pijpenmakersbaas. Forsberg verwachtte van hem dat hij 'het arbeidersvolk in alles aangaande, de pijpemakerij behoorlijk [zal] leeren en onderwijsen, gelijk hij ook gehouden zal zijn voor zoo verre als het zulx verstaet om het branden of backen der pijpen te dirigeeren en waarneemen, als meede de noodige fatsoenen of modellen van de pijpeformen te maken en in regten en voorts in alles betreffende de voornoemde pijpefabricq zijn uijterste devoir aan te wenden en te doen 't geene daarbij noodig zal zijn'. Van Kleeff kreeg een gratis woning met 'vrije vuur of brandhouf. Het contract ging in bij aankomst in Stockholm. Zijn salaris werd wekelijks betaald en bedroeg 6 gulden ofwel 24 daalders kopermunt per week in lokaal geld. Als Jacobus op jaarbasis meer dan veertien dagen door ziekte verzuimde, moest hij deze extra dagen aan het eind van zijn contract nadienen. Wie was de in Gouda geboren Jacobus van Kleeff? In de archieven en de literatuur met betrekking tot Aarlanderveen en Alphen, wordt hij niet direct als pijpenmaker genoemd. Wel zijn er aanwijzingen die het vermoeden versterken dat hij zich met dit beroep bezig hield. Zo wordt hij in 17 41 in Alphen als verkoper van brandewijn, jenever en pijpen genoemd. [6] Een meer concrete aanwijzing dat Jacobus van Kleeff pijpmaker was vinden we in 1743, na het overlijden van de Aarlanderveense pijpenmaker Jan Joosten Proost. Op de openbare verkoping van zijn boedel, koopt hij voor 2 stuivers twaalf lege pijpenmanden en voor 3 en 5 stuivers twee lege pijpentonnen. [7] Deze verpakkingsmaterialen werden gebruikt om pijpen naar afnemers te vervoeren. De verantwoordelijkheid die Jacobus in Zweden kreeg, doet vermoeden dat hij in Alphen, of eerder in Gouda, zijn eigen bedrijf heeft gehad of wellicht een leidinggevende functie had bij een pijpenfabriek. In Gouda komen hiervoor twee (voormalige) pijpenmakersbazen met de naam Jacobus van Kleef in aanmerking. De eerste was eigenaar van het merk VK (1672-1724) en de ander van de vos op zijn gat (1712-1729). [8] Het lijkt er op dat een van hen, na stopzetting van zijn bedrijf naar Alphen verhuisde en later naar Stockholm. In Alphen had Jacobus familie die zich ook bezig hield met pijpenmaken. Op de veiling van de boedel van Proost komen we namelijk ook de Aarlanderveense pijpenmaakster Pietertje Kobus van Cleeff tegen, die voor 15 stuivers een koperen pijpenvorm kocht. Pietertje werd in 1682 in Gouda geboren en vertrok naar Aarlanderveen waar ze in 1728 trouwde. [9] Zij 1923
was mogelijk een zus of nicht van Jacobus. Haar ouders waren Jacob(us) Jacobsz van Kleef en Marij Krijnen. [1 O] Haar vader was eigenaar van het merk IVK, dat hij in 1704 overdeed aan zijn zoon Pieter Jacobsz. [11] Olaf Forsberg, de nieuwe werkgever van Van Kleeft, had in 1739, samen met Olaf Aspegren, het koninklijke privilege voor een pijpenfabriek in Zweden verkregen. In dat jaar kochten de compagnons ook de ruim dertig jaar oude fabriek van Carl Aspegren, de vader van Olaf, waar Jan Joosten Vertin had gewerkt. De samenwerking tussen Forsberg en Aspegren eindigde in 1742, waarna Aspegren elders voor zichzelf begon. Forsberg was rond het midden van de 18de eeuw een van de grootste pijpenfabrikanten van Zweden. Hij had fabrieken in Södermalm en Marieberg in het zuiden van Stockholm. Afb. 2: Enkele modellen uit de fabriek van OlofForsberg. Uit: Loewe 1990, p.84 In 1742 had hij 46 werknemers op de loonlijst en in 1752, toen de concurrentie begon op te komen en de productie ging dalen, nog maar 34, 1924
waaronder 2 meesters (meesterpijpenmakers), 8 gezellen, 3 leerlingen en 21 overige werknemers. [12] Van Kleeff zal een van deze meesters geweest zijn. In de periode januari 1741 tot en met juni 1742 werd in de fabriek van Forsberg 3.405 gros (490.320 stuks) of gemiddeld 189 gros (27.216 stuks) per maand gemaakt en in de periode juli 1742 tot en met december 1743 nam de productie toe tot 11.426 gros (1.655.344 stuks) of gemiddeld 635 gros (91.440 stuks) per maand. [13] De in Zweden geproduceerde pijpmodellen Begin 1700 werd de Zweedse pijpenmarkt vooral voorzien door producten uit Engeland. Jonas Alströmer, een Zweedse zakenman die in Engeland had gewoond en later in Zweden een pijpenfabriek oprichtte, schreef niet positief over de kwaliteit van de Engelse pijp waarvan een belangrijk deel naar Noorwegen en Zweden werd geëxporteerd. [14] In deze periode was de Zweedse pijpenindustrie nog in de beginfase, terwijl in Nederland en Engeland al een enorme productie bestond. Nadat in 1708 de eerste Zweedse pijpenfabriek werd geopend zal de import van kleipijpen zijn gedaald, ten gunste van de eigen productie. Ook zien we later in de 18de eeuw een verschuiving ten opzichte van het land van herkomst. Zo kwam in 1738 nog circa 70 % van de geïmporteerde klei pijpen uit Engeland en 30 % uit Nederland, terwijl acht jaar later circa 10 % uit Engeland kwam en 90 % uit Nederland. [15] Gezien bovenstaande is het begrijpelijk dat Zweedse pijpenmakers hun producten een Engels ketel-model gaven, immers hier was men het meest mee bekend en het was het meest gangbare model. De populariteit van deze pijpen valt ook op te maken uit de export van Gouda naar de Scandinavische landen, die voor een groot deel bestond uit de op Engelse modellen gebaseerde kromkop pijpen. Een enkele keer wordt in Zweden een poging ondernomen om een Nederlands model na te maken, zoals een pijp met een vorm tussen ovoide en kromkop, ter gelegenheid van de revolutie in 1772. [16] Ook bij deze pijp blijkt weer de voorkeur voor het Engelse model. De pijpvondsten in Zweden doen vermoeden dat, na de komst van de Nederlandse pijpmakers, het modellen aanbod niet veel veranderde en er weinig of geen Goudse modellen uit de fabriek van Forsberg kwamen. 1925
Noten: 1 Roessingh 1976, p.424-425. 2 Stadsarchief Amsterdam, Notarieel Archief, Notaris David Walschaart, inv. 5814, p.897- 900, Dienstcontract tussen Jan Joosten Vertin en de heren Aspegreen en Andersin, 10 september 1710. 3 Bonds 1985, p.14. 4 Loewe 1990, p.47. 5 Stadsarchief Amsterdam, Notarieel Archief, Notaris Benjamin Phaff, inv.nr. 10249, akte 915, 26 september 1749, Contract tussen Charles Frederick Bagge en Jacob van Kleeff. 5 Stadsarchief Amsterdam, Notarieel Archief, Notaris Benjamin Phaff, inv.nr. 10249, akte 915, 26 september 1749, Contract tussen Charles Frederick Bagge en Jacob van Kleeff. 6 Van der Meulen 1986, p.97. 7 Streekarchief Rijnlands Midden, Alphen aan den Rijn. Oud Rechterlijk Archief Aarlanderveen, inv.nr. 85, Boedelpapieren 1742-1758: Extract uijt het schuldeboek van Jan Joosten Proost, overleden onder Aarlanderveen den 19e October 1743. 8 Duco 2003, p.216. 9 Van der Meulen 1986, p.86. 10 Doopregister St. Janskerk Gouda, doopinschrijving Pietertje van Kleeff, 18 sept. 1682. 11 Duco 2003, p.26. 12 Bonds 1985, p.18-19. 13 Loewe 1985, p.24. 14 Bonds 1980, p.274-275. 15 Bonds 1980, p.274 en noot 9. 16 Duco Pijpelijntjes,jaargang X, nr. 4, 1984, p.15-16 Literatuur: Bonds, G., Clay pipes from Ryssviken (Clay pipe factories in Stockholm) Examination based on finds of clay pipes by a shore in Stockholm without <ligging. In: (P. Davey, ed.) The Archaeology of the Clay Tobacco Pipe IV. Europe !. BAR international series 92. Oxford, 1980, p.273-298. 1926
Bonds, Gunvor, Pipbruken i Stockholm. In: Kritpipor. Historien kring ett fynd vid Södermalmstorg. Trängsund 1985, p 11-22. Duco, Don, Een pijp als herinnering aan de revolutie. Pijpelijntjes, jaargang X, nr. 4, I 984, p.15-16. Duco, D.H., Merken en merkenrecht van de pijpenmakers in Gouda. Amsterdam 2003. Loewe, Walter, Olof Forsberg-pipfabrikör. In: Kritpipor. Historien kring ett fynd vid Södermalmstorg. Trängsund 1985, p23-30. Loewe, Walter, Petum Optimum. A book on tobacco in Sweden /rom the beginning of the 11" century until modern times. Boräs 1990. Meuten, J. van der, De "Gouwenaars" van Alphen aan den Rijn. Een onderzoek naar tabakspijpenmakers en hun produkten. Alphen aan den Rijn, 1986. Roessingh, H.K., inlandse tabak. Expansie en contractie van een handelsgewas in de 11' en 18" eeuw in Nederland. Wageningen, 1976. LITERATUUR RUBRIEK Michiel Rutten Naar aanleiding van de tentoonstelling "Opium, De kunst van verloren collecties" in De Kunsthal in Rotterdam is een supplement verschenen met de titel " Een aantal van de mooiste opiumpijpen en opiumparafernalia in meer dan vijftig jaar wereldwijd verzameld" met als subtitel "Autobiografie" door Cees HOGENDOORN. In dit gebonden boek van 40 pagina's een aantal fraaie foto's van in De Kunsthal geëxposeerde opiumpijpen en andere attributen uit de verzameling van de auteur. De tekst zelf gaat eerst over de start en groei van de verzameling van de auteur, maar al snel over recente persoonlijke lotgevallen van de auteur die, hoewel schrijnend, niets van doen hebben met het onderwerp Opium(gebruik). De lezer kan zich welhaast een voyeur voelen. Het supplement is verkrijgbaar bij De Kunsthal voor € 20,-; ISBN 978-90- 811663-1-7. Steven MARTIN publiceerde "The art of opium Antiques" waarin, evenals in de boeken van Bertholet en Duco (zie vorige PKN-nummer), wordt ingegaan op de culturele en sociale aspecten van opiumcultuur en -gebruik en de kunst van de utensilia daarvoor. Rijk geïllustreerd met foto's van pijpen, parafernalia enz., hoofdzakelijk uit de collectie van de auteur. Deze 1927
uitgave van 126 pagina's is in 2007 verschenen bij Silkworm Books in Thailand, ISBN 10: 97 4-9511-22-0 en is te bestellen via [email protected]; de prijs is schappelijk: € 26,93 inclusief porto. En nu (de kunst rondom en van) het opiumroken kennelijk zo in de belangstelling staat: in de pocketreeks Pinguïn Classics verscheen in 2003 een geredigeerde versie van Thomas de QUINCEY's boek "Confessions of an English Opium-Eater and other writings" waarin de auteur (in 1821 ! ) op indringende wijze zijn ervaringen met opiumgebruik beschrijft; 296 blz.; ISBN 13: 978-0-140-43901-4; Verkrijgbaar voor€ 11,95. In Pipes en Tobacco van zomer 2007 (pagina 28 e.v.) een artikel van Ben RAPAPORT met de titel "The smoking life: 19th-century music, literature and the pipe". Hierin wordt uitvoerig ingegaan op het verschijnsel van zgn. rookconcerten zoals vooral in de laatste decennia van de 19e eeuw werden georganiseerd in Engeland. Een curieus sociaalcultureel fenomeen. Van de Society for Clay Pipe research verscheen Newsletter 71 (zomer 2007, de SCPR is dus weer helemaal "bij"). Hierin onder veel meer een artikel van Felix van TIENHOVEN (Metal tobacco pipes: more questions than answers), de auteur hield hierover najaar 2006 ook een lezing voor de PKN; Chris JARRETT schreef over in Londen gevonden Ottomaanse pijpen en Andre Leclaire over het gebruik van lauriertakken als pijpdecoratie in Saint-Quentin-la-Poterie. Op de voorpagina van Heemschut, Tijdschrift van de bond Heemschut (Nieuwezijds Kolk 28, 1012 PV Amsterdam), van augustus 2007 een prachtige foto van een bewaard gebleven tabaksschuur in Amerongen en ook op blz. 41 v. enkele foto's van dergelijke schuren. Naar aanleiding van de gelijknamige tenstoonstelling over de sigaren- en tabaksindustrie in het Stadsmuseum Steenwijk verscheen een toelichting door J.BEKHOF en drs. H.SPREEN "In rook opgegaan" . Hierin wordt kort ingegaan op de geschiedenis van de tabak en de sigarenfabricage en wordt een overzicht van Steenwijkse tabaks- en sigarenfabrikanten gegeven. Met iets meer gegevens over Steenwijkse fabrikanten dan de tentoonstelling zelf biedt, maar nog steeds alleen wat verbrokkeld gepresenteerde gegevens; juni 2007, 36 pagina's; te verkrijgen bij het Stadsmuseum voor slechts € 1,- . 1928
