The words you are searching are inside this book. To get more targeted content, please make full-text search by clicking here.
Discover the best professional documents and content resources in AnyFlip Document Base.
Search
Published by Stichting PKN, 2023-04-18 08:16:26

PKN 101-120

PKN 101-120

Het Douwe Egbertsmuseum, waar de Pijpelogische Kring enige malen te gast is geweest, bestaat niet meer. Onder het motto wie jarig is, trakteert!, werd in 2003 ter gelegenheid van het 250-jarig bestaan van het bedrijf de collectie van het museum cadeau gedaan aan twintig Nederlandse musea. In de Douwe Egberts archieven wordt 3 april 1943 als eerste oprichtingsdatum genoemd met de tentoonstelling "Van kaars tot lucifer". In 1966 echter, was met de inrichting van een bescheiden pijpenkamer, de officiële oprichting een feit. Het was de heer A. Witteveen, destijds hoofd Centrale diensten bij Douwe Egberts, die de drijvende kracht achter het ontstaan van het museum was. Hij heeft het meeste materiaal verzameld en gaf het museum de naam "Pijpenkamer en Koffie- en Theekabiner.; In 1999 bleek het niet meer haalbaar de collectie op een aantrekkelijke manier voor het publiek toegankelijk te houden en werd besloten een herbestemming voor de objecten te zoeken. 1 De heer Witteveen is in 1979 overleden. 1679


Anacreon In 1995 kocht ik op een vlooienmarkt twee figurale pijpenkoppen. Op de rand, onder de bebaarde kop, is de inscriptie ·anacreon· aangebracht. Anacreon was een Griekse lierdichter die omstreeks 500 jaar voor Christus leefde. Zijn liedjes bezongen de liefde en de wijn. De liefde voor de wijn wordt vooral geïllustreerd door de krans van druivenbladeren rond zijn hoofd. Aan de onderzijde vinden we de volgende inscriptie: "A.A.A.C centre 1982". De letters staan voor Amsterdam Art Antique And Collectors Centre aan de Looiersgracht waar op dat moment een beurs van tabakscuriosa werd gehouden met een tentoonstelling van het Niemeyer Nederlands Tabacologisch museum. De heer G.A. Brongers, die ook de tentoonstelling samenstelde, schreef ter inleiding van deze beurs een artikel in "Looiernieuws·. Op pagina 15 van dit blad vinden we onder het kopje Rookgerei "Op de beurs "Het Rooken van Toeback" zaterdag 20 maart zal Don Duco van het pijpenkabinet in Leiden aanwezig zijn". En verder "Op de beurs zal tevens een demonstratie pijpmaken gegeven worden. Bezoekers kunnen een pijp in de vorm van het gezicht van de Griek Anacreon (die op de beurs gegoten wordt) bestellen. Wanneer de proeven lukken, zullen de pijpen van een gestempelde inscriptie A.A.A.C Centre 1982 worden voorzien. De maximale oplage zal 250 stuks.bedragen en de prijs wordt fl. 17,50. Na zes weken kunt u de pijpen in de Antiekmarkt de Looier aan de Elandsgracht 109 in Amsterdam afhalen". Dat de proeven gelukt zijn getuigen de gekochte exemplaren. De afdrukken zijn zo scherp afgedrukt dat je amper kan zien dat de pijp gegoten is en niet gekast. We vinden de pijp in het boek "25 Eeuwen roken" van het Pijpenkabinet onder pagina 52 afgebeeld. Onder de kop van het hoofdstuk "Kopieerlust en originaliteit in pers- en gietklei", lezen we op dezelfde pagina "Geslaagde ontwerpen worden elders gekopieerd. De figurale pijp van Anacreon is hiervan een goed voorbeeld. Dat ook in het Pijpenkabinet de kopieerlust toesloeg, getuigen de in 1982 gegoten exemplaren met de beeltenis van Anacreon. Literatuur Goes, B., 1993. 25 Eeuwen roken; De verwonderlijke vormgeving van de pijp. Looiersbericht, 1982, 5de jaargang, nummer 3. Nieuwsblad voor pijprokers, 4d• jaargang, nummer 16. Persbericht "Douwe Egberts trakteert twintig Nederlandse musea". P.R. Douwe Egberts Nederland. Rectificaties In PKN nr. 107 zijn een paar fouten geslopen te weten: p.1647: Het blok van het aanbeeld eindigt in twee punten i.p.v. de twee poten. p.1649: Het moet naamstempel dicht bij de kop i.p.v. de steel zijn. Website van Aad Kleijweg is http:l/home.versatel.nl/kleijweg1/ 1680


i 2ae JAARGANG NR.109 1 nhoudsopgave JULI 2005 I Oproep ...................................................................................................................... 1681 Pijpendag 2005 ......................................................................................................... 1681 Literatuursignalement ............................................................................................. 1682 De vogel gevlogen ................................................................................................... 1684 De Nederlandse export van kleipijpen naar.Duitsland ......................................... 1687 De economische positie van de kleipijpenindustrie in de 20e eeuw ................... 1695 Nederlandse pijpenstomer 'Retorte' ...................................................................... 1699 Assortiment Trumm-Bergmans te Weert (deel 2) .................................................. 1699 Oproep Ruud Stam Het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG), waarvan ook het Nederlands Economisch Historisch Archief (NEHA) deel van uitmaakt, wil in de komende tijd de collectie boeken, tijdschriften en documenten over de kleipijpennijverheid op peil gaan brengen. Het is de bedoeling dat bij het IISG een representatieve collectie over deze nijverheid ontstaat die niet alleen op Nederland gericht is maar ook de kleipijpenproductie buiten onze grenzen omvat. Hierdoor ontstaat er voor het eerst in Nederland een openbaar toegankelijke collectie die niet beperkt is tot alleen de Nederlandse of de regionale productie. Als eerste stap is door het instituut een abonnement genomen op ons PKN tijdschrift en op Knasterkopf. In de enorme collectie van het IISG/NEHA zijn nu al tal van interessante zaken te vinden. Bijvoorbeeld statistieken, reisbeschrijvingen en oude handelsboeken waarin gegevens over de pijpenindustrie opgenomen zijn. Daarnaast is er over tabak- en sigarenindustrie veel te vinden. Een voordeel van concentratie van gegevens bij het IISG/NEHA is ook dat de kleipijpenindustrie hierdoor meer onder de aandacht gebracht wordt van professionele historici. Dat is, gelet op de weinige aandacht die aan dit onderwerp tot nu toe besteed is hard nodig en kan in de toekomst alleen maar vruchten afwerpen. Om het IISG/NEHA te helpen wil ik iedereen oproepen om publicaties die u dubbel heeft of niet meer nodig heeft aan dit instituut af te staan. Omdat ook dit instituut geen oneindig budget heeft is het prettig als er ook documentatie geschonken wordt. Ook is het instituut geïnteresseerd om originele documenten te verwerven. Hierbij kan gedacht worden aan catalogi, reclamemateriaal, etc. Pijpendag 2005 De pijpendag zal dit jaar worden gehouden op zaterdag 8 oktober in Rotterdam Kralingen Zie voor meer informatie het inlegvel bij dit nummer. 1681


Literatuursignalement Michiel Rutten Sander L. GILMAN en Zhou XUN bezorgden "Smoke, a global history of smoking", een bundel met enkele tientallen bijdragen over (pijp)roken en rookgerelateerde onderwerpen. Ondermeer diverse interessante bijdragen over onderwerpen waarover zelden wordt gepubliceerd (zoals roken in de sub-Sahara, tabaksgebruik in Iran, in het keizerlijke China). Met veel aardige illustraties. Een voor de ge'fnteresseerde verzamelaar lezenswaardig en waardevol boek. Sommige artikelen waren overigens eerder al elders gepubliceerd. Uitgave Reaktion Books Ud, Londen 2004; gebonden, 408 pagina's; ISBN 1 86189 200 4; € 48,72. Philippe GOSSE verzorgde een CD-rom onder de titel "Les pipes de l'empire Ottoman" met onder meer een poging tot classificatie. Te verkrijgen bij de auteur, 21 les Cotes Roties, 13190 ALLAUCH, Frankrijk, tegen vooruitbetaling van€ 35, - . "I Pipans Vaenkrets, en bok om pipor och piproekning" van de hand van Anders JANSSON & Erik LINDFEL T gaat over pijproken, fabrikage, enz. in brede zin in Denemarken; Uitgave Carlssons Bokforlag, 2004, gebonden 192 blz.; ISBN 91 7203 5714. Jose Manuel LOPES schreef "Cachimbos, marcas, fabricantes e artesaos", een algemene inleiding over pijpenfabricage en vervolgens een omvangrijke en zo te zien redelijk complete inventarisatie van fabrikanten van hoofdzakelijk bruyere pijpen; Uitgave Quimera Editores, 2004; gebonden 264 blz.; ISBN 972-589-132-5; Rapaport, $ 52,-. J.L. MILAN schreef "Alejandro Robaina, tradition and magnanimity", het verhaal van een beroemde tabakskweker, zijn familie en zijn bedrijf op Cuba; beetje glossy uitgave van Epicur Publicaciones S.L. Barcelona, 2004; gebonden 156 blz.; ISBN 84-930387-5- x; € 50,-. Sean M. RAFFERTY en Rob MANN verzorgden "Smoking and culture, The archeology of tobacco pipes in Eastern North America", met elf hoofdstukken van diverse auteurs over pijpen en pijpvondsten in het noordoosten van de USA. Hoofdzakelijk gaat het over pijpen van inheemse fabricage, maar ook vondsten van importpijpen, waaronder Nederlandse producten, komen aan bod. Uitgave van The university of Tennessee Press te Knoxville, USA, 2004; gebonden 324 blz.; ISBN 1-57233-350-2; Rapaport $ 39,- 1682


"The mystique of opium in history and art" is een aardig, maar wel wat oppervlakkig, boekje van de hand van Donald WIGAL, helder geillustreerd; 2004; gebonden, 95 blz.; ISBN 1-85995-915-6; Rapaport $ 10,-. Ten behoeve van het National Museum of History in Taipei verscheen in 2004 "Centuries of smoke stains, the art of opium utensils" met foto's van een groot aantal opiumpijpen en voorts opiumlampen en andere aan het opiumgebruik gerelateerde voorwerpen en afbeeldingen; tekst Chinees met (zeer verkorte) Engelse vertaling; gebonden 128 blz.; ISBN 957-01-7498-6. In Pipes and Tobaccos winter 2004 onder meer een bijdrage van Cindy GAGE en Tad GAGE over de geschiedenis van oude tabakspotten. In het lentenummer 2005 onder meer een bijdrage van Richard ESSERMAN over Dunhill pijpen met een merkenoverzicht van R.D. FIELD die het dateren vergemakkelijkt. Voorts een korte impressie van de hand van Katie Davis GARDNER over antieke pijpen in het Colorado Springs Pioneers Museum en een artikel Ben RAPAPORT met de titel "Quotable quotes: pipes and pipe smoking . . . Literarily speaking". Van het Poschl Magazin, Journal fur Tabakkultur und den Radford's Freundeskreis" is onlangs het laatste (papieren) nummer verschenen. Bij De Slegte zijn onder meer "Collectible Pipes"van Jean Rebeyrolles (zie PKN, blz. 1351; afgeprijsd€ 9,95) en "Smoke gets in your Eyses"van Michael Thibodeau & Jana Martin (zie PKN, blz. 1426; thans€ 15, - ) verkrijgbaar. De Vrienden van het Tabaksmuseum Wervik lieten onlangs Jaarboek 2005, nr. 23, het licht zien. Hierin onder meer bijdragen van Or John SAMYN over Charlotte Corday: de aanslag op Marat; hostoriek bij kleipijp van Gambier nr. 415; van Walter LEMAN over verordeningen en ordonantien uit het archief van het tabaksmuseum; van Vincent VERBRUGGE over oranjepropaganda op tabaksdozen uit de collectie van het museum alsmede een artikel onder de titel "Walter Vanden Bulcke en de Jacobpijpen"; Eric de BLOCK staat stil bij het overlijden van Walter; van Caroline BRODEOUX met een uitvoerig opstel over tabak in brede zin, bedoeld voor educatieve rondleidingen voor jeugdigen. Te bestellen bij het museum te Wervik; kosten€ 25,- incl. verzendkosten. Als laatste nog een Bachaelorscriptie van Arjan den Braven. EB-Pijpen; inzicht in het pijpmakersbedrijf Bird (1630-1682). Bachelorscriptie van de Universiteit van Amsterdam, opleiding Archeologie & Prehistorie. Versie 22 januari 2005._ Informatie over deze scriptie verkrijgbaar bij Jan van Oostveen. Adres binnenzijde kaft. 1683


