The words you are searching are inside this book. To get more targeted content, please make full-text search by clicking here.

PKN 1988 t/m 1993, jaargangen 11 t/m 15, searchable

Discover the best professional documents and content resources in AnyFlip Document Base.
Search
Published by Stichting PKN, 2019-03-25 18:15:13

PKN Jrg 11 t/m 15

PKN 1988 t/m 1993, jaargangen 11 t/m 15, searchable

1 1,

·/

.l

/·1 ' )
.

• 1 1'

.) ' '

.t •• '

'
'.
'.
'

: '. ;

Afb. 15 Pijpestelen met opschriften en versieringen, Rostin

24 7

NOTEN

1 Titel
2 Lid van een krijgsraad
3 Duco, D.H., De Nederlandse kleipijp, Handboek voor het date-

ren en determineren, Leiden, 1987, pag. 57
4 Oswald, A., Clay Pipes for the Arquaeàlogist, BAR 14, Ox-

ford 1975, pag. 68,69
Meulen, J.v.d., Het Goudse pijpmakersgeslacht Verzijl, PKN
IV, 15, 1981, pag. 59

VERZAMELAARSJAARBEURS

Op 24 en 25 november 1990 zal er weer een verzamelaarsbeurs
worden gehouden in de Jaarbeurshallen te Utrecht.
Deze beurs is voor iedere verzamelaar een uitgelezen kans om
zijn verzameling uit te breiden en om een onverwacht 'koopje'
te doen. Zoals alle jaren zullen ook diverse pijpenverzame-
laars met een stand aanwezig zijn en heeft de PKN weer een
stand voor informatie en literatuur en mogelijk het december-
nummer van ons blad. Toegansprijs is !10,- per persoon.
Reductiebonnen kunnen aangevraagd worden via telefoonnummer:
030-955560

NIEUWE LITERATUUR

Rupp. Ein FÜhrer durch das Museum von Austria Tabak.
Österreichischer Tabaksmuseum, 1984. Dit 132 pag. soft-back
boek beschrijft ca. 2000 voorwerpen die in de 27 vitrines van
het museum liggen uitgestald. Slechts enkele kleurenfoto's en
tekeningen verluchten deze uitgave. Prijs$ 6.

Loewe, W. Petum Optiurn, 1990. Een historisch overzicht van de
tabak en het gebruik ervan in Zweden . Hierin zijn veel anek-
dotes, afbeeldingen en kunst opgenomen over de groei van deze
industrie. Dit 231 pag. dikke boek is origineel geschreven in
het Zweeds en beperkt verkrijgbaar in het Engels. Prijs$ 40.

Debrie. Pipes en terre. Un siecle d'art populaire, 1990. Een
16 pag. dikke catalogus van een tentoonstelling in Frankrijk,
waarin enige illustraties zijn opgenomen. Prijs$ 4.

Rusden. Clay pipes: History & Varieties found in New Zealand,
1982 • Pr ij s $ 4 .

Bovenstaande boeken zijn te bestellen bij:
B. Rapaport, Antiquarian Tobacciana,
11505 Turnbridge Lane, Resten, Virginia 22094, U.S.A.

248

13 e JAARGANG NR . 51 DECEMBER, 1990

INHOUD 249
DE PIJPENDAG IN LEIDEN 249
FRIDRICH MAGNUS 250
PIJPROKERSTEGELS 252
PIJPEN UIT MISSOURI MEERSCHUIM 253
ARTIKELEN OVER KLEIPIJPEN 257
EEN TINNEN SIR WALTER RALEIGH/JONAS- PIJP 258
NIEUWE LITERATUUR 260
PRUISISCHE PIJPENFABRIEKEN IN POLEN 2 261
ADVERTENTIES 272

DE PIJPENDAG IN LEIDEN

Hoewel er misschien globaal gezien wat minder leden aanwezig

waren dan andere jaren, viel het ons toch op, dat er ook

nieuwe gezichten te zien waren en dat de stemming even geani-

meerd als anders was. ·

Het officiële gedeelte in de filmzaal werd geopend door de

heer Peddemors, een van de conservators van het Rijksmuseum

van Oudheden, die in zijn overzicht van de geschiedenis van

dit museum toezegde, dat we in de toekomst een beroep op hem

konden doen. De nieuwe opzet van een viertal korte lezingen

met dia's, onderbroken voor een koffiepauze, is iets wat we

op de toekomstige pijpendagen zeker willen herhalen. We hopen

dan ook, dat meer leden hun schroom opzij kunnen zetten en

iets willen vertellen over bijzonderheden van hun verzameling

om daarmee anderen een plezier te doen. Overigens kan zo'n

praatje ook over andere zaken dan alleen de kleipijp gaan.

