The words you are searching are inside this book. To get more targeted content, please make full-text search by clicking here.

PKN 1988 t/m 1993, jaargangen 11 t/m 15, searchable

Discover the best professional documents and content resources in AnyFlip Document Base.
Search
Published by Stichting PKN, 2019-03-25 18:15:13

PKN Jrg 11 t/m 15

PKN 1988 t/m 1993, jaargangen 11 t/m 15, searchable

TRUMM-BERGMANS' KLEIVOORZIENING 1915-1917

door Jos Engelen

De oorlogssituatie in 1914-1918 veroorzaakte bij een bedrijf
als Trumm in Zuid-Nederland grote problemen. Innners Nederland
zat, neutraal zijnde, ingeklemd tussen twee landen, die nauw
bij de oorlog betrokken waren, nl. Duitsland en België, twee
traditionele exportlanden van de belangrijkste grondstof die
een kleipijpenbakker nodig ·had: de klei.
Vooral de omgeving van Namen, de Andenneregio, had veel in de-
ze oorlog geleden en voor kleileveringen waren exportvergun-
ningen van de Duitsers noodzakelijk, die maar mondjesmaat ver-
strekt werden. Daarom gaat Jacques Bergmans op zoek naar al-
ternatieven, die wij per fabrikant in chronologische volgorde
in telegramstijl zullen behandelen:

1 W. Schottler, Ehrenbreitstein a/d Rhe in:

- De ons toegezonden klei is te vet. De pijpen vervormen te
zeer. Zodra wij weer magere Andenner klei kunnen krijgen~
kan die misschien gemengd worden met de witte vette Robin-
son klei. Kijk of U ons een grotere hoeveelheid van goede
kwaliteit maar magere kunt leveren. In het verleden hebt U
verschillende wagons geleverd zowel vette als magere .

- Wij hebben de ons toegezonden monsters Winkelser en Nie -
derselterser klei ontvangen en hopen U binnen 10 dagen het
resultaat van onze proefneming daarmee te kunnen medede-
len.

- Sp1t.,u,.Jupreno. ns een prijsopgave van prima gele klei voor rode

- Stuur ons zo snel mogelijk: één wagon IA Niederahrer gele
klei en één wagon IA witte Robinson klei . Zorg~ dat de wa-
gons geen resten kolen bevatten zodat de klei niet veront-
reinigd wordt.

- Een monster van de g~le klei hebben wij niet ontvangen.
- De bestelde Robinson klei moet vet zijn.

Houdt voor ons in nota voor spoedige levering één wagon à
5000 kilo Robinson klei vet en één wagon à 5000 kilo Ro-
binson klei mager.
- Stuur de bestelde gele klei zo snel mogelijk en evenzo de
3 andere wagons. Er is haast bij!
- Offerte ontvangen maar wij kunnen dezelfde klei elders
goedkoper krijgen.

2 Peter Captain in Urbar

- Stuur ons zo snel mogelijk als proef een wagon à 10.000

445

kilo vormvaste klei IIe soort à 35 . 00 Mar k .
- W. Schottler deelde ons meeJ dat V de bestelde wagon niet

kunt leveren . Kunt V nooit meer leveren?

3 J.P Witgert in Ransbach

- Stuur ons zo snel mogelijk een wagon à 10. 000 kilo vette
witte pijpaarde en een wagon à 10. 000 kilo magere witte
pijpaarde .

4 Jan Dekker in Wormerveer

- Stuur ons zo s poedig mogelijk als proef t . b . v . Knoedgen-
Hillen i n Bree 1000 ki lo China kleiJ in dezelfde kwaliteit
als wijzelf gebruiken. Stuur per s toomboot Oomes franco
wal Bree .

5 Pieter Schoen en Zoon, verffabrikant te Zaandam

- Stuur ons als proef 100 kiîo China klei met prijsopgave
voor duizend kilo en voor 1000 kilo .

- Uw prijs voor China klei is te hoog . Wij betalen elders
nog geen f3J- per 100 kg .

6 Felix Philippart in Andenne

- Offerte op 17- 11- 1917 :
Terre grasse pour pipe f15 J- la tonne
Terre grasse ordinaire flOJ- la tonne.

Bronnen : Privé-archief Trumm- Bergmans, Correspondentie en
pr i jsboek.

TENTOONSTELLING

OPENLUCHTMUSEUM HET HOOGELAND, WARFFUM

P I J P , P RI S E EN P RUI M

Columbus 1492-1992 Amerika

Grepen uit de geschiedenis van de tabak ,
in het bijzonder in Stad en Ommelanden 1590- 1990 .

Seizoententoonstelling 28 maart - 31 oktober 1992

Geopend dinsdag/zaterdag 10-17 uur
zondag 13-17 uur

maandag gesloten.

446

SJ'AD WERVIK

ZATERDAG 3 OKTOBER

* Wandel-zoek-tocht rond "Tabak en Wervik" (start: station - einde:
Tabaksmuseum)
* Open-deur Tabaksmuseum met gratis rondleidingen
* Open-deur tabaksbedrijven: tabakshoeve, kerf-en sigarenfabriek, demon-

straties tabaknaaien, pijpenmaken, sigarendraaien, tabakspinnen ...
* Kartoenale "Stopt er nog eentje" : bekende en nieuwe cartoons met als

thema "de anti-tabak op zijn kop gezet" (Vredegerecht, Sint-Maartenspleiri)

* Tentoonstelling "100 x erotiek" (erotiek en tabak) (Tabaksmuseum)
* Intronisatie leden Broederschap van Jean Nicot (Grote Markt) (16u30)
* Optreden "Schuim & Asch" (N) (tabaksliederen) (Grote Markt) (17u00)

Speciaal treintje zorgt permanent voor vervoer naar alle open-deur-plaatsen en
rondrit door de stad.

Het pr ogramma voor de zondag is grotendeels gelijk aan dat
van zaterdag. Bovendi en is er dan een grote ruilbeurs .

ZONDAG 4 OKTOBER 1992
van 9 tot 17 uur

Stadshal OOSTHOVE (Speiestraat)

Worden verhandeld en geruild:

- postkaarten - sigareba11den - affiches
- etiketten
- boeken - stekjesdozen - pankarten
- tekeningen
- verpakkingen - reklamemateriaal - sigarette blaadjes
- etuis
- litho 's - etsen - snuifdozen

- sclzilderijen - aanstekers

- sigarendozen - sigarettendozen

- pijpen - tabaksdozen

- publiciteit - asbakken

- alle materiaal m.b.t. tabaksverwerking, enz.

Voor tafelreservatie (50 fr. per meter): Telefoon:
Stedelijke cultuurdienst (J.-P. Renîer) ~ tijdens werkuren: 056/31.47.31
Sint-Maartensplei~ 16, 8940 Wervik - na 18 uur: 056/31.20.43

447

PIJPENDAG 24 oktober a~s.

met bezoek tropenmuseum

Het is ons een genoegen u mede te delen dat wij onze jaar-
lijkse bijeenkomst houden in het Koninklijk Instituut voor
de Tropen te Amsterdam.Daardoor is het mogelijk een bezoek te
brengen aan de tentoonste11 i ng 11 500 JAAR TABAKSCULTUUR 11 in
het er naast gelegen Tropenmuseum.
Op 400 m2 worden meer dan 800 voorwerpen geëxposeerd.
Thema's zijn: de mondiale geschiedenis van de tabak,de be-
strijding van de tabak over de wereld,verschillen in tabaks-
gebruik binnen en buiten Europa,de geschiedenis van het siga-
rettenroken en de discussie over de (on)gezondheid van het
roken. Er zijn veel voorbeelden van pijproken te zien.
De tentoonstelling duurt van 9-10-1992 t/m 9-10-1993.
Open: ma t/m vrij van 10-17 uur, za en zo van 12-17 uur.

programma

12.30-13.00 Binnenkomst deelnemers,begroeting.
13.00-13.30
13.30-14.00 Maastrichtse pijpenbakkers,door Thomas Baas.
14.00-14.45 Bezichtiging 500 JAAR TABAKSCULTUUR
11 11
14.45-15.15 •
15.15-15.45
15.45-16.00 Pauze,waarin PIJPENBEURS in de hal van het
16.00-16.30 Koninklijk Instituut voor de Tropen .
Pijpen uit Schemnitz,door Ron Mansveld.
16.30
Tips voor de archiefonderzoeker,door Thomas Baas
Pauze met mededelingen.

Hergebruik van Gorkumse mallen,door Hans Brinke-
rink.
Sluiting en afscheid.

Opmerkingen:

- Kosten van deelname f7,50 kinderen t/m 16 jaar f3,50
inclusief de toegang tot de tentoonstelling.

- In de zaal zijn geen consumpties verkrijgbaar. Wel tijdens
de pauze in het Tropenmuseum.

- Deelnemers worden verzocht zich per briefkaart op te geven
vóór 10 oktober bij F. Tymstra o.v.v. het aanta1 personen.

houd zaterdag 24 oktober vrij !

448

15e JAARGANG NR. 59 DECEMBER, 1992

INHOUD 449
VERSLAG PIJPENDAG IN TROPENMUSEUM 449
NIEUWE AANWINST
VOOR PIJPEN- EN AARDEWERKMUSEUM DE MORIAAN 450
DRIE GEDATEERDE PIJPEN DIE VRAGEN OPROEPEN 451
TRUMM-BERGMANS' PRIJSCALCULATIES,
ALSMEDE DIE VAN ROEREN, SPITTEN EN BUSJES 454
VAN PIJPEDOPPEN EN VUURVAJ.~GERS 459
ROKERSRARITEITEN UIT AMERIKA (1947)
466
DE MANCHETPIJPEN VAN KAROL ZACHER 467
LITERATUUR
471

VERSLAG PIJPENDAG IN TROPENMUSEUM

Op 24 oktober j.l. waren ongeveer 60 mensen aanwezig in de
sfeervolle zaal van het Koninklijk Instituut voor de Tropen
in Amsterdam. Al vanaf 12 uur kwamen de eerste deelnemers bin-
nen. De lezingen met dia's werden verzorgd door Thomas Baas,
Ron Mansveld en Hans Brinkerink. Er was veel variatie in de
onderwerpen. Helaas was de pijpenbeurs wat aan de magere kant.
We hadden gerekend op meer meegebracht materiaal.

Als primeur verscheen op deze dag het boek: Tabakspij pennij-
verheid in Gorinahem, geschreven door Hans van der Meulen,

Hans Brinkerink en Peter von Hout. Aan Fred Tyms tra viel de
eer te beurt de eerste exemplaren uit te reiken; helaas kon
Peter hierbij niet aanwezig zijn.
De aanwezigen konden voor een speciale prijs het boek ter
plekke aanschaffen.

Gezamenlijk werd de fraai ingedeelde tentoonstelling 500 Jaar
Tabaksaultuur bezocht.

Daarna vertelde Gert Willems in het kort over de stand van za-
ken betreffende het museum De Moriaan in Gouda. Tot slot wer-
den met bloemen en wijn de sprekers bedankt, en terwijl we af-
scheid namen, keken we alweer uit naar de volgende bijeen-
komst, misschien wel in Gouda.

449

NIEUWE AANWINST VOOR PIJPEN- EN AARDEWERKMUSEUM DE MORIAAN

Pijpen-en aardewerkmuseum De Moriaan te Gouda heeft onlangs de
hand weten te leggen op een zeer belangrijke privécollectie
van 17e en 18e-eeuwse Nederlandse kleipijpen. In totaal gaat
het om ongeveer twaalfhonderd objecten. De Moriaan werd eind
november, na een grondige verbouwing en herinrichting, op
feestelijke wijze weer geopend voor het publiek.

Voor het geven van een goed overzicht van de verschillende
soorten kleipijpen die in Nederland en met name in Gouda zijn
gemaakt, was De Moriaan tot nu toe voor een belangrijk deel
afhankelijk van bruiklenen van anderen. Vooral de eigen col-
lectie pijpen uit de 17e en 18e eeuw was niet van het niveau,
dat van een pijpen- en aardewerkmuseum mag worden verwacht.
Met deze collectie is nu de basis gelegd voor het verder bou-
wen aan een representatief beeld van deze voor Gouda eens zo
belangrijke nijverheid.