De vogel gevlogen A.M.M. van den Brand De afgelopen 25 jaar zijn bij opgravingen in "s-Hertogenbosch duizenden pijpenkoppen gevonden. Veelal gaat het om onversierde exemplaren die (afgezien van de andere mogelijkheden die dit vondstmateriaal biedt) alleen al als dateringsmateriaal welkom zijn. Slechts zelden is er sprake van bijzondere exemplaren die apart de aandacht verdienen. De hier besproken pijpenkop is echter zo'n bijzonder exemplaar. Hij kwam in 1998 tevoorschijn bij de opgraving op het terrein van de voormalige brandweerkazerne in het centrum van de stad;. Wat maakt deze pijp nu zo bijzonder? 1 a. Archeologie 's-Hertogenbosch 1 b. Water- en Vuurplein, 'sHertogenbosch 2a. Ovoide 2b. Gekroond wapen van 'sHertogenbosch / Gekroonde Napoleontische adelaar met keizerskroon op bliksemschicht; Aan de rokerszijde de tekst "ERAS" 2c. Ruit/ ruit 2d. BWB 2e. Ongeglaasd 2f. Gebotterd 2g. Gehele radering rondom ketelopening 2h. 3a. 3b. 3c. 4. 1810-1813 5. 's-Hertogenbosch 6. Leonardus Eras 7. Tekening schaal 1:2 Op de eerste plaats is hier sprake van een in 's-Hertogenbosch vervaardigd produkt. Als de roker al rokende naar de pijp keek, zag hij daarop de naam Eras staan. Leonardus Eras is namelijk de fabrikant van deze pijp. Hij had, samen met Jan Norbert Coolerî, in 1810 in de stad een pijpenfabriek opgericht. Over de fabriek valt niet zo heel veel te vertellen. Voor zover bekend is er geen bedrijfsarchief bewaard gebleven. Uit een aantal kleine vermeldingen is slechts in grote lijnen het wel en wee van de fabriek te reconstrueren. Zo blijkt bijvoorbeeld uit een brief aan de Bossche burgemeester dat er in november 1810 reeds 48 personen (inclusief jongeren en leerlingen) werkzaam zijn in de fabriek;;_ Recentelijk zijn een tweetal losse patenten van deze fabriek opgedoken in de handel;;;_ Daaruit blijkt dat in 1819 door Eras fl. 18,40 werd betaald voor een " Pijpenfabriek met ; R. van Genabeek. Water en Vuurplein. Archeologisch onderzoek. Bossche Bladen 1 (1999), p. 23-24. ii D. Duco. Pijpmakers in 's-Hertogenbosch. In: Pijpelijntjes jaargang 4, nummer 3, juli-september 1978. ;;; Momenteel in particulier bezt 1684


Een Oven". Uit het patent voor het jaar 1823 blijkt dat Eras toen 23 personen in dienst had. Op de achterzijde van het patent uit 1819 staat verder in handschrift vermeldt: Lemmen a grave 1 mante korte 15 1 mantu Lange 36 1 Coppes te Neerbos 4 manden 32 2 manden 30 de Heer f:Cressens te Nijmegen 12 gros korte pijpe 15 franco Vermoedelijk zijn het aantekeningen betreffende leveranties en/of bestellingen. Onbekend, en vooralsnog archeologisch niet aangetoond, was het feit dat Eras blijkbaar twee soorten pijpen produceerde: lange en korte. Dat de productie vrij omvangrijk moet zijn geweest is vooral archeologisch aantoonbaar: producten van Eras werden en worden in grote getale gevonden, ook buiten 'sHertogenbosch. Toch zou de productie nog omvangrijker kunnen zijn geweest dan tot nu toe werd aangenomen: De Bossche tabakspijpen kunnen namelijk, op grond van de vorm, nauwelijks tot niet onderscheiden worden van de tabakspijpen die bijvoorbeeld in Gouda vervaardigd werden. Daarom spelen bij de identificatie van de Bossche pijpen de merken op de hiel een belangrijke rol. Van Eras zijn slechts een vijftiental hielmerken met zekerheid bekend: via teruggevonden productieafval is bekend dat de volgende merken werden gezet Gekroond: 37, 66, 77, AB, H, WS, ES en de wijnton; Ongekroond: B, KIP, both en de lelie; Via processtukken is bekend dat door Eras minstens een drietal merken uit Gouda werden geïmiteerd: Gekroond: 16, 46 en PS; Als bijmerk werd in 's-Hertogenbosch een vereenvoudigde vorm van het Bossche stadswapen gebruikt: een boompje al of niet op een schildje geplaatst. Op grond van deze bijmerken wordt verder nog van negen hielmerken vermoed dat ze door Eras zijn gebruikt;;: Gekroond: 6, 36, 38, 69 en WP; 1 J.L.F. van den Hurk en E. Nijhof. Hoofdstuk 21 "Pijpen". In: H.L. Jansen (red.). Van Bos tot stad. Opgravingen in 's-Hertogenbosch. 's-Hertogenbosch, 1983, p. 229-236. 11 J.L.F. van den Hurk en E. Nijhof. De Bossche pijpenindustrie en haar produkten. PKN 5• jaargang, nr. 23, p. 60-67 en J. Engelen. Bodemvondsten uit Eindhoven. PKN 21° jaargang, nr. 82, p. 1033-1036. 1685


Ongekroond: de hond, D, N en TS; Wat de hier besproken pijpenkop nu mede zo aardig maakt is het feit dat deze een tot nu toe onbekend bijmerk en hielmerk bevat, bestaande uit een ruitje en de lettercombinatie BWB. Onder de duizenden pijpenkoppen die tot nu toe binnen en buiten 's-Hertogenbosch zijn opgegraven kunnen dus nog heel wat onversierde exemplaren zitten, die nu met een redelijke mate van zekerheid aan Eras kunnen worden toegeschreven. Wat de pijp verder bijzonder maakt is het feit dat het aan de ene zijde een wapenschild vertoond en aan de andere zijde een vogel. Voor Bosschenaren is het niet moeilijk in het wapen het Bossche stadswapen te herkennen. De Bosschenaren van rond 1810 zullen in de vogel zonder veel moeite de Napoleontische adelaar met keizerskroon op de kop, staande op een bliksemschicht, hebben herkend. Dit laatste symbool was toen op heel wat plaatsen in de stad te zien: als versiering op de militaire uniformen; als stempel op officiële stukken (zij het zonder kroon) op de nieuwe munten die in omloop waren gebracht. Voor het gebruik van het stadswapen had Eras op 27 november 1810 van de burgemeester toestemming gekregen;. Dat de burgemeester niet meer gerechtigd was die toestemming te verlenen werd daarbij niet vermeld. Op 16 maart 1810 was de provincie Zeeland en het gebied bezuiden de Maas en Waal namelijk bij Frankrijk ingelijfd en mochten de oude wapens niet meer gevoerd worden;;! Wilde een gemeente een nieuw wapen dan kon ze dat aanvragen, maar wapenfiguren en onderscheidingen van het keizerrijk, zoals adelaars en bijen, mochten daar niet in voorkomen. In het stadswapen dat op 13 maart 1813 door Napoleon aan "s-Hertogenbosch werd verleend was de tweekoppige adelaar dan ook niet meer te vinden. Het stadswapen dat Eras op zijn pijp heeft aangebracht is nog het oude (verboden) stadswapen, met hertogskroon en de tweekoppige adelaar. Het idee om naast het stadswapen de Napoleontische adelaar op de pijpenkop aan te brengen zou wel eens uit 1810 kunnen dateren. Van 6 tot 8 mei 1810 verbleef Napoleon in 's-Hertogenbosch. Op 8 mei gaf hij de Sint-Jan terug aan de Katholieken. De Katholieke Eras moet toen ongeveer over het keizerlijke logo zijn gestruikeld. De hier besproken pijpenkop met het BWB-merk is op grond van de afgebeelde adelaar ongetwijfeld afkomstig uit de eerste productiejaren van de fabriek en dateert dus uit de jaren 1810-1813. Op 27 november 1810 werd aan Eras toestemming verleend voor het gebruik van het stadswapen, op 13 maart 1813 werd een nieuw stadswapen vastgesteld. De vorm voor de pijp zal tussen de twee genoemde data zijn vervaardigd. ' Gemeentearchief 's-Hertogenbosch, Oud Stads Archief inv. Nr. 821. Verbalen van de burgemeester/maire 16-7-1810 - 31-12-1810. 27 november 1810. ;; H.J.H. Bossink. Het wapen van 's-Hertogenbosch. In: Jaarboel< Varia Historica Brabantica VIII. 'sHertogenbosch, 1979. r·. 245-269. Zie verder ooi< J. A. de Boo. Heraldiel< in de Franse tijd. In: Jaarboek Centraal Bureau Genealogie XXXI (1977) p.180-196. 1686


Op 26 januari 1814 werd 's-Hertogenbosch bevrijd van de Fransen. Reeds voor die datum werd elders door de militairen de gekroonde adelaar met bliksemschicht van de uniformen verwijderd;_ Mede door de catastrofaal verlopen veldtocht in Rusland (1812- 1813), waarbij zo'n 15.000 Nederlandse militairen het leven lieten, was de populariteit van Napoleon gedaald. Als enige tijd later ook nog eens het Koninkrijk der Nederlanden is ontstaan, zal de vraag naar tabakspijpen met een Napoleontische adelaar wel zijn verdwenen. De pijpenkop met stadswapen en adelaar zal na de Franse tijd worden opgevolgd door een ander (reeds bekend) model waarop het stadswapen, dit keer met twee wildemannen, voorkomt;;_ Leonardus Eras wordt daarop met naam en toenaam genoemd, de Napoleontische adelaar is echter gevlogen. De Nederlandse export van kleipijpen naar Duitslandiii Ruud Stam 1. Inleiding Niet alle pijpenmakerscentra in Nederland hebben zich ook op de export gericht. In de 17e eeuw waren Amsterdam en vooral Gouda van belang voor de export naar Duitslandiv. In de 18e en de 19e eeuw waren dat Gouda en in beperkte mate ook Alphen aan de Rijn. De Alphense pijpenmakers richten zich ondermeer op de export naar Scandin·avië, Denemarken en Noord-Duitsland! Daarnaast hebben ook andere centra op een beperkte schaal pijpen naar Duitsland uitgevoerd. Zo hebben bijvoorbeeld de pijpenmakers uit Gennep en Venlo in het begin van de 1 ge eeuw naar de aangrenzende gebieden in Duitsland geëxporteerdv;_ Aan het eind van de 19e eeuw en in de 20e eeuw voert praktisch alleen Gouda nog naar Duitsland uit. Na de Eerste Wereldoorlog betreft dit voornamelijk gietpijpen in kleinere partijen. ; C. de Mooij. Eindelyk uit d'Onderdrukking. Pattriottenbeweging en Bataafs-Franse tijd in Noord- ?Brabant 1784-1814. Zwolle s.a. 106. ;; Van den Hurk en Nijhof, Bossche pijpenindustrie, 63. Dat wapen was op 16 juli 1817 door de Hoge Raad van adel bevestigd. In feite ging het om het oude stadswapen. De hertogkroon en de wildemannen waren reeds in 1670 eigenhandig aan het wapen toegevoegd. m Met Duitsland wordt in dij artikel bedoeld de gebieden die binnen de grenzen van het hedendaagse Duitsland gelegen zijn. Op analoge wijze zijn de aanduidingen Nederland en Belgiê gebruikt. iv De export van Amsterdam was meer gericht op Amerika. Zie: Stam, R. D., The export of European clay pipes to North America. A preliminary survey. The Pipe Year Book 2002, P 8. v Meulen, J. van der, De "Gouwenaars" van Alphen aan den Rijn, Leiden, 1986. Blz. 72 en 77. '' Mielke, H-P., Tonpfeifenland Niederrhein. Zur Verbreitung der Pfeifenbäckerei zwischen Köln und den Niederlanden. Knasterkopf 15, 2002, S. 75. 1687


