stuks omdat men rekening hield met ongeveer 10% breuk. Na het bakken bleef er dan toch een gros pijpen over. Voordat de pijpen gebakken werden kon het personeel hun grospenr.iingen inleveren en kregen van de pijpenmakers baas hun loon uitgekeerd. Beschrijving van de grospenningen. De grospenning op afbeelding 1 is een met de hand gevormd schijfje waar aan beide zijden de bovenrand van een pijpenkop is ingedrukt. Gezien de grootte van de ingedrukte cirkel zou deze grospenning waarschijnlijk in de tweede helft van de zeventiende eeuw gedateerd kunnen worden. De grootste maat bij deze grospenning is 25 mm. De grospenning op afbeelding 2 is in de Peperstraat in Gouda gevonden. Het is niet meer als een met de hand gekneed schijfje. Bij dit exemplaar kan je goed de vingerlijnP.n zien van de maker. De grootste maat bij dit exemplaar is ongeveer 15 mm. De grospenning op afbeelding 3 is een met de hand gekneed schijfje waar aan één zijde met een vingerhoed een deuk is ingedrukt. De grospenning op afbeelding 4 is een met de hand gekneed schijfje waar ze aan één zijde met een pijpensteel hebben gedrukt. Van deze zijn er ook bekend met meerdere indrukken van pijpenstelen. Mogelijk vertegenwoordigde die een andere waarde. De grootste maat van dit exemplaar is 14 mm. Zo is bij de grospenning op afbeelding 5 een gat geboord met een wijer, de ijzeren pen waar het rookkanaal in een pijp wordt aangebracht. Het is niet ondenkbeeldig dat er ook schijfjes hebben bestaan met meerdere gaten die dan weer een andere waarde vertegenwoordigde. De grospenning op afbeelding 5 heeft een diameter van 17 mm. 1878
1879
In de tweede helft van de 18e eeuw zien we grospenningen verschijnen die nog het meest op geld lijken. Ze zijn mooi rond en men heeft aan twee zijden met duiten een afdruk gemaakt. Uiteraard zien we de afdruk bij dit soort penningen in spiegelbeeld. Men lette niet echt op met welke duit men een afdruk maakte. Vandaar dat allerlei combinaties mogelijk zijn. De werkwijze om deze penningen te maken kan als volgt zijn gedaan. Men drukte tussen twee duiten een bolletje klei plat tot een bepaalde dikte en sneed met een scherp mesje de overtollige klei weg. Vandaar dat deze grospenningen met duit afdruk allen de zelfde diameter van 20 mm hebben. Bij de grospenning op afbeelding 6 die in het grachtje van de Peperstraat in Gouda is gevonden zien we aan de één zijde het wapen van Utrecht en aan de andere zijde in spiegelschrift de tekst ZEELANDIA. De datering is helaas niet te ontcijferen. Bij de grospenning op afbeelding 7 zien we het wapen van Zeeland met de tekst LUCTOR ET EMERGO met aan de keerzijde de tekst GELRIAE met de datering 1794. Bij de grospenning op afbeelding 8 zien we aan beide zijden het wapen van Utrecht. In tegenstelling met het exemplaar van afbeelding 6 worden hier de wapenschilden vastgehouden door twee leeuwen. Bij het exemplaar O;) afbeelding 9 ontwaren wij nog vaag de tekst HOLLANDIA en het begin van het jaartal 17. Van de keerzijde is helaas niets te herkennen. In de polder Achterwillens in Gouda zijn in de zeventiger jaren van de vorige eeuw veel grospenningen uit het derde kwart van de 19e eeuw gevonden. Deze grospenningen zijn veelal genummerd van 1 t.e.m 40. Er zijn er zowel van rood als van wit aardewerk gevonden. De meeste zijn rond maar ook vierkante en driehoekige vormen kwamen voor. De grospenning op afbeelding 10 is een rond van rood aardewerken schijfje waar met een puntig stokje in de natte klei aan beide zijden een kaligrafische twee is aangebracht. De diameter van deze penning is 18 mm. De grospenning op afbeelding 11 is ook van rood aardewerk. Bij deze is aan beide zijden het cijfer acht gegraveerd. De diameter van dit exemplaar 25 mm. De grospenningen op afbeelding 12 en 13 komen van de zelfde vindplaats als met de cijfertjes. Het zijn ook van rood aardewerk met de hand gevormde schijfjes bij afbeelding twaalf zien aan één zijde een kruis ingekrast en bij het exemplaar op afbeelding 13 hebben vingerafdrukken achter gelaten. Dat het ook wel eens mis kan gaan bewijzen de twee grospenningen op afbeelding 14. Deze penningen zijn tijdens het bakken aan elkaar geklit en als zodanig onbruikbaar geworden. Ze zijn als afval gestort in het grachtje van de Peperstraat te Gouda. Geraadpleegde literatuur: Meulen, J. van der en H. Tupan_ De Leidse Tabakspijpmakers in de 17e en 18e eeuw. Meulen, J. van der. De" Gouwenaars" van Alphen aan de Rijn. 1880
PIJPELOGISCHE KRING NEDERLAND Kwartaalblad voor de tabakspijpenverzamelaar en tabakspijpenonderzoeker oc.\SCHe ·1·\ - •.,,,.f:.Ot:nL~~'O .• 3ost e jaargang nummer 117 Juli 2007
o<>1scue /.\ PN . . ·~~ "-OenL"" ~· Abonnement Betaling Verschijningsdata lnleverlngsdata kopij Verzending blad en organisatie pljpendag Redactie en insturen kopij Algemene zaken en correspondentie Abonnement en ledenadministratie Website Pijpelogische Kring Nederlond Website: www.tabakspijp.nl e-mail: [email protected] Kwartaalblad voor de tabakspijpenverzamelaar 011 tabakspijpenonderzoeker Abonnementsjaar loopt van 1 juli Vm 30 juni Nederland: € 16,00 per jaar Buitenland € 22,00 per jaar Postgiro 3823478 t.n.v. Pijpelogische Kring Nederland 1 juli, 1 oktober, 1 januari en 1 april Uiterlijk 6 weken voor de verschijningsdatum De auteurs zijn verantwoordelijk voor hun bijdragen Afbeelding voorpagina Dubbelwandig gegoten kleipijp naar Ulmer (Thuringen) model. Geheel zilver afgemonteerde pijp met de voorstelling van Venus die Amor bij zich roept omdat hij te veel pijlen heeft afgeschoten. Buffelhoornen steel. Datering: 1850- 1900. Kophoogte inclusief afmonterlng: 12,5 cm. Breedte 9,5 cm. Collectie R. de Haan. ISSN 0924-4158
[ 30s10 JAARGANG NR. 117 JULI 2007 [ Inhoudsopgave Uit de boezem van de PKN ........................................................................ 1881 Onbekende vormen Trumm-Bergmans .................................................... 1883 Het Goudse pijpenmakersambacht in het 'Nieuw en volkomen Woordenboek' van Egbert Buys, 1778 ..................................................... 1887 Vrede van Munster ..................................................................... , ............... 1892 Pijpenmakersgedichten ............................................................................. 1893 Spanje als Bakermat van de tabak en de belangrijke rol van Sevilla daarin ..................................................................................................................... 1896 Literatuur ..................................................................................................... 1899 Oproep Schoonhovense pijpen ................................................................ 1901 Claude Alexandre Ysabeau ....................................................................... 1902 Unieke folder ............................................................................................... 1903 Kaftfoto's ..................................................................................................... 1904 Uit de boezem van de PKN Michiel Rutten Afgelopen maart heeft een aantal PKN-leden zich gebogen over het wel en wee van de PKN. Aanleiding was een bezorgde mail van het PKN-geweten Jos Engelen met reacties van onder meer Theo Grintjes en Ruud Stam. Verdere gespreksdeelnemers Fred Tijmstra, Andy de Bruijn, Lia Schouten, Aad Kleijweg, Jan van Oostveen (door omstandigheden helaas op afstand) en uw verslaglegger. Hierbij een korte niet limitatieve impressie van wat zoal aan de orde kwam. Allereerst wordt geconstateerd dat het van belang is dat alle PKN-leden beter en frequenter worden geïnformeerd over wat zoal in de boezem van de PKN wordt bedacht. In principe daarom in elk volgend PKN-nummer bericht. Ondanks de soms wat sombere geluiden die van de PKN konden worden gehoord, kan worden vastgesteld dat de PKN als vereniging redelijk wel vaart. Waar het (verzamelaars)verenigingsleven allerwegen afkalft blijkt het aantal 1881
leden van de PKN per saldo redelijk stabiel en neemt de belangstelling voor de jaarlijkse PKN-bijeenkomst toe. En pijpelogie/tabacologie is en blijft een uitermate boeiend onderwerp! Ook financieel kan de PKN zich (mede door "de doos" op de PKN-dag) voldoende bedruipen, zodat verhoging van de (lage) contributie niet nodig is. Desondanks moet worden vastgesteld dat de meer inhoudelijke/ wetenschappelijke kant van de pijpelogie - enkele vaste auteurs uiteraard niet te na gesproken - droog begint te vallen. Vernieuwende publicaties, resultaten van (archief)onderzoek, enz. worden spaarzamer, ook omdat kennelijk steeds minder PKN-leden zich geroepen voelen over pijpelogische aspecten te publiceren. Vanuit de PKN zou toch meer aan ontwikkeling van de pijpelogie moeten kunnen worden gedaan. Het idee is daarom om binnen de PKN enkele werkgroepen van gelijkgestemde enthousiastelingen van de grond te krijgen om op deelterreinen tot verdieping van kennis en wetenschap te komen. Deze werkgroepen zouden onder de vlag van de PKN zelf ook verslagen en bijeenkomsten kunnen organiseren en samenwerking met relevante organisaties buiten de PKN kunnen zoeken. Tijdens de PKN-dagen in oktober a.s. zullen nadere voorstellen worden gedaan. Heeft u hierover nog nadere suggesties? Laat het even weten (voor (email)adressen zie binnenzijde voorkaft). Ook zal dit najaar een nieuwe inventarisatie onder de PKN-leden worden gehouden naar aandachts- en deskundigheidsgebieden, niet alleen wat betreft pijpelogie in enge zin, maar ook het bredere terrein van de tabacologie, een onderwerp waar veel PKN-ers (ook) in geïnteresseerd blijken te zijn. Nader is van gedachten gewisseld over Lodewijk van Duuren's idee een databank op te richten. Eerder zijn in kleiner verband de diverse aspecten besproken. Op zich zou een dergelijke databank meer dan geweldig zijn. Gezien de kosten en tijdsinvesteringen die daarvoor nodig zijn enerzijds en de verdere technologische ontwikkelingen anderzijds wordt besloten voorshands primair te werken aan een intensivering en verbetering van de toegankelijkheid van de linkenservice via de PKN-website. En heeft u weet van een interessante pijpelogische website? Laat dit Aad Kleijweg weten! Omdat " onze" drukker in Vreeland te kennen heeft gegeven met het bedrijf te stoppen, is ook gesproken over hoe dan verder. Het resultaat daarvan heeft u dankzij Andy in de hand. Ter afsluiting: tijdens de PKN-bijeenkomst in oktober a.s. is er alle gelegenheid over een en ander nader van gedachten te wisselen. Maar wensen, suggesties, 1882