Menig lid zal in de loop der jaren al een zijpaadje betreden

hebben, maar weet niet goed hoe hij dit naar buiten moet

brengen. Neem in dat geval gerust contact op met een lid van

de redactie en 'alles sal reg kom'.

Na afloop van de middag zorgde ten slotte Frans Janssens voor

een verrass ing door de sprekers en de leden van de redactie

een bloemetje (met hoofdletters!) te bezorgen, waarvoor nog-

maals hartelijke dank.

249

FRIDRICH MAGNUS

door Kees Faas

Op 1 juli 1990 werd, als stap naar totale eenheid in Duitsland
de Duitse monetaire eenheid een ''feit. Ook in 1763 werd na ze-
ven jaren uitputtende oorlog in Duitsland een vrede getekend.

Ter gelegenheid van deze belangrijke Vrede van Hubertusburg

vervaardigden enige Goudse pijpenmakers pijpen onder het motto
FRIDRICH MAGNUS. Bedoeld wordt: Frederik de Grote (1712-1786),
vanaf 1740 koning van Pruisen. Destijds was Frederik ook in

Holland populair als "der (alte) Fritz".

Afb. 1: De linkerzijden van twee Goudse pijpekoppen, beide 54

nnn hoog, tonen Frederik de Grote, die de wapenen vertrapt.

Afb. 2: Naast bloeiende korenaren en bloemen wordt op de rech-

terzijden een vredesgodin afgebeeld. Haar opgeheven rechter-
hand laat een lauwerkrans zien, waarbinnen een tekst. Deze

tekst luidt bij de linkse pijpekop (hielmerk: gekr. 99): VREDE
IN DUYSLAND, en bij de rechtse pijpekop (hielmerk: het lam on-
der de boom) : PAX GERMANIAE RESTITUE.

De voorzijden bevatten een afbeelding van een brandend vredes-
altaar onder het Alziend Oog. Opvallend is, dat keizerin Maria
Theresia, als belangrijke deelnemende partij, niet staat afge-
beeld. Oostenrijk diende namelijk in 1763 gedwongen, door een
veel machtiger Pruisen, bij déze voor Maria Theresia ongunsti-
ge Vrede van Hubertusburg o.a. Silezië af te staan aan Frede-
rik de Grote.

De Zevenjarige Oorlog

Gedurende de Zevenjarige Oorlog (1756- 1763) vonden in Duits~
land vele veldslagen plaats, met name tussen Pruisen en Oos-
tenrijk.
Aanleiding tot deze oorlog vormde de Pruisische inval in Sak-
sen (1756), terwijl Frederik de Grote eveneens Silezië was
binnengeval~en wat tot Oostenrijk behoorde. Een dochter van de
Saksische keurvorst was getrouwd met de dauphin. Dus Frankrijk
steunde Oostenrijk, evenals Rusland (Elisabeth). Engeland ech-
ter verleende Frederik II een oorlogssubsidie. Goethe (geboren
in 1749) vertelt in "Dichtung und Wahrheit" hoe de gebeurte-
nissen van de Zevenjarige Oorlog de openbare mening in het
Duitse Rijk in twee kampen verdeelde, nl. aanhangers van Fre-
derik II, en van keizerin Maria Theresia. Goethe zelf was
Fritsisch gezind. Reeds in 1757 behaalde Frederik II overwin-
ningen op de Fransen en de Oostenrijkers, in 1758 op de Rus-
sen. Uiteraard verloor hij ook wel eens een veldslag.

250

Afb. 1

Afb. 2

25 1

Nabij Torgau versloeg Frederik II in 1760 opnieuw de Oosten-
rijkers, waarbij hij 17.000 man verloor. Aan Oostenrijkse ziJ-
de sneuvelden 15.000 soldaten.
Rusland koos in 1762 onder .Peter III de kant van Pruisen. En-
geland en Frankrijk sloten onderling vrede, en Frederik kon
100.000 soldaten op de been brengen. Ten slotte werd in 1763
op het Saksische jachtslot Hubertusburg een voor Maria There-
sia ongunstige vrede gesloten tussen Pruisen, Oostenrijk en
Saksen.

