The words you are searching are inside this book. To get more targeted content, please make full-text search by clicking here.

PKN Kwartaalbladen jaargangen 6 t/m 10

Discover the best professional documents and content resources in AnyFlip Document Base.
Search
Published by Stichting PKN, 2019-02-18 16:43:05

PKN Blad jaargang 6 t/m 10

PKN Kwartaalbladen jaargangen 6 t/m 10

waarvan hij het exemplaar ten geschenke kreeg, n.l. ziJn 27e
verjaardag in 1829. De tekst tenslotte geeft aan dat zijn
broer C(hristiaan)V(eeze) de gulle gever was.
Een zoon van Jan Willem Veeze en Marchien Beuker, Markus Jan,
kreeg tijdens zijn leven ook een fraaie porseleinen pijp aan-

geboden. De tekst luidt: 'Aan Den W. E. d . Heer M. J . Veeze te As-
sen'. Geboren te Assen op 21 september 18283, huwde hij op

26-jarige leeftijd met Margaretha van der Weide4 . Veeze over-
leed op 24 februari 1883 te Assen. Tijdens zijn leven was hij
koopman/winkelier aan de Markt in de Drentse hoofdstad. Tevens
was hij regent van het Weeshuis te Assen, van wie hij volgens
inventaris-bescheiden van het Drents Museum5 de pijp ten ge-
schenke kreeg. Niet alleen de gewone burgers, doch ook de no-
tabelen hadden dergelijke pijpen in hun bezit. Van bekende
Drentse families als Oosting en Tonckens zijn mooie exemplaren
bekend (.afb . 1 . ) .
Afb . 3. laat ons het wapen van de familie Oosting zien, een be-
kend Drents geslacht, waarvan de telgen zowel in Hoogeveen,
Emmen, Meppel en Assen hebben gewoond. Het toont ons het ge-
kroonde wapen in rood, waarop drie zilveren St. Jacobsschelpen
geflankeerd door twee schildhoudende leeuwen6. Aardig is de
cilindrische vorm van de pijpekop, die rond 1875 te dateren is.
Een ander stuk bevindt zich in de collectie van het Nierneyer
Ned erlands Tabacologisch Museum (N. N.T .M.) te Groningen .
De tekst luidt: S.J.Oos ting

Mr. Notaris te Emmen, 1863
Provincie Drenthe.
Duidelijk is dat de pijp bezit is geweest van Mr. Sjuck J ohan-
nes Oosting, geboren te Assen op 25 augustus 1825. Hij huwde
op 26 januari 1853 Digna Cornelia Hofstede, en stierf te Emmen
op 27 juni 1900 . Na zijn promotie te Groningen in 1848, was hij
ondermeer burgemeester te Beilen en Westerbork. I n 1855 echter,
werd hij notaris te Emmen6.
Een andere bekende Drentse notaris is Mr . Joachim Lunsingh
Tonckens geweest . Op de porseleinen ketel lezen we in goud-
kleurige gotische letters 'Mr.J .L.Tonckens'.
J.L.Tcnckens werd geboren te Norg op 25 januari 1822. Zoals de
meeste van zijn familieleden studeerde hij rechten te Gro-
ningen, waar hij in 1845 promoveerde . Hij vestigde zich te
Norg waar hij advocaat werd. In 1849 benoemde men hem tot no-
taris te Hoogeveen, terwijl hij tevens advocaat bleef. Ook op
provinciaal niveau bekleedde hij functies. Zo was hij lid van
de Provinciale Staten van Drenthe. Hij trouwde in !856 met
Johanna Hillegonda von Sonsbeeck. Hij overleed te Hoogeveen op
26 september 18927. De pijp stamt uit het laatste kwart van de

51

negentiende eeuw .

Een fraai voorbeeld van een 19e eeuwse porseleinen pijpekop is

wel het exemplaar uit de co llecti e van het N. N. T. M. te Gro-

ningen. Op de polyc hrome k ete l z ien we een mansfiguur me t een

mand aardappelen op zijn schouder. De tekst luidt:

Henderikkus Harsevoort

Arbeider te Assen, 1883

Hulde aan de landbouw . (afb.2)

De tekst en afbeelding geven al aan dat Ha r sevoort een landar-

beid er in dienst van een boer moet zijn geweest. Ha rsevoo rt

werd gebor en op 2 j uni 182 1 te Assen8 . Hij trouwde tweemaal ,

de eerste keer me t Setske Hommes , de tweede met Ha rmtien Harms

in 18709 . Ondanks het zware werk dat hij heeft moeten verrich-

t en bereikte Har sevoo rt de respectab e l e lee f tijd van 80 jaar .
Hij st ierf 20 a ugus tus 190 110 en was, volgens de ove rli j dens-

ak t e gedurende zijn leven ' arbeider ' gewees t, wonende aan de

Groningerdwarsstraat t e Assen.

Dan is er nog de pijp uit de co ll ectie van de oudheidkamer te

Emmen. Hierop l ezen we:

Jan Zegers Hadders

Landbouwer te Westenesche, 1870(afb . 4)

J an Zegers Ha dder s werd geboren op 23 juli 1826 te We sten esch

in de gemeente Emmen! 1. Hij huwde met ene Jannina Bults. He-

laas kon de huwelijksdatum voorshands niet worden achterhaald.

Hij overleed in 1874 , op 8 feb ruaril2 en woonde tot die datum

nog te Westenesch e n was n og al s l andbouwer werkz aam.

Een erg i nteressante pijp is het exemplaar met de navolgende

tekst: E.Coopman , van ouds

grof- en hoefsmit, geboren

t e Roden den 29 Juni 1843

Than s Mr.Smit te Zuidlaren

Alhoewe l niet gedateerd, geeft de vorm van de pijpekop aan dat

het hier een stuk uit het laatste kwart van de 19e eeuw be-

treft . Doormidde l van he t genealogische onderzoek echter kon

de datum vrij nauwkeuri g worden achterh aal d .

Emanuel Coopman werd geboren op 29 juni 1843 te Roden, als

zoon van Ha rmen Lucas Coopman en J ohanna Jans de Jonge l 3 ,

Evenals zijn vader, van wie hij naar alle waar schijnlijkheid

het vak leerde, was hij smit. Op 4 november 1871 huwde hij te

Haren(Gr.) me t Luchien Albertus die hem in 1872 een tweel ing

schonk1 4 . Hij woonde dan ook in de gemeente Haren, en wel te

Helpman waar hij het beroep van smit uit oefende. In 1875 ver-

trok hij weer en ging me t z1Jn gezin n aar de s t ad Groningen .

Ook hier i s hij als smit werkzaam15 , Vier jaar l ater (in 1879)

52

23

Afb . 1. M. J . Veeze - Assen, 2e helft 19e eeuw .
Afb. 2. Henderikkus Harsevoort - Assen, 1883 .
Afb. 3. Familie~apen Oosting, _2e helft 19e eeuw .

53

verhuisde de familie opnieuw . Op 16 september van da t jaar
liet Coopman zich te Laren als burger ins chr i j venl6 . Zoals de
pijpekop vermeldt bleef hij zijn beroep tro1M . Op 2 juni 1881
ging de familie weer terug naar de geboorteplaats van de kin-
deren, Haren . Drie jaa r vertoefde men hier, waarna nog een
verhuizing p l aats vond. Nu weer van Ha ren naar Groningen, waar
hij z i ch a ls grof- en hoe fsm it vestigde 17 . Binne n de stad Gro-
ningen verhuisde hij no g éénmaal voordat hij daar op 9 febru-
a ri 1906 stierf. Uit het bovenstaande blijkt dat Emanuel Coop-
man de tabakspi j p tussen 16 september 1879 en 2 juni 1881, de
periode dat hij in Zuidlaren heeft gewoond, moet hebben gekr e-
gen.
Van het Sp ijkerb oor se ges l acht Hubbeling(h) is een tweetal
pijpekoppe n bekend. Het eerste exemplaar, met zwa rte tekst en
voorstelling op een witte ondergrond, t oont ons een stel l ing-
molen waaronder: D. B.Hubbelingh

Rogmolenaar te
Spijkerboor, 185 1 (afb . 5. )
Detmer Boelens Hubbelingh werd gebo ren te Spijkerboor d . d . 6
januari 183)1 8, Hij huwde op drieëntwintigjarige leeftijd met
Jantien Meyering, afkomstig uit Annen. Hubb elingh was naast
korenmolenaar ook nog houthandelaar , een combinatie die men
bij meer mulders aantreft.
Wanneer de molen gebouwd is, is n og niet geheel duidelijk . We l
wanneer de molen verdwenen is zoals de Provinciale Drentsche
en Asser Courant van 24 novemb er 1857 aangeeft:
Annerveensch- Kanaal, 23 nov .
In den verloopen nacht is de voor eenige jaren nieuw getimmer-
de 7•ogge- en pelmolen van den heer Hubbeling te Spijkerboo y-,
t otaal afgebrand. Schoon de oorzaak des brands onbekend is,
schrijft men die echter aan kwaadwilligheid toe . De molen ~s
::-iJgen brandschade vey-,zekerd.
Uit boven s t aande mededeling blijkt dat het hier geen oude mo-
len betreft, immer s men spreekt van een ' voor eenige j aren
ni euw getimmerde rogge- en pelmolen'. Mogeli j k is de molen in
185 1, het jaartal op de pijpekop, in gebruik genomen .
In 19 11 overl eed D. B.Hubbeling op t acht i gj ar i ge leeft i jd te
Spijkerboor . Zijn broer J an (1833- 1890) i s l a ter ook nog mole-
naar te Spijkerboor geweest 19 . Hij liet in 1867, tien jaar n a
de b r a nd, op dezelfde plaats een nieuwe mo len bouwen.
De tweede br oer Klaas, geboren op 20 augustus 1840 te Spijker-
boor, was tijdens zijn leven olieslager van beroep. De pijpe-
kop laat ons de olieslagerij zi en uitgerust met een lange
schoorsteenpijp . Deze schoo r s teen was noodzakelijk omdat de

54

l~

46

Afb.4 . Jan Zegers Had.ders - Westenesche, 1870.
Afb. 5. D. B.Hubbe lingh - Spijkerboor, 1851.
Afb. 6. K. Hubbeling, 2e helft 19e eeuw.

55

olieslagerij op stoom gedreven werd. De olieslagerij, een
klein fabriekje, stond aan het eind van de Molenwijk (west-
zijde) te Spijkerboor. Klaas runde het samen met zijn broer
Jacobus (1844-1926). Voor de bouw van de olieslagerij schijnt
er ook nog een door de wind aangedreven oliemo len ges taan te
hebben20 (afb.6).
Klaas Hubbelings bero ep wordt in diverse aktes2 l genoemd : in
1868 oliemolenaar, in 1874 olieslager en in 1890 opnieuw o lie-
molenaar. Mogelijk heeft hij eerst de oliemolen in bezit gehad
en heeft later, ten tijde van de opkomst van de stoommachine,
de olieslagerij laten bouwen. Aannemelijk is dat het fabriekje
in 1890 nog in bedrijf is geweest22 . Helaas zijn geen gegevens
bekend over de bouw en afbraak van zowel de oliemolen als de
olieslagerij. Zeker is dat beide voor 1900 reeds verdwenen
zijn23 . Later verhuisde Klaas Hubbeling, op 4 januari 1874 ge-
huwd met Jantien Marissen, naar Peelo bij Assen. Hij overleed
te Assen op 15 november 1926.

Uit het bovenstaande moge blijken dat de ogenschijnlijk een-
voudige porseleinen pijp naast een historisch, ook een duide-
lijk genealogisch karakter heeft . Helaas worden ze tot op he-
den niet op hun juiste waarde geschat; wellicht draagt dit
artikel bij tot een herwaardering van een zo typisch 19e eeuws
familiestuk .