kanttekeningen, enz. kunnen uiteraard ook al eerder worden kenbaar gemaakt. Laat dus eventueel nu al horen/lezen! Onbekende vormen Trumm-Bergmans Jos Engelen Bij het tot stand komen van het boek Pijpenfabriek Trumm-Bergmans te Weert, 2006, dacht ik vrijwel alle tot op heden bekende pijpenvormen van deze fabriek beschreven te hebben. Het was bekend dat in de periode na de opheffing van de fabriek enkele vormen waren weggegeven maar het was onbekend waar deze zich thans bevonden. Wie schetst echter mijn verbazing toen rond- en door het verschijnen van dit boek in oktober 2006 langs diverse wegen tal van vormen opdoken, die echter helaas niet meer in het boek TB meegenomen konden worden. Het is niet ondenkbaar, dat er in de toekomst nog meer van deze onverwachte vondsten zullen opduiken, want er bestaat nog een behoorlijke discrepantie tussen de aanwezige vormen en de bekende pijpen, afkomstig van de fabriek Trumm-Bergmans. En vooral Jo Bergmans kan zich zoveel jaren na datum niet meer exact herinneren wie in die hectische periode van de opheffing van de fabriek, één of meerdere van de toen voor hen "nutteloze" vormen heeft verkregen. Het betreft hier de volgende pijpenvormen: 1. Vorm, ijzer, voetbal, berustend bij Guus Bergmans in Klagenfurt, Oostenrijk; 2. Vorm, ijzer Paul Krüger, nr. 67 berustend bij Guus Bergmans in Klagenfurt, Oostenrijk; 3. Vorm, ijzer, potje nr. 68 berustend bij Guus Bergmans in Klagenfurt, Oostenrijk; 4. Vorm, koper, lobben, berustend in het depot van Museum de Tiendschuur in Weert; 5. Vorm, koper, Jacob groot, berustend in het depot van Museum de Tiendschuur in Weert; 6. Vorm, ijzer, "insteek", sportpijp nr. 50 berustend in het depot van Museum de Tiendschuur in Weert; 7. Vorm, ijzer, potje, berustend bij H. J. Smolenaers , accountant te Weert; 1883
Vorm 1, 2, en 3 waren in het bezit van Guus Bergmans, de oudste broer van Jacques en Jo Bergmans, die mij daarover inlichtte bij het verschijnen van het boek, met de belofte dat hij deze zou beschrijven en eventueel fotograferen. Zover is het helaas nooit gekomen want Guus Bergmans, franciscaan, overleed onverwachts op 15 februari 2007 en toen kwamen deze vormen tevoorschijn en werden ter plekke in Klagenfurt gefotografeerd. Het in deze vorm gefabriceerde en ernaast afgebeelde insteek voetbalpijpje was populair eind 19° begin 20° eeuw, toen het voetbal de kinderschoenen was ontgroeid en in was bij grote lagen van de bevolking. De KNVB werd immers opgericht op 8 december 1889 als de Nederlandschen Voetbal- en Athletischen Bond. Nu beter bekend als Koninklijke Nederlandse Voetbal Bond. Met een rijke historie en spoedig volkssport nummer één. Het pijpje rust op een "suède" tabakszak, eveneens van TB, die in de vorm is gemaakt van een tweede populaire sport: rugby. 1884
Deze twee vormen waren in de eindfase van de fabriek TB vlak vóór en na de eerste wereldoorlog zeer populair en vormden deel van de catalogusbladen waarmee TB zijn klanten bezocht in die jaren. Zij waren resp. de nummers 67 en 68 uit het TB assortiment en werden Paul Krüger en Potje genoemd. Vorm 4, 5 en 6 werden aan het museum de Tiendschuur geschonken, samen met andere pijpmakersgereedschappen zoals de pijpenschroef in de jaren 70 van de vorige eeuw en lagen aldaar in depot. In deze mooie kopervorm werd de lobbenpijp vervaardigd met als "radering" boven aan de ketel een sierlijk ornament. De juiste benaming van deze pijp valt niet meer 100 % te traceren, maar zowel de vorm als de afgebeelde bodemvondst zijn van een simpele schoonheid. 1885
De Jacobpijpen van TB waren zeer gewild en uit deze kopervorm in vier delen is tot het laatst gefabriceerd. Het betreft hier de Jacob groot met als tekst op de band: Ik ben de ware Jacob. In 1920 werd dit manchet-catalogusnummer 413 verkocht per gros voor FI. 3,60 inclusief roer. ---- 'W~/m/ffr--i/ 7 mr-r-,I (_,,,.fü----.-.0 Deze simpele vorm was in de eindfase van de fabriek TB eveneens zeer populair en vormde ook deel van de reeds genoemde catalogusbladen. Dit was nummer 50 uit het TB assortiment en werd Sportpijp genoemd. De steel en ketel waren uit één kleistuk vervaardigd en imiteerden op deze "goedkope" wijze de veel duurdere insteek van dit model. Hij werd ook, zoals bekend, in andere uitvoeringen vervaardigd zoals portretpijp en hier als Whieldon-imitatie. Vorm 7 werd door Jo Bergmans geschonken aan zijn goede vriend Huub Smolenaers, die mij rond het verschijnen van het boek attendeerde op deze vorm. Het betreft ook hier een potjesmodel, waarbij de knophiel iets meer naar voren ligt. 1886
Het Goudse pijpenmakersambacht in het 'Nieuw en volkomen Woordenboek' van Egbert Buys, 1778 Bert van der Lingen In eerdere artikelen werd ingegaan op 18de en 1 gde eeuwse publicaties, waarin het Goudse pijpenmakersvak onder de aandacht werd gebracht. [1] Hierbij werd niet alleen de techniek van het pijpmaken beschreven, maar kwamen ook een aantal onbekende pijpnamen aan het licht. Hieronder volgt de observatie van de Nederlandse wetenschapper Egbert Buys uit de tweede helft van de 18de eeuw, over de fabricage van tabakspijpen in Gouda. Interessant zijn ondermeer de door hem genoemde maten van korte pijpen en een aantal onbekende pijpnamen. Buys, samensteller van geschiedkundige en encyclopedische werken, schreef dit stuk voor het tiende deel van zijn 'Nieuw en Volkomen Woordenboek van Kunsten en Wetenschappen', dat in 1778 verscheen. Buys was al in 1769 overleden. In dat jaar verscheen tevens het eerste deel van zijn encyclopedie. Het stuk is hieronder integraal overgenomen en voorzien van noten. "Tabakspypen. De besten worden in Holland gemaakt, en wel in de Stad Gouda. De aarde daar ze van gemaakt worden, komt van Aaken, Keulen, Luik of Maastricht. Dezelve wordt in een Tobbe gedaan, nat gemaakt en met den afval van andere ongebakken Pypen, zoo lang geslagen en gekleinst, tot dat ze gedwee wordt. [2] Dit geschiedt door middel van een houten spade of zoogenaamd Klop-Yser [3]. Vervolgens wordt de Pypaarde tot rollen gemaakt, wanneer men ze in de Zon of by den Kagchel styf laat worden, en met een 1887
Yserdraad [4] op eene subtile wyse doorboord, het geene Pypmaakers Aanwyeren noemen. Daarna wordt het in de vorm gelegd, en deese wederom in de Schroef, wanneer ze met een Stopper de kop of ketel maaken. Dit geschiedt zynde, wordt 'er de Pyp weder uitgenomen, en met een zeker yserdraad, Schenker genaamd, de Zoom [5] afgehaald en het Yser [6] uitgetrokken. Dit alles noemen ze Kasten, en behoort tot het maaken van de Pyp. Wat aangaat het bearbeiden of fatsoeneeren: de ketel wordt eerst getremd, dat is, van boven gelyk gesneeden, en deszelfs rand effen en rond gemaakt [7]; de botte [8] daarop gezet en de karteltjes [9] die boven aan den ketel zyn, met een Tremmes, daarop gemaakt, en met den Snoeier, zynde een krom yserdraadje, glad gemaakt [10]; en het merk op de hiel gezet. Daarna wordt de steel met een Naschenker of vierkant Yser met sleuven, glad gemaakt [11] en de ring [12] omgelegd. Dan worden de Pypen op een plank, bezyden elkander uitgelegd, en in de Zon te droogen gezet. Daarna worden ze met een langwerpig gesleepen krytsteen [13] geglaasd, en in een groote Suikerbroodsvormige pot met drie pooten [14], op een hoop in het rond gezet, met den ketel onder; en met een lange Potmande naar den Oven gedraagen, waarin ze twee Etmaalen worden gebakken. Uit den Oven gehaald zynde, wordt 'er het ruwe, dat ze door het bakken ontvangen hebben, door Wasch, Zeep en Eywit wederom afgenomen. Dit noemen ze Snollen. Eindelyk worden ze in afzonderlyke Pypmandjes gepakt, gemeenelyk een Gros of twaalf dousyn in elk mandje, en dus aan de Kooplieden gezonden. De allerfynste Pypen worden Porcelynen genaamd, vanwelken het Gros doorgaands voor 36 Stuivers wordt verkogt. Daar zyn veelerhande soorten van Pypen. De langste fyne Pypen noemen ze Raagstokken. Eene soort daaraanvolgende Besemstokken. De andere soorten zyn van 28, 25, 22, 18, 14, 12, 8 en 6 duim, enz. Die van 12 duim worden Buikjes, en die van 8 Thee-Pypjes genaamd. Alle deese soorten van Pypen moeten wel 25 of meermaalen door de handen gaan, voor dat ze bekwaam zyn om 'er Tabak uit te rooken. Voorts heeft ieder Baas zyn byzonder merk, waaraan de pypen erkend worden. Hoe sterk dit Ambagt in de gemelde Stad Gouda gedreeven wordt, blykt niet alleen uit het groote getal der Baasen; maar ook daaruit, dat 'er zyn, die tusschen de 50 en 100 knegts of meiden daaraan te werk stellen." 1888
