op hun pijpen van actuele onderwerpen te voorzien. Het is daarom niet ondenkbeeldig dat in het jaar 1888 dit pijpje is gemaakt omdat in dat jaar het 250 jaar is geleden dat de première van Gijsbrecht van Aemstel werd gespeeld. 1778


De sigarendokter Fred Tymstra Nee, hij zit niet in uw nieuwe zorgverzekering hoewel veel mensen soms denken dat ze de sigaar zijn. We hebben het hier echter over een onschuldig product van de firma Gebr. Witte uit Groningen. Onder de merknaam EFKA, meestal bekend van de sigarettenvloeitjes, werden verwante producten verkocht zoals de SIGARENDOKTER en PIJPENVLOEITJES (zie PKN-nummer 83 blz.1055). Sigaren en sigaretten zijn kwetsbare tabaksproducten om mee te nemen .. Vandaar dat ze in sigaren- en sigarettenkokers werden opgeborgen.Een bijzondere sigarenkoker is de z.g.n. "sigarendover", een scharnierende koker voor 1 sigaar, meestal uit blik vervaardigd en voorzien van een koper- of zilverlaag. Men heeft mij verteld dat de halfopgebrande sigaar bij het betreden van de kerk in de koker werd gestopt, zodat de sigaar door zuurstofgebrek vanzelf uitging. Na de dienst kon men het rookgenot weer vervolgen. Met een sigaar moet men voorzichtig te werk gaan. Als het dekblad door een scheurtje of gaatje "lekt" dan wordt bij het roken valse lucht aangezogen en is het niet meer mogelijk de sigaar te roken. Je ziet sigarenrokers wel eens aan de sigaar likken om met speeksel het lek te dichten. Naast deze wat onsmakelijke handeling kwam het ook voor dat men met behulp van een stukje sigarettenvloei de sigaar probeerde te redden. En als het al lukte dan heeft men een monsterlijk voorwerp van bruine en witte kleuren in de mond, een sigaar onwaardig. In de vijftiger jaren kon men bij de - speciaalzaak de "sigarendokter"kopen. ·s • ,: •· . Het was een dun boekje van 6.5cm bij • 1- • · , ,. 5.5 cm met daarin 4 velletjes dun bruin papier. Elk velletje was van een gomlaag voorzien en door kleine perforatiegaatjes in stukken verdeeld. Als de sigarenroker een lek in zijn sigaar had, dan kon hij precies een stukje uit het vel halen dat groot genoeg was voor reparatie. Net als bij banden plakken werd het gat gedicht. Velen van u zullen het artikel niet kennen of gezien hebben. En dat was nou net de bedoeling van de fabrikant. Door de pleister van de bruine schutkleur te voorzien werd de reparatie onzichtbaar en behield de sigaar zijn status. Toch knap uitgedokterd van die firma! 1779


Overzicht lezingen Jos Engelen Zoals aangekondigd op onze jaarbijeenkomsten in 2004 en 2005 zijn wij volgens afspraak in 2005 daadwerkelijk gestart met onze lezingencyclus, zoals u deze ook aantreft op onze Website. • Op 6 januari is in Sittard lezing 2: Handel en fabricage voor circa 60 aanwezigen van de Vereniging Sittards Verleden gegeven. Op 3 maart lezing 3: Roken en Religie voor de Heemkundige Kring Wahlwiller ( circa 30 aanwezigen), Op 22 maart nogmaals lezing 2: Handel en fabricage voor een tweede groep van Sittards Verleden (wederom circa 50 deelnemers) en • Op 20 april en 20 juli lezing 1: Roken Algemeen voor Probus (Rotaryseniorafdelingen) in Sweykhuisen en Heerlen ( elk voor circa 25 personen). De start in 2005 is derhalve veelbelovend geweest en de planning voàr 2006 noopt zelfs tot enige terughouding. Voor 2006 staan reeds definitief gepland: 2 x lezingen voor Probusafdelingen Sittard en Maastricht, • 2 x 1-uur lezingen t.g.v. een expositie in Centre Ceramique in Maastricht samen met de Archeologische Dienst Maastricht over Maastrichts aardewerk en pijpenfabricage ( opening 15 maart ) waarbij bodemvondsten uit- en in Maastricht centraal zullen staan en Eén lezing voor de LGOG kring Sittard over Zoeaven, hun geschiedenis en zouavenpijpen. Zoals U ziet is het toch zeer goed mogelijk de PKN in Nederland stevig neer te zetten en naamsbekendheid te verwerven. Daarnaast zijn mij tijdens deze lezingen tal van interessante . gegevens verstrekt en nieuwe items ofwel cadeau gegeven ofwel ter fotografische vastlegging te leen verstrekt. Al met al een zeer vruchtbaar jaar. Mocht een van U in Uw eigen woonplaats de mogelijkheid hebben eveneens een dergelijke lezing te geven, dan kunt U altijd contact met mij opnemen en kunnen wij in overleg een dergelijke happening organiseren. Goed voor PKN en een verrijking voor onszelf voor wat betreft onze hobby! 1780


j 29e JAARGANG NR. 113 JULI 2oos l Inhoudsopgave Mededelingen·······················································.···················································· 1781 Het tabaksmerk; het wapen van het land van Kuijk .............................................. 1781 Roken op de seminaries .......................................................................................... 1787 Pijpvondsten in de polder Vrijen ban ...................................................................... 1791 Het 50-jarigjubileum van de sigarenfabriek "DE BEURS" Firma W.G. Boete senior te Kampen ................................................................................................................. 1794 Oproep ...................................................................................................................... 1799 Egmond aan Zee in tabacologie ............................................................................. 1800 Literatuursig,afement en tentoonstellingen ......................................................... 1803 Mededelingen De laatste jaren wordt het e-mail verkeer steeds intensiever. Hieraan gekoppeld zijn de wisselende e-mail adressen. Voor snelle informatie uitwisseling is het wenselijk dat wij over uw recente e-mailadres en telefoonnummer beschikken. Wij willen u daarom verzoeken om opgaaf te doen van uw e-mail adres met telefoonnummer. U kunt dit doen door een mailtje aan Fred Tijmstra te sturen (e-mailadres binnenzijde kaft). Helaas constateren wij dat er leden zijn die nog steeds niet hun contributie hebben betaald. Mocht u hiertoe behoren dan zouden wij u willen verzoeken om zo snel mogelijk het contributiebedrag via de in het vorige nummer toegezonden acceptgiro, over te maken op giro 3823478. Het tabaksmerk; het wapen van het land van Kuijk • Aad Kleijweg De aanleiding om dit artikel te schrijven is omdat ik in het bezit kwam van een pijpenkop die gevonden was in de polder Achterwillens. De meeste pijpenverzamelaars zullen het wel herkennen, dat bij het in bezit komen van een pijpenkop dit weer een aantal vragen oproept, zoals wie is de maker wanneer is hij gemaakt, wat staat erop en voor wie is hij gemaakt enz. Nieuwsgierig hoeveel informatie nog te achterhalen zou zijn ben ik aan de slag gegaan. Als we de kop bekijken zien we aan de tekst op de rechterzijde dat hij gemaakt is voor een groothandel van tabaksbladeren en de linkerzijde laat het merk van de tabak zien HET WAPEN VAN LAND VAN KUIK. Met die informatie ben ik begonnen op internet te zoeken, maar daar kwam ik weinig verder. Wel vond ik dat het wapenschild sterke overeenkomsten heeft met het wapenschild van het stadje Cuijk aan de Maas. De 1781


moed nog niet opgegeven doe ik navraag bij leden van de Stichting Nederlandse Tabakshistorie. Zij wisten mij wel een lijstje toe te sturen van tabaks- en sigarenhandelaren die in Cuijk gevestigd zijn geweest zoals de firma J Baars & Zoon NV die het bekende merk Victor Hugo voerden, maar van het merk HET WAPEN VAN LAND VAN KUIK was niets terug te vinden. Mogelijk is het niet een wettig gedeponeerd handelsmerk. Zoekende op internet was ik ook op de site van de Stichting Foto Archiefdienst Cuijk beland waar ik ook een e-mail naar toe gestuurd had in de hoop dat hun mij verder zouden kunnen helpen. Blij verrast was ik toen ik van de heer Leo Lange van deze dienst een e-mail terug ontving. Hij wist te melden dat er in de archieven niet veel informatie over de Groothandel in tabaksbladeren te vinden was, maar dat er wel wat beeldmateriaal gevonden was waarvan hij mij acht bijlagen deed toekomen welke ik later in dit schrijven zal toelichten. De vindplaats Tijdens nieuwbouw in de tachtiger jaren van de vorige eeuw werd in de polder Achterwillens ten westen van Gouda veel stortmateriaal gevonden van Goudse pijpenmakers. Het betrof vooral veel materiaal uit de laatste kwart van de 19e eeuw van de twee Goudse pijpenfabrieken P. Goedewaagen en P van der Want Gzn. Beschrijving pijpenkop Afbeelding 1: 1a. Collectie Aad Kleijweg; 1b.Gouda, Achterwillens : 2a. Ovoide; 2b. Het wapen van Cuijk met tekst "HET WAPEN VAN LAND VAN KUIK"/ Bloeiende tabaksplant met tekst "GROOTHANDEL TABAK IN BLADEN" 2c. Gouds wapenschild/-; 2d. 54 gekroond; 2e. Ongeglaasd; 2f. Gebotterd; 2g. Geen radering rondom ketelopening; 2h ongerookt; 3a. ; 3b. ; 3c. -; 4. 1880-1900; 5. Gouda; 6. Firma P. van der Want Gzn: 7. Het is een ovoide model met op de linkerzijde het wapen van Cuijk. Rondom het wapen staat de tekst HET WAPEN VAN LAND VAN KUIK. Op de rechterzijde zien we een bloeiende tabaksplant met rondom de tekst GROOTHANDEL TABAK IN BLADEN. 1782


Links op de zijkant van de hiel zien we het wapen van Gouda. Het hielmerk is de gekroonde 54. De datering van de pijpenkop schat ik op 1880 - 1900. Het merk de gekroonde 54 is in die periode eigendom van de Goudse Pijpenmaker P van der Want Gzn die werkzaam is geweest van 1881 tot 1930. Eind 19e eeuw begin 20e eeuw zien we wel vaker dat tabakshandelaren reclamepijpen lieten maken om weg te schenken bij een bepaalde hoeveelheid aangekochte tabak. Zo kennen de meesten wel de tabaksmerken St. George en de De Gekroonde Mooren waar tabakspijpjes zijn gemaakt voor de tabakshandelaar Louis Dobbelman te Rotterdam. Ook het Balma pijpje uit Amsterdam is voor de meesten wel bekend. Zo is ook dit wat minder bekend pijpje gemaakt om reclame te maken voor een tabaksmerk, namelijk Het Wapen van het Land van Kuik. Verpakking Afbeelding 2: Tabaksverpakking van het bedrijf CHR. HERMANS uit 1920 Om te beginnen zien we hier een afbeelding van een papieren tabakszak uit 1920 waarop we boven de kroon de merknaam zien staan die vrijwel gelijk is aan de tekst op de linkerzijde van de pijpenkop. Ook de tekst aan de rechterzijde op de verpakking is gelijk aan de tekst op de pijpenkop rond de tabaksplant. En uiteraard komt het wapenschild overeen. Met deze overeenkomsten mogen we aannemen dat zowel de pijp als de verpakking voor hetzelfde bedrijf bestemd waren. 1783


"DJUrMn~ tttl' .. d~ U':ï J:inu:tri 1 !J 1 :i ~ tt:o tHi'totletJ v::i..n dr:1 fJndr.-g<· ta:kl~Ni," n.~tillÎ~ ,.e,]röt!lr,.hta":.t:h1..-n ,;la lh,on CHRBTIA~'US l'RM,: c;JSCIJS HER!dANS <11 fETIU7.S PHILl!'f'U~ MAR.IA JOSEP!WS l!OGNiRS, l"'l.>plkl!eo, Id~, ,,o- ü.t:o~ it. (-;,,;.#., J;lflt~:ia.n c:;r. VCl'QWQHD-ÜP ap .,..i,.. ,;. tlrm; Chr. nil'RMl\f'.'~ '-'tiikr: ~ ~"<!:11i'g_-0 1~ Co,-~ 4'n rc::i ooc,l hi,;ft bt'1 lf<5\'<li nN Mö~,l M ..!Jn,.rhdd io b1,d,i,, <>.bzlc, l:dttll;;'Jk. koffi.41 t.t1 l\:(»hmit.1t:' ~mço wa ;i;;anvw• 'i.'mtt ,:.rtib3rn. L~ ,~~-chap LS iU.&;;i't'Ç"ailD "\lJ<K ~Q. tlJtd \lll .ID j:;;~ in~::tl:!I 1ijoo,I ó:n , 1nlllluî 0:9•$-Zij ~ t,-lki,n; iro,:i.r «t!11 lijd l.'-JD ro ju'ea ~r.1~ 1 1'1dl<» p;eori cp,,ulnir ,rio,r .,.. <lee ~nnootet-: l1.: ~•~d... ~ j.ie .-wi& !:itt tindii:,:o •~• J.,, !mmld011 lij~. J.eM.1 dr_r \'11:nr..oo.te:i i: ~..,~ bm .,,ai,: df't y""~"°~ " !w,;l.:,,o, 11-tJd."!!a \.·a:u W1 uh tl? .Jl.?-'li't-0 ~n t~ eö:l<,~D,8.til, dt ... cnnoGtscl\Jp il;.IO 1lr.rlb ,en d.cmm W1 Ik ffill100ti':.h!11' te +,rá!Jtoru ~ md ~ ni:un drr fffl.nöiJ~d-Af." tr.: '°°'~"' J'r,rl., Ui. ~mming ~n ~~~~nfng VM. ~ut! "W:MaCcl~ wordt lf~ ~,~-b.t !ot 'h~ t1u~ ,cl:1' ~thu:ren es. v~• dffl ~n ti~l! pB'fn, "bei:: '-"111"' t<= .,,_. l.2Ul1Jij!o> t!<h""1, 1>9!0,10n• ~ l~·-~,:g..,.i.....,, .. ·.:w. tru,àinttîtm ~ ~t rllloltfil ".,°' ~.s.~rdJ<l~ tt!l.~"!i"tl.!'!4~rtt.ne .,,.. •ao lrij! en tv\111111: d,t,e,,d gal.• ~,._ l-< ~w(.> i,fconM, het W,l«n o;i,- """"" ~ '® E<l<le<I; lli<t ~ ,..,. he: .i~ö ~ e:n~ 4o~~ ttt YWP. ~,'1).1 ~r,i;.= \'Uil ~•<®l<i> ón ;,tom""""• h,,t """~~ ,ei\ ~d .wJ.n~lûyr-a,~~ of ffla~ i;i Çç;Dp«,9iÏ11 HTli:HiZl ,.a _.;ooç..."TJç f"Ji ~Rl:nl 1 ~ ~U Jer.lJ~~dt;!i~n, h,q ',!ÇJ \l~lçiê; 'l'.U:. Oaiktlr,r.,ttt:1:e r~~ufi~ri 1 itl'I :het: 11-nris:lltca YMI .l.lle :ha.mJC:li~ .«:tiu: ni~ t~i i:~ c,:,,.1;1cti.cn ~ J~ ~,t~"1•~ b:b.QOl:'co. Ho, :WU(»r 6<r v....-.w.u:C:,1;p Ro:dt g<bowlcil tt C_,J in bot thsrt8 In vbno,7' ,;jffl!e -d ;,, ót M<>kn,t~ .N.imtz.'$ & Ve.D:B:Jdlen. lt. J, C. VA~ fl.!:ltGllN, Noruu:. f,'(,-n !Nd.,fm qÎ,( 11\1 :pb.,.1~·lif)1; l;r.ml rk,E1fo:1:il'JCulft.uu• .. Jp}.l;"1M J<,.Fh' Chdstianus Franciscus Hènnans geboren te Cuijk 15 I\faa1't 1850 O\eded~n te Cuijk 7 Octobc-r 1940 IVhiria Ellsalmtha Schelj Afbeelding 3: Vermelding Notariële acte Vennootschap in De Echo Afbeelding 4: Portretfoto van Chr. Hermans Zo zien we verder dat de eigenaar van het bedrijf Chr. Hermans was en dat het bedrijf buiten het verhandelen van tabaksbladeren nog meer activiteiten had, wat in die tijd wel vaker voorkwam, zoals Stoomkoffiebranderij en Stoomtabaksfabriek voor het kerven van tabak. Onderaan zien we dat het bedrijf gevestigd is in Kuik aan de Maas, een oude schrijfvvijze wat we tegenwoordig schrijven als Cuijk a/d Maas. 1784