Noten

1 Rijksarchief in Drenthe (RAD), Overlijden Assen, 1884
2 RAD, Huwelijken Assen, 1828
3 RAD, Geboorten Assen, 1828
4 RAD, Huwelijken Assen, 1855
5 Inventarisboek Prov.Museum v .Drenthe, Hl932-22
6 Genealogie Oosting, Assen, 1884. Genealogie Oosting, Assen

1907
7 Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek X, kol. 1036,

1937
8 RAD, Geboorten Assen, 1821
9 RAD, Huwelijken Assen, 1870
10 RAD, Overlijden Assen, 1901
Il RAD, Geboorten Emmen, 1826
12 RAD, Overlijden Emmen, 1874
13 RAD, Geboorten Roden, 1843 (alsmede de datum op de pijpekop)
14 Gemeentearchief Haren, Bevolkingsregister, 1871
15 Gemeentearchief Groningen, (GAG), Bevolkingsregister, · juni

1875

56

16 Gemeentearchief Zuidlaren, Bevolkingsregiste r, september
1879

17 GAG, Bevolkingsregister, september 1879
18 Genealogische informatie over het geslacht Hubbeling ver-

strekt door mw.A.G.Nieboer te Assen.
19 Blauw,H. en H.Visser, Molens in Drente in oude ansichten,

1976, foto 4. Archief Bureau Monumentenzorg Assen, Molen-
inventarisatie jaren '40
20 Bicker Caarten,A.,(red.) Molens in Drenthe, 1979, pag. 180
21 RAD, Huwelijken Anlo, 1868. K.Hubbeling wordt hier 'olie-
molenaar' genoemd als getuige bij het huwelijk van zijn
broer Jan Hubbeling.
RAD, Huwelijken Assen, 1874. Bij zijn eigen huwelijk wordt
hij 'olieslager' genoemd.
RAD, Overlijden Anlo, 1882. Bij het overlijden van zijn
zoontje Jacobus Hubbeling (1889-1890) wordt hij 'oliemole-
naar' genoemd.
22 Klaas Hubbeling wordt in dat jaar immers nog oliemolenaar
genoemd (zie noot 21).
23 Archief Bureau Monumentenzorg Assen, Moleninventarisatie
jaren '40. Bij de opmerkingen staat vermeld: "Afgebroken
ver voor 1900" en "Later stoombedrijf, ook verdwenen".

Herkomst pijpekoppen:
Drents Museum, no. 3 ,5,6
Niemeyer Nederlands Tabacologisch Museum, no. 2
Oudheidkamer Emmen, no. 4
Particuliere verzameling, no . 1

Foto's: Centraal Reproduktie Bureau - Assen.

Deze publicatie is in gewijzigde vorm reeds eerder verschenen
in de Nieuwe Drentse Volksalmanak 1983 (JOOe jaar).

- +-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-

REACTIE

Op de inventarisatie in PKN nr.22 van zijmerkpijpen met de
l etters Men N, kregen we nog enige aanvullingen binnen voor
de gekroonde N, met de volgende initialen:
D V 0, I M K, NV K, G V B
De leden: L.F.J.R.Bracco Gardner, L.v.Duuren, Ron de Haan,
Michel Vroomans en J ohn van Zetten worden bedankt voor hun re-
aktie.

57

DE GESCHIEDENIS ACHTER EEN PIJPEKOP.

doo r J . v.d.~eulen .

Een regelmatig voorkomende vondst is een pijpekop met het op-
schrift HOME RULE (afb . 1) . fu kop heeft een plomp uiterlijk en
is gemaakt van grove klei . De wanddikte (4 mm) van de ketel is
afwijkend van de meest ga ngbare dikte (max . 2,5 mm) van eind
l9de eeuws e pijpen. In de catalogi van Goedewaagen en van der
Wa nt komt de ze pijp niet voo r. Bij opgravingen in de stor t ho-
pen van de firma van der Want zijn echter diverse exemplaren
gevonden. Het hele voorkomen en de tekst op de ketel doet ver-
moeden da t d it produkt voor export i s bes t emd .
Op Engelse, laat Victoriaanse pijpen ( 1880-1 890) komt de kreet
HOME RULE (zelfbestuur ) ook voor (afb . 2) . Tevens staat er op
deze kop CANT 'T EAT, wat een toespeling is op de heersende
honge r snood in Ierland . Deze woorden zijn omgeven door een

grote B, wa ardoor men het geheel ook kan lezen als : CAN ' T BEAT

llOME RULE.
Ook de pij p me t het opschrift REFORM (verbeteren ,afschaffen)
s laa t op d e slechte toestanden in Ierland (afb.3) . Op de ande-
re z ijd e van de ketel is een klaverblad (nationaal symbool)
geklemd onder een riem . Dit symboliseert de onderworpenheid
van Ierland aan Engeland.
Al deze opschriften hebben een historische betekenis. In Ier-
land was ee n beweging ontstaan, de Home Rule partij, die vocht
voor zelfb es tuur en afschaffing van het mensonwa ardige pacht-
s tels e l. De l eider van deze partij was Charles St ewart Parnell ,
bij gen;1amd 'd e ongekroonde koning van Ierl and " (afb . 7) . Toen
een we tson twe rp , ingediend door Gladstone in 1880, d i e verbe-
t e ring zou b rengen in de situatie , door het Hoogerhuis werd
verworpen. werden de Ieren zeer boos. Zij gingen over tot boy-
cot- acti es ( genoemd naar kaptein Boycot, op wie dit voor het
eer s t wera t oegepast). Nadat in 1893 twee wetsvoorstellen door
he t House of Commons werden goedgekeu rd, taande de invloed van
d e Home Ru le partij .
Opvallend is he t aantal pijpen, waarop de wapens en/of symbo-
len van Ierland voorkomen (afb .4,5, 6 en 8)
Herkomst van de afgebeelde pijpen:
l. Maker onbekend, mogelijk de firma P.van der Want,Gz. Gouda.
2. Pijpmaker Charles Crop and Son , Londen ( 1856-1 924)

Br iti sh Archaeological Reports VI, blz . 155, 1981
3, 7 British Archaeolo gi ca l Reports VI, b lz.155, 198 1
4,5 , 6 British Archaeolo gical Reports III , blz·.213, 1980

8 . I erse harp , gemaakt door P . Goedewaagen & Zoon, Gouda .

58

3

45

6
7

8

59

DE BOSSCHE PIJPENINDUSTRIE EN HAAR PRODUKTENI

door J.L.F.van den Hurk en E.Nijhof

In PKN nr.21 beschrijft de heer J.P.Brinkerink een col lectie
pijpen gevonden te St.Michielsgestel. Een groot deel van de
piJpen waren voorzien van een bijmerk met een boom. Op grond
van dit bijmerk schreef de heer Brinkerink deze pijpen toe aan
het plaatsje Esch, hetwelk een boom in het wapen voert.

Vondsten van dergelij-
ke pijpen, me t dit
bijmerk, in ' s Herto-
genbosch duiden er op
dat deze hier vervaar-
di gd zijn, de boom in

het bijmer k is de boom
uit het Bo s sche stads -
wapen (afb . 1) .

Sinds 197 7 is in

' s Hertogenbosch een

gemeentelijk ar cheo-

loog werkzaam . Tijdens

diverse opgravingen en ~~~.;:.~.....~~::::::::::::::~~~~~~:;;;;;;2:;;;..
waarnemingen zijn een

groot aantal pijpfrag- afb .1 Het wapen van de gemeente

menten aan het licht 's Hertogenbosch zoals is vast-

gekomen . Met de bestu- gesteld bij Koninklijk Besluit

<lering van de pijpen van 8 maart 1978~ nr.54

gevonden in de periode 1977-1980 is thans pas een bescheiden

begin gemaakt. Een scherp omlijnd beeld van de variëteit in de

gevonden pijpen bestaat nog niet. In het algemeen lijkt het

beeld van de pijpvondsten in 's Hertogenbosch niet veel af te

wijken van het landelijke.

Het is niet uitgesloten dat er in de 17e eeuw pijpmakers in
's Hertogenbosch werkzaam zijn geweest. Archiefonderzoek heeft
tot op heden nog geen gegevens opgeleverd over pijpmakers in
de 17e eeuw. Pas in de 19e eeuw zijn uit het archief gegevens

bekend over een pijpenfabriek2.
In juli 1810 vroegen Jean Norbert Coolen en Leonard Eras het
bestuur van de gemeente 's Hertogenbosch toestennuing tot het
mogen oprichten van een pijpenmakerij (zie: bijlage 1 en 2).
In datzelfde jaar vroegen ze aan het gemeentebestuur het wapen
van 's Hertogenbosch te mogen gebruiken als merk voor hun pij-
pen. Het eerste jaar verliep de produktie blijkbaar voorspoedig

60

want in november waren er a l 48 mensen in dienst. In de fa-
briek waren onder andere pijpmakersknechten werkzaam uit p laat-
sen waar al geruime tijd de pijpenindustrie bloeide. Uit Gouda
waren afkomstig Pieter Korver en Catharina Bakker, uit Schoon-
hoven Arnoldus Murk, Petrus van Erp uit Gorinchem was waar-
schijnlijk familie van Jan van Erp en Kobus van Erp. In tegen-
stelling tot deze genoemde personen zijn Johannes de Molenaar
en twee maal Johannes Andries Dumerniet (twee verschillende
personen met dezelfde naam), allen Bosschenaren, met grote
waarschijnlijkheid niet uit het pijpmakersvak afkomstig3.
Er zijn twee trouwakten bekend: op Il januari 1817 trouwde in
Utrecht Johannes Andries Dumerniet met Anna Mackay. Als getui-
gen traden zijn collega pijpmakersknechten op. Dit waren Pie-
ter Korver, Wilhelmus Ceroen, Frederic Marinus en Martinus
Houdijk, van de laatste drie personen is niet bekend waaT .ze
vandaan komen4 .
Op 26 augustus 1823 trouwen in 's Hertogenbosch de Bosschena-
ren Wilhelmus Paulus (oud 26 jaar) met Gertrudis Ponsart ( oud
25 jaar), beide pijpmakersknechten op de fabriek van Eras.
Johannes de Molenaar en Eduard Osborn (tekent a ls Edward Ous -
born) treden als getuigen op5.
Aanvankelijk beperkte de tollinie een levendig handelsverkeer
met het noorden; dit had gunstige resultaten voor de Bossche
pijpenfabriek tot gevol g . In 1811 werd de tollinie opgeheven
en kreeg men grote concurrentie van Hollandse pijpmakers, wat
blijkt uit het feit dat Eras aan de overheid vroeg geen oc-
trooirechten meer te hoeven betalen op de Friesche turf, die
men als brandstof voor de oven gebruikte, dit om toch maar te
kunnen blijven concurreren met de geïmporteerde pijpen. In
18 12 wordt Eras als eigenaar van de fabriek genoemd (Coolen is
blijkbaar een stille vennoot geworden). In 1817 ont stond er
onenigheid met het Goudse pijpmakersgilde, omdat Eras ten on-
rechte Goudse merken zou gebruiken. De merken die Eras volgens
de connnissarissen van het Goudse pijpmakersgilde misbruikt
had, waren: de gekroonde 16, de gekroonde 46 en de gekroonde
PS. Tot een rechtszaak is het echter niet gekomen, waarschijn-
lijk omdat de bescherming van het merkenrecht beperkt was tot
Holland. De genoemde merken zijn tot op heden nog niet gevon-
den.
In 1969/70 werd door een aantal verzamelaars een pijpenstart
gevonden bij de Geertruisluis in de nabijheid van de f abriek
van Eras in de Orthenstraat, waarin zich enige misbaksels be-
vonden. Uit de vondsten blijkt dat Er as inderdaad Goudse mer-
ken zette. Verreweg het meest voorkomend is het merk de ge-
kroonde H, andere merken zijn: gekroonde 37, gekroonde 66,

61

gekroonde 77, gekroonde AB, de B, gekroonde ES, KIP, gekroonde
WS, de both, de franse lelie en de gekroonde wijnton (afb.2)6.
Evenals in Gouda wordt er op de zijkanten van de hiel een bij -
merk geplaatst. Hier wordt als bijmerk de boom uit het wapen
van 's Hertogenbosch gebruikt waaruit b lijkt dat de aanvraag
van 1810 is gehonoreerd. Het wapen wordt vereenvoudigd weerge-
geven a l s een boom op een sch ild of als boom al leen. Vaak
wordt dit bijmerk vergezeld door sterretjes en nulletjes, ook
wordt er dikwijls een S boven het bijmerk geplaatst, wat in
Gouda de kwaliteit "slegte"( gewone ) pijpen aanduidt . Als va-
riant op het bijmerk komt ook een schild met verticale balk
voor (afb. 4) 7.
In de collectie van de heer Brinkerink bevinden zich een aan-
tal merken: de hond, de D, de N, TS , de gekroonde 6, de ge-
kroonde 36 en de gekroonde 69, die ook voorzien ziJn van het
Bossche bijmerk, deze merken zijn echter tot op heden uit

afb . 3 Afbee lding voor reclamestroken van Eras .