Zeer goed gerookte pijp gemaakt door Cascq & Cailleau in Berlaimont (Noord-Frankrijk) na 1875. Produkt uit een driedelige mal en daarna zeer fijn met de hand afgewerkt met name ogen, baard en snor. Coll:R. de Haan Beide pijpen zijn gemaakt door A Peyrau, een Franse immigrant die zich vestigde in New York. Ze zijn volledig met de hand gevormd en uitermate originaal van uitvoering. Datering rond 1892. Coli: R. de Haan
1 PIJPELOGISCHE KRING NEDERLAND Kwartaalblad voor de pijpenverzamelaar en onderzoeker Jaargang 30, nummer 119 Januari 2008
Colofon Abonnement Jaargang: 1 Juli t/m 30 Juni Nederland: €16,- per jaar Buitenland: €22,- per jaar Betaling Postgiro 3823478 t.n.v. PKN Verschijningsdata Juli, Oktober, Januari en April Deadlines kopij Zes weken voor verschijning Merk overgenomen door Turmac tussen 1960-1966 Doosje met 25 ovale Egyptische cigaretten Blikverpakking ca.1925, inh. 25 cigaretten vervaardigd door Waldorf Astoria in Munchen-Stuttgart Op de voorpagina: Kop van een waterpijp gemaakt van Tophane aardewerk en afgewerkt met goud. Ca. 1860. De kop is versierd met zowel rolstempels als gewone stempels. Het merk van de pijpmaker staat in het midden. www.tabakspijp.nl [email protected] Kwartaalblad voor de pijpenverzamelaar en onderzoeker. ISSN: 0924-4158 Auteurs zijn verantwoordelijk voor hun bijdragen
l 30ste JAARGANG NR. 119 JANUARI 2008 1 Inhoud .......................................................................... 1929 Boedels van pijpenmakers .............................................. 1930 Tabaksmuseum Kampen gesloten ........................... ....... 1934 Visje van Joris Hoogendijk ............................................. 1935 Mededelingen van de werkgroep kleipijpen ...................... 1936 Turkse kleipijpen gemaakt in Tophane ............................. 1938 Nieuws van 50 jaar geleden ............................................ 1942 Ontwikkelingen binnen de PKN ...................................... 1943 Turmac (deel 1) ............................................................. 1944 Beroemdheden vereeuwigd in hardrubber pijpen ............. 1949 Uit de collectie van Arjan de Haan .................................. 1955 Literatuursignalementen ................................................ 1956 advertentie Baai-tabak 1924 1929
Boedels van pijpenmakers Hans van der Meulen Door een samenloop van omstandigheden kwam mij ter ore dat er een boedelbeschrijving bestaat van de goederen van pijpenmaker Willem Britsman (18). Willem behoort, samen met Nicholas Claverly, tot de eerste groep Engelsen die zich in 1609, vanuit Amsterdam, vestigen rond de Pieterskerk in Leiden. In 1620 scheepten een aantal zich in op de Mayflower om de Atlantische oceaan over te steken. Zij zullen als Pilgrim Fathers de geschiedenis ingaan. Verre nazaten van deze emigranten, zelfs president Bush sr, komen naar Leiden om in het gemeente archief naar hun "roots" te zoeken. De doopnaam van Willem is vermoedelijk Bridgeman en niet Britsman, de fonetische verbastering lijkt logisch. Willem is in 1609 25 jaar oud en als wever werkzaam in de lakenindustrie (19). Het jaar daarop trouwt hij met Marytgen Hendricxdr, die in hetzelfde jaar overlijdt. Weer een jaar later trouwt hij met Jannetgen Jans Jongebloeds en zij krijgen twee kinderen, namelijk Susannetgen en Johannes. In 1617 blijkt Willem nog als fusteinwerker zijn kost te verdienen en koopt voor 8·75 gulden een huis aan de noordzijde van de Langegracht (20). Kort na de aankoop van zijn huis moet hij met het pijpen maken zijn begonnen. Na ongeveer 2 jaar ontstaan echter grote financiële problemen, waardoor hij zijn huisraad en gereedschap moet verkopen (18). Het gereedschap dat tot de pijpenmakerij behoort, is in tabel 1 opgenomen. Het is duidelijk een één mans onderneming geweest, waarbij mogelijk andere leden van het gezin hebben meegeholpen. De verkoop van de totale boedel levert honderd drieënvijftig gulden en tien stuivers op. Vergeleken met de opbrengst uit latere boedelverkopen, zal het gereedschap hoogstens 25 gulden hebben opgeleverd. Hoewel Willem zijn werktuigen heeft verkocht staat hij in 1620 nog vermeld als pijpenmaker. Wel is duidelijk dat hij in die periode omschakelt naar de handel in tabak. Willem blijkt later ook nog als brandewijnbrander wat te verdienen, om uiteindelijk als herbergier, in 1635, te overlijden (21 ). Het is aannemelijk dat veel pijpenmakers, in de eerste helft van de 17de eeuw, nog andere bronnen van inkomsten hadden, zoals b.v. het verkopen van tabak, anders zouden ze nauwelijks bestaansrecht hebben. Hoeveel pijpen kan een dergelijke klein bedrijf per dag maken? In een akte uit 1617 beweert Arthur Stanten, de knecht van Nicholas Claverly, dat hij veertien dagen nodig heeft om 10 tot 12 dozijn fijne pijpen te leveren à 5 groot ( 5 x ½ stuiver) per dozijn (24). Het is niet zo dat de productiecapaciteit zo laag ligt, want een ervaren kaster kan 10 gros korte pijpen per 1930
dag maken. We moeten er rekening mee houden dat het geschikt maken van de klei enige dagen kost en dat tussen de verschillende handelingen, b.v het maken van de rollen, de afwerking en het bakken, de pijp enige dagen moet drogen. Als we het gereedschap van Nicholas Claverly en Willem Britsman vergelijken valt op dat beiden meerdere nijptangen bezitten, maar dat geen melding wordt gemaakt van een bankschroef (zie tabel 1 ). Het lijkt dan ook aannemelijk dat zij een nijptang gebruiken om de overtollige klei uit de vorm te persen. We moeten hierbij niet denken aan de hedendaagse tang maar een exemplaar waarbij de bek verder open kan (25). Ook de hamers die vaak in de boedelbeschrijvingen voorkomen zullen tot het gereedschap van de pijpenmaker gerekend moeten worden. Ze worden gebruikt om de brokken klei fijn te maken, zodat het weken van de brokken klei in de tobbe sneller kan verlopen. Er zijn helaas niet veel inventarissen gepubliceerd, bovendien zijn ze vaak onvolledig. Als we echter de boedels uit de 17de en 1 gde eeuw op een rijtje zetten valt op dat het aantal vormen per pijpenmaker in het begin minimaal is. Na 1700 treedt een schaalvergroting op en hebben de bedrijven :,s19 Leiden"E(1?") '--+.-,-- ~lem BritsmQn !1632 GOÛCÎÖ(14) 3 - 18 gros 8) 2 3 koper 11 50 gros ) 15 koper 11 koper + 64 lange 86 korte 7 koper 102 gros 16 20 ton_r D stukken 1 enige ' 5 7 5 tonnen 18 ton tering 52 48 tonnen 14 1109 ! ; 2 138 ! 1100 kor1e !eo lange i4 166 ! 69 377 1 88 ijzeren t1outen j10 j :13 ;8 j ( 121 2 lange 5 korte r 1+ i {3 m,·mdjes 6 ! droogstokken ? 11 ton : 10nnen 18 tonnen klopbari< )1 2 molndjes 3 rolp1anken klopbaric 33 werkplorften )onnen merken i26 tonnen )48 mandjes ,4 s.-toppB's 5 i1 0 tonnen 43 rolplarll:en jsets !20 mandjes 7 merken )90 vaten 1 i meerdere werknemers in dienst. Dit zal te maken hebben met een grotere concurrentie en de gestegen vraag. Bij de kleine bedrijven is het aantal 1931
bankschroeven gelijk of iets minder dan het aantal vormen. Zodra meer dan 15 vormen aanwezig zijn blijft het aantal schroeven duidelijk achter. Dit komt waarschijnlijk omdat men dan een groter assortiment heeft en niet alle typen pijpen gelijktijdig worden geproduceerd. Over de waarde van het gereedschap zijn slechts summier gegevens beschikbaar. In 1632 verkoopt Willem Claverly aan Willem Reijnolds 2 bankschroeven, 3 vormen, 5 tonnen pijpaarde en 18 gros pijpen voor f 74,- (22). Het is moeilijk om uit deze beschrijving de prijs van een individueel stuk gereedschap te bepalen, omdat de prijs van de pijpen voor een groot deel de uiteindelijke koopsom heeft bepaald. Een beter inzicht biedt een akte uit 1669, die handelt over een geschil tussen Willem Teeck uit Gorinchem en collega Jan Janssen (23). Willem Teeck eist de teruggave van een ijzeren schroef en twee koperen vormen ter waarde van f 14,- . Bij de boedelverkoop van Jan Joosten Proost (6) wordt per voorwerp geboden, waardoor we meer te weten komen over de prijzen van de gereedschappen. We moeten ons echter wel realiseren dat het hier om 2de hands goederen gaat en dus de staat waarin het voorwerp verkeert bepalend is voor de geboden prijs. De prijs wordt weergegeven in guldens, tussen haken staat de huidige waarde, omgerekend in euro's. Tabel 2:Prijzen van pijpenmakersgereedschap voorwerp minimum maximum prijs prijs koperen vorm 0.70 (70) 1.30 (130) bankschroef kort 0.75 (75) 2.10 (210) bankschroef lang 5.65(?) (565) handgereedschap (trimmes, snoeier e.d.} 0.35 30) glaasstenen (geen aantal vermeld} 0.15 (15) 0.70 (70) planken met goten (afhankelijk van de 0.15 (15) 0.42 (42) lengte?) rolplank 0.03 (3) 0.05 (5) pijpenpot 0.22 ( 22) 0.25 (25) mandje (verpakking) 0.01 ( 1) ton 0.10 (10) 0.30 (30) ton klei 1.65 (165) merk (stempel?) 0.43 (43) Als we deze prijzen van de vormen en bankschroeven vergelijken met de bedragen die door Willem Claverly en Willem Teeck worden gevraagd is er een groot verschil. Mogelijk heeft dit te maken met conditie van de 1932
aangeboden waren en / of is het gereedschap door een groter aanbod in prijs gedaald. Het is helaas niet bekend hoe de prijzen van gebruikte gereedschappen zich verhouden tot de nieuwprijs. Noten: 1. Gemeentelijke Archiefdienst Leiden (GAL). Willem Britsman 1619, Rechterlijk Archief (RA) 84G fol.64 2. GAL Nicholas Claverly 1618, Oud Notarieel Archief (ONA) 204 fol.95 J. van der Meulen, Pijpelogische Kring Nederland (PKN) 22• jrg. nr.86, blz. 1146 3. GAL Garbrant Hendricxz Gerloff 1649, ONA 558 fol. 40 GAL ONA 558 fol. 19 J. van der Meulen, PKN 22• jrg. nr.87, blz. 1170 4. J. van der Meulen, 1986, De "Gouwenaars" van Alphen aan den Rijn. blz. 19 5. J. van der Meulen, 1986, blz. 20 6. J. van der Meulen, 1986, blz. 27 Algemeen Rijksarchief Den Haag. RA Aarlanderveen nr.85, 21 okt 1743 7. J. van der Meulen, 1986, blz. 39 8. D.H. Duco, 1981, Bar International Series 106(ii). blz. 208 A. Carmiggelt, 1988, De geschiedenis van de Leeuwarder tabakspijpenmakers. blz. 17, 18 9. A. Carmiggelt, 1988a, Deventer. In: De kleipijp als bodemvondst. blz. 39, 40 A. Carmiggelt, PKN 7• jrg. blz. 56 10. J. van der Meulen, 1992, Tabakspijpennijverheid in Gorinchem. blz. 28 11. J. van der Meulen, 1992, blz. 34 12. P.K. Smiesing en J.P. Brinkerink, 1988, Onder de rook van Utrecht. blz. 43 13. T. Baas, PKN 15° jrg. nr. 60, blz. 489 J.P.A.M. Engelen, 2003, Onderzoek naar de kleipijpenindustrie in Maastricht. blz. 13 14. D.H. Duco, 1981, blz. 185 15. D. Duco, 1978, Goudse Pijpen. blz. 17 16. H. Tupan, PKN 2• jrg. nr.8, blz. 5 17. B. van der Lingen, PKN 23• jrg. nr.89, blz. 1211 18. J. D. Bangs, 1989, The Pilgrims and other English in Leiden records. Same new Pilgrim documents. Register 143, blz. 210, 211 RA 84G fol. 64 29 mei 1619 19. J. D. Bangs, 1985, The Mayflower Quarterly, vol.51, blz. 161 20. J. D. Bangs, 2000, The New England Historica! and Genealogical Register. Pilgrim homes in Leiden. vol.154, blz. 433 21. J. van der Meulen, PKN 21• jrg. nr.84, blz. 1100 22. D. H. Duco, 1981, Bar International Series 106(ii). blz. 285 23. J. van der Meulen, 1992, Tabakspijpennijverheid in Gorinchem. blz. 43 24. GAL Nicholas Claverly 1617 ONA 129 nr.24 25. J. Baart, 1977, Opgravingen in Amsterdam. blz. 484 afb. 934 Literatuur: J. Baart, 1977, Opgravingen in Amsterdam. Fibula-Van Dishoeck, Haarlem J. D. Bangs, 1985, The Mayflower Quarterly, vol.51 J. D. Bangs, 1989, The Pilgrims and other English in Leiden records. Same new Pilgrim documents. Register 143 J. D. Bangs, 2000, The New England Historica! and Genealogical Register. Pilgrim homes in Leiden. vol.154 A. Carmiggelt, 1988, De geschiedenis van de Leeuwarder tabakspijpenmakers. PKN uitgave A. Carmiggelt, 1988a, Deventer In: De kleipijp als bodemvondst. PKN uitgave 1933