Dat de naam Chr Hermans tevens de naam van het bedrijf is of beter gezegd van het Vennootschap kunnen we lezen in een bericht uit een plaatselijke krant De Echo uit Cuijk van 16 januari 1915 waar in een notariële acte staat vermeld dat de kooplieden Christianus Franciscus Hermans en Petrus Philippus Maria Josephus Bogaers op 1 januari 1915 een Vennootschap zijn aangegaan met het doel tabaksbladeren, tabak, l<erftabak, koffie, koloniale waren en aanverwanten te verhandelen. Wat opvalt is dat de naam van de firma gelijk is aan de naam van de heer Hermans. De reden daarvoor zou kunnen zijn omdat het bedrijf al reeds vanaf 1825 bestaat en mogelijk de naamsbekendheid van Hermans zodanig is dat dit zonde zou zijn en niet zakelijk om deze te veranderen. Zo is er ook een portretfoto van de heer Chr. Hermans waar wij tevens op kunnen lezen dat hij 15 maart 1850 in Cuijk is geboren en op 7 oktober 1940 op negentigjarige leeftijd te Cuijk kwam te overlijden. Tijdens zijn leven is hij met Maria Elisabetha Scheij getrouwd geweest. Verder is van de Dhr Chr Hermans bekend dat hij lid was van het Rooms Katholiek Kerkbestuur van de Sint Martinuskerk te Cuijk waar hij tevens de dirigent was van het Rooms Katholiek Zangkoor. Aldus hebben we er nu ook een gezicht bij van de opdrachtgever om de reclamepijpjes te laten maken bij P van der Want Gzn. Op de twee foto's uit 1947 zien we de panden aan de Molenstraat waarin het bedrijf Fa. Chr. Hermans vanaf 1825 gevestigd was, zoals we kunnen lezen in de notariële acte. De panden zijn inmiddels afgebroken waarvoor nieuwbouw in de plaats is gekomen waar o.a. enkele kledingzaken zijn gevestigd in de gewijzigde straatnaam "Korte Molenstraat". Het bedrijf van de heer Chr. Hermans is in 1825 opgericht wat wij kunnen zien in de advertentie van 7-7-1935 en een emaillen reclamebord voor koffie. Het bedrijf zal nog tot 9 jaar na het overlijden van de heer Chr. Hermans tot 1949 blijven bestaan. Op reclame-uitingen van vroeger was het modern om de energie waar het bedrijf mee werkte te vermelden, zoals Stoom-tabaksfabriek en Stoomtabakskerverij, een gebruik wat we nu nog zelden zien. Zo kunnen we ook waarnemen dat het bedrijf Fa. Chr. Hermans met de ontwikkelingen van de tijd meegaat, want op de tabaksverpakking van 1920 zien we nog dat het bedrijf van een Stoom-Koffiebranderij in een Elektrische Koffiebranderij is veranderd, hetgeen blijkt uit de krantenadvertentie . Op het emaillen reclamebord kunnen we lezen dat zijn koffie overal verkrijgbaar is. En wat moet het gemakkelijk zijn geweest om het telefoonnummer te onthouden. De afbeeldingen van het bedrijf Chr. Hermans stammen allen van na het passeren van de acte voor een vennootschap in 1915. De pijpenkop dateer ik echter gezien het ovoide model en de andere vondsten van de vindplaats Achterwillens op 1880 - 1900. Dat wil zeggen dat het tabaksmerk Het Wapen van het Land van Kuik al in gebruik was voordat de heer Hermans een vennootschap aanging met de heer Bogaers. 1785


Afbeelding 5: Foto's van het bedrijfspand Chr. HERMANS in de Molenstraat uit 1947 Fa. CHR. HERMANS Sio1mtiababktmrii w fü~,;. Kl)f(icbt,1i11lel'ij CUYK a.d. Maas Ttld. -'I OPGERICHT 11'\ 182S 1. Afbeelding 6: Advertentie van de Firma CHR. HERMANS uij de Echo te Cuijk 7-7-1935 Afbeelding 7 (rechts): emaillen reclamebord van de Firma Chr. HERMANS Wapen en Land van Cuijk Het Land van Cuijk is in het noordoosten gelegen in de provincie Noord-Brabant onder Nijmegen en ten zuiden van de Maas, daar waar de rivier zijn zuidelijke stroomrichting afbuigt naar het westen. Al voor onze jaartelling was er op de hoger gelegen delen bewoning in het land van Cuijk. Deze mensen waren beter beschermd tegen de woeste onbedijkte Maas. Zij noemden hun plaats Keukja wat later door de Romeinen verandert werd in Ceuclum. De Romeinen verdwijnen 400 jaar na Christus. In 1096 werd Cuijk voor het eerst vermeld op een oorkonde (Kuyk). De leenheren die toen aan het bewind waren noemde het land "Land van Cuijk" en zichzelf "Heren van Cuijk". Zij zijn aan het bewind geweest van 1096 tot 1400. Vooral Jan I van Cuijk heeft een voorname plaats ingenomen. 1786


Het wapenschild van Cuijk is bekend als familiewapen van zegels aan oorkonden en akten. Van omstreeks 1200 is het oudste zegel bekend van Hendrik van Cuijk. Dat wapenschild bevat twee horizontale balken. We kunnen het wapenschild, dat ook nu nog steeds het wapenschild van de gemeente Cuijk is, als volgt omschrijven. Het schild is van goud met twee balken en acht merletten in rood. In 1233 tijdens het bewind van Albert van Cuijk worden voor het eerst de acht merletten toegepast op het wapenschild. Officieel zijn merletten eenden zonder snavel en poten wat wel vaker op .,_ wapenschilden voorkomt. De graveur van de mal van de pijp en de ontwerper van de tabaksverpakking hebben dat niet zo serieus genomen en daar hun eigen uiterlijk aan gegeven. Ook bij het beeld van Jan I van Cuijk dat heden ten dage nog te bezichtigen is in Cuijk, heeft men dat niet zo serieus genomen want ook daar hebben de merletten pootjes en een snavel gekregen. Met dank aan: Louis Bracco Gartner en Bert Bohnen van de Stichting Nederlandse Tabakshistorie Freek Mayenburg voor de informatie omtrent de vindplaats. In het bijzonder dank aan Leo Lange en de Stichting Foto Archiefdienst Cuijk voor het ter beschikking stellen van beeldmateriaal en informatie van de Firma Chr. Hermans uit Cuijk a/d Maas. Roken op de seminaries Jos Engelen Roken behoort onlosmakelijk bij de stand van de priesters! Of het nu pastoors waren of wereldgeestelijken die aan scholen en seminaries doceerden; dat was om het even. Allen hielden tot voor zeer kort geleden van een goed glas wijn en daarbij behoorden ook sigaar of pijp. En de priesterstudenten redeneerden; goed voorbeeld doet goed volgen, zodat er op de klein- en grootseminaries over heel Nederland lustig op los werd gerookt! Een kleine greep uit de geschiedenis van enkele van deze seminaries tussen 1853 en 2000 geven ons een inzicht in het gebruik van dit genotmiddel: de tabak. Kleinseminarie Hageveld Nadat het Klein-seminarie Hageveld eerder gevestigd was in Velsen (sinds 1817) en in Voorhout (sinds 1847), volgde nieuwbouw in Heemstede op een voormalig landgoed. In 1923 werd de school geopend. In 1965 werd het kleinseminarie gesloten. Tegenwoordig is in dit gebouw het College Hageveld, een scholengemeenschap voor voortgezet onderwijs gevestigd. 1787


Wij zien hier uit eind 19e eeuw de rooksalon waarin de studenten zich in hun vrije tijd mochten terugtrekken om met elkaar te converseren, een kaartje te leggen en hun favoriete rookwaar konden consumeren. Klei-, porceleinen- en houten pijp broederlijk naast elkaar! Het grootseminarie van Warmond (1799-1967) Op 12 april 1799 trokken de eerste priesterstudenten Warmond binnen. Warmond zou grootseminarie blijven voor het hele bisdom Haarlem en na 1956 ook voor Rotterdam. Het bleef zelfs in 1956 als een 'uitstulpsel' bij Haarlem behoren. In 1842 werd het grootseminarie in 's-Heerenberg opgeheven, Warmond was toen het" enige grootseminarie voor Noord-Nederland. De gebouwen werden steeds weer uitgebreid, er kwam een apart filosoficum, er werden en worden theologiecursussen gegeven. De priesteropleiding werd eind zestiger jaren overgebracht naar Amsterdam. Warmond werd ingedeeld bij het bisdom Rotterdam. Op dit seminarie werd er ook les gegeven door Professor Alfred Ruhe, die zijn confraters en studenten op zijn appartement ontving in een soort Tabakskollegium: een ieder kreeg een lange gouwenaar aangeboden en daarop werden zijn initialen met potlood gezet, zodat hij bij een tweede 1788


bezoek zijn eigen pijp kon gebruiken. De hier afgebeelde pijp is van Professor Ruhe zelf geweest en werd "in ruste" gezet op een hoge houten pijpenstandaard. Kleinseminarie Rolduc In 1843 kocht apostolisch-vicaris Paredis Rolduc van het bisdom Luik om er een bisschoppelijk college in te vestigen, dat later werd uitgebreid met een HBS, een handelsschool en een normaalschool. Aangezien de tweejarige cursus 'Filosofie' te Rolduc werd gegeven, werd Rolduc beschouwd als kleinseminarie. Pas in 1946 werd Rolduc een exclusief kleinseminarie, waar alleen jongens die priesterroeping hadden mochten studeren. Bij gebrek aan belangstelling ging dit kleinseminarie eind jaren zestig ter ziele. Sedert 1974 staan de kerk en een deel van de gebouwen in dienst van het grootseminarie van het bisdom Roermond. Het grootste deel van het abdijcomplex centrum, is in gebruik gymnasium, a~s congresrestau- ~ ~ . • ·-"-:, ~ ratieatelier en bloemisterij. - • ....__ Sigaren waren onder de jonge studenten populair. Dan hoorde je er echt bij, getuige deze opname uit 1936. Sigaren waren ook inzet bij allerlei wedstrijden: wie het langst zijn sigaar aan het roken kon houden. Tot eind jaren 60 van de vorige eeuw was dit algemeen gebruik. Dagorde Rolduc 1946-1961: Rolduc hanteerde vaste tijden voor de diverse activiteiten van de studenten en deze werden zeer voorzichtig aangepast aan de maatschappelijke veranderingen. Een voorbeeld daarvan is het verlof om te mogen roken en voor wie geldt dit dan? In 1956 vinden we voorzichtige pogingen tot een begin van differentiatie: een kwartier korter studeren voor de kleine studiezaal, wat langer slapen voor Klein Rolduc {1958), verschillende vormen van misviering en lof voor lagere en hogere klassen {1961-1962). Van 1959 af gaan de hogere klassen later naar bed dan de lagere. In dezelfde tijd krijgen de hogere klassen ook op andere punten wat meer vrijheden en faciliteiten. Een van de weinige punten waarop al van oudsher differentiatie naar leeftijd heeft plaats gehad is het roken. Op vrije middagen of als men om een feestelijke aanleiding na het diner 'een sigaar' mocht opsteken (zoals Van der Muhlen steevast placht te zeggen) mocht iedereen roken. De hoogste klassen rookten ook het laatste halve uur van de middagrecreatie. Dat diende dan te geschieden in de rookzaal, een ruimte, door een wand afgescheiden van de grote speelzaal. Deze klassen mochten soms ook 's avonds roken, met uitzondering echter van de woensdag-, donderdag- en vrijdagavond. Ze liepen dan wat verloren rond en bezochten, als ze niet bij een heer onderdak 1789