2. Statistieken Uit de 17e en de 18e eeuw is er weinig statistisch materiaal voorhanden en ook de volledigheid en betrouwbaarheid van de gepresenteerde cijfers laat nogal eens te wensen over. Dit kan bijvoorbeeld goed geïllustreerd worden aan het Sont -registe~ De vaart op de Oostzee was in de 1r en 18e eeuw het belangrijkste deel van de Nederlandse handel. Veel belangrijker dan bijvoorbeeld de handel van de VOC. Bij de passage van de Sont werd tol geheven naar rato van de lading van de schepen. Er zijn enorme aantallen kleipijpen in die periode door de Sont vervoerd. Echter in het Sontregister is hier weinig van terug te vinden. Pijpen hadden een te klein volume en werden daardoor vaak niet geregistreerd. Dat is onhandig voor de onderzoeker van nu, maar voor de export van de pijpen was het zeer gunstig. Ook bij de Rijntollen is er duidelijk sprake van onderregistratie. Als er over de pijpen volledig tol had moeten worden betaald - er waren in de 18e eeuw 38 tollen tussen Dordrecht en Straatsburg - dan was de verbreiding van de Goudse pijpen in Zuid-Duitsland en in Zwitserland niet zo groot geweest als nu uit opgravingen blijkt Pijpen ooaenomen in het Sontreçiister Jaar Bestemming_ Hoeveelheid Herkomst 1635 Zweden 1 kist Denemarken 1 mand 1646 2 kisten Holland tabakspijpen 2 kisten Holland Als deze wel zeer spaarzame getallen vergeleken worden met cijfers uit het Poolse Elbing (Elblag) dan is ook daaruit de onderregistratie goed zichtbaar. Immers alle pijpen die naar Elbing vervoerd werden moesten via de Sont worden verscheept. Import van pijpen uit Holland in ElbinQ.rn Jaar Hoeveelheid 1654 5tonnen 1685 3 tonnen + 24 floriin oiioen + 8 aros fiine 1687 11 tonnen+ 5 manden+ 180 florijn oiioen 1690 7 tonnen + 1 mand + 8 midden? 1691 19 tonnen+ 7 manden 1695 4 manden 1698 6 tonnen, 10 kleine manden De verzending van pijpen overzee liep meestal over de havens van Amsterdam of Rotterdam. In de 1r eeuw was de haven van Amsterdam de belangrijkste uitvoerhaven ; Bang, N.E., Tabeller over skibsfart og varetransport gennem 0resund 1497-1783. Kopenhagen, 1930. '' Leemans, W. F., De grote Gelderse Tollen en de Tollenaars, Arnhem, 1981. m Lindblad, J. Th., Dutch entries in the pound-toll registers of Elbing 1585-1700. Rijks Geschiedkundige Publicatiën, Grote serie 225, 1995. 1688


voor de pijpen. Later werd er ook veel via Rotterdam geëxporteerd Voor de export over de Rijn was Dordrecht een belangrijke haven. Maar ook via andere havens, zoals Hoorn, Enkhuizen en Harlingen zijn pijpen naar Duitsland gezonden. In de archieven is over deze handelsrouten voor pijpen weinig te vinden. Van Harlingen is bekend dat daar tussen maart 1654 en december 1655 voor 139 Karolusguldens aan tabakspijpen naar de Duitse Noordzeehavens verzonden is.; Waarschijnlijk waren dit geen pijpen van de Harlingse pijpenmakers, maar Amsterdamse of Goudse pijpen. De belangrijkste handelsroutes naar Duitsland waren de Rijn en de routes over Duitse havens aan de Noord- en Oostzeekust. Vooral Hamburg en Bremen waren zeer belangrijk voor de invoer van kleipijpen. Zo is reeds uit 1632 bekend dat 35 tonnen en een kist met kleipijpen in Hamburg werden ingevoerd_;; Transport over land was moeizaam en tijdrovend. De handel over land bleef dan ook meestal beperkt tot de kortere afstanden. Van de invoer van Hollandse pijpen in Tönning, een voorhaven van Hamburg, zijn de volgende getallen bekend: Invoer van piioen in Tönning ;;; Jaar Meeaebracht door Tonnen Manden Kisten 1681 7 van de 15 Schippers 100 3 1682 7 van de 10 Schiooers 175 4 1684 122 1686 93 6 1687 >137 1772 18,25 36 2 In het jaar 1682 ging het dus om tussen de 300.000 en 500.000 pijpen. In de andere jaren tussen 1681 en 1687 zijn de getallen lager, maar het g.aat nog steeds om een aanzienlijke hoeveelheid. Uit de tweede helft van de 188 eeuw bezitten we helaas alleen de opgave uit 1772. Het veel geringere aantal ingevoerde pijpen stemt overeen met de wat op basis van de mercantilistische maatregelen in verschillende delen van Duitsland verwacht kan worden. De volgende reeks getallen betreft de totale uitvoer van de Admiraliteit van Amsterdam naar 'de Kleine Oost', ofwel de Noordzeehavens van Duitsland en tevens de export over de Rijn. 1 Faber, J. A., Harlingen's foreign trade and shipping in the years 1654 and 1655. In: Heeres, W. G., From Dunkerk to Danzig. Hilversum, 1988. 11 Articus, R. J. J., Vom Rauchen und den Tabakpfeifenmachern in Schleswig-Holstein. Knasterkopf 2 (1990) S. 11. m Witte, C., Tonpfeifenfunde in Tönning. Knasterkopf 11, 1998, S. 56-58. 1689


Uitvoer uit de Admiraliteit Amsterdam in Guldens; Jaar Kleine Oost Riin Totale export Admiraliteit Amsterdam 1753 25.050 4.643 59.210 1789 10.699 2.483 37.067 1790 14.005 2.321 38.448 1791 13.744 4.055 45.976 1792 14.059 8.524 36.414 1805 29.940 9.500 71.740 1806 33.773 10.955 66.948 1807 19.797 8.699 48.662 1808 9.985 11.358 36.607 1809 9.623 9.838 36.843 Ook hier is voorzichtig de invloed van het mercantilisme in de tweede helft van de 1 se eeuw te herkennen. Interessant is het om te zien dat in deze tijd nagenoeg de helft van de totale export van kleipijpen uit Amsterdam naar Duitsland verscheept werd. Als we met een gemiddelde prijs van een gulden dertig cent per gros exportpijpen rekenen dan ligt het aantal pijpen tussen 3,3 miljoen in 1753 en 1,5 miljoen in 1789_;; De teruggang van de export na 1806 kan mogelijk toegeschreven worden aan de verarming van de bevolking in de Napoleontische tijd. Naast de aantallen uit de Admiraliteit van Amsterdam zijn voor dezelfde periode ook de exportaantallen uit de Admiraliteit op de Maaze, grof gezegd het gebied tussen Rotterdam en Nijmegen, beschikbaar. Daarmee is nagenoeg de gehele Nederlandse kleipijpenexport gedekt. Uitvoer "Admiraliteit op de Maaze";;; Jaar Over zee (wereldwiid Duitsland Kisten en kleine Manden Waarde Waarde (guldens) kisten (Quldens) 1784 1.556 7.123 24.903 1.711 1785 1.512 6.845 27.719 3.510 1786 1.529 6.937 25.563 4.625 1787 1150 6.879 21.098 2.994 1788 1.589 5.537 23.929 2.621 1789 1.536 7.818 25.500 2.929 1790 1.611 7.357 29.448 2.804 1791 1.661 6.606 28.743 2.717 1792 1.390 9.489 26.297 3.516 1793 880 6.923 18.064 4.219 'Algemeen Rijksarchief, 2.21.06. coli. Nr. 51 Goldberg nr. 189,190 en Nierop, L. van, Uit de bakem,at der Amsterdamsche handelsstatistiek. Jaarboek van het Genootschap Amstelodamum 13, 1915. ;; Duco, D. H. , de Techniek van het pijpmakersbedrijf te Gouda. In: Davey, P., The Archaeology of the clay tobacco pipe, IV, 1980, P.135. ;;; Vries, J. de, De statistiek van de in- en uitvoer van de Admiraliteit op de Maaze 1784-1793. Economisch Historisch Jaarboek, 19 (l963) en 30 (1965). 1690


Vergelijken we deze getallen met die van Amsterdam, dan is duidelijk dat aan het einde van de 18e eeuw Rotterdam de belangrijkste haven was voor de uitvoer van kleipijpen. Helaas is uit deze getallen niet op te maken hoe groot het aandeel naar Duitsland was, want wanneer in deze tabel Duitsland genoemd wordt betreft dit vermoedelijk de rijnvaart. Als we aannemen dat in het eind van de 18e eeuw, net als vanuit Amsterdam, 40% van de verzendingen over zee export naar Duitsland betrof, dan kan voor het jaar 1789 een uitvoer uit Rotterdam van 1,9 miljoen stuks aangenomen worden. De uitvoer uit Amsterdam bedroeg 1,5 miljoen stuks. Vermoedelijk kan dus gerekend met alle genoemde aannames uitgegaan worden van een export van een kleine 4 miljoen stuks klei pijpen naar Duitsland in het jaar 1789 ; De laatste groep getallen betreft de aantallen ingevoerde pijpen in Hamburg. Ook worden de aantallen ingevoerde pijpen uit België vermeld. Invoer in Hambura;; (*=vaten of tonnen) Noordelïke Nederlanden Zuideliike Nederlanden Jaar Manden Kisten Tonnen Vaten Trommel Diversen 1778 7.717 51 164 1779 8.739 84 227 235 ko 1780 11.677 121 116 1781 10.766 41 232 5 110 ko 1782 9.933 187 93 1783 14.109 96 215 1 445 ko; 11 k 1784 14.830 92 138 1785 12.837 100 67 150 ko 1786 11.674 57 227 1787 7.200 21 62 1.505 ko; 10 k; 19 t 1788 11.887 44 * 159 1789 9.329 25 120 1790 11.906 23 * 122 1791 10.211 26 * 126 1792 9.013 19 * 126 1793 12.866 26 245 12 1794 6.892 4.481 *144 1795 12.402 18 169 1796 13.651 59 165 1797 16.535 175 74 195 1798 11.495 101 132 1799 8.576 105 39 1800 17.172 218 * 227 1801 12.937 246 * 71 1802 10.251 156 3 29 ; Er zij hier wel voor gewaarschuwd getallen te benutten zonder expliciet de aannames te benoemen. ;; Röhlk, F., Schiffahrt und Handel zwischen Hamburg und den Niederlanden in der zweite Hälfte des 18. und 19. Jahrhunderts. Wiesbaden, 1973. 1691