D. Duco, 1978, Goudse Pijpen. Amsterdam D.H. Duco, 1981, The Archaeolgy of the Clay Tobacco Pipe. Bar International Series 106(ii) J.P.A.M. Engelen, 2003, Onderzoek naar de kleipijpenindustrie in Maastricht. PKN uitgave J. van der Meulen en H. Tupan, 1980, De Leidse tabakspijpmakers in de 17° en 18° eeuw. Stubeg, Hoogezand. ISBN 9065230017 J. van der Meulen, 1986, De "Gouwenaars" van Alphen aan den Rijn. Repro-Holland bv, Alphen aan den Rijn J. van der Meulen, 1992, Tabakspijpennijverheid in Gorinchem. PKN uitgave J. van der Meulen. 1999, Leidse pijpenmakers ten voeten uit. In: PKN 21• jrg. nr.84, 22• jrg. nr.86, 87, 88, 23° jrg. nr.89 P.K. Smiesing en J.P. Brinkerink, 1988, Onder de rook van Utrecht. Stichtse Historische Reeks/ De Walburg Pers Tabaksmuseum Kampen gesloten foto: http://www.stedelijkemuseakampen.nl 1934 Kaalslag in tabacologisch museumland gaat door. Het Tabaksmuseum in Kampen, dat 26 jaar geleden is ontstaan om het verleden van Kampen als tabaks- en sigarenstad levendig te houden, houdt er per 1 januari 2008 mee op. Oorzaak is het teruglopende bezoekersaantal. bron: Het Parool, 17-11-2007 De gemeente Kampen is in gesprek met partijen over een mogelijke doorstart van het Tabaksmuseum. Dat heeft het college van B&W van Kampen bekend gemaakt. Het 26 jaar oude tabaksmuseum zou per 31 december dichtgaan, omdat het kampt met tegenvallende bezoekersaantallen. Volgens sigarenfabrikant Klaphake, die het museum beheert, komt dat door het verouderde en stoffige imago van het museum. Het museum herbergt een schat aan relikwieën die een beeld geven van de geschiedenis van Kampen als tabaks- en sigarenstad. bron: RTV Oost 22-11-2007
Visje van Joris Hoogendijk Aad Kleijweg Verzamelaars van kleipijpen kennen ze wel: de gekroonde vis pijpjes uit Gorinchem, Schoonhoven, Utrecht en Gouda. Er zitten veel uiterlijke verschillen in de visjes als we ze gaan vergelijken. Er zijn dikkere, magere, met een grote of kleine kop. Soms hebben ze stekels en lijken op een stekelbaarsje. Er wordt veel gespeculeerd of het nu een zalm of een snoek voor moet stellen. Zelf houd ik het maar bij gekroonde vis totdat er duidelijkheid over is ontstaan. Bij de inventarisatie Schoonhoven kreeg ik er één onder ogen die duidelijk afwijkt. In dit geval is er geen rondvis afgebeeld, maar een platvis wat mogelijk een tong of schar voor moet stellen. Hij is zo fraai uitgevoerd dat het de moeite waard is hem in het blad te publiceren. Het is een ovoïde pijpje met boven het kroontje de initialen IHD van de pijpenmaker Joris Hoogendijk. Deze pijpenmaker was voornamelijk actief in de tweede helft van de 18e eeuw mogelijk tot zijn overlijden in 1785. 1 a Collectie Lia Schouten 1 b Schoonhoven 2a Ovoïde 2b Gekroonde tong of schar IHD 2c -/- 2d - 2e Niet geglaasd 2f Gebotterd 2g Geen radering rond ketelopening 2h - 3a - 3b - 3c - 4 1750-1785 5 Schoonhoven 6 Joris Hoogendijk 7 Afbeelding: pijpenkop uit de collectie van Lia Schouten. Zie voor resultaat inventarisatie Schoonhoven de PKN-site bij de link werkgroepen. Mocht u een bijdrage kunnen leveren, dan horen wij dat graag. 1935
Mededelingen van de Werkgroep Kleipijpen Aad Kleijweg Op de Website en in het PKN blad van juli 2007 is een oproep geplaatst aan de leden om een bijdrage te leveren aan de inventarisatie Schoonhoven. Deze inventarisatie loopt boven verwachting goed. Daardoor hebben we nu een groot aantal pijpjes met merken in het bestand kunnen opnemen. Het resultaat tot nu toe is te bewonderen op de website van de PKN www.tabakspijp.nl bij de rubriek Werkgroepen. Degenen die tot nu toe een bijlage hebben geleverd zijn Lia Schouten, Ewout Korpershoek, Arthur Schellingerhoud, Jos Engelen, Peter Bakker, Dick Pons, Freek Mayenburg, Jan van Oostveen, Fred Tijmstra, Aad Kleijweg, Pieter de Breuk en Michiel Hendriksen (de laatste twee zijn geen PKN-lid). Er lopen nog afspraken om de verzameling van Louis Bracco Gartner en Ruud Stam door te nemen. Verder heeft Lia Schouten contacten in Schoonhoven gelegd waar ook nog het één en ander van te verwachten valt. Bij dezen willen we degenen die tot nu toe hebben meegewerkt aan de inventarisatie en degenen die daarvoor een toezegging hebben gedaan bedanken. iedereen die denkt nog een bijdrage te kunnen leveren aan onze inventarisatie Schoonhoven is van harte welkom. Brainstorm sessie Naar aanleiding van inventarisatie Schoonhoven, het vele werk en de vele mailtjes, leek het ons zinvol om eens de koppen bij elkaar te steken om met elkaar van gedachten te wisselen. Inmiddels heeft deze bijeenkomst plaats gevonden in Tiel ten huize van Jan van Oostveen op zaterdagmiddag 10 november. Aanwezig waren Lia Schouten, Ruud Stam, Aad Kleijweg en Jan van Oostveen die als goed gastheer zorgde voor de koffie en thee begeleid door koekjes en chocolade. Na eerst wat over onze interessante hobby's gepraat te hebben gingen we over naar het doel waarvoor we gekomen waren. De agendapunten die het gesprek structuur moesten geven waren: 1. Inventarisatie Schoonhoven; status en vervolg 2. Hoe verder na inventarisatie Schoonhoven 3. Communicatie binnen de PKN 4. Archiefonderzoek 5. Bijzondere bodemvondsten 6. Nieuwe literatuur 7. Vervolgafspraak 8. Aanvullend 1936
1. De inventarisatie wordt gecontinueerd want er is nog veel werk te doen. Ook is er gesproken wat te doen met alle verkregen informatie. De voorkeur gaat uit naar een boekvorm. Dit wordt een agendapunt als we het stadium bereiken het idee te hebben dat er niet veel aanvullingen meer te verwachten zijn. 2. Hebben we zeker plannen over, maar we willen de zaken gefaseerd afwerken en dit komt pas echt aan de orde na de inventarisatie Schoonhoven. 3. Daar zijn deze mededelingen een voorbeeld van. 4. Ruud Stam vraagt zich af wie zich momenteel binnen de PKN nog bezig houdt met archiefonderzoek. Tevens plaatsen wij hier de oproep: wie zouden zich met archiefonderzoek bezig willen houden? 5. Lia Schouten had een zeer bijzonder item bij zich waar we hier niet verder op ingaan omdat we er nog over willen publiceren. 6. Ruud Stam vermeldde dat er vanuit Noorwegen iets was waarin diverse Nederlandse en Engelse kleipijpen in worden besproken. Jan vroeg aan aanwezigen wie er al in het bezit waren van Het Eiland, een archeologisch rapport over tabakspijpen uit Zwolle. Hij had nog een aantal exemplaren over en kon daar de aanwezigen mee verblijden. 7. Het samenkomen is als een succes en zinvol ervaren. Vandaar dat er een afspraak is gemaakt voor 9 februari 2008 van 14.00 uur tot 16.00 uur bij Ruud Stam te Leiden. Tevens wordt dan een poging gedaan een deel van zijn verzameling voor de inventarisatie te fotograferen. Uiteraard hopen wij bij de volgende samenkomst van deze werkgroep een groter aantal geïnteresseerden erbij te betrekken. 8. Binnengekomen idee/verzoek van Arthur Schellingerhoud. Er zou eigenlijk 1 website moeten zijn over kleipijpen in plaats van meerdere en dan bij voorkeur bij de PKN. Het is een te waarderen wens, maar lastig realiseerbaar. Aad geeft aan dat zijn site een catalogus is van zijn eigen verzameling en probeert mooie afbeeldingen te laten zien. Zijn verzameling beperkt zich tot Nederland. Jan streeft het doel na een zo'n compleet mogelijk overzicht te verschaffen van welke merken er gebruikt werden en neemt daarbij ook andere Europese landen onder handen. Op de site van Freek Mayenburg zijn mooie afbeeldingen, begeleid door interessante artikeltjes. De insteek bij de PKN site zal in de toekomst zijn om meer in een bredere zin de interesses aan bod te laten komen. Hierbij denken we dan aan tabacologie en tabakshistorie. Aanwezigen vinden dan ook dat de verschillende sites een mooie aanvulling op elkaar vormen. Misschien is het wel een aardig idee om de sites van de leden vanuit de PKN site bij elkaar te plaatsen zodat ze makkelijker toegankelijk worden. 1937
Turkse kleipijpen gemaakt in Tophane. Arjan de Haan Het Tophane district in Istanboel (Turkije) staat bekend om zijn hoge kwaliteit aardewerk gemaakt van een dieprode klei dat vaak versierd met zilver of goud. De naam die door de turken gegeven is aan deze producten is "Tophane lüle" hetgeen letterlijk betekent "Tophane pijp". Dit is te verklaren doordat deze producten altijd door kleipijpenmakers gemaakt zijn. Dit artikel beoogt enig inzicht te geven in zowel de producten alsmede de productie van deze pijpen. Turkse geschiedkundigen zijn het er niet over eens wanneer tabak werd geïntroduceerd in Turkije. De meest genoemde jaren zijn 1600 en 1606. Ook is het onduidelijk of de eerste kleipijpen in Turkije zijn gemaakt voor of na de introductie van tabak in de regio. Het is waarschijnlijk dat al voor het begin van de zestiende eeuw pijpen in gebruik waren voor het roken van hasj en opium, maar er is geen tastbaar bewijs voor deze veronderstelling. Wel is zeker dat na de introductie van tabak de productie van kleipijpen een vlucht nam. Kleipijpen zijn gemaakt in heel Turkije maar geen stad heeft zich zo toegelegd op pijpenmaken als Lüleburgaz hetgeen betekent "pijp-burcht". Hoewel Lüleburgaz bekend staat om zijn grote aantal pijpenmakers en de export naar Europa, staat Tophane bekend om zijn verfijnde en kwalitatief hoogwaardige pijpen. Op het hoogtepunt van de handel bevonden er zich in Tophane zo'n 60 pijpenmakers. De Turkse koffiehuizen speelden een belangrijke rol in het verspreiden van het tabakroken. Het was dan ook een alledaags gezicht om iemand zowel een kopje koffie als een pijp te zien gebruiken, en velen deden dit niet alleen in de koffiehuizen maar ook thuis. Aangezien protocol een belangrijk aspect was in het alledaagse Turkse leven, was het niet ongewoon om in de huizen van de adel personeel tegen te komen met taken als pijp-drager en pijp-aansteker. Roken werd echter niet altijd gezien als een positief en gezond tijdverdrijf en veel sultans verboden het roken. In sommige gevallen kon men zelfs de 1938