"Unter Sanktionierung der Bestimmungen des Aachener· Friedens
im Jahr 1?48 behielt Preussen Schlesien und die Grafschaft
Glatz. Unangefochten galt das Königreich nunmehr als europäi-
sche Grossmacht." (2) (Pag. 30)

Literatuur:

Frederik de Grote, door Roland Vocke (1979)
2 Friedrich der Grosse und sein Heer, door Johannes MÜller

( 1981)
3 Het Goudse Pijpmakersgeslacht Verzijl, PKN 1-5, pag. 64, door

J. van der Meulen
4 Opkomst en ondergang van een Oranjetelg, PKN 43, pag. 62,

door J.P. Brinkerink
5 Poolse Pijpelogie, PKN 44, pag. 74, door P. Smiesing
6 Kleipijpen, door W. Kromrnenhoek en A. Vrij, foto 878

PIJPROKERSTEGELS

f~/%~ -

~ ·

_....::;_ _ C,l, b ' t -----------:.~•

128 X 129 X 10 mm 130 X 130 X 9 mm
2e helft l?e eeuw 2e helft l?e eeuw

252

PIJPEN UIT MISSOURI MEERSCHU[M

door Piet Smiesing

Inleiding

Pijpenverzamelaars krijgen vaak p1Jpen die eigenlijk niet tot
het verzamelgebied horen. Deze pijpen, die uit de meest uit-
eenlopende grondstoffen zijn vervaardigd, worden met gespeelde
blijheid in ontvangst genomen en verdwijnen dan voor altijd in
een oude schoenendoo,s. Toch hebben pij pen uit ander materiaal
soms een even interessante geschiedenis en fascinerend fabri-
cageproces ondergaan als de kleipijp. PKN-leden zullen zich
ongetwijfeld de boeiende lezing herinneren van de pijpenfabri-
kant Jacq. Bergmans op de jubileumbijeenkomst van de PKN op
29 okt. 1988 in Weert.
MaÏskolfpijpen zullen, gezien de geringe verzamelwaarde, in
weinig pijpencollecties aanwezig z1Jn. De geschiedenis en de
produktie van de maiskolfpijp is zeker zo interessant als die
van de bruyèrepijp en de kleipijp.

Geschiedenis en fabricage

In 1867 vertrok de arme draaiersgezel Heinrich Tibbe vanuit
Duitsland naar Amerika om daar een bestaan op te bouwen. Hij
vestigde zich in het stadje Washington in de staat Missouri.
De eerste jaren van zijn verblijf in Amerika waren niet bijs-
ter succesvol. Dit veranderde toen hij in 1878 ontdekte, dat
uit de kern van een maïskolf uitstekende pijpekoppen vervaar-
digd konden worden. Hij nam patent op zijn vinding en startte
de pijpenproduktie. Toen zijn pijpen een enorm succes bleken
te zijn, richtte hij een fabriek op. Nadat de massaproduktie
goed op ·:gang was gekomen, verlieten dagelijks 25 . 000 pijpen de
fabriek, die naar alle delen van de wereld werden verzonden.

Al gauw was hij in de wijde omtrek bekend als de CORNCOB KING.

Toen Tibbe op 25 oktober 1897 in het stadje Washington over-
leed, had hij een enorm fortuin vergaard.
Als materiaal voor het vervaardigen van maÏskolfpijpen wordt
een maïssoort gebruikt, die niet geschikt is voor voeding of
veevoeder. Het gaat hier om de soort Collier-seed, waarschijn-
lijk een kruising van de soorten Indian boone en White Corn,
die laat rijpt en bijzonder grote kolven geeft. Grote kolven
hebben houtiger vezels dan de kleinere. Dit is een belangrijke
voorwaarde voor het uitboren van de kern, die als grondstof
voor de pijpekoppen wordt gebruikt. De kolven moeten na het
oogsten drogen en worden bijna vijf jaar opgeslagen. De voor
de fabricage uitgezochte stukken worden gezaagd en de kern -

253

het merg - uitgeboord. Op een draaibank worden de koppen ge-
vorm:l waarna ze worden geschuurd, gepolijst en aan de binnen-
zijde met albast worden behandeld. De buitenzijde van de kop-
pen krijgen een laagje vernis, die tegenwoordig meestal wordt
weggelaten. Een enkele maal verschijnen in fraaie kleuren ge~
lakte exemplaren op demarkt. Verwoede rokers van maÏskolfpij-
pen weten deze van zo'n fraai jasje voorziene koppen echter
niet te waarderen. MaÏskolfpijpen worden in meer dan 50 ver-
schillende modellen, die bij elk gezicht of smaak passen, ver-

kocht.
Vroeger kregen de koppen rietstelen, maar tegenwoordig mon~
teert de fabrikant stelen van parelbamboe of zachte houtsoor-
ten. De oudere exemplaren zijn voorzien van mondstukken van
pararubber, terwijl moderne pijpen worden gecompleteerd met
mondstukken van een barnsteenkleurige plasticsoort. De over-
gang van steel naar mondstuk is meestal afgewerkt met een me-
talen bandje. Het schuinafgesneden uiteinde van de steel wordt
met de opening naar boven in het daarvoor bestemde gat aan de
voorkant van de kop geschoven. Later zullen we zien, dat het
in de ketel geschoven steelgedeelte het rookgenot onaangenaam

zal beïnvloeden.