Met de aanname dat 1 mand 1 gros pijpen bevat, een kist 16 gros, een ton 20 gros e,:i een vat 30 gros, kan de hoeveelheid (In miljoenen stuks) ingevoerde pijpen indicatief berekend worden_; Invoer in Hamburg omaerekend naar aantallen Jaar Aantal Jaar Aantal Jaar Aantal Jaar Aantal Jaar Aantal 1778 1,7 1783 2,9 1788 2,4 1793 2,7 1798 2,5 1779 2,2 1784 2,8 1789 1.8 1794 11,8 1799 1,7 1780 2,4 1785 2,3 1790 2,1 1795 2,6 1800 3,7 1781 2,3 1786 2,5 1791 1,9 1796 2,8 1801 2,7 1782 2, 1 1787 1,3 1792 1.7 1797 3,8 1802 2,0 In vergelijking met de getallen voor heel Duitsland is de invoer via Hamburg groot. De export van België was gering Dit stemt overeen met de betekenis van de Belgische pijpenindustrie in die tijd. In hetzelfde archief zijn voor een nog langere periode getallen over de rechtstreekse scheepvaartbewegingen van Gouda naar Hamburg beschikbaar. Helaas is er geen positieve correlatie tussen het aantal schepen dat van Gouda op Hamburg voer en de export van kleipijpen naar Hamburg. Pas voor de periode 1846-1915 zijn er weer uitgesplitste getallen over de export. De aantallen geëxporteerde pijpen naar Duitsland bewegen zich in deze periode tussen de 50.000 en 300.000 pijpen jaarlijks_;; Dit zijn veel kleinere aantallen dan in de 18e eeuw. De export naar Duitsland is in de 1 ge eeuw laag in vergelijking met die naar andere bestemmingen. De exportcijfers zijn ook uitgesplitst naar diverse bestemmingen binnen Duitsland, maar omdat de betrouwbaarheid van deze cijfers nogal matig is wordt de uitsplitsing hier verder niet gegeven_;;; 3. Kwaliteit en concurrentie Kwaliteit van de pijpen, mercantilisme en lage lonen zijn de drie voornaamste steekwoorden om de schommelingen in de aantallen naar Duitsland geëxporteerde pijpen te verklaren. In de 17e en in de eerste helft van de 18e eeuw konden de Nederlandse pijpen tamelijk ongehinderd naar Duitsland worden uitgevoerd. Helaas zijn er over deze export geen bruikbare getallen beschikbaar, maar het moet om miljoenen stuks zijn gegaan. Locale pijpenmakerscentra die in Duitsland ontstonden deden de Nederlandse pijp steeds meer concurrentie aan. De Duitse pijpen waren goedkoper ; Deze hoeveelheden berusten op lijsten van transportkosten. Hierin treden soms verschillen op. ;; Statistiek van de Handel en Scheepvaart van het Koninkrijk der Nederlanden over de jaren 1846-1915. Departement van Financiën. ;;; Als voorbeeld van de onbetrouwbaarheid van de cijfers moge dienen dat de hoogste exportaantallen van Nederlandse pijpen naar Hamburg en Bremen worden gehaald precies in die jaren dat er een hoge doorvoer van pijpen van Duitsland (het Westerwald) naar Hamburg en Bremen was. Voor de doorvoer zie: Kügler, M., Die Bedeutung Hamburgs als Umschlagplatz für Westerwälder Tonpfeifen im 18. und 19. Jahrhundert. Knasterkopf 9, 1997. 1692


door de lagere lonen in Duitsland en door de geringere transportkosten ( in 1789 bedroeg de prijs van het transport van een kist van 16 gros van Gouda naar Hamburg 28 stuivers). Dat betekende dat de Nederlandse pijp alleen kon concurreren als de kwaliteit hoger was. En juist dat was de specialiteit van de Goudse pijpenmakers. Om de eigen pijpenproductie te beschermen zijn veel van de Duitse Staten in de 18° eeuw tol gaan heffen. Het voert hier te ver om een overzicht van de verschillende tolheffingen en invoerverboden te geven. De meeste invoerheffingen op pijpen werden pas na 1750 afgekondigd. Maar reeds in het jaar 1713 werd er in het vorstendom Lüneburg een invoerverbod op buitenlandse pijpen ingesteld. Maar pas de invoerheffing van Pruisen van 1754 (twee gulden vijftig per gros, veel meer dan de prijs van een gros pijpen) en het korte tijd later ingestelde invoerverbod op onder meer de Goudse pijpen was een zware slag voor de pijpenmanufacturen in Gouda. De pijpenmakers Frans Verzijl en Jacob de Vos klaagden dat zij door deze maatregelen een afzet ter waarde van 30.000 gulden per jaar verloren hadden.; Samen met de concurrentie uit het Westerwald, met de daar gebruikelijke lage loonkosten, betekenden deze maatregelen een grote vermindering van de afzet van de Goudse pijpenindustrie. Bij de invoerverboden speelde ook de kwaliteit van de pijpen soms een doorslaggevende rol. Zo werd in de verordening van het Kurfürstentum Hannover van 2 april 1772 een uitzondering gemaakt op het invoerverbod voor de " 5/4 Ellen langen Holländischen". ii Er werden in Duitsland zeer veel imitaties van Goudse kwaliteitspijpen op de markt gebracht. Als voorbeeld hoeft slechts herinnerd te worden aan de vele imitaties van de pijpen van Verzijl. Dat ook Nederlandse pijpenmakers Duitse pijpen nagemaakt hebben is echter minder bekend, maar gelet op de Duitse invoer verordeningen niet onbegrijpelijk. Vermoedelijk zijn deze imitaties door de hoge transportkosten en de lage lonen in Duitsland niet erg lucratief geweest. Zo hebben pijpenmakers uit Alphen aan de Rijn bijvoorbeeld "SAPFENBERG" en "I.Hm.lSER HILDESH" op een deel van hun pijpen gestempeld_;;; Ook het gebruik van het merk het springende paard in Gouda kan dezelfde reden gehad hebben als Casselmann uit Münden had om een deel van zijn pijpen te merken met het paard van Hannover en niet met de leeuw van Hessen, namelijk het op die wijze doen voorkomen dat het pijpen uit Hannover betrof_;v 1 Goedewaagen, D. A., De Geschiedenis van de Pijpmakerij te Gouda. In Helbers, G. C. en Goedewaagen, D. A., Goudsche Pijpen, Gouda, 1942, blz.11. 11 Toms, H. Landesherrliche Verordnungen über die Markierung von Tonpfeifen im Raum Niedersachsen. Knasterkopf 3, 1990. ;;; Meulen, J., De "Gouwenaars" van Alphen aan den Rijn, 1986. Blz. 77. Zapfenberg was een beroemde Handelaar in Tabak en Pijpen in Noord-Duitsland. Zie daarvoor: Articus, R. Zapfenberg-Pfeifen. Knasterkopf 11, 1998. ,v Ameling, G., Christian Casselmann Tonpfeifenbäcker zu Münden, Hann. Münden, 1996. S. 15. 1693


Vervalsingen kwamen dus veel voor en niet iedere gevonden pijp is ook wat deze op het eerste oog schijnt te zijn. 4.Vondsten van Nederlandse pijpen in Duitsland In dit kader is het onmogelijk om alle tot op heden gepubliceerde vondsten van Nederlandse pijpen in Duitsland te bespreken. Veel daarvan is in Knasterkopf gepubliceerd, maar ook in veel locale archeologische publicaties is veel interessants te vinden. Helaas kunnen uit deze literatuur nog geen eenduidige conclusies getrokken worden over de verspreiding van de Nederlandse kleipijp in Duitsland. Als alle vondsten bijvoorbeeld op een kaart gezet worden dan zegt het resultaat meer over de stand van het onderzoek dan over de verspreiding van de Nederlandse pijp. Heel voorzichtig kunnen echter wel de volgende conclusies worden getrokken: • In grote delen van Duitsland, tot in Beieren toe, worden Nederlandse pijpen gevonden.; • In Sleeswijk-Holstein, Lüneburg en de omgeving van Handelscentra, zoals bijvoorbeeld Berlijn en Leipzig, worden relatief veel Nederlandse pijpen gevonden_;; • In plaatsen langs de Rijn zijn nog te weinig opgravingen gedaan om een beeld van de verspreiding te krijgen. Vondsten uit Breisach en in Zwitserland duiden er echter op dat de Rijn als een belangrijke handelsroute voor de Nederlandse pijpen gediend heeft_;;; • Al te gemakkelijk worden veel pijpenvondsten voor Nederlandse producten aangezien. De Duitse pijpenproductie was veel groter en veelsoortiger dan tot voor kort werd gedacht. iv ; Mededelingen Natascha Mehler, 2004 - 2005. ;, Zie onder andere: • Articus, R. J. J., Vom Rauchen und den Tabakspfeifenmachern in Schleswig-Holstein. Knasterkopf 2, 1990. • Articus, R. J. J., Wie die Tonpfeifen in die Lüneburger Heide kamen. Knasterkopf 9, 1997. • Weidner, M., Tonpfeifen aus der Elbe. Offa 56, 1999. • Teichner, F., Clay pipe makers in Berlin and Brandenburg 2: Archaeological finds from Berlin, Koenigs Wusterhausen, kloster Zinna and Potsdam. Ethnographisch-Archaeologische Zeitschrifl 42(2), 2001. • Kluttig-Altmann, R., Tonpfeifen in Leipzig. Knasterkopf 12 en 13. 1999 en 2000. mzie: • Duco, D. und Schmaedecke, M., Tonpfeifenfunde aus der Grabung Kapuzinergasse in Breisach am Rhein. Fundberichte aus Baden-Württemberg Band 13, 1988. • Schmaedecke, M., Zum Gebrauch von Tonpfeifen in der Schweiz. In: Schmaedecke, M.,Tonpfeifen in der Scweiz. Liestal, 1999. iv Kügler, M. und Weidner, M., 16.Tagung des Arbeitskreises Tonpfeifen 2002 in Grimma. Knasterkopf, 16, 2003. 1694


De economische positie van de kleipijpenindustrie in de 20e eeuw Ruud Stam Inleiding In de loop van de 19e eeuw raakte de traditionele langstelige Nederlandse kwaliteitspijp steeds meer uit de mode. De Nederlandse pijpenindustrie hield vast aan haar vroegere glorie en wist geen duidelijk antwoord te vinden op de veranderde marktomstandigheden. Wel werd het assortiment aangepast aan de mode van de tijd, maar nieuwe korte modellen misten de kwaliteit en de gratie die in de Franse pijpenindustrie wel bereikt werd. De Nederlandse pijp was bovendien relatief duur en het lukte de Nederlandse producenten niet om de concurrentieslag om de goedkope pijpen voor met name de verre markten in Amerika en Afrika vol te houden. Na een korte opleving van de Nederlandse pijpenindustrie in de periode 1845 - 1862, vooral veroorzaakt door grote exportorders voor Amerika en orders uit Engeland voor de Afrikaanse markt, zakte de afzet van pijpen in de tweede helft van de 19e eeuw dan ook ini De concurrentie uit het Westerwald, met de lage lonen en de steeds goedkopere exportpijpen, was voor de Nederlandse export van de eenvoudige soorten pijpen in toenemende mate moordend. In het begin van de 20e eeuw, kort voor de Eerste Wereldoorlog, werden in Nederland vermoedelijk nog zo'n 63.000 gros (8,6 milioen stuks) gekaste pijpen geproduceerd_;; De situatie leek redelijk stabiel en veel pijpenfabrieken investeerden fors, ondanks dat het besef leefde dat de gouden tijden van weleer voorbij waren. Zo opende Goedewaagen in 1909 nog een geheel nieuwe fabriek. De Eerste Wereldoorlog en de daarop volgende valutacrisis zou tot een dramatische daling van de Nederlandse kleipijpenproductie leiden. Vooral de afzet van de gekaste pijp daalde fors, veel forser dan op basis van de veranderende rookgewoonten te verwachten zou zijn. Dit werd veroorzaakt door de exportmoeilijkheden tijdens de oorlog en de slechte concurrentiepositie vanaf ongeveer 1920. De export was ook in de 20e eeuw van vitaal belang voor de Nederlandse pijpenindustrie en een groot deel van de schommelingen in de totale afzet kan gerelateerd worden aan de mogelijkheden om te exporteren. Een nieuwe ontwikkeling was de gietpijp De opkomst van de gietpijp, leidde vooral vanaf de jaren twintig tot de noodzakelijke verbreding van het assortiment. Doordat deze pijpen bijna alleen in Nederland werden vervaardigd was dit een goed 1 Statistiek van de handel en scheepvaart van het Koninkrijk der Nederlanden, over de jaren 1846 - 1915. Departement van Financiën, eerste deel. 11 Statistiek van de voortbrenging en verbruik der Nederlandsche nijverheid in 1913 en 1916. Bijdrage tot de statistiek van Nederland. Nieuwe volgreeks 292, CBS, 1920. 1695