doodstraf krijgen als men werd betrapt op het roken. Een beroemd verhaal ging over een sultan die zelf op straat zou zoeken naar rokers. Eenieder die hij betrapte werd ter plekke onthoofd. Niets kon echter de opkomst van het roken stuiten en in de 19e eeuw was het volledig geaccepteerd. Niet alleen mannen rookten, maar het was ook niet ongewoon om een vrouw te zien roken, hoewel dit vaker in de huiselijke kring voorkwam dan open en bloot op straat. Gedurende een lange periode domineerden de Turkse pijpenmakers de lokale markt, maar dit veranderde in het tweede kwart van de 19e eeuw. De bevolking rookte nog net zo veel maar de mode was veranderd. Rokers prefereerden steeds vaker in Europa geproduceerde pijpen; deze werden modieuzer geacht. Het was voor de Turkse pijpenmakers onmogelijk om te concurreren met de goedkope, massaal geproduceerde pijpen en de lage invoer belasting (3%!). Het in Tophane gevestigde gildehoofdkwartier kon hier niets aan veranderen. In plaats daaNan gingen de pijpenmakers zich toeleggen op kleine aardewerk voorwerpen zoals koffieseNiezen en wierookbranders. Deze producten hadden dezelfde hoge kwaliteit als de pijpen en voor een korte tijd hielden de pijpenmakers stand. Dit had hoogstwaarschijnlijk ook te maken met de export van Tophane pijpen naar Europa, en vooral Frankrijk. Met name in de hogere kringen en onder studenten vonden deze pijpen enige tijd gretig aftrek. Helaas duurde deze mode gril niet lang, en bovendien was de Turkse publieke opinie tegen lokaal gemaakte producten. De uiteindelijke nekslag voor de Turkse pijpenmakers was de introductie van de sigaret en de sigarethouder. De pijpenmakers probeerden zich nog aan te passen door pijpen met bijzonder kleine ketelopeningen te maken zodat deze als cigarettehouder gebruikt konden worden, maar het tij kon niet meer worden gekeerd. Het aantal pijpenmakers vermin1939
derde snel totdat uiteindelijk in 1928, na meer dan 300 jaar pijpenproductie in Tophane, de laatste pijpenmaker zijn deuren sloot. De productie en decoratie. Tophane pijpen werden gemaakt van een fijne, rode klei die lokaal gedolven werd in de omgeving van Istanboel. De engobe die gebruikt werd voor de afwerking van de pijp werd gemaakt van dezelfde klei. De chibouk is opgebouwd uit 2 of 3 los gemaakte onderdelen: De kop, de steel en in sommige gevallen de schotel. De pijpenmaker maakte deze onderdelen separaat op een pottenbakkerswiel om deze vervolgens met klei pasta bij elkaar te voegen. Op het moment dat de klei leerdroog was werd deze "gepolijst"met een agaatsteen waarna de pijp werd versierd met stempels of snijwerk. De volgende stap in het productie proces vond plaats op het moment dat de klei kurkdroog was. Engobe werd met een zachte kwast op de klei aangebracht waarna deze weer te drogen werd gelegd. Deze stap kon enige malen herhaald worden om een volledig opake afwerking te bewerkstelligen. Een enkele laag zorgde voor een doorzichtige laag maar had geen nadelig effect op de glans van het eindproduct. De volgende stap was het opwrijven van de kop met een katoenen doek. Pas in dit stadium werd de diepe hoogglans verkregen waaraan Tophane aardewerk zijn faam ontleent. In feite bestond de engobe uit de fijnste deeltjes van de klei. In versimpelde vorm ging de productie van engobe als volgt: de klei werd vermengd met water en sodiumcarbonaat, hetgeen klontering van de klei in het water voorkwam. Dit mengsel werd dan weggezet en na ca. 20 uur lag er een laag sediment op de bodem van het vat. De vloeistof boven het sediment bevatte de engobe. Deze vloeistof werd afgegoten en ingedampt om het op te slaan voor later gebruik. Voordat de engobe werd opgebracht werd het 1940
weer met water vermengd om een meer vloeibare substantie te krijgen. Dit proces is identiek aan de afwerking van Romeinse terra-sigilata. Afgezien van de meest gangbare stempelversieringen zoals bloem en bladmotieven werden er ook tekstversieringen en merken gezet. De pijpenmakers waren trots op hun werk en de meeste van hun producten waren dan ook gemerkt met hun naam. Aangezien de pijpenmakers regelmatig in opdracht werkten is het mogelijk het zegel van een hoogwaardigheidsbekleder of rijke patricier te vinden. Deze merken zijn in de regel groter dan die van de pijpenmaker. Het maken van de stempels was een losstaand ambacht en veel beroemde stempelmakers eisten dat ook hun eigen merk werd gezet op objecten die met hun stempels versierd waren. Een goed voorbeeld hiervan is een kop en schotel waar op de kop het merk van de pijpenmaker en een sultan staan, en op de schotel het merk van de stempelmaker. Tenslotte is het niet ongewoon om poëzie, teksten uit de Koran of een motto op deze voorwerpen te vinden. Sommige pijpen hebben een wit patroon als dekoratie hetgeen bewerkstelligd werd door stempelindrukken te vullen met een dunne witte klei alvorens de pijp de laatste behandelingen met engobe onderging. Nadat het initiële bakproces was voltooid werden de pijpen vaak versierd met goud en zilver. Hiervoor werd geen blad goud en zilver gebruikt, maar een chemisch proces. Er werd een speciale pasta aangebracht op de te vergulden stukken en in een tweede .bakronde werd het goud op de klei overgebracht. Andere vormen van versiering die vaak werd toegepast op goedkopere producten was het bekleden van de pijp met verguld koper of tombak, of het omvlechten 1941
van de pijp met messing draad. De laatste en meest zeldzame methode is het inleggen van de klei met zilveren elementen. Het gaat hierbij om zilver draad en holle, uit dun zilver gestanste blad-, en bloemvormen, die in de leerdroge klei gedrukt werden voordat de pijp met de glaassteen en de engobe bewerkt werd. Er is in het westen weinig bekend over Tophane aardewerk. Dit is deels te wijten aan het feit dat er weinig literatuur over het onderwerp bekend is, waarbij nog komt dat het overgrote deel van deze literatuur in het Turks is uitgebracht. Anderzijds is het een product dat gedurende een beperkte periode op kleine schaal werd geproduceerd en dus zijn objecten van Tophane aardwerk zeldzaam. Hierdoor is er veel ruimte voor onderzoek. Interessante onderwerpen zouden kunnen zijn de export van Tophane producten naar Marseille, en een overzicht van merken gevonden op Tophane produkten. Bibliografie: Tophane Lüleciligi, Erdinc Bakla 1993 Pijpelijntjes 10-3, Don Duco 1984 Encyclopédie du tabac et des fumeurs. Parijs Le Temps, 1975 The Pipe Yearbook, Arjan de Haan, 2004 http://digitalfire.com/education/glaze/terasig.htm http://www.bartleby.com/61 /47 /C0284700 .html http://cator.hsc.edu/-mollusk/ChemArt/pottery/firing.html Nieuws van 50 jaar geleden 1942 Een Amerikaanse firma is er na langdurige proeven in geslaagd voor de verzending van ruwe tabak vaten te vervaardigen waarvoor een soort karton wordt gebruikt. De vaten zijn volkomen waterdicht, terwijl insecten geen schadelijke invloed op de vaten en de tabak kunnen uitoefenen. De kosten zijn aanzienlijk lager dan die voor de tot nu toe gebruikelijke vaten, namelijk ongeveer een derde. Op het moment dat de verhoging van de omzetbelasting ingaat, verdwijnt de oude banderolle om te worden vervangen door een sluitzegel, welke door de fabrikanten op hun verpakkingen zullen worden aangebracht, hetgeen het aanzien van de verpakking ten goede komt. (Uit het vakblad "De Tabaksdetai/handel" van 1958)
Ontwikkelingen binnen de P.K.N. Michiel Rutten Mede naar aanleiding van een avondbespreking tijdens de PKN-dag op 20 oktober 2007 in Opitter (een kort verslag met foto-impressies staat op de website www.tabakspijp.nl) is een aantal ontwikkelingen te melden. Jos Engelen werd benoemd tot erelid van onze vereniging wegens zijn grote en veelzijdige inzet voor de PKN gedurende vele jaren. Hij wordt daarmee het vierde erelid. Het PKN-bulletin dat u nu in handen heeft is nog in belangrijke mate tot stand gekomen onder de interimzorg van Fred Tijmstra, maar vanaf heden zal Bas Konijnendijk de redactionele eindverantwoordelijkheid dragen; heeft u een bijdrage voor ons bulletin in de pen of in gedachten, neem dan contact met Bas op ([email protected]). Bas wordt ondersteund door Ron en Arjan de Haan die twee vaste deelrubrieken verzorgen, namelijk de fotorubriek op de voor- en achterkaft en de serie over PKN-ers met hun favoriete verzameling of object. Wilt u zich voor deze rubriek aanmelden, dan kan dat via [email protected]. Fred Tijmstra is bezig een groep "Pijpenpraters-PKN" te vormen die communiceren via e-mail. Binnen deze groep kan men onder meer voor onderzoek oproepen of vragen laten circuleren, van gedachten wisselen over tabacologische onderwerpen, of elkaar op de hoogte houden van relevante ontwikkelingen, enzovoorts. Naar verwachting zal dit initiatief het tabacologisch debat nieuw leven inblazen. Wilt u zich aansluiten bij de Pijpenpraters, dan kunt u zich bij Fred ([email protected]) aanmelden voor het actief deelnemen aan het mailverkeer. Er zijn nieuwe werkafspraken gemaakt over hoe te handelen bij ledenwervingsactiviteiten op bijvoorbeeld verzamelbeurzen voor de PKN. Voor materiaal kunt u zich wenden tot Andy de Bruijn ([email protected]). Dit voorjaar wordt als experiment een pijpendetermineerdag georganiseerd in (de buurt van) Aalsmeer. Frans Janssens neemt het voortouw; hij krijgt hulp van Ron de Haan en Hans van der Meulen. Webmaster Aad Kleijweg heeft een aantal zinvolle en handige vernieuwingen in de website www.tabakspijp.nl aangebracht. Maar dat zal u als trouwe bezoeker zeker al zijn opgevallen.Heeft u iets te melden voor onze webmaster? Mail naar [email protected] En uiteraard wordt nagedacht over de PKN-dag najaar 2008. Maar daar hoort u later in het jaar meer over. Zoals u ziet zijn bovenstaande e-mail adressen gerelateerd aan onze website, echter de berichten komen gewoon bij de mensen thuis aan. Voor algemene vragen,suggesties kunt u terecht bij:Rutten@tabakspijp,nl 1943
Turmac (deel 1) Louis Bracco Gartner De ironie wil dat ik al enige tijd een artikel over de Turmac wilde schrijven omdat ik wat documentatie over deze sigarettenfabriek in Zevenaar in handen kreeg, terwijl kort daarop bekend werd dat deze zelfde fabriek, weliswaar onder een andere naam, per 1 juli 2008 gesloten wordt. De productie van de huidige British American Tobacco (BAT) wordt dan verplaatst naar het de Duitse plaats Bayreuth in Beieren (ja die van het door mij beminde Wagnerfestival). Een reden te meer om wat historie boven water te halen. Turmac verpakkingen en de bekende zijdjes van Turmac zijn tenslotte nog steeds de meest gezochte verzamelaars voorwerpen. Het begon in 1920. De Turkse tabakshandelaar Kiazim Emin Bay kocht twee bestaande tabaksopslagplaatsen op in Zevenaar, die eigendom waren van de fam. Buschhammer, en kreeg in december 1919 toestemming van B & W van Zevenaar om daarin een sigarettenfabriek te beginnen, mits deze binnen 6 maanden in productie zou zijn. In mei 1920 kon de nieuwe fabriek van de Turmac, afgeleid van (Turkisch Macedonian Tobacco Company) gaan draaien en bereikte al spoedig een capaciteit van 300.000 sigaretten per dag. Uiteraard werden de toen populaire Turkse of Egyptische ovale sigaretten geproduceerd van oriënt tabak en voorzien van een gouden mondstuk. Bekende merken waren: Turmac Orange, Turmac Bouquet, Blue, Rouge en Vert. Later kwamen daar Serdar, Turmac Speciaal en Turmac Bouquet bij. Kiazim Emin Bey was een man van formidabele omvang en met zijn fez als hoofddeksel werd hij een bekende en vertrouwde verschijning in Zevenaar. 1944