vonden, bij gebrek aan beter, maar de vrije avond- studie. In 1959 vinden we vermeld, dat I en Il gym in het geheel niet mogen roken en de hoogste klassen vrijwel iedere recreatie. "Alles lag van minuut tot minuut vast met als gevolg dat je, wanneer er een lange aaneengesloten periode van niet gereglementeerde vrije tijd was, met je ziel onder de arm liep. Illustratief hiervoor waren de vrije middagen, vooral wanneer het regende. Het resultaat was een grenzeloze verveling" . Een speciale bron van verveling konden de avondrecreaties zijn, vooral als men in de hogere klassen zat. Na vermeld te hebben dat er van dinsdag- tot en met vrijdagavond voor de hogere klassen geen roken in de rookzaal was schrijft iemand: "Wie dan niet bij een of andere leraar op bezoek kon gaan, keerde in arren moede naar de studiezaal terug" . 1959/60 Seminarie Rolduc: oktober: -regeling t.a.v. het roken: 1-11 gymnasium niet roken 111 gymnasium : tijdens vrije middagen en tweede avondrecreatie IV-V-VI gymnasium : tijdens elke middag- en avondrecreatie Een van de Rolducse studenten was de latere bisschop Gijsen: Joannes (Jo) Matthijs Gijsen (Oeffelt, 7 oktober 1932) was van 1972 tot 1993 bisschop van het Bisdom Roermond. Zijn leuze is Parate viam Domine (Bereidt de weg des Heren). Jo Gijsen werd ~i op 6 april 1957 tot priester en op 13 februari 1972 tot bisschop gewijd. Vóór zijn bisschopswijding was hij rector van het zusterklooster Sint-Elisabethsdal te Nunhem. In 1974 richtte hij het seminarie Rolduc op. Vijf jaar eerder hadden de Nederlandse bisschoppen de zowat vijftig diocesane seminaries gesloten en vervangen door vijf theologische hogescholen. Rolduc verschafte in de periode tussen 1974 en 2004 de opleiding aan 180 priesters, onder wie de bisschoppen Punt (Haarlem), Eijk (Groningen) en hulpbisschop .de Jong (Roermond). In 1993 trad hij wegens gezondheidsredenen af als bisschop van Roermond. Gijsen werd opgevolgd door monseigneur Frans Jozef Marie Wiertz. Na een verblijf van drie jaar als rector van een zusterklooster te Walpersdorf (Oostenrijk) werd hij op 24 mei 1996 benoemd tot bisschop van Reykjavik, in IJsland, waar slechts ongeveer 1 tot 1,5 % van de bevolking rooms-katholiek is en 11 priesters werken. Hij werd daarmee na Hendrik Hubert Frehen (1917 - 1986) de tweede Limburgse bisschop van IJsland. 1790


Hij was in Rolduc in opleiding van 1946 tot 1953. Daar is hij met roken begonnen. Hij was aanvankelijk niet-roker en ging op wacht staan voor zijn mede-studenten om betrapping tegen te gaan. Was altijd de pineut en besloot daarom zich toch maar aan te sluiten bij de rokers. Vanaf dat moment fervent-pijproker van Voortrekkers-tabak, die zijn vader ook rookte. Toen hij bisschop werd kreeg hij zijn pijpen van de firma Gubbels/Big-Ben. Pijproker van het jaar geweest in de ?Oer jaren. Zijn pijp toendertijd was deze Big-Ben! Op de bisschoppenconferenties in Nederland zag het binnen half uur blauw van de rook. Daartegen werd de afspraak gemaakt: 1 %uur niet roken. De Voorzitter echter ging als eerste in de fout en gaf de anderen opnieuw de gelegenheid. Op IJsland is roken heden praktisch onuitvoerbaar gezien de strenge regelwetgeving aldaar. In een straal van 500 meter rond het ziekenhuis b.v. verboden. Pijpvondsten in de polder Vrijenban Aad Kleijweg Op een zondagmorgen in februari van het jaar 2003 ging ik een fietstochtje maken in de omgeving van mijn woonplaats Delft. Toen ik vanuit Delft in noordelijke richting de Tweemolentjeskade affietste zag ik voorbij het hertenkamp dat ze de polder Vrijenban bouwrijp aan het maken waren voor nieuwbouw. Nieuwsgierig of er nog bewoningsresten te vinden waren ben ik daar een kijkje gaan nemen. Mijn eerste vondst was een pijpenkopje met de tekst "Schoonhoven" rondom de ketel. Helaas lag dit kopje in stukken omdat iemand er overheen gereden was of op gestaan had. Aangemoedigd door deze vondst ben ik dat jaar nog aantal malen gaan kijken of er nog meer te vinden zouden zijn. Bij elkaar heb ik dat jaar in de polder Vrijenban ongeveer 70 pijpenkopjes gevonden. De meesten waren glad en te dateren van de 17e tot _ begin 20e eeuw met de voor hun tijd bekende ~cJ<.:: modellen. Van de modellen uit de 17e eeuw was er 1 bij met het hielmerk rijksappel met de initialen TB van de Delftse pijpenmaker Thomas Bael. De meeste pijpenkoppen komen uit Gouda of centra uit de omliggende plaatsen zoals Gorinchem en Schoonhoven. Rijk versierde pijpenkoppen heb ik op een fragment na niet gevonden. Wel heb ik er zes met zijmerkjes gevonden waar ik mij in dit artikel toe wil beperken. 1791


Spectaculair kan je de vindplaats niet noemen, maar mij heeft het de stimulans gegeven enthousiast pijpenkoppenverzamelaar te worden en daar tevens een website over op te zetten. http://www.kleipijp.nl Op de kaart zien we dat de polder Vrijenban loopt van Delft richting Nootdorp tot de Dwarswetering. Vanaf Delft is het eerste stuk tot de Middelweg bij de letters BAN "op de kaart niet zichtbaar'' sportpark en het recreatiepark het Hertenkamp. Het stuk dat bouwrijp werd gemaakt loopt van de Middelweg tot de Dwarskade. De Dwarskade ligt een stuk hoger dan de Vrijenban polder en loopt parallel met de eveneens hoger gelegen Dwarswetering. Door de graafwerkzaamheden kon je zien aan de grote hoeveelheden scherven dat de Dwarskade was opgehoogd met stadsvuil. Het was dan ook daar waar ik de meeste pijpvondsten heb gedaan bij de duiker van de Dwarskade die we zien op afbeelding 2. Afbeelding 2. Duiker bij de Dwarskade BESCHRIJVING VAN DE PIJPENKOPJES. Pijpenkopje nummer 1 heeft een overgangsvorm van trechter naar ovoide. Op de linkerzijde zien we als reliëfmerk een letter R met parelkroon. Daarboven zien we de initialen RDH van Roelof de Hoog, een pijpenmaker die in Gorinchem werkzaam is geweest van 1734 tot 1755. Pijpenkopje nummer 2 is een trechtervormig kopje met het reliëfmerk viool. Pijpenkop nummer 3 is een ovoide model met als reliëfmerk een roos waarvan de stippen een soort bloemetjes zijn. Boven de roos zien we de initialen GHL van de pijpenmaker. Pijpenkop nummer 4 is een ovoide model met als reliëfmerk de gekroonde vis. Initialen ontbreken, dus het achterhalen van de pijpenmaker is onmogelijk. Pijpenkopje nummer 5 is een trechtervormig pijpje met nog een aardig stukje steel. Als reliëfmerk zien we de initialen PIB met een parelkroontje erboven. Mogelijk is deze 1792


gemaakt door de pijpenmaker Pieter Bakker uit Gouda. Pijpenkopje nummer 6 is een ovoide model die gemaakt is in Schoonhoven. Het kopje draagt het reliëfmerk het wapen van Utrecht met erboven de initialen POL van de pijpenmaker Pieter de Leeuw die werkzaam is geweest van 1767 tot 1780. LITERATUUR [1] Friederich, F.H.W., 1975. Pijpelogie, vorm, versiering en datering van de Hollandse k!eipijp. Voorburg. [2] Meulen, J. van der. 1988. De Kleipijp als Bodemvondst. Hoofdstuk Schoonhoven. [3] Krommenhoek, W. en Vrij A. , z.j. (1986). Kleipijpen drie eeuwen Nederlandse kleipijpen in foto's. Amstelveen. 1a. Catalogusnummer 1 Catalogusnummer 2 Catalogusnummer 3 Catalogusnummer 4 1b. Dwarskade Nootdorp Dwarskade Nootdorp Dwarskade Nootdorp Dwarskade Nootdorp 2a. Trechter Trechter Ovoide Ovoide 2b. R gekroond met initialen RDH / - Viool gekroond/- Roos met initialen Vis gekroond boven 3 GHL golfjes 2c. -/- -!- -!- -/- 2d. 2e. Ongeglaasd Ongeglaasd Ongeglaasd Ongeglaasd 2f. Gebotterd Gebotterd Gebotterd Gebolterd 2g. Geen radering rondom ketelopening Geen radering rondom ketelopening Geen radering rondom ketelopening Geen radering rondom ketel opening 2h. 3a. 3b. Ongeglaasd 3c. 4. 1734-1755 1720-1740 5. Gorinchem 6. Roelof de Hoog 7. [3, p. 141 nr 674] [1, p.120, nr. 16) [3, p.103) De pijpendag wordt dit jaar op 23 september 2006 te Aalsmeer gehouden. Nadere informatie op de flyer die bij deze aflevering is geleverd. Leden die bereidt zijn een lezing te houden worden gezocht contact op te nemen met Andy de Bruijn. Voor adres zie binnenzijde kaft. 1793


1a. Catalogusnummer 5 Catalogusnummer 6 1b. Dwarskade Nootdorp Dwarskade Nootdorp 2a. Trechter Trechter 2b. PIB gekroond Wapen van Utrecht gekroond met inrtialen POL 2c. -/- -/- 2d. 2e. Ongeglaasd Ongeglaasd 2f. Gebotterd Gebotterd 2g. Geen radering rondom ketelopening Geen radering rondom ketelopening 3a. 3b. 3c. Ongeglaasd 4. 1709-1739 1767-1780 5. Gouda Schoonhoven 6. Pieter Bakker Pieter de Leeuw 7. [2, p.157, nr. 43] [3, p.151, nr. 714] Het 50-jarig jubileum van de sigarenfabriek "DE BEURS" Firma W.G. Boele senior te Kampen Louis Bracco Gartner Er is een groot verschil tussen feesten en feesten en nog een groter verschil tussen feesten van vroeger en die van nu. Toen de Agio fabrieken onlangs 100 jaar bestonden werd er een mooi jubileumboek uitgegeven (alleen voor relaties), was er een receptie (niet voor winkeliers) en kreeg het personeel een feestavond aangeboden. Ik was daar weliswaar niet bij maar uit overlevering heb ik me daar wel een beeld van kunnen vormen. Hoe anders ging het vroeger? 1794


Het is algemeen bekend dat vanuit de sigarenfabrieken vroeger menig mannenkoor ontstaan is omdat sigarenmakers tijdens hun arbeid o.a. vóór gezongen werden en niets is leuker dan bij een bekende melodie daar op in te haken. Het kwam de werksfeer ten goede en de aandacht werd minder afgeleid. Toen de sigarenfabriek van A. Hillen in Delft 150 jaar bestond was het de bekende en (ook door mij) geliefde dirigent van het Rotterdams Filharmonisch Orkest, Eduard Flipse die een aubade componeerde die tijdens een feestavond gezongen werd. Maar ook de Kampenaren konden er wat van. Op 1 mei 1897 bestond de sigarenfabriek van de heer W.G. Boele 25 jaar. Voordat we op het feest zelf ingaan eerst een stukje geschiedenis. 1 Mei 1847, W.G. Boele sr., een echte Kampenaar, want hij werd daar op 9 juli 1825 geboren, heeft het sigarenvak geleerd bij een sigarenfabriek aldaar en zijn verdere opleiding genoten bij, de toen bekende handelaar in tabak W. Lehmann te Amsterdam. Alle begin is moeilijk, zo ook ondervond W.G. Boele. De tabaksindustrie stond in haar kinderschoenen waardoor het aantal bekwame vaklieden schaars was. Bovendien, wie wilde zich in een provinciestadje vestigen bij een nieuw bedrijf die zijn levensvatbaarheid nog moest bewijzen. Er was moeilijk aan geld te komen voor een juiste locatie en grondstoffen. De jonge fabrikant heeft alle functies doorlopen, van meesterknecht tot boekhouder en reiziger en middels veel zelfwerkzaamheid wist hij na een aantal jaren al een bepaalde bekendheid te genieten, eerst in de Noordelijken provincies en later in geheel het land. Na 1860 breidde het bedrijf zich gestaag uit. Een eerste filiaal werd in 1862 op de Vijgendam in Amsterdam geopend gevolgd door een 1795


aantal andere filialen in de meeste andere grote plaatsen van Nederland. Naast deze magazijnen werden ook een aantal depots gevestigd waaF uitsluitend sigaren van W.G. Boele te verkrijgen waren. Tevens werd er aan de overzijde van de Hofstraat in Kampen een nieuwe ruime fabriek in gebruik genomen. - 9 - lle dn;; btkr◊onde r~o.:l:w1~-platë11, Het zilveren jubileum in 1872 werd uitbundig gevierd. W.G. Boele nodigde het gehele personeel uit op zijn landgoed "Meerzicht" waardoor de band tussen patroon en werklieden(zo heette dat toen) zich opnieuw versterkte. 1796