In deze collectie, die bijna volledig gepubliceerd is in het

boek van W. Kronunenhoek en A. Vrij, Kleipijpen3 drie eeuwen
Nederlands e k leipi jpen i n fo t o's3 bevinden zich tal van uit-

zonderlijke pijpen. Er zijn zeer vroege pijpjes naar Engels
model van omstreeks 1600, de periode dat er voor het eerst ta-
bak werd gerookt in Nederland. Een flink aantal zeer vroege
gedecoreerde pijpen, een enorme collectie Oranjepijpen, veel
pijpekoppen met fraaie afbeeldingen en hielmerken en Goudse
pijpen met makersnamen gesigneerd op de steel .

De aankoop van deze collectie kon gedeeltelijk gerealiseerd
worden door ruiling. In het depot bevond zich namelijk al en-
kele tientallen jaren een groot aantal tegels, dat niet werd
tentoongesteld, omdat de kwaliteit van deze voorwerpen niet
zodanig was, dat ze een museale presentatie rechtvaardigde.
Voor een particuliere verzamelaar hadden sonunige van die te-
gels nog wel verzamelwaarde en zij konden bovendien als antiek
bouwmateriaal worden hergebruikt. Op grond van deze overwegin-

gen hebben B & Wvan Gouda ingestemd met deze ruil.

De Moriaan bezit nu, samen met de reeds aanwezige collectie,
waarvan de zilveren gildeschilden nog altijd het hoogtepunt
vormen, een representatieve collectie die zowel voor een alge-
meen publiek als voor meer specialistisch geïnteresseerden in-
teressant is.

ADVERTENTIE Te koop aangeboden: alle 14 PKN-jaargangen.

Bodemprijs f 280,-
Brieven aan: R. Krielaart, Clematisstr. 48, 4814 JT Breda

450

DRIE GEDATEERDE PIJPEN DIE VRAAGTEKENS OPROEPEN

door Jan van Oostveen

Reeds vanaf het begin van het pijpenonderzoek heeft de date-
ring centraal gestaan. Over het algemeen beoordeelde men de
ouderdom op de grond van de vorm of de mal. Bij archeologisch
onderzoek zou men echter ook graag de datum van ingebruikne-
ming van de pijp willen weten. Dit probleem blijkt echter bij-
na altijd onoplosbaar.
In dit artikel zal ik een pijp bespreken, die op grond van de
mal en twee pijpen die op het jaar van ingebruikneming geda-
teerd kunnen worden.
Een datering n.a.v. een datum in de mal blijkt al voor enkele
17e-eeuwse pijpen op te gaan. Zo zijn er stelen met opschrif-
ten als IONAS 1633, EVERT FRANC ANNO 1633 en PER DE LICHT ANNO
1633 bekend. Voor gedateerde 18e-eeuwse stelen kunnen we bijv.
naar pijpen uit het Westerwald kijken.
Een voorbeeld van zo'n gedateerde Westerwald-pijp werd in een
beerput in Amsterdam aangetroffen (afb. 1). De steel van de
pijp is voorzien van de tekst IACOB HINRIC / DORN 1745. Maker
van deze pijp is ongetwijfeld Jacob Henrich Dorn uit Grenzhau-

sen die in dit geval het merk de Zelie gezet heeft.

Uit het overzicht van Van Duuren (1) is een pijp met soortge-
lijke echter meer fragmentarische steeltekst met het merk M
bekend.
Vanwege het feit dat de pijp in een beerput aangetroffen werd,
kan geprobeerd worden de datum van ingebruikneming te schatten
aan de hand van het overige materiaal. Wa.t pijpen betreft, be-
stond het materiaal uit produkten die gedateerd moeten worden
tussen ca. 1760 en 1790.
Voor de datering van ingebruikneming van de Dorn-pijp zouden
we voorzichtig aan de vijftiger jaren van de 18e eeuw kunnen
denken. Zouden we deze datering aan willen houden, dan zouden
we toch enkele gebreken aan de pijp moeten constateren. Afge-
zien van een voortreffelijke afwerking van de kop, blijkt de
steelgravering in de vorm aardig afgesleten te zijn. Zeker de
pijltjes op de steel zijn op meerdere plekken vrijwel geheel
verdwenen. Op de plaats waar deze pijltjesbanen op de steel
aanwezig zijn geweest, heb ik een gesloten baan getekend.
Hieruit blijkt dat de steel uit 10 pijlbanen is opgebouwd met
aan beide zijden de naam van de pijpenmaker als begrenzing.
Vanwege de slechte steelgravering wordt het vermoeden dat deze
pijp mogelijk in de vijftiger jaren gemaakt is, versterkt,
maar een duidelijke datering van de ingebruikneming van deze
piJp valt niet te geven.

451

afb. 2

afb. 3 ......

452 afb. 1

De volgende twee te bespreken p1Jpen hebben dit probleem n~et,
want zij zijn voorzien van een handgeschreven datum. De eerste
pijp (afb. 2) werd ook in Amsterdam aangetroffen.
Op de pijpekop lijkt met potlood een naam geschreven met de
datum: I Oct 75. Zonder twijfel wordt hier geduid op 1 oktober
1875. Maar waar duidt deze datum op? Is het soms een fragment
van een bruidegomspijp?
Tupan (2) suggereert dat soortgelijke pijpen mogelijk tijdens
een of andere vergadering van een boerencoöperatie gebruikt
zijn of door leden van een pijprokersgezelschap.
Gezien de vondstlocatie zou ik in dit geval eerder aan een
pijprokersgezelschap dan aan een boerencoöperatie denken.
De tweede vondst van een met inkt gedateerde pijp (afb. 3) 1s
afkomstig uit bagger van de Vinkeveense plassen. De pijp
draagt de initialen H.J.W. en de datum 14-2-09. Vanwege deze
dattm1 is de maker van de pijp, de Fa. Van Velzen (3) bekend.
Ook blijft het nu weer de vraag, waarom deze pijp gedateerd
is. In vergelijking tot de voorgaande pijp en de pijpen van
Tupan valt tevens op, dat de Vinkeveense pijp 20 jaar jonger
is. Houdt dit in, dat het dateren in het begin van de 20e eeuw
uit de mode is geraakt, of zijn er wel degelijk meer van zulk
soort pijpen bekend?
Om inzicht in deze m.i. zeldzame pijpen te krijgen lijkt het
mij interessant deze laat 19e, begin 20e-eeuwse pijpen te do-
ctm1enteren. Daarnaast zal het zeker ook de moeite waard zijn
om te kijken in welke provincies of gebieden in Nederland dit
daberen van pijpen gebruik was. Mocht u in het bezit zijn van
een dergelijke pijp, dan zou ik hiervan graag op de hoogte
worden gebracht. Reacties gaarne naar:

Jan van Oostveen

BRONNEN

(I) Voorlopige inventarisatie van pijpmakersnamen en andere
opschriften op kleipijpstelen; Duuren, L. van; PKN 1985,
VII 28, pp.74-96.

(2) Een uitzonderlijke grote ovoÏde pijp uit Gouda; Tupan, H.;

PKN 1983, V 20, pp. 96-97.

(3) Kleipijpen opgegraven in Sittard, 1979; Engelen, J.P.A.M.;

PKN 1981, III 12, pp. 4-10.

Bent u al in het bezit van TABAKSPIJPENNIJVERHEID IN GORIN-
CHEM? Zie blz. 471 voor nieuwe literatuur .

453

TRUMM-BERGMANS' PRIJSCALCULATIES, ALSMEDE DIE VAN
ROEREN, SPITTEN EN BUSJES

door Jos Engelen

Bekijken wij de modellen kleipijpen die Trumrn-Bergmans van

1915 tot 19 19 gebruikte, dan kunnen w1J die onderscheiden in

drie soorten: ____,,,. __

-------------

De enkelvoudige modellen die bestonden uiL .ke--t-eI en steel ----

uit één stuk.

2 De samengestelde modellen bestaande uit een kleipijpketel

met een steel van een ander materiaal, waarbij de overgang

van hals naar steel gevormd werd door een manchet of in-

steek.

Zowel de enkelvoudige als samengestelde modellen konden dan in
verschillende uitvoeringen geleverd worden:

- naast de standaard witte klei als grondstof ook in rood of
zwart,

- volledig beschilderd met lak,
- fragmentarisch beschilderd met emailleverf,
- volledig geëmailleerd/geglazuurd,
- in portr etpijp-uitvoering,
- in delftporcelein-uitvoering,
- in marbré-uitvoering (marmerachtig),
- in calciné uitvoering (imit atie meerschuim).

Elke uitvoering of een combinatie daarvan leverde uiteraard,
gezien de diverse bewerkingen, prijsverschill en in de verkoop-
priJzen op.

I n het verdere verloop van dit artikel zullen wij van basismo-
dellen spreken, wanneer een enkelvoudig of samengesteld model
bedoeld is in zijn meest simpele vorm: gemaakt van witte klei
zonder een enkele verdere afwerking of bijbehorend accessoire.
Tabel A laat een verge l ijkende kostencalculatie zien van de
door Trurrnn-Bergmans in die periode meest gevoerde basismodel-
len.

Opvallend in deze tabel is vooral de stijging van de nettover-
koopprijzen, die vooral veroorzaakt werd door een exorbitante
stijging van de grondstoffen en stookmaterialen in vier jaar
tijd ten gevolge van de oorlog. In deze calculaties is Trumrn-
Ber gmans niet altijd even consistent, want de berekeningen van
algemene kosten en verdiensten lopen soms door elkaar heen.
Deze basismodellen vormden op hun beurt weer het uitgangspunt
voor de totaalcalculatie van afwerking voor enkelvoudige en
samengestelde modellen, waarvan tabel Been zeer goede impres-

454

~ (0 '-0 ~ CQ 1 C) O} Cl;) O} ~ <:::) ~
1--1 (.\) t-; tj i:., ,-, (.\) N <:::)
(.\) O} 1--1 s:.\, 0, (0 1--1 ~ O') s:.\, Cl;) C'\)
(0 f---1 ·..-;i N Cj:, • '";) <:::) C'\)
s:.\, (/) O') .\"> <o O} - ~ f---1 i:., o,
CALCULATIE .(.\) s:.\, • \"> "\"> C'\) '+-. 0:.
TRUMM- •..-;i(.o '";) <:.\')N f---1 C) s:.\, O') Cl) ......
BERGMANS ·..-;i (.\) Cl;) i:., C)N
1916-1920 .\"> 1--1 {.'> {.'> ~ f---1 ~
s:-\,0, C) s:.\, {.'> ~ ~ N (.\) C) (.\)
AARDE/KLEI s:.\, {.'> i:., ~ Cl;)
ROLLEN N s:.\, ·..-;i "\"> ..µ C) -j.J i:., C) i:.,
KASTEN (.\) ~ • I°';) C) i:., Q)
TREMMEN (.\) "\"> {.'> ~ .\"> .Cg)
GLAD MAKEN ..µ -j.J ,-~..:, (.\) • \"> ~ ~
INLEGGEN/DROGEN tj • \"> Cl;) s:.\, (.\) ,-..:, ., C)
BAKKEN {.'> ~ ~ {.'> (.\) (.\) ~
UITHALEN ..-.Qµ C) ~ (.\) .-Q ~ <:.\') {.'> ~
DOOPEN "\"> 3 ~ .I°';) C) -~..µ C) -j.J C)
PLAKKEN ~ (.\) ~
ETIKETTEN N <:.\') (.\) s:.\, IJ ~ tj -~~
VERVEN (.\) C) s:.\,
~ Cj:, ~ •..-;i ~ (.\)
~
C) C) "\"> t:::l)
~ ~ s:.\,
~
Cj:, (.\) (.\)
t;))i:.,

10 10 25 20 60 45 50 60 60
10 12 10 10 25 10 20 20 20
25 30 35 35 150 40 80 80 80
15 15 15 15 60 20 30 30 30

15 15 20 20
10 10 20 20 20
20 60 35 25 75 40 60 60 60

20 20 20
10 20
10 20

10

TOTAAL 80 1. 52 1. 20 1.05 3.80 2.00 2.80 3. 10 3.50
8 24 10 38 40 56 62 70
ALGEMENE KOSTEN
10 à 20% 26 48 43 33 72 100 112 126

VERDIENSTE
30%

NETTO PRIJS GROS GROS GROS GROS GROS GROS GROS GROS GROS GROS

ZONDER VERPAKKING 1. 14 2.00 3.90 1. 87 1.48 4. 18 3. 12 4.36 4.84 5.46

TABEL A

sie geeft. Ook hier is de samenhang tussen algemene kosten en
verdiensten niet overal in het oog gehouden, maar wij hebben
ons niet gewaagd aan interpretaties van de cijfers, die ons
zijn overgeleverd.