Wellicht dat menig man met enige afgunst naar hem keek wanneer hij op Koninginnedag (31 augustus), vergezeld van zijn drie rokende vrouwen, de optocht gadesloeg. Deze en andere evenementen werden mede mogelijk gemaakt door sponsoring van onze Oosterse satraap. Later hebben Rothmans Int. en nu de B.A.T. nog steeds, vele evenementen in Zevenaar gesponsord of op andere wijze hun bijdrage geleverd., Turmac onderscheidde zich in de twintiger jaren niet van andere sigarettenfabrieken maar in 1927 werd dat anders. In Duitsland gebruikte men reeds de nieuwste en snelste machines. Turmac keek over de grens en kocht in Dresden de nieuwste installaties, die in eerste instantie door Duitse assembleurs gemonteerd en bediend werden. Met trots staat in de boeken vermeld dat eigen monteurs na een aantal jaren hun Duitse leermeesters de loef afstaken. In dat jaar september - ook Z.K.H. Hendrik de 12 kwam Prins fabriek Sigaretten produceren toen leek op een chirurgische ingreep. bezoeken. Het is niet bekend in hoeverre het heerlijke aroma van de Turkse tabak, zoals Z.K.H. opmerkte, hier debet aan is, maar in ieder geval kreeg de Turmac het predikaat "Hofleverancier''. Dat was voor de Turmac de aanleiding om hun nieuwste merk "Fournisseur de la Cour" op de markt te brengen. Al gauw waren de bestaande gebouwen te klein en werd er in 1929 begonnen met nieuwbouw van een productiegebouw met vier verdiepingen, daarop aansluitend gebouw waarin ook de kantoren werden ondergebracht. In 1934 was het gehele complex gereed. De crisisjaren, na de befaamde Krach van Wallstreet (1929), gingen niet helemaal geruisloos voorbij. Een kleine productie terugslag, mede geholpen door de toenemende werkloosheid, was het gevolg. Toch bleven 1945
de nieuwe U.G.- machines op volle toeren draaien met een capaciteit van 300.000 sigaretten per dag (ja, gelijk aan totale dag productie van de beginjaren). DOOR .TURMAC' TUAKl.5H·MACEDONIAN TOOACCOCOMIW1Y CONSTANTINOPlE. CAVALLA 6RUSSEL. AMSTERDAM, ZURICH. LONDl;N, BATAVIA. PARIJ5. .,, UITGAVE De voon:iJde ven de Turmac geschenkencatalogus, waarin zelfs radio's werden aangeboden. Nieuwe merken deden hun intrede zoals: Turmac Mondial, -Beau Monde, -Queen's Palace en -Tashka. In de Kiazim Emin reeks verschenen: Enim Pasja, Alexandrie, Luxor en Astoria. In 1932 vond er weer een uitbreiding plaats en naast de eerste Molins sigaretten machine met een capaciteit van 450.000 sigaretten per 8½-urige werkdag, werd een pneumatische tabakstoevoer installatie aan het toch al uitgebreide machinepark toegevoegd waarmee de efficiency binnen de fabriek nog meer verhoogd werd. Ongeveer in 1935 werd begonnen met de productie van de zgn. American type sigaretten die werden verpakt met een Molins verpakkingsmachine, de eerste pakmachine van Turmac.een fabrieksgebouw met eveneens vierverdiepingen maar die later werd verhoogd naar zes. Tot slot werden de oude tabaksschuren vervangen door een vierverdiepingen hoog 11 Verzamelaars van Turmac artikelen zullen allemaal naast de cadeaubonnen ook de zijdjes met wapens, vlaggen, vlinders en bloemstukken in hun collectie hebben. Deze moeten van voor 1934 zijn want toen werd een wetsontwerp aangenomen waarbij het verboden werd bovengenoemde en andere artikelen cadeau te geven omdat dat als een korting gezien werd op de toen verhoogde de banderollenprijs (aanpassing nieuwe tabakswet). In datzelfde jaar is men ook sigaren, shag en pijptabak gaan produceren. Een jaar later werden de sigaren al uit de handel genomen. Shag en sigaretten bleven tot half 1940 wel in productie. 1946
De jaren 1940 - 1945 waren ook voor de Turmac bijzonder moeilijk. Omdat Zevenaar dicht bij de Duitse grens ligt voelde men de dreiging van een naderende oorlog blijkbaar sterker dan bv. in het westen van het land. Al in 1938 en 1939 werden maatregelen genomen tot zelfbescherming en werden loopgraven gegraven en werd ook een bedrijfsbrandweer in het leven geroepen om handelend op te kunnen optreden. Na de inbeslagname door de Duitsers van Nederland braken spontane stakingen uit. Seyss-lnquart verbood echter dat de productie stop gezet werd en eventueel ontslagen arbeiders van na 10 mei 1940 moesten weer in dienst genomen worden. Dit besluit werd ook aan alle medewerkers van de Turmac doorgegeven. ,,if;/,,h,,{ff',., t:w-'r' ... ,,»;w~ .... "-·'' J;;,-"-- f'i,,oi' Rmlu/~4 6J.-,,Z,14 1 jlAW .. ~,ii.f,;4f,._ ,,,(".~,.hW .;y~~N>t•(ik di.11.14{11 »7w,,,-.o/bkt1IJ..k--/1,Aód,1 ~,.J,./:Jlqt.Jf(9~M1. Y.}• • .4',_. - //,.,r,n>t?ill, ,'tt/.uR~m'i;/,..,<!(;'k,-,.,,~#_., De nog aanwezige tabak werd in de oorlog herverdeeld. Alle tabak moest ingeleverd worden. Een deel werd door de Duitsers gevorderd en de rest ging in een 'pool' en werd verdeeld onder de daarvoor aangewezen bedrijven. Vanwege de grote voorraad tabak, die bij het uitbreken van de oorlog nog aanwezig was bij de Turmac - voor meer dan vijf jaar normale productie - moest Turmac daardoor een vrij groot kwantum inleveren. De verbouw van de zgn. Amateur-tabak, ingeleverd door beroeps- en amateur-telers en een kleine tabaksplantage op het terrein van de fabriek, zorgde dat Turmac ook tot aan het einde van de oorlog kon produceren en het personeel over sigaretten kon beschikken als ruilmateriaal. De oorlog had ook andere gevolgen voor de Turmac. Zo werden in 1944 enkele scholen in Zevenaar "op hoog bevel ontruimd" en werden vier klassen van de Mulo-school tijdelijk bij Turmac ondergebracht. De toch al goede band tussen Turmac en de bevolking van Zevenaar werd hiermee nog eens verstevigd. Slachtoffers vielen er ook. Niet alleen Turmac medewerkers sneuvelden maar ook de directeur, de heer C.W. Gersdorf. Hij was leider van een verzetsgroep. Toen hij krijgsgevangen geallieerde soldaten op het station van Zevenaar, die onderweg waren naar Duitsland, sigaretten aanbod werd hij gearresteerd. Tijdens de autorit naar Apeldoorn werd hij onderweg met een nekschot doodgeschoten en werd de volgende dag zijn stoffelijk overschot langs de kant van de weg gevonden. Kort voor de bevrijding, de Duitsers hadden gebouwen en terrein van de Turmac 1947
gevorderd voor het gebruik van een reparatiewerkplaats voor auto's, werden deze op 6 februari en 23 maart 1945 gebombardeerd. Naast een flink gedeelte van de productiegebouwen werd ook het kasteel Enghuizen, dat als kantoorruimte en kantine in gebruik was, volledig verwoest. In eerste instantie werd begonnen om datgene was nog over was te herstellen. Naast machines die nog intact waren werden machines uit Groningen gehaald, die weliswaar door de Duitsers gevorderd waren maar die men achter gehouden had. Met de personeelsleden, die al snel waren opgeroepen om weer naar de fabriek te komen, werd haast gemaakt met het herstel. Zo ook kregen vroegere arbeiders, die in concentratiekampen gezeten hadden of andere die geëvacueerd waren na een aanpassingsperiode, zij moesten tenslotte wennen aan het voor hen nieuwe arbeidsritme, weer werk warmee bereikt werd dat rond september 1945 de productie, voor zover mogelijk, weer goed op gang kwam. Het in 1938 aangekochte bedrijf van Kyriazi Frères, gevestigd aan de N.Z. Voorburgwal te Amsterdam deed tot 1949 dienst om ook daar een gedeelte van de productie onder te brengen. (wordt vervolgd) Voor al onze lezers De beste wensen voor 2008 1948
Beroemdheden vereeuwigd in hardrubber pijpen Ron de Haan Hard rubber. Natuurrubber (Gutta Percha ) is een elastisch materiaal dat na toevoeging van o.a. sulfaat onder verhitting verhardt (het vulkanisatie proces). Dit materiaal maakte het mogelijk om m.b.v. mallen seriematig producten te fabriceren met een constante kwaliteit en een goede afwerking. Omdat het zelfs mogelijk was om objecten met fijne details te maken, was dit materiaal bij uitstek geschikt voor het produceren van complete pijpen, pijpenstelen en pijpenonderdelen. KOLONIMl MUSEUM 11;\., ih.1,: ,,1. ' ' / . "KOLONIAAL 11.1.\i: ii-:n1m!µui..,l,:, J:.uH,, Hoewel dit proces rond 1840 was ontdekt duurde het tot het laatste kwart van de 19 eeuw voordat het veelvuldig werd toegepast in de pijpen industrie. Hard rubber pijpen zijn gedurende deze periode gemaakt in zowel Noord Amerika als Europa. De relatief korte bloeiperiode van dit product heeft gezorgd voor een prachtig tijdsdocument met name voor wat betreft de afgebeelde personen. In de loop van de tijd is er veel verwarring ontstaan over de benaming van het hardrubber. Enige van de meest voorkomende namen zijn "Eboniet", 1949
"Vulkaniet" en "Hard rubber". Ook "Caoutchouc" wordt veel gebruikt. Deze laatste is een verbastering van Indiaanse woord "Cahucha" ofwel Weeping Tree hetgeen rubber betekent. Veel van de Hard rubber tabakspijpen hebben een bruyère, klei, of meerschuim binnenketel. Dit was waarschijnlijk om zowel het inbranden van de ketel tegen te gaan, alsmede de bijsmaak van warm hard-rubber. In onderstaand artikel zijn een vijftal beroemdheden uit die tijd beschreven aan de hand van pijpen met hun beeltenis. Dr.W.G.Grace, 1895 William Gilbert Grace werd op 18 juli 1848 in Downend, Bristol geboren en stierf op 23 october1915 in Mottingham. Van beroep was hij huisarts, maar zijn grote liefde ging uit naar het cricket. Op 6 jarige leeftijd zag hij zijn eerste grote wedstrijd en zou er de rest van z'n leven aan verslingerd blijven. Hij was een "right handed batsman" en op de leeftijd van 47 jaar in 1895 beleefde hij zijn meest succesvolle jaar uit zijn carrière die duurde van 1865-1908. Als grootste cricketer van Engeland scoorde hij 2346 "runs" en completeerde zo zijn "century of centuries". Dr.W. G. Grace zorgde er tijdens zijn sportloopbaan voor dat cricket de eerste moderne "spectator"sport werd hetgeen later een algemeen begrip zou worden Bij de foto achterzijde kaft; De pijp met de voorstelling van W. G. Grace is gedateerd 1895 en voorzien van zijn initialen en een registratie nummer. Verder staat de tekst "Centuplico" op de steel. Het ontwerp van deze pijp is uitzonderlijk aangezien de steel in de vorm van de "bat" is met als hiel de cricket bal. De kop heeft een bruyère inzet. Paul Kruger en de Boeren-Afrikaners De "Boers" in Zuidelijk Afrika zijn de directe afstammelingen van de 17 eeuwse Hollanders, Duitsers en Franse Hugenoten. In de 19 eeuw hadden de Hollanders niet zoveel op met de verbasterd nederlands sprekende boeren bevolking in Zuidelijk Afrika. Dit veranderde toen in 1881 de "Boers" in "de Eerste Boeren Oorlog" de Engelse kolonisator versloegen bij Majubaberg. Aanvankelijk behaalden de "Boers" nog enige overwinningen op de Engelsen, en dit wakkerde bij de Hollanders onder aanvoering van Minister President Abraham Kuyper nationalistische gevoelens aan. Echter, toen later de "Boers" echt hulp nodig hadden liet Holland het om politieke redenen afweten. De werkelijke strijd was al begonnen in 1838 toen de "Boers" meer ruimte en vrijheid wilden uit onvrede met het Engelse 1950