De Kamper Courant doet uitgebreid verslag en geeft zelfs een speciaal feestnummer uit. Om de juiste sfeer in die dagen weer te geven en het prachtige taalgebruik citeer ik een stukje. Het feest werd op zondag 7 juli gehouden. Ja, u leest het goed, op zondag in die tijd in Kampen". "Wij noemen het een uitnemende gedachte, het feest op Zondag te laten plaats vinden. Het ving te drie uren aan - wie werd verhinderd 's morgens naar de kerk te gaan? Het was een feest, door de gelukkigen fabriekant aan zijn volk, zijn m e d e a r b e i d e r s gegeven uit een gevoel van erkentelijkheid - is een gemoedstemming van deze soort niet een echte zondags-stemming? Het was een feest in de vrije natuur onder de hooge boomen, tusschen bloemen en vruchten, in het licht en den gloed van den onbewolkte Juli-dag - is het niet een goede viering van den Zondag, als op diendag de werkman met zijn gezin buiten is? De Zondag is een feest - geen treurdag; de Zondag neme vrij den werkman het werk uit handen: hij richtte zijn hoofd op, en vervulle zijn hart met goede indrukken, ook doordat hij hem reisgenoot doet maken in den natuur. Een uitmuntende gedachte was het, het feest op Zondag te doen plaats vinden." Voor de statistiek: "vele flesschen bier tot vier malen toe de schar van dorstigen" was aanwezig. De organisatie van het feest op 7 juli 1872 stond gelijk aan die van een militaire operatie, want: 1. Het hek wordt des namiddags ten drie ure precies geopend, waarna elk tegen afgifte der entrée kaart toegang zal worden verleend. 2. Na aankomst op het buiten, begeeft zich elk naar het bosch, links van de Laan en neemt plaats volgens de loting den vorigen dag gehouden: de schel geeft het sein voor de ververschings-kaart No. 1 Het verdere programma vermeld een feestmars en andere gezangen. Ook werd er een kluchtspel en een blijspel opgevoerd getiteld "Twee oude gekken in de klem" en "Soliede menschen" . Programma nummer 8 vermeld de uitreiking van de "ververschings-kaart No. 2." Als programma nummer 13 staat vermeld "eene wandeling over het buiten, met de muziek voorop; waarna ieder zich weer naar zijne plaats begeeft". Het 25 punten tellende programma vermeld nog een feestgroet, een driewerf Oranje boven, een samenzang, het volkslied, uitreiking van "ververschings-kaart No. 3 en veel later No. 4, verschillende v0ordrachten en een bal onder leiding van de heer Meesters, waarbij een Polka, Polonaise, Valse, Galop, Polka Allemande, Polka Mazurka en een Quadrille de revue passeerden. Als afsluiting een groots vuurwerk en de gasten mochten onder begeleiding van de muziek het landgoed weer verlaten. Oh ja, de insignes moesten zichtbaar gedragen worden en de kinderen mochten na het eerste toneelstuk gebruik maken van de draaimolen. Dat waren nog eens feesten, ik bedoel maar, en dat was nog niet alles 1797


Er werd een heuse prijsvraag uitgeschreven voor het ontwerpen van een reclameplaat. In de jury zaten o.a. Prof. A. Allebe, Dr. P.J.H. Cuijpers, Jozef Israël Ua, die), W.B.G. Molkenboer, Prof. F. Leenhoff en de mij ook bekende A. Ie Comte omdat hij verbonden was als leraar aan de Polytechnische school (de latere T.U.) te Delft, de meest vooraanstaande ontwerper bij de Porceleyne Fles was en leermeester van Jan Toorop en Harm Kamerlingh Onnes. Dus niet de minsten. Drie inzendingen werden bekroond en 500, 300 en 200 guldens werden resp. uitgereikt aan de heren H. Kammer, Felix Bosch en Georg Rueter. Hun ontwerpen staan in dit artikel afgebeeld en zullen de meeste zeker bekend voorkomen. Het bekendste merk van de latere fabriek "La Bo/sa" v/h C.J. Boele was: "UILT JE". We nemen nog even de verdere ontwikkeling van de fabriek binnen de 19° eeuw verder met u door. Het aantal depots en magazijnen werden opnieuw uitgebreid en voor zover de "regie" en de hoge rechten op tabak het toelieten werden de sigaren naar Oost- en West-Indië geëxporteerd. De geproduceerde Manilla sigaren waren 11iet alleen daar populair maar vonden ook hun weg naar de Scandinavische landen en naar Engeland waar de heren H. van Salk & Co. een agentuur vestigde In 1895 trad de heer W. van der Meulen als firmant toe en samen met de oprichter werden vele nieuwe werkkrachten aan getrokken en werd de sigarenfabriek "De Beurs" in die tijd de grootste van Nederland. Inmiddels waren er al ongeveer 50 tal medewerkers meer dan 25 jaar in dienst bij de firma. Het bedrijf werd geroemd om zijn sociale voorzieningen en werkomstandigheden. In 1896 werd er verder bijgebouwd, kwam er middels stoom een goede verwarming in het nieuwe gebouw, die later uitgebreid werd naar de bestaande gebouwen. Een goede ventilatie, meer lucht en licht kregen extra aandacht mede het goed schoonhouden van de lokalen. Zieken en oudere werknemers kregen extra aandacht. Nu is het de gewoonste zaak van de wereld maar in die tijd was het vooruitstrevend dat op elke verdieping voldoende tapen brandkranen werden aangebracht nadat de fabri.eken op de gemeentelijke waterleiding waren aangesloten. Voor die tijd zorgden de eiektrische verlichting door middel van boog- en gloeilampen voor een prettige werfsfeer. Het tijdperk van het hinderlijke gaslicht met zijn luchtverontreiniging was voorbij. Stoomkracht deed zijn intrede. Een 16 PK Westinghouse stoommachine, gevoed door twee stoomketels dreven een aantal dynamo's aan die de benodigde stoom leverden voor de droogkamers en de verdere warmte geleiding. Verschillende toestellen, zoals die in de kerverij stonden, werden ermee aangedreven als ook een steendrukpers waarop de meeste etiketten en ander drukwerk gemaakt werd. Naast een drietal drukkersgezellen was er ook een lithograaf in dienst. Wekelijks werd er rond de f 3000,- aan lonen uitbetaald waarmee het bedrijf een grote bijdrage leverden aan het besteedbare inkomen van vele Kampenaren. 1798


~BUit :a:;srun.~-·Y. 4Wf'tir-" w. G. BOELE slCNlOR. ' ;/ ".ti 1 t, . ..,.,. ··-7 ~· I f ~~ ,.,-:r • .j....,;r In 1898 trok W.G. Boele zich terug uit het bedrijf en trok zich terug op zijn nieuwe landgoed bij Hattem. "In hetzelfde jaar kreeg de firma W.G. Boele de personele vergunning van H.M. de Koningin-Weduwe tot het voeren van Harer Majesteits wapen. Bronnen beschikbaar gesteld door de Stichting Nederlandse Tabakshistorie Kamper Courant, 9 juli 1872. Programma 25 jarig bestaan der firma C.J. Boele en Zoon. Bijvoegsel Wereldkroniek 1 mei 1897. De vreugd van het genieten. Causerie naar aanleiding van een bezoek van de Firma W.G. Boele Senior te Kampen, 1906. Oproep Aad Kleiweg 1799


De meeste verzamelaars kennen ze wel. Pijpenkoppen met als reliëfmerk een grote letter op de linkerkant op de ketel. Meestal voorzien van een kroontje met initialen erboven. Pijpenkoppen met de N worden het meest gevonden, maar ook de G, H, K en M komen in mindere mate voor. Zelf heb ik in mijn verzameling een pijpenkop gevonden bij de Dwarskade bij Nootdorp met een grote R. Deze pijpenkop heeft de initialen RDH van de pijpenmaker Roelof de Hoog uit Gorinchem. Van horen zeggen heb ik uit verschillende bronnen vernomen dat van deze pijpenkoppen met een grote R wel vaker gevonden worden. Echter in de boeken of in andermans verzamelingen ben ik er nog geen tegengekomen. Nieuwsgierig of er toch mensen zijn die pijpenkoppen met een grote R in hun verzameling hebben plaats ik deze oproep. Wie heeft er ook een pijpenkop in zijn verzameling met een grote R met kroon en initialen en zo mogelijk waar gevonden. We zouden dan een beeld kunnen krijgen waar en welke pijpenmakers pijpjes gemaakt hebben met een grote R. De resultaten worden uiteraard in het PKN blad gepubliceerd. Als u mij wilt mailen of schrijven. Voor adres zie binnenzijde kaft. Egmond aan Zee in tabacologie Fred Tymstra Midden in Egmond aan Zee aan de Voorstraat staat een monumentaal wit gebouw met zijvleugels Het is de Prins Hendrik Stichting, van oorsprong een tehuis voor behoeftige oude zeelieden. In eerste instantie bedoeld voor oud-marine- en koopvaardijpersoneel, later kwamen de vissers erbij. Doordat zeelieden vele maanden en soms nog langer van huis waren was de band met zeelui onder elkaar vaak groter dan die met vrouw en kinderen. Hun oude dag brachten zij het liefst door temidden van hun lot- en beroepsgenoten. Tegenwoordig is de P.H.stichting een onderdeel van de Stichting Zorgcentra Egmond en biedt onderdak en verzorging aan oudere inwoners uit Egmond. Op de eerste etage vinden we het Museum Prins Hendrik de Zeevaarder, onderdeel van de P.H.Stichting. In dit museum zie je voorwerpen over de geschiedenis van de Prins Hendrik Stichting, de maritieme geschiedenis, de ontwikkeling van scheepsmodellen en objecten uit de leefwereld van oud-zeelieden. In een van de vitrines treffen we twee bijzondere sigarenblikken aan met de afbeelding van de Prins Hendrikstichting na de verbouwing in 1890. 1800


Voorzijde een afbeelding van de P.H.Stichting. Op het deksel de Egmondse vuurtoren Op het deksel vier oude zeelieden pratend op Van Speijk, een zeeman en het portret een bankje van Prins Hendrik Heel bijzonder zijn de eenvoudige sigarenknippers om voor het roken het puntje van de sigaar af te knippen. Deze knippers werden guillotines genoemd. Aan het einde van de 1 ge eeuw werd door de heer van Zanten Jr. uit Leiderdorp een inzameling gehouden van de afgeknipte puntjes tabak om de oude zeelieden van gratis tabak te voorzien. Dit keer geen actuele voedselbank, maar een ouderwetse tabaksbank. 2 sigarenguillotines gebruikt voor de inzameling.Materiaal: blik.hout en ijzeren mes De begeleidende tekst bij de gratis tabakverschaffing: Door het aanschaffen van een guillotine bewijst gij in te stemmen met de beweging om door het verzamelen van sigarenpuntjes, gebroken sigaren en tabak in eiken vorm ( behalve rookeinden en stee/en) gratis tabak te verschaffen aan ouden van dagen, die geen koopkracht hebben. Hoewel ik in dezen geest steeds geschreven heb inzake de gratis tabaksverschaffing, zoo blijkt mij toch dat sommigen de zienswijze zijn toegedaan, dat alle tabak die ontvangen wordt uitsluitend voor de oudjes van de Prins Hendrik Stichting te Egmond 1801


aan Zee, moet gebruikt worden voor zover er teveel mocht inkomen, die tabak ten voordeele aan die oudjes mag verkocht worden. Aan hen die deze zienswijze zijn toegestaan, verzoek ik, zend mij uwe bijdrage niet, want m.i. mag er geen tabak hoe dan ook verkocht worden en moeten nadat ze oude zeelieden van de P.H.Stichting hun wekelijksch rantsoen hebben ontvangen ook andere oudjes verpleegd in gestichten van liefdadigheid onverschillig van welke gezindte, in ons land, er van genieten, zooals ik trouwens in maart 1896 bij het aanvangen van dit, mijn werk gezegd heb te zullen doen. De 7" februari 1901 ben ik met het verschaffen van gratis tabak aan andere oudjes begonnen en den 16" feb. Was er door mij verzonden aan 61 gestichten met 1020 verpleegden ( de P.H.Stichting niet medegerekend) 10200 ons tabak. Schrijf s.v.p. in het vervolg of het adres uwer zending: BIJDRAGE VOOR DE GRATIS TABAKSVERSCHAFF/NG. Adres: WH. van Zanten Jr., steenfabrikant te Leiderdorp. Leiderdorp; Februari 1901 hoogachtend Uw D. WDienaar, W.H. van Z8<1ten Jr Vuurtoren Van Speijk Een tweede bepalend monument is de Vuurtoren. Aan de vuurtoren zijn twee gedenkplaketten bevestigd met de volgende teksten: Koning Willem I heeft dezen vuurtoren door vrijwillige giften aan het Collegie Zeemanshoop en andere Bewonderaars des Jeugdigen Helds tot een nationaal gedenkteeken hervormd en ingericht. De naam geschonken aan Jan van Speijkstoren ingewijd in de Jare MDCCCXL. Jan Carel Josephus van Speijk Luitenant ter Zee met 's lands kanonneerboot no.2 op de Schelde voor Antwerpen door de oproerige Belgen overweldigd heeft de eer der Nederlandsche vlag boven het leven stellende den brand in het kruid gestoken en zich zelven den dood maar ook eene onverwelkelijke kroone des roems bereid. 5 Februari MDCCCXL. In mijn collectie bevindt zich een dooroker, gemaakt door de firma Goedewaagen uit Gouda met de afbeelding van deze vuurtoren. De voorstelling op de kop is vrij eenvoudig uitgevoerd in blauw en met transparant glazuur bedekt. De pijp behoort tot de latere productie van de handbeschilderde pijp. Het is zeker aan te raden om eens een bezoekje aan de Prins Hendrik Stichting te brengen als u een keer in de buurt bent. Lopende langs de trap naar boven komen we prachtige gebrandschilderde ramen tegen die het leven van een zeeman verbeelden van de wieg tot het graf. Naam: Museum postcode: 1931 Prins AH; openingstijden: dinsdag 1802 Hendrik de Zeevaarder; bezoekadres: Voorstraat 41; plaats: Egmond aan Zee; tel: 072-5061224 t/m zondag: 10.00 tot 17.00 uur; toegangsprijs: gratis


Literatuu rsigna lement en tentoonstellingen Michiel Rutten met aanvulling van Jan van Oostveen Jos ENGELEN schreef "De 'Kleij-piep', totaal vergeten en verontachtzaamd" als bijdrage in de tentoonstellingscatalogus "Vaan pottevruikes nao pottenmennekes, 7000 jaar aardewerkproductie in Maastricht" met paragrafen over de geschiedenis en de productie van kleipijpen en over de Maastrichtse pijpenmakers met een weer uitgebreider overzicht van pijpenmakers. De catalogus is fraai vorm gegeven en geïllustreerd. 2006; 56 pagina's. Uitgegeven door en verkrijgbaar bij Centre Céramique Maastricht (www.centreceramique.nl). In Pipes and Tobacco (spring 2006, blz. 36 t/m 44) is een essay opgenomen van de hand van Ben RAPAPORT, Collecting Conudrum: Meerschaum pipes Past or Meerschaum Pipes 1803