Het ambacht wordt door Buys in grote lijnen beschreven zoals bekend uit de literatuur. Een aantal kleinere dingen wijken af, zoals de volgorde van handelingen, het gebruik van gereedschapsnamen, of de handelingen die daarmee werden verricht, zoals het aanweieren en de naschenker. Interessant is ook de benaming 'krytsteen', voor het gereedschap waarmee de pijp werd gepolijst. De Duitsers Von Uffenbach, Beckman en Remnich gebruikten eveneens krijtsteen en daarnaast tand en vuursteen om de agaatsteen aan te duiden. Van Berkhey vermeld een spits toelopend stiftje, gemaakt van ondermeer hoorn en staal of een ander dergelijk glad en hard oppervlak. [15] In de hedendaagse literatuur over pijpenfabricage wordt meestal 'glaassteen' of 'glaaspin' gebruikt. Ook 'glanssteen', dat is afgeleid van glaassteen, komt voor. De veronderstelde betrouwbaarheid van de bezoekers doet vermoeden dat deze benamingen indertijd naast elkaar in gebruik waren. Ook in andere bedrijfstakken komen dergelijke gereedschappen voor. Volgens het Woordenboek der Nederlandsche Taal werden bij het polijsten van metalen voorwerpen om een glad en glimmend oppervlak te krijgen, zowel hondentanden, berentanden, agaatstenen als vuurstenen gebruikt. Dit zou kunnen betekenen dat de 'tand' die Beckman beschrijft zowel een echte tand kan zijn alswel kan duiden op de vorm van het voorwerp. Vuurstenen werden als goedkope vervanging voor agaatstenen gebruikt. [16] Buys noemt de lengte van de Goudse pijpen en een klein aantal pijpnamen. In Gouda was de maatpijp de gangbare soort met een lengte van 21 duim (55 cm). Daarna onderscheiden we de 25 duims (65 cm, koningspijp), 29 duims (75 cm, keizerspijp), 33 duims (86 cm, kardinaals) en 37 duims (96 cm, pauselijk) pijpen. [17] De maatpijp werd telkens in stappen van 4 duim verlengd. Kijken we naar de officieel gebruikte maatvoering zullen de lengtes van de langere pijpen die Buys geeft (22, 25 en 28 duim) 21, 25 en 29 duim moeten zijn. Met 'besemstokken' bedoelde hij de kardinaalspijpen en met 'raagstokken' de pauselijke pijpen. Dit waren de langste soorten. De ondermaatse pijpen of 'brokken' mochten niet langer zijn dan 19 duim (49 cm). Voor de lengte van korte pijpen, waarvoor geen regels waren vastgesteld, geeft Buys de volgende maten: 6 duim (16 cm), 8 duim (21 cm), 12 duim (31 cm), 14 duim (36 cm) en 18 duim (47 cm). De korte pijpen worden met stappen van 2-4-2-4 duim langer. De 'theepijpjes' en 'buikjes' hadden een lengte van 21 en 31 centimeter. Noten: 1 Smiesing 1987; Smiesing 1989, Stam 1995 en Stam 1999. 1889
2 Gekleinst: klein, fijn of stuk gemaakt. Gedwee: gemakkelijk te kneden. Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT). 3 Het klop-ijzer wordt door Duco (1980, p.117) 'een stevige hamer of een ijzere roede, ook wel vuist' genoemd. 4 Met de weier werd het rookkanaal in de pijpensteel gestoken. Dit werk noemt Buys 'aanweieren'. Het ijzerdraad van de weier stak in een een houten handvat: het weierheftje (WNT). 5 Bij het schenken of afschenken wordt de 'zoom', overtolligen klei op de vormnaden aan de boven-en onderzijde van de ongebakken pijp, weggestreken. Het werktuig waarmee dit gebeurde, een gebogen ijzerdraad, wordt een schenker of afschenker genoemd, evenals de arbeider die dit werk uitvoert (WNT). 6 De weier of weijer. 7 Als de pijp uit de vorm komt wordt de overtollige klei op de ketel (de directie of kroon) afgesneden. (Duco 1980, p.126). 8 De botter waarmee de bovenzijde van de pijpenkop wordt afgewerkt. 9 Radering. 10 Met een smoyer of smoeier, een houten handvat met een halve-cirkel vormige haak, werden de vormnaden aan de voor-en achterzijde van de ketel weggestreken. (Duco 1980, p.126) 11 De naschenker is 'een ijzer, dienende om de steel van een pijp in ongebakken toestand te polijsten' (WNT). Duco noemt dit een steelsmoier of steelsmoeier, een dik stuk ijzer met aan het uiteinde een geul, waarmee men de steel glad wreef en dat ook werd gebruikt voor het polijsten van stelen. (Duco 1980, p166, afb. 12) 12 Het aanbrengen van steelversiering of tekst met een stempel. 13 Steen waarmee de pijp werd gepolijst. 14 Pijpenpot 15 Smiesing 1987, p.3-4; Smiesing 1989, p.121, Stam 1995, p.746 en Stam 1999, p.1052. 16 Stam 1988, p.67. 17 Lange van Wijngaerden, p.418. Gebruikte literatuur: • Buys, Egbert, Nieuw en volkomen woordenboek van konsten en weetenschappen [ ... ]. Tiende deel. Amsterdam 1778 (bladz. 6-7: Tabakspypen). • Lange van Wijngaerden, C.J. de, Geschiedenis en beschrijving der stad van der Goude. Meest uit oorspronkelijke stukken bijeen verzameld. Tweede deel. Amsterdam, 's-Gravenhage, Gouda, 1817. 1890
• Duco, D.H., De techniek van het pijpmakersbedrijf te Gouda. In (P. Davey, ed.) The Archaeology of the Clay Tobacco Pipe IV. BAR International Series 92. Oxford 1980, p.115-217. • Duco, D.H., De Nederlandse kleipijp. Handboek voor dateren en determineren. Leiden 1987. • Smiesing, Piet, Een bezoek aan een Goudse pijpenfabriek in 1710. PKN 10° jrg., nr. 37, juni 1987, p.3-4. • Smiesing, Piet, Bezoek van een Duitse geleerde in 1762 aan een Goudse pijpenfabriek en iets over het glazuren van pijpen. PKN 12• jrg., nr. 45, juni 1989, p.120-124. • Stam, Ruud, Een bezoek van P.A. Remnich aan de pijpenfabriek van Hendrik Herbus te Gouda. PKN 188 jrg., nr. 70, oktober 1995, p.745-748. • Stam, Ruud, Het pijpenmakersvak beschreven door een landbouwkundige in de 18°-eeuw. PKN 21 • jrg., nr. 83, 1999, p.1050-1055. • Stam, Ruud en Maarten, Twee bijzondere vondsten uit Reeuwijk. PKN 11 • jrg., nr. 43, december, 1988, p.67-68. Pijpenkop gemaakt ter herinnering aan de Vrede van Munster 1891
Vrede van Munster Arthur Schellingerhoud Onlangs kwam ik in het bezit van een 17° eeuwse pijp die ik zelf erg mooi vind qua versiering. Aan beide zijden staat een klimmende leeuw afgebeeld met daar omheen takken met oranje appels. In eerste instantie kon ik niet thuis brengen waar de pijp gemaakt was en waarom. Na een tijdje kwam ik er achter dat deze pijp staat beschreven in het boek 'ONDER DE ROOK VAN UTRECHT' (blz. 42) De schrijvers vermoeden dat de pijp in Lauwerecht is gemaakt voor de Vrede van Munster. De versiering staat erg duidelijk en mooi op de pijp; dit is echt een stukje vakmanschap geweest in die tijd. De pijp valt ook op door de slanke ketel. Ik zal in het kort beschrijven wat de Vrede van Munster inhoudt. De Vrede van Munster was voor Nederland en België een erg belangrijk onderdeel van de vrede van Westfalen, die in 1648 een einde maakte aan twee oorlogen; de tachtigjarige oorlog tussen de opstandelingen in de Nederlanden en Spanje, en aan de dertigjarige oorlog tussen een groot aantal Europese landen. In 1641 begonnen de eerste vredesonderhandelingen. Deze vonden plaats in de Munster en Osanabruck. De langdurige oorlog kostte erg veel geld en mensenlevens. Het werd snel duidelijk dat er vrede moest komen. Alleen de provincies Zeeland en Utrecht en de stad Leiden bleven voorstander van de oorlog, zeker toen er flinke vooruitgang werd geboekt qua verovering. In 1648 kwamen de onderhandelingen in Munster snel op gang en er moest vrede komen. De onderhandelingen vonden plaats in het HUIS VAN DE KRAMERS GILDE, nu wordt het ook wel het HAUS DER NEDERLANDE genoemd. Op 30 januari 1648 werd er vrede gesloten, alleen Frankrijk was het hier niet mee eens. Op 15 mei 1648 werd de vrede ondertekend tussen Nederlandse en Spaanse gezanten, de langdurige oorlog was voorbij. Tot de dag van vandaag is dit erg belangrijk geweest voor de Nederlandse geschiedenis. Ondanks dit kom je in pijpenverzamelingen weinig pijpen tegen die hieraan gewijd zijn. 1892
Pijpenmakersgedichten Felix van Tienhoven Of<kZingd.deeaSpeetemldO,ERENVU\1GP, u • Enige tijd geleden vertelde een, inmiddels 87-jarig, Sociëteitslid (Rob Winters) mij dat zij destijds (± 1930) op hun kostschool (St.Louis in f Oudenbosch) door een lekenbroeder li>~•- het gedicht "De Pijpenkop" voorgedragen kregen. De leerlingen moesten de inhoud van dit gedicht , dat over de slag van Waterloo handelt, kennen en, zowaar, Rob kent nog steeds enkele coupletten. Aangezien mij een eventuele publicatie in PKN van dit gedicht interessant leek heb ik enige naspeuringen gedaan omtrent herkomst en dichter. Uiteindelijk ben ik terecht gekomen op de site van Johan Hesemans (http://home.casema.nl/jambo1/A_gedicht_De_Pijpenkop .htm). Er blijken zelfs drie onderling licht verschillende versies van het gedicht te bestaan. De kennelijke dich.ter Bernard van Meurs S.J.(1835-1915) hebben we (nog) niet kunnen vinden. Zeg oudje,smaakt je pijpje goed? Wat rookt die kop mooi door! 't Is echte meerschuim naar het schijnt. Zeg op wat vraagt ge er voor? Mijnheer die kop is niet te koop. Ik kreeg hem eens cadeau. Dag oudje, smaakt het pijpje goed? Wat rookt die kop mooi door! 't Is echte meerschuim naar het lijkt, Zeg op, wat vraagt ge er voor? Ik bied je er een goudtientje voor. Dag.oudje! smaakt het pijpje goed? Wat rookt die kop mooi door! 't Is echte meerschuim naar het schijnt, Zeg dan wat vraagt ger voor? "Menheer, die kop is niet te koop, Ik kreegge hem als cadeau 1893
De pijpenkop (1) De pijpenkop (2) De pijpenkop (3) Op 't slagveld van mijn Wat draalt ge nou, zeg op! op 't slagveld van mijn kapitein, kapitein. die viel te Waterloo. Die viel bij Waterloo. Ik ben maar een arme man, Dat ging er daar geducht op mijnheer, Dat ging er daar geducht op los, los. en heb een klein pensioen. Van 's morgens twaalef uur. Ik stond van 't middaguur, Doch al deed ge er duizend Tot 's avonds, zonder nat of tot 's avonds, zonder nat of gulden bij droog droog. Ik zou die ruil nooit doen. Toujour maar in het vuur." Toujour maar in 't vuur! Ik kreeg hem van mijn Vertel mij dat 'n andere keer. kapitein, die stierf te "Vertel uij dat een ander keer, Toe geef me uw pijpekop. Waterloo. Toe geef mij uw pijpekop k bied er 'n goud tientje voor. Het ging er daar geducht Ik bied er U een gouden tientje Wat draalt ge? Komzeg top! op los, toujours maar in het voor, 'k Ben maar 'n arme man vuur. Eh, wel! stem toe, leg op." mijnheer. Vertel me dat een ander En heb een klein pensioen. 'k Ben maar een arme man, Doch deed g'er 1 000 gulden keer, geef mij de pijpenkop. menheer bij. Ik zeg zoals is zij in 't graf En heb een klein pensioen. Ik zou die ruil niet dalen. En naast mijn zij, o God, Maar deed ger duizend gulden Ik stond gelijk ik zei, in 't Kreeg onze brave kapitein, bij, vuur. Vlak in zijn borst een schot. Ik zou het nog niet doen. En naast mijn zij, o God, Ik ving hem in mijn armen kreeg onze brave kapitein, op. Ik stond, gelijk ik zei, in 't vuur vlak in zijn borst, een schot. Ik droeg het gedrang hem En naast mijn zij, 0 God, Ik ving hem in mijn armen op. uit, Kreeg onze brave kapitein, En droeg 't gedrang hem uit. Verbond zijn wond en Vlak in zijn borst een schot 'k Verbond Zijn wond en zag Zag met vreugd zijn met vreugd! stromend bloed gestuit. Ik ving hem in mijn armen op Het stromend bloed gestuit. En droeg 't gedrang hem uit Toen gaf hij mij deez' Toen gaf hij mij deez' 'k Verbond zijn wond en zag, pijpekop. pijpenkop zijn stroomend bloed gestuit. En ook zijn beurs met geld. En ook zijn beurs vol geld. Hij drukte mij voor 't laatst de De beurs geef ik het arm Toen gaf hij mij deez pijpekop hand. gezin, En ook zijn beurs vol geld En stierf gelijk een held. Wiens huis is afgebrand, Hij drukte mij voor 't laatst de "Die beurs qeef ik aan 't arm hand, 1894