beleid. Men begon massaal naar het noorden te trekken en deze gebeurtenis staat nu bekend als "De Grote Trek". De voorouders van Paul Kruger emigreerden reeds in de 18 eeuw uit Duitsland en vestigden zich in de "Kaapkolonie" in het plaatsje Colesberg. Paul Kruger werd geboren op 10 Oktober 1825 en vestigde zich uiteindelijk na vele omzwervingen in het plaatsje Rustenburg in Transvaal. Kruger was een diep gelovig nationalist en probeerde een samenleving te bewerkstelligen waarin iedere "Boer" verenigd en zichzelf kon zijn. Doordat er in Transvaal goud werd gevonden lieten de Engelsen er al snel hun oog op vallen, en in 1877 werd het door Engeland geannexeerd. Kruger reisde tweemaal tevergeefs naar Londen om te bewerkstelligen dat de Engelsen hun annexatie politiek niet zouden doorvoeren. Het respect dat hij afdwong tijdens zijn onderhandelingen, en zijn vaderlandslievendheid zorgden ervoor dat hij in 1883 werd gekozen tot president van de toenmalige Zuid Afrikaanse Republiek (Transvaal). Door zijn handelswijze had hij het respect van de "Boers" verworven die hem liefkozend "Oom Paul" noemden. De Tweede Boerenoorlog van 1899 t/m 1902 had een verschrikkelijk verloop en uiteindelijk liet koningin Wilhelmina, Paul Kruger met het schip "de Gelderland" ophalen uit Zuid Afrika. In Marseille kwam Kruger aan wal en in Parijs onthaalde President Loubet van Frankrijk hem met alle elan die een president verdiende. In Holland werd hij door een uitzinnige bevolking onthaald. Hij verbleef in 's-Gravenhage. Uiteindelijk stierf hij in 1904 in Clarens, Zwitserland, zonder zijn vaderland ooit nog terug gezien te hebben. Bij de foto achterzijde kaft. Paul Kruger was een fanatiek pijproker en de afgebeelde pijp zal zeker als een eerbetoon bedoeld zijn voor hun zo geliefde leider. Paul Kruger werd bijna altijd met hoge hoed afgebeeld. Koning Bel/ van Kameroen. King Bell was gedurende de Duitse koloniale tijd de koning van het Duala volk in Kameroen. De Duala waren een volk dat sterke handelsbetrekkingen met de binnenlanden van Afrika onderhielden. Het was dan ook niet verwonderlijk dat de Duitse Nationaalstaat haar ogen liet vallen op deze natie. Duitse ontdekkingsreizigers en zakenlieden ondernamen de reis naar Kameroen om daar firma's te stichten. De Duitse bedrijven op Duala gebed betaalden en vorm van belasting aan King Bell. 1951
In 1884 kwam en Duitse delegatie onde leiding van Gustav Nachtigal in Kameroen aan. Op 11 en 12 Juli 1884 bereikte deze delegatie dat zowel koning Bell als koning Akwa een verdrag met de Duitse regering ondertekenden. Dit verdrag hield in dat Kameroen een kolonie onder Duits gezag werd, waarbij een aantal basisrechten van de lokale bevolking - althans volgens het verdrag - beschermd bleven. Voor het ondertekenen van dit verdrag had de Duitse regering 27000 mark betaald aan King Bell waardoor hij een van de rijkste mannen van het land werd. Bij de foto; Het afgebeelde pijpje is een 10,5 cm. lang sigaren pijpje en zeer intensief gerookt. Op de hoge hoed staat in het Duits de naam van de afgebeelde persoon "König Bel/". Bij een sigaren pijpje is het niet nodig een inzetstuk toe te passen daar de sigaar niet tot in de ketel wordt opgerookt. Fridtjof Nansen, Noors ontdekkingsreiziger, wetenschapper en staatsman Fridtjof Nansen werd geboren op 10 oktober 1861 in Store Froen,Oslo en is gestorven op 13 mei 1930 in Lysaker, Oslo. Nansen was een ware "renaissance man" van zijn tijd. Op 21 jarige leeftijd maakte hijreeds zijn eerste reis naar Groenland, en op 24 juni 1893 vertrok hij naar de Noordpool. Hij deed dit met de Fram, een speciaal voor dit soort tochten ontworpen boot. Het speciale aan dit schip was dat het niet kapot ging wanneer het in het Noordpool ijs vast zou vriezen. Toen het schip inderdaad vastvroor ging Nansen te voet verder en bereikte maanden later 86° 14' N, de hoogste breedtegraad ooit gehaald. 1952
Naast ontdekkingsreiziger was Nansen ook wetenschapper; hij was professor in de oceanografie en zoölogie aan de universiteit van Oslo. In z'n latere loopbaan verliet hij de universiteit om de post van ambassadeur voor Noorwegen in Londen te bekleden. Na de eerste wereldoorlog nam hij een hoge functie aan in de "Volkenbond". Tot zijn taken behoorde o.a. "vluchtelingen werk". Zijn betrokkenheid bij humanitaire doelen redde het leven van vele duizenden mensen en mede hierdoor kreeg hij uiteindelijk de Nobelprijs voor de Vrede. Bij de foto; De pijp heeft in tegenstelling tot wat gebruike/ijk is géén zwarte maar licht bruin gemeleerde kleur mogelijk het gevolg van verkleuring onder invloed van veel licht. De pijp is in schuinschrift voorzien van de naam Nansen. Ook Fridjof Nansen was een pijproker. King Edward VII van Engeland Edward VII werd geboren op 9 november 1841 en stierf op 6 mei 1910 in Buckingham Palace in Londen. Als oudste zoon van KoninginVictoria volgde hij zijn moeder op na haar dood op 22 januari 1901. Hij was toen al 59 jaar . Het daaropvolgende jaar werd hij op 9 augustus in Westminster Abbey tot koning gekroond. Zijn regeer periode heeft slechts 9 jaar geduurd tot zijn dood in 1910. Edward VII was een levens genieter en hield 1953
van feesten, drank, vrouwen en was een fanatiek roker, maar ondanks zijn levensstijl toch erg geliefd bij het Engelse volk. Zijn Bourgondische levensstijl zal er mede de oorzaak van zijn geweest dat Edward VII veelvuldig op pijpen is afgebeeld. Na de dood van zijn moeder nam hij zijn taken echter uiterst serieus en probeerde o.a de drang van Duitsland om te expanderen te voorkomen. Bij de foto: De afgebeelde pijp mist de bruyere bovenrand doordat deze volledig is weggebrand door het intensieve gebruik. Geredigeerd: Arjan R. de Haan Foto's: Arjan R. de Haan Alle pijpen bevinden zich in de collectie van de auteur Bronvermelding; http://en.wikipedia.org/wiki/W _ G_Grace http://roepstem.net/kruger .html http://www.lsg.musin.de/gesch/geschichte/lkg/Quellen/kamerun.htm http://www.noorwegen.nl/history/expolorers/nansen/nansen.htm http://www.spartacus.schoolnet.eo.uk/MOedwardVll.htm Literatuur: Woshner, Mike, India-Rubber and Gutta Percha in the Civil War Era, z.pl.,z.j. Haan de, Ronald J, Hard Rubber and other Early Plastics, The Pipe Year Book 2001, pag; 71-76 1954
Uit de collectie van Arjan de Haan "Circus historie". Meerschuim pijpen komen in veel modellen voor, en zijn buitengewoon vaak figuratief van aard. De meest bekende zijn de paarden en honden, en de zeldzamere modellen zijn veelal naakte vrouwen, koppen van dieren, of bustes van personen. Echter, zo nu en dan kom je een pijp tegen die een extra dimensie toevoegt aan het verhaal achter de pijp. In dit geval gaat het om een sigaren pijpje (cheroot ho/der) in de vorm van een vliegende-trapeze artiest. Dit pijpje is van franse makelij en dateert uit het derde kwart van de 1 ge eeuw. Dit is ook de periode waarin de trapeze in opkomst was in het franse circus. De hier afgebeelde trapeze artiest is Jules Leotard (1839-1870). Hij is de zoon van een gymnastiek instructeur, en hoewel het er uitzag alsof zijn toekomst in de advocatuur lag, begon hij al spoedig met experimenteren aan de trapeze. Kort hierna voegde hij zich bij het "Cirque Napoleon", en in 1859 maakte hij zijn eerste vrije sprong van trapeze naar trapeze. Dit is het begin van de "vliegende trapeze" zoals we die vandaag de dag nog kennen in het hedendaagse circus. Jules Leotard is dan ook bekend als de uitvinder van de "vliegende trapeze". Een interessante bijkomstigheid is dat hij tijdens zijn voorstellingen een nauwsluitende pak aanhad die bij het manoeuvreren minder in de weg zat dan de traditionele circus kledij, en zij spieren beter deden uitkomen (de benen bleven onbedekt). Dit kledingstuk veroverde na het circus ook de balletstudio's in Parijs. Vandaag de dag kennen we dit kledingstuk als de "Leotard. De eerste keer dat dit kledingstuk "Leotard" werd genoemd was in een engelse krant in1886. Bij foto's: Rechts; Jules Leotard poseert met de trapeze in de hand. Achterzijde kaft: Meerschuimpijp.Jules Leotard is afgebeeld midden in de sprong.Het meerschuim gedeelte van dit pijpje is 10 cm Wilt u ook eens in deze rubriek staan, neem contact op met Arjan de Haan 1955
Literatuursignalementen M.Rutten Van G.L. APPERSON verscheen een herdruk van zijn in 1914 verschenen boek "The social history of smoking" , met een aantal hoofdstukken over (de cultuurgeschiedenis van) het pijproken in Europa vanaf omstreeks 1560. Zelfs een (amusant) hoofdstuk over pijproken in de kerk ontbreekt niet. Hoewel het boek bijna een eeuw eerder werd geschreven nog steeds actueel en lezenswaardig. Een softcover-uitgave van DoDo Press; 156 pagina's; te bestellen via www.dodopress.co.uk. In het eindejaarsnummer 2007 van Pipes and tobaccos een kort artikel met een lange titel ("Tobacco Trade secrets revealed, or lndustry Insider lngredients" ) van Ben RAPAPORT. Hierin vat hij uit een boek van James B. Lutterman, in 1887 voor de tabakshandel gepubliceerd, een aantal recepten samen om pijpen van meerschuim, amber resp. bruyere te repareren dan wel schoon en weer als nieuw te maken. Elders in dit nummer, naast artikelen over pijp- en pijptabakfabrikanten, ook een eigentijds advies hoe door het gebruik verrookte houten pijpen welhaast weer als nieuw kunnen worden. In het Jaarboek 2007 van de Stichting Nederlandse Tabakshistorie (SNT) onder meer een artikel van J.U. POSTMA over de (in huize Doorn te bezichtigen) zaklucifershouders van Z.M. Wilhelm ll. Voorts een bijdrage van Lodewijk van DUUREN met als titel "Zwarte Handel" over de zwarte handel van tabaksproducten vanaf 1942 tot 1950. Van Joan JANSEN het tweede deel van zijn empirische beschrijving van "Sigarenmakers bij Willem Il in Reussel" . De secretaris/penningmeester, Bert BOHNEN, leverde twee bijdragen. Een over "Sigarenfabriek 'De Indische Post' 1921- 1952" en een, heel instructief, artikel over "Het PHILIPS tabaks-imperium" in de 19e en 20e eeuw. Voor de in bredere tabacologische onderwerpen geinteresseerde: een leuk nummer. Voor informatie kunt u mailen naar: [email protected]. Gezien bij de Slegte in Maastricht: "Rookgordijnen", een artikelenbundel in de ramsj voor euro 9,99 over roken en de kunst in brede zin n.a.v. een vrij recente tentoonstelling in De Kunsthal in Rotterdam. Oude nummers van het tijdschrift PKN Voor zover voorradig€ 4,-- per stuk, exclusief verzendkosten. Bestellen bij A.de Bruijn (zie colofon, binnenzijde van de kaft) 1956
Interieur van een Turks koffiehuis uit het midden van de 19e eeuw. Op de a1beelding zijn zowel waterpijpen (Narghile) als chibouk pijpen te zien. Drie diverse Tophane kleipijpen. Deze pijpen zijn in de tweede helft van de negentiende eeuw gemaakt in Istanboel. De achterste pijp is afgemonteerd met messing.