exportproduct. Hand in hand met de ontwikkeling van de gietpijp worden de grote bedrijven omgevormd naar algemene aardewerkbedrijven, waar ondermeer tot in de jaren dertig het beroemde "Goudse Plateel" werd vervaardigd. De kleipijp speelt in deze bedrijven vanaf het midden van de jaren twintig geen hoofdrol meer. Echter in tijden van moeilijkheden was de kleipijp vaak wel een financiële kurk waarop de bedrijven dreven. De situatie in de Eerste Wereldoorlog; Tijdens de Eerste Wereldoorlog waren vooral de exportbeperkingen veroorzaakt door de oorlogshandelingen en de verarming van de Europese bevolking bepalend voor de daling van de afzet naar het buitenland. De grote prijsstijging van de pijpen aan het einde van de oorlog had, door de gunstige concurrentieverhoudingen, voor de Goudse bedrijven nog niet of nauwelijks invloed op de afzet. De lonen in de pijpenindustrie stegen snel, maar bleven achter bij de lonen in industrie en handel.;; De reële lonen daalden echter tijdens de oorlog. Het aandeel van de lonen in de productiekosten daalde en de grote prijsstijgingen, die veel hoger lagen dan de stijging van de kosten van levensonderhoud, zijn met name te relateren aan hoge kosten voor productiematerialen, vracht en verzendkosten. Gezien over de hele periode 1914-1918 daalde de omzet van gekaste pijpen fors. Deze grote neergang is door de bedrijven niet voorzien. Er was onder deze omstandigheden dan ook nauwelijks sprake van vernieuwing van de vormgeving van de gekaste pijp. De luxere gietpijp kon zich in een toenemende populariteit verheugen, de omzetten daarvan verdubbelden, maar konden de daling van de omzet aan gekaste pijpen niet goedmaken. De periode 1918 tot aan de aardewerkstaking in 1929 Kort na de Eerste Wereldoorlog zakten de exporten van gekaste pijpen in elkaar door de hoge kosten van de Nederlandse arbeid, de arbeidsintensiviteit van de pijpenfabricage en de onmogelijkheid om te rationaliseren, de valutaonrust en het protectionisme van het omringende buitenland. De buitenlandse concurrentie was goedkoper geworden en Nederland trof nauwelijks beschermende maatregelen. Als gevolg was export nagenoeg onmogelijk en vielen de omzetten van de gekaste pijpen terug naar ca. 20 % van het vooroorlogse niveau. Alleen de gietpijp beleefde een opmars tot 1927, waarna een lichte daling inzette. Ook de opkomst van de sigaret en de houten pijp drukten de omzet van de kleipijp. Aan het einde van de jaren 20 krabbelde de pijpenindustrie voorzichtig op. Aan deze opleving werd door de aardewerkstaking in Gouda (1928-1929), die zes maanden ' De gebruikte gegevens zijn hoofdzakelijk afkomstig uit het Streekarchief Hollands Midden, archief Goedewaagen (SAHM 309) en archief Zenith (SAHM 310). ;; Schrage, P., Nijhof, E., Wielsma, P: Inkomensontwikkeling van werkenden en werklozen in Nederland, 1913-1939. Tijdschrift voor Sociale Geschiedenis 15(4), 1989. 1696


duurde, een voortijdig einde gemaakt. De pijpen en aardewerkindustrie was daardoor in een relatief slechte uitgangspositie bij het uitbreken van de economische crisis. De periode 1929 - 1945 Tijdens de economische crisis hield Nederland lang vast aan de Gouden standaard en werd de pijpenindustrie onvoldoende beschermd met protectionistische maatregelen, terwijl de omringende landen dat wel deden. Daarnaast was er een moordende concurrentie van de massaal ingevoerde goedkope houten pijp. De omzet van de goedkope houten pijpen was in de periode 1934-1939 ongeveer tien keer de omzet aan kleipijpen van Goedewaagen. Als gevolg van dit alles daalden de omzetten wederom met de helft. De situatie was extra moeilijk doordat de grote bedrijven gemengde aardewerk en pijpenfabrieken waren en ten aanzien van het aardewerk zich een analoge situatie voordeed. In het begin van de jaren dertig werd op de kosten van arbeid bezuinigd. De loonverlagingen komen gedifferentieerd tot stand. De prijzen van de gekaste pijpen werden verlaagd en de winst stond onder druk. Goedewaagen kwam zelfs een aantal jaren in de rode cijfers terecht. Het antwoord van de pijpenindustrie was bezuinigen en de inzet van veel creativiteit bij de verbreding van het assortiment van de gegoten pijp. Daarnaast werd er een in de geschiedenis van de pijpenindustrie nog niet eerder vertoonde jaren durende lobby opgezet in de richting van de Regering en de Tweede Kamer om deze te bewegen een aantal maatregelen te nemen die onze kleipijpenindustrie konden beschermen. De lobby heeft uiteindelijk weinig succes gehad. Pas nadat de regering de Gouden Standaard losliet trad er enig herstel op van de Goudse pijpenindustrie. Na de Duitse inval was er aanvankelijk enige stagnatie. Door de vele Duitse opdrachten en de grote binnenlandse vraag bereikten de omzetten en winsten van Goedewaagen en Zenith in de periode 1941 en 1942 een hoogte die ver uitging boven die van de jaren dertig. De hele oorlog overtrof de vraag naar kleipijpen het aanbod. Vooral v,;maf 1942 deden zich in toenemende mate problemen voor door gebrek aan brandstoffen en onderdelen, sluitingen van bedrijven en een tekort aan geoefende arbeidskrachten als gevolg van de Arbeidseinsatz. Toch blijven de bedrijven nagenoeg de gehele oorlog winstgevend en kan geconcludeerd worden dat de bedrijven in het algemeen de oorlog goed doorgekomen zijn. Met het einde van de Tweede Wereldoorlog werd een lange zeer moeizame periode in de geschiedenis van de pijpenindustrie afgesloten. Een periode waar analoge moeilijkheden optreden bij de afzet van aardewerk. Gesteld kan worden dat de omstandigheden dermate ongunstig waren dat de pijpenindustrie een veel eerdere neergang beleefd heeft dan alleen op grond van veranderende rookgewoonten waarschijnlijk is. Zowel de export in de jaren twintig en dertig als de binnenlandse vraag in de jaren dertig hebben ernstig te leiden gehad van de onwil bij de regering om deze 1697


tak van nijverheid een evenredige, aan de in het buitenland gangbare, bescherming te geven. Voor de pijpenindustrie kan van een lange stagnatie gesproken worden in de periode 1921-1945. Het begin heeft te maken met de arbeidsintensiviteit van de sector en het niet verder kunnen rationaliseren van de productie, waardoor de internationale concurrentiepositie slecht was. Het einde wordt veroorzaakt door de inhaalvraag na de Tweede Wereldoorlog en de op gang komende export. Dat deze industrie deze moeilijke periode zo goed doorgekomen Is, is mede te danken aan de zeer bekwame leiding van de bedrijven zoals bij Goedewaagen en Zenith. De periode na de Tweede Wereldoorlog. De pijpenproductie was na de oorlog sterk afhankelijk van het wel en wee van de aardewerkproductie. De pijp bepaalde immers nog maar voor een gering deel de omzet van de grote aardewerkbedrijven zoals Goedewaagen en Zenith. Bij de aardewerkproductie trad een steeds verdere verschuiving op naar sier- en souvenirgoed. De concurrentie was moordend en de hoge lonen in vergelijking met het buitenland, het tekort aan goed opgeleide werknemers vanaf de jaren zestig en de beperkte mogelijkheden tot rationalisatie maakten de concurrentiepositie niet sterk. Bij de pijpen is een verschuiving te zien naar meer export en een groter belang van de productie voor de souvenirmarkt. Aangezien de souvenirmarkt veel minder prijsgevoelig is als de markt voor de rookpijp werd de productie slechts in beperkte mate geschaad door de enorme prijsstijgingen van de kleipijp. De kostenontwikkeling laat zien dat de hoge prijzen werden veroorzaakt door alle stappen van het productieproces, inclusief grondstoffen en onderdelen. Ook de verkoopkosten liggen hoog. De omzetten dalen vanaf 1947-1948 toen de inhaalvraag van na de oorlog bevredigd was en de roker bij de dalende tabaksprijzen veelal overging op andere mogelijkheden om zijn behoeften te bevredigen. De omzetten van de gekaste pijpen dalen sneller dan die van de gegoten pijp. Zenith slaagde er in de jaren zestig in de omzetten van pijpen weer fors te verhogen door verhoogde aandacht voor dit product. In het begin van de jaren tachtig failleren Goedewaagen en Zenith door de dalende omzetten en verliesgevendheid van de aardewerkproductie. De pijpenproductie was nog wel winstgevend. Beide bedrijven worden overgenomen en de productie van pijpen wordt voortgezet. Daarnaast ontstaan midden jaren tachtig de bedrijfjes van Adrianus van der Want, die een artistiek zeer fraaie dubbelwandige rookpijp op de markt brengt en van Kees Moerings die souvenirpIJpen verv.aardigt. Adrie Moerings breidt zijn aardewerkbedrijf uit met de productie van gekaste souvenirpijpen. Vanaf 2002 is in Gouda alleen zijn bedrijf nog over. Deze bedrijven zijn met de productie van pijpen begonnen omdat er nog wel een markt was voor pijpen en de pijpenproductie nog winstgevend was. De glorie van de Nederlandse kleipijp is thans vergaan en bij velen vergeten. Het is nog slechts een souvenirproduct van geringe omvang. 1698


Nederlandse pijpenstomer 'Retorte' Louis Bracco Gartner Gebruiksaanwijzing van de pijpstomer 'Retorte'. Men vult de pijpstomer half met (welriekend) water, schuift het guttapercha over het pijpenmondstuk en wel zodanig dat de opening van de pijpenkop naar beneden of boven staat. Dan wordt het gevulde reservoir van de pijpreiniger boven een vlam gehouden. Men wacht nu tot de vloeistof kookt waarvan de stoom door pijpensteel en kop gaat, zodat alle slechte bestanddelen daaruit worden verwijderd. De pijpenreiniger is praktisch en zeer eenvoudig in gebruik. Assortiment Trumm-Bergmans te Weert (deel 2) Jos Engelen In PKN nummer 108 is het eerste deel van dit artikel gepubliceerd. Daarbij zijn naast de historische prijscalculaties ook de modellen met ronde ketel en modellen met spoor, hiel of decoratie als hiel/spoor, behandeld. In dit deel wordt op dit artikel verder gegaan en wordt begonnen met de zijdecoratie modellen. Zijdecoratie modellen De volgende vormen van zijdecoratiemodellen van Trumm-Bergmans zijn bekend: ------------ 1699


0 @ • 0 0 -~---------·--·- - -- 0 0 Q 0 © 0 @) 0 1700


0 De volgende kleipijpen met een zijdecoratie zijn bekend: ", (~ y~~ -., _{ -~ ~/ ·•w' lob 1701


~~ ~ &==============-------------3===1 CJ Als intermezzo nog enkele prijscalculaties voor samengestelde kleipijpen: Voetbalpijpjes Prijs in 1916 S~~n Fl.~~ Verpakking FI. 0,25 Koppen FI. 3,90 FI. 8,90 5 % algemene kosten FI. 0,45 FI. 9,35 Verkoopprijs FI. 9,60 Slechts 2% korting; geen rabat 1702


Jacobspijpjes Spitten Bussen Verpakking Koppen 5 % algemene kosten Verkoopprijs Jacobspijpje nummer 660 Aarde Rollen Kasten Trummen Inleggen Bakken 10 % algemene kosten Gekleurde porselein Afmaken per gros loon Kosten emailleren Prijs per gros Koppen per dozijn Bandjes Monteeren Spitsen Doozen Verpakken 50% En gros ½gros Detail Prijs in 1916 FI. 3,50 FI. 0,90 FI. 0,25 FI. 3,35 FI. 8,40 FI. 0,40 FI. 8,80 Prijs> 1916 FI. 9,00 FI. 0,90 FI. 0,25 FI. 4,32 FI. 14,37 FI. 14,40 Met 2 % korting, geen rabat Prijs op 15-09-1919 FI. 0,60 FI. 0,25 FI. 1,50 FI. 0.60 FI. 0,10 FI. 0,75 FI. 3,80 FI. 0,38 FI. 4, 18 Verkoopprijs voor witte koppen FI. 0,50 FI. 1,50 FI. 1,50 FI. 7,68 FI. 0,65 FI. 0,15 FI. 0,10 FI. 0,65 FI. 0, 10 FI. 0,10 FI. 1,75 FI. 0,87 ½ FI. 2,62 ½ FI. 2,60 FI. 2,80 FI. 3,00 Pijpenkoppen met figuur en afbeeldingen © 1703