Het gebruik

In Amerika is de maiskolfpijp, net als de kleipijp in Europa,
een massa- ·en wegwerpprodukt. · Wanneer de maÏskolfpijp bitter
gaat smaken of de bodem is doorgebrand, wordt de pijp gewoon
weggegooid en wordt voor weinig geld een nieuwe pijp aange-
schaft. Omdat het materiaal poreus is en daarom veel vocht op-
neemt, roken maÏskolfpijpen droog en koel. De in de kop gesto-
ken steel geraakt tijdens het roken in de gloeizone van de ta-
bak en veroorzaakt een onaangename smaak. Om dit te voorkomen
wordt in de kop net boven de ingestoken steel een metalen
knoop of een unt met een gat gelegd. De knoop of munt voorkomt
ook het doorbranden van de kopbodem. In Duitsland werden in de
jaren twintig door de winkelier voor dit doel kleine doorboor-
de Europese munten (pijpemunten) aan de koper van maÏskolfpij-

pen verstrekt.
In zijn autobiografie vertelt de bekende Amerikaanse uitgever
Edward Bok in een ardige anekdote hoe Mark Twain (1835-1910)
zijn maÏskolfpijpen liet inroken. Deze beroemde Amerikaanse
schrijver kon bij een bezoek aan de uitgeverij, ondanks een
rookverbod, niet nalaten toch te roken. Op blz. 135 lezen we:

"... en Mark Twain rookte natuurlijk altijd; in den
regel een korrelige soort tabak~ die hij in een zakje van ge-
ruite zijde en elastiek bij zich droeg. Al slenterend naar

254

0 1 2 3 4 5 am

Afb. 1

Afb. 4

Afb. 3

Afb. 5 0 1 23 4 5

---~--- ----

255

achteren klopte hij het restje uit den pijpekop, trok den
steel er uit, borg dien in zijn vestzak en stopte den kop in
zijn tabakszak. Wilde hij weer opsteken, waarin hij gewoonlijk
na vijf minuten trek had, dan vischte hij den kop op, die als
vanzelf half gevuld was, en bevestigde den steel er in. Op ze-
keren dag, toen hij Bok's kantoor binnentrad, stak hij juist
zijn pijp weg. De kop, van die soort die van een maisaar wor-
den gemaakt, was oud en zwart. 'Is dat de- eenige pijp die u
hebt?' vroeg Bok. 'O neen', antwoordde Mark, 'ik heb er ver-
scheidene; maar ze zijn allemaal precies als deze. ·Ik rook
nooit zoo'n nieuwen kop. Die prikkelen de keel. Zoo'n kop is
eerst bruikbaar als er op z'n minst veertien dagen uit gerookt
is. '
- Hoe rookt u zoo 'n pijp dan "in"?
- Dat is de kunst. Ik heb een mannetje, die rookt ze voor me
in voor een dollar. Dan steek ik er een nieuwen steel in, en
klaar is Kees'."

Missouri meerschaum

De benaming Missouri meerschaum is eigenlijk spottend bedoeld.

Volgens Aschenbrenner werd deze spottende bijnaan door Duits-
sprekende kolonisten in Missouri ingevoerd. Deze benaming
wordt tegenwoordig als merknaam gebruikt. De aanduiding MEER-
SCHAUM komt ook voor op plakkers (etiketten) van kleipijpen
van de American Clay Pipe Works in New York. Waarschijnlijk
was deze benaming een kwaliteitsaanduiding. Ook in ons land
werden pijpen gemaakt met de tekst THE MEERSCHAUM op de steel.
De plompe kop met de slordige onafgewerkte rand van deze Goud-
se bodemvondst doet vermoeden, dat deze pijp in Engeland werd
vervaardigd. Het ovale stempel op de voorzijde van de kop met
de tekst KEEVIL PIPE geeft echter aan, dat deze pijp in Gouda
werd gemaakt. In het laatste kwart van de 19e eeuw maakten
Goudse pijpenfabrikanten voor de Engelse firma Edward Keevil
pijpen met dit stempel. Deze firma zond de aldus gestempelde
pijpen vooral naar Noord-Amerika. De zwarte aanslag aan de
binnenkant van de kop van het afgebeelde pijpfragment geeft
aan, dat een enkele pijp met dit stempel ook in Gouda werd ge-
rookt.