455

..I0.l)),,..,. "'t.f)
.<..o. .0".....),'. .<.o.. \..:..,. ",c,..:....',,, <...o.. .0<.....o).,. ..... s..s:: .~.... 0) Q)
.0..). 0....,. Il, ..... <::> .....
.... ~ ........ """0)0, s:: Il) 0, <::> 0, 0) .... •~O) Ul
0) .0..),
GO ,._.., N .,<c.I.,l,. <o ..... Il) .... Il,~ <o
..I.l).. s:: s:: <o -'<
"'t.f) ....."n'. .Is.l..),. -g ~
....,, .,c..,.., Il) s:: ..<..I.l ~
<o ............. ... .....e...-. .... ·i ~ ~c,, s.. tl Il)
<..o., -5' Cl. Il) Il) ....c~....,.
~..., ~_g C) ·!?. C) ~~
0 ~ {l
<o i...g,~ -g ~i """"g'' Cl.. Il) Il)
~ Cl. ()
.s.:.: "s::
.~.... ~ ..~.. .~.... Cl. ....I..l..,),, ..Is.l:.):
NS:: tl
s.. s.. ~ ..I.l.).
8.Il) R~ ~

~

BASlSKOPPEN/PIJPEN 3.60 5. 76 J.90 4.32 l. 20 1.50 l.50 1. 60 4. 18 3.12 7.80 7.80
SPITTEN
ROEREN 5.04 8.00 4.75 9.00 7.80 7.80
BUSSEN
VERPAl<J(ING 1 4.40
VRACHT
BANDJES 75 80 90 60
MONTEREN
25 36 25 25 40 40 50 2.40 40 60 1. 2C

10 10 10 10

1.80

1.20 1.80 1. 2C

TOTAAL 9.64 4. 92 8.90 14.47

ALG.KOSTEN 5 à 10% 96 45

NETTO PRIJS 10.60 9.35 1. 20 3.62

EMAILLEVERF 2~ 45 45

PORCELEIN 25 50

KOLEN EMAILLEOVEN 50 90 90 90 1.50

VERSLIJT OVEN 10 1.0

EMAILLE LOON 25 28 28 1.50

SOPPEN LOON 20

PRENTJES 75 l. 20

PLAKKEN LOON 25 25 20

INBRANDEN OVEN 50 1.00

ARBEIDSLOON 1. 25 IS

HANDSCHILDEREN 25

KLEUREN 50

MATERIAAL 25

VERDIENSTE 80 1. 38 1. 92 1. 05 1.05 9.00

ALG.KOSTEN 10 à 20% 38 42 58 30 4. 50

VERKOOPPRIJS DETAIL 1. 40 9.6C 14 . 40 5.40 6.53 8.83 5. 10 36.00 ~7 . 60
doz. gros gnos gros gros gros gros gr-es gros

VERKOOPPR. GROSSIER 11. 60 1. 30 5.20 ó.50 8.80 131 . 20 132.t,Ct26. 4C1
gros doz. gros gros gros gros gros gro~

s::
Il) s::
...,,"' rl.0...,.l:),Q<.) ~ ~ Ç) l..l.;.l. Il) çg
0....,.
............ "' "'.......0..)..... 0,"'a, 0,0) ....,...0..,. .<.>.., ·c.-,,,,..o....,,,

, ......,<oc,. ....~ t""'C () s:: 1:1.
tÎ,
.e;....().I..l,) {(s.)l, {l Il)
(1)
t ......... ....s::() Cs.l.) ( ). fr
'<ll
""..., ·5 ...,.Is.l..)., Il)

... ~s..~ .§ .....,," Es.. ?~ ~ ?
.g.... C)
() N ~;;: -1?; ~

·s à ic,, ~
Il) " c,.

~ ~Il)
c..t:l)

7.80 4.36 J. 10 5.46 2.80 2.80 1.50 l. 20

6.00

1. 20

1. 20 15 30 30 30 85 40 25

10 25 25 25 10 5

1. 20 20 30 30 30
4.80 6. 3.l

40 50 45 45 20
1.00
90 80
10 10
1. 75 28 28

80
25
1. 25 1. 75 ).,50
1.00 30

40 10 25

8.40 1. 80 2.:30 2.70 1. 20 90

1.00 1. 20 1.50 36 28

5.80 0. 20 7.80 2.90 5.00 5.69 4. 31
g-c:os gros gi:os gros gros gros gros

125. 80 4.60 9.40 6. 50~ 0. 80 2.50 5.60 4.30 TABEL B \0
gros gros gros gros gros gros gros gros
Lf')

-,;j

Gaan we nu over tot de tweede aanhef van dit artikel: over de
roeren, spitten eff busjes. In onze hiervoor gehanteerde prijs-
calculaties zagen we ook voor deze voor samengestelde modellen
onmisbare onderdelen per gros de prijzen vermeld staan. Deze
onderdelen werden voornamelijk geleverd door onderstaande le-
veranciers, waarbij een briefhoofd van Tetzner de rij opent.

GebrÜder Tetzner uit SchmÖlln (Sachsen-Altenburg)
- Fritsche und Thein uit Praag
- Dr. Heinz Traven und SÖhne uit Hamburg
- Matthias Oechsler und Sohn uit Ambach
- GebrÜder Hecker uit Hamburg
- Adolf Hopf uit Tambach
- Metz und Kuntzsch uit Tambach
In tal van correspondentiestukken met deze leveranciers zien
wij de moeilijkheden die een Nederlandse fabrikant had met
zijn Duitse toeleveranciers van onderdelen ten gevolge van de
importbeperkingen door de Eerste Wereldoorlog.

457

Priembüch.sen (1)., gunnni spitten en roeren, Spitzen~ Büchsen"

Metallabgüsse" Metallbüchsen" celluloid in stokken of platen,

Einstecher" Mutzehalter mit gleichem Rand ohne Hakkeln (2).,

Rohgwrorzi Büchsen mit Führung (3)., worden besteld, niet of ver-

traagd aangeleverd, opnieuw bij anderen besteld met nog spoed-

eisender karakter! De produktie viel immers bijna volledig

stil door gebrek aan onderdelen.

Hieronder een tweetal voorbeelden die e.e.a. verduidelijken.

Omdat het Duitse schrift praktisch onleesbaar is, is de tekst

uitgetypt.

Herrn Adolf Hopf

30 Nov. 5 (4) Metallwaren Manufaktur Tambach"

UHierdurch erlauben wir uns höfl. anzufragen ob Bie uns einfa-

che Metallabgüsse für Tonpfeifen Ziefern können und zu wel-
chem Preise.

Gleichzeitig bitten wir auch wn Preisangabe Ihrer Metallbüch-
sen mit Führung für Pfeifen No ?4 und No 89? mit Führung. Wir
bitten Bie noch uns die Lieferzeit mit angeben zu woZZen.
Ihrer w. Antwort gerne postwendend entgegensehend zeichnen wir

Hochachtungsvoll

Trumm-Bergmans

2 August 5 (5) Herren Metz und Kuntzsch

Benden Sie uns hitte recht bald zu:
20 Grs Büchsen No ?4 121 6 3/4 Führg à 1.45 M.

20 Grs Büchsen No 905 11~ m/m P 12 m/m lang

5 3/4 Führg à 1.30 M.
wie bereits mehr von Ihnen bezagen. _

Von dem angekündigten Preisaufschlag haben wir Vormerkung ge-
nommen. Wir bitten Sie uns den Empfang dieses Briefes bestäti-
gen zu wollen und uns gleichzeitig mitzuteilen wann Sie diese
Sendung abschicken können.
Ihren w. Nachrichten gerne entgegensehend zeichnen wir

Hochachtungsvoll

Trumm-Bergmans

Noten:

1 Blikjes voor pruimtabak
2 Foedraal voor kort pijpje met rondbodem zonder hieltje
3 Boring
4 Brief 200
5 Brief 148
Bronnen: Archief Trumrn-Bergmans

458

VAN PIJPEDOPPEN EN VUURVANGERS

door Ferrie Kompier

Brand moet de grootste angst en zorg van onze voorouders ziJn
geweest in een tijd, dat men vrijwel machteloos stond tegen-
over het verterend vuur, waarbij soms hele dorpen of halve
steden in de as werden gelegd. Kon men nog in de 17e eeuw
nauwelijks meer doen dan met ijzeren haken het stro van de da-
ken te trekken en met leren ennnertjes water op het vuur te
gooien, de uitvinding van de buigzame pijp door Jan van der
Heyden in 1672 kon toch niet voorkomen, dat bijna 300 jaar la-
ter in 1862 een stadje als Enschede voor een groot deel in de
as werd gelegd. Geen wonder dan ook, dat de overheid streng de
hand moest houden aan allerlei bepalingen tegen het gebruik
van vuur.

Zo ontkwam ook de pijproker niet aan keuren, die het roken op
allerlei plaatsen al dan niet uitdrukkelijk verboden dan toch
in ieder geval inperkten. Als voorbeeld noemen we Waddinxveen
(1) dat in 1722 in de as werd gelegd. Kennelijk was de mode

van het "taback rooken" er in 1768 zo ingeburgerd, dat de

schouten, kerk- en brandmeesters samen overlegden over de te

nemen maatregelen, aangezien " .•• het onvoorsigtig gebruik van
taback rooken meer en meer toeneemt en daardoor droevige onge-
lukken te dugten zijn." Er werd wat afgedelibereerd, voordat

men tot de conclusie kwam, dat een veiligheidsdop op de pijp

de _beste oplossing was: "In de brandschouwerij van de drie am-
bachten mag men niet rooken langs de wegen als met een dopje
op de pijp." En wat betreft de brandveiligheid in de werk-
plaatsen werd het volgende bepaald: "Raamakers, Molenaars,
Rietdekkers, Timmerluyden, Klorrrpmakers, draagers, metzelaars
of scheepmakers mogen geen pijp in de mond hebben, of er moet
een behoorlijk dopsel van koper of andere compositie op de ke-
tel van de pijp zitten." Ook de turfschippers en zelfs de boe-
ren vielen onder het verbod: "Niemand zal tu.rf Zaden, lossen,
varen of rijden, ook geen hooij of stoppele~, koeijen voeren
of misten, krullen of takkebossen versjou:wen met een pijp in
de mond." De brug over de Gouwe was van hout en dus verbran-
den. Daarom: "Niemand (wie hy sij) mocht op of aan de brugge
taback rocken."

Wie na zonsondergang betrapt werd met een pijp in de mond, kon
op een boete rekenen van 42 stuivers, een fors bedrag als men
weet, dat het dagloon van een baggeraar in die tijd zo'n 18
stuivers bedroeg. Wilde iemand met vuur over de weg gaan, dan
moest daartoe een besloten lantaarn gebruikt worden. Pas bij
het eerste ochtendkrieken mocht er weer - miteraard met dop -

459

Afb. 1 Afb. 2

460

'kalotje' 'bolhoed'
'pet'

'fez' 'kepie'

Afb. :3 Federdeckel klein -~ M 2230
Dz. M. 0.55 federd <·ckd klein
Pfeifendeckel
federdeckel gro/3 -~i· 1J.1 Dz. M. 0.55
Patentc1eckel klein Dz. M. 0.60
Dz. M. 0.55 ~-~~-

Patenldeckel groB ,=; ~ ~ -··
Dz. M. 0.55
N 23·~:
Afb. ?
f.'ederdeckel groB

Dz: M. 0.fi0

461

gerookt worden. Wie mocht denken, dat schout en rakkers toch
niet op alle plaatsen tegelijk hun functie konden uitoefenen,
zodat wie het met de bepalingen niet zo nauw nam toch wel dop-
loos kon roken, moest er rekening mee houden, dat de ene helft
van het dorp het recht had de andere helft te bekeuren.

Toezicht werd gehouden door "de schouten:, scheepenen:, ainbagts-
en landbewaarders:, secretarissen en boden:, werkbasen (op eigen
knegts zowel als die van andere basen van dezelfde fabriq):,
huisbasen (op hun huurders)."