62

afb . 4 . Modelle n zoa l ~ ài e door Eras wer-den gemaakt

afb . 5. Versierde Kop met het wapen van ' s Hertogenbosch en de
naam van Leonar dus Er as . Het hielmerk is KIP

afb . 6. Versierde kop, mogelijk een Bosch produkt

63

's Hertogenbosch onbekend.
Evenals in Gouda gebruikelijk is maakte Eras gebruik van recla-
mestroken bij de verpakking van zijn pijpen. In het blok had
hij de mogelijkheid verschillende merken te plaatsen(afb.3)8.
De pijpen zijn van het ovoÏde type dat ook in Gouda voorkomt,
de koppen van het Bossche type zijn echter iets plomper(afb.4).
Een aantal koppen me t het merk 'gekroonde AB' zijn van het
slanke Goudse type, ook zijn er een aantal koppen gevonden met
het wapen van Borssele, gemerkt met de gekroonde AB9. Deze zijn
echter niet uit het stort zelf afkomstig maar uit het water van
de Geertruisluis. Het is niet uitgesloten dat Eras deze pijpen
uit Gouda heeft overgenomen, hij had immers pijpmakersknechten
uit Gouda in dienst. Een argument hiervoor zou zijn dat de kop-
pen met het wapen van Borssele in een vorm zijn vervaardigd
waarvan de gravering zeer uitgesleten was en de vormnaden niet
meer goed sloten. Een vorm van dergelijke kwaliteit zou in
Gouda waarschijnlijk niet meer gebruikt worden.
Een geheel andere versierde pijpekop is zeker in de fabriek
van Eras vervaardigd. Op de voorzijde staat het wapen van
's Hertogenbosch geflankeerd door twee wildemannen afgebeeld,
op de achterzijde staat in een lint de naam "Leonardus Eras".
Deze pijpekop draagt het merk KIP (afb.5)10. Eveneens in de
Geertruisluis is een pijpekop gevonden met het opschrift "VAN
DER PAS 's BOSCH" op de linkerzijde, op de rechterzijde staat
"TABAKSFABRIEK MARKT N0.2" (afb.6). Aangezien deze pijp niet
het bijmerk met het wapen van 's Hertogenbosch heeft en als
hielmerk LB is het moeilijk deze pijp aan de fabriek van Eras
toe te schrijven . Het is echter niet uitgesloten dat deze pijp
door een tweede pijpenfabrikant, namelijk Teunis van Eijk, is
gemaak t.

In 1849 wordt Teunis van Eijk als pijpenfabrikant genoemd . Ook
hij had problemen met zijn merken . Hij had het gemeentebestuur
gevraagd bepaalde merken te mogen geb ruiken, wat hem werd toe-
ges taan. Na protest uit Gouda bleek dat sommige merken niet of
nauwelijks van bestaande Goudse merken te onderscheiden zijn.
Of dit toeval is kunnen we eigenlijk alleen maar gissen . De
merken die hem toegekend zijn, waren: het groentenmeisje (in
Gouda: het melkmeisje), de schol (in Gouda : de both), de geit
onder de boom (het lam onder de boom in Gouda), de ongekroonde
WS, de ongekroonde 51 en de schennmeester (tegen de laatste
drie merken maakte men in Gouda geen bezwaar). In de vijftiger
jaren waren de resultaten van de pijpenfabricage wisselend zo-
als blijkt uit de verslagen van de toestand der Gemeente
' s Hertogenbosch. In 1866 wordt er geen melding meer gemaakt

64

van een pijpenfabriek, zodat mag worden aangenomen dat de fa-
bricage in de voorgaande jaren gestaakt is. Van deze fabriek
zijn tot op heden nog geen pijpen bekend geworden, het is mo-
gelijk dat de vervalsingen zo goed zijn dat ze niet te onder-
scheiden zijn van de Goudse producten.

Genealogische gegevens betreffende de familie Erasll.
Uit het huwelijk van Leonardus Eras en Johannes Maria van Gils
(8 mei 1797 te Tilburg) worden elf kinderen geboren. Van de
elf kinderen zijn er vijf bekend die als pijpenfabrikant heb-
ben gewerkt namelijk:
- Joannes (gedoopt te Helvoirt, 22-1- 1798). Hij was aanvanke-

lijk pijpenfabrikant, later koopman. Hij overlijdt te
Dordrecht op 23- 4-1859.
- Carolus (gedoopt te Helvoirt, 28- 5-1 799) . Hij vertrekt op
J-5-1846 naar Lille, op dat moment is hij pijpenfabri-
keur. In 1846 wordt hij vermeld als pijpenfabrikant, wo-
nende te Marcq bij Lille.
- Arnoldus (gedoopt te 's Hertogenbosch, 2! - 3-1 801) . Hij heeft
de volgende beroepen uitgeoefend: winkelier, bakker,
pijpmaker en later weer bakker. In 1864 wordt hij genoemd
als pijpenfabrikant. Hij overlijdt 15-7-1883 te ' s Herto-
genbosch .
- Franciscus (gedoopt te 's Hertogenbosch, 6-7-1807). Hij was
eerst pijpmaker, vervolgens herbergier. Hij overlijdt te
Vught 13- 9-1897 .
- Cornelis (geboren te 's Hertogenbosch, 21-9-18 12) . Hij wordt
in 1864 genoemd als pijpenfabrikant te Lille.

Graag zouden wij in kontakt komen met mensen die produkten uit
de fabriek van Eras hebben gevonden buiten 's Hertogenbosch om
een indruk te krijgen van het verspreidingsgebied van deze fa-
briek.

Dienst Gemeentewerken 's Hertogenbosch
Burg. Loeffplein 5
521 1 RX 's Hertogenbosch

Bijlage!: Aanvraag tot de oprichting van de pijpenfabriek.

Notulen van Burgemeester en Wethouders van 2 January tot 13
July 1810. 10-7- 1810, nr.9

Is gelezen de Rekweste van Jan Norbert Gooien en Leonardus
Eras, inwoonende Burgers dezer Stad, aan den Heer Prefect van
het Departement van de Monden van den Rhijn gepresente.erd en
door dezelven bij marginaal Appointement van den 3d July 1810

65

aan den Burgemeester gerenvoyeerd om Rapport~ houdende verzoek
om Permissie tot het oprigten van een Fabriek van Pijpen en
Aardewerk in hunne geisoleerde Gebouwen op het Orteneinde bin-
nen deze Stad. En is hetzelfde in handen van de Commissie tot
het Beleiden om Rapport.

Bijlage 2: Toekenning van de aanvraag.

Verbaal van de Maire tot Decemb . 1810. 31 - 7- 1810, nr .212

De Maire gehoord hebbende het Rapport ingevolge Deliberatie
van den 10° dezer No.9 op Rekweste van J.N.Coolen en L. Eras
inwoonende Burgers dezer Stad, aan den Heer Prefect gepresen-
teerd, en door denzelven aan den Maire gerenvoyeerd om Rapport
houdende verzoek om Octroy tot het oprigten eener Pijpen en
Pottenbakkerij . Arresteert het navolgende Rapport, het welk in
de margine van het Rekwest zal worden geschreven en aan den
Prefect toegezonden.

De burgemeester van de stad 's Hertogenbosch die een bezoek
heeft laten brengen aan het gebouw waarin de inzenders voor-
stellen een pijpen- en aardewerkfabriek te vestigen, heeft de
eer mijnheer de Prefect erop opmerkzaam te maken, dat volgens
het rapport dat voor hem gemaakt is, dit gebouw beslist geen
vrijstaand gebouw is en dat gezien de situatie en de wijze van
vestigen, er geen sprake van is, dat die geen brandgevaar op-
leveren . Niettemin, omdat het erg moeilijk is voordat een on-
derneming waar men ovens en stookplaatsen nodig heeft en de
mogelijkheid om bij voorbaat te beoordelen of alle voorzorgs-
maatregelen ter voorkoming van brand zijn genomen, gezien het
feit, dat een pijpen- en aardewerkfabriek nooit heeft bestaan
in deze stad en dat dientengevolge de wijze volgens welke deze
ondernemingen gebouwd dienen te worden onbekend is, moet men
veronderstellen, dat de inzenders bij de vestiging van hun fa-
briek erop toezien, dat alle voorzorgsmaatregelen die hier no-
dig zijn en die gelden in fabrieken van deze aard in Holland,
in acht worden genomen. In aanmerking genomen het grote belang
om de vestiging van fabrieken en manufacturen te vergemakke-
lijken, vooral van een dergelijke pijpen en aardewerk, onder-
teken ik met het advies dat het verzoek van de inzenders zou
kunnen worden gehonoreerd, zonder de uitdrukkelijke bepaling,
dat zij en hun opvolgers zich moeten houden aan de wetten en
regelingen voor brandpreventie van de politie of die ingevolge
zouden kunnen worden vastgesteld, en dat zij zich onderwerpen
aan het in acht nemen van alle voorzorgsmaatregelen die inge-
volge nodig geacht kunnen worden door de burgemeester of de

66

opzichters van de brandspuiten om dit noodlottige ongeval te
voorkomen .

' s Hertogenbosch,31 juli 1810
de burgemeester

Noten

Dit artikel is, op bepaalde punten uitgebreider, eerder
verschenen in: H.L.Janssen (ed.) 1983, Van bos en stad.
(Uitgave Gemeentewerken 's Hertogenbosch. Hoofdstuk 21,
pag. 229- 236).
2 Don Duco, 1978 . Pijpmakers in 's Hertogenbosch . Pijpelijn-
tjes 4, nr. 3
3 Zie: De volkstelling van 1822. Boschboombladeren 1972, 8-9
4 Met dank aan P.Smiesing, Utrecht, die zo vriendelijk was
deze gegevens beschikbaar te stellen .
5 Register Burgerlijke Stand 1823.
6 De vondsten bevinden zich in een particuliere co llectie te
's Hertogenbosch.
7 Zie J.P.Brinkerink, 1983. Het is niet allemaal Gouds wat er
blinkt. PKN 6e jrg. nr . 21. Op pagina 18 vertonen de eerste
drie afbeeldingen het wapenschild met boom, de vierde af-
beelding is het wapenschild met de balk.
8 Met dank aan F.Stoffer, Douwe Egberts Museum Utrecht.
9 Zie F . H.W.Friederich, 1975. Pijpelogie . Vorm, vers iering en
datering van de Hollandse kleipijp. Pag. 108, afb.23 en 7 .
10 Zie voor vergelijkbare pijpen: M.Koolen. Tabakspijpjes
1600-1900, pijpvondsten uit Grave, Velp en Esch aren.
Il Met dank aan Ir.Th.P.J.van Herwijnen, 's Hertogenbosch die
zo vriendelijk was de genealogische gegevens met betrekking
tot de familie Eras beschikbaar te stellen.
12 Met dank voor de vertaling uit het Frans (het niet cursief
getypte gedeelte) door Drs.J.E.Dilz, Utrecht.

- +-+-+-+- +-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-

Voor u gelezen . . ..

Een hartstochtelijke pijpenrookster leefde nog kort geleden in
Parijs. Zij heette Bide en was op het pijpenrooken zóó verzot
dat zij zich zelfs niet ontzag tabakspijpen uit de winkels te
ontvreemden. In hare woning werden niet minder dan 2600 stuks
gevond en, allen met meerschuimen koppen en 39 daarvan waren
goed doorgerookt.
Uit: De tabak en het rooken , ernst en scherts uit de cultuur-
geschiedenis . Naar h et Duitsch van Hermann Pilz door J . H.
(omstreeks 1900)

67

DE PIJPEKOP VAN JUT

door P. K.Smiesing
In het PKN-nummer van maart 1980 (no.8) deed ik een oproep aan
de co llegaverzamelaars om uit te kijken n a a r de bijzondere
pijp van de Goudse pijpenfabrikant G. J . Wagenaar. De aanleiding
was een advertentie in het "Utrechtsch Provinciaal en Stede-
l ij k Dagblad'', nr . 297 van het jaar 1875 . Voo r de leden, die
mogel ijk niet in het bezit zijn van de betreffende PKN- afleve-

ring volgt nog even de advertentie. 'Als een staalt je van ku-
l'ieuze spekulatie medegedeeld da t de pijpenfabr ikant G. J . Wage-
naar• Wz. op de Raam te Gouda, Goudsche pijpen ver koopt met de
portrett en van de ver moor de mevr ouw van den Kouwen en har e
dienstbode H.Beelo '. De dader Henrik Jut werd nog het meest

beke nd door een bepaalde krachtmachine op de kermissen, die in
gebruik is gekomen onder de verse herinnering aan de moord op
13 de cember 1872.

Foto 's:
Ferry Kneefel

63

Dit voorjaar kreeg ik een telefoontj e van Joël van de Rhoer .
Bij het graven in de bagger, afkomstig uit de slotgracht van
een kasteeltje, vond hij zo 'n pijp. Eerst bracht hij de por-
tretten op de pijpekop in verband met de geschiedenis van het
kasteel. Totdat hij bladerend in de oude PKN-nummers de oplos-
sing vond.