Beschrijving van de afgebeelde pijpen

1 MaÏskolfpijp met een bokaalvormige kop waarop de tekst TUS-
KANA SUMMIT INN is aangebracht. De schuiningestoken zacht-
houten steel is voorzien van een gebogen mondstuk van trans-
parante gele plastic.

256

2 MaÏskolfpijp met middelgrote kop en zware vierkante steel
met plastic mondstuk. De houten steel is bedrukt met een
maïskolf-motief.

3 Moderne ma'isko-lfpijp met slanke kop, ronde steel en transpa-
rant mondstuk van geel plastic. De steel is evenals 2 be-
drukt met een maïskolf-motief. Onder de kop is een etiket
aangebracht: Missouri Meerschaum, original corn cob, made in
U.S. A.

4 Oude maÏskolfpijp met zware zwartgerookte kop, houten steel
en afgekloven mondstuk van been.

5 Bodemvondst van bijna complete kleipijp met links op de
steel THE MEERSCHAUM en op de voorzijde van de kop in een o-
vaal KEEVIL PIPE.

Geraadpleegde literatuur

Aschenbrenner, H., Tabak von A bis Z, Bremen 1966, p. 98-99
Bok, E., Leven, worstelen, zegepraal. Amsterdam 1923,p.135-136
Duco, D., Kwesties rond merken van handelshuizen, Pijpelijn-

tjes VIII, 4, 1982, p. 1-6
Frank, J.A., Pijpenbrevier. Nederlandse bewerking G.A. Bron-

gers. Rotterdam, 1973, p.134-135
Hochrain, H., Das Taschenbuch des Pfeifenrauchers. München,

1967, p. 68-70
Pilz, H., De tabak en het rooken. Ernst en scherts uit de cul-

tuurgeschiedenis. Nederlandse bewerking. J.H. Culem-
borg, ca. 1900, p. 160-161
Sudb~ry, B., Historie Clay Tobacco Pipemakers in the Unites
States of America. B.A.R. International Series 60,
1979, p. 151-23~ en platen 5 en 6

ARTIKELEN OVER KLEIPIJPEN

De redactie van de PKN wil ook melding gaan maken van artike-
len die handelen over kleipijpen. Voorwaarde is evenwel, dat
hierin nieuwe feiten aan het licht komen. Een algemeen artikel
geschreven op basis van reeds bestaande bronnen en een reeds

gepubliceerd artikel komen niet in aanmerking.

Opgave voor nieuwe literatuur en verschenen artikelen kunt u
zenden naar J. van der Meulen (adres~ zie binnenzijde omslag)

I. van Loo. Pijpenfabricage te Nederweert omstreeks 1850. In:
Nederweerts Verleden, Jaarboek 1989.

H.G.M. Rutten. Een fabriek voor tabakspijpen te Stevensweert.
In: Echter Land, Jaarboek 1989.

2.5 7

EEN TINNEN SIR WALTER RALEIGH/JONAS-PIJr

door J. van der Meulen
Tijdens opgravingen van een begraafplaats in Sainte-Marie
among the Hurons (Canada) werd een bijzondere pijp gevonden.
De begraafplaats werd gebruikt door de orde van de Jezuieten,
die hier omstreeks l 1642 ook een kerk beheerden. In een van de
graven (nr. 19) werden twee personen bijgezet. Verspreid tus-
sen de ribben werden blauwe, rode en witte kralen gevonden en
in de rechter bovenhoek bevond zich een koperen/br9nzen ketel.
Verder werden nog een lennnet van een mes en de hier afgebeelde
pijp gevonden.















258

De piJp is gemaakt van een metaallegering op loodbasis, waar-
schijnlijk tin. De lengte van de pijp is 36 cm en de diameter
van de kop, met een grote vlakke hiel, is 1,4 cm. De steel is
tot de helft gedecoreerd. Zowel op de kop als de steel zijn
vormnaden aanwezig. De pijp is dus uit een mal a f komstig en er
bestaan mogelijk nog meer exemplaren. De korte periode waarin
het grafveld gebruikt werd, maakt een nauwkeurige datering mo-
gelijk: deze ligt tussen 1642 en 1649.

Tinnen SWR/Jonas- pijp uit Sainte- Marie among t he Hurons (Can .)