Gelukkig verdwenen de boetes niet in de bodemloze schatkist
van de overheid, maar waren . ze bestemd voor de armen.
Nog in de vorige eeuw mocht men langs de straten van Broek "..

's avonds geene pijp en overdag niet dan met een dopje roo-
ken. " (2)

Of aan dit soort bepalingen nog in deze eeuw op straffe van
boete de hand gehouden moest worden, .is mij niet bekend. Dat
pijpedoppen voor de oorlog nog gebruikt werden, is wel zeker

(afb. 1), maar hierbij kunnen we eerder denken aan moeder de

vrouw die niet wilde hebben, dat manlief as op de grond of op
haar mooie tafelkleed morste.
Het maken van de gevlochten "dopsels" moet wel huisvlijt ge-
weest zijn, al mag niet uitgesloten worden, dat hier en daar
deze huisvlijt uitgroeide tot een kleinschalig bedrijf. We we-
ten dit uit een reisverslag van de Engelse Elisabeth Fry die
in 1840 een bezoek aan Amsterdam bracht en daarbij ook een ge-
vangenis, het Rasphuis op de Heiligeweg dat ia de hele wereld
bekend was, als attractie op haar programma had staan. Het
bleek, dat sommige gevangenen hun dagen doorbrachten met het
maken van pijpedoppen (3)

Behalve gevangenen hebben mogelijk ook brandweerlieden zich
vroeger bezig gehouden met het vlechten van pijpe(hoofd)dek-

sels, getuige de helm van afb. 2.

Wat de vorm van de meeste gevlochten pijpedoppen of vuurvan-
gers betreft, is het merkwaardig, dat waar het woord 'dop'
schertsenderwijs gebruikt werd voor een halfbol hoedje, de di-
verse pijpedoppen benoemd zouden kunnen worden met namen van

hoofddeksels. (Afb. 3) Behalve de al genoemde (brandweer)helm

kunnen we onderscheid maken tussen een 'kalotje', een 'pet',
een 'bolhoed', een 'kepie' en een 'fez'.
De materialen van de gevlochten pijpedoppen zijn zilver-, ko-

per-, ijzer- en verzinkt ijzerdraad. (Afb. 4)

In de vorige eeuw met de opkomst van de porseleinen pijpen en
later de houten pijpen komen uit Duitsland andere deksels, die
niet zoals de gevlochten modellen over de ketel geschoven wor-
den, maar met een ring gemonteerd worden op de rand van de ke-

462

Afb. 4 Afb. 5

463

Afb. 6 Afb. 8
464

tel (Afb. 5 en 6) .Patentdeksels daarentegen in de maten groot
en klein pasten altijd, evenals de klemdeksels die met een sa-
men te drukken veer aan de binnenkant van de ketel geklemd
werden (4) (Afb. ?) .
De materialen waaruit deze fabrieksdeksels gemaakt werd en zijn
alpaca of nieuwzilver, roodkoper, messing, vertind messing en
verchroomd of verkoperd blik. Ook komt een blikken deksel voor
met een messing knopje (A-fb . 6 reohtsonder) . Zilveren en moge-
lijk ook gouden pijpedeksels moeten produkten zijn geweest van
edelsmeden, die ze op bestelling maakten.
Ten slotte nog een foto van een klemdeksel (a-fb. 8) met het
oorspronkelijke firmalabel 'Adolph Hopf', een firma waarmee
Tr1.Ulllil-Bergmans in het eerste kwart van deze eeuw nog zaken
deed.

r Met dank aan Johan de Haan en Lodewijk van Duuren voor het
aandragen van gegevens, Jos Engelen voor de tekeningen van af-

beelding 3 en Fred Tymstra voor de gelegenheid die hij me gaf

de foto's te maken bij dit artikel van zijn verzameling pijpe-
doppen en vuurvangers.

Overigens wil ik erop wijzen, dat de benamingen van de ge-
vlochten deksels bij afb. 3 geheel en al voor mijn rekening

komen.

NOTEN

1 C. Neven, De kerkspuit van Waddinxveen, in De Hoeksteen,
tijdschrift voor Vaderlandse Kerkgeschiedenis.

2 Jacob van Lennep, Nederland in den goeden, ouden tijd.

Heruitgave 1942, W. de Haan, Utrecht, pag. 22.
3 J. M. Fuchs & W. J. Simons, Het zal je maar gezegd wezen,

buitenlanders over Nederland. Kruseman, Den Haag, 1977,
pag. 93.

4 Catalogus J. Schilz-MÜllenbach, HÖhr (1939)

MADE IN GOUDA\HOLLAND HOLL.ANOOCJTCHPIPfCO NN~

Reclamestrook van Goedewaagen uit de jaren 50 en 60

465

ROKERSRARITEITEN UIT AMERIKA

DE OPVOUWBARE PIJP.

Het onpraktische in de zak dragen van de piJp en het hierdoor
gemakkelijk breken heeft een firma in Los Angeles er toe ge-
bracht,een pijp in de handel te brengen,waarvan de steel op
2 plaatsen door scharnieren buigbaar is, zodat het mondstuk
bij het "opvouwen" op de kop komt te liggen.Deze scharnieren
kunnen worden losgeschroefd om het reinigen te vergemakkelij-
ken.

DE DUBBELLOOPPIJP.

Op een onlangs in Chicago gehouden tabakstentoonstelling werd
een pijp getoond met een dubbel roer.Het nut hiervan zou zijn,
dat de pijp volkomen droogrookt, daar het sap in de onderste
reservoirsteel vloeit. Het droogrooksysteem houdt de wereld
trouwens al jaren bezig. Een Deense uitvinder meent dit ge~
vonden te hebben door constructie van een klein kogelblok
onder in de pijp.

WATERDICHTE SIGARETTEN

Tijdens een persconferentie in Washington wierp de reclame-
chef van de General-Electric sigaretten in kokend water en
vroeg hij de aanwezigen hierna ze te roken. Ze bleken niet
eens nat te zijn,doordat zij doordrenkt waren met een nieuwe
chemische stof "silicones", die alles waterdicht maakt.
Deze "waterproof" sigaretten worden reeds door het Amerikaanse
leger gebruikt.

GOEDKOPE SIGARETTENDOOSJES.

Reynolds, de vulpenmagnaat,wiens vliegtuig "Bombshell" reeds
tweemaal in drie dagen recordtijd rond de aarde vloog, heeft
sigarettendoosjes van aluminium in het vooruitzicht gesteld,
goedkoper dan de huidige verpakking in zilverpapier, papier
en cellophaan. Baas boven baas, want de plastic-fabrieken
beloven nog goedkopere uit kunsthars.

EEN (AS)BAKJE LEUT.

Op een bord in een Des Moines cafe in de U.S.A. lezen we:
"Wilt u uw as en peukjes in uw kop en schotel werpen, laat
dit dan de dienster weten en zij zal U de koffie in de asbak
serveren. Of het helpt?

(uit de Tabaksdetaillist 1947)

466

DE MANCHETPIJPEN VAN KAROL ZACHAR

door Ron Mansfeld

Al zo'n twintig jaar verzamel ik pijpen, soms tot grote verba-
zing van mijn vrienden en kennissen. Ook mijn Hongaarse zaken-
vrienden zijn bekend met mijn hobby. Regelmatig bezoek ik Hon-
garije en Tsjecho-Slowakije.
Toen ik in 1990 de kerst met mijn relaties doorbracht in het
laatstgeno emde land, hadden ziJ voor miJ een ontmoeting geor -
ganiseerd met Peter Gresko, ober in het hotel waarin wij ver-
bleven.
Peter Gresko was de kleinzoon van Karol Zachar, oprichter/ei-
genaar van de gelijknamige pijpenfabriek in de Tsjechische
plaats Banská Stiavnica in het jaar 187 5 (afb . 1). Mijn vrien-
den hadden het contact met de kleinzoon geregeld, omdat hij
enkele pijpen bezat uit zijn grootvaders fabriek. Peter toonde
mij tijdens onze eerste ontmoeting 15 pijpen en ik was ver -
baasd over de kwaliteit van deze pijpen. Het waren manchetpij-
pen, aan de randen afgezet met metaal. De modellen waren wat
de vorm betreft 'biedermeier' en 'oriëntaal'.
Eenmaal weer thuisgekomen kon ik niet loskomen van die prach-
tige pijpen. Ik besloot om via de Hongaarse vrienden opnieuw
contact te zoeken met Peter Gresko, hetgeen ook lukte .
De tweede ontmoeting met Peter was in het najaar van 1991, dus
bijna een jaar later. Hij vertelde mij toen wat meer over de
werkzaamheden van zijn opa en over diens pijpen.

Zoals gezegd richtte Karol Zacher de fabriek op in 1875, waar
hij halfmachinaal- vervaardigde pijpen begon te produceren.
De produktie van de hoornen mondstukken die de manchetpijpen
sieren, was uitbesteed, evenals de vervaardiging van de von-
kenvangers en de houten stelen.
De zaken gingen goed en al spoedig had Karol Zacher een aantal
werknemers in dienst, wat hem de gelegenheid gaf om als han-
delsreiziger rond te trekken in Hongarije, Oostenrijk, Tsje-
cho-Slowakije en Duit sland. Maar de pijpen vonden niet uit-
sluitend hun weg naar deze landen, want volgens kleinzoon Pe-
ter werden de pijpen naar zo'n zestig landen geëxporteerd .
De werkelijk prachtige pijpen van rood- en zwartbakkende klei
werden geglaasd en er werden diverse modellen gemaakt (afb. 2

en 3) .

De fabriek van Karol Zacher produceerde ook een standaardpijp,
die geschikt was om er, wat wij nu logo's noemen, in te per-
sen. Dit geschiedde in opdracht van bijvoorbeeld jachtvereni-
gingen, de brandweer en andere verenigingen en fabrieken, die
hun beeldmerk of spr euk in de pijp wilden laten vereeuwigen .

467

Afb. 1

Afb. 4

468

Afb. 3

469

Uiteraard hadden alle pijpen het meesterteken: een burchttoren
met aan weerszijden een hagedis of een rat, rechtstaande op de
achterpoten (afb. 4). De betekenis van deze voorstelling was
Peter niet bekend en hij kon mij daar dus ook niets over ver-
tellen.
Op de zwarte pijpen werd het meesterteken vaak goudkleurig ge-
verfd. Behalve de zwarte en rode pijpen waren er ook rode mo-
dellen met zwarte vlekken. Ik dacht dat het misbaksels waren,
maar Peter vertelde mij, dat de vlekken er met opzet inge-
brand waren. Op de roodbakkende klei strooide men as, voordat
deze de oven in gingen. Die as vormde dan door het bakken de
vlekken.
Peter Gresko had nog rest-partijen uit de fabriek van zijn o-
pa. Zo'n partij mocht ik van hem overnemen. Peter wilde er ei-
genlijk geen afstand van doen, maar hij vertrouwde erop, dat
de pijpen bij mij in handen waren van een echte liefhebber.
Peter zelf was niet speciaal geïnteresseerd in pijpen, hoewel
hij er wel aan gehecht was, omdat ze van zijn opa waren.

Bij de collectie die ik overnam, zo'n zestig verschillende
pijpen, zaten stempels, tangen, maar ook Bwee mallen: een
tweedelige en een driedelige. Peter vertelde mij, dat hij met
deze mallen was teruggegaan naar de fabriek die de mallen des-
tijds geproduceerd hadden. Op zich al een wonder, dat deze fa-
briek nog bestond. Hij wilde dat de mallen zouden worden
schoongemaakt bij dit bedrijf en klopte daartoe aan bij de be-
drijfsleider. Toen deze de mallen zag, raakte de man verrukt
van het vakmanschap waarmee de mallen waren gemaakt. Tot zijn
spijt moest hij toegeven, dat dit soort ambachtelijk werk niet
meer door de fabriek kon worden geleverd; in de loop :der Jaren
was de kennis hiervoor verloren gegaan.