Present? Schrijver gaat uitvoerig in op de verschillen en overeenkomsten tussen antieke meerschuim pijpen en pijpen van zo na 1950 en beargumenteert waarom wat verzamelwaardig is. Conclusie: de liefhebber moet zelf op argumenten die hem aanspreken kiezen, maar basisvoorwaarde is dat hij mooi vindt wat hij verzamelt. En nooit uit beleggingsoptiek verzamelen! Vom Rauch der Jahrhunderte, 400 Jahre Tabakkultur- Geschichten und Anekdoten aus der Welt des Rauchens is, de titel zegt het al, een (door Klaus-Dieter BILLERBECK) geschreven bundel met op alfabet een groot aantal korte teksten die op enigerlei wijze met roken van doen hebben . Uitgegeven door Books on Demand GmbH,. Noderstedt; 2005, 217 pagina's; ISBN 3-8334-2957-7; € 18,- Kurt MUeNDL schreef "TABAK, ein Kraut veraendert die Welt". Het boek bevat 33 korte artikelen over de geschiedenis van de tabak, de verbouw, fabricage, gebruik, enz. enz. met bijzondere aandacht voor Oostenrijk. De illustraties nemen nagenoeg evenveel plaats in als de teksten. Onderschriften bij de afbeeldingen roepen wel eens vragen op, bijvoorbeeld onder een foto van een ijzeren, vermoedelijk Britse, pijpenmal staat dat dit een Nederlands kleipijpmodel is dat nu nog in productie is. Gebonden, 124 pagina's, uitgever Styria Graz Wien Koln, 2001; gezien bij De Slegte voor€ 7,95. Het Nationaal Tabaksmuseum te Wervik gaf het 24e jaarboek uit. Daarin (naast het gebruikelijke jaaroverzicht, een lijst van giften, enz.) "Een zelfmoordaanslag met een sigaar" door Dr. John SAMYN, "Straffe verhalen rond tabaksmokkel" door Walter LEMAN (met soms leuke afbeeldingen van oude douanekantoren) en "Opgaan in rook, is het tabakspatrimonium in Vlaanderen in gevaar?" door Vincent VERBRUGGE , terechte grote zorgen over het gevaar dat zowel de tabaksteelt als de fabricage geheel uit Vlaanderen verdwijnen. Het jaarboek 2006 bevat 97 pagina's en is te bestellen bij het museum; kosten€ 20,- incl. Porto. Jan VAN OOSTVEEN schreef het artikel: Kleipijpen gevonden aan de Smedenstraat. Dit artikel over in Deventer gevonden kleipijpen is opgenomen in het boek van Bart Vermeulen: Razende mannen onrustige vrouwen; Archeologisch en historisch onderzoek naar de vroegmiddeleeuwse nederzetting, een adellijke hofstede en het St. Elisabethsgasthuis te Deventer. Dit uitermate fraai geïllustreerde boek over de opgraving van een middeleeuws gasthuis is te verkrijgen via www.halos.nl. Gedurende deze zomer wordt in het Spaarstation Dingenliefde, een nieuwe attractie van het Openluchtmuseum te Arnhem, onder andere een pijpententoonstelling gehouden. Op vier televisies uit de jaren vijftig kunnen de bezoekers gezeten op Chesterfield-banken, kennis maken met het gezicht achter de verzameling. In dit geval Don Duco. Zowel de tentoongestelde pijpen als de presentatie zijn interessant. In totaal bevat dit bijzondere gebouw de collecties van 9 bevlogen verzamelaars. 1804


l 29e JAARGANG NR.114 OKTOBER 2006] Inhoudsopgave Meerminnen .............................................................................................................. 1805 Pruimtabak ................................................................................................................ 1808 Een Hollandse sigarenpijp uit de 18e eeuw ........................................................... 1813 Adrie Moerings sluit zijn bedrijf in Gouda ............................................................. 1819 Brief en fJ1emorie van toelichting ........................................................................... 1820 Driekeizerpijp van Trumm Bergmans ..................................................................... 1822 Literatuur .................................................................................................................. 1827 Meerminnen Aad Kleijweg De aanleiding om dit artikeltje te schrijven is omdat ik via Marktplaats een meermin op de kop tikte waar ik op slag verliefd op werd toen ik haar zag (nummer 2). Raadzaam is niet verliefd te worden op een meermin zoals u verder in het artikeltje zult vernemen. Geïnspireerd door deze schoonheid ben ik op zoek gegaan naar de andere meerminnen in mijn verzameling om ze in dit artikeltje bij elkaar te brengen. Beschrijving van de pijpenkoppen Pijpenkop nummer 1 heeft een trechtervormig model. Zowel links als rechts bevindt zich het merk roos. Op de linkerzijde zien we direct boven de hiel een kleine meermin die in haar rechterhand een spiegel vasthoud waar ze zichzelf in bewondert. Op de rechterkant bevinden zich twee stippen op de zijkant van de hiel als vormmerk. Pijpenkop nummer 2 heeft een trechtervormig model met parelnaad. Op de linkerzijde van de ketel zien we een prachtig uitgevoerde zeemeermin met in haar linkerhand een spiegel waarin zij zichzelf bewondert. Onder de zeemeermin zien we centraal een bloem met twee blaadjes. De rechterzijde van dit pijpenkopje is helaas beschadigd, maar we kunnen nog goed een fraai uitgevoerde zittende mannetjes leeuw zien met grote manen. Centraal onder de leeuw bevindt zich ook een bloem met vier blaadjes. De hiel is wel afgevlakt, maar bevat geen merk. Pijpenkop nummer 3 heeft het model rondbodem met een radering rondom de ketelrand. Op de plaats van de hiel bevindt zich het merk "De meermin". De pijp is ongerookt. 1805


1a. Catalogusnummer 1 Catalogusnummer 2 Catalogusnummer 3 1b. Amsterdam Amsterdam Peperstraat, Gouda 2a. Trechter Trechter met Rondbodem parelnaad 2b. Vierbladige roos/ Zeemeermin / Leeuw -/- Vierbladige roos 2c. Meermin/- _,_ 2d. Meermin 2e. Ongeglaasd Ongeglaasd Geglaasd 2f. Gebotterd Gebotterd Gebotterd 2g. Geen radering rondom ketelopening 2h. 3a. Geen radering rondom ketelopening Gehele radering rondom ketelopening Niet gerookt 3b. 3c. 4. 1725-1750 1730-1740 1750-1775 5. Gouda Gouda 6. B. Claris of H. Sijpesteijn of J. Souffreu 7. [1, p.77] (3, p.118) [2, p.36) 1806


Meerminnen De meermin behoort tot een uitgebreid geslacht van meermensen. Zo zullen de meesten van ons ook wel het merk Triton "de zoon van Poseidon en Amphitrite" kennen wat eigenlijk een meerman is. In de Griekse Mythologie is Triton een zeegod, half man met een vissenstaart, die op een schelpenhoorn blaast om de golven rustig te krijgen. Triton regeerde de zee samen met verscheidene broers onder het toeziend oog van zijn vader de zeegod Poseidon. Het merk Triton op het Draaggildebord Maar laten we niet te ver afwijken. Dit artikeltje ging per slot van rekening over meerminnen. Het beeld van de mooie langharige meermin stamt uit de middeleeuwen. Vaak werd ze afgebeeld op een rots terwijl ze haar golvende haardos kamt en zichzelf bewondert in een spiegel. Tijdens deze bezigheden zong zij een onweerstaanbaar liefdeslied. Zij werd als een slecht voorteken gezien, want zeelieden verdronken, bedwelmd door haar schoonheid en onweerstaanbaar liefdeslied. Er werd zelfs gedacht van de kwaadaardigste dat ze hun prooi opaten. Het signaleren van een meermin werd dan ook als een slecht voorteken gezien, een voorteken voor storm, schipbreuk en verdrinking. Ondanks deze gegevens werden meerminnen door mannen begeerd en zagen meerminnen een menselijke echtgenoot ook wel zitten. niet uit liefde, maar om een ziel te verkrijgen want die hadden meerminnen niet. Van de kinderen die een meermin en menselijke echtgenoot kregen werd wel beweerd dat ze waren te herkennen aan de vliezen tussen hun vingers en tenen. Ondanks dat er eeuwenlang in meerminnen is geloofd is er nog nooit één gevonden. Zeelieden waren vaak maanden weg en kwamen met verhalen terug, er één te hebben gezien. Ze hadden dan waarschijnlijk een zeehond, walrus of lamantijn gezien waarbij door langdurig op zee te zijn hun fantasie op hol sloeg. Pijpenmakers merken van meermensen Het pijpenmakers merk de Meermin is in Gouda van 1745 tot 1846 in gebruik geweest door opeenvolgende zeven verschillende pijpenmakers. De Triton is in Gouda van 1715 tot 1759 in gebruik geweest door twee verschillende pijpenmakers. Verder is bekend dat dit merk in 1782 is geroyeerd. Nummer 1 en zeker nummer 3 kunnen we beschouwen als een pijpenmakers merk. Maar bij nummer twee denk ik eerder dat het gezien moet worden als een rijk gedecoreerde pijpenkop cm hem aantrekkelijk te maken voor de verkoop. De meermin als decoratie werd in de 18e eeuw wel vaker toegepast zoals de meeste wel zullen weten bij Friese stoelklokken. 1807


meermin Jacob Claris Boudewijn Claris Hendrik Sijpesteijn Jan Souffreu Pieter Versluijs Hendrik Spanenburg Johannes Broer LITERATUUR triton 1745- Klaas Kreeft 1749- Cornelis Smit 1 768- geroyeerd 1770- 1773- 1829- 1843-1846 1715- 1727-59 1782 [1) Krommenhoek, W. en Vrij A. , z.j. (1986). Kleipijpen; drie eeuwen Nederlandse kleipijpen in foto's. Amstelveen. [2) Meulen J. van der, (2003). Goudse pijpenmakers en hun merken. [3) F.H.W Friederich, 1975. Pijpelogie. Pruimtabak Louis Bracco Gartner Ik kreeg onlangs een telefoontje van een verslaggeefster van het NRC. Zij had horen verluiden dat, nu er niet meer gerookt mag worden op de werkplek en vele andere locaties, het gebruik van pruimtabak zich weer in een stijgende lijn zou begeven en er zelfs sprake zou zijn van een echte "hype". Het kostte nog al wat moeite om haar van dat idee af te brengen want door mijn realistische kijk op de zaak werden nogal wat poten onder haar beoogde artikel vandaan gezaagd. Zij refereerde aan de gewoonte van Amerikaanse honkballers op te pruimen en dat dit gebruik ook naar onze Lage Landen overgewaaid zou zijn. Nu heb je een verschil tussen pruimen en pruimen. Dus de oude manier van pruimen, een meer dan 400 jaar oud gebruik van tabak kauwen en waarvan B.Z.K. (Beste Zeer goede Kwaliteit) van Louis Dobbelmann het bekendste voorbeeld was en de Snus tabak die al enige tijd bekend is maar sinds de antirook beweging steeds populairder wordt in de Noord-Europese landen, Amerika en Afrika. Swedish Match is de grootste producent van deze Snus tabak. Ze hebben een probleem, de Europese Unie heeft in 1994 een verbod uitgebracht op deze Snus tabak binnen Europa, behalve in Zweden en Noorwegen, maar daarover later meer. 1808


~ f@v ffllLLAIJD ~ Afbeelding 1: Etiketten van Louis Dobbelrilan pruimtabak Wat is pruimtabak en hoe wordt het gemaakt? In tijden van onze zeehelden Michiel de Ruyter en Piet Hein, beiden liggen trouwens in de Oude Kerk in Delft begraven, was er een verordening voor hun manschappen dat zij alleen bij de eerste mast mochten pruimen en dat zij zelf de omgeving van deze mast schoon moesten houden, dus de uitgespuugde pruimen met water van boord geveegd moesten worde.n. Het gebruik van tabak werd zelfs gestimuleerd want het hielp tegen scheurbuik, had een opwekkende werking en verdreef het hongergevoei Voor zeelieden drie zeer belangrijke factoren. In het meer dan 100 oude boek van S.C.J. Bertram getiteld: De Tabak, handleiding voor hen, die zich in "het Tabaksvak" wenschen te begeven staat dat de zware Virginia en Kentucky tabakken zich het beste voor pruimtabak lenen. Pruimtabak moet zwaar en vettig zijn en een zwarte kleur hebben. Door de voor pruimtabak bestemde tabak in vloeistof zoals tabaksloog of in een bepaalde saus onder te dompelen werd die zwarte kleur verkregen. Voor 50 kilo pruimtabak had men 10 liter water nodig en 2 kilo krenten. Na het aan de kook gebracht te hebben laat men het afkoelen, wordt het door middel van een linnen doek gezeefd en worden de achter gebleven krenten uitgedrukt en het vocht ervan alsnog bij de saus gevoegd die inmiddels geslonken is tot 8 liter. Na het overgieten in een andere ketel wordt er nog eens 10 liter water en 4 liter goede wijn bij 1809


gedaan, gaat de ketel weer op het vuur en worden de volgende ingrediënten toegevoegd zoals venkel, anijs, koriander en houtcassia nadat deze in een vijzel gestampt of gekneusd zijn. Na twee uur langzaam koken wordt de inhoud weer door een grof linnen doek gezeefd en wordt weer het bezinksel zoveel mogelijk uitgedrukt en het sap daarvan er weer aan toegevoegd. Na het toevoegen van 4 liter oude wijn en 4 liter stroop worden de tabaksbladeren onder gedompeld in de dan lauwe saus. Vier weken in een saustobbe en de tabak is klaar om gekorven(gesneden) te worden. Ook andere recepten zijn bekend waarbij onder andere kruidnagelen, jeneverbessen, muskaatnoten, gedroogde pruimen of laurierbladeren gebruikt werden. Veel van deze ingrediënten vind je ook terug bij de vervaardiging van karotten voor de snuiftabak. Om te zorgen dat de pruimtabak de juiste vochtigheid behield werd door sommige fabrikanten glycerine gebruikt. Naast de gekorven pruimtabak kende men vroeger ook de gesponnen pruimtabak. Tabaksbladeren werden in een oplossing van water en zout (tegen het gisten) ingevocht en in een ton gedurende twee dagen goed afgesloten bewaard. Daarna werden op de spintafel de bladeren van een eerste en later van een tweede dekblad voorzien. Gelijk de haspel van een touwslager worden de lange strengen tabak in elkaar gevlochten tot de gewenste lengte. De saus die de tabak weer zijn eigen smaak geeft wordt middels verschillende malen koken met toevoeging van bijvoorbeeld dropwater, salmiak, potasch, keukenzout en gestotene galappelen verkregen en wordt zowel op de spintafel als over de gesponnen tabak gewreven. De rollen gesponnen tabak gaan onder een pers en blijven daar 4 tot 5 dagen staan. De geperste tabak wordt op maat gesneden, weer gesaust en geperst en deze gesponnen rolletjes of stangentjes tabak kwamen dan in de handel onder de namen Negrohead, Cavendish en Twist. T:>fu,:c1> r,,/1. Bel:;(;;im. far.i: ,'Jth n·riwrv. 1810 Vroeger Douwe Egberts, maar nu Imperia! Tobacco geheten, vervaardigde voor een aantal jaren geleden, per week nog ongeveer een kleine duizend kilo pruimtabak in Joure. Niets vergeleken bij de 17 miljoen kilo shag en de miljoenen kilo's pijptabak, maar toch! Met veel zorg en toewijding worden de beste Kentucky tabakken uitgezocht voor de steeds kleiner wordende groep liefhebbers van pruimtabak. De bladeren van de middelste en hoogste pluk hebben het juiste karakter en worden ter plaatse voor de Hollandse pruimers geselecteerd. Het maken van een goede pruim vraagt een aparte kennis en vergt ook veel meer zorg dan het maken van shag. Er moeten