De pijpenkop (1) De pijpenkop (2) De oiioenkoo (3) gezin, Zo dacht ik, maar de En stierf gelijk een held. wiens huis is afgebrand". pijpenkop Zo dacht ik, maar die Komt nooit in ander hand. De beurs gaf ik een arm gezin pijpekop, Sinds jaren lang bewaar ik Wiens huis was afgebrand, komt nooit in vreemde hand. hem Maar dees, menheer, pijpekop, Mooi! Brave borst, hoe Gelijk een relikwie Komt in geen vreemde hand. heette hij, Zo dikwijls ik mijn pijpje rook die goede kapitein? 't Is of ik hem nog zie. Sinds jaren reeds bewaar ik hem We noemden hem: beste va. Gelijk een relikwie. Zijn naam was, van de Klein. Hoe heette hij, die brave Zoo dikwijls ik mijn pijpje rook, Ziet gij in 't bos die kapitein? Is 'tof ik hem nog zie., gevelspits? Wij noemden hem steeds Dat slot? Daar woonde hij. "Schoon, brave man, hoe heette beste vader Het was mijn vader, beste Zijn naam was Van de hij vrind. Die goede kapitein? Klein. Dat huis behoort aan mij. Ziet gij daar ginds die "Wij noemden hem steeds: "beste Hebt gij mijn vader vaär." bijgestaan, gevelspits? Zijn naam was Vander Klein. In d'uren van zijn dood? Dat slot, daar woonde hij. Kom brave, ga dan met mij Ziet ginsch in 't bosch die mee. Het was mijn vader, beste gevelspits, En eet voortaan mijn brood. vriend. Dat slot, daar woonde hij." Is 't moog'lijk heer, zijt gij zijn Dat huis behoort aan mij. "Het was mijn vader, beste vriend, zoon? Hebt gij mijn vader Dat huis behoort aan mij En woont gij op zijn erf? bijgestaan in d'uren 'k Ga met u mee. van zijn dood! Hebt gij mijn vader bijgestaan De pijpekop, Kom brave man, ga dan met In de ure van zijn dood, krijgt gij, wanneer ik sterf. mij mee Kom, brave, kom dan mee met mij En eet voortaan mijn brood. En eet voortaan mijn brood Hoe is het mogelijk heer. Is 't mooglijk, Heer, zijt gij zijn Zijt gij zijn zoon en woont gij zoon op zijn erf? En woont gij op zijn erf? Dan ga ik mee, Ik ga met u mee. Den pijpekop De pijpenkop krijgt gij als ik krijgt ge eens, als ik sterf." eens sterf. 1895
Spanje als Bakermat van de tabak en de belangrijke rol van Sevilla daarin Louis Bracco Gartner Het is niet onlogisch dat Columbus met het ontdekken van Amerika en het tabaksgebruik aldaar, dat Spanje een belangrijke rol in de verdere verspreiding van tabak als genotsmiddel had. Zo werden in Sevilla de eerste sigaren- en later de eerste sigarettenfabrieken gevestigd. Zo is ook het Spaans de voertaal binnen de internationale tabakswereld, zoals dat het Engels is bij de lucht- en scheepvaart en tegenwoordig ook binnen de ICT wereld en het Frans bij de Posterijen. Spanje heeft naast zijn vooraanstaande tabaksgeschiedenis nog steeds de grootste import van Havanna sigaren in de gehele wereld, waarvan trouwens een groot deel weer zijn weg vindt naar andere landen. Men kan zeggen dat de tabak in Spanje zijn overwinningstocht begon. Het is niet onlogisch dat Columbus met het ontdekken van Amerika en het tabaksgebruik aldaar, dat Spanje een belangrijke rol in de verdere verspreiding van tabak als genotsmiddel had. Zo werden in Sevilla de eerste sigaren- en later de eerste sigarettenfabrieken gevestigd. Zo is ook het Spaans de voertaal binnen de internationale tabakswereld, zoals dat het Engels is bij de lucht- en scheepvaart en tegenwoordig ook binnen de ICT wereld en het Frans bij de Posterijen. Spanje heeft naast zijn vooraanstaande tabaksgeschiedenis nog steeds de grootste import van Havanna sigaren in de gehele wereld, waarvan trouwens een groot deel weer zijn weg vindt naar andere landen. Men kan zeggen dat de tabak in Spanje zijn overwinningstocht begon. In 1620 werd onder leiding van de Armenier Juan Baptist Caraffa tabak in Sevilla bewerkt en in de 17° eeuw kreeg de snuiftabak uit Sevilla grote bekendheid en werd in Nederland bekend onder de naam "Polvo Sevillano". In 1757 verrees in Sevilla, een enorm fabriekgebouw, ontworpen door de bouwmeester Wandembor waar de eerste sigaren gemaakt werden. Vele kunstenaars vonden op verschillende wijze hun inspiratie in deze fabriek. Niet alleen de componist George Bizet begint zijn verhaal in de opera Carmen in deze bekende tabaksfabriek waar inmiddels ook vanaf het begin van de 1 gde eeuw sigaretten gemaakt werden. 1896
La Carmencita zingt tijdens een werkpauze van de sigarettenfabriek, gesteund door de andere vrouwen uit de fabriek, een ballade en probeert daarmee de aandacht te trekken van Don José. Carmen raakt bij een vechtpartij betrokken, wordt opgepakt en aan dezelfde Don José overgedragen. Zij heeft haar doel bereikt, de aandacht die ze eerst niet kreeg heeft ze nu wel. Middels het bekende liefdeslied weet ze haar vrijlating te bewerkstelligen. Afbeelding van Carmen Een onbekend gebleven auteur heeft bij en bezoek aan de fabriek een ooggetuigenverslag gedaan zodat de opera liefhebber en ook wij de sfeer van de fabriek zouden herkennen. Ik citeer: "vervolgens kwamen wij in de zalen waar de cigarreras aan den arbeid waren. Een geweldig gesuis, gelijk aan dat van verscheidene zwermen bijen, trof onze oren, zodra wij de voet in een lange galerij zetten, waar talloze, grotendeels jeugdige werksters met een verwonderlijke vlugheid sigaren zaten te rollen, hetgeen hun niet belette met een minst even grote vlugheid te babbelen. Met het gegons paarde zich een bijzonder geluid, door honderden tegelijk in beweging gebrachte scharen of tyeras veroorzaakt, want de tyeras, die dienen om de punt van de sigaren te snijden, zijn een onmisbaar instrument voor de cigareras. Een volksliedje zegt: Vertaling: Dijo Dios: Hombre, el pan que comeras, Con el sudor del rostra ganaras; Cigarrera, anadio, tu vivras Con la tyera haciendro: tris, tris, tras. God zei tot de mens: het Brood, dat zult gij eten in het zweet uws aanschijns; cigarreras, voegde Hij er bij, gij zult leven van de tyera, die doet: tris, tris, tras. 1897
De sigarenfabriek in Sevilla welke in 1757 is gebouwd Wij bleven bij enige cigarreras stilstaan,die men ons als de beste werkster aanduidde en die op een dag tot tien pakjes van vijftig sigaren maakten; de meesten echter maakten op zijn best drie honderd sigaren. Daar zij zeventig cents voor de honderd ontvangen, ziet men dat de ijverigste een aardig daggeld kunnen verdienen; maar gemiddeld verdienen ze nauwelijks vijf-endertig cents daags. De bij het sigarenmaken gebezigde werksters, die de aristocratie der tabaksfabrieken uitmaken, zijn in het établissement bekend onder de naam pureras, d.w.z. puros-maaksters: aldus heet men in de regel de feitelijke cigarros puros of zuivere sigaren die zich onderscheiden van de cigarros de papel of sigaretten. De Spaanse sigaren zijn doorgaans vrij groot; dikwijls bestaat het binnengoed (tripa) uit Virginia tabak. Terwijl het dekblad (capa) van Havanna tabak wordt gemaakt. Eer men tot de verheven betrekking van cigarerra opklimt moet de werkster, die gewoonlijk op haar dertiende jaar als leerlinge in de fabriek komt de verschillende graden der hierëarchie doorlopen; het eerst wordt zij gezet aan 1898
het afstroopen van de grootste ribben der tabaksbladen (strippen) en zo vervolgens tot zij ten slotte de sigaar, haces el mino - het popje mag maken, zoals de cigarrera dat in haar romantische taal zegt. Haar instrumentarium moet zij zelve verdienen zoals de espuerta, de mand, waarin de bladeren worden gelegd, de tyera en den turugo, die dient om de puros rond te maken. De cigarreras nemen haar ontbijt en middagmaal naar de fabriek mede, wier werkplaatsen tweemaal daags in grote eetzalen worden herschapen; het riekt dan sterk naar knoflook, rauwen uien, sardientjes, gerookte haringen en gebraden konijn. Schoon water strekt haar tot drank. In de Fabrica de tabacos werkten gewoonlijk vijfenhalfduizend personen, waarvan vierduizend vrouwen. Dat leverde een merkwaardig schouwspel bij het uitgaan van de fabriek. Nauwelijks zijn ze van hare tafels opgestaan of zij vliegen naar de trappen, die zij in volle vaart zingend en lachend afstormen. Bij de uitgang bedaart het rumoer, want volgens het reglement kunnen zij de fabriek niet verlaten zonder te zijn gevisiteerd. De kunstenaar Gustave Doré, ook bekent als lijfillustrator van Jules Verne, maakte omstreeks 1860 een serie meesterlijke schetsen en in 1916 werd in Wenen het toneelstuk "Die Gitana" met als ondertitel" Szenen aus dem Spanischen Leben urn 1830" en speelt de eerste scène dit af "in der Tabakmanufaktur in Sevilla". Literatuur Michiel Rutten "Les pipes de la quarantaine, fouilles du port antique de Pomègues (Marseille)" is een kloek rapport van de hand van Philippe GOSSE (edited door Peter Davey) met een beschrijving van bijna 1000 pijpen uit de 17° en 18° eeuw, gevonden in de quarantainehaven van Marseille. Naast kleipijpen uit onder meer Nederland, Engeland en Frankrijk is een groot aantal pijpen uit de Ottomaanse tijd gevonden. De pijpen worden, gerubriceerd, beschreven en duidelijk afgebeeld. Uitgave van The archaeology of the Clay Tobacco Pipe XIX; BAR International Series 1590; ISBN 978 1 4073 0006 1; vi + 360 + 8 pagina's; Te bestellen bij Hadrian Books Ud ([email protected]) voor f: 55,-. 1899