Karol Zacher was een perfectionist. Dat kon je zien aan zijn
eersteklas-kwaliteitspijpen, maar ook bijvoorbeeld aan ziJn
boekhouding. Zijn kleinzoon heeft nog de tot in de puntjes
verzorgde financiële weergave van het bedrijf.
Het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog luidde het einde in
van pijpenfabriek Zacher. Lang na de sluiting van de fabriek
vertelde Karol Zacher aan Peter, dat er een klant was in Cana-
da die nog steeds $2.50 verschuldigd was aan het bedrijf.
Karol was het bedrijf en het bedrijf was Karol.
Er is in Tsjecho-Slowakije nog veel van Zachers produktie be-
waard gebleven. Toch is er het een en ander verloren gegaan:
de laatste vijftien jaar zijn er veel studenten bij Peter
langs geweest om wat meer te weten te komen over Zacher en
ziJn pijpen. Wat aan hen is uitgeleend, is veelal niet meer

470

teruggekomen. Dat ik heel trots ben op deze collectie , zal
duidelijk zijn. Naast de pijpen zaten er bij de collectie ook
nog briefpapier en orderbonnen van het bedrijf. Peter Gresko
heeft mij toegezegd ook copieën te leveren van de boekhouding,
wat natuurlijk een prachtige aanvulling is op deze collectie.

LITERATUUR

- J. van der Meulen, J.P. Brinkerink en P. von Hout, Tabaks-
pijpennijverheid i n Gorinchem: een i nventarisatie van de

Jp.aiajpre. nmakers en hun produkten gedurende een periode van 200

De vierde monografie van de Pijpelogische Kring Nederland,
die ter gelegenheid van het IS-j arig bestaan wordt uitgege-
ven. Dit boek is rijkelijk voorzien van illustraties (circa
800) en volgt de ontwikkeling van de nijverheid op de voet.
Ook is een ruime plaats ingeruimd voor het wel en wee van de
afzonderlijke bazen. Een 'must' voor iedere verzame laar van-
wege de verspreiding van pijpen uit deze plaats.
ISBN 90-801138-1-6 (1992). Met index en literatuuropgave,
161 pag. Winkelprijs !28,50, voor abonnees van de PKN ! 22,50
(excl. !5,- verzendkosten), te bestellen bij de Pijpelogi-
sche Kring Nederland, Utrechtse Jaagpad 115, 231 4 AT Leiden,
door storting op gironr. 3823478 met vermelding 'Gorinchem'.

- D. H. Duco, De tabakspijp als Oranjepropaganda .

Deze 144 blz. tellende publikatie beoogt een inleiding te
zijn op de door de eeuwen heen gefabriceerde Oranj epij pen.
De objecten worden in een historische context geplaatst en
beschreven in het kunsthistorische vocabulaire. Voorzien van
veel afbeeldingen en register.
ISBN 90-70849-16-X (1992). Prijs !35,-, uitgegeven door de
Stichting Pijpenkabinet, Leiden.

- Knasterkopf, Mitteilungen fÜr Freunde irdener Pfeifen.
Deel 6, 1992. In dit blad van de Duitse kleipijponderzoekers
bijdragen van: B. Standke (Tonpfe ifenfunde in Freiberg),
R.J.J. Articus (Eine Pfeife mit Freimaurer s ymbo len) , E. Zim-
mermann/M. Kugler (Die Marken auf den Tonpfeifen der Fabrik
in Rostin), A. Eiynck (Tonpfeifenbäckerei in Aschendorf bei
Papenburg), P. Smiesing (Ein Pfeifenfund in Hamburg).

- Tropenmuseum, 500 Jaar Tabakscultuur, de r ijke geschi edenis
van het roken door Peter Bulthuis. Uitgave n.a.v. de ten-

toonstelling in het Tropenmuseum. In kleurendruk met korte
populaire teksten, 96 pag. Uitgegeven door BZZToH.
ISBN 90-6291-7801. Prijs !29,50.

471

- Te koop bij S.Paul Jung Jr.; P.O. Box 817; Bel Air, MD,

21014 ; USA: Kaldenberg & Son, Manufacturers of Genuine Meer-

schaum pipes, cigar holders, Amber Work etc . catalogue,1868.

Reprint van 16 pagina's, waarin 140 tekeningen. Prijs$ 10.

Illustrated Catalogue of smokers articles, walking canes and
misaellaneous goods, manufactured by the Novelty Rubbe Co.

New York 187 6. Deze r eprod uktie op fotocopie telt 78 pagi,.,_
na's met veel afbeeldingen. Prijs$ 10.

- Bij Antiquarian Tobacciana, 11505 Turnbridge Lane, Resten,
VA 22094, USA, zijn de volgende boeken te bestellen:

Deloffre, Pipes et pipiers de Saint- Omer. (1991). Dit boek

is gemaakt voor het museum Sandelin in Saint- Omer als geïl-
lustreerde gids voor de produktie van Dumeril-Leurs en bevat
72 pagina's. Prijs$ 26.

Peacy, Clay Tobacco Pipes in Gloucestershire. (1979) . Deze

79 pag. tellende monografie is voorzien van illustraties en
bevat een korte beschrijving van de belangrijkste pijpenma-
kers uit de regio. Prijs$ 5.

- La pipe en terre, quelle histoire ! door Christian Souris.

Het boek heeft 320 pag. en verscheen 15 november. Te bestel-
len bij Editions Quorum ISBN 2.930014.08.3. Prijs Bfr. 1498.

"De rolder" ,.."'.., ,... ,
van C. Jetses
.... ,.,,-,.
472

15e JAARGANG NR. 60 MAART, 1993

INHOUD 473

VAN DE REDACTIE 473

NIEUWE LITERATUUR 473

ORANJEPIJPEN IN GEWIJZIGDE VORM 474

MAASTRICHTSE PIJPENMAKERS UIT DE 17e, 18e EN 19e EEUW 481

OPROEP AAN DE LEZERS 492

PIJPENFABRICAGE IN SCHOENECK 493

MAASEIKSE PIJPEN IN STEVENSWEERT 497

ADVERTENTIES 500

VAN DE REDACTIE

- De volgende nummers van dit blad zullen steeds een maand la-
ter verschijnen dan u gewend bent en wel om organisatorische
redenen.
Het eerstvolgende PKN-nummer verschijnt per 1 juli a.s.

- Het abonnementsgeld hoeft nog steeds niet verhoogd te wor-
den.

- Dit is het laatste nunnner van de 15e jaargang, op zich al
een felicitatie waard. We hopen nog lang door te gaan, van-
zelfsprekend met de hulp van alle leden. Over de eerste tien
jaargangen was al een index verschenen, nu komt over de af-
gelopen vijf jaargangen per 1 juli een supplement over de
index uit, samengesteld door Hans van der Meulen, waarvoor
we hem zeer erkentelijk zijn.

NIEUWE LITERATUUR

- F. van Parijs, Les pipes en terre belges. Des images a fu-
mer. Pipe club de Liège, Ie Perron, 1992.
Te bestellen door Bfr. 235 over te maken op
giro CCP 062-1321910-50 t.n.v. Parijs, Pare de la Gotte 71,
4550 Nandrin, België.

- J. Lecluse, Pipes Amerindiennes/Afriquaines. Tome I,II,III
en IV.
Inlichtingen bij J. Lecluse, 9 Rue Dothee, 4020 Liège,België

473

ORANJEPIJPEN IN GEWIJZIGDE VORM

door Kees Faas
Pijpenmakers uit de 2e helft van de 18e eeuw wijzigden soms
het aanzicht van een Oranjepijp zodanig, dat er een andere
voorstelling te voorschijn kwam of juist verdween.
Daartoe maakten zij een nieuw ontwerp in een nieuwe piJpvorm
of verbouwden zij ingrijpend een oude pijpvorm. In dat laatste
geval mag een chronologische verschijningsconclusie worden ge-
trokken.

Afbeelding 1 links~ voor~ rechts~ achter

Beide 46 mm hoge Goudse pijpekoppen hebben een soort narrenkap
gemeen op hun voorzijde. Zelfs de fraai gecalligrafeerde ver-
gelijkbare letters Ven P bevinden zich op gelijke hoogte aan
weerszijden van deze nar. Verder bevat de rechter pijpekop het

hielmerk de gekroonde L, maar verder geen versiering. Toch

wordt de verwantschap met een Oranjepijp aantoonbaar door de
voorstelling op de linker pijpekop. Medaillons kwamen in de 2e
helft van de 18e eeuw in de mode.
Op de linkerzijde wordt Willem V (1748- 1806) afgebeeld met
ziJn cornmandostaf gevat in een medaillon.

Afb. 1 voor
474

Afb. 1 links
Afb. 1 rechts

475

Afb. 1 achter Rechts staat Wilhelmina van Pruisen
(1751-1820) met een bloem. Eronder,
dus ook onder de nar, staat VIVAT
ORANIE. Aan de achterzijde voltooit
de gekroonde Leeuw in de Hollandse

Tuin deze pijpekop.

Behalve de letters Ven P bestaan
er andere 'mogelijke' initialen op
diverse pijpekoppen die van een
dergelijke narrenkap voorzien zijn.

( 1)

Wellicht stelt de nar een hofnar
voor. Veelbetekenend lijkt echter
zijn op Willem V gerichte blik, wat
een aanw1Jz1ng is voor het genre
karikatuurpijpen. Willem V werd in
vlugschriften uit de Patriottentijd

(1780-1787) wel 'Het Geldersch
Zwijn' genoemd. De linker pijp ver-
toont het zwijn als hielmerk. Een

soortgelijke karikatuur waarin an-
ti-Oranjegevoelens jegens Willem V
hun uiting vonden, staat afgebeeld
op een speculaasplank onder de ti-
tel 'Prins Willem'.

(2)

Afbeelding 2 links~ voor~ rechts

Dat de linker- en rechterzijde van beide pijpekoppen een hoge
mate van gelijkenis vertonen, terwijl de rechter pijp met de
letters OYE:I: op de tafelrand gesigneerd werd door de Goudse
vorrnrnaker Johannes van Oyen (1722-1781) (3), maakt het aanne-
melijk, dat deze meester-z ilversmid ook de vorm voor de linker
pijp heeft vervaardigd. Deze linker pijpekop (hoogte 52 nnn)
stelt een Oranjepijp voor, blijkens de bovenliggende tekst
D' IONGE VO EN VORSTIN en het gekroonde prinselijk wapen op de
voorzijde.

Willem V rookt op de linker pijpekop met het hielmerk wapen
van Gouda een pijp dwars door de tekst HONI SOIT QUI MAL Y
PENSE.

De heer op de rechter pijpekop (hoogte 50 mm) met het hielmerk

de gekroonde hoed rookt op dezelfde wijze een pij p, die op een

tafelblad eindigt. Een interessant detail is echter, dat juist
deze laatste heer rechts op zijn borst een ridderorde draagt,

4 76

Afb. 2 Z,inks

Afb. 2 voor

477

Afb. 2 rechts

waarmee Willem IV en Willem V dikwijls worden afgebeeld. Alsof
de vervaardiger hiermee wil aangeven, dat met de rechterpijp
toch een Oranjepijp bedoeld werd.
Aan de dames valt zo'n teken, bijv. een kroontje, niet af te
lezen, zij heffen beide op identieke wijze het glas. Een voor-
zijde met als tekst DE GOEDE VRINTSCHAP (4) op de rechterpijp,
gevoegd bij een neutrale rokersscene i.p.v. het prinselijk wa-
pen, bevorderde uiteraard ook de verkoop aan minder Oranjege-
zinde rokers.

Afbeelding 3 links~ voor~ rechts~ achter

HOLLANDSE WAAPENS luidt de tekst rond het wapenschild met die
van 'De Leeuw in de Hollandse Tuin', 'Gouda', 'Amsterdam' en
'Rotterdam' op de voorzijde van deze 47 mm hoge pijpekop met

als hielmerk de gekroonde TD.
D.H. Duco vermeldt op blz. 31 in zijn boek De Taba%spijp als
Oranjepropaganda de vervanging van een wapenschildje om een 0-
ranjepijp opnieuw te actualiseren. Ook de pijpekop van afb. 3

was van origine een Oranjepijp, getooid met het stadhouderlijk
wapen aan de voorzijde met eromheen de tekst HONI SOIT QUI MAL
Y PENSE, waaronder nog VIVAT ORANIE te lezen viel.