De pijp heeft een gestroomlijnde kop met ronde bodem. De kop
heeft een lichte helling naar achteren onder een hoek ten op-
zichte van de steel van 120° en is zelfs enigszins eivormig.
De maten van de kop zij n: hoogte 47 mm, breedte 29 rrnn en de
doorsnee van de mond meet 23,5 mm . De naden zijn weggewerkt
en vertonen een st reepjesmotief. Op het portret op de linker-
zij de z ien we een oudere dame getoo id met een muts versierd
met linten. Volgens het opschrift op de linker steelzijd e
stelt deze afbeelding mevr. v.d . Kouwen voor. Het portret op
de andere zijde toont een jongere dame. Op de steel lezen we
H.Beelo .
Aardig is vooral dat dit oude krantenbericht een mogel ijkheid
blijkt tot dateren van deze pijp .

-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-

VRAAGBAAK EN ADVERTENTIE

Wie kan mij de naam van de pijpmaker vertellen
van een zijmerkpijp met het merk M. V.G . ? Het
pijpfragment heb ik in Utrecht gevonden. Het
model is uit de 2e helft van de 18e eeuw. Dit
zijmerk werd niet besproken in de twee hoofd-
stukken over Utrechtse pijpmakers door Dhr.
P . Smiesing .
Te koop gevraagd: Oude reklames van tabak, s i-
garen en sigaretten. Liefst emaille, maar ook
ander reklamemateriaal is van hart e welkom. Reakties naar :
John van Zetten, Oude Arnhemseweg 80-82 , 3702 BC Zeis t. Tel .
03404 - 25688.

-o- 0-0-0-o-o-o- o-o-

Du bist von ton, und i ch bin auch
von ton wie du gemacht
einst mÜrb wie du durch langen brauch
werd ich ins grab gebracht

(Philipp Ernst Raufseysen, 1743-1775)

69

DE HIELMERKEN VAN ROGIER WI LKINS

door Jos Boelsma

Rogier Wilkins werd omstreeks 1607 gebo r en in York, Engeland .
Volgens zijn huwelijksintekening, in 1633 te Amsterdam, trouwt
hij met Dorothea Willems. Hij is dan als barbier werkzaam in
de Lange Brugsteeg . Op 15 juni 1649 staat hij in de "inbreng-
registers" van de weeskamer vermeld en wordt dan ' tabacxpi j p-
maecker' genoemd. In juli 1649 huwt h ij opnieuw, nu met Elsgie
Green, die ook uit Engeland afkomstig is . Inmiddels woont hij
op de Fluwelenburgwal, nu Oudezijds Voorburgwal geheten. In
de intekeningsakte staat hij nog steeds als pijpmaker vermeld
en tekent met het bekende RW monogram, zoals hij dat ook op
zijn pij pen plaat ste . Uit zijn huwelijk worden acht kinderen
geboren . Na 1651 komt hij te overlijden.

Ik heb een onder zoekje gedaan naar de vormen en hielmerken van
pijpen die Rogier Wilkins gemaakt heeft. Het gebruikte materi-
aal komt uit de kollekties van Ron de Haan en ondergetekende .
De pijpen zijn in het algemeen goed van kwaliteit en het me-
rendeel is geglaasd . Toch waren het produkten voor de gewone
man, want versieringen en instempelingen komen praktisch niet
voor. Er zijn drie types te onders cheiden:
type I: slanke ketel, radering rondom

(soms alleen op de voorzijde)
Hoogte: 3,2 t o t 3 ,6 mm.
Breedte: 1, 7 tot 1,8 mm,
Opening: 1,0 tot 1,2 mm.
De merken vertoonden de volgen-
de verschillen in uitvoering en
grootte:

a~b~}@ d~

a . merk 3,5 mm breed, 4 mm hoog, in cirkel, met punt.
b . merk 3,0 mm breed, 4 rnm hoog, in cirkel, met punt.
c . merk 4,0 mm breed, 4,5 mm hoog, in cirkel. De punt

staat hoger dan bij a en b.
d . merk 4,0 mm breed, 3 ,5 rnm hoog, niet omsloten door

een cirkel. Het merk heeft een "zwaardere" uitvoe-
ring dan de voorgaande merken.

70

type II: gedrongen, bolle ketel, rade-

ring rondom, minder duidel ijke

hi el.

Hoogte: 3,2 tot 3,4 mm .

Breedte: 1, 9 tot 2, 1 mm.

Opening : 1,1 tot 1,2mm.

Op dit type stonden de volgen- e

:ei.<@c~ ~ ~d

a . merk 4,0 mm breed, 4,0 mm hoog, niet omgeven door

een cirkel, zonder punt .
b . merk 4,0 mm breed, 5,0 mm hoog, niet omgeven door

een cirkel, met punt.
c. merk 4,5 mm breed, 3,5 mm hoog, in cirkel, met

punt.
d. merk 4,0 mm breed, 4,5 mm hoog, in cirkel , met

punt.

e. merk 3,0 mm breed, 3,5 mm hoog, niet omgeven door
een cirkel, met punt.

type III: "dubbel conische" kop, rade-

ring rondom, vlakke hiel .

Typisch "Amsterdams" produkt.

Hoogte 3,4 mm, breedte 1,8 mm,

opening O, 95 mm.

;~~ ~:~::!:~:;~~:~o;~~!~nzon- m'@!,)

cirkel.

Uit dit onderzoekje mag worden afge l e id dat de pijpmaker Ro-
gier Wilkins in de loop der jaren verschillende malen nieuwe
hielstempels en mallen voor zijn pijpen heeft laten vervaardi-
gen.

Geraadpleegde bronnen:

F. H.W.Friederich. Pijpelogie. Vorm, versiering en datering van
de Hollandse kleipijp . A.W . N. -monografie no.2, 19ï5

D.H.DÜco. De Kleipijp in de Zeventiende Eeuwse Nederlanden.
The Archaeology of the Clay Tobacco Pipe V.Europe 2.
BAR l O6 ( i i) , 198 l

71

REACTIE
Een pijp uit ' s Hertogenbosch, gevonden in Amsterdam
door Ron de Haan en Jos Boelsma(tekeninge~)

In het begin van dit jaar heeft de Archeologi sche Dienst van

Amsterdam een voorlopige opgraving gedaan op het voormalige

V.0.C. havengebied , gelegen op Oostenburg. Daar werden een
@in de eerste helft van de 18e eeuw

gebouwd.
aant a l huisplattegronden opgegraven met de daarbij behorende

beerputten. Deze huizen zijn allen

~

Uit êên van de beerputten kwam een

zeer opmerkelijke pijp naar boven .

De ze ovoÏde kop was voorzien van

twee bijrnerken op de hiel . Op beide

zijkanten i s duidelij k een boompj e

herkenbaar met daaronder een par el/

stippen rand . Het hielrnerk is de

gekroonde H gevat in een parelrand.

Naar al le waarschijnlijkheid is de

herkomst ' s Hertogenbosch . Met de

nodige voorzichtigheid kunnen we

stellen, dat de kwaliteit van deze

p ijpen het toe li et om ze te "expor-

teren".

72

6e JAARGANG n~ - 'Z.L\ MAART, 1984

Van de redaktie ....

Hoewel het nog maar kort geleden is dat we een bijeenkomst
hadden, z ijn we reeds bezig met de voorbereidingen voor de vol-
gende pijpenmiddag, die in Utrecht gehouden zal worden. Mocht
u ideeën of wensen hebben over de invulling van deze middag,
wilt u deze dan aan ons kenbaar maken?

Het is verheugend waar te nemen dat de leden, met nieuwe gege-
vens en inventarisaties, er steeds opnieuw in slagen de PKN
tot een interessant geheel t e maken. Voor hen die het nog niet
aangedurfd hebben hun kennis of wetenswaardigheden, in de vorm
van een artikeltje, over te dragen willen wij een helpende
hand reiken. De redaktie is altijd bereid om, op verzoek van
de inzender, samen de aangedragen informatie voor publicatie
geschikt te maken . Ook kleine anekdoten en mededelingen zijn
welkom.

NIEUWE LITERATUUR

M.Boyer. Fabrication des pipes en terre. Heruitgave van Manuel
du Porcelainier, Edition Roret 1827. Heruit gave 1982. Pr ijs f lO

D.H.Duco. Fabrique de pipes en terre de Belgique et de Hollan-
de de Vve . Blanc-Garin. He rdruk fabrikantencatalogus. ISBN
90 . 70849 . 07.0 Te verkrijgen in het Pijpenkabinet . Prijs f 15 , -

R. Price, & & P.Jackson. Bristol Clay Pipe Makers - a revised
and enlarged edition. Prijs [ 15.00 Privé uitgave.

TENTOONSTELLING

Amersfoort . Museum Flehite, Westsingel 50. Wo lken van genot,
een cultuurhistorisch overzicht van het t abaksgebruik in Ne-
derland . Geopend: dinsdag t/m vrijdag 10-5 uur, zaterdag en
zondag 2- 5 uur.

BEURS

Amsterdam . Rookgerei-beur s . De Looier, Elandsgracht 109 .
Zaterdag 24 maart, van 10- 5 uur.

OPGERICHT

Society for Clay Pipe Research. Reg and Philomena Jackson, 13
Sommervill e Road, Bishopston, Bristol BS7 9AD , England .
Kosten: [3 .00 voor 4 News l etters per jaar .

73

EEN VONDST DIE STOF DOET OPWAAIEN

door Ron de Haan

In juni van dit jaar deed ik een opmerkelijke vondst, die mij
weer aan het denken zette over de SWR/Jonas pijpen.
Met het opsommen van de navolgende gegevens kies ik geen par-
tij voor de SWR, noch voor de Jonas stelling. Hopelijk help ik
hiermee wel enige misverstanden de wereld uit, die - doordat
ze reeds gepubliceerd z1Jn - tot grote verwarring kunnen lei-
den.

In zijn boek 'Van gouwenaar tot bruyère pijp', stelt G.A.Bron-
gers, dat de SWR pijp met de naam Jonas op de steel "wijst op
de vergeten betekenis van de pijp of een nieuwe bestennning en
Walker bevestigt dit met de door hem gevonden pijp in het City
Museum te Bristol. Deze Raleigh-pijp is gedateerd 1683 en
draagt de naam 'Ionas'. Een nieuwe mal werd gemaakt en een
nieuwe bestemming eraan meegegeven".
Daarentegen beschrijft Don DÜco exact dezelfde pijp in z1Jn
boek 'De kleipijp in de zeventiende eeuwse Nederlanden', doch
hij vermeldt als jaartal niet 1683 maar 1633.
De oplossing ligt dus bij de pijp die zich bevindt in het City
Museum te Bristol. Na een uitgebreide briefwisseling en enige
telefoontjes bleek dat de pijp, die voor het eerst door Iain
C.Walker beschreven en afgebeeld werd, niet meer te vinden
is. Ook bij navraag in de andere musea van Bristol is de pijp
niet tevoorschijn gekomen.

In juni '83 heb ik een steelfragment gevonden met de naam
'Ionas' en het jaartal 1633 (afb . 1). Enige weken later vond ik
weer een steel met exact dezelfde naam en jaartal, zodat over
het jaartal geen twijfel meer mogelijk is. In het artikel van
M.J.A. de Haan, in Fibula, stond een tekening (afb.2) van een
steelfragment dat identiek was aan mijn tweede vondst, zelfs
de breukvlakken waren gelijk.
De kop die bij deze stelen hoort is duidelijk verschillend van
alle andere SWR/Jonas koppen. Onder de radeerrand bij de ke-
telopening bevindt zich rondom een krans van stippen die op
het voorhoofd iets lager hangt (afb.3). Deze stippen zijn af-
wisselend groot en klein. De kop is langwerpig en het haar is
grof en loopt synnnetrisch naar de vornmaad toe. Opvallend is
verder de opliggende fleur de lis, met de punt gericht naar de
hals. Het hielmerk is dezelfde fleur de lis gevat in een ruit.
Deze kop is op hetzelfde terrein gevonden als de beschreven

74

afb.1 . Foto' s : Wiard K:t>ook

stelen en bevindt zich in mijn collec-
tie. De vorm - het langgerekte- komt
het meest overeen met de pijpen afkom-
stig uit de omgeving van Hoorn en Enk-
huizen. DÜco beschrijft een identieke
kop in reeds eerder genoemd boek.

De slotconclusie moet dus luiden, dat

in het begin van de 17e eeuw pijpen

werden gemaakt, in Holland, met de naam

'Jonas' op de steel. Al deze pijpen afb. 2.

zijn identiek en waarschijnlijk door

dezelfde pijpmaker gemaakt, wonend en

werkend in de omgeving van Hoorn of

Enkhuizen.