259

De herkomst van de piJp stelt ons echter voor grote raadsels.
Uit de literatuur zijn mij geen voorbeelden bekend van metalen
SWR/Jonas-pijpen. Bij vergelijking met de Nederlandse uitvoe-
ring in pijpaarde valt het op, dat de steelversiering afwijkt.
Gebruikelijk staat op de steel dichtbij de pijpekop een mon-
ster met opengesperde kaken afgebeeld. Dit motief ontbreekt
hier geheel of is op ca. 5 cm van de kop aangebracht.

Mogelijk is de pijp van Engelse of Franse oorsprong. Eventuele
suggesties of literatuuraanwijzingen omtrent de herkomst zijn
zeer welkom. Reacties sturen naar: J. van der Meulen, Utrecht-
se Jaagpad 115, 2314 AT Leiden.

NIEUWE LITERATUUR

- Konrad Spindler & Harold Stadler. (1990) Das alte Hafner-
handwerk im Lande Tirol. Twee hoofdstukken uit dit boek zijn
van belang: a. H.W. Arch. Hafner und Hafnerorte in Tirol.
Hierin is een lijst met pijpenmakers in Brenner, Faggen,
Pfitsch, Ratschings. b. G. Ermischer. Tabakpfeifenfunde in
Tirol. Met tekeningen, foto's en beschrijving van de vond-
sten. Uitgegeven door: Institut für Ur- und FrÜhgeschichte,
Innrain 52, A-6020 Innsbruck, Oostenrijk.

- B. Rapaport. (1989) The global guide to tobacco literature.
Een 500-pagina dikke bibliografie met ca.5800 citaties over
alles wat met tabak, roken, accessoires, industrie en pijpen
te maken heeft. Èen 'must' voor de bibliofiel. Benjamin Ra-
paport, Antiquarian Tobacciana, 11505 Turnbridge Lane, Res-
ton, Virginia 22094, USA. Prijs: $18.50

- Lecluse. (1990) Pipes Amerindiennes. Archeologiques Histo-
riques Moeurs tabagiques des indiens. Dit boek omvat twee
delen, samen 950 pagina's, met tekeningen en foto's van
Noordamerikaanse indianenpijpen. Prijs: $160. Besteladres,
zie bij Rapaport.

- P.B. Steinmetz. (1990) Pipe, bible, and peyote among the
Oglala Lakota. De geschiedenis, ceremonies, geloof en de be-
trokkenheid van de pijp bij de religieuse identiteit van de
Oglala Lakota (Dakota). Prijs: $29.95. Besteladres, zie bij
Rapport

260

PRUISISCHE PIJPENFABRIEKEN IN POLEN 2

door Piet Smiesing en Edward Zirrnnermann

De kleipijpenfabriek in Zborowskie (Ostenwald) (5)

In 1752 werd in het toenmalige Ostenwald een fabriek opgericht
waar naast porselein en faience vooral kleipijpen werden ver-
vaardigd. De oprichters waren Andreas von Garnier uit Lubli-
nitz, krijgsraad Karl von Unfried, thesaurier Rappard en de
koopman Samuel Grulich uit Breslau. Tot 1813 beschermde een
koninklijk privilege de fabriek tegen elke concurrentie en
verleende de ondernemers ook andere volmachten en rechten. Er
werden belangrijke subsidies verstrekt om Hollandse pijpenma-
kers en -knechten aan te werven, die arbeiders uit de omgeving
het pijpen maken konden bijbrengen. Bovendien werden gereed-
schappen en werktuigen uit Holland aangeschaft om de fabriek
naar Hollandse maatstaven in te richten. De fabriek gold toen
als zeer modern en gaf in 1783 aan meer dan 100 arbeiders
werk. Voor de in Pruisen geldende sociale verhoudingen was de
onderneming zeer vooruitstrevend. Er was in het bedrijf een
zieken- en weduw~nkas ingesteld, waaruit weduwen van werkne-
mers en invalide arbeiders een uitkering konden krijgen.
De grondstoffen voor de pijpenfabricage werden in de bossen

van Ostenwald gevonden. De sneeuwwitte keuperklei (6) moest,

hoewel zij op geringe diepte gelegen was, toch ondergronds in
mijnen gewonnen worden. Zij werd echter slechts op enkele
plaatsen in de bossen in pakketten aangetroffen. Overigens
kwam de klei in dunne lagen voor. De volledige ontginning van
de klei wordt als oorzaak gezien voor het sluiten van het be-
drijf. (7) Nieuwe grondboringen, door StÖhr in 1926 verricht,
hebben aangetoond, dat op enige plaatsen in het woud deze
hoogwaardige klei nog voorkomt. De kleilaag is echter zo dun
en diep gelegen, dat ontginning nauwelijks lonend moet zijn
geweest.