478

Afb. 3 boven: links~ voor; onder: rechts~ achter

479

Als oorspronkelijke Oranjepijp staat deze pijpekop afgebeeld

in het boekje Kleipijpen door Peter Ritmeester, uitgave Post-

bank, op blz. 8 onderste rij, links. Daar zijkanten en achter-
zijde van bovengenoemde Oranjepijp ongewijzigd bleven, staan
er thans aanziende en bovendien gekroonde leeuwen als schild-
houders op een kop met HOLLANDSE WAAPENS. Behalve de kroon
werd namelijk de gehele voorzijde van de Oranjepijpvorm danig
gewijzigd. Vandaar het ongewoon diepe reliëf op de merkwaardig
bolle voorzijde.
VIVAT ORANIE streepte de vormveranderaar zo slordig weg, dat
dit motto nog leesbaar bleef. -Naar de originele kroon aan de
bovenzijde toe neemt de diepte van het reliëf af, ook op de
tekstband.
Omdat HONI SOIT QUI MAL Y PENSE meer letters telt dan HOLLAND-
SE WAAPENS, bracht de vormveranderaar voor HOLLANDSE een bloem
aan op de tekstband. Onder deze bloem is de letter H van HONI
nog zichtbaar. Idem achter WAAPENS gaat - eveneens onder een
bloem - de letter E schuil.

Op blz. 60 van het boek De Tabakspijpennijverheid in Gorinchem

(5) lezen we, dat deze onmiskenbare Goudse pijp in Gorinchem
gemaakt zou kunnen zijn, alwaar hij ongerookt enige malen werd
gevonden. De pijpekop is afgebeeld op plaat 12 onder nr. 10.
Vervorming in Gorinchem lijkt zeer wel mogelijk, gezien het
maskeren van letters onder kroontjes, lelies e.d. ter plaatse
bij vormovername, waarvan voornoemd boek enige voorbeelden
geeft.

Ook in het geval van afb. 3 trachtte de vormveranderaar enkele

letters te 'verbloemen'. Tevens draagt het vrij slordig wegve-
gen van de tekst VIVAT ORANIE bij tot deze mogelijkheid.

NOTEN

1 J. v.d. Meulen, Het Goudse pijpmakersgeslacht Verzijl,
PKN nr. 15, pag. 62.

2 J. J. Schilstra, Prenten in hout, afb. 353.

3 Nora Schadee, De familie Van Oyen en verwanten,tentoonstel-
lingscatalogus Gouds Zilver 1980, pag. 4.

4 D.H. Duco, De Nederlandse kleipijp, foto's 36 a en b.

5 J. v.d. Meulen, J.P. Brinkerink en P. von Hout, De Tabaks-
pijpennijverheid in Gorinchem: een inventarisatie van de
pijpenmakers en hun produkten gedurende een periode van 200
Jaar.

480

MAASTRICHTSE PIJPENMAKERS UIT DE 17e, 18e EN 19e EEUW

door Thomas Baas

Inleiding

Tot voor kort was er over de fabricage van kleipijpen in Maas-
tricht weinig bekend. Een half jaar archiefonderzoek heeft
hierin echter de nodige verandering gebracht. Hetgeen nu volgt
is niet hèt verhaal over Maastrichtse pijpenmakers, maar niet
meer dan de weergave van de voorlopige stand van zaken.

De 17e eeuw

Evenals in vele andere Nederlandse steden waren het ook in
Maastricht soldaten van voornamelijk Engelse origine die de
fabricage van kleipijpen introduceerden. In het nabij Maas-
tricht gelegen Luik was in de 20er jaren van de 17e eeuw al

sprake van kleipijpenfabricage door o.a. Thomas Candis, Robert
Harrones en Robert Swynborne , namen die duidelijk een Engelse

afkomst verraden.
Thomas Candis was behalve pijpenmaker ook handelaar in tabak

en pijpaarde. In 1641 neemt Candis ene Aymond aan als leerling
pijpenmaker. De Luikse pijpenmakers Joris van Ouverdinck en
Noel Bariton nemen in respectievelijk 1639 en 1659 leerlingen

in dienst.
De oudste vermelding van een Maastrichtse pijpenmaker dateert
uit 1634. Uit dat jaar kennen we een contract waarin de piJ-

penmaker en soldaat Derijck Hendrijcx zich verplicht om gedu-

rende vier achtereenvolgende jaren pijpen te maken voor de
koopman Claes Henningh, die Derijck elk jaar 100 karrevrachten

pijpaarde levert om mooie toeba,xpijpen van te maken.

Vanaf 1650 komen we in Maastrichtse archieven met grote regel-

maat pijpenmakers tegen. Zo vinden we in 1652 Joris Brocke en
Joseph Robertson, die na aanvankelijk soldaat te zijn geweest

allebei het pijpenmakersvak gaan uitoefenen.
In de 50er jaren van de 17e eeuw komen we voor het eerst een

telg van het beroemde pijpenmakersgeslacht Granbrou tegen. In
In 1657 neemt mr. pijpenmaker Thomas Granbrou als leerjongen
Joannes Clercx aan. Hoewel we Thomas Granbrou uit diverse ar-

chiefbronnen kennen, is dit het enige waarin hij meester pij-
penmaker wordt genoemd.
Een zoon van Thomas, eveneens Thomas genaamd, wordt ook pij -

penmaker . In 1677 neemt hij Jan Gielissen als leerling aan.
Ui t een verklaring, i n 1721 door Thomas Granbrou jr. afgelegd
ten overstaan van notaris Corstius, blijkt dat Benedict Cremer

van 1709 tot 1721 bij Thomas heeft gewerkt . Gedurende deze pe-

481

riode, zo verklaart Granbrou, heeft Benedict bij hem het vak

geleerd. In feite is deze verklaring een getuigschrift t.b.v.
Benedict.

Een broer van hem, Daniel Cremer, was gehuwd met Maria Gran-

brou, een dochter van Thomas Granbrou jr. Dat de Granbrou's

als het ware een familiebedrijfje vormden, blijkt uit een in
1704 afgelegde verklaring van Magdalene Kempeners, de vrouw

van Matthijs Granbrou. Van 1688 tot 1697 hebben Matthijs en

Magdalena in het kwartier van de Landtscroon gewoond. Tussen

twee huizen was een gangetje, waarin Magdalena de cluijten
liet treden. Voor deze bezigheid had ze toestemming nodig, die

ze niet altijd kreeg. In dat geval werden de kluiten in haar

kelder gekneed. Het mag duidelijk zijn: met cluijten treden

wordt m.i. niets anders bedoeld dan het kneden van de pijpaar-
de.

~homas Granbrou en Dionijs Michiels kunnen we zo'n beetje be-

schouwen als de 'stamvaders' van de Maastrichtse kleipijpenfa-
bricage. In . 1674 worden zij ingeschreven in het burgerboek van
de stad Maastricht en treden zij eveneens toe tot het cremers-
ambacht. Het cremersambacht is een beetje te vergelijken met
onze huidige Kamer van Koophandel. Iedereen die handelswaar
wilde verkopen, moest lid zijn van het cremersgilde.

I n 1668 koopt Dionijs Michiels een pand in de Mariastraat met

Je· toepasselijke naam DE GROETE TOEBAXPIJPE. Tussen de fami-

lies Granbrou en Michiels bestaan nauwe banden. Dionijs huwde
met Maria Stevens, de weduwe van Thomas Granbrou. Hierdoor

werden Thomas, Steven en Matthijs Granbrou zijn stiefzoons.

De familie Granbrou is ongetwijfeld van Engelse origine. De

oudste schrijfwijze van de naam is Grandborowe. In het graaf-
schap Kent ligt een stadje met dezelfde naam. Dit graafschap
telde vroeger t ,alloze pijpenmakerijen. Steven Granbrou keerde
omstreeks 1700 terug naar Engeland.
Zowel Steven als Thomas hebben het pijpenmakersvak uitgeoe+
fend. Dat deze nering geen vetpot was, blijkt duidelijk uit
het testament, dat Dionijs en Maria in 1686 laten opmaken. 1n
dit document heet het, dat zij hun huidige welstand hebben be-

reikt "..• met haeren sueren arbeijdt ende int sweet des aen-
schijns." Ook blijken Matthijs, Steven en Thomas, de kinderen

uit haar eerste huwelijk met Thomas Granbrou, nu niet bepaald
in rooskleurige omstandigheden te l even, getuige de volgende

zinsnede uit het testament: "... ende dat zij de testatrice
(i.c. Maria Stevens) noch gemelte haere voorkinderen van hae-
ren ma:a ende vader zal(iger) anders niet geerfd hebben als de
thien gebooden voor een testament~ ende dat bovendien deselve
voorkinderen meermalen in hunnen overvallende noodt tot subsi-

482

-~" "~ C)

.. ... ê3

W ½=... ~

h, ~

;:;., ~
~
b A~ Y Cl)

~
1, c5

t6

~

483

die van haer ambacht ende pi jpenmaeken soo in gelt als ander-
sints hebben moeten assisteren." Het citaat spreekt voor zich .

Zowel Dionijs als Steven hebben leerjongens opgeleid tot pij-

penmaker. In 1692 verklaart Ni colaas Marloye uit het plaatsje

Terlon, dat hij de afgelopen drie maanden ononderbroken bij
Steven heeft gewerkt en gedurende deze periode de stad niet
heeft verlaten noch dienst heeft genomen in het leger.

De inhoud van de acte is op het eerste gezicht ietwat merk-

waardig. Als we echter bedenken, dat een leerjongen gedurende
een aaneengesloten periode van 2 à 3 jaar het vak moest leren,

wordt de acte wat begrijpelijker. Voldeed je niet aan deze
voorwaarde, dan kon men je vakbekwaamheid in twijfel trekken .
De acte is blijkbaar opgemaakt om eventuele twijfels hierover

weg te nemen. Nicolaas Marloye is in 17 10 pijpenmaker in de
buurt van het Noordfranse plaatsje Mézieres.

Dionijs Michiels neemt in 1681 Jan Cauwen en Jan Jans aan als
leerling pijpenmakers. Claes Janssen gaat in 1686 bij hem in

de leer. De leertijd bedraagt twee jaar. Het weekloon bedraagt

drie schellingen in het eerste en twee gulden in het tweede
Jaar.

Naast de Granbrou's en Dionijs Michiels zijn er nog tal van

andere pijpenmakers, die in de 17e eeuw in Maastricht hebben

gewerkt. Naast de al genoemde Joris Brocke en Joseph Robertson
kennen we Robert Prescott, Arnold Delleur, Aert Janssen, Phi-
lip Lovini, Jan Claessens, Fredrick Olthoff, Cornelis de La-
verne, Jan Peters en Adriaan Mourlion. Gerrit Mourlion, een

zoon van Adriaan vinden we van 1686 tot 1701 als pijpenbakker
in Gouda.

De onderlinge verhoudingen zijn niet altijd even rooskleurig
geweest. Vier pijpenmakers sluiten in 1663 een overeenkomst om
aan alle geruzie en onenigheid een eind te maken. Het viertal
maakt prijsafspraken over vier soorten pijpen, nl.:

- geglaasde pijpen 24 stuiver per dozijn

- gemene pijpen 18 stuiver per &Jzijn

- slechtste pijpen 12 stuiver per dozijn

- stukke pijpen 6 st~iver per dozijn

Bovendien bevat de overeenkomst een boetebeding. Indien een

van het viertal handelt in strijd met de gemaakte afspraken,
moet hij !25,- betalen aan de wezen of armen van de stad en
!25,- t.b.v. de overige comparanten. De overeenkomst wordt on-

dertekend door Dionijs Michiels, Joris Brocke, Cornelis de La-
verne en Adriaan Mourlion.

Dat de geschillen over prijzen niet helemaal voorbij waren,

484

blijkt uit een ruzie tussen Jan Peters en Philip Lovini.
In 1669 beschuldigt Lovini Jan Peters ervan, dat hij onder de
prijs werkt, waardoor Lovini geen afzet meer vindt voor zijn
produkten. De emoties lopen zo hoog op, dat Jan Peters Lovini
te lijf gaat met - hoe kan het ook anders - een pijpevorm.

De 18e eeuw

In de 18e eeuw ziJn het leden van de families Claessens, Gran-
brou, Scheer, Regout en Nierstrasz, die als pijpenmakers in

Maastricht werkzaam zijn.