Jules Leotard. Frans sigare pijpje uit het midden van de 19eeeuw. Dr. W.G. Grace Gutta percha pijp met bruyère binnen ketel PaulKruger Gutta percha pijp met bruyère ketel.
PIJPELOGISCHE KRING NEDERLAND Kwartaalblad voor de pijpenverzamelaar en onderzoeker Jaargang 30, nummer 120 April 2008
COLOFON Abonnement Abonnementsjaar loopt van 1 juli t/m 30 juni Betaling Nederland: € 16,00 per jaar Buitenland € 22,00 per jaar Postgiro 38234 78 t.n.v. Pijpelogische Kring Nederland Verschijningsdata juli, oktober, januari en april Deadline kopij Uiterlijk 6 weken voor verschijning Bodemvondst. Jacobus Murk, 1770-1806. Schoonhoven. -bloemenvaas IKBM. Op de voorpagina: "Ledru Rollin" Tête grande Hoogte ketel:7,Scm. Gemaakt door Gambier en slechts gemerkt met "JG" www.tabakspijp.nl [email protected] Kwartaalblad voor de pijpenverzamelaar en onderzoeker. ISSN: 0924-4158 4 ç ~OêllLi'~ Auteurs zijn verantwoordelijk voor hun bijdragen.
J 3oste JAARGANG NR. 120 Herinneringen aan de Eerste Wereldoorlog Ruud Stam Mijn verhaal Jos Engelen Gambier Arthur van Esveld Archiefvondst Dick Pons Ontwikkelingen binnen de PKN Michiel Rutten Zeg het met bloemen Aad Kleijweg Turmac (slot) Louis Bracco Gartner Mijn meest bijzondere pijp Ron de Haan Literatuursignalementen Michiel Rutten "De pijpenmaker" volkslied uit 1794 Bert van Lingen Vooruit!!! En niet terug. Aad Kleijweg APRIL 2008 I 1958 1960 1963 1966 1967 1968 1969 1973 1975 1976 1979 1957
Uit de collectie van Ruud Stam Ruud Stam "Herinneringen aan de Eerste Wereldoorlog" Op 28 juli 1914 verklaart Oostenrijk de oorlog aan Servië en op 30 juli 1914 wordt in Nederland de algehele mobilisatie afgekondigd. Op 1 augustus volgt de oorlogsverklaring van Duitsland aan Rusland, gevolgd door een hele reeks andere oorlogsverklaringen en breekt de oorlog spoedig werkelijk uit. Begin 1914 leek de wereld nog intact. Weinigen voorzagen dat een wereldbrand op handen was. Zeker was niet te voorspellen dat de gevolgen zo ingrijpend zouden zijn. Noch de regering, noch de burger, noch het bedrijfsleven waren voorbereid op het uitbreken van deze oorlog. Weliswaar ging de daadwerkelijke oorlog grotendeels aan Nederland voorbij, maar de gevolgen waren zeer voelbaar. Velen moesten onder de wapenen. Vaak voor het eerst weg van huis, haard en baan bestond het leven van een gemobiliseerde soldaat vooral uit verveling en ontbering. Vocht, koude en de vele vlooien, die in de strozakken volop aanwezig waren, zorgde voor velen voor een zeer gedenkwaardige periode in hun leven. Het is dan ook logisch dat velen een herinnering aan deze periode in de vorm van een pijp op prijs stelden. Meerdere fabrieken in Gouda hebben hierop ingespeeld. Hoe kon dit makkelijker en modebewuster dan door het vervaardigen van gietpijpen met afbeeldingen van de mobilisatie of de vlaggen van de oorlogvoerende landen.; Niet alleen voor de binnenlandse markt werden souvenirpijpen gemaakt, maar ook bijvoorbeeld voor België en Duitsland. Zo vonden pijpen met daarop Koning Albert I of met Hindenburg (model 669 van Goedewaagen met gekleurd transfer) hun weg naar het buitenland. Afbeelding 1 (kaft, pag.3 l.o.) laat een handbeschilderde pijp van Goedewaagen zien. Het is c:le eerste plateelpijp die wij kennen die bij Goedewaagen vervaardigd is." De afbeelding laat een soldaat zien die de wacht houdt bij een tentenkamp. De tekst luidt: 'Mobilisatie 1914'. Goedewaagen was de eerste fabriek die in Nederland begonnen is met de vervaardiging van gietpijpen (ca 1895). Eerst waren deze nog ongeglazuurd. Het glazuren van de gietpijpen leverde in het begin problemen op door spanning tussen de scherf en het glazuur, waardoor i Stam, R. D.: Pijp en Politiek. Stedelijke Musea Gouda, 1999, blz. 15 en 16. ii Duco, D.H.: Koninklijke Goedewaagen ( 1779-1982). Amsterdam, 1999. Blz. 205, noot 24. 1958
haarscheuren en schilfers het product ontsierden. Pas in 1910 lukte het om een tevredenstellend resultaat te bereiken en pas in 1912 komen de eerste 32 modellen in productie, waaronder het model van deze mobilisatiepijp_i Deze pijpen zijn dan nog enkel in wit en zonder afbeelding te verkrijgen_;; Afbeelding 2 (rechts, boven) laat een pijpenkop van hetzelfde model zien als afbeelding 1. Deze pijp is een proefpijp voor het glazuren en is in de stort onder de turfloods bij Goedewaagen gevonden. Datering voor 1912. Afbeelding 3 (kaft, pag. 3 r.o.) toont een mobilistiepijp van Hollandia. De afbeelding van twee soldaten is aangebracht met een transfer. De tekst luidt: 'Mobilisatie 1914-16'. Kennelijk is deze pijp tijdens de oorlog vervaardigd. Op afbeelding 4 (rechts, onder) staat een exportpijp van Hollandia, vermoedelijk voor de export naar België of Frankrijk. Hierop zien we de Franse, Engelse en Duitse vlag. De tekst luidt: 'Souvenir De La Grande Guerre De 1914'. ; Duco, Goedewaagen, blz. 69-73. Het betreft model 669 uit de eerste doorrokercatalogus van Goedewaagen van september 1912. ;; Sahm, Goedewaagen archief 209, nr. 141. Model 669 zonder beschildering of plaatje kostte in 1914: fl. 1,90 per dozijn. 1959
Mijn verhaal Jos Engelen Waar komt mijn fascinatie voor de tabacologie vandaan? Buiten het stiekem sigaretjes roken als jongen op de wallen van Sittard en door de mand vallen omdat je kotsmisselijk werd had ik eigenlijk niets met roken tot ik in Nijmegen ging studeren en daar pijp rookte. Een simpele, ik weet het nog goed, zij kostte toendertijd F. 7,50 en had een omhulsel van leer! Op je kamer stond het studentikoos pijpen aan de muur te hangen en zo kocht ik op de Hertogstraat een pijp met porseleinen kop, die een plaatsje aan de muur kreeg, want roken eruit smaakte afschuwelijk! Zo had ik op een gegeven moment een vijftal pijpjes als sier aan de muur hangen. Daarnaast had ik al sedert mijn jeugd een sterke belangstelling voor historische boeken. Oriëntatie: zoeken en tasten Bij een bezoek aan Amsterdams Waterlooplein eind zestiger jaren kwam ik 3 kleipijpjes tegen. Op mijn vraag waar die vandaan kwamen kon de verkoper alleen maar zeggen dat zij van een opgraving kwamen en ik kocht ze voor het "kapitale" bedrag van F. 1,50. Een van de pijpjes droeg het hielmerk OAS en dat was indertijd de naam van de Algerijnse verzetsbeweging tegen de Fransen! Zij kwamen in een laatje terecht en werden verder vergeten, tot ik , wonend in Nijmegen, in het wijkblad een artikeltje las over de opgraving van de fundamenten van Kasteel Dukenburg. Ik besloot eens te gaan kijken en vond bij mijn eerste schop in de grond al snel tientallen pijpjes met hielmerk Molen en Theetafeltje. Zo begon de eerste fase van mijn hobby: zo veel mogelijk pijpjes te pakken zien te krijgen door te ruilen en te zoeken op akkers en velden. En steeds kwam daarna de spanning als je de pijpjes thuis had schoongemaakt: heb ik dat merkje al en welke nieuwe zouden erbij zitten? Verdieping: doel bepalen en leren Daarna bevredigde het alleen verzamelen niet meer en wilde ik weten, wat zo'n merkje betekent, waar dat is gemaakt en wanneer. Zo las ik ergens dat iemand van de Pijpelogische Kring Nederland in Rotterdam met pijpjes bezig zou zijn en was mijn belangstelling gewekt. Ik besloot erheen te gaan en kwam daar in gesprek met Fred Tijmstra die mij bontgekleurde pijpjes uit het Westerwald liet zien, waar ik nog nooit van had gehoord! Ik kocht er enkele van hem en besloot lid te worden van die kring. Dat luidde de fase 1960
in van leren en studeren over dit onderwerp, met elkaar gegevens uit te wisselen, overal gaan kijken waar werd gegraven, museumbezoeken in binnen- en buitenland en heel voorzichtig je eigen "collectie" in kaart te brengen en een artikeltje te schrijven over de eerste opgraving, waar je mee te maken kreeg. Zo ontmoette je collega-verzamelaars en "handelaren" als Duco Mentink, Piet Tengnagel, Niels Augustin en vele anderen, die mij weer verder stimuleerden. Je ging voor de eerste keer gegevens zoeken in archieven en bibliotheken, kreeg en kocht boeken over jouw specifieke verzamelgebied en ging je ook breder oriënteren over andere tabacologische onderwerpen. Heel voorzichtig probeerde je voor het eerst een lezing te geven voor de PKN. Ik ontdekte dat er niet alleen in Zuid- en Noord-Holland pijpjes gevonden en gemaakt werden , maar dat er ook in beide Limburgen pijpenfabricage geweest was. Via Hans van der Meulen van de PKN , die mij attent maakte op een fabriek in Weert in 1912, ontmoette ik in 1982 een aantal heren, die de zoons waren van die laatste kleipijpenfabrikant in Weert en die mij vol vertrouwen hun familie-archief ter bestudering en archivering ter beschikking stelden. Ik besloot dat te gaan beschrijven en vast te leggen om zodoende deze boeiende geschiedenis voor Limburg te bewaren. En al lezend, lerend en steeds weer opnieuw nieuwe zaken tegenkomend, kwam ik zoveel aanrakingspunten met collega-fabrikanten in Limburg, België en Holland tegen dat ik besloot dat ik meer dan voldoende stof had om hieraan een publicatie te wijden en in samenwerking met de PKN in 1985 uit te geven. En die 25 jarige samenwerking met PKN en de gebroeders Bergmans resulteerde in het behoud van de oude pijpenoven op Laak in Weert en diens verheffing tot industrieel-archeologisch monument en vervolgens tot Rijksmonument; in samenwerking met Museum de Tiendschuur en de inrichting van een Pijpenkamer voor zowel de klei- als de bruyèrepijp. Deelpublicaties in de PKN periodiek door al die jaren heen resulteerde in 2006 in een definitieve heruitgave van de fabrieksgeschiedenis. Uit de oude vormen, die allen werden vastgelegd, werden zowel gepolychromeerde als witte naslagen nagemaakt en in tal van lezingen aan PKN en andere verenigingen en organisaties toegelicht. Nieuwe horizon: nieuwe kansen: kiezen en benutten En dat je nooit uitgeleerd raakt over dit boeiende onderwerp illustreren mijn activiteiten van de laatste jaren op dit vlak. Roken heeft eeuwenlang deel uitgemaakt van de geneugten van het dagelijkse leven en is geen elitaire studie en gebied voor alleen maar verzamelaars. Elke stad en dorp had en heeft zijn eigen heemkundige verleden waar roken een tot op heden onbekend en niet gedocumenteerd deel van uitmaakt. De kennis van dit fenomeen over te dragen aan anderen en zodoende een breder draagvlak 1961