Geraadpleegde literatuur:

I.C .Walker Quarterly Bulletin Archaeo-

logical Society of Virginia, 1972

D.H .DÜco De kleipijp in de zeventiende

eeuwse Nederlanden. pag.286/287 nr.163

M.J.A. de Haan Fibula, Orgaan van de

Nederlandse Jeugdbond ter bestudering

van de geschiedenis . 17e jrg . nr.3/4

1976 Sir Wal t er Ralegh en Eli- a fb.3.
J.v.d . Meulen

zabeth pijpen. PKN nr.17, pag.20, 1982

F.H.W.Friederich Pijpelogie. AWN- monografie no.2 pag.41/42,

1975

G.A.Brongers Van gouwenaar tot bruyère pijp . pag.51 - 54, 1978

75

VRAAGBAAK

Onlangs vond ik in Leidschendam een viertal pijpfragmenten,
welke alle een bolvormige verdikking vertonen, vl ak onder de
steelaanzet. Het eerste exemplaar is een pijp met een zgn.
'omgezette ketel'. De linker helft van de verdikking toont een
gekroond vogeltje, met daar omheen een cirkel van stippen. Op
de rechter zijde staan 3 bloemen. In dezelfde bodemlaag trof
ik een dergelijk exemplaar aan, nu echter met het verschil dat
de ketel niet was doorgesneden, maar uit een speciale mal a f-
komstig was, waarin de hoekige vorm van de ketel al wa s aan-
gebracht (afb.!).

afb.1 af b. 2 afb. 3

Afbeelding 2 toont een uit zwarte klei vervaardigd sigaretten-

pijpje. De linker zijde van de steelverdikking komt overeen

met afbeelding 1. Boven de gekroonde vogel staan weer de drie

bloemen. Op de rechter zijde staat een touwtje springend kind.

Daarboven de gekruisde drietand en slangenstaf, de tekenen van
Neptunus en Mercurius.

De vierde vondst betreft een steelfragment met knorren. Op de
verdikking staan op de ene zijde de letters RT, en op de ande-

re zijde het gekroonde Gouds e wapen, vas<tgehouden doo r twee

leeuwen, met daaronder: GOUDA (afb.3). _

Het lijkt mij aannemelijk dat de pijpjes van afb.! en 2 uit

hetzelfde pijpmakersatelier afkomstig zijn. Gaarne zou i k wat

meer over deze pijpjes willen weten. Reacties opsturen naar:
Michel Vroomans, Kerveltuin 19, 2353 PM Leiderdorp.

76

ENIGE NOTITIES OMTRENT DE TABAKSPIJPENNIJVERHEID IN DRENTHE

door H.R.Tupan

Tot op heden was Drenthe de enige prov inc i e in ons land waar
geen concrete gegevens omtrent de tabaksnijverheid bekend wa-
ren. Door het ontbreken van handelssteden en het isolement
waarin Drenthe eertijds verkeerde, was het weinig aannemelijk
dat hier zich amb achtslieden met het vervaardigen van kleipij-
pen van de kos t voorzagen.
Bodemvondsten uit het Drentse bewijzen dat de hier gebruikte
pijpen uit andere landstreken werden geimporteerd. Wat betreft
de zeventiende eeuw geven bodemvondsten aan dat Noord-Drenthe
voornamelijk werd voorzien vanuit de stad Groningen, terwijl
in het zuidelijk deel vrijwel uitsluitend Gouds materiaal aan-
getroffen werd. Kleipijpen uit de achttiende eeuw daarentegen
zijn vrijwel zonder uitzondering van Goudse makelij. Het over-
heersende aantal Goudse pijpen mag niet verwonderlijk heten .
Veel goederen voor de Drentse bevolking kwamen via het Over-
ijsselse havenstadje Zwartsluis uit het gewest Holland, ter-
wijl bijvoorbeeld turf via Zwartsluis naar het Westen werd
vervoerd.
Pas in de 18e eeuw ontwikkelt het Zuiddrentse Meppel zich a l s
handelscentrum met tal van nijverheden. Het mag dan ook niet
vreemd zijn dat wij juist hier één van Drenthe's eerste pijp-
makers tegenkomen.
Alhoewel de informatie in de betreffende archivalia zeer be-
perkt is , lezen wij in maart van het jaar 1710 in het "Klokke-
boek" ( 1) der stad Meppel (afb . 1):

afb.l. Fragment uit het Meppeler Klokkeboek van 1710, waarin
de pijpmaker Cristiaen Croen genoemd wordt. (Rijksarchief in
Drenthe te Assen)

77

d11 en 26 dito is verluijt het kint van Cristiaen
Groen" pijpebacker van de Clocke onvreij . ..... 11

Of deze Cristiaen Groen (ook wel Croon genoemd) Meppels eerste
pijpmaker is, mag worden betwijfeld. In 1693 me ldt een Klokke-
boek (2) een straat in Meppel onder de naam "pijepensteghe".
Of de Pijpensteeg inderdaad iets met de tabakspijpenvervaardi-
ging heeft uit te staan is voorshands onduidelijk, doch het
zou in principe een vermoeden in die richting kunnen recht-
vaardigen.
Voornoemde Cristiaen Groen was geen Meppeler van origine. Op
drie januari 1710 (3) betaalt hij namelijk voor hem en z ijn
vrouw, Hendrina Noterman de "volle borgerschap1'voor de stad
Meppel. Waar zij gewoond en gewerkt hebben viel niet te ach-
terhalen, noch hun beider s terfdatum, waaruit geconcludeerd
mag worden dat zij Meppel voor die tijd verlaten hebben.
Aardig is dat ten tijde van Cristiaen Groen in het nabij gele-
gen Zwolle een pijpmaker met de naam Balthus Croon werkzaam
is (4). Of hier op enigerlei wijze sprake is van een familie -
band zal nader onderzoek moeten uitwijzen.
In 1770 komen we opnieuw een akte met betrekking tot het pijp-
maken in Meppel tegen. Het betreft een request tot het oprich-

ten van een pijpmakeriJ és) en luidt als volgt (afb.2):

12 meert 1770
Op den requeste van Albert Hogenca.rrrp te Meppel
vertonende wat voegen hij remonstrant in Compagnie
voornemens was een tabakspypebakkerije tot
Meppel op te rigten tot welks aanleg de remonstrant
vrij kosten zoude moeten exburseren verzoekende
da.t met een Dctroy over deese Landschap immers
over Dieverder en Beiler dingspil voor den tyd
van 40 jaaren ten einde deese pypebakkerije met
exclusie van anderen mogte doen en exerseren
begunstigt te worden.

Het Ridderschap en Eigenerfden besluiten als volgt :

Hebben Ridderschap en Eygenerfden an den remonstrant
voor hem en in Compagnie over Beiler en Dieverder
dingspil een Dctroy van pypebakkerije met exclusie
van alle anderen voor den tyd van 25 jaaren
geaccordeert" mits da.t remonstrant da.t binnen twee
jaaren zal moeten werkstellig rraaken.

Het bovenstaande mag duidelijk zijn . Albert Hbgencamp verzoekt
de Ridderschap en Eigenerfden (wat tegenwoordig de St aten van

78

afb.2. Het request
van Albert Hogencamp
d.d. 12/III/1770,een
akte uit het Oude
Statenarchief inv.
nr.6,deel 1770 fol
67 vo, Rijksarchief
in Drenthe te Assen

Drenthe heet) om over een periode van veertig jaar het alleen-
recht met betrekking tot het maken van pijpen binnen Drenthe
te mogen uitoefenen. De Staten geven hem dit alleenrecht voor
vijfentwintig jaar, echter onder de voorwaarde dat hij zijn op
te zetten pijpmakerij binnen twee jaar van de grond moet heb-
ben.
Helaas geven noch archivalia, noch bodemvondsten uitsluitsel
over de pijpmakerij van Albert Hogencamp. Wel blijkt uit het
request van 1770 dat Hogencamp op dat moment Drenthe's enige
pijpmaker is, omdat de Staten hem anders ninnner het recht van
exclusie hadden toegestaan .

79

Opmerkelijk is wel het feit dat Hogencamp een pijpmakerij op-
zet in een tijd dat bijvoorbeeld de Goudse pijpenindustrie da-
nig in verval is, o.a . door de concurrentie vanuit het Duitse
Westerwald. We llicht heeft Hogencamp gemeend hieruit zijn
voordeel te kunnen trekken. Hij sterft op 15 februari 1800 (6)
te Meppe l , zonder dat wij weten hoelang en wanneer hij nu pij-
pen heeft vervaardigd.
Een derde Drent van wie bekend is dat hij tabakspijpen heeft
gemaakt is Jan Hendrik Perkaan uit Vries (7) . Hij startte ech-
ter een bedrijfje in de stad Groningen, die hij van ca. 1767
tot 1802 dre ef. Het is helaas niet bekend of hij voor zijn
Groningse periode in Drenthe pijpen heeft gemaakt.
Concluderend mogen we stellen dat de gegeven s omtrent de Drent-
se c.q. Meppeler pijpmaker s zeer summier te noemen zijn en ons
verder geen of nauwel ijks inzicht verschaffen over deze nijver-
heid. In breder verband echter (gezien in het kader van de to-
tale Nederlandse tabakspijpennijverheid) vormt de neers lag van
dit artikel een wezenlijk onderdeel dat niet mag worden over-
geslagen!

Noten

( 1) Klokkeboek Meppel, deel 1709-1724, Rijksarchief in Drenthe
te Assen.

(2) Klokkeboek Meppel, deel 1693, Rijksarchief in Drenthe te
Assen.

(3) Burger boek Meppe l, 1645-1809, Stadsarchief Meppel 278,
Rijksarchief in Drenthe te Assen.

(4) Duco,D.H . , De tabakspijp in de zeventiende eeuwse Neder-
landen, 1981, pg. 237

(5) Oude Statenarchief , inv.nr.6, deel 1770, fol . 67 vo., Rijks-
archief in Drenthe te Assen.

(6) Klokkeboek Meppel , deel 1800, Rijksarchief in Drenthe te
Assen .

(7) Tupan,H.R., De Groninger tabakspijpmakers in de 17e en J8e
eeuw. Cultureel Maandblad Groningen nr . 9, 1979, pg.239

Rektificatie
In het vorige nummer is in het artikel "Enkele 19e eeuwse piJ-
pekoppen uit Drenthe", door H.Tupan, een zeer storende fout ,
buiten de schuld van de auteur om, ingeslopen. Diverse malen
is het woord ' smid' foutief als ' smit' verme ld . Onze excuses
hiervoor!

80

PIJPENFABRIEK 11 DE KROON 11

door F.Tymstra

Begin zeventiger Jaren kocht ik in Amsterdam een eenvoudig
glad pijpje met een op de steel ingedrukt stempel" DE KROON
SCHOTEN".Ik heb mij dikwijls afgevraagd wie de maker van dit
produkt zou kunnen zijn.
In 1979 werd in het Openluchtmuseum te Bokrijk de tentoonstel-
ling "PIJP en TOEBAK" gehouden. Naast het museumgedeelte be-
vond zich een ruimte, ingericht als tabakswinkel.Men kon er
tabak en stenen pijpen kopen, waaronder oudere exemplaren met
rieten stelen. Daar trof ik de heer J.Koopmans uit Meeuwen-
Gruitrode, die mij wist te vertellen dat de oudere pijpen van
Belgische afkomst waren en vroeger in Schoten werden gemaakt.
Aangezien er geen gegevens over de fabriek bekend waren be-
sloot ik op onderzoek uit te gaan.
Na enig speurwerk kwam ik in oktober 1981 terecht bij de eige-
naar van de voormalige pijpenfabriek de heer H.W.Petri.
Opmerkelijk was, dat de fabriek vroeger nauwe banden heeft ge-
had met de fabriek "De Bevere" te Kortrijk.
Van oorsprong maakte "De Kroon" houten pijpen, maar daarnaast
werden sedert 1933 voor de doorverkoop stenen pijpen van De
Bevere afgenomen.
Toen in de oorlogsjaren de omgeving van Antwerpen onveilig
werd door de bombardementen vertrok de heer Petri naar Kort-
rijk. Hij heeft toen bij De Bevere gewerkt en ervaring opge-
daan in de kleipijpenfabricage,
In 1947, toen De Bevere vrijwel op hield t e bes taan ging hij
t erug naar Schoten en begon een kleine fabriek in stenen pij-
pen en aanverwante artikelen.Twee wer knemer s van De Bevere,
waaronder een meestergast (kaster) gingen mee naar Schoten.
Samen met de heer en mevrouw Petri en wat hulppersoneel voor
het rollen en afwerken ging de f abriek van start.Een van de
werknemers kreeg spoedig heimwee en keerde terug naar Kort-
rijk.Een gevoelige slag kreeg de fabriek, toen vijf jaar later
de meestergast kwam te overlijden.
Intussen waren twee jongens in de fabriek opgeleid tot pijp-
maker. Twee meisjes namen àe opengevallen plaatsen van de
vrouwen in . Echter het beroep was vrij zwaar. Zo moest een
kaster om zijn brood te verdienen 4 pijpen per minuut maken.
De heer Petri haalde een gemiddelde van drie. In 1954 vertrok-
ken de jongelui om een ander vak te kiezen .
Pogingen van de heer Petri om aan nieuw personeel te komen
mislukten. Dat heeft er toe geleid, dat hij in zijn eentje

81

het pijpmakersvak moest uitoefenen. Zijn vrouw was hem daarbij
behulpzaam.
In 1961 raakte hij betrokken bij een zwaar verkeersongeval.
Deze nieuwe tegenslag be t ekende dat het werk op de fabriek
stil kwam te liggen.
Spijtig genoeg heeft de heer Petri het werk niet kunnen her-
vatten. Zijn gezondheidstoestand ]iet het hem niet toe.In het-
zelfde jaar kwam een einde aan de produktie van "De Kroon".