zich toch een klein aantal jongere aan de pruimtabak wagen anders zou het gebruik van pruimtabak praktisch verdwenen zijn. Op plaatsen waar het roken verboden was, zoals vroeger in de mijnen, op het platte land en in de havens, werd veel gepruimd en soms ook tabak gesnoven. Imperia! Tobacco vermoed dat daar, samen nu met de chemische industrie, (buiten de mijnen natuurlijk) nog steeds hun meeste klanten vandaan komen. De geroutineerde pruimer weet zijn pruim tijdens het eten aan de ene kant van zijn mond te verstoppen terwijl hij met de andere kant zijn prak wegwerkt. Een goede pruim moet stevig en vochtig zijn en zijn smaak lang vast kunnen houden. Net als met de andere tabaksproducten is er nog steeds een panel van pruimers die de tabak uit Paraguay keurt en test. Als ware vinologen hebben zij het over tabak die, in het begin vrij fris is of iets flauw. Wat week in de mond is of een ronde smaak heeft. Saus blijft merkbaar, ook bij doorpruimen. Soms iets te sterk, iets te dropwaterig en heeft wel of geen goede nasmaak. De saus bestaat nog steeds uit tien tot vijftien verschillende ingrediënten waaronder drop, laurier, kaneel en kruidnagelen. De minste afwijking in het recept wordt door de pruimer waar genomen. Toen een dropfabrikant niet de gewenste kwaliteit kon leveren en daarvoor een alternatief gebruikt werd kreeg men er van langs. "de pruimer pruimde het niet". Toch zal de pruimer, wel of niet zijn kwispedoor gebruikend, binnen niet al te lange tijd volledig verleden tijd zijn. Snus (spreek uit: snoes), van oorsprong een Zweeds product is een variant van rookloos nicotine gebruik en is ontwikkeld uit de ouderwetse manier van snuiven en populair bij ongeveer 20 procent bij alle mannen in Zweden en tussen de 5 en 12 procent bij alle vrouwen daar. Al vanaf 1975 is Swedish Match is Zweden bezig met het ontwikkelen van een rookloos tabaksproduct als alternatief voor het roken van sigaretten. Veel onderzoek is aan de productie van Snus voorafgegaan. Zo zijn er nieuwe methoden ontwikkeld voor kwekers met betrekking tot tabakssoorten en technieken voor verbouw, oogst en opslag. Stoffen in de tabak die gevaar op leveren voor de gezondheid worden verminderd of soms zelfs verwijderd. De Snus wordt eerst gepasteuriseerd om de bacteriën te neutraliseren en er worden gedurende het gehele proces dezelfde hygiënische normen toegepast als in de voedingsmiddelenindustrie. In 2003 heeft Swedish Match een geheel nieuwe fabriek in Zweden voor de fabricage van Snus tabak geopend. Grov Snus, wat al sinds 1915 verkocht wordt en oorspronkelijk uit het noorden van Zweden komt, is onlangs in een praktische nieuwe blikverpakking weer op de markt gebracht. Zweden en Swedich Match waren dan ook. zeer verontwaardigd dat in 1994 de Europese Unie een verbod uitbracht op Snus tabak. De Zweedse regering heeft alles in het werk gesteld om een uitzonderingspositie te bewerkstelligen wat uiteindelijk gelukt is voor Zweden en Noorwegen. In Amerika is Snus bekend onder de naam Snuff. Snus wordt geleverd als los poeder of in zakjes van 2,5 bij 1,5 cm en moet gekoeld bewaard worden, tussen de 4 - 8 graden C in de koelkast en is ongeveer 6 maanden 1811


houdbaar. Houdbaarheid is op de onderkant van de doosjes aangegeven. Wanneer de Snus iets uitgedroogd zou zijn doet een paar druppels water of whisky wonderen. Hoe verder te gebruiken? Men neemt en zakje (de gevorderde Snus gebruiker gaat soms wel tot vier zakjes)of draait een bolletje en leg dat onder de bovenlip en kom er met je tong niet tegen aan. Je voelt een licht prikkelend gevoel op je lip. Na enige minuten gaat de nicotine werken en voelt je een licht 'tintelend gevoel in hoofd en armen Men blijft volledig helder van geest omdat de stimulerende werking alleen fysiek is. Het gevoel zal langzaam afnemen en is na een kwartier grotendeels uitgewerkt. Verwijder het zakje of het bolletje en spoel je mond goed schoon. Kauwgom na afloop geeft weer een frisse smaak. Vanwege de aanwezige nicotine kan Snus een verslavende werking hebben. Bij regelmatig gebruik wordt zelfs aangeraden een paar weken van rust in acht te nemen. Dit lezende kan ik me bij de beslissing van het Europese hof wel iets indenken. Bronnen Bertram, S.C.J. De Tabak. Handleiding voor hen, die zich in "het Tabaksvak" wenschen te begeven Blom & Olivierse, Culemborg Cursus Tabaksdetallist. NIVA, Bilthoven, 1955. Alg. Dagblad 18 jan. 1992 Sail the Stars. Tijdschrift voor Swedish Match. December 2000 www.dierinbedrijf.nl Info Imperia! Tobacco 1812


Een Hollandse sigarenpijp uit de 18e eeuw Ron de Haan en Arjan de Haan Dit artikel beoogt aan de hand van de beschrijving van zeven losse vondsten een beter inzicht te verkrijgen over een totaal nieuw en onbekend product. Het gaat hier om een pijp die compleet ca. 26 cm lang, en licht conisch van vorm is. De "kop" en de steel liggen in elkaars verlengde en doen in feite sterk denken aan een sigarenpijp uit de laat 19e eeuw. Ondanks het feit dat er-gezien de uitzonderlijke vorm van deze pijp geen mogelijkheid is via het bekende modellen overzicht (typologie) tot een globale datering te komen, blijven er toch enige manieren over die tot een datering kunnen leiden b.v.; • Aan de hand van een gesloten vondstcomplex. Hierbij denken we bijvoorbeeld aan een stortlaag, een beerput of een gezonken schip. • Via archivalisch onderzoek. • Via merken op de desbetreffende pijp, denk aan merk, naam en plaats. Voor alle vondsten geld in ieder geval het laatste punt; de pijpen zijn gemerkt met "gekroonde 73", en voorzien van de tekst "A. VAN HOUTEN" en "IN GOUDA". Drie van de pijpen komen uit gesloten vondstcomplexen. De geschiedenis Arij van Houten was de eerste die het merk "gekroonde 73" plaatste op z'n pijpen, en wel van 1745 tot 1769. Gedurende deze periode woonde en werkte hij in Gouda. Na zijn dood voerde zijn weduwe Catharina van den Berg het merk nog 4 jaar tot in 1773. Hun zoon, Andries van Houten, nam in 1773 het merk over en voerde dit tot 1802 waarna zijn weduwe Geesje Emand het tot 1811 in haar bezit had. Gedurende deze periode verhuurde zij het merk aan Arij Proefhamer. In 1811 werd het merk zijn eigendom. Arij en Andries van Houten waren pijpmakers die vooral bijzondere, hoogwaardige, en kostbare pijpen maakten. Uit hun werkplaats zijn dan ook vele reliëfpijpen met verschillende voorstellingen bekend. Zo lieten zij bijvoorbeeld hun politieke voorkeur (zij waren orangisten) duidelijk tot uiting komen op hun pijpen Er is o.a. een pijp van Arij van Houten bekend met de tekst: "Vivat de jonge Erfprins Graaf van Buren". Een ander voorbeeld zijn pijpen die in het teken staan van de vrede van Aken. Zij waren dan ook de aangewezen personen om iets nieuws als eerste op de markt te brengen. Natuurlijk was hun afzetgebied niet groot, de pijp zal kostbaar geweest zijn en de vraag gering. Er zullen niet zoveel mensen zijn geweest die als eerste zo'n nieuwe "trend" durfden op te pakken. 1813


Afbeelding 1: Pijp uit de voonnalige collectie van Alexander Ziegler De toepassing De vraag die zich dan ook opdringt is; waar hebben we hiermee te maken, is dit nu een "sigarenpijp"of gewoon een uitzonderlijke "tabakspijp". 1814


Afbeelding 2: Pijp uit collectie SECAR Het stoppen van deze pijp als "tabakspijp" zal een ware klus geweest zijn. In tegenstelling tot de grote ketelopening van de meer gangbare modellen zoals het ovoîde -, en het zijmerkmodel, is de opening van deze pijp niet meer dan 1 cm. Dit, in combinatie met de dunne ketelwand maakte dat de kans dat er een scherf uitbrak groot was. Tevens zit de tabak door de nauwe, conische vorm van de pijp al snel vast. Bovendien, de pijp met een pijpenwroeter weer schoonmaken zal ook niet eenvoudig geweest zijn; je blijft de tabak met de wroeter aandrukken omdat je niet achter de tabak kan komen. De vraag dient zich dan ook aan of het hier dan om een "sigarenpijp" gaat. In de 18e eeuw werden er al volop sigaren gerookt en de kans dat iemand hiervoor een "mondstuk" in klei heeft gemaakt is natuurlijk vrij groot. Maar als de pijp gebruikt werd als "sigarenpijp" blijft wel het probleem dat als de sigaar iets te vast werd aangedrukt er ook zomaar een scherf aan de bovenkant kon uitbreken. Het nut van de 26 cm lengte van de pijp is voor beide toepassingen gelijk; de rook werd gekoeld wat het rook genot verhoogde. De vondsten In de collectie van de Archeologische Dienst Amsterdam bevinden zich twee exemplaren. Beide zijn gevonden in beerputten op het Waterlooplein gedurende de opgravingen van 1815


1981/1982. De eerste vondst is de meest spectaculaire. Hij komt uit beerput 58 (Asd/Wlo D 220 beerput 58) en was in eerste instantie slechts een fragment. Als vrijwillig medewerker heb ik in de periode 1981-1983 de pijpvondsten uit alle beerputten van het Waterlooplein ge"fnventariseerd. Waar mogelijk heb ik complete pijpen samengesteld uit de vele steel fragmenten. Hierdoor bevinden zich tegenwoordig complete exemplaren van de meeste typen pijpen uit de 1 ?8 en 189 eeuw in de collectie van de Archeologische Dienst Amsterdam. Na veel pas-, en meetwerk lukte het om óók de conische buis pijp te completeren. Deze pijp bleek compleet 26 cm. lang te zijn. Later is in een tweede beerput (Asd/Wlo D 303 beerput 92) nog een tweede fragment gevonden welke niet te completeren was. Het interessante aan deze vondst is dat de decoratie spiegelbeeldig is in vergelijk met de andere vondsten. Dit houdt in dat er minimaal 2 verschillende mallen gebruikt zijn. Een van de meest complete exemplaren heb ik kunnen bemachtigen via bemiddeling van het Pijpen Museum in Ruhla. Deze pijp komt uit de collectie van Alexander Ziegler. Dit exemplaar is 21,5 cm lang, en mist 4,5 cm van het mondstuk Een vierde exemplaar bevindt in de collectie van de Sint Eustatius Historica! Foundation op Sint Eustatius. Dit pijp fragment is opgedoken in de haven van Sint Eustatius en is 13,5 cm lang. Dit exemplaar werd mij onder de aandacht gebracht door David Higgins. Met dank voor de foto's en aanvullende gegevens, Dr. R. Grant Gilmore III directeur van het SECAR (Het St. Eustatius Center tor Archaeological Research en Eustatius Historica! Foundation). Een vijfde fragment is in het bezit van een Amsterdamse verzamelaar. Het gaat hier ook om een beerput vondst van de Keizersgracht in Amsterdam. Dit exemplaar is 19,5 cm lang. Een zesde fragment is in het bezit van een Haarlemse verzamelaar. Dit exemplaar is gevonden in een slotgracht van het kaste!; HET OUDE SLOT in Heemstede, en heeft een lengte van 5 cm. Het zevende en laatste fragment is reeds in de zeventiger jaren gevonden in een ophogingslaag in de buurt van Den Haag. De pijpen die afkomstig zijn uit de verschillende beerputten zijn tot op heden de enigen die ons aan de hand van de gesloten vondstcomplexen inzicht in de datering kunnen geven. 1816


Afbeelding 3: Pijp afkomstig uit een beerput van de Keizersgracht in Amsterdam De eerste pijp is afkomstig uit een beerput die de volledige 1 se eeuw beslaat, en de Archeologische Dienst Amsterdam heeft deze put dan ook gedateerd tussen 1725 en 1805. Het tweede fragment is nauwkeuriger te dateren tussen 1725 en 1775. Ook de vijfde pijp valt te plaatsen in het 28 /3° ·kwart van de 18° eeuw. Alle drie de pijpen komen uit beerputten die "rijk" zijn en dat is mijns inziens ook niet verwonderlijk daar dit product van hoge kwaliteit is en uitzonderlijk van vorm en natuurlijk ook nog eens in bijna volledig reliëf is uitgevoerd. 1817