Voor de met de kleipijpenfabriek verbonden afdeling aardewerk
en faience had de oprichter van de fabriek destijds geen be-
langstelling. De vervaardiging van deze produkten werd slechts
bedreven om aan de wens van de koning te voldoen. Een bezich-
tiging van de fabriek door de minister Schlabrendorf bracht
aan het licht, dat deze bedrijfstak schromelijk verwaarloosd
werd. 'Daarom stuurde de koning in 1763 de kapitein von KlÖden
naar Ostenwald. Het gelukte von KlÖden om de produktie van
faience en aardewerk belangrijk op te voeren. Aangezien hij
ondanks zijn succes voor de uitbreiding van deze afdeling bij

261

I__, 1 ) 1/ l T

J~ 1-/

J{O!J
WYP

~

I \ 1 afb. 16a

1

afb. 16.h

J

1 kelder
2 trap

3 oven

afb. 16c
Afb. 16 Tekeningen van de pijpenfabriek ~n Zborowskie

262

de eigenaar geen gehoor vond, richtte hij in 1766 een verzoek
tot de koning. Hierin verzocht hij de koning te bevorderen,
dat hij eigenaar van deze produktieafdeling werd. De eigenaar
weigerde echter aan het verzoek van de koning te voldoen.

In 1767 verkocht hij de rechten voor de vervaardiging van
faience aan de gravin Barbara von Gashin, geb. von Garnier,
uit Turawa. De gravin verplaatste de fabriek naar Glinitz in
0st-0berschlesiën. Later verkreeg zij nog het privilege uit
1753, dat haar het recht gaf om serviesgoed van aardewerk te
vervaardigen.

Het fabrieksgebouw in Zborowskie werd niet afgebroken, maar
staat nog steeds in het dorp. Na het sluiten van de fabriek
werd het gebouw waarschijnlijk als boerderij gebruikt. Het 9 m
hoge gebouw is voorzien van een zwaar schuin dak, waaronder
een grote zolderruimte schuilgaat. Hieronder bevindt zich de
parterre met een totale oppervlakte van 10 bij 20 m, dat in
verschillende werkruimten is verdeeld. (Afb. 16a) Precies in
het midden van het gebouw bevindt zich een gigantische schoor-
•· steen, waarvan 6.e ·.omtrekmaten op het breedste gedeelte 2 bij

3 m bedragen. (Afb. 16b) De basis van de schoorsteen omsluit
de ovenwanden. De ovenvloer was waarschijnlijk gelijkvloers,
terwijl het stookgedeelte zich onder de oven in de kelder be-
vond. De gewelfde kelder is met de lengte-as in de breedte
van het fabrieksgebouw gelegen. Vermoedelijk ligt de oven ach-
ter de dichtgemetselde poortvormige opening, die zich recht
tegenover de keldertrap bevindt. Aan een van de korte zijden
van de kelder bevond zich een opening waardoor de kolen werden
gestort. (Afb. 16c)

,,'( \\ \

i
·-, \

i \\

.,

""'-.

... ,,,, ,..._

Afb. 17 Pijpen uit Zborowskie 0 1 2 3 4 5 am

263

Afb. 18 en 19 Merken uit ZborOuJskie, tekeningen W. Kuczak

264

n a re r, ~

• D • D~ .1_i,1,.~J-.~,~a

Afb. 20 en 21 Merken uit Zborowskie , tekeningen W. Kuczak

265

a



Afb. 22 en 23 Merken uit Zborowskie3 tekeningen W. Kuczak
266

Pijpen uit Zborowskie

Ook in de pijpenfabriek van Zborowskie bestond het overgrote
deel van de pijpenproduktie uit de langgesteelde 'gouwenaars'

met de ovoÏde koppen. (Afb. 17)

Vergelijkingen met Goudse pijpen en 'gouwenaars' uit Rostin
tonen aan, dat de pijpen van een uitstekende kwaliteit zijn.
Vooral de kleinere kopmodellen zijn nagenoeg niet van Goudse
pijpen te onderscheiden. De kopwanden en stelen zijn dunner
dan die van de pijpen uit Rostin. Dit komt vooral door de be-
tere kwaliteit van het in Zborowskie gebruikte kleimengsel.
Een analyse van de klei laat de volgende samenstelling zien:
Si02 69,28%-78,22%, gemiddeld 71,94%; Fe203 1,38%-2,85%, ge-
middeld 1,94%; Ti02 0,84%-1,03%; Alzó3 13,94%-19,73%, gemid-
deld 18,33%; CaO 0,37%-0,61%, gemiddeld 0,49%; MgO 0,71%-
0,94%, gemiddeld 0,81%; S03 0%-0,22%, gemiddeld 0,04%.
De talrijke door de fabrikant gebruikte merken en wapens wij-
ken in veel gevallen sterk van de Goudse merken en wapens af.