_@ Het vervolg van vormen met pijpenkoppen met figuur en afbeeldingen zal in een volgend PKN nummer worden opgenomen. 1704


l 2se JAARGANG NR. 110 OKTOBER 2005 j Inhoudsopgave Literatuursignalement ............................................................................................. 1705 Herdenkingspijp 600 jaar guldensporenslag ......................................................... 1706 Een pijpenmaker in Sneek ....................................................................................... 1712 Rokertjes voor het personeel .................................................................................. 1713 De burgemeester houdt ook van een glaasje ........................................................ 1716 Assortiment Trumm-Bergmans te Weert (deel 3) .................................................. 1718 Pijpendag .................................................................................................................. 1728 Literatu u rs ig nalement Michiel Rutten Knasterkopf band 18/2005, met als ondertitel "Tonpfeifen zwischen Ostsee und Schlesien", bevat een groot aantal artikelen over kleipijpenvondsten en -fabricage in dit gebied, dat een deel van Duitsland en Tsjechië en verder Polen, Litouwen, Letland en Estland omval. Een keur aan bijdragen waaruit blijkt dat het onderzoek op kleipijpenterrein een bloeiende tak van wetenschap is geworden. Auteurs: KluttigAltmann, Jaszczuk-Surma, Meyza, Siwiak, Witkowska, Kugler, Reinfelde, Civilyte/Kvizikevicius/Sarcevicius, Russow, Tomka en Standke. Voorts in dit nummer een korte terugblik op bijeenkomsten van diverse pijpen(studie)dagen en bijdragen van Spindler, Fettinger, Weitzel, HeissenLevens/Beck, Raphael/Kugler, Pickin. Dehaybe, Akerhagen, Articus, Kramer en Articus over pijpenvondsten elders, curieuze pijpen, kleipijpen in de kunst en andere verwante onderwerpen. Voorts recensies van enkele kortgeleden verschenen boeken, enzovoorts. Een doos van Pandora voor de pijpelogisch geïnteresseerde lezer. Dil nummer omvat 192 pagina's; de illustraties zijn duidelijk en deels. in kleur; ISSN 0937-0609. Te bestellen bij Martin Kügler, Bergstrasse 3, D-02826 Gorlitz, Duitsland; kosten € 28,- plus porto. Overigens is de (wat droevige) opening van dit Knasterkopfnummer een persoonlijke bijdrage van Martin Kügler, een van de motoren, zo niet de motor, van het blad; hierin kondigt hij aan zijn bemoeienissen met Kansterkopf te beëindigen. Dit roept de vraag op of de hoge kwaliteit van dit tijdschrift in de toekomst behouden blijft. In Pipes and Tobacco zomernummer 2005 onder meer een artikel van Stephen A. Ross over de pijpenfabriek van Elbert Gubbels en Zonen in Roermond en een bijdrage van Ben Rapaport over het ruim een eeuw geleden verschenen lezenswaardige boek "My Lady Nicotine" van J.M. Barrie (antiquarisch soms nog verkrijgbaar). 1705


Nederlandse Tabacologie (J. Romkes) heeft een nieuwe CD verzorgd met heel veel nieuwe documentatie over tabaksfabrikanten in Nederland. Voor nadere informatie zie www.tabacologie.nl. En voor de geinteresseerden in de Cubaanse sigaar (en kistmerken): Adriano Martinez RIUS schreef "The Great Habano Factories" , een buitengewoon fraai geïllustreerde beschrijving van Cubaanse sigarenfabrieken vanaf het begin van de 19e eeuw. Uitgever: Select Publicaciones S.L., Barcelona Spanje; gebonden, 224 pagina's, 2005; ISBN 84-609-4024-1. Onder meer verkrijgbaar bij Hajenius Amsterdam ad€ 75,-. Van de kleipijpenvondsten zoals aangetroffen op Het Eiland in Zwolle is de Archeologie Zwolle deel 26 verschenen waarin opgenomen diverse Zwolse misbaksels, pijpenpotten e.d Deze rapportage is binnenkort te koop bij (www.halos.nl). Herdenkingspijp 600 jaar guldensporenslag Aad Kleijweg Onze zuiderburen de Vlamingen vieren elk jaar op 11 juli de herdenking van de Gulden Sporenslag. Velen zullen misschien niet meer de juiste betekenis van deze belangrijke gebeurtenis in de Vlaamse geschiedenis weten, maar als dit niet was gebeurd dan hadden de Vlamin en nu Frans ges roken. 1a. Collectie Aad Kleijweg; 1b. Achterwillens, Gouda; 2a. Ovoide; 2b. Degen met vrijheidshoed, leeuw met halsband en knus, ineengeslagen handen, kromstaf en eikenbladranken; 2c. -/-; 2d. WS gekroond; 2e. Ongeglaasd; 2f. Gebotterd; 2g. Geen radering rondom ketelopening; 2h. -; 3a. Slingerende bladrank; 3b. Ongeglaasd; 3c. - ; 4. Vanaf 1902; 5. Gouda; 6. Firma P. van der Want Gzn. 1706


Het heeft wat speurwerk gekost, maar de pijpenkop hier afgebeeld draagt symbolische versieringen die er sterk aan doen denken dat ze te maken hebben met de Gulden Sporenslag die in Vlaanderen in 1302 heeft plaatsgevonden. De pijp is gemaakt door firma P. van der Want Gzn en staat afgebeeld in een catalogus als nummer 1 uit het begin van de 20e eeuw. De pijp heeft een steellengte van 85 centimeter gehad. Mogelijk is de pijp in 1902 gemaakt voor het 600 jarig herdenkingsfeest van de Gulden Sporenslag. Beschrijving pijpenkop Het is een ovoide kop waarop de versiering als een soort drieluik wordt weergegeven, gescheiden door ranken van eikenbladen. In het linkervlak zien we een degen met de punt omhoog met de vrijheidshoed er bovenop. In het middenvlak zien we een staande klauwende leeuw met een halsband waar een kruis aanhangt, en boven de leeuw zien we ineengeslagen handen. En in het rechtervlak zien we een kromstaf of heiligenstaf. We zien dat de steel ook was versierd met een slingerende bladrank. De pijp draagt het hielmerk de WS gekroond van de firma P. van der Want Gzn. De volgende verklaring heb ik waarom deze pijp te maken heeft met het herdenkingsfeest van de Gulden Sporenslag. Afbeelding 1: De leeuw op de pijpenkop en dezelfde leeuw in het stadswapen van Brugge 1707


De leeuw in het midden draagt een halsband met een kruis er aan. Dit komt niet vaak voor, maar in het stadswapen van Brugge draagt de leeuw ook een halsband met een kruis. Dit stadswapen hebben de Bruggelingen gekregen in 1304 van de Graaf van Vlaanderen als beloning omdat zij het grootste aandeel in de Gulden Sporenslag hadden geleverd. Een paar jaar later kreeg de leeuw ook nog een kroontje. De vrijheidshoed staat symbool voor vrede en vrijheid. Meestal wordt de vrijheidshoed gedragen op een stok of lans, mogelijk wordt met de degen aangegeven dat de vrijheid niet zomaar is verkregen, maar dat er strijd aan vooraf is gegaan. De bisschoppelijke kromstaf staat symbool voor de kerkelijke macht van de bisschop de leider van een Bisdom. Mogelijk is deze op de kop geplaatst omdat Brugge een Bisdom is. Een andere reden om de heiligenstaf op de kop af te beelden zou kunnen zijn omdat een tijdgenoot, de priester, dichter en kroniekschrijver Lodewijk van Velthem, de overwinning van de Gulden Sporenslag zag als een Godsoordeel zoals hij beschreef in zijn Spiegel Historiael. Hij was er van overtuigd dat de overwinning van de Vlamingen het gevolg was van een goddelijke voorbeschikking. Paus Bonifacius VIII, die een gruwelijke hekel aan de Franse koning had, werd 's nachts wakker gemaakt om het goede nieuws van de uitslag van de Gulden Sporenslag te vernemen. De ineengeslagen handen staan symbool voor trouw en verbondenheid. Het Vlaamse volk was daar een goed voorbeeld van. Ze waren trouw aan hun graaf en vochten gezamenlijk tegen de Franse onderdrukkers .. De eikenbladranken staan symbool voor kracht; zelfs voor de Romeinse god Jupiter was het een symbool van kracht om een kroon te dragen van gevlochten eikenblad. Guldensporenslag Het Graafschap Vlaanderen was eind 13e eeuw een welvarend gebied en voerde een eigen koers. Het was wel afhankelijk van Frankrijk, maar economisch gezien was het veel meer afhankelijk van Engeland door de wol- en lakenhandel. Belangrijke steden in de tijd waren Gent, leper, Kortrijk en natuurlijk de havenstad Brugge. Frankrijk begon in 1294 een oorlog tegen Engeland en de Vlamingen kozen de kant van Engeland. Afbeeling 2: Graaf van Vlaanderen Gwijde van Dampierre 1708


Dit werd bevestigd door een verdrag op 7 januari 1297. De Fransen accepteerden dit niet en vielen Vlaanderen binnen. De Vlaamse steden vielen een voor een in Franse handen. De Engelse koning zond nog hulptroepen, maar in maart 1298 trok hij ze terug ondanks het verdrag wat hij met de Vlaamse graaf Gwijde van Dampierre had. Koning Edward I van Engeland sloot opnieuw vrede met Frankrijk. De afgezwakte Vlamingen ondertekenden op 6 januari 1300 een wapenstilstand met de Fransen. Het gezag van Frankrijk over Vlaanderen was hersteld. Gwijde van Dampierre, de Graaf van Vlaanderen, zijn oudste zoon en een aantal belangrijke ridders werden gevangen gezet. De Franse koning Filips IV stelde de Franse landvoogd Jacques de Chätillon aan om het Graafschap Vlaanderen te beheren. De Franse koning hield in mei 1301 in de Vlaamse steden een blijde intrede. Een deel van de hoge belastingen werd afgeschaft. Die afschaffing van de hoge belastingen kwam echter meer in het voordeel van de patriciërs (Fransgezinden) dan van het ambachtsvolk, de aanhangers van de graaf. Er ontstond onrust tussen de Leliaarts (Fransgezinden) en de Klauwaarts (aanhangers van de graaf). Pieter Coninck, een populaire wever uit Brugge, probeerde op te komen voor de zaak van de ambachtslieden maar werd door het stadsbestuur als oproerkraaier gezien en uit de stad verbannen. In 1302 ontstond door belastingverhogingen grote onvrede onder Klauwaarts en werden in de steden Gent en Brugge door de aanhangers van de graaf de Fransgezinden de stad uitgegooid. De landvoogd Jacques de Chätillon organiseerde een leger om deze steden weer te ontzetten. Toen dit kleine leger Brugge weer had bezet werden zij in de nacht van 18 mei 1302 massaal afgeslacht (Brugse metten) door een leger van ambachtslieden onder leiding van Pieter Coninck. De landvoogd kon op het nippertje ontkomen en vluchtte terug naar Frankrijk. Afbeelding 3: Brugse metten 1709


Voor de aanhangers van de graaf was het nu wel duidelijk: het kon niet uitblijven dat er een gewapend treffen met de Fransen zou komen. Onder leiding van Willem van Gulik" een kleinzoon van de graaf, en Gwijde van Namen, een zoon van de graaf, werd een leger georganiseerd dat bestond uit gewone mensen zoals ambachtslieden, boeren, poorters en enkele ridders. Dit leger werd voorral door de stad Brugge gefinancierd. In juni 1302 vertak er een Frans leger richting Vlaanderen om zich op de slachting te wreken. Het Franse leger dat uit totaal 8500 man bestond arriveerde 8 juli bij Kortrijk. Het Vlaamse leger bestond uit 9000 man waarvan maar 400 edelen te paard. Dit leger had zich buiten de stad Kortrijk opgesteld achter de Grote beek en de Groeninge beek. In de middag van 11 juli begon de aanval. Daar de ridders zelf zich wilden wreken, moest het voetleger in de aanval ruimte voor hen maken. Afbeelding 4: Gulden Sporenslag Dit pakte echter totaal verkeerd uit voor de Fransen. Omdat zij de beek moesten oversteken had de linker- en de rechterflank een te korte aanloop en het Vlaamse leger maakte korte metten met ze doordat zij te voet en gewapend met lange pieken en goedendags te werk ging. Even leek het er op dat de middenflank meer succes zou hebben, maar Jan van Renesse zette daar het reserveleger in. Tevens werd hier de Franse opperbevelhebber Robert IT van Artois om het leven gebracht door Willem van Saeftinghe, een lekenbroeder die ook mee vocht. De Franse ridders die omgekomen waren droegen gouden sporen die na de strijd verzameld werden en dat de naam Gulden Sporenslag aan deze strijd gegeven heeft. 1710