Jan VAN OOSTVEEN, nijver als steeds, deed weer verslag van diverse opgravingsresulaten. • "Plein 38-44 Tiel, archeologische waarneming" bevat de beschrijving van vondsten in 2002, met onder veel meer een aantal pijpen uit de 2e helft van de 17e eeuw, waarbij de auteur vaststelde dat de gebruiker van de doorzochte beerput " op merk heeft gerookt" ; Uitgave van BATO Tiel (nr. BATO 0001); geïllustreerd, 30 pagina's; • In Terra Nigra nummer 166, blz. 19-21 beschrijft de auteur onder de titel " Een Noord-Engelse kleipijp uit Vlaardingen" de resultaten van kleipijpvondsten uit de 17° en 1 se eeuw in de Vlaardingse Havenstraat, waar tegen 1600 een Galeiwerf werd gevestigd; bijzonder daarbij was de vondst van een Britse kleipijp uit het 2e kwart van de 17e eeuw; • In uitgave BATO 0002 (april 2007) wordt onder de titel "voormalig café De Harmonie Tiel; archeologische waarneming" beschreven wat bij opgravingen/waarnemingen in 1999 en 2000 in een beerput onder het voormalige café ( op een plek waar al in de 17e eeuw een schipperskroeg was gevestigd) werd gevonden; het grootste deel van de gevonden klei pijpen dateert uit de 2e helft van de 1 se eeuw en is veelal afkomstig uit Gouda; geïllustreerd, 40 pagina's; Deze publicaties zijn ook digitaal te raadplegen via www.xs4all.nl/~kleipijp/kleipijp/ onder de kop literatuur. Michael A. PFEIFFER publiceerde "Clay Tobacco Pipes and the Fur Trade of the Pacific Northwest and Northern Plains" , waarin een analyse van de vondsten uit de in de titel aangegeven gebieden van (merendeels klei- maar ook bruyere) pijpen uit 1800 tot 1890; Uitgave in de serie Historie Clay Tobacco Pipe Studies, Research Monograph 1; xiii + 150 pagina's; 2006; ISBN 978-0-9789083-1-7; te bestellen via B. Rapaport; Van de hand van Don DUCO verscheen " Opium & opiumschuiven, een bronnenboek", een doorwrochte studie over het opiumgebruik in historisch perspectief, het feitelijk gebruik en alles wat daarbij van node is; een lezenswaardig boek met, voor wie zich nog verder wil verdiepen, een uitvoerig notenapparaat; uitgave van de Stichting Pijpenkabinet; 2006; 256 pagina's met veel zwart-wit foto's ; ISBN 978-90-70849-23-8; te verkrijgen bij het Pijpenkabinet of de boekhandel; 30 Euro; 1900
En met de gelijknamige tentoonstelling in De Kunsthal in Rotterdam verscheen van de hand van Ferry M. BERTHOLET met medewerking van Lambert van der Aalstvoort, Don Duco, Arlette Kouwenhoven en Steven Martin het boek " Opium, het zwarte parfum, Kunst en geschiedenis van een verloren ritueel" waarin naast aandacht voor de geschiedenis van het opiumgebruik vooral veel aandacht voor de opiumpijp en -attributen; rijk - in kleur - geïllustreerd met afbeeldingen uit de verzamelingen van Bertholet en C. Hogendoorn; uitgave Mercatorfonds en F. Bertholet; 208 pagina's ; hardback ISBN 978 90 6153 737 3; 49,50 Euro's; ook verkrijgbaar in softcover en met Engelse resp. Franse tekst; Een globale vergelijking tussen beide boeken levert op dat Duco's nieuwste boek inhoudelijk meer te bieden heeft, maar wat betreft de illustraties niet kan tippen aan Bertholet's boek. Het Jaarboek 25 (2007) van De Vrienden van het Tabaksmuseum Wervik bevat onder meer bijdragen van dr. John SAMEYN (met een beknopte historie van de antieke handelsrouten van o.m. Columbus), Marc PYNCKET (over de tabaksverwerking in Menen), Vincent VERBRUGGE (over de 19° eeuwse studentenwijk in Parijs) en Timby VANSUYT (met in vogelvlucht de tabak in Spanje van Columbus tot heden). Te bestellen bij het museum ad 25 Euro. Het Jaarboek 2005 Van het Noordelijk Scheepvaartmuseum en Niemeyer Tabaksmuseum bevat een bijdrage van M. BEIJEN onder de titel "Tabak en industrie" , over de productie van rooktabak n.a.v. de nieuwe inrichting van de museumkelder; te verkrijgen bij het museum ad 3,40 Euro. Oproep Schoonhovense pijpen Aad Kleijweg In het Forum van de PKN site (www.tabakspijp.nl) is een inventarisatie gestart van pijpjes uit Schoonhoven. Aan onze leden wordt een oproep gedaan om hieraan mee te werken. Personen die afbeeldingen/foto's willen insturen worden verzocht deze naar Aad Kleijweg te sturen/mailen (adres binnenzijde kaft). 1901
Claude Alexandre Ysabeau Ron de Haan Claude A. Ysabeau, Frans revolutionair (1754-1831) was verbannen naar Luik ten tijde van de Franse bestuurlijke restauratie en kwam terug in Frankrijk tijdens de juli revolutie van 1830. Vóór zijn benoeming als parlementslid was Claude Ysabeua onder andere priester en onderwijzer - de ganzenveer achter zijn oor is een herinnering aan die tijd - en hij stemt in met het doodvonnis van koning Lodewijk XVI. De pijp met de voorstelling van Claude Ysabeau (zie binnenzijde achterkaft;) werd in 1828 ontworpen door Caspard Dossogne. Geruime tijd bleef men deze pijpen met de afbeelding van Claude Ysabeau nog maken maar zijn naam werd al snel vergeten en de pijp noemde men dan ook "De Man met de Bril". Caspard Dosogne 1821-1879? pijpenfabrikant te Andenelle In 1821 vestigde Caspard Dosogne zich met zijn broer Francois als pijpmakers in Andenelle in de Ardennen. In 1824 zijn er 3 arbeiders werkzaam in hun atelier. Vanaf 1825, na het vertrek van z'n broer en tevens compagnon, nam hij alléén de leiding van het bedrijf en groeide dit bedrijf in de daarop volgende jaren gestaag. Rond 1830 zijn er zo'n 15 arbeiders werkzaam en in 1836 laat hij een grote fabriek voor de productie van Faience bouwen waarbij vanaf 1843 ook tegels en dakpannen en in de periode 1872-1878 ook bakstenen en vloertegels werden geproduceerd. Bij het samenstellen van de collectie liet hij zich inspireren door populaire en bekende personen uit het dagelijkse en uit het politieke leven. Claude A. Ysabeau was daar een mooi voorbeeld van;;_ Na 1838 tot aan z'n dood in 1879i;; zijn er ongeveer 35 arbeiders in zijn fabriek werkzaam. Hieruit kan men opmaken dat Caspard Dosogne een middelgrote pijpenfabrikant is geweest. Na zijn dood zetten zijn kinderen het bedrijf voort onder een andere zakelijk constructie (raison sociale) en een andere naam: Victor Dosogne Frs et Sr. ; Een afbeelding van een soortgelijke opgegraven pijp staat afgebeeld in het boek van Robert Mordant: La pipe en terre d'andenne et ses marques. ;; vele beschrijvingen van de pijpen vindt men in het boek van R. Mordant terwijl H. Javaux zich vooral heeft verdiept in de archieven en ons voorziet van veel informatie over de geproduceerde modellen. "' Het exacte jaar is niet bekend maar rond 1879 is Caspard Dosogne overleden. 1902
Referenties Caro, J., 2004. La pipe en terre. Bruxelles en het Musée de la céramique in Andenne Unieke folder Louis Bracco Gartner Uniek is het dat tien musea met hetzelfde thema, nl. "tabak" en hun gebruiksvoorwerpen, gezamenlijk een folder uit hebben gebracht. Ondanks dat de tabak in rook opgaat, zij de kunst en cultuur rond het gebruik van tabak koesteren en presenteren aan iedereen die hiervan kennis wil nemen. Onderstaand een afdruk van deze folder (achterzijde/voorzijde/binnenzijde) zoals te verkrijgen bij de deelnemende musea. fh)ffl tk ~Xlf"'i,.':11 fo.'\'.'tl h1o.'"èfl Oib lané 1.•,u1 M~t!,,;,'!~lr1h· rt..ll 1;.""f'<.:dl! rn d<I' ~)Jbilk.J1,1rn!~l ~11 ,1(: ;."'lJ.hl);,1t \U~J ln,"1 piJpn:>k<>B f k U"INt ._1,,.•dl Jf<itw, Je ~~"'lb <'J' dr 1 -lr~"\.-tlt~ lk'1fü.fl1llJ.!::. AmSc11o.•1·dilll"i wa., t!Jftr:: hcl l.'.l"tltfu:in ~;1n de ~~,d,J 111.~JiJJidd Ik ~-iww""c4m ~nc1.1~~na1J de musea voor pijpcrt en tabak in Nederland w-ww,pijpenkahinctni f)c ukik,p.lfai 1.d alk ddeè v.an tk '1-\'crrld. itMWl~l1:l :J&ru1isca-nrutn t && 1$$ Bi.~ mtdt!ll11tguil.JA www.nn1.s-t~il'llgoud;tnl ik h,>u,;;t..;: PÎJP <'ri timid.<i pbiNJ i!! t~1 Uow(,;, ~l~W-1\J;.;:urii Ui!L !·~ Nkm•)'tt Thb•k•m•"'""' w-.,;w_u;)tlrrll:fiikKhNr,..-:tatitl~tt.ell:ffl.~1 helen u van hanc welkom ' .$ a;.g !#t!Ml!!!ill!li Anu,rooi:,T ... • .. •m•..-um "'ww.1-t1b:1bmu:reaim-.'UtlC:-ror,gcn.nî"' Ai.1t&-nlkk~ M:!,-..\"),~oo~ir milt (:(-t'I rtèK"F<l.>.11.,: ,·.iil ~ t;il,al,'.lff!I ,) 11 11~ Kirnper Tababmu.stum ',\'\\W/1:tad~IIIO,PÇ'JI 11hil<,;wü~>(1.dt:o:1 ;~(l!j<1a'1\·bhr1tt OY."! fantfü.-1tK'r1.'W.k ;<1~t"fëlW1.l':lli1,t~ b19"ji,,.~\uJP.1i ®· www.li-eroeii.:n1usrmn,nl (k•l;d:imk1fü ·tt! \fä)fu'itl"j~n \>Wl :~k humi1.: }1.120 • 1991 H1.~mwuct~ ·~.::m tiro fü~m'ltit' ~1'1,l)rtrml>tl..,•n;~'t'&pib.W, W14'W,o_penluebtrnoseum,nl 5(!1da!lmiJtM.'il1 Din;getlli~füc:: fi'1t 11H'.trkl1in1k' P1JJX'nv~r,-,1,m~h1:11t oo Je jJ;..li<s)r \àmdçYi:-l'l'ilffif;i.U.1 1903
Kaftfoto's Jan van Oostveen Zoals u ongetwijfeld is opgevallen hebben wij naast een nieuwe drukker ook een nieuwe lay-out van de in kleuren geproduceerde kaft. Er is gekozen om op de voorpagina een pakkende foto van een tabakspijp of tabacologisch voorwerp te plaatsen. Doel is om elke aflevering van ons blad een nieuwe foto op de kaft te plaatsen. Op de binnenzijde van de achterkaft is wederom plaats voor één of twee kleurenfoto's. Op deze manier proberen we met onze tijd mee te gaan en een visueel aantrekkelijker blad te produceren. Ik kan me goed voor stellen dat ook u een attractieve tabacologisch voorwerp of tabakspijp in uw collectie heeft die niet mis zou staan op de voorkant van ons blad. In dit geval zou ik u willen verzoeken om een onbewerkte foto in jpgformaat naar mij toe te sturen (adres binnenzijde kaft). Het voorwerp dient gefotografeerd te zijn op een duidelijk contrasterend en egale achtergrond. Het spreekt voor zich dat u de foto vergezeld van een compacte beschrijving bij voorkeur in de systematiek zoals in dit blad wordt toegepast. De redactie zal op basis van ingestuurde foto's en foto's die bij artikelen zijn geleverd beslissen welke foto er op een nieuwe uitgave van ons blad zal worden geplaatst. Daarbij zal afhankelijk van het aangeboden materiaal zo veel mogelijk een evenwicht worden gezocht naar de volgende onderwerpen: tabacologische voorwerpen, overgeleverde tabakspijpen en tabakspijpen als bodemvondst maar ik blijf daar afhankelijk van de input die u levert. Voor ingestuurde artikelen geldt ook dat ik u wil verzoeken om zoveel mogelijk onbewerkte foto's (jpg-formaat) separaat toe te voegen. Dat omdat deze foto's dan in aanmerking kunnen komen om op de kaft af te drukken. 1904
Figurale pijp met voorstelling van Claude Ysabeau, totale pijplengte 14,5 cm en hoogte 6 cm. Pijp is beschilderd met goud- en plakaatverf. Collectie: Ron de Haan. Manchetpijp met Jupiter in wit, geel en rood. Herkomst mogelijk Duitsland (omgeving Ruhla). Datering: 1860 -1890; hoogte 7,5 cm; breedte 7,4 cm, merk nr. 204 aan rechterzijde; linkerzijde fantasie bloemen. Collectie R. de Haan.