De fabricage van pijpen.

Hoewel de fabricage in grote lijnen bij iedereen bekend zal
zijn, is het toch interessant om wat kleine details naar voren
te brengen.
Zo werd de witte klei uit de Ardennen gehaald, of betrokken
via een groothandel in grondstoffen . De geelbruine klei voor
de rode pijpen kwam uit Oost- en West-Duitsland.
Door de klei eerst te malen, t e zeven en er water bij te voe-
gen kreeg ze haar juiste hardheid.Om een goede plasticiteit
te bereiken werd ze gedurende een jaar gekeerd en nat gehouden .
De pijpmakerij was op de eerste verdieping van de fabriek ge-
vestigd en in een bijgebouw in de tuin. In deze tuin stonden
ook de bungalows van de werknemers , die in dit geval bij de
fabriek woonden.
Wanneer vrouwen de klei hadden voorgerold werden de pijpen in
ijzeren mallen gekast. Tijdens het kasten werd de bankschroef
met de knie op spanning gehouden. Om de knie te beschermen
werd een knielap van l eer gebruikt.Na het kasten werden de
pijpen door vrouwen afgewerkt en werd het rookkanaal voorzien
van een staafje nikkelstaal . De pijp kon tijdens het drogen
niet kromtrekken en het staafje niet roesten.Een aantal model-
l en werden voor het bakken geglaasd. Daarvoor werd een agaat-
steen met een metalen handvat gebruikt.
Wanneer de pijp klaar was om gebakken te worden werden ze in
bakjes van 36 stuks gelegd.Dan gingen ze in een electrische
tunneloven van 12 m lang. Met een snelheid van I meter per uur
werd de afstand afgelegd. Via 400 en 800 graden werd de hoog-
s te temperatuur van 1050 graden bereikt. Daarna zakte de tem-
peratuur geleidelijk af. Zouden de pijpen 50 graden te hoog
gebakken worden, dan treedt er zichtbare krimp op. Verder wor-
den witte pijpen wat geler en rode donkerder van kleur.De
klank van de sche rf wordt hoger en de pijp is minder poreus.
Behalve rode en witte pijpen maakte de fabriek ook zwarte.
Reeds gebakken witte pijpen gingen in een ijzeren ton opgevuld
met zaagsel van eikehout.Daarna werd de ton l uchtdicht afge-
s loten en he t geheel opnieuw verhit tot 900 graden. De tempe-

82

ratuur mocht niet hoger, anders was er gevaar voor ontploffing.
Door zuurstofgebrek en de inwerking van het verkoolde zaagsel
werden de pijpen door en door zwart. Na het bakken werden de
piJpen gewassen en met een doek opgewreven.
Een andere bewerking, die de fabriek toepaste was het calci-
neren.In de meeste gevallen werden witte pijpen maar soms wer-
den ook rode gebruikt. Na het bakken werden ze met een tran s-
parante dikke geelachtige lak bestreken.Vervolgens werden ze
te drogen gelegd . Daarvoor gebruikte men houten platen, waar op
grote spijkers waren ges lagen. De gelakte kop werd omgekeerd
op een spijker gelegd, zodat ze e lkaar niet konden raken .
Als de lak goed doorgedroogd was, werden ze in een gasoven bij
een t emperat uur van+ 300 graden gebruind.
Soms werd alleen de bovenrand gebruind, waardoor de pijp een
ingerookte aanblik vertoonde.

HANDELSREGISTER ,a,NTWERPEN · l S806 ~r~~~ BANKREKENING NU"'IMER i, -4 1 S1
POSTCH ECKREt. W lll'I' PETRI : ◄ 440'3 J(flEOIET BANX: AN TWEil. PEN
TELEFOON (ANTWERPEN) : 82. -45.80

cpijpenfabriek "':De Xoon"

FABRIEK VAN ALLE SOORTEN STENEN PIJPEN ~ TUBEN VOOR WEERSTANDEN

=:=:=:=:=. EN ALLE ARTIKELEN IN VU URVAST MATERIAAL=:===:=:====:

SCHOTEN . DE

De modellen .

Over het algemeen fabriceerde "De Kroon" gladde modellen. De
enige uitzondering hierop is het paardje. Alle modellen die
de fabriek uitbracht zijn terug te vinden i n het assortiment
van De Bevere en diens opvolgers.Zij mer kte.n hun pijpen met
"Fabriek LR Kortrijk" of "Fabriqué en Belgique".
De Kroon gebruikte als merk een steelstempel met de tekst
"De Kroon Schoten".Maar lang niet al l e pijpen war en van dit
merk voorzien. Zijn de mode llen ongemerkt , dan is het moeilijk
te zeggen wie de maker van het produkt is geweest.
Plakkers voor op de steel heeft de fabriek nooit gekend. Die
kostten immers alleen maar extra geld en arbeid, terwijl de
uiteindelijke prijs van de pijp er niet hoger door werd.
De losse koppen werden van verschillende ste len voorzien.Af-
hankelijk van vraag en model gebruikte men korte en lange
stelen van para of bamboe. Lange bamboestelen werden soms nog
voorzien van een paramondstuk of een mondstuk van hoorn.
Met kurkjes of een kartonnen hulsje werden ze aan de pijp gezet.

83

A

B

C
.~

:(::

~:{·:.

.......

0 E

CM-i1::::::::::::l..-'==d-J

84

F

G

H
0
.....1c==-.1c==..... CM

MODE L L E N

A, NUMMER 3J IN WIT EN ROOD
B, NUMMER 2J IN ZWARTJWITJROOD EN CALCINÉ
C, NUMMER l , IN ZWART JWITJROOD EN CALCINÉ

D, KROMME) IN ROOD
E, TROMPET) IN ROOD
F, HALFLANGE; IN WIT EN ROOD
G, KOP NR, 2J ïN WITJROOD EN CALCINÉ
H, KOP NR,3J IN WIT)ROOD EN CALCINÉ
1, PAARDJE) IN CALCINÉ

85

Het verspreidingsgebied.

De Kroon heeft voornamelijk aan de binnenlandse markt geleverd.
De pijp onder nummer 3 werd veel verkocht in Antwerpen en Oost-
Vlaanderen. De nummer 2 vond gretig aftrek in West-Vlaanderen,
met name in Antwerpen,Gent,Brugge en de kustplaatsen waar veel
Engelse toeristen komen.Hier kwam men de calcinépijp dikwijls
i n souvenierwinkels tegen.
De nummer 1, het kleinste model met de ragfijne steel ging
voor wat de rode betreft naar West-Vlaanderen.De calcinévari-
ant belandde in de souvenierwinkels.
De kromme en de Trompet werden in hoofdzaak ook in West-Vlaan-
deren gerookt.De Trompet was zeer gewild in de omgeving van
Poperinge en Bachten de KÜpe.
De halflange pijpen waren bestemd voor Oost- en West-Vlaande-
ren, terwijl de koppen nr.2 en nr.3 evenals het paardje in
geheel België afnemers had.
Zo te zien werkte "De Kroon" voor de regionale markt, en zul-
len de exemplaren die wij in ons land aantreffen door toeris-
ten zijn meegenomen.
Bronnen:

Intervieuw met de Heer Petri op 19 oktober 198 1.
Brief van de Heer Petri van 10 augustus 1983.
Kortrijkse pijpen door E.van Hoonacker gepubliceerd 1n De
Leiegouw 1971 , jaargang XIII, afl. 3-4.

,l,c!'}otl; .'i{
bttbt., ·-:·--'.~r-ll)tt . b4ll bf ~lnntpoppttt. 1 J4
·- ~,;r:-h_5:~·.. , -
X ·: -- - ------ --
IE.h!jdts wat niruwsJ~ldm w·.i,t gom_,

ll)ttlu1ots wat nituGiJtlD,~;\
ui.1c 00,011.
-i' . .

DE nicu(gü:richcy<lt ~Ic~)~'•
rcl<lcsis wo groot, daqp}l~'
mcn!ch<:n v.oonacn lichteiî~. ,

;l!l·~.r,- .2:ouded1ccs maeckcn, cb.r h,&e,

Papcgaeycn broo<lc ccc1.1

d":I'zoo volkomen hc;,ud,·n·,,. , , ·

rooc\ van Tocbaclt cerfU: :

deniaJgehiip,►a,<dlic,i<11,:1mclg1gs,<om ve . .
ley lfrarickh~Jcn cè i;la:ucz.
mochtc wcz.:n:maer dar h · ·, ,

. lcdijck is ,· ghdoof iele nö.'J·:\if:-
•l'.ièp J)immcm::c:r,
• • 41,•

·:': '

n,: 'n·.wa 'U.·1jJt,;4ccl,.ttrt1,flu,,, Ju •(1tfib11;:~-·· ~ .

~, r-:1. · ·

.\ J,~ ,; __.,?',Ö•:1:...•' tf"u,k_fn•t~~ •o•rl,,_4.,,,.._~, ,

Uit: R. Visscher. Sinnepoppcn. Amsterdam 1614. Bibliotheek Haarl•m. (Verkleind].

86

DE ZEVENTIENDE EEUWSE PIJPEN UIT NIJMEGEN

door J.Engelen

Recente publicaties en vondsten in en rond Nijmegen deden mij,

gezien de frappante vormgeli jkenis met gevonden 17 e eeuwse

pijpjes in Leiden, besluiten exemplaren uit beide steden eens

aan een nadere vergelijking te onderwerpen .

Wat is er tot op heden bekend?

LEIDEN: De kenmerken van de 17e eeuwse Leidse pijp zijn tref-

fend beschreven door J.v.d.Meulen en H.Tupan (!):

!. De kop heeft van opz ij gezien een

bolle, buikige vorm. Z i j a a n z icht

2 . De bolling is van A naar V groter

dan van links naar rechts; dit ver- voor
schil is ongeveer 2 rrnn (afb. 1 bo-

venaanzicht).

3 . De hoogte van de kop varieert van \. ~

27 tot 38 mm. In het algemeen zijn "--..

elders geproduceerde pijpen uit de- achter ' ---.___"\ ·

zelfde periode minder hoog.

4. Zowel de dikte van de steel (8,5- Bovenaanzicht
10 nnn), als de doorsnede van het

rookkanaal (plm.3 mm.) veranderen

tot 1660 nauwelijks. rechts
5. Door de te lage baktemperatuur
en/of mindere kwaliteit pijpaarde A o~
is de pijp vaak Vèrweerd.

Ook makers, hielmerken en tal van

andere bijzonderheden zijn bekend.

Door Friederich wordt het model om- links

schreven van dik tot bultige knol, afb. ]

terwijl D.Duco (2) ze omschrijft als vriJ zwaar van maaksel,

nogal plomp en hebben de gebolde voorzijde van de ketel, die

kenmerkend is voor de Leidse pijpmodellen (afb.2-7) .

afb. 2 afb. 3 afb. 4

87

\ ~-..____

----~ -"--~· .. afb.6 afb. 7

afb. 5

NIJMEGEN: Aangaande 17e eeuwse pijpen, gevonden in en rond
Nijmegen was tot op heden zeer weinig bekend. Don Duco consta-
teerde, dat de bolling van de buik doet denken aan het Leidse

model, maar de vorm van de ketel is meer ovaal, zodat een re-
gionale fabricage in of rond Nijmegen verondersteld kan wor-
den. Archiefonderzoek in Nijmegen heeft tot op heden zeer wei-
nig opgeleverd (3). Derhalve zullen wij ons hier moeten beper-
ken tot de vondsten, die in en rond Nijmegen zijn gedaan. Deze
zijn te verdelen in een viertal "opgravingen" .
A. Een grafvondst bij Lobith (PKN nr . 3). Van de 75 gevonden
koppen waren 60 vergelijkbaar met het Leidse model (afb.8-13).

@ I l~\~

afb.8 afb. 9 a fb . 1O

afb. 11 afb.12 afb. 13

B. Pijpvondsten uit Grave-Velp en Escharen (Tabaksp ijpjes
1600-1900,M. Koolen), waarbij tal van koppen vergelijkbaar wa-
ren met het Leidse model. Opvallend is het enorme aantal pijp-
jes met als hiel- of zijmerk de 5- bladerige Tudorroos (afb. 14-
16).
C. Pijpen gevonden door W. v . Rossem bij de sanering van de Ni j -
meegse binnenstad, waarbij een twintigtal exemplaren met het
"Leidse" model (afb .1 7 en 18).