te creëren voor het bewaren van de relicten en de geschiedenis van het roken levert mij thans enorme voldoening op. Het verzamelen blijft beperkt tot het vormen van een basiscollectie, die van elk onderdeel van het roken probeert een enkel exemplaar te bevatten, met het zwaartepunt op de provincie Limburg, maar het geven van lezingen, tabacologia gecombineerd met andere maatschappelijke voorwerpen in hun kontekst, levert weer een schat aan nieuwe gegevens op vanuit de deelnemers aan dit soort bijeenkomsten, die dan weer het basisarchief gaan vormen voor verdere initiatieven. Om een voorbeeld te noemen: er ligt thans een lezing op de plank van mythologische pijpen, gecombineerd met citaten en beelden uit de Metamorphosen van Ovidius! Een fantastische combinatie! Of het verhaal van de Zouaven- en Bedevaartpijpen, geplaatst in het brede bestek van bedevaarten en religie in de 1 ge eeuw! Zo raak je ook kind aan huis in archieven en andere op historie gerichte verenigingen en word je automatisch aanspreekpunt voor bodem- en andere vondsten. De jaarlijkse archeologische opgravingen uit Sittard en omgeving van pijpjes komen vanzelf bij mij terecht ter determinatie en verschijnen in de Jaarboeken. En de richting, die de PKN thans is ingeslagen, houdt nieuwe beloftes in! Elkaar aansluiten en enthousiasmeren over elkaars collecties en interesses, elkaar aanvullen en helpen, uitwisselen van data op bij.eenkomsten en via werkgroepen, waarbij e-mail en internet fantastische hulpmiddelen in zich dragen. De eigen websites van PKN en verschillende leden vormen daarvoor een ideaal podium! En last but not least het deelnemen aan exposities, die relaties met roken vertonen, zoals in 2002 in het lndustrion in Kerkrade "van Kwispedoor tot Pijpcomfoor", in 2006 in het Centre Céramique in Maastricht over de aardewerkindustrie van Maastricht en in maart 2008 in het Domein in Sittard over roken in de 1 ge eeuw in Sittard. Voldoende stof om tot in lengte van jaren vol verbazing en energiek met deze boeiende hobby te blijven bezig zijn. 1962
Gambier Arthur van Esveldt Enige jaren geleden is bij mij het idee ontstaan om een digitale catalogus te maken waarin de modellen van de Noord Franse kleipijpenfabriek Gambier getoond en omschreven worden. Eerder heeft Francis van Parys getracht zoveel mogelijk pijpen van Gambier te omschrijven in zijn 4-delige uitgave "Les pipes en terre de Gambier". Van Parys heeft indertijd gekozen voor een thematische indeling, in mijn catalogus zijn de gebruikte vormnummers leidend. De lijst begint met nummer 0, een eenvoudige "Beige". De lijst eindigt met nummer 2039, een figurale pijp in de vorm van het borstbeeld van Raimond Poincaré. (In 1913 president van Frankrijk) Een eerste opzet met oplopende vormnummers kon al gauw gemaakt worden aan de hand van een aantal catalogi van Gambier die bewaard zijn gebleven uit de periode 1840 - 1918. De informatie uit deze catalogi geeft een mooi overzicht maar is niet compleet. In de collectie van de inmiddels overleden verzamelaar Guy Declef (Givet, Fr) bevindt zich een inventarisatielijst uit 1858 van een groothandel in Parijs. Op deze lijst is een opsomming te zien van de aantallen pijpen met naam en vormnummer die zich op dat moment in het magazijn bevonden. Deze groothandel bevond zich op de Rue de L'Arbre sec en had naast pijpen van Gambier ook producten van Fiolet uit Saint Omer in de voorraad. Op deze lijst staan een aantal onbekende modellen met vormnummer genoemd die niet in de catalogi voorkomen en bleek dus een waardevolle aanvulling te zijn. Ook was het interessant dat de benaming van de pijpen in deze lijst soms afweek van de namen die we in latere catalogi tegenkomen. Een voorbeeld hiervan zijn de pijpen die bekend zijn met de naam "Maure de Barcelonne" waarvan Gambier 6 verschillende in het assortiment had. Dit model bestond in verschillende formaten waarvan de kop in de vorm van een mannenhoofd is met een lange baard, een kapje op het hoofd en uitpuilende ogen. In de lijst van 1858 worden deze koppen "Taitïen" genoemd, een naam die na 1860 niet meer gebruikt word. De afgelopen 4 jaar heb ik in binnen- en buitenland foto's gemaakt van <;;ambierpijpen die zich bevinden in collecties van particulieren en enkele musea. Deze foto's zijn ter illustratie toegevoegd aan de catalogus. Tijdens deze boeiende bezoeken ben ik vele modellen tegen gekomen waarvan de naam en soms ook het vormnummer onbekend is. De meeste Gambier pijpen die ik ben tegenkomen zijn keurig voorzien van merknaam en vormnummer en waren dus gemakkelijk te plaatsen in de lijst. Dit is echter 1963
niet altijd zo geweest, in de periode rond de eerste helft van de 1 ge eeuw zijn de pijpen vaak alleen maar gemerkt met het merkje: JG. Veel van deze modellen met tot op heden een onbekend vormnummer en soms ook onbekende naam zijn apart opgenomen in de catalogus. Graag wil ik een 4-tal mooie voorbeelden tonen van pijpen die in geen enkele van de tot nu toe bekende catalogi afgebeeld zijn. Al deze pijpen, met soms fraaie karikaturen, zijn ontworpen rond de actualiteit van het 19e-eeuwse Frankrijk. Titi Ie Talocheur. (foto deze pagina) Hoogte ketel: 7cm. Pijp met figurale ketel zonder hiel met een oplopende steel en manchet. De ketel is ovaalvormig en versierd met druiventrossen en bladeren. Onder de ketel een vierkant voetstuk waarop een jonge man met snor staat met de handen in zijn broekzakken. Op het hoofd staat schuin een muts. Op de voorzijde van het voetstuk in reliëf: TITI LE TALOCHEUR. Op de zijkant van het voetstuk staat de merknaam. Vormnummer onbekend. Titi (bijnaam voor straatjongens uit Parijs) Ie Talocheur was een bekende persoonlijkheid in het "theatre de funambules". Dit was een soort straattheater in Parijs wat grote bekendheid kreeg door de pantomimespeler JeanGaspard Debureau in de jaren 30 van de 1 ge eeuw. Deze figuur is inmiddels lang vergeten maar was in Frankrijk een bekendheid, hij is bezongen in een lied van Victor Gelu en ook zijn er prenten bekend met een afbeelding van deze Titi. Californie, Tête nr.734. (kaft, pag. 3 r.b.) Hoogte ketel: 5,7cm. Pijp met figurale ketel zonder hiel met oplopende steel en manchet. Ketel in de vorm van het hoofd van een man met opengesperde mond die 5-Franc stukken uitbraakt. Deze munten vormen een baard van munten. Het haar is in 2 gedraaide vlechten naar achteren gebonden die op het achterhoofd 1964
bijeen gehouden worden. Op het voorhoofd een band met daarop een groot 5-Franc muntstuk. De steel is met bloemen en bladeren versierd. Dit model wordt alleen in de inventarisatielijst uit 1858 vermeld. Wingender Frères uit Chokier (8) had dit model ook in het assortiment. Alexandre Dumas schreef in 1852 een boek genaamd: "Californie". Dit boek gaat over een jonge Fransman die al zijn geld bij elkaar schraapte om te emigreren naar Californië. In die tijd was er een grote gold-rush waar vele Fransen op af kwamen. Ook de jongeman uit het boek van Dumas ging goud zoeken. Vele Fransen kenden zeer armoedige tijden en waren weinig succesvol bij het graven naar goud. Wellicht slaat deze karikaturale pijp die geld spuugt op de Fransen die rijk dachten te worden. Jules Favre, Tête nr.714. (kaft, pag. 3 l.b.) Hoogte ketel: 5,5cm Pijp met figurale ketel met oplopende steel met manchet. Ketel in de vorm van een karikaturaal gezicht van Jules Favre met een bril, een lange opzij gekamde haarlok en een ringbaard onder zijn kin. De steel is gedecoreerd met bladeren. Dit model staat in geen enkele catalogus maar staat vermeld in de inventarisatielijst van 1858. Gabriel-Claude-Jules Favre (1809 Nice-1880) Hij was aanhanger van de Juli Monarchie en nam deel aan de republikeinse oppositie tegen Koning Louis Philippe. Na de Revolutie van 1848 was hij één van de leiders van de tijdelijke regering. Onder Keizer Napoleon 111 was hij de leider van de constitutionele oppositie. Ledru Rollin, Tête grande (voorzijde kaft )Hoogte ketel:7,5cm Pijp met oplopende steel met manchet. Steelaanzet loopt onder de ketel uit in een scherpe punt. Borstbeeld van Ledru-Rollin met ringbaard. Op het borstbeeld een lint met de kleuren van de Franse vlag en een onderscheiding en langs de rand in reliëf: "LEDRU ROLLIN". (In de eerste helft van de 198 eeuw zien we dit vaker bij Franse pijpen, o.a. Dumeril) Deze pijp is bekend in twee formaten maar wordt vreemd genoeg in geen enkele catalogus of nomenclatuurlijst vermeld. Het vormnummer is onbekend, alleen het JG merk is aangebracht. Alexandre Auguste Ledru Rollin(1807-1874). Deze advocaat werd bekend als een radicale tegenstander van de troonsbestijging van Louis Philippe in 1830 en was verdediger van de journalisten. Hij werd in 1841 gekozen in de kamer van afgevaardigden en was erg actief in de campagne die uiteindelijk leidde tot de Franse Revolutie in 1848. Ledru Rollin was presidentskandidaat bij de verkiezing van december 1848, maar werd 1965