PIJPELOGISCHE KRING NEDERLAND Kwartaalblad voor de tabakspijpenverzamelaar en tabakspijpenonderzoeker '-"°'SCflf! /.\ - •• "'e-0,111.,.~ 0 ·' 3ost e jaargang nummer 118 Oktober 2007
0 c,\5Cl-fl,: V ,tl*\ PN . . ·~.. Q. "llER 1.,1'-t' Abonnement Betaling Verschijningsdata lnleveringsdata kopij Verzending blad en organisatie pijpendag Pijpelogische Kring Nederland Website: www.tabakspijp.nl e-mail: [email protected] Kwartaalblad voor de tabakspijpenverzamelaar en tabakspij penonderzoeker Abonnementsjaar loopt van 1 juli Urn 30 juni Nederland: € 16,00 per jaar Buitenland € 22,00 per jaar Postgiro 38234 78 t.n.v. Pijpelogische Kring Nederland Omstreeks 1 juli, 1 oktober, 1 januari en 1 april Uiterlijk 6 weken voor de verschijningsdatum Andy de Bruijn, Oosteinde 49, 2841 AA Moordrecht Telefoon: 0182-373160 e-mail: [email protected] Redactie en insturen kopij Vacature Algemene zaken en correspondentie Abonnement en ledenadministratie Website Tijdelijk insturen naar Michiel Rutten Voor adres zie hieronder Michiel Rutten, Roemer Visscherstraat 21, 1054 EV Amsterdam. Telefoon: 020-6163257 e-mail: [email protected] Fred Tijmstra, Aalscholverstraat 32, 1444 VS Purmerend. Telefoon: 0299-474871 e-mail: [email protected] Aad Kleijweg, Fransen van de Puttestraat 17, 2613 CG Delft. Telefoon: 015-2132067 e-mail: [email protected] De auteurs zijn verantwoordelijk voor hun bijdragen Afbeelding voorpagina: Pijp van Blanc-Carin en Guyot In Givet (± 1860), vormnummer 219 in de catalogus van 1838. Zo'n vroege pijp in vijf kleuren geëmailleerd is zeldzaam. Coli. R.de Haan ISSN 0924-4158
l 30ste JAARGANG NR. 118 OKTOBER 2007 Inhoudsopgave: Mededelingen ............................................................... 1905 Encyclopédie-Roret Porcelanier Faiencier Potier de Terre .. 1907 De Paardentram ....................................................................... 1914 De Mercurius en Neptunus pijp van Maarten Heerkens ........ 1916 Een opmerkelijk pijpje met afbeelding 'man met harpoen' ... 1919 Pijpenmakers uit Gouda en Aarlanderveen met een contract bij Zweedse fabrikanten in de eerste helft van de 18e eeuw ...... 1920 Literatuur rubriek .......................................................... 1927 MEDEDELINGEN Tot onze spijt heeft Jan van Oostveen om moverende redenen moeten besluiten zijn rol als redacteur van het PKN-bulletin met onmiddellijke ingang te moeten beëindigen. Wij betreuren dit, maar respecteren uiteraard Jan's besluit. En de hele PKN-gemeenschap moge Jan veel dank verschuldigd zijn voor alle energie die hij de afgelopen jaren heeft gestoken in zijn zorg elk kwartaal weer een goed en afwisselend gevuld PKN-bulletin bij de drukker te krijgen. Wellicht ook krijgt Jan nu meer tijd voor de pijpelogische research. VACATURE Gezocht met spoed: enkele PKN-leden die samen de zorg voor de redactie van het PKN-bulletin op zich willen nemen. Wat betekent dat? In principe: per kwartaal het één maal persklaar maken van het PKNbulletin met pijpelogische en tabacologische aandachtsgebieden.Voorts zou via het redactiebeleid de pijpelogische research- en onderzoeksaspecten bevorderd dienen te worden. Met andere woorden: er wordt gezocht naar leden die bereid zijn binnen en buiten de PKN mensen te stimuleren artikelen voor het bulletin aan te leveren alsmede de eindredactie te voeren. Belangstelling? Meldt u voor verdere inlichtingen aan bij Michiel Rutten zoals vermeld op blz. 2 van de kaft van dit nummer. 1905
OPROEP Tijdens de najaarsbijeenkomst van de PKN in Opitter zal er gelegenheid zijn om van gedachten te wisselen over de toekomst(ige ontwikkelingen) van de PKN. In dat verband komt onder meer het voorstel aan de orde meer PKN-werkgroepen te ontwikkelen. Op voorhand is een werkgroep KLEIPIJPEN, van start gegaan; voor wie dat nog niet wist: zie de PKN-website www.tabakspijp.nl. Het idee is meer werkgroepen, waaronder tabacologische onderwerpen, in het leven te roepen. Als u in een dergelijke werkgroep zou willen participeren en niet aan de najaarsbijeenkomst in Opitter kunt deelnemen: geef tijdig uw wensen en voorkeuren door aan een van de PKN-leden zoals vermeld op blz. 2 van de kaft. En uiteraard zijn ook andere suggesties ten faveure van de groei en bloei van de PKN van harte welkom. Zou het pijpje smaken? Detail briefkaart: Schotels in lippen (uitgave: Art Unlimited) 1906
ENCYCLOPÉDIE-RORET PORCELAINIER FAIENCIER POTIER DE TERRE PARIS L-MULO-LIBRAIRIE-EDITEUR 12 RUE HAUTEFEUILLE-12 1898 Jos Engelen Onder deze titel komt in het archief van TB in Weert een handboek voor van de porcelein- en faience-industrie, die minutieus de procesgang van deze takken van aardewerk en porceleinvervaardiging beschrijft. Dit bijna versleten antiquarische werkje wordt volledig gerestaureerd en als "nieuw'' straks aangeboden als schenking aan Museum de Tiendschuur in Weert. TB c.s. hebben dit ongetwijfeld gebruikt om hun kennis te vergroten van de kleipijpenfabricage en de inrichting van hun pijpenoven, aangezien deze onderwerpen ook uitgebreid beschreven zijn in dit handboek. Onderstaand van het hoofdstuk "Fabrication des pipes en terre" (door M.F. de Heer) een vrije vertaling, die een boeiend licht werpt op de kleipijpenfabricage in Frankrijk omstreeks 1890. Voor de leesbaarheid heb ik de Nederlandse benamingen gebruikt bij de beschrijvingen van de verschillende gereedschappen. De afgebeelde ovens zijn afkomstig uit de faienceindustrie en laten logischerwijze veel overeenkomsten zien met kleipijpenovens. De vervaardiging van kleipijpen Klei De kleipijp heeft een groot aantal bewerkingen te ondergaan alvorens zij de staat bereikt waaronder wij deze in de handel aantreffen. Zijn vervaardiging vereist veel handwerk en ondanks de mechanische vooruitgang heeft de machine dit handwerk nog niet kunnen vervangen. Voor de vervaardiging van kleipijpen zijn niet alle soorten klei gelijkelijk bruikbaar. Men benut plastische kleisoorten, vooral witte, soms gekleurd door metaaloxiden. Deze klei treffen wij in Frankrijk niet aan van voldoende zuiverheid, deze vindt men in de Belgische Ardennen. Deze zijn het die het aardewerk maken tot de fijne faience met harde scherf, genaamd faience voor de kleipijp. 1907
Reiniging: deze klei bevat altijd nog ongerechtigheden vanwege oxiden, zand, kleine steentjes etc. in diverse hoeveelheden. De eerste bewerking die de klei ondergaat is bijgevolg een reiniging met de hand door kinderen en tenslotte het wassen van de klei en het lageren in bassins van grote afmeting. Menging: De tweede bewerking is het mengen van de kleisoorten in vaste porties. iedere klei heeft verschillende eigenschappen en het mengsel van meerdere soorten is noodzakelijk om afwisselende productuitkomsten te verkrijgen als kleur, hardheid etc. De samenstelling van het mengsel is één van de grootste geheimen van de fabrikant en een bewerking die grondige kennis vereist teneinde dat product te kunnen vervaardigen wat de handel vraagt. Het wordt in de mengkuipen mechanisch in beweging gebracht gelijk aan die welke gebruikt worden in de ceramiekindustrie. De klei verlaat de maalderij in een homogene massa en in een toestand van gemiddelde plasticiteit; de klei wordt dan via een goederenliftje omhoog gebracht naar de bovenverdieping van de gebouwen naar de werkplaats van de "rollers" Rollers Daar deponeert men de klei in blokken op de houten tafels waaromheen kinderen van 12 tot 15 jaar zitten, rollers geheten. Zij nemen een brokje klei van de vereiste grootte in iedere hand, waarvan zij een bolletje vormen terwijl zij het op de tafel in diverse richtingen rollen. Daarna drukken zijn met de hand op een deel van dit bolletje en bewegen dit dwars heen en weer en krijgen zo de vorm van een pijp waarvan de kop en de steel in dezelfde richting liggen. Zij hebben dan een "rol" vervaardigd. Deze rollen worden door ze lichtjes aan de kop op te tillen naast elkaar op een plankje geplaatst. Deze plankjes bevatten een vast aantal rollen, één of twee gros en worden vervolgens gebracht naar de "kasters". Kasters De kasters hebben als gereedschappen 1. Een pijpenvorm bestaande uit meerdere stukken 2. Een stopper 3. Een lange wijer 4. Een schenker 5. Een bankschroef 1908
Fi_!!. 118. - 'fahh· d11 111oul1~11r. De pijpenvorm voor de gladde pijpen bestaat uit twee stukken staal, uitgehold en gegraveerd aan de binnenkant en zeer precies in elkaar passend met behulp van pennen. Voor gebeeldhouwde pijpen zijn er meerdere stukken van diep geciseleerd brons, verenigd in een huls van staal. De stopper is een soort stalen kegel, vastgezet op een handvat. Deze kegel vormt de binnenkant van de kop. De schenker is een soort stalen mes. De pers is een gewone bankschroef op de rand van de tafel. Fig. t',fi. - Aiguillr. Als de rol bij hem arriveert zet de kaster, de belangrijkste werkman van deze pijpenvervaardiging, zijn vorm geopend voor zich, neemt vervolgens een rol waarvan hij de kop plaatst op een speciale steun, die vastzit aan de tafel, drijft dan zijn wijer in het midden van de rol en leidt deze tot aan de kop, de wijer begeleidend met twee vingers van zijn linkerhand op zo'n wijze dat de wijer exact in het midden van de rol blijft. Deze zeer moeilijke handeling, die een langdurige ervaring vereist en een bijzondere handigheid is de meest in het oog springende handeling door zijn moeilijkheidsgraad en snelheid waarmee zij wordt verricht door de kaster. Een ieder die probeert een wijer in de rol te drijven komt vaak niet verder dan 1 cm zonder een gat te veroorzaken terwijl de kaster deze totale handeling in enkele seconden verricht bij pijpen van wel 40 cm lang en een diameter van 4 mm in het dikste deel van de steel. Dit gebeurt zelfs nog bij pijpen met een lengte van 1.80 m en een diameter van 1 cm in het dikste 1909