1 r. Afbeelding 4: Pijpen uit de voormalige collectie Ziegler (links) en Keizersgracht (rechts) Conclusie Aangezien de vrijwel totale productie van vader en zoon van Houten binnen de datering van de vondstcomplexen valt, is het onmogelijk om te bepalen wie van de twee als eerste begonnen is met productie van deze uitzonderlijke pijp Gezien het feit dat er 2 mallen bekend zijn, en dat verscheidene producten flinke slijtage van de mal laten zien, kunnen we vaststellen dat het om een succesvol product gaat. We kunnen er dan ook alleen maar naar gissen waarom er niet meerdere pijpen van dit model bekend zijn. Gezien de datering van deze pijp kunnen we stellen dat dit de vroegst bekende sigarenpijp is van Hollandse makelij. Literatuur Duco, D.H., 2003. Merken en merkenrecht van de pijpenmakers in Gouda. Haan, R.J. de. Verslag en inventarisatie kleipijp vondsten Waterlooplein 1981-1982. 1818


Adrie Moerings sluit zijn bedrijf in Gouda Fred Tymstra Uitgebreid stond het in juli in het AD, Adrie Moerings heeft zijn zaak aan de Peperstraat 76 te koop gezet. Inmiddels 66 jaar, waarvan al 43 jaren actief in de klei, wil hij het rustiger aan gaan doen en meer tijd doorbrengen met zijn vrouw (fietsen) en zoon (golfen) Van huis uit pottenbakker begon hij omstreeks 1985 met het experimenteren en vervaardigen van pijpen, hoofdzakelijk voor toeristen of op bestelling. Heel bijzonder was de bruidegomspijp die hij voor Alexander en Maxima gemaakt had en mocht aanbieden tijdens hun bezoek aan Gouda in 2001. In de tussenliggende tijd was hij een vaste deelnemer aan de Goudse Keramiek Dagen. Talrijke demonstraties pottendraaien en pijpenmaken heeft hij gedaan en kreeg in 2005 op de Goudse Keramiekdagen de prijs voor " Meesterdraaier 2005". b1'!>C Jotte11buflk ~o'-' .. er;.i 1 '\'qprnm•ker;i " 1 1 l,1 . PER ~îRA • l'I ~lt~ in ~el ~nrlje \rnn Ji'l:Uunn /;f:, ~ /Urne Jll!foermgf> ~7 Het pijpenmaken heeft Adrie geleerd van Steef van Loon, de laatste pijpenmaker bij de Goudse aardewerkfabriek Zenith. Nu hij afscheid neemt dreigt het specifieke pijpenambacht verloren te gaan. Dat wil Adrie voorkomen en heeft via een oproep belangstellenden (http://www.maanstof.nl /goudsepijpen/index.html) gevonden om het ambacht bij hem te leren. Op deze manier kan het nageslacht kennis blijven nemen van dit 400 jaar oude ambacht. De producten van Moerings zijn een apart hoofdstuk in de Goudse pijpenhistorie. Invloeden van de pottenbakkerij, het sponsen van de ruwe pijp en het beschilderen en glazuren zoals het Gouds plateel, zijn veelvuldig toegepast. In zijn zaak hangt zijn pijpenassortiment aan de muur. Het is een fraai overzicht van de producten van 20 jaar pijpen maken. Hopelijk ziet men de historische waarde hiervan in en we hopen dat een kleine collectie zijn weg zal vinden naar het Gouds Museum. In PKN-nr 70 (blz.727-729) is eerder een artikel over Adrie Moerings verschenen. Hier staat zijn naam zonder s geschreven, overgenomen van zijn plakker. De juiste schrijfwijze is met eens. 1819


Brief en memorie van toelichting Jos Engelen Aan het Bestuur der Gemeente Kerkrade Edelachtbare Heeren, Geeft eerbiedig te kennen, Het Dagelijksch Bestuur van den "Bond ter Behartiging van de Belangen van het Kind", goedgekeurd bij Kon. Besluit van 26 September 1911, No.33, namens de volgende bij den Bond aangesloten vereenigingen: dat het rooken van kinderen en jeugdige personen in Nederland een zeer grooten omvang heeft aangenomen; dat de nadeelige gevolgen daarvan zoowel van de zijde der medici als van die der onderwijzers, alsook van de rechterlijke macht, algemeen" worden erkend; redenen, waarom adressanten den Raad Uwer. Gemeente dringend verzoeken verordeningen in het leven te roepen, waardoor het rooken door kinderen en jeugdige personen'met kracht wordt bestreden. Zij hebben de eer voor nadere motiveering van hun verzoek naar bijgaande Memorie van Toelichting te verwijzen. 't Welk doende Het Dagelijksch Bestuur voornoemd: DEN HAAG, December 1916. Memorie van Toelichting behoorende tot het adres van den "Bond ter Behartiging van de Belangen van het Kind" inzake rookverbod voor kinderen. Sinds de laatste 5 a 6 jaar heeft zich in verschillende kringen in ons land sterk de behoefte doen gevoelen om maatregelen te verkrijgen tegen het rooken van kinderen. Dat het rooken inderdaad een schadelijke gewoonte is voor de jeugd wordt niet alleen door onderwijzers en andere belangstellenden in de opvoeding van het kind ingezien en bevestigd, maar het bleek ook uit tal van enquêtes door onderwijzers of particuliere lichamen bij medici ingesteld. Het overgroot aantal der gevraagde doctoren was van oordeel, dat het tabaks gebruik door kinderen en jongelieden ernstig nadeel kan toebrengen aan de gezondheid en de geestelijke ontwikkeling van het kind. Genoemd worden o.a. slapeloosheid, ongeschiktheid tot het volgen, van het onderwijs, beverigheid, onpasselijkheid, aandoening en van het hart en de longen, enz. Ook mag verondersteld worden, dat rookgewoonte niet zonder invloed is op de neiging tot andere prikkels áls bijv. 't gebruik van alcohol. Een overzicht over deze talrijke enquêtes zou te veel plaats innemen. Wel moge ondertusschen er op gewezen worden, dat het nu én dan herhaalde onderzoek van onderwijzers naar het percentage van rookende kinderen een toeneming van de rookgewoonte aanwijst Zoo ontleenen wij aan het adres van den Bond van Ned. Onderwijzers aan Z. E. den Minister van Binnenlandsche Zaken in 1911 de volgende cijfers: 1820


te Amsterdam waren 52% rookers, te Winschoten 58°, te Utrecht 56%, te Tilburg 59%. Gemiddeld 56 ¼ %terwijl het adres aan den Gemeenteraad van Haarlem in 1916 door 16 vereenigingen gezonden op initiatief van den Ned. Kinderbond afd. Haarlem de volgende cijfers noemt: te Haarlem waren 78% rookers, te Leiden 86%, te Amsterdam " 69%, te Baarn 33%, te Wildervanck 60%, te Groningen 50%, te Velsen 52%, gemiddeld 61 ¼ % . Behalve op het nadeel toegebracht aan de gezondheid zij er nog op gewezen, dat de rookgewoonte van kinderen 'ook economische schade voor het gezin kan beteekenen en -wat nog erger is- aanleiding geeft tot het besteden van geld aan een nutteloos vermaak,. terwijl vaak verband aangetoond werd tusschen behoefte aan róoken en vroegtijdige criminaliteit. Sommige veréenigingen hebben dan ook op deze gronden getracht ouders en kinderen door lectuur, ouderavonden met medici als sprekers, en het oprichten van nietrookersclubs in den strijd tegen de rookgewoonte te betrekken. Dit geschiedde bijv. bij verschillende afdeelingen van de bij onzen Bond aangesloten vereeniging "Nederlandsche Kinderbond". Wij mogen in dit verband o.a. ook nog herinneren aan een begin van actie van "de Tuchtunie", afd. 's-Gravenhage, de bemoeiingen van Pro Juventute' te Breda, verschillende gezondheids commissies, den Gereformeerden Schoolbond, het Nederlandsch Onderwijzers Genootschap, den Nationalen Vrouwenraad en van Katholiéke zijde. Ook werd reeds in 1911 door den Bond van Nederlandsche Onderwijzers een adres gericht aan de regeering, waarin verzocht werd het daarheen te leiden, dat wettelijke maatregelen zouden worden getroffen, waardoor het rooken van kinderen en jeugdige personen wordt tegengegaan. In de memorie van toelichting van dit adres wordt er reeds op gewezen dat het particuliér initiatief onmachtig is het kwaad afdoend te bestrijden, wat door de ervaring schijnt bevestigd te worden. Het Nederlandsch Onderwijzers Genootschap heeft onlangs besloten opnieuw bij de regeering aan te dringen op het tot stand komen van een rijkswet. Thans hebben de pogingen van, verschillende lichamen bij gemeentebesturen tengevolge gehad, dat reeds desbetreffende verordeningen zijn gemaakt in enkele gemeenten, o.a. Velsen, Leiden, Baarn, Bussum, Rotterdam, Delft, Naarden, Utrecht, Dordrecht, Purmerend, Krommenie en Renkum. Teneinde te bevorderen, dat de bestrijding der rookgewoonte bij kinderen zoo algemeen mogelijk wordt, spreken adressanten den wensch uit, dat dit voorbeeld door talrijke, mocht het zijn• alle gemeenten in ons land mocht gevolgd worden, waardoor wellicht de weg kan worden geëffend voor een latere rijkswet. Omtrent den inhoud van een dergelijke bepaling komt het ons gewenscht voor, dat niet alleen de verkoop van tabak aan kinderen en jongelieden beneden 16 jaar strafbaar gesteld wordt, maar ook het schenken of verstrekken daarvan en het rocken op den openbaren weg en op openbare plaatsen door kinderen en jongelieden beneden 16 jaar. Het Dagelijksch Bestuur van den "Bond ter Behartiging van de Belangen van het Kind" voornoemd. 1821


Driekeizerpijp van Trumm Bergmans Jos Engelen Doetelpijp met knoop: met op de voorzijde en zijkanten de resp. afbeeldingen van de Duitse Keizers Wilhelm 1, Wilhelm Il, en Friedrich 111. Gezien de dominante plaats van Wilhelm 1, die stierf in het jaar 1888, de opvolging van Wilhelm I door Friedrich III en de troonsopvolging van Wilhelm Il in 1888, dateer ik deze pijp tussen 1880 en 1888. 1a. 4659-1 W (J. Engelen, Weert); 1b. Weert, oppervlaktevondst oude fabrieksterrein: Op Laar; 2a. Doetel met knoop; 2b. Drie portretten links, rechts en midden met opschrift WILHELM 1, WILHELM Il en FRIEDRICH 111; 2c. -/-; 2d. -; 2e. Ongeglaasd; 2f. Gebotterd; 2g; Ongeradeerd; 2h.; 3a.-; 3b.-; 3c.-; 4. circa 1880-1888; 5. Weert; 6. Trumm-Bergmans; 7. J. Engelen: Pijpenfabriek Trumm-Bergmans. 2006. Wilhelm 1 Wilhelm Frederik Lodewijk (22 maart 1797 - 9 maart 1888), ten tijde van het Duitse Keizerrijk ook Wilhelm de Grote genoemd, was van 1861 tot 1888 koning van Pruisen en van 1871 tot 1888 tevens keizer van het Duitse Rijk. Wilhelm was de tweede zoon van Frederik Willem 111 van Pruisen en Louise van MecklenburgStrelitz, dochter van groothertog Karel ll. Na de troonsbestijging van zijn kinderloze broer Frederik Willem IV werd hij troonopvolger. Hij was conservatief gezind. In het revolutiejaar 1848 was hij dan ook voorstander van een gewelddadig neerslaan van de Maartrevolutie in Berlijn. Toen dit bekend werd moest hij voor zijn eigen veiligheid enige tijd in Engeland doorbrengen. Een jaar later was hij weer terug in Duitsland om in Baden en de Palts leiding te geven aan de troepen, die de opstandige Democraten de kop in drukten. Hij besteeg de troon van Pruisen in 1861, na reeds sinds 1858 regent namens de geesteszieke Frederik Willem IV te zijn geweest. Een jaar later kwam hij in aanvaring met het Huis van Afgevaardigden over het begrotingsrecht met betrekking tot militaire 1822


uitgaven. Dankzij de aanstelling van Otto van Bismarck tot premier slaagde Wilhelm er in om het conflict in zijn voordeel te beëindigen. Hierna hield de koning zich minder met politieke zaken bezig. Hij liet deze zoveel mogelijk over aan zijn eerste minister. Wel probeerde hij zich enkele malen tevergeefs te verzetten tegen de oorlogen die Bismarck voerde. In 1871 werd Wilhelm, nadat hij het Tweede Franse Keizerrijk van Napoleon 111 in de Frans-Pruisische oorlog (1870-1871) had verslagen, in de Spiegelzaal van het Paleis van Versailles tot Duits keizer uitgeroepen. Tijdens de periode dat hij keizer was, werden er verscheidene aanslagen op zijn leven gepleegd. Wilhelm overleed in 1888 in Berlijn op 90-jarige leeftijd. Wilhelm huwde, nadat de onderhandelingen over een huwelijk met zijn geliefde Elisa Radziwi"'! dochter van Antoni Radziwi"'! waren afgebroken, op 11 juni 1829 Augusta van Saksen-WeimarEisenach, een dochter van groothertog Karel Frederik. Uit dit huwelijk werden twee kinderen geboren: Frederik Willem Nicolaas Karel (1831-1888), koning en keizer en Louise Marie Elisabeth (1838-1923), gehuwd met Frederik I van Baden Friedrich 111 Frederik Willem Nicolaas Karel (Potsdam 18 oktober 1831 - aldaar 15 juni 1888), uit het Huis Hohenzollern, was van 9 maart tot 15 juni 1888 als Frederik lil (Duits: Friedrich /ll.) keizer van het Duitse Rijk en koning van Pruisen. Frederik Willem (zoals hij voor zijn troonsbestijging bekendstond) was de zoon van Wilhelm I en Augusta van Saksen-WeimarEisenach, een dochter van groothertog Karel Frederik. Hij trad in 1858 in het huwelijk met prinses Victoria van SaksenCoburg-Gotha, een dochter van koningin Victoria. Zij had een grote invloed op haar echtgenoot. Met de dood van zijn oom Frederik Willem IV werd Frederik Willems vader in 1861 koning en hijzelf kroonprins. Hij bekleedde hoge commandoposten in de Pruisisch-Oostenrijkse Oorlog (1866) en de Frans-Duitse Oorlog (1870-1871 ). Frederik gold als de "liberale hoop" van Duitsland, een gezindheid die zijn positie bemoeilijkte. Hij had een slechte relatie met zijn vader, kanselier Otto van Bismarck en zijn oudste zoon, de sterk door Bismarck beïnvloede latere Wilhelm ll. In 1887 openbaarde zich bij de kroonprins keelkanker, en toen hij na de dood van zijn vader de troon besteeg (9 maart 1888), was hij reeds terminaal. 99 dagen later stierf hij. Frederik Willem noemde zich zowel in zijn hoedanigheid van koning van Pruisen als in die van Duits keizer Frederik /ll. Aanvankelijk had hij zich in aansluiting op de telling van de keizers van het Heilige Roomse Rijk Frederik IV willen noemen (Frederik 111 regeerde 1452-1493), maar Bismarck ontraadde hem dit Hierop besloot hij met de naam Frederik /Il aan te knopen bij de nummering van de koningen van Pruisen (Frederik Il de Grote regeerde 1740-1786). Kinderen: Frederik en Victoria hadden de volgende kinderen: Wilhelm Il (1859-1941) : Charlotte (1860-1919) - gehuwd met 1823