88

a f b . 14 __r--
af b .16

afb. 18

D. Pijpen, gevonden door W.v.Rossem tus s en Gra ve en Es char en
tussen stadsvuil uit Nijmegen, gestort als bemesti ng op de ak-
kers aldaar, waarvan 37 van de 45 kopjes vol gens "Le ids" model
(afb. 19-21).

afb.19 afb . 20 afb. 21

Vergelijken wij met elkaar:
afb.22 Een Leidse pijp, hielmerk HB.
afb.23 Een pijpje gevonden in Nijmegen, gekroonde 5-bladerige

Tudorroos, met initialen G S. (vondst C)
afb.24 Een pijpje gevonden in Grave (vondst D) .

--

afb. 22 afb.23 8
afb . 24
89

en laten hier de 5 kenmerken van de Leidse piJp op los :
Kenmerk 1. Bolle buikige vorm.
Bij de Nijmeegse exemplaren begint de bolling aan de achter-
zijde lager en is sterker dan bij het Leidse model. Hetzelfde
geldt voor de bolling aan de voorzijde .
Kenmerk 2. Bolling is van achter (A) naar voren (V) groter dan
van links naar rechts.
Dit geldt voor alle drie de pijpjes.
Kenmerk 3 . Hoogte van de kop varieert van 27 tot 38 mm .
De hoogte van de drie pijpjes is resp. 34,35 en 36 mm.
Kenmerk 4. Dikte van de steel (8 , 5-1 0 mm).
Voor de drie pijpjes resp. 10,2, 10,5 en JO mm. De doorsnede
van het rookkanaal voor alle drie pijpjes is 3 mm.
Kenmerk 5. Verwering van de pijp is tamelijk sterk.
Dit geldt voor alle drie de pijpjes.
Datering: Afb.22 Rond 1630. Afb.23 en 24,omstreeks 1640.

Conclusie: De overeenkomsten qua afmetingen, afwerking en mo-
dellen zijn treffend, doch de bolling van de Nijmeegse pijpjes
heeft een duidelijk ander karakter. Bekijken wij enkele "Nij-
meegse" modellen (opgravingen A en C) uit de periode 1620
(afb.25 en 26), dan valt ook daar de relatief sterke bolling
op aan de voorzijde, al is die nog niet zo sterk als bij de
exemplaren van rond 1640.

afb.25 afb . 26

De vondsten rond Nijmegen zijn overigens zo groot in getale,
dat er naar miJn idee niet gesproken kan worden van een ex-
portartikel uit Leiden. Een Engelse herkomst, zoals bij enkele
pijpjes wel wordt gesuggereerd (3) lijkt mij zeer zeker niet
juist. Eerder valt te denken aan een onderlinge beinvloeding
tussen Leiden en Nijmegen, b.v. doordat een vormmaker van de
ene naar de andere stad verhuisd is of een pijpmaker, welke
zich met zijn kennis van de vorm in een van beide steden zelf-
standig gevestigd heeft . Detachering van soldaten met hunne-
venberoep van pijpmaker in een van beide vestingsteden lijkt

helemaal niet zo vreemd.
Op basis van voorgaande beschouwing lijkt mij derhalve de con-
clusie gewettigd dat Leidse en Nijmeegse 17e eeuwse pijpen

90

weliswaar verwantschap hebben qua modellering, doch dat de
Nijmeegse exemplare.n duidelijk moeten voortkomen uit een pij-
penfabriek in de regio van Nijmegen of uit Nijmegen zelf, het-
geen nader onderzoek zou kunnen staven.

Interessant vergelijkingsmateriaal leveren ook nog de navolgen-
de pijpjes op (afb.27-32).

afb. 27 Gmve afb. 28 Nijmegen a fb . 29 Nijmegen

afb.30 Gouda afb.32 Lobith

He t is moeilijk de herkomst van deze pijpen vast te stellen,

vanwege de verspreiding van de vondsten. Dit kan diverse oor-

zaken hebben. Dit type pijp is door veel pijpmakers geprodu-

ceerd , of het was een geliefd soort pijp, die vanuit enkele

centra over het gehele land gedistribueerd werd.

Een mij onbekend exemplaar qua vorm en afb. 33
hielmerk (resp. maker en plaats van her-
komst) is het hiernaast afgebeelde pijp-
je, die gevonden is te Grave (afb.33).
Wie kan mij hierover meer vertellen?
J.Engelen, Gen.Pattonstraat 19, 6135 CR
Sittard. Tel:04490-1 2884

Bronnen
1. Leidse Tabakspijpmakers in de 17e en 18e eeuw . J.v.d.Meulen

en H.Tupan. Stubeg, Hoogezand, 1980
2 . De kleipijp in de 17e eeuwse Nederlanden. D.H.Duco.
3. Tabakspijpjes 1600-1900. M.Koolen.
De afgebeelde pijpen zijn uit de volgende collecties:
D.Duco: nrs. 2 t/m 7,30,31
Museum Grave: nrs. 14, 15, 16,27
J.Engelen: Lobith (A) nrs. 8 t/m 13,25,32. Nijmegen (C) nrs.17
18,23,28,29. Grave (D)nrs.19,20,21,24,26,33. Leiden nr.22

91

PIJPMAKERS EN PIJPMAKERSKNECHTS IN SCHOONHOVEN

door J.v.d.Meulen en L.den Toom

In tegenstelling tot andere steden, zoals Amsterdam, Leiden en
Gouda, is de pijpmakersnijverheid in Schoonhoven traag op gang
gekomen. Uit de nu bekend zijnde gegevens blijkt dat de eerste
pijpmaker zich hier omstreeks 1630 vestigde,
Uitbreiding van de industrie werd door het Vroedschap, in 1640
geremd door slechts aan één pijpmaker toestemming te verlenen
om zijn ambacht uit te oefenen. Na 1649 als geen beperkende
maatregelen meer van kracht zijn, valt een geringe toename van
het aantal pijpmakers te constateren.
In het begin van de 18e eeuw was hun aantal zodanig toegenomen
dat zij de Magistraat toestemming vroegen tot de oprichting
van een pijpmakersgilde. Hoewel het verzoek werd afgewezen2,
gaven zij hun pogingen niet op. Uiteindelijk hadden zij succes,
op 2 februari 1767 was de oprichting van het gilde een feit4.
In deze periode valt, in de plaatsen rondom Gouda, een opmer-
kelijke toename van het aantal pijpmakers waar te nemen. Door
export beperkingen en tolheffingen raakte de Goudse industrie
in verval, waardoor produkten van mindere kwaliteit een kans
kregen, Deze binnenlandse concurrentie versnelde de neergang
van de voor Gouda zo belangrijke nijverheid. Omstreeks 1800
kan ook Schoonhoven niet meer ontkomen aan de terugval van
de kleipijpenindustrie.
Het aantal knechts dat in de pijpmakerswerkplaatsen, de win-
kel, werkten wisselde van jaar tot jaar. Door de variërende
hoevee lheid werk en de éénjarige arbeidscontracten hadden de
bazen de mogelijkheid om soepel in te spelen op de omstandig-
heden .
Om een bedrijf efficiënt en redelijk produktief te laten func-
tioneren waren minimaal 4 knechts nodig. Uit de gilderekenin-
gen1 blijkt dat alleen Jan en Hannes Lammoré, resp. in 1791 en
1793, vier hulpen in dienst hadden. De andere pijpmakers moes-
ten het me t minder , of zelfs zonder knechts stellen. Om het
hoofd boven water te houden was het noodzakelijk dat het vol-
tallige gezin meewerkte in het bedrijf. Kinderarbeid was in
deze bedrijfstak zeer algemeen. Het gilde werkte hieraan zelfs
mee, want in de gildebr ief van 17674 stond dat men voor het
werken "op de schroef", de zwaarste arbeid in de pijpmakerij,
14 jaar oud moest zijn . In 1774 werd die leeftijd zelfs ver-
laagd tot 12 jaar3. Voor andere werkzaamheden in de pijpmakers-
winkel bestond in het geheel geen minimum leeftijd. De meeste
pijpmakerijen zullen nauwelijks boven het niveau van huisin-

92

dustrie uit gestegen zijn. In het algemeen waren de lonen in

de pijpmakerij, aan het einde van de 18e eeuw, laag. Afhanke--
lijk van de lee_ftijd verdiende men 10 tot 20 stuivers per dag.
In de kleine familiebedrijfjes zullen de verdiensten nog wel
lager gelegen hebben .

Na 1793 zijn geen documenten van het gilde meer te vinden, be-
halve een l osse aantekening van 7 januari 17941. Hierin stond
dat: "De Heeren van het Pijpen Maekers gielde debet aan Arnold
Nilius aan verteringe een somme van eendertieg guldens en vier--
tien stuijvers 11 verschuldigd waren . Dit bedrag was ongeveer
het batige saldo van het pijpmakersgilde, na het s luiten van
het boekjaar 1793. Vermoedelijk hebben de overl i eden tijdens
dit galgemaal het gilde opgeheven.
Over de kleipijpennijverheid in de 19e eeuw zijn nauwelijks

gegevens bekend. We mogen aannemen dat slechts incidenteel nog
een enkele pijpmaker werkzaam was.

Overzicht van het aantal pijpmakers en hun knechts in de 18e
en begin 19e eeuw:

begin 18e eeuw 15 pijpmakers 2 40 knechts
1778 24 pijpmakers 5 13 knechts
1787 25 pijpmakers 1 14 knechts
1788 25 pijpmakers 7 knechts
1789 24 pijpmakers 7 knechts
1790 24 pijpmakers 16 knechts
179 1 24 pijpmakers 4 knechts
1792 22 pijpmakers 23 knechts
1793 22 pijpmakers
1796 12 pijpmakerijen9
1800 14 pijpmakerijen 10
1808 6 pijpmakerijenl 1

Namen van pijpmakersbazen en knechts in de 17e, 18e en 19e
eeuw:

Andriesz . ,Frans -pijpmaker (12)

1688 Op de Nesdijk woonde Pietje Arent s, weduwe van Frans An-

driesz.

Berg, Alexander van der - pijpmaker (8)

1720 Geen nadere gegevens bekend.

Backker,Dionys (Neys) - pijpmaker (13)

Voor 1792 Zijn weduwe verkoopt de pijpmakerswinkel en woning

in de Lange Weistraat, ho ek Fontijnsteeg of. de zijde van de

Lopikerstraat (Wes tz ijde).

93

Bakker 1 Nicolaes -pijpmaker (7)

1770 Beboet wegens oneigenlijk gebruik van een vorm.

Boesveld, A. -knecht (8)

1730 Geen nadere gegevens bekend.

Bort, Robert -pijpmaker (14)

1640-1643 Bezat in 1640 het alleenrecht om pijpen te maken.

Dit privilege werd in 1643 met 6 jaar verlengd.

Breur, D.C. -pijpmaker (15)

1680 Geen nadere gegevens bekend.

Broere, Lijsje -pijpmakershulp (1)

1790 Werkte bij Louwerens Huivenaar.

Broeren, Pieter -knecht (l)

1791 Knecht bij Jan Lammoré.

Bukkene, Govert van den -knecht (1)

1791 Knecht bij Hendrik van den Oever.

Claesz.,Thomas -pijpmaker (14)

1644-1659 Geen nadere gegevens bekend.

Dort, Piet(er) van -pijpmaker (1,4)
1787-1793 Maakte in de jaren 1787,1788,1789 en 1790 deel uit
van het Gildebestuur.

Duuren, Dirk van -pijpmaker (1,4)

ook: Duren

1785-1793 Maakte in de jaren 1785,1787, 1788,1789,1790 en 1792

deel uit van het Gildebestuur.

Duuren, Gerrit van (den Ouden) -pijpmaker (1,4)

ook: Duren

1767-1791 Maakte in de jaren 1767,1770, 1773 en 177 6 deel uit

van het Gildebestuur.

Gillisz.,Hendrick -pijpmaker (16)

1672 Vestigde zich in Leiden en ging op 2 september in onder-

trouw met Annetge Claes.

Genderen, Jacobus van -pijpmaker (l)

1787-1791 Had in 1787 twee knechten die voor hem werkten, in

opvolgende jaren slechts één knecht.

Genderen, Jan van -pijpmaker (1 ,4)

1769-1790 Maakte in de jaren 1769,1772 en 1783 deel uit van

het Gildebestuur. Hij is in 1790 overleden.