deel van de steel terwijl anderen 80 cm lang zijn en een diameter van 3 mm hebben, de z.g.n. "pipes hollandaises". De rol, doorboord en nog de wijer bevattend, wordt dan geplaatst in de holte van de vorm en daarna weer bedekt met het andere deel van de vorm. Het geheel wordt in de schroef geplaatst en aangedrukt. De kaster neemt dan zijn stopper en brengt deze krachtig in het open deel van de vorm totdat hij het uiteinde van de wijer raakt, die nog in de steel zit. De klei wordt samengeperst en het overschot wordt door de kaster weggehaald met behulp van zijn schenker. De kaster trekt dan zijn stopper uit de vorm, opent zijn schroef, daarna zijn vorm en haalt de pijp eruit. Dan haalt hij zijn schenker over de naden om de sporen van het samenvoegen van de twee vormdelen weg te halen, trekt de wijer eruit en legt zijn pijp op een speciaal plankje naast zich. De pijpen worden met zorg gerangschikt op deze plankjes en worden met hun stelen los van elkaar op de kleine dwarsbalkjes geplaatst, waar zij rusten in fijn zand. Deze gevulde plankjes worden dan afgeleverd bij de tremster die de pijpen laat aandragen alvorens ze af te werken. Tremmen en glazen De tremster begint met een nieuwe wijer in de steel te steken en verwijdert dan de bramen, werkt de lijnen of naden bij, ontstaan op de kop door de verschillende vormdelen en zet de merken krachtig op de voorzijde op de pijp met behulp van een koperen plaatje, in reliëf gemonteerd op een handvat. Zij rangschikt vervolgens de pijpen op nieuwe planken met de wijer in de steel om kromtrekken tijdens de verdere droging te voorkomen. Deze planken met elk één gros pijpen worden in de droogruimte gebracht, waar de temperatuur zeer hoog is. Vanaf het moment dat de pijpen stevig genoeg zijn nemen de werklui ze van de planken af en werken ze af met gereedschappen, gelijk de polijsters gebruiken en die worden op dezelfde wijze gehanteerd. Met lichte druk aangebracht zijn de sporen van het gereedschap als strepen van 1 à 2 mm naast elkaar te zien. De pijpen worden dan weer naar andere werksters gebracht die ze controleren, de exemplaren bij het uitschot zetten en vervolgens in de potten leggen. Deze potten zijn gemaakt van gebakken klei, 13 1. inhoud, waarin de pijpen worden gerangschikt in cirkelvormige lagen, de koppen of ketels naar beneden terwijl de verzamelde stelen 1910
rechtop gehouden worden met een afgekeurde gebogen steel om te vermijden dat zij stukgaan tijdens het transport. Oven i:,: :-tv~li·me u i•li· n1lopli· d t·111ploy1·• tl\'CC s111·,·l·:-- ft ~1·,·rc!-i·l,Ollfa r11iss1111 ,tll huis de la pnrc1•lai11e cl11rr (li~. 8!1 t'I !JO.) /·',,11r 11 ,(1•11.r tölay,•., j}f)III" la P'Jl'''"l11i1w, 1•11i.,·sv11 ,111 l,uis. 'fyp1• ,/,, ,'-,'(01·r1•.-r. .\ U l..1huraloin•,i dt• ;:1·:11111 l',·u. ·1 F Cloi!<>uU,-rn hriiplt',- cli\i~atd (' 1 :ibu1·~tuîrr 1!1• M"o1trdi lrs 11:imuws. 1'. 1~ ,~l~ndieri-.. " • _ r. ct;r,'. 11:~:;~/. 1 ,\?'.~~,'/ ;1•;:i 1;;·~~/~:; I·. ~- ~-~1,:i•·ci-tHI st• inti 1,· 1101~ 111',.0lll lrs 1l1111c11•10ns s:in~ ,,~u,lant \~ t!'raw1 ftu, 1lc )!r:111ch fr11i~. De gevulde potten worden in speciale ovens gezet en op elkaar geplaatst zoals in de ceramiekovens. In de grote fabrieken zijn het bakken en het verloop daarvan analoog aan dit soort processen bij de faience. Met drie ovens wordt de volgende werkwijze gehanteerd: één van de ovens wordt aangestoken, de andere is bezig af te koelen en de derde is vol in bedrijf. Iedere oven bakt ongeveer 600 gros pijpen per dag en het bakproces varieert naar gelang de gebruikte klei maar bedraagt minstens 5 tot soms 8 à 9 uur. Na het bakken laat men de oven ongeveer 24 uur afkoelen en daarna haalt men de potten uit de oven. De pijpen worden uit de potten gehaald, worden gecontroleerd en de goedgebakken pijpen worden apart gelegd en opnieuw geglansd. De pijp is dan klaar maar moet nog een bewerking ondergaan om te kunnen worden gebruikt. Dit heet de bevochtiging, die als doel heeft de poreusheid van de klei op te heffen, die, zonder deze bewerking aan de lippen zou blijven plakken. Voor deze bewerking worden de pijpen een voor een opgenomen en gedoopt in een warm bad van water, zeep en was en daarna liet men ze uitdruipen en drogen. De vervaardiging van de gladde pijp is dan tenslotte klaar maar om te kunnen worden afgeleverd aan de handel vraagt zij nog enkele zorg: er moeten nog etiketten opgeplakt worden, sommige modellen krijgen een wikkel en daarna worden zij ingepakt. 1911
Verpakking De verpakking bestaat uit houten kisten, gevuld met hooi. De pijpen worden naast elkaar gerangschikt in deze kisten met fijn stro ertussen. Het is noodzakelijk voor de werklui hierin een zekere ervaring te hebben want als de verpakking te nauw is, zet het schokken van de kist zich voort op de inhoud en breken de pijpen. En of dat nog niet genoeg is, schokken de pijpen tegen elkaar en breken beide. Deze handeling moet goed verzorgd worden want kisten gaan naar Amerika, anderen naar Australië, naar Congo, naar de republiek Zuid-Afrika en zelfs naar noordelijk Siberië. Emaillepijpen Alle hierboven beschreven bewerkingen behoren bij de pijp van witte klei want als de pijp gekleurd is, volgen er noodzakelijkerwijze nieuwe bewerkingen. De reeds gebakken pijpen worden dan gebracht naar het emailleeratelier. Dit wordt bemand door vrouwen en ieder heeft voor zich een reeks verfbakjes staan waarin diverse kleuren vloeibare emailleverf. Deze verfbakjes bevatten een fijn stokje. Elke pijp wordt door de werkster ter hand genomen en zij plaatst met het fijne stokje als tippen of banden een laagje email. Op deze wijze komen de z.g.n. emaillepijpen, stip voor stip, tot stand, zowel effen als versierd op de steel als ook op de onderzijde van de kop met een groot aantal stippen van verschillende grootte. Over het algemeen zijn deze stippen wit of, sporadisch, gekleurd die door hun combinatie zeer verschillende decoraties hebben. Deze pijpen zijn opmerkelijk vanwege hun uitvoering: de stippen zijn regelmatig geplaatst en gelijk van grootte of stelselmatig afnemend. Deze zo opgesmukte pijpen worden op planken geplaatst en in ovens gezet met zeer hoge temperatuur waar zij een nieuw bakproces ondergaan waarbij de emaille in glas overgaat. Men laat ze afkoelen en daarna pakt men ze in nadat etiketten erop gezet zijn en de pijpen zijn ingewikkeld. Ziehier zogezegd de vervaardiging van pijpen. In het verlengde daarvan behoort de vervaardiging van de vormen. Deze zijn van staal en brons. Vormen voor gladde pijpen zijn van staal. Die voor versierde pijpen over het algemeen van brons en zij zijn aan de binnenkant geciseleerd. Als de pijp een hoofd of een volledig figuur voorstelt, bestaat dit deel van de vorm uit verschillende stukken om het uit de vorm te kunnen halen. In dit geval is de vorm altijd ingewikkeld en is zeer moeilijk te fabriceren, want alle delen moeten precies op elkaar aansluiten zonder 1912
naden op het figuur achter te laten. De werklui die deze vormen maken moeten verstand hebben van beeldhouwen maar ook een zekere handigheid om ingewikkelde figuren te ontwerpen en goed weten te verdelen en te groeperen in de vorm. Deze vormen zijn zeer kostbaar. Sommige, ware kunstwerken, hebben wel 3000 francs gekost. In het begin hebben wij gesteld dat een machine niets kon toevoegen aan deze industrie en de lezer heeft kunnen zien dat de enige bewerking die machinaal zou kunnen worden uitgevoerd het maken van de vormen is. Alleen bij het maken van het rookkanaal zou je kunnen denken aan mechanisatie: immers een wijer die door de klei wordt gevoerd ontmoet :,i(j Four r.yli11tlri1111r ,i ,,,wt,·1• élogr,, )1'>111' /u /IUl'Ct•/uiu,• weliswaar zwakke weerstand, maar ,•l la /itit•11••1•, ,lr /llwr:ia.p,•,;_~ J,'i,,r,•111·1•. it die is toch voldoende vanwege zijn kleine diameter om haar te doen afwijken van het midden en de kop te doorboren. De kleipijpenindustrie is opmerkelijk vanuit meer dan één gezichtspunt: wij vinden naast de moeilijkheden van de vervaardiging in stappen, ook de verdeling van de arbeid, toegespitst op de vraag van een goede markt, en de zo uiterst lage verkoopprijzen van 5, 10 à 15 centimes opmerkelijk. Zo lage prijzen, na door drie handen te zijn gegaan: de fabrikant, zijn tussen- t-'i;.::.1'1,X. lk111i-1•1,up~• w1·til'al1•. Ot•mi-,~1,·•\ a1i1111 . . 1 L1lou,a1ui"· I"''" 1, 1••·•·cl,i"' Il 1.,1"'"'"'" I'"'"' I" I'"'"'' persoon en de verkoper/ handelaar. l:l.:1i,·,1 ;,t',~Îrt'p'l~raw111·t611telh· f. c,:;1~1~:;~~r;,,11tral1·. Opmerkelijk omdat het een hele C l.a~'=;~~!i~:·~~~~r~/7~~·~i 1 : 0 ;; ~; 1~ 1 ; 1 't,~~n·~:~~:· m 1111uil1rr dt familie aangaat, hetgeen toch een r,1111:ail -1,~ fo11•111•p-. ltUI'" ,,1 llllilfr1• à rh.1.11111' d.1.;,;r. ''""'"'"""· ~ Cheu,ini, du fonr: aanslag inhoudt qua vermoeidheid op leeftijd en sekse. • Deze vervaardiging is in hoge mate Frans, zijn belang groeit alle dagen ondanks de verschrikkelijke concurrentie van de houten pijp en sigaret en onze producten zijn superieur aan die van andere landen. Een pijpenfabriek omvat 10 à 12.000 meter oppervlak, zij geeft werk aan 5 à 600 personen zonder de kinderen onder 12 jaar mee te tellen en de 1913
jaarlijkse productie bedraagt 120.000 gros. Het aantal modellen is oneindig en groeit van dag tot dag terwijl de klant onophoudelijk nieuwe modellen verlangt. Aan deze fabrieken zijn over het algemeen arbeiderswijken verbonden en een bijstandskas speciaal voor hun werklui. DE PAARDENTRAM Aad Kleijweg De meeste verzamelaars kennen ze wel, de pijpjes die in het eind van de 19de eeuw zijn gemaakt met daarop afgebeeld een stoomlocomotief en stoomraderboot. Onlangs kwam ik in het bezit van een wat minder algemeen pijpenkopje met daarop afgebeeld een vervoermiddel uit diezelfde periode, namelijk de paardentram. la. Collectie Aad Kleijweg; lb. Omgeving Gouda; 2a. Rondbodem; 2b. Paardentram met nummer 2 / paardentram met nummer 3; 2c. -/-; 2d. -; 2e. Ongeglaasd; 2f. Gebotterd; 2g. Geen radering rondom ketelopening; 3a. ; 3b. ; 3c.; 4. 1860-1880; 5. Gouda; 6. ; 7. Beschrijving pijpenkop Het is een beetje ongebruikelijke rondbodem met op beide zijden van de ketel een paardentram afgebeeld. De pijp is waarschijnlijk in Gouda 1914
vervaardigd zo rond 1860 - 1880. Merkjes van de pijpenmaker zijn niet aanwezig. Op beide zijden van de ketel zien we een paardentram die wordt voortgetrokken door twee paarden. Op de bok zit de koetsier die met de zweep de paarden aanspoort. Het lijkt erop dat op beide wagons het dak vol zit met mannetjes die een hoge hoed dragen, mogelijk onderweg naar een plechtige gebeurtenis. Bij de rechter afbeelding zien we dat er ook staanplaatsen waren op het balkon achter. Het enige duidelijke verschil is dat de wagon op de linkerzijde van de ketel het nummer 2 draagt en die op de rechterzijde van de ketel nummer 3. Geschiedenis In de 19de eeuw is de paardentram ontstaan. Het was in stad New York in .de Verenigde Staten waar de eerste paardentram in 1832 in Manhattan reed. Toen nog op rails die 15 cm boven de weg uitstaken wat een hoop ongemak gaf. Pas in 1852 werd door de Fransman Alphonse Loubat de groefrails uitgevonden wat het mogelijk maakte de rails op gelijk niveau met straatoppervlak aan te leggen. De eerste paardentramlijn in Nederland 1915