Leden van de familie Claessens hebben tussen ca. 1690 en 1780
pijpen gemaakt. Hendrik, Theodoor Willem en Gerard Claessens

komen we in deze periode tegen als pijpenmakers. Pijpenmaker

Jan Claessens die in 1698 een huis genaamd DE DYCKE PIJPE in

de Sint-Antoniusstraat huurt, was waarschijnlijk hun vader.

De familie Claessens woonde later in de Boschstraat. Als Theo-
door Willem in 1753 overlijdt, zet zijn broer Hendrik de pij-

penmakerij voort.

Magdalena Claessens, een dochter van Hendrik, trouwt in 1777
met de uit het Duitse Burtscheid afkomstige Johan Leonard
Nierstrasz , die het pijpenmakersvak geleerd heeft op het be-

drijf van zijn schoonvader. Het is echter niet bekend hoelang
hij het bedrijf heeft voortgezet.

Hendrik Scheer , een buurman van de familie Claessens, heeft e-

veneens als pijpenmaker gewerkt. Vreemd genoeg wordt hij op de
op hem betrekking hebbende archivalia slechts één keer genoemd
als pijpenmaker. Dat Hendrik Scheer een tamelijk onbeduidende
pijpenmaker moet zijn geweest, blijkt uit een verklaring van
Magdalena Claessens uit 1772 t.b.v. Maria Elisabeth Scheer,

een dochter van Hendrik. Het document zegt o.m.: "Dat voor het
overige Maria Elisabeth Scheer met haar broeders en susters
van seer geringe en schaameZe ouders sijn voor(t)komende, welk
gelijk voorseijd, allernaast der comparante wijlen ouders
huijs gewoonten zig eenigermaate voor sooveeZ sij konden qua-
si met pijpenbakken erneert hebben welke nochtans voor het
grootste gedeelte bij wijlen der comparante vader Hendrick
CZaessen gekogt wierden, bij welken zij (bedoeld wordt de fam.
Scheer) ook dikwerf geld ter Zeen voorgekeert ontfangen heb-
ben, zonder dat deeze ouders oyt of oyt tenminste met haer
comp. weten voor het minste binnen deese stad of elders ge-
goedt of gevest sijn geweest."
Over de pijpenmakers van het geslacht Regout is slechts weinig
bekend. Volgens de auteur van het GEDENKBOEK SPHINX is ene Ca-
rolus Regout halverwege de 17e eeuw als pijpenmaker werkzaam

geweest.

485

Petrus Carolus Regout~de derde zoon van voornoemde Carolus Re-
gout, huurt in 1734 twee huizen in de Boschstraat. Het huur-
contract werd in 17 53 vernieuwd. In de acte wordt hij "de eer-
same Petrus Regout~ borger ende mr. pijpenmaker" genoemd.

Twee schetsen van een pijpenoven uit het einde van de 18e eeuw
zijn tot op heden de enige afbeeldingen van een Maastrichtse
pijpenoven. De schetsen werden gemaakt door Matthias Soiron in

opdracht van Petrus Henricus Regout. Op de schetsen staat, dat

de oven voor Regout is gebouwd. Jannner genoeg staat er niet
bij waar dit is gebeurd.
In 1770 heeft Regout geprobeerd om zijn pijpenfabriek naar
Luik te verplaatsen. Op zijn request aan de prins-bisschop,
waarin hij vraagt om gedurende tien achtereenvolgende jaren
een pijpenfabriek in Luik te mogen vestigen, wordt welwillend
gereageerd. Regout krijgt toestemming, maar zijn voornemens
zijn nooit uitgevoerd om de simpele reden, dat de heren Lefev-
re en Boussemart hem een slag voor waren.

De 19e eeuw

Omdat het archiefonderzoek zich tot nu toe voornamelijk op de
17e en 18e eeuw heeft toegespitst, kennen we uit de 19e eeuw
slechts een klein aantal pijpenmakers.

In . 1839 richt A. Schrijnemakers een verzoek tot het college
van Ben W van Maastricht om in zijn huis "een oven tot het
bakken van aarden pijpen" te mogen installeren. Dit verzoek

wordt ingewilligd.
Twee jaar later klagen de gezusters Nijpels bij de gemeente o-
ver het ongerief, dat zij van de belendende pijpenbakkerij van
dhr. Schrijnemakers ondervinden. Tot op heden zijn dit de
schaarse gegevens over de pijpenmaker en -bakker Schrijnema-
kers.

In 1845 vestigt zich een lid van het beroemde pijpenmakersge-

slacht Knoedgen in Maastricht. Jan Knoedgen werkt van 1845 tot

1853 in Maastricht. Hij merkte zijn pijpen met de initialen

JK en de vijfpuntige ster, het stadswapen van Maastricht. In

1853 vertrekken de Knoedgens naar het Belgische plaatsje Bree.

De pijpenmakers Johannes en Johannes Lodewijk Dehue hebben on-

geveer gelijktijdig met de Knoedgens pijpen geproduceerd.

Johannes richt in 1845 een verzoek tot de gouverneur van Lim-

burg om achter zijn huis in de Capucijnenstraat nr. 1080 een
oven te mogen plaatsen tot het bakken van aarden pijpen. Na
een onderzoek door de stadsbouwmeester naar eventuele overlast
verlenen Gedeputeerde Staten toestennning aan Dehue om onder
bepaalde voorwaarden een pijpenbakkerij op te richten. Op 13
juni 1845 werd de toestennning verleend, maar op 4 augustus van

486

hetzelfde jaar moet Jo hannes Dehue het werk in z1.Jn fabriek

stilleggen, omdat de bepalingen t.a.v. brandgevaar onvoldoende

werden nageleefd. Dehue voerde als hielmerk de initialen JD
met een vijfpuntige ster.Na 1860 wordt Johannes Lodewijk Dehue

nergens meer als pijpenmaker vermeld.

In 1850 komen we een lid van de beroemde familie Wingender te-
gen in Maastricht. Het bevolkingsregister vermeldt, dat Pieter
Wingenter en zijn vrouw op 8 april 1850 naar het Belgische

Bree zijn vertrokken. Hoelang Wingender in Maastricht heeft
gewoond en of hij er ook gewerkt heeft, is nog onbekend.

Leden van de familie Steinebach waren voorlopig de laatste

pijpenmakers in Maastricht. Vanuit het Belgische Jemeppe komt

Pieter Jan Steinebach in 1858 naar Maastricht om een jaar la-

ter samen met de Knoedgens naar Bree te vertrekken.

Pierre Jean vertrekt in 1860 naar Heer, een plaats in de Bel-
gische provincie Namen. Het bedrijf wordt voortgezet door Ca-
rolus Henricus en Pieter Lodewijk Steinebach.

Het is nog zeer de vraag, of de Steinebachs tussen 1858 en
1879 continu pijpen hebben gemaakt. In de gemeenteverslagen o-
ver deze jaren wordt hun aardenpijpenfabriek niet elk jaar

vermeld. In 1880 richten Carolus Henricus en Pieter Lodewijk

een aardenpijpenfabriek op. De vestiging van deze nieuwe fa-
briek is eveneens een reden om te twijfelen aan een continue
produktie tussen 1858 en 1879.

Pieter Lodewijk Steinebach neemt de zaak in 1885 over. Hij

adverteerde regelmatig in de Limburger Koerier, een dagblad
dat in een groot deel van de provincie Limburg werd gelezen.
De advertenties geven een goede indruk van het door hem ge-
voerde as sortiment. Van de pijpen genoemd in de advertenties
wordt slechts een soort als 'Maastrichts fabrikaat' aangeduid,
wat ongetwijfeld betekent, dat deze in eigen fabriek werd ge-
maakt. De advertenties maken eveneens duidelijk, dat men niet
meer kon leven van de verkoop van pijpen alleen.
Naast pijpen verkocht Steinebach immers ook allerhande r ookac-
cessoires. Hoewel hij de enige pijpenmaker was in Maastricht
en wijde omgeving kon er ab soluut geen sprake zijn van een mo-

nopoliepositie. In 1892, als Pieter Louis Steinebach zijn pij-

penfabriek sluit, komt er voorlopig een einde aan ruim drie
eeuwen pijpenfabricage in Maastricht.

Nadere bijzonderheden

Veel pijpenmakers woonden in het zg. Boschstraatkwartier, een

wijk aan de noordkant van de stad. Pij penmaker s-:ai:s Regout
3

Claessens3 Scheer3 Nierstrasz en Steinebach woonden hier in

resp. de 17e, 18e en 19e eeuw. Anderen woonden verspreid over

487

de stad in o.a. de Wolfstraat, Brusselsestraat en Hoogebrug-
straat.

Pijpaarde

In België komt pijpaarde voor rond de plaatsen Andenne, Namen
en Huy. In Duitsland wordt deze delfstof o.a. aangetroffen in
het Westerwald. Geologisch gezien is het mogelijk om in de om-
geving van Maastrihht pijpaarde te vinden. Een artikel uit de
30er jaren beweert zelfs, dat de Maastrichtse pijpenbakkers
hun pijpaarde in de nabijheid van de stad dolven. Jammer ge-
noeg vermeldt de auteur geen bron, zodat deze bewering voorlo-
pig naar het rijk der fabelen moet worden verwezen.
Met vrachtschepen werd de pijpaarde via de Maas vervoerd.
Schepen die van Maastricht naar Luik en vice versa voeren,
moesten de tol te Eijsden passeren. Overigens moeten we wel
bedenken, dat van alle pijpaarde, die de tol te Eijsden pas-
seerde, slechts een deel in Maastricht terechtkwam.
Uit de 17e eeuw zijn een aantal verklaringen van pijpenmakers
over pijpaarde, waaruit blijkt, dat zij deze kochten van o.a.
de abdis van Andenne en Jeroen Bodart uit dezelfde plaats.

Zo verklaart Dionijs Michiels in 1687, dat hij al ruim dertig

jaar zijn pijpaarde van de abdis van Andenne koopt. Willem
Bouillion en zijn zoon Marten verklaren in 1696, dat zij gedu-
rende zestien jaar hun pijpaarde zowel bij de reeds genoemde
abdis als bij Jeroen Bodart hebben gekocht.
De pijpenmakers op hun beurt verkochten af en toe pijpaarde
aan geelgieters, die hiervan mallen maakten voor crucifixen en
dergelijke.

Ovens

Sommige pijpenmakers lieten hun p1Jpen bij pottenbakkers bak-
ken. Pijpenmakers met een grote produktie beschikten vaak over

eigen ovens. Naast de al genoemde ovens van Regout en Schrij-
nemake-.ras kennen we uit de 17e eèuw nog twee vermeldingen over

ovens. Als Aert Janssen in 1682 een huis huurt ..in :.de Bosch-
straat, mag hij daarin op eigen kosten een pijpenoven bouwen,
mits hij deze afbreekt als hij de huur opzegt. Steven Granbroe
verhuurt in 1675 zijn huis in de Mariastraat aan Willem Loets.
Deze verlangt, dat de oven wordt afgebroken .. De schouw en de
schoorsteenmantel moeten weer worden hersteld. De schouw was
zeer waarschijnlijk door Steven Granbroe omgebouwd tot oven.

Inventaris

In 1722 wordt op verzoek van Thomas Granbrou de Oude een in-

ventaris opgemaakt van de roerende goederen welke zich bevin-

488

den ten huize van Th,omas Granbro de Jonge .

Per vertrek wordt een opsomming gegeven van de zich daarin be-
vindende spullen. Zo bevinden zich

- in het bakhuis: . een s tenen bak

. een oude aard kuip
. een klapbank

38 pijpeplanken

- in het beneden werkhuis: een oude aard kuip
. een oude werkbank
. 3 oude planken

- in het bovenste werkhuis: een werkbank
• een ijzeren kachel

• 1? werkplanken
? ongemonteerde schroeven
6 pijpeschroeven

? koperen pijpevormen
. 16 kleine t rirrrplanken

- op de zolder achter het werkhuis:
13 koperen pijpevormen

Tot nu toe is dit de enige mij bekende inventar is van een

Maastrichtse pijpenmakerij.

De inventaris geeft een indicatie van de grootte van het be-
drijf. Er worden twintig koperen vormen en zes pijpeschroeven
genoemd. Zes kasters konden dus gelijktijdig pijpen maken. In
de inventaris is sprake van zeven ongemonteerde schroeven.
Hiermee worden zeer waarschijnlijk pijpeschroeven bedoeld, wat
het totale aantal op dertien brengt. Dat er geen oven wordt
vermeld, hoeft ons niet te verbazen, omdat de inventaris al-
leen roerende goederen beschrijft.