Afbeelding 5: Stadswapen van Brugge Door he_t speuren naar leeuwen met een halsband met een kruis er aan ben ik nog twee andere gemeentewapens tegengekomen waar ze op voorkomen. Namelijk de gemeentes Sintkruis en Koolkerke. Dit zijn gemeenten in de ommelanden van Brugge en zijn in 1970 geannexeerd. Afbeelding 6: Gemeente wapens van Sint Kruis en Koolkerke Klauwaarts (aanhangers van de graaf) afgeleid van de klauwen van de Vlaamse leeuw Leliaarts (Fransgezinden) afgeleid van de Franse lelie. 1711


Een pijpenmaker in Sneek Hans van der Meulen Na de uitvoerige publicatie van A. Carmiggelt over de pijpenmakers in Leeuwarden [1] is het stil geworden rond deze nijverheid in Friesland. Toevallig vernam ik dat er in Sneek ook een pijpenmaker actief is geweest (2]. Dit is niet zo verwonderlijk aangezien deze plaats goed over het water bereikbaar is terwijl er daarnaast ook een beperkte aardewerkindustrie aanwezig was. Enkele pottenbakkers die ik toevallig tijdens het onderzoek tegenkwam zijn Auke Johannes (ca. 1690), Beernt Cornelis (1708) en Yme Garlofs, die op 29 mei 1730 in het huwelijk treedt, maar het zulle~ er ongetwijfeld meer zijn geweest. In mei 1719 koopt ene Tjepke Claeses, van Jorrijt Siderius, als erfgenaam van de schepen Amoldus Siderius voor 250 goudguldens, het huis dat hij reeds als huurder bewoonde [3]. In het pand is gelegen naast het meenthuis achter de Broeren en grenst aan de haven. In de schuur blijkt een pijpenbakkerij te zijn gevestigd. Het is mij niet bekend of Tjepke het bedrijf zelf heeft opgezet of overgenomen van een voorganger. Hij moet echter de pijpenbakkerij opheffen en alles in de oorspronkelijke staat herstellen. Dit is mogelijk de reden dat hij even later samen met zijn vrouw Achien lndes een huis koopt in het Zuidend, voor 230 goudguldens, om hier zijn bedrijf voort te zetten. Dit pand was eigendom van Tjerk Freerks en is gelegen ten westen van de stadswal aan de Gemeenestraat [4]. In de acte staat hij nu als mr. piepbackervermeld. In de trouwregisters voor 1719 staat geen Tjepke Claeses vermeld, waarschijnlijk is hij elders getrouwd. Ook zijn kinderen werden niet in Sneek gedoopt. Wel werd op 29 maart 1709 een kind van hem begraven [5]. Op 16 februari 1721 trouwt ene Tjepke Claeses met Antie Taekes, maar of dit de pijpenmaker is is onduidelijk. Noten: 1. A. Carmiggelt, De geschiedenis van de Leeuwarder tabakspijpenmakers. Een historisch-archeologische studie. Pijpelogische Kring Nederland (PKN), 1988 2. Met dank aan Paul Smeele en Adri van der Meulen. 3. Nationaal Archief Den Haag (N.A.D.), Oud rechterlijk archief Nedergerecht Sneek, lnv. 193, fol. 166 4. N.A.D., Oud rechterlijk archief Nedergerecht Sneek, lnv. 194, fol. 21 5. N.A.D., Nedergerecht Sneek, Belluidenboeken Naschrift van de redactie: recentelijk zijn een zevental delen over de Friese aardewerkproductie verschenen. Deel 7 van de hand van Paul Smeele en Adrie van der Meulen gaat over de pottenbakkers van Friesland 1750-1950 en geeft een overzicht van de nu bekende Sneeker pottenbakkers. 1712


Rokertjes voor het personeel Fred Tymstra In mijn collectie tabaksverpakkingen bevinden zich enkele pakjes met een opdruk dat de tabak of de sigaren bestemd waren voor het eigen personeel van de fabriek. Nieuwsgierig geworden ging ik op onderzoek uit en zowaar in de tabakswet (1e uitgave 1921) staat het onderwerp "Rokertjes" beschreven. In de herziene beschikking uit 1964, leest men in artikel 5 lid 2W dat fabrikanten gratis of tegen verminderde prijs personeelsleden van tabakwaren mochten voorzien. De maximale hoeveelheden per persoon per week waren voorgeschreven. Een werknemer kon toen kiezen uit 25 grote sigaren, 50 kleine sigaren, 100 sigaretten of 500 gram rooktabak. De accijns die de fabrikant moest betalen werd berekend naar fictieve prijzen, n.l. f 30,- voor 1000 normale sigaren, f 22.50 voor 1000 kleine sigaren, f 15,- voor 1000 sigaretten en f 1.20 voor 1 kg tabak. Dikwijls waren de pakjes of sigaren van een normale kleinhandelsprijs voorzien. Het teveel betaalde kon de fabrikant terugvorderen. Onder zekere voorwaarden konden de rokertjes ook ongebanderolleerd verstrekt worden. De achterliggende gedachte om het eigen personeel ter wille te zijn was het tegengaan van diefstal, want tabakswaren kon men immers overal slijten. In lijden van schaarste werd de regeling aangepast. Zo werd in 1942 gesteld dat werknemers die rokertjes ontvingen al bevoordeeld waren. Zij konden met de tabaksbonnen geen aanspraak maken op extra rantsoenen. In 1943 konden mannen onder de 18 jaar en vrouwen onder de 25 rookwaren krijgen, mits ze daarvoor hun snoepbonnen inleverden. De keuze was 20 sigaretten, 5 sigaren, 10 cigarillos of 25 gram tabak. Peter Bulthuis schrijft in zijn boek over de geschiedenis van de firma van Nelle: " En zolang er bij Van Nelle wordt gewerkt, tot 1944, blijft de traditie van het "rokertje" gehandhaafd. Elk personeelslid ontvangt op de betaaldag één of twee pakjes tabak. Op die woensdagen is het een drukte van belang onder de spoorbrug over de Schie, nabij de fabriek. De zwarte handel betaalt grif fl.100,- tot fl. 120,- voor een veertiggramspakje BK-shag en de èchte "Zware van de Weduwe" in vijftiggramlrverpakking levert fl. 180,- tot fl. 200,- op. Ter vergelijking: een fabrieksmeisje verdient op dit moment een tientje per week." Ook oud-werknemers/werkgevers uit de tabaksbranche wisten de regelingen zich goed te herinneren. Ad Henselmans (sigarenmaker) kreeg al met de regeling te maken toen hij op zijn veertiende in de sigarenmakerij begon.Tegen gereduceerde prijs kon men kistjes van 50 senoritas kopen. Gepensioneerden behielden het recht om voordelig sigaren bij de fabriek te kopen. Frans Wienk vertelt het volgende: "Bij Turmac bestond en bestaat nog steeds een regeling van min of meer gratis sigaretten.Tot de jaren 80 kreeg elke werknemer boven de 18 jaar 100 sigaretten per week. Ook de gepensioneerden. In overleg met de douane waren dat ongebanderolleerde sigaretten uit de exportvoorraden". 1713


TABAKSFABRIEK "DE GOOlSE DAMPEW'· & ~~ •:·. ·E6~\'l00 · •• , ~ · , , . • . Afbeelding 1: Voor- en zijkant van een pakje tabak bestemd voor "het rokertje" Laurens bijvoorbeeld maakte een "eigen merk" personeelssigaretten. In de jaren 80 werd door de fiscus inkomstenbelasting geheven die bij de werknemers werd ingehouden. De consumentenprijs van de sigaretten (zonder accijns) werd als inkomen gerekend. Door de rokertjes-regeling was er geen reden meer voor diefstal. Wie zich er toch aan schuldig maakte kreeg één waarschuwing en de volgende keer op staande voet ontslag. Harco Visser (Washingtonfabriek) meldt dat in Baarn Uaren 1950-1965) de mensen boven de 18 jaar twintig sigaren uit de grote hoop kregen. Daar zaten vaak "oplappertjes" bij, sigaren die na de eerste controle afgekeurd waren en met behulp van stukjes tabak weer opgelapt werden. In Hypolitushoef waar meer meisjes dan mannen werkten kreeg men normale sigaren, met de laagste banderolleprijs geringd. 1714


Shagtabok A_ ••❖ - - - - - - - .. - -AMATA250 Grom Tabak. -OCÖ000~000000000000000000(;00000 • ' Een volwaardig tabaksproduct, vermengd met 50 o/o bijpass~miJe irriporttabok~: ·speciaal • v~~fi~(Jtdigd voo_r m ed~\\t~rk~rs ." t mrleDIEPENVEENS:CHE • ;;· .. ... ','. ;> • i,K C Ef-.J TRAL E -DEVENTER. ' . -~ .(:,, - - . '. --~,\ ; Afbeelding 2: Tabak voor personeel uit 1946. Rokertjes p:ersoneel 50 SIGA-REN 914 VERl,>ODEN TEVERKOPEN , , Afbeelding 3: Opdruk op een doos sigaren. 1715


Louis Bracco Gartner meldt dat werknemers bij Agio voor 400 euro per jaar mogen kopen, met een korting van 25%. Via aanvraagformulieren bij de ministeries kan men tot op heden van deze regeling (die voorheen veel beter was) gebruik maken. Geraadpleegde bronnen [1] De wet op de accijns van tabaksfabrikaten (1966) Uitgave British-American Tobacco Co [2] Bureau voor de kerfindustrie: circulaire 97 (1942) en 131 (1943) [3] Peter Bulthuis: Een weduwe in Koffie, Thee en Tabak blz.110 (1982) [4) Gesprekken met A.Henselmans, F.A.Wienk en H.Visser De burgemeester houdt ook van een glaasje Aad Kleijweg In het voorjaar van 1973 lag het grachtje aan de Peperstraat te Gouda droog wegens restauratiewerkzaamheden aan de kades. In dit grachtje vond ik pijpenkopje nummer 1. In het boekje Pijpelogie van F.H.W. Friederich vinden we op bladzijde 58 een beschrijving met de naam "De roker en zijn pijp" In deze beschrijving gaat de schrijver in vogelvlucht langs enkele pijpenkopjes, afgebeeld in het boekje waar pijprokers op staan afgebeeld. Zo belandt hij bij nummer 15 in zijn boek, hetzelfde pijpenkopje dat in de Peperstraat is gevonden. Hij schrijft daarover "De burgemeester hield er anders ook van". Waarmee hij bedoelde dat de burgemeester ook graag een pijpje rookt. 1 a. Collectie: Aad Kleijweg Nr 1. 1 b. Peperstraat Gouda 2a. Trechter met parelnaad 2b. Staande rokende heer/ Zittende rokende heer 2c. -/- 2d. Geen 2e. Ongeglaasd 2f. Gebotterd 2g. Geen radering rondom ketelopening 2h. 3a. 3b. 3c. 4. 1740-1750 5. Gouda 6. 7. [1. p 85 nr. 470, 470a]: [2, p 58. 134 nr. 15]; [3, nr 39, p. 65 ]: (4, p. 103 nr. 531] Afgebeeld zien wij staan een heer gekleed in een jas met grote knopen, een pofbroek en flaphoed. Met zijn rechtervoet steunt hij op een stoof terwijl hij in zijn linkerhand een kruik op tafel vasthoudt. De heer staat zichtbaar van zijn pijpje te genieten. Aan de keerzijde van het pijpenkopje zien we dezelfde persoon met zijn benen over elkaar aan tafel zitten die met een kooltjestang zijn pijpje aansteekt. 1716


Laatst kocht ik via een veiling op internet een pijpenkopje met sterke overeenkomsten, maar ook grappige verschillen. We zien dezelfde heer in dezelfde houding als op het pijpenkopje, gevonden in de Peperstraat. Echter houdt de burgemeester op dit pijpenkopje (als we de benaming van Friederich aanhouden) een opgeheven wijnglas in de hand. In plaats van de kruik op tafel staat er nog een glaasje wijn. Hieruit kunnen we concluderen dat de afgebeelde burgemeester niet alleen graag een pijpje rookte. maar ook niet vies was van een glaasje wijn. Op de rechterzijde van de ketel staat een schenkkan afgebeeld omgeven door een bladrank. Van pijpjes met een schenkkan zijn ook varianten bekend met aan de keerzijde een theetafel of aan de keerzijde een wijnton met een vogel erop. 1a. Collectie: Aad Kleijweg Nr 2. 1b. 2a. 2b. 2c. 2d. 2e. 2f 2g. 2h. 3a. 3b. 3c. 4. 5. 6. 7. Trechter met parelnaad Staande rokende en drinkende heer / Schenkkan Vormmerk maantje/ ster Geen Ongeglaasd Gebotterd Geen radering rondom ketelopening 1740 (1, p. 133 nr. 637, 639]: (4, p. 104 nr. 547] Afbeelding 1: Schilderij van Nicolaas Verkolje 1673-1746 1717