werd in 1864 aangelegd en liep van Den Haag naar Scheveningen. Zoals we op de oude foto van de Haagsche Tramweg Maatschappij (HTM) kunnen zien liep het traject van het Plein via de Oude Scheveningseweg naar het Kurhaus. Later in 1875 volgde ook Amsterdam en in 1879 Rotterdam met de aanleg van rails voor de paardentram. Tussen 1900 en 1914 werden de meeste paardentrams vervangen door de elektrische trams. In 1930 reed in Friesland nog de laatste paardentram rond, van Makkum naar Harkezijl. Tegenwoordig rijden in diverse steden -zo ook in mijn eigen woonplaats Delft- voertuigen rond die men ten onrechte paardentram noemt. Ze rijden op rubberbanden gewoon op de weg en worden gebruikt voor rondritten of verhuurd voor uitstapjes. Feitelijk heet zo'n voertuig een omnibus, oorspronkelijk het voertuig waar de paardentram uit ontstaan is. De Mercurius en Neptunus pijp van Maarten Heerkens Aad Kleijweg Over Mercurius/Neptunus pijpen is al vaker geschreven. In PKN nummer 10 van de derde jaargang heeft Fred Tijmstra er zelfs een inventarisatie op los gelaten waarin hij twintig verschillende modellen beschrijft. Zo ook het hier beschreven pijpenkopje de gekroonde 65 komt in dat artikel aan bod. De beschrijving luidt als volgt " Voorzijde: een tweemaster en een driemaster . Achterzijde: Gekroonde 65 omgeven met niet leesbare tekst. Periode 1780-1800. Pijpenmaker Willem Vergeer 1783-1803". De tekst bij het hier beschreven exemplaar is echter wel leesbaar en geeft ons de naam van de pijpenmaker Maarten Heerkens weer, wat tevens de pijpenkop op een latere datering brengt. Omdat de naam van de pijpenmaker op de kop staat vermeld en omdat hij zo fraai uitgevoerd is wil ik deze pijpenkop graag onder de aandacht brengen. Beschrijving pijpenkop Het is een ovoide model met het hielmerk de gekroonde 65. Op de linkerzijkant van de hiel staat het bijmerk het wapen van Gouda. Op de linkerzijde van de ketel zien we een fraai uitgevoerde op een koopbaal zittende Mercurius "de god van de handel" met in zijn linkerhand de slangenstaf, steunend op zijn rechterknie en in zijn rechterhand de geldbuidel. Op zijn hoofd draagt hij een helm met vleugeltjes en zelfs aan 1916
zijn voeten zien wij vleugeltjes. Op de rechterzijde van ketel zien we een fraai uitgevoerde zittende Neptunus "de god van de zee" met in zijn rechterhand de drietand en in zijn linkerhand een vat waaruit water stroomt. Neptunus heeft een warrige haardos en een puntsik. Aan zijn voeten zien we een grote vis liggen. Op de achterzijde van de ketel is in een medaillon het merk 65 van de pijpenmaker geplaatst met daarboven een kroon. Onder het medaillon zien we een tekstlint met daarin vermeld de naam van de pijpenmaker M. B. Heerkens. De betekenis van de kleine onderstreepte B is mij onbekend. Op de voorzijde van de ketel zien we tussen de twee goden de zee waar op het water een twee- en een driemaster dobberen met gestreken zeilen. 1 a. Collectie Aad Kleijweg; 1 b. Omgeving Gouda; 2a. Ovoïde; 2b. Mercurius / Neptunus 65 gekroond M .!! Heerkens 3; 2c. Gouds wapenschild / -; 2d. 65 gekroond ; 2e. Ongeglaasd; 2f Gebotterd;_ 2g. Gehele radering rondom ketelopening; 3a. ; 3b. ; 3c.; 4. 1810-1840; 5. Gouda; 6. Maarten H eerkens; 7. (2, p.113] 1917
De pijpenmaker van deze fraaie pijp is Maarten Heerkens die in Gouda werkzaam was van 1805 tot 1841. De pijp zal gemaakt zijn in de latere periode dat hij werkzaam was. Er is ook een variant bekend van deze pijp die op de achterzijde van de ketel gelijk is aan deze en het merk 65 draagt in het medaillon, maar op de hiel staat het merk GDH, het tweede merk dat bij Maarten Heerkens in gebruik was. Mercurius/Neptunus pijpen symboliseren dat het goed voor het land is wanneer de overzeese handel goed loopt. Op de steel van een Mercurius/Neptunus pijp van Willem Begeer (1767 - 1844) werd dit letterlijk vermeld. Op de steel van deze pijp stond "KOOPHANDEL EN ZEEVAART GOED IN STAND DAT IS DE BLOEIY VAN HET VADERLANDT" 'WILLEM BEGEER FABRIQEUR IN GOUDA". Ook voor de Goudse pijpenmakers was de export naar overzeese gebiedsdelen van hun producten van groot belang. 1918
Literatuur: [1] Tymstra,1980. Pijpen met de afbeelding Mercurius/ Neptunus. In: Pijpelogische Kring Nederland, Je jaargang, nummer JO, p. 7-11. [2] Duco, D.H., 1987. De Nederlandse kleipijp; handboek voor dateren en determineren. Leiden. Een opmerkelijk pijpje met afbeelding 'man met harpoen' Arthur Schellingerhoud Een paar jaar geleden vond ik, in de omgeving van Leiden, ongeveer 500 pijpen. De pijpjes lagen allemaal op één gedeelte van een weiland (50m bij 50m). Dit is hoogstwaarschijnlijk een plek geweest waar huisvuil is gestort. Er lagen veel scherven van aardewerken potten en pijpensteeltjes. Op de rest van het weiland, met een totale oppervlakte van 2 ha, vond ik geen scherf of steeltje van een pijp! Van de 500 pijpen waren er acht pijpen met op de rechterzijde de afbeelding 'man met harpoen'. Op zes van de acht pijpen staat op de linkerzijde de initialen HB met daarboven drie eenden. Op de andere twee pijpen staat op de linkerzijde de initialen HD met daarboven een kroon. Één pijp valt direct op, dat is een pijp met de initialen HB, maar deze pijp heeft aan de onderkant van de ketel nog twee verschillende initialen staan. Op de linkerzijde staat HD en op de rechterzijde staat VB. De initialen HB zijn gebruikt door Hendrik. Bosch 1687-1705 en 1739-1767 uit Gouda. De initialen HD zijn afkomstig van Harme Dircksz.Bockhoven 1702-1710 uit Gouda. Het zou goed mogelijk kunnen zijn dat de pijpenmaker Hendrik Bosch de vraag naar pijpen niet aan kon. Hendrik Bosch heeft wellicht andere pijpenmakers opdracht gegeven om dezelfde pijpen te maken waar zij vervolgens hun eigen merk (initialen) op mochten zetten (HD Harme Dircksz. Bockhoven) Waar de initialen VB durf ik niet te zeggen, over dit merk is niet veel bekend. Maar we kunnen wel met enige zekerheid zeggen dat Harme Dircksz.Bockhoven zelf ook pijpen heeft gemaakt met de afbeelding 'de man met harpoen', waarschijnlijk ook in opdracht van Hendrik. Bosch. Zo zie je maar dat de pijpenmakers begin 1 Be eeuw al veel samenwerkten. 1919
Literatuur: Merken en Merkenrecht van pijpenmakers in Gouda. D.H Duco Pijpenmakers uit Gouda en Aé!rlanderveen met een contract bij Zweedse fabrikanten in de eerste helft van de 1 ae eeuw. Bert van der Lingen In de 17de eeuw kwam er vanuit Zweden een grote vraag naar goedkope Nederlandse, vooral in Amsterdam, gesponnen tabak. Al vrij snel zien we een verschuiving optreden, wanneer losse tabaksbladen naar Zweedse bedrijven worden verzonden, die ter plaatse worden gesponnen. In Stockholm waren hiertoe tabaksspinnerijen opgezet door lokale en Nederlandse kooplieden. De benodigde vakkennis en gereedschappen haalde men voornamelijk uit Nederland. Vanaf het midden van de 17de eeuw vertrekken dan ook geregeld Hollandse tabaksspinners met een arbeidscontract naar Zweden. [1] Niet alleen de tabaksindustrie maakte gebruik van Nederlandse vaklieden. Ook de pijpenindustrie profiteerde van de kennis uit Nederland. Kort na de oprichting van de eerste pijpenfabriek in Stockholm, vertrekt de eerste pijpenmaker naar Zweden om een functie te vervullen in deze lokale pijpenfabriek. De eigenaren waren, anders dan in Nederland, geen pijpenmakers van origine, maar investerende kooplieden die zelf geen ervaring hadden met het fabricageproces, waardoor ze bekwaam personeel van buitenaf moesten inhuren. 1920
Het dienstcontract van Jan Joosten Vertin uit Gouda (1710) Eind 1710 vertrok de Goudse pijpenmaker Jan Joosten Vertin naar Stockholm om te werken in de pijpenfabriek van de Zweedse kooplieden Aspegreen en Andersin. Zijn dienstcontract werd op 10 september van dat jaar opgemaakt in bijzijn van de Amsterdamse koopman Anthonij Waterman, die optrad als gemachtigde van de twee Zweedse kooplieden. In het contract lezen we dat Vertin met het eerste konvooi vanuit Amsterdam naar Stockholm moest afreizen om de Zweden, voor de periode van een jaar, te dienen 'in het maaken van Tabakspijpen, welk ambagt hij Jan Joosten Vertin verclaard wel te verstaan en in welke dienst hij belooft zig getrouwelijk te zullen quijten'. De contractperiode ging in zodra Vertin aan boord van het schip stapte. Hij kreeg wekelijks 4 gulden salaris en vrije huisvesting, eten, drinken en 'vuur en licht'. Ook de kosten van de heen- en terugreis werden door de Zweden betaald.[2] Zijn werkgever, de koopman Carl Aspegren, had in november 1708 als eerste het exclusieve recht gekregen om voor een periode van 20 jaar kleipijpen te fabriceren. [3] In het dienstcontract is sprake van Aspegreen en Andersin, terwijl in de Zweedse literatuur alleen Ook de kosten van de heen- en terugreis werden door de Zweden betaald. [2] Zijn werkgever, de koopman Carl Aspegren, had in november 1708 als eerste het exclusieve recht gekregen om voor een periode van 20 jaar kleipijpen te fabriceren. [3] In het dienstcontract is sprake van Aspegreen en Andersin, terwijl in de Zweedse literatuur alleen Aspegren wordt genoemd. Het is niet bekend of Andersin alleen medefinancier van dit project was, of dat hij ook een meer actieve rol in de pijpenmakerij vervulde. Het bedrijf van Carl Aspegren stond in de wijk Grindvaktaren, in het stadsgebied Kungsholmen, ten oosten van het centrum van Stockholm (afb. 1 ). In 1713 opende hij ook nog een tabaksfabriek en in 1726 begon hij met een eigen tabaksplantage. In 1729 werd het privilege van 1708 verlengd. [4] Vertin arriveerde bijna twee jaar na de opening van de fabriek van Aspegren in Stockholm. Hij was, naar eigen zeggen, bekwaam in het pijpenmaken en zal in Gouda ongetwijfeld het vak hebben geleerd. De naam Vertin komt niet in de Goudse gildenboeken voor, waardoor we weten dat hij geen eigen baas geweest is. Specifieke werkzaamheden werden hem in het contract van Aspegren niet toebedeeld, waardoor niet 1921
bekend is met welk onderdeel van de productie hij zich bezighield. Of hij na het aflopen van zijn jaarcontract terug keerde of in Stockholm bleef is eveneens niet bekend. Atb. 1: Kungsholmen, Stockholm 1754 (detail) waar de fabriek van Carl Aspegren stond. Uit: Akerhagen 1985, p.55. Het dienstcontract van Jacob van Kleeff uit Alphen aan den Rijn (1749) Bijna veertig jaar later, op 26 september 1749 werd, in aanwezigheid van de Amsterdamse koopman Charles Frederick Bagge het dienstcontract van Jacob van Kleeff opgemaakt. [5] Bagge was gemachtigd door de Zweedse pijpenfabrikant Olaf Forsberg, de nieuwe werkgever van Van Kleeff. Forsberg betaalde de overtocht en wilde indien nodig geld voorschieten, om de periode tussen vertrek en aankomst in Zweden te overbruggen. Dit geld werd bij aankomst in Stockholm van zijn salaris ingehouden. Van Kleeff tekende een contract voor vier jaar en ging aan het werk als 1922