Staatkundige situatie

De Staatkundige situatie in Maastricht zor gde nogal eens voor
wrijvingen. Maastricht was tweeherig: de prins-bisschop van
Luik en de hertog van Brabant en later diens rechtsopvolgers
deelden er de macht. Dit verklaart de spreuk: Een heer is geen
heer; twee heren is een heer.
Ook in de rechtspraak kwam deze tweeherigheid tot uitdrukking :

er bestond zowel een Luiks als een Brabants r echt scollege.
In 1740 was er weer eens onenigheid gerezen tussen de prins-

bisschop van Luik en Brabant. Dit leidde ertoe, dat de prins-
bisschop pijpaard e tot contrabande verklaarde. De p ijpaarde
mocht de tollen te Namen en Huy niet passeren, waardoor de

489

Maastrichtse pijpenbakkers verstoken bleven van de aanvoer van
deze voor hun bedrijf onontbeerlijke grondstof. Het stadsbe-
stuur wordt dan ook verzocht om te bewerkstelligen, dat de
pijpaarde als vanouds weer vrijelijk over het territoir van de
prins-bisschop mag worden vervoerd. In hun verzoek aan het
stadsbestuur wijzen de pijpenbakkers er nadrukkelijk op, dat
door het verbod op uitvoer van pijpaarde de werkgelegenheid
voor ongeveer 200 mensen op de tocht komt te staan.
Ook ten aanzien van de invoerrechten ontstonden er af en toe

problemen. Dit ondervond Petrus Regout, die in 1742 bij het

comptoir van Baeleh werd aangehouden. Op zijn kar vervoert hij
12 korven pijpen waarover hij invoerrechten moet betalen. Bae-
len ligt op Luiks grondgebied en omdat de cormniezen van mening
zijn, dat Regout een Brabander is, moe t hij onuanks protesten
zijnerzijds toch invoerrechten betalen. Het zal niet de laat-
ste keer zijn, dat het heffen van invoerrechten nadelig uit-
pakt voor de Maastrichtse pijpenbakkers.
In 1752 beklagen de pijpenbakkers zich schriftelijk bij het
stadsbestuur . Ondertekenaars van het request zijn de gebroe-

ders Claessens en de weduwe Scheer. In het request schetsen

ziJ een beeld van hun negotie, dat ik de lezer niet wil ont-
houden:
Voor en na het beleg van Maastricht in 1748, zo zeggen ziJ,
~as de pijpenfabricage een florerende bedrijfstak. De zeven
meesters hadden ruim honderd arbeidslieden en knecht,en in

dienst. Maastrichtse pijpen werden uitgevoerd naar Holland,
Duitsland, Brabant en vonden gretig aftrek in de wijde omge-
ving. De vraag was zo groot, dat zij er niet eens aan konden
voldoen. Plotseling kwam de klad in de afzet, omdat steden
waar eveneens pijpenmakers woonden, invoerrechten gingen hef-
fen op "vreemde pijpen". In Brabant moet voor ieder gros
"vreemde pijpen" 13 stuivers, in Gouda 8 stuivers en in Has-
selt voor elke korf een schelling worden betaald. Ook de stad
Luik heft een invoerrecht op pijpen.
De pijpen die vanuit Holland, Brabant en Duitsland in Maas-
tricht op de markt komen, worden echter niet belast. Deze pij-

pen worden zelfs met "gehele karren binnen de stad gebracht en
verkocht. "

De situatie is zo s l echt geworden, dat vier meesters met hun
knechten naar Brabant zijn vertrokken om daar een nieuw be-
staan op te bouwen. Vooral de Duitse pijpen zijn een grote
concurrent voor de Maastrichtse produkten. De Duitse pijpenma-
ker s hebben de pijpaarde maar voor het opscheppen en bovendien
is het stookhout er stukken goedkoper, waardoor zij aanmerke-
l ijk lagere produktiekosten hebben, wat de prijs van het pro-

<lukt natuurlijk sterk beïnvloedt. De Maastrichtse pijpenmakers
kunnen hiertegen niet concurreren en verzoeken het stadsbe-
stuur om protectionistische maatregelen. Besloten wordt, dat
uitsluitend leden van het cremersambacht vreemde pijpen binnen
de stad mogen verkopen.

In 1777 is het weer raak. De pijpenmakers Regout, Scheer,
Claessens en Nierstrasz richten een verzoek tot het stadsbe-

stuur om maatregelen te nemen tegen de invoer van vreemde pij-
pen die in grote hoeveelheden in de stad worden verhandeld.

Sinds 1775 worden er veel "Duijtsche of Ceu lsche" pijpen in

Maastricht verkocht. De stad .heft geen invoerrechten op deze
pijpen, hetgeen nadelig is voor de afzet van de lokale pijpen-
bakkers. Het stadsbestuur neemt dezelfde maatregel als in het
jaar 1752: alleen leden van het cremersambacht mogen vreemde
pijpen binnen de stad verhandelen.
Het verzoekschrift maakt ook melding van het feit, dat er een
verbod op de invoer van pijpaarde uit Brabant is en een verbod
op de invoer van Maastrichtse pijpen naar Brabant. Dit maakt
twee dingen duidelijk. De Maastrichtse pijpenmakers moesten
voortaan hun pijpaarde van elders halen en ongetwijfeld is dit
het Westerwald geweest. In de tweede plaats raakten de Maas-
trichtenaren Brabant als afzetgebied kwijt.

Merken en toeschrijvingen

Hoewel op dit moment de namen van ca. 30 pijpenmakers bekend
zijn, blijft het moeilijk om produkten aan bepaalde personen
toe te schrijven. Voorlopig kunnen we alleen relaties leggen
tussen hielmerken met initialen en de tot nu toe bekende pij-
penmakers.

De hielmerken met de initialen AM, JB, JS en WB zouden kunnen
worden toegeschreven aan Adriaan Mourlion, Jori s Broek, Johan-
nes Scheer en Willem Bouillion.

In de tachtiger jaren hebben met name de heren Huveneers en
Hoogers veel pijpen en pijpfragmenten in Maastricht verzameld.
Zij vonden o.a. fehl-brand en ongerookte exemplaren die aan
plaatselijke pijpenmakers kunnen worden toegeschreven.
De 17e-eeuwse Maastrichtse pijpen hebben vaak een langgerekte,
ietwat slurfvormige ketel en een vrij dikke steel. De pijpen
zijn vaak slordig afgewerkt. Van de zg. Walter Raleighpijpen
kennen we in Maastricht vele varianten. De gezichten hebben
meestal een zwakke expressie. Veel van deze pijpen maken de
indruk in slechtsluitende mallen te zijn gemaakt.
De foto bij dit artikel toont een van de mooiste pijpen, die
in Maastricht gevonden zijn. De bovenkant van de ketel ver-
toont het randschrift THOMAS GRANBRO. Waarschijnlijk is het

491

een zelfportret .. Als dat inderdaad zo is, zien we hier een van
de weinig overgebleven afbeeldingen van een 17e-eeuwse piJpen-
maker.

Samenvatting

Samenvattend kunnen we concluderen, dat er vanaf de tweede
helft van de 17e eeuw tot het einde van de 19e eeuw een klei-
pijpenindustrie is geweest in Maastricht.
De produkten werden niet alleen voor de lokale en regionale
markt geproduceerd, maar vonden tevens hun weg naar de gewes-
ten Holland en Brabant, alsmede naar het naburige Duitsland.
De bloeitijd van de Maastrichtse pijpenfabricage ligt in de
eerste helft van de 18e eeuw.
Aanvankelijk kocht men de pijpaarde in Andenne en Namen. De
aanvoer hiervan werd wel eens bemoeilijkt door de vaak insta-
biele politieke situatie tussen de pri~s-bisschop van Luik en
de hertog· van Brabant, in casu diens rechtsopvolgers. Als al-
ternatief konden de pijpenmakers pijpaarde uit het Duitse Wes-
terwald betrekken.

BRONNEN

- Omdat het onderzoek nog in volle gang is, zal het voor ieder
duidelijk zijn, dat in dit stadium wordt afgezien van een
bronvermelding.

OPROEP AAN DE LEZERS

Na het verschijnen van de PKN-monografie Afstammelingen van
Westerwaldse pijpmakers in beide Limburgen en Pijpenfabriek
Trwnm-Bergmans te Weert in 1985 zijn er zoveel nieuwe gegevens

en pijpen uit privé collecties en bodemvondsten boven water
gekomen, dat wij besloten hebben een nieuwe uitgave over deze

materie samen te stellen. Het betreft de pijpenfabricage in

Luik, Bree, Maaseick in Belgisch Limburg en Maastricht, Roer-
mond, Stevensweert, Weert, Nederweert, Venlo en Gennip in Ne-
derlands Limburg.

Mocht u beschikken over nog ongepubliceerde gegevens over deze

pijpmakerscentra, allen gelegen in of nabij de Euregio, dan

zouden wij u zeer erkentelijk zijn als wij daarover (uiteraard

met bronvermelding) zouden kunnen beschikken voor ons verder

onderzoek. Thomas Baas

Jos Engelen

492

PIJPENFABRICAGE IN SCHOENECK

door Jos Engelen

Schoeneck is een dorpje in de Lorraine, in het departement
Moselle tegen de Duitse grens aan tussen l1etz en SaarbrÜcken.
In de post-Napoleontische periode behoorde het tot Frankrijk.
In hun opgaves van pijpenfabrieken geven zowel Niels Augustin
als Jean Leo slechts een zeer smo.miere aanduiding van Schoen-
eck: midden 19e eeuw door Schmidt Frères tot 1870.
Verdere naspeuringen ter plaatse leverden toch een verrassend
resultaat op: al in de 18e eeuw kende Schoeneck en omgeving
een bloeiende steen- en pannenfabricage en daarnaaste een
glasindustrie. Uit deze laatste industrie is waarschijnlijk de
pijpennijverheid voortgekomen. Imrners een glasblazerij had
voortdurend behoefte aan de "witte klei" zoals men pijpaarde
toen noem.de voor de vervaardiging van aarden potten en het on-
derhoud van de glasoven. Voor deze werkzaamheden had men een
pottenbakker in dienst, die echter hieraan geen volledige dag-
taak had. Wat is dan logischer dan deze pottenbakker nuttig in
te zetten aangezien de voorwaarden van grondstof, kennis en
een oven voorhanden zijn?
De kennis voor de fabricage kwam net zoals de pijpaarde uit
HÖhr-Grenzhausen in de persoon van bijv. Paul Staudt, een pot-
tenbakker die ook het pijpmaken beheerste. Zo zien we, dat in
1816 Raspiller, de eigenaar van de glasblazerij, vergunning
krijgt een pijpenfabriek te beginnen. Een voorbeeld dat in het
departement Moselle spoedig gevolgd wordt door andere plaatsen
en zo zien we pijpenfabricage ontstaan in Creutzwald, Forbach-
la Lobe, Longeville-les Metz, Mondelange, Montigny en Saarge-
münd.
Beperken we ons echter tot Schoeneck. Ook hier zagen anderen
brood in deze voor hun nieuwe industrietak en spoedig heeft
Raspiller dan ook concurrentie te duchten van Ludwig Schmidt,
afkomstig uit Dirmingen die in 1826 reeds aan 26 arbeiders in
Schoeneck werk verschafte.
Schmidt verwerkte 800 centenaars kleiaarde per jaar. Uit een
kleibrood van 50 kilo, prijs 3 francs, vervaardigde hij meer
dan 1800 pijpen, hetgeen een minimale jaarproduktie oplevert
van 1. 440.000 pijpen tegen een prijs van 8 francs per duizend
(11 . 520 francs) . Het dagloon voor een man bedroeg 2 francs,
voor een vrouw 1 franc en voor een kind ongeveer 60 centimes.
Zijn produkten waren zo zeer gevraagd, dat de handelaren de
pi jpen in Schoeneck aan de fabriek afhaalden.
Anderen vestigden zich in Schoeneck: Otto Wagner uit Grossal-
merode in Hessen, eveneens bekend door zijn pijpaarde, en

493


Click to View FlipBook Version