Met een beetje fantasie zien we de burgemeester op de pijpenkopjes terug op een schilderij van Verkolje. Hij rookt wederom zijn pijpje terwijl hij net op kraamvisite is gearriveerd. Het kleedje op tafel is in de was, de kruik staat er nog. Daar de gastvrouw geen wijn heeft, heeft hij een biertje gekregen waar hij ook niet vies van is. De kooltjestang waar hij op pijpje 1 zijn pijp mee aansteekt, hangt over het schot achter de kruik. Assortiment Trumm-Bergmans te Weert (deel 3) Jos Engelen We gaan door met het overzicht van pijpenkoppen met figuur en afbeeldingen waarin in nummer 109 mee werd aangevangen. 0 -·------. 1718


0 '---------- 8 J::;J ;TJ 1/I -- -- 1719


0 0 - - - - 0 - -_-_--_-_ ..... © 0 De volgende kleipijpen met een figuur en afbeeldingsdecoratie zijn bekend: ~------.---,.,]) 1720


~---------------l----.,.1 f ,f-t)._--,, .,( __ ,,1 ~t :i~ç._~~ J ..... i f :,,-J--- ~ " ---,.✓ '• '· • ·~r 1721


CJ 1722


Emailleeroven Naast de kleibakoven had de firma Trumm-Bergmans ook nog een emailleeroven in gebruik, die helaas is afgebroken en waarvan geen bouwtechnische details bewaard zijn gebleven. De bekende prijscalculaties uit 1917 tot en met 1920 geven echter een groot aantal gegevens hierover weer, zowel van de gebruikte materialen als van de verschillende bewerkingen bij het émailleren. Tevens nemen wij hier de extra bewerkingen na de basisfabricage van de gewone witte modellen mee als verven, lakken, prentjes etc. Portretpijpen (per gros) Emailleren Porselein Prentjes Plakken Inbranden Kolen en verslijt oven Arbeidsloon emailleren 20 gros fl.5.- Emailleren (eerste maal) Emailleren (tweede maal) Arbeidsloon 4 gros per dag Kolen en verslijt oven Arbeidsloon 20 gros fl. 2.50 Marbré Sigarenpijpen (per gros) Kleuren verf en arbeidsloon Email Kolen Verslijt oven Arbeidsloon Koekoeksfluiten (per 300 stuks) Verven Spaarpotten (per 300 stuks) Verven Delftpijpen (per gros) Potlood Blauw maken Kolen Verslijt oven Arbeidsloon Scheepjes maken: arbeidsloon Emailleren Blauw email Witte email fl.1.80 per kilo; 4 gros op één kilo 20 gros 300 kilo Emailleren 22 gros fl.6.00 Marbrépijpen (per gros) Kleuren Verf Email Emailleren Kolen Verslijt oven Arbeidsloon Arbeidsloon 20 gros één week één persoon f.6.00 22 gros van 5 kilo à f.1.75 p/kilo 300 kilo à fl.6.00 voor 20 gros Emailleren 22 gros 11.6.00 1917 FI. 0,45 FI. 1,00 FI. 0,28 FI. 0,25 FI. 1,00 FI. 0,15 1917 FI. 1.00 1918 FI. 0,25 FI. 0,50 FI. 0,25 FI. 0,75 FI. 0,25 FI. 0,50 FI. 0,12½ 1918 FI. 0,25 FI. 0,20 FI. 0,80 FI. 0,10 FI. 0,28 1918 FI. 1,50 1918 FI. 0,50 FI. 0,10 Fl:0,25 FI. 0,15 FI. 0,45 FI. 0,90 FI. 0,10 FI. 0,28 1918 FI. 0,10 FI. 0,30 FI. 0,45 FI. 0,90 Fl.0.10 FI. 0,28 1920 FI. 0,45 FI. 1,75 FI. 1,50 FI. 0,80 FI. 0,25 1920 FI. 2,50 1920 FI. 3,00 1920 FI. 0,40 FI. 1,00 FI. 0,50 FI. 1,75 1723


Halfporseleinen rand (per gros) Porselein Per kilo 11.2.20; van 5½ kilo konden 57 gros pijpen worden gemaakt Soppen Werkloon 2 man per dag 20 gros f.4.00 Emailleren 2 man fl.4.00; 300 kilo kolen 16.50; verslijt oven ll. 2.00. Totaal fl.22.50; 25 gros per dag Doopen en plakken met etiketten Witte Doorrokers (per gros) Doopen Plakken Jacobpijpjes nummer 660 (per gros) Gekleurde porselein Afmaken per gros loon Kosten emailleren Parel Doorrookers (per gros) Porselein, gom, borstels Werkloon Emailleren 2 man fl. 8.00; 300 kilo kolen a fl. 21.00; verslijt oven fl. 2.00 1918 FI. 0,25 FI. 0,20 FI. 0,90 FI. 0,20 1918 FI. 0,10 FI. 0,10 1919 FI. 0,50 FI. 1,50 FI. 1,50 1920 FI. 0,20 FI. 0,20 1920 FI. 0,40 FI. 1,00 Fr. 1,25 De materialen, lakken, emaillen etc. werden in 1915 betrokken bij de volgende fabrikanten: Appert frères, (Clichy, Parijs); Mordant blanc pulverise (2 emaux), Email noir relief (pour application sur cuivre), Email blanc cachets qualité supérieure, Email bleu De Roi, Email brun, Email rouge clair. 1 cachet blanc kostte f. 2.00. Dr. Julius Bichtel (Meissen); Bichtelia Glazuur, G.I. kleur --Elia Greiner (Louischa); Emaillen verfstoffen (mangaan, koper, kobalt, ijzer en uraniumdioxide). Pieter Schoen (Zaandam); spirituslak, rood, geel, grasgroen, blauw en zwart. Bronstinctuur à f.2,50 per liter. Lijnolie,vischolie en vetzuren. G. Soyer (Pré-St.Gervais, Parijs); Email helder geel, ondoorschijnend groen, helder rood, turkoise, wit zwart, biauw; (gem.prijzen 3,5 en 6 francs per kilo); Sig.aren en sigarettenpijpjes De volgende vormen van sigaren en sigarettenpijpjes van Trumm-Bergmans zijn bekend: 1724


0 PC • De volgende sigaren en sigatettenpijpjes zijn bekend: C ç;=-~~j) c== E=========f)1> 0------ri-c~~o ~ ~~] 1725


Van sigarenpijpjes zijn de volgende prijscalculatie van 2 januari 1918 overgeleverd: Gewone witte siciarenpijpjes Marbré siciarenpiipen Aarde FI. 0,20 Witte pijpen FI. 1,20 Rollen FI. 0,10 Kleuren (verf en FI. 0,25 arbeidsloon) Kasten FI. 0,35 Email FI. 0,20 Trummen FI. 0,15 Kolen FI. 0,80 Bakken FI. 0,25 Verslijt oven F1. 0,10 Arbeidsloon FI. 0,28 FI. 1,05 FI. 2,83 10% onkosten FI. 0,10 10% onkosten FI. 0,28 FI. 1,15 FI. 3,11 30% FI. 0,33 30% FI. 0,90 FI. 1,48 FI. 4,01 Emballage, 2 doozen of FI. 0,15 kisten Verpakking FI. 0, 10 Vracht FI. 0,05 Verkoopprijs FI. 4,31 Verkoopprîis Wortelboer FI. 4,30 Pijpaarden artikelen als koekoeksfluiten en spaarpotten Afbeelding van een gipsvorm voor de vervaardiging van koekoeksfluiten. Bekende modellen van pijpaarden artikelen. Van koekoeksfluiten zijn de volgende prijscalculaties bewaard gebleven: 1726


Koekoeksfluiten (300 stuks) Aarde Gieten Verslijt vormen Trummen Steeken Bakken Verven 10% onkosten 30% 3 kistjes a 100 stuks Verpakking Vracht Stukprijs o.b.v. 300 stuks Gros per duizend 1917 FI. 2,00 FI. 2,00 FI. 1,00 FI. 1,00 FI. 0,50 FI. 1,00 FI. 7,50 2½cts FI. 47,50 1918 1920 FI. 3,00 FI. 5,00 FI. 3,00 FI. 4,00 FI. 1,00 FI. 2,00 FI. 1,00 FI. 1,50 FI. 1,00 FI. 1,50 FI. 2,50 FI 3,00 FI. 1,50 FI. 2,50 FL 13,00 FI. 19,50 FI. 1,30 FI. 1,95 FI. 14,30 FI. 21,45 FI. 4,29 FI. 6,42 FI. 18,59 FI. 27,87 FI. 0,90 FI. 0,90 FI. 0,30 FI. 0,60 FI. 0,30 FI. 0,60 FI. 20,09 FI. 29,97 6,69 cts 9,99 cts FI. 68,50 FI. 90,00 Ook van spaarpotten is een prijscalculatie van 28 april 1920 bewaard gebleven: Spaarpotten (300 stuks) Aarde Gieten Verslijt vormen Trummen Steeken Bakken Verven 10% onkosten 30% 3 kistjes a 100 stuks Verpakking Vracht Stukprijs o.b.v. 300 stuks Gros per duizend De bakberekening ziet er als volgt uit: 80 stuks in één groote pot 36 stuks in één kleine pot 80 stuks in één kistje 36 stuks in één kistje 1920 FI. 5,00 FI. 6,00 FI. 2,00 FI. 1,50 FI. 1,50 FI. 6,00 FI. 3,00 FI. 25,00 FI. 2,50 FI. 27,50 FI. 8,25 FI. 35,75 FI. 1,80 FL 1,00 FI. 1,00 FI. 39,00 13,2 cts F1. 175,00 16x80 1280 20 X 36 720 5 X 80=400 X 4 1600 5 X 36=180 X 4 720 -----------4-,-32.,...0,... Ovenkosten fl. 60,00 dat overeenkomt mei fl 1,40 per 100 stuks. 1727


Overzicht assortiment Trumm-Bergmans in 1910 De onderstaande twee overzichten geven een goed beeld van het TB assortiment naast de al eerder genoemde twee catalogus modellenbladen. Overzicht pijpen Trumm-Bergmans qua uitvoering Type Asbestos Bruingebrande chagpijpen Crème flamande Delfts porcelijn Doorrokers Doorrokers Geëmailleerd Gekleurde Gesorteerde Geverniste Gewone pijpen Halfporcelijn lsabés Marbré, porcelijn gekleurd Portorico Portret Sneldoorroker Specifiek Uitvoering Mandje klein, Ballon klein Steinebach, Ballon klein Gouda, Houtmodel, Dooroker klein, Boomschors Geel, parel en tip-top 17 groot, 17 klein, Potje, Kogelpijp, Bie, Platsteel groot, Folskont, Fotskont met rand, Gambier, Jeanicot, Rui klein, Rui groot, Pottemanneke, Slangenkop, Langsteel, Sneldoorroker, Fietsmodel Crème flamande, Chag lang Crème flamande, Chag langsteel Crème flamande, Engels fijn Crèrre flamande, Handje Crème flamande, Dublin Crème flamande, Bekertje Crème flamande, Hoorn groot, Hoorn klein, Marseilleise recht, Marseilleise krom, Potte manneke Bruin enwtt Anker, Druivenblad, Ballon, Revolverpijp, Darm groote, Krans, Heidebloempijp, HaAdje, Knots, Doorntje Zwart, wtt en rood Mozes en Aaron 17 middel, Muts met hak, Muts zonder hak Garibaldi en Jacob In de laatste aflevering zal aandacht worden besteed aan een overzicht van pijpen die in de orderboeken genummerd worden aangegeven en aan enkele offertes die voor de eerste wereldoorlog voor Duitse afnemers was opgesteld. Pij pendag Ter herinnering willen wij u er op wijzen dat de pijpendag op 8 oktober plaats vindt in de laatste twee snuiftabak- en specerijmolens in Rotterdam Kralingen. Het programma is reeds meegestuurd in PKN nummer 109 en is in te zien op www.tabakspijp.nl. 1728


Click to View FlipBook Version