94

Genderen , Machiel (Maggiel) van - pijpmaker (4)

1767-1770 Maakte in de jaren 1767 en 1770 deel uit van het

Gildebestuur.

Groeneveld, Bastiaan Cornelisz. -pijpmaker ( 14 )

1640 Gevestigd in Willige- Langerak. Hij wilde evenals Robert

Bort zijn pijpen laten bakken door de pottebakker Pieter Nou-

wels, dit werd door het Vroedschap niet toegestaan, omdat Ro-

bert het monopolie op het maken van pijpen had verworven.

Hen, Jan de -knecht ( 1)

1791 Knecht bij Gerrit van Duuren.

Hen, Willimina de - pijpmakershulp ( 1)

1791 Werkte bij Jan Murk .

Heumen, Gijsbert (Gijs) van - pijpmaker ( 1, 4)

1769-1789 Maakte in de jaren 1769,1772,1 775 ,1778,1781 ,1784 en

1789 deel uit van het Gildebestuur.

Hillegers, G.H.L. - pijpmaker (6)

1788 Diende samen met Arnoldus Murk een aanklacht in tegen Ja-

cob Murk en Lauwrens Huijvenaar, wegens het gebruik van hun

vormen.

Hoog, Hendrik (Henk) de -knecht (1 )

1791 - 1793 Knecht bij Huijbert de Hoog, later bij Jan Lamrnerie.

Hoog, Huijbert (Huijp) -pijpmaker (1,4)

1773-1 793 Maakte in de jaren 1773,1779 en 1782 deel uit van

het Gildebestuur.

Hoog, Piet de -knecht ( 1)

1792 Knecht bij Jan Lamrnere.

Hoogendijk, Arie - pijpmaker (1)

ook: Hogendijk

1787- 1793 Maakt e in de jaren 1787,1788,1789 en 1792 deel uit

van het Gildebestuur .

Hoogendijk, Joris - pijpmaker ( 1)

1779 Hij was 1779 hoofdman van het Gilde.

Houling, H. - knecht (8)

1730 Geen nadere gegevens bekend.

Houmes, C. - knecht (8)

1730 Geen nadere gegevens bekend.

Huijgenaar, Cornelis - pijpmaker (1)

ook: Huivenaar. 1790-1793 Hij was afkomstig uit Leiden.

95

Huijgenaar, Louwerens (Lou, Lauwrens) -pijpmaker (1,6)

ook: Huijvenaar, Huivenaar

1788-1793 Kreeg in 1788 een boete van zes gulden voor het ge-

bruik van de vormen van de heer Hillegers en Arnoldus Murk.

Diende, samen met Leendert Smit en Pieter Arnoldus Murk (allen

katholiek) een verzoek in om dezelfde rechten te verkrijgen

als hun hervormde gildebroeders.

Huijvenaar, Jacobus -pijpmaker (1)

1787-1788 In 1788 had hij drie mensen in dienst.

Koster, Dirk -knecht (1)

1790 Knecht bij Dirk van Duuren.

Kulinck, Andries -pijpmaker (1)
ook: Kulik

1788-1793 Maakte in de jaren 1790 en 1792 deel uit van het Gil-
debestuur.

Kulinck, Stoffel Andriesz. -pijpmaker (1)

1793 Toegetreden tot het Gilde.

Kuijpers, J. -knecht (8)

1730 Geen nadere gegevens bekend.

Labeij, Jacobus -knecht (l)

1792 Knecht bij Hendrik van den Oever.

Lammoré, Jan -pijpmaker (1)

ook: Lamore, Lammerie, Lammere

1787-1793 In 1788 boekhouder van het Gilde.

Lammoré, Johannis (Hannes, Hans) -pijpmaker (1,4)

ook: Lammere, Lamree

1778-1793 Maakte in de jaren 1778,1781 en 1785 deel uit van

het Gildebestuur.

Leeuw, Pieter de -pijpmaker (4)

1733-1780 Geeft bij zijn trouwen in 1733 als beroep pijpma-

kersbaas op. Maakte in de jaren 1767,1771,1774,1777 en 1780

deel uit van het Gildebestuur.

Linden, Anna Katrina van der -pijpmakershulp (1)
1791 Werkte bij Jan Lammere.

Lijster, Jan -knecht (1)

1791 Knecht bij Klaas Walters.

Mensingh, Jacobus -knecht (1)
ook: Minsing

96

1790-1791 In 1790 knecht bij Dirk van Duuren, in 1791 bij Han--
nes Larnrnere.

Minsing, Johanne~ -knecht (1)

1791 Knecht bij Hannes Larrrrnere .

Murk, Arnoldus -pijprnaker (6)

1788 Diende samen met de heer Hillegers een aanklacht in tegen

Jacob Murk en Lauwrens Huijvenaar, wegens het gebruik van hun

vormen .

Murk, Jaap - pijpmaker (1)

1793 Had één jongen in dienst .

Murk, Jacob -pijpmaker (6)

1788 Werd aangeklaagd, wegens het gebruik van de vormen van

gildebroeders, hij werd echter niet beboet .

Murk, Jan -pijpmaker (1)

1789-1 793 In deze periode werkten I à 2 knechts voor hem.

Murk, Pieter Arnoldus -pijpmaker (7)

1776 Verzocht, evenals Leendert Smit en Lauwrens Huivenaar

(allen katholiek), dezelfde rechten in het gilde te krijgen

als hun hervormde gildebroeders.

Nonner, Jan -knecht (1)

1791 Knecht bij Jan Lammere.

Oever, Hendrik (Henk) van den -pijpmaker (1,4)

1774-1792 Maakte in de jaren 1774, 1777,1780,1783,1786, 1787 en

1790 deel uit van het Gildebestuur.

Oosterhout, Machiel (Maggiel) van -pijpmaker (4,8)

1719-1774 Maakte in de jaren 1767,1771 en 1774 deel uit van

het Gildebestuur. Toen hij in 1774 overleed, nam Hendrik van

den Oever zijn taken als deken waar.

Pater, Pieter de -knecht(!)

1790 Knecht bij Lauwrens Huivenaar.

Plaet, Abraham Jansz. van der -pijpmaker (16)

1690 Vestigde zich in Leiden en ging op 10 maart in ondertrouw

met Catharina Joris van Steenbrugge.

Ras, Tuetie(?) -pijpmakershulp (1)

1792 Werkte bij Klaas Walter.

Renalts, Richard -pijpmaker (17)

Voor 1632 Vestigde zich in Schoonhoven, na een ruzie met de

Goudse pijpmaker Willem Barends.

97

Renalts, Willem - pijpmaker (14, 17)

1632 In 1631 kocht hij in Gouda : twee pijpmakersschr oeven,

drie vormen, vijf tonnen pijpaarde en 18 gros pijpen , Op 9

januari 1632 diende hij een verzoek in, bij de Magistraat van

Schoonhoven , om voor een periode van 17 jaar het monopolie op

het pijpmaken te verkrijgen. Voor 14 jaar werd hem het alleen-

recht toegestaan . In 1633 vertrok hij echter naar Gouda en

liet zi ch daar als poorter inschrijven.

Sant e, Griet van - pijpmakershulp ( 1)

179 1 Werkte bij Jan Lammer e .

Santen, J.H. van -pijpmaker ( 15)

1785 Diende een request in om, evenals ziJn andere gildebroe-

ders, in aanmerking te komen voor een bestuursfunctie in het

gi l de, ondanks zijn Augber gse confessie . Werd in 1788 uit

Schoonhoven verbannen . Hij had in het openbaar geroepen:"Vrij -

heid boven, en de vrijheid zal boven blijven", hetgeen getuig-

de van een patriottistische neiging, he t geen niet geaccepteerd
werd .

Saton, Boon - knecht ( 1)

1790 Knecht bij Cornelis Huivenaar.

Schaalwijk, Sara -pijpmakershulp ( 1)

179 1 Werkte bij Huib ert de Hoog .

Schreider, Johannes - knecht ( 1)

1790 Knecht bij Jan Murk.

Schreijder, Gerrit -knecht ( 1)

1789 Knecht bi j Jacobus van Genderen.

Seton, Jan Jansz . - pijpmaker ( 1, 4)

ook: Saton

1784-1793 Maakte in de jaren 1784 ,1787,1788,1789, 1790 en 1792

deel uit van het Gildebestuur.

Seton, Piet(er) - pijpmaker ( 1, 4)

ook: Saton

1782- 1793 Maakte in de jaren 1782 en 17 86 deel uit van het

Gildebestuur.

Smit, Leendert - pijpmaker (7)

1776 Verzoek van een knecht om een half jaar als pijpmakers-

knecht en een half jaar in de winkel t e mogen werken. Verzocht

evenals Lauwren s Huivenaar en Pieter Arnoldus Murk (allen ka-

tholiek) dezelfde rechten in het gilde te krijgen als hun

hervormde col l ega ' s .

98

Solingen, W. van Wz. -pijpmaker (13)

1816 Geen nadere gegevens bekend.

Verhoek, Antonie -knecht (1)

1790 Knecht bij Jan Lammere.

Vliet, Pieter van -knecht (8)

1730 Geen nadere gegevens bekend.

Vloek, Gerrit (de Jonge) -knecht (1)

1791 Knecht bij Klaas Walters.

Waels, Frans -pijpmaker (13)

1650-1672 In 1650 ingeschreven als poorter van de stad. In

1672 verkocht hij zijn huis in de Veerstraat.

Walters, Drika -pijpmakershulp (1)

1791 Werkte bij Klaas Walters.

Walters, Klaas -pijpmaker (1)

ook: Walter

1790-1793 In 1790 toegetreden tot het gilde. Kreeg in 1793 een

boete van twee gulden voor het overtreden van de gilderegels.

Wilgen, Nans van -pijpmakershulp (1)

1791 Werkte bij Gerrit van Duren.

In de bestaande literatuur zijn, door onjuiste transcripties
en typefouten, diverse personen ten onrechte als pijpmakers
van Schoonhoven aangemerkt of verkeerd overgenomen. Hieronder
volgen de correcties;
Cornelis van Dorst, Cornelis van Drost - Dit moet P.van Dort
zijn, die in 1787 hoofdman van het gilde was (4).
Bastiaan Cornelisz. Granenveld of Cranenvelt - Dit moet ~as-
tiaan Cornelisz. Groenenveld zijn, pijpmaker te Willige-Lange-
rak.
Cornelis Lasonder (1663) - Dit is Cornelis Lasonder 1763, pij-·
penbakker te Leiden (16), afkomstig uit Schoonhoven. In 1777
is hij terug gekeerd naar Schoonhoven en is daar ook weer
potte- en pijpbakker.
Jan Stokman - Hij was geen pijpmaker, maar transporteerde de
aangevoerde pijpaarde naar de pijpmakers (1).

Bronnen

Streekarchief van de Krimpenerwaard te Schoonhoven.
1. Oud archief Schoonhoven inv.nr. 2555
2 . Oud archief Schoonhoven inv.nr. 2553
3. Oud archief Schoonhoven inv.nr. 2554

99

4. Oud archief Schoonhoven inv.nr. 930
5. Oud archief Schoonhoven inv.nr. 932
6. Oud archief Schoonhoven Resolutiën van de Magistraat nr.41
7. Oud archief Schoonhoven Resolutiën van de Magistraat nr.36
8 . Memorie boek Weeshuis 1720-1 731
9 . Verzamelinventaris 2 . 2 1. 06 coll .nr. 51 Goldberg nr.45. Alge-

meen Rijksarchief, ' s - Gravenhage
10 . Verzamelinventar i s 2.2 1.06 coll.nr.51 Goldberg nr.501. Al-

gemeen Rijksarchief, ' s- Gravenhage
ll. J.v.d.Meulen. De pijpmakerijen in de Fr anse tijd. Pijpelo-

gische Kring Nederland , Se jrg. nr. 17, 1982.
12. G. C.Helbers . Gorinchem als concurrent van de Goudse pijpen-

stad . Die Goud e , 1949
13 . Akten van huisverkoop . Streekarchi ef, Schoonhoven.
14. D.A.Goedewaagen. Schoonhoven als concurrent van de Goudse

pijpenstad. Die Goude, 1943
15. Notariële akten. Streekarchi ef, Schoonhoven.
16. J.v .d. Meulen en H.Tupan. De Leidse Tabakspijpmakers. Stu-

beg, Hoogezand, 1980
17. D.H . Duco. De kleipijp in de zeventiende eeuwse Neder l anden .

Br itish Archaeological Reports V, 1981
18. D.H.Duco. Eighteenth century clay pipes from Schoonhoven.

British Archaeo l ogi cal Repo rt s IV, 1980
19. J.v.d.Meulen en L.den Toom. Het pijpmakersgilde t e Schoon-

hoven. Pijpel ogische Kring Nederland, 6e jrg.nr.22,1983

100


Click to View FlipBook Version