Bernhard 111 van Saksen-Meiningen ; Hendrik (1862-1929) ; Sigismund (1864-1866); Victoria (1866-1929) - gehuwd met prins Adolf van Schaumburg-Lippe ; Waldemar (1868-1879) ; Sophie (1870-1932) - gehuwd met Konstantijn I van Griekenland ; Margaretha (1872-1954) - gehuwd met Frederik Karel van Hessen. Wilhelm Il Friedrich Wilhelm Albert Victor (Potsdam, 27 januari 1859 - Doorn, 4 juni 1941), uit het Huis Hohenzollern, was van 1888 tot 1918 de laatste koning van Pruisen en de derde en laatste keizer van het Duitse Keizerrijk. Hij werd geboren als oudste zoon van keizer Frederik III en diens gemalin Victoria van Saksen-Coburg-Gotha, dochter van de Brrtse koningin Victoria. Als zodanig was hij een kleinzoon van keizer Wilhelm 1, oomzegger van Edward VII en een neef van George Ven tsaar Nicolaas ll. Doordat Wilhelm middels een tangbevalling ter wereld kwam als gevolg van een stuitligging en daarbij zenuwen in zijn schouder werden beschadigd, was hij zijn leven lang licht gehandicapt: zijn linkerarm was zo goed als verlamd en bleef in groei achter ten opzichte van zijn rechterarm. Hij werd in zijn jeugd gekweld door een verpletterend minderwaardigheidscomplex. Zijn moeder beschouwde zijn handicap als walgelijk en schandelijk en ver1<eerde tevens in de overtuiging dat hij ook geestelijk niet helemaal in orde zou zijn. Ze onderwierp de kleine Wilhelm aan een keihard regime van fysieke en intellectuele oefeningen. Ondanks zijn handicap moest hij aan alle activiteiten meedoen en ontving hij, naast onderworpen te worden aan harde massages en alle vormen van 19e-eeuwse kwakzalverij, zelfs elektroshocktherapie. Desondanks ging hij goed vooruit en volgens onder meer George V was hij ondanks zijn handicap een opvallend goed schutter - zij het met een aangepast jachtgeweer. Wilhelm stond ambivalent tegenover het Engelse koningshuis. Hij hield zielsveel van zijn grootmoeder Victoria, maar had een grote hekel aan zijn oom Edward VII. Hij had een mateloze bewondering voor de kracht en macht van het Britse Rijk, maar tevens werd hij verteerd door jaloezie jegens dit wereldrijk. Dit kwam later tot uiting in zijn overspannen vlootpolitiek: Duitsland moest en zou in de toekomst de Britten als zeemacht naar de kroon kunnen steken. Dat dit onvermijdelijk tot politieke spanningen moest leiden ontging hem volkomen. Wilhelm was verlegen, gevoelig en intelligent maar verborg zijn onzekerheid achter een façade van meedogenloosheid, oorlogszuchtigheid en arrogantie. In 1881 trad hij in het huwelijk met prinses Augusta Victoria van Sleeswijk-HolsteinSonderburg-Augustenburg (1858-1921 ). Er gingen ondanks Wilhelms huwelijk echter eveneens roddels over Wilhelms appreciatie van het eigen geslacht. Zijn vriendschap met de biseksuele graaf Philipp zu Eulenberg en zijn (vermeende) neiging jonge knappe officieren persoonlijk billenkoek te geven versterkten deze geruchten. Maar dit kan ook antipropaganda van tegenstanders zijn geweest want directe bewijzen voor deze aantijgingen zijn nooit geleverd. 1824


Wilhelms grote passie waren uniformen. Een andere liefhebberij van Wilhelm was de drijfjacht en dan met name het langzaam doodsteken van reeds aangeschoten wilde zwijnen met een speciaal zwaard, de Saufeder. Tevens was hij dol op zeilen, had hij een heel aardige bariton en componeerde hij zelfs een - door de critici matig ontvangen - opera, Der Sang an Aegidia. Wilhelm had de dood van zijn vader al zien aankomen en had diens hele regeringsperiode van 99 dagen besteed aan het voorbereiden van zijn eigen keizerschap. Keizer Wilhelm was een militarist pur sang en trachtte de Duitse macht (vooral ter zee) en koloniale bezittingen uit te breiden. Een werkelijke constitutionele monarchie (zoals in Groot-Brittannië en Nederland) was Duitsland niet: de rijkskanselier was geen verantwoording schuldig aan de Rijksdag doch slechts aan de Keizer zelf en deze had het recht de rijkskanselier naar believen te ontslaan. Nog geen twee jaar na zijn kroning ontsloeg hij Otto von Bismarck en verving hem door graaf Leo von Caprivi. In Wilhelms regeringsperiode zouden er nog zes kanseliers zijn. Geen van dezen was van huis uit politicus; Wilhelm wilde de opkomst van een nieuwe sterke man als Bismarck voorkomen om zo zelf de handen vrij te hebben. Hij bemoeide zichzelf intensief met de staatszaken maar dit deed het land geen goed: zijn beleid was volstrekt inconsequent en er leek geen persoonlijke filosofie achter te zitten. De keizer schold en tierde over zaken die hem niet bevielen en gedroeg zich in internationale kwesties uitermate tactloos - hij vergeleek het Duitse expeditieleger dat in 1900 werd uitgezonden om mee te helpen de Bokseropstand in China neer te slaan met de horden van Attila de Hun. Hiermee muntte hij de benaming die Duitslands vijanden in twee wereldoorlogen zouden gebruiken voor de Duitsers: huns. Wilhelm stond elke dag om zes uur op om de staatszaken door te nemen, maar gooide officiële documenten en brieven vaak in de prullenbak. Andere zaken las hij vluchtig en voorzag hij van commentaar dat meestal van weinig competentie getuigde. Ondanks Wilhelms houding is het moeilijk te zeggen dat hij de Eerste Wereldoorlog heeft opgezocht, hoewel hij ook weinig deed om deze te voorkomen. Duitsland was een alliantie aangegaan met Oostenrijk-Hongarije (de Tweebond) en Wilhelm moedigde het harde beleid van Wenen op de Balkan aan. Hij verklaarde na de moord op aartshertog Frans Ferdinand in Sarajevo op 28 juni 1914 dat de Oostenrijkers op de onvoorwaardelijke steun van Berlijn konden rekenen. Tijdens zijn zeilvakantie in Noorwegen in de weken die volgden escaleerde de Balkan-crisis tot een Europese oorlog waarbij Duitsland zich geconfronteerd zag met vijanden aan zowel de oost- als de westgrenzen. Tijdens de oorlog was hij ·opperbevelhebber (Oberster Kriegsherr) maar verloor al snel de controle over zijn land en zijn populariteit die trouwens toch al niet erg groot was. Na enkele van weinig competentie getuigende Dienstbefehlen aan zijn commandanten 'bevrijdde' de Pruisische legertop Wilhelm van zijn verantwoordelijkheden en werd Duitsland vanaf toen feitelijk door een militaire junta bestuurd, bestaande uit Von Ludendorff, Von Moltke, Von Hindenburg en andere 1825


hoofdzakelijk Pruissische opperbevelhebbers. De keizer had nog maar te brengen hoewel hij zelf meende nog altijd te regeren. Toen de oorlog op zijn einde liep en de Duitse nederlaag duidelijk in zicht kwam, smeekte kanselier prins Max van Baden Wilhelm troonsafstand te doen om tenminste de monarchie te redden. De sociaal-democraten wilden van Duitsland een échte constitutionele monarchie maken, bij voorkeur onder een kleinzoon van de keizer (Wilhelms oudste zoon, kroonprins Wilhelm, was al even weinig geliefd als zijn vader). Wilhelm weigerde echter pertinent om af te treden en bezegelde hiermee dan ook het lot van de monarchie. In de Novemberrevolutie kondigde prins Max op 9 november 1918 het aftreden van de keizer aan. Wilhelm zag eindelijk in dat zijn positie hopeloos was geworden (de geallieerden wilden hem zelfs arresteren als oorlogsmisdadiger) en koos tenslotte eieren voor zijn geld en ging in ballingschap in het neutrale Nederland. Hij liet korte tijd later 'enkele kleinoden' naar Nederland overkomen, persoonlijke bezittingen uit verschillende van zijn Duitse paleizen: genoeg voor 59 wagonladingen. Tot 1920 leefde hij in Amerongen, daarna tot zijn dood in Huis Doorn bij Utrecht. De Nederlands regering weigerde hem uit te leveren aan de geallieerden en hield vast aan haar neutraliteitspolitiek. De geallieerden waren te oorlogsmoe om een conflict hierover op de spits te drijven. Overigens wilde koningin Wilhelmina niets met de (in de verte nog aan de Oranjes verwante) ex-keizer te maken hebben, en heeft hem zover bekend nooit bezocht in zijn ballingsoord. Haar dochter Juliana en prins Hendrik bezochten hem wel enige malen. De ex-keizer hield zich voortaan bezig met houthakken en met het schrijven van zijn memoires. Na de dood van Augusta Victoria hertrouwde hij in 1922 met de weduwe prinses Hermine von Schönaich-Carolath, geboren prinses Reuss oudere linie. In de jaren '30 had Wilhelm kortstondig de hoop dat de nazi's de monarchie zouden herstellen. Al snel zag hij in dat zij de in 1933 verworven macht niet zouden afstaan en zeker niet aan een schim uit het verleden. Toen de Duitse legers Nederland binnenvielen weigerde hij op het aanbod van de Engelsen in te gaan om bij hen te komen. Hij wilde niet nogmaals "weglopen". Daarbij, zo zou hij gezegd hebben, was hij te zeer aan Doorn gehecht geraakt. In 1940 zond hij een gelukstelegram naar Adolf Hitler in verband met diens zege in Frankrijk. De nazi's steunden hem echter nog steeds niet. Hij stierf op 4 juni 1941 in Doorn - de Duitse bezetters stonden op wacht voor de poorten. Zijn wens om op zijn begrafenis geen swastika's te tonen werd niet ingewilligd. Hitler liet een reusachtige krans bezorgen: de rouwlinten daaraan waren wel degelijk van een swastika voorzien. Hij werd in eerste instantie bijgezet in de kapel op het landgoed, een jaar later in een door hemzelf ontworpen mausoleum in Doorn. Zijn gebalsemde lichaam rust hier nog steeds (2006), maar zal overeenkomstig zijn eigen wens overgebracht worden naar Duitsland - wanneer dit weer een monarchie is. 1826


Kinderen: Wilhelm en Augusta Victoria hadden zeven kinderen: Frederik Wilhelm Victor August Ernst (1882-1951), kroonprins, gehuwd met Cecilia, dochter van Frederik Frans 111 van Mecklenburg-Schwerin ; Wilhelm Eitel Frederik "Eitel Fritz" Christiaan Karel (1883-1942), tegenstander van Hitler, gehuwd met Sophie Charlotte, dochter van Frederik August van Oldenburg ; Adalbert Ferdinand Berengar Victor (1884-1948) ; August Wilhelm "Auwi" Hendrik Gunther Victor (1887-1949), NSDAP-lid, SAObergruppenführer; Oscar Karel Gustaaf Adolf (1888-1958), militair, gehuwd met Ina Marie gravin von Bassewitz; Joachim Frans Humbert (1890-1920), gehuwd met Marie van Anhalt, pleegde in 1920 zelfmoord ; Victoria Louise Adelheid Mathilde Charlotte (1892-1980), gehuwd met Ernst August van Bryriswijk. Wilhelm! (1797-1888) Koning van Pruisen 1861-1888 Duits Keizer 1871-1888 Bronnen Internet: Wikepedia Friedrich 111 (1831-1888) Duits Keizer 1888 Gehuwd met Victoria van Engeland ~ Wilhelm 11, banneling in Doorn, J.A. de Jonge Literatuur Wilhelm Il (1859-1941) Duits Keizer 1888-1918 Gehuwd met 1.Augusta Victoria Van Sleeswijk-Holstein 2. Hermine van Reusz Michiel Rutten met aanvullingen van Jan van Oostveen en Louis Bracco Gartner Silkens, B, S.A. Mulder, A. Ufkes en J. Schoneveld. 2005. Een archeologische begeleiding op plangebied A, locatie Koningshof te Gouda, gemeente Gouda (Z.- H.). Groningen. ARC-publicatie 138. Rapportage te downloaden van www.arcbv.nl. Omdat de NSO (brancheorganisatie voor de sigarenwinkeliers) dit jaar 100 jaar bestaat is er een jubileumboek verschenen getiteld Altijd in de buurt; 100 jaar tabaksdetailhandel in Nederland. Tekst en samenstelling: Jaap Hengeveld. Redactie: Louis Bracco Gartner. De opdracht was om er geen geschiedenisboek van de maken. Wel staat er een tijdbalk in waarin alle belangrijke gebeurtenissen uit die 100 jaar vermeld staan. Het voorwoord is van Jean NeLissen, als rokende reporter en bestaat verder uit 36 artikelen, waaronder een vijftiental interviews over heden en verleden. Het boek in prachtig geïllustreerd met de meest mooie foto's. 112 pagina's. 1827


Click to View FlipBook Version