Wellicht mogen we hieruit concluderen, dat na het veroveren
van de markt merkvervalsing niet meer noodzakelijk was. De
uitstekende kwaliteit van de pijpen uit Zborowskie werd ge-

waarborgd door eigen merken. (Afb. 18 t/m 23) ,De 'Goudse' mer-

ken en wapentjes werden waarschijnlijk alleen op de pijpen
aangebracht, omdat deze bij het pijptype, de 'gouwenaar',
hoorde. De combinatie van cijfers en letters in één merk werd
overigens in Goudse pijpenmakersmerken nooit toegepast.
De pijpen uit Zborowskie waren arm aan modellen. Naast 'gou~
wenaars' werden ook pijpen met lange ovale hielloze koppen

vervaardigd. (Afb. 24) Deze pijpen, die weliswaar een radering

langs de kprand hebben, zijn niet geglaasd en daarom van een
mindere kwaliteit. De koppen van verschillende grootten verto-
nen soms een merk op de bodem. De hoek die de koppen met de
steel maken, varieert van 1000 tot 110°.
Toch werden in Zborowskie ook pijpen met geheel versierde kop-

pen vervaardigd. (Afb. 25) Op de hielloze kop is aan beide

zijden een identieke versiering te zien van een monogram met
de letters F R (Fredericus Rex) en op het lint aan de voorzij-
de lezen we SBOROWSKY. Deze pijp is waarschijnlijk een hommage
aan Frederik de Grote (1740-1786, geb. 1712), de beschermer
van de Pruisische pijpenindustrie, en kan tussen 17~2 en 1786
gemaakt zijn.
Een tweede geheel in reliëf versierde pijpekop heeft het ovo-
ide model. (Afb. 26) Op de voorzijde zijn in fraaie omlijstin-
gen twee medaillons te zien, die zich gedeeltelijk op de zij-
kanten van de kop uitstrekken. In het linkerrnedaillon prijkt

267

0 1 2 3 4 5 cm

\ . .~, . ~

-:"" 1

,.'.,...-:- ......,.,:_ }

\1

Afb. 24

·, - f '

Afb. 26

0 1 2 3 4 5 cm

- ·- -·- -- - - - - - - - - ·- - - -- - -- - - - - - - - - '

Afb.24 t/m 27 Pijpen uit Zborowskie

268

op een gepointilleerde achtergrond de Pruisische adelaar en in
het rechtermedaillon zien we op een gearceerde achtergrond
twee schuine banen van een vlag. Links op de hiel zien we het
Goudse wapen. Op de voorkant van de ketel ontwaren we in een
hartvormige omlijsting een leeuwekop.
Het fragment met licht gebogen steel geeft een bladversiering
in een ruitpatroon te zien op het onderste gedeelte van een
liggende kop. (Afb. 27)
In de fabriek van Zborowskie werd ook een zogenaamde gezichts-

pijp vervaardigd. (Afb. 12) Het bebaarde hoofd draagt een tul-

band, waar de geraderde koprand bovenuit steekt. De pijp werd,
gezien de naden over de neus, in een tweedelige mal gemaakt.

Versieringen en opschriften op stelen

De pijpen uit Zborowskie hebben versieringen, die op de steel
gestempeld of al in de mal gegraveerd werden. De ruimten tus-
sen de naamstempels FABRIKE IN/SCHLESIEN worden in het alge-
meen opgevuld door twee of drie versierde banden. De motieven
van deze versieringen bestaan uit bloemranken, triangels,blok-
ken, ruiten, stippen in ruiten, bolletjes tussen gegolfde zo-
men of geraderde randen. Afb. 28 laat zien, dat naamstempels
ook op stelen van rondbodempijpen werden aangebracht. Soms
werd bij het afwerken van de ongebakken pijpen met een puntig
voorwerp versieringen in patronen op de stelen getrokken.

(Afb. 29) Deze wijze van versieren zien we eveneens op de na-
den van de versierde pijpekop op afb. 25 en op ongeglaasde

koppen met ronde bodem. Een eenvoudige en algemeen bekende
versiering is de 'geknepen steel'. De mondstukken zijn glad of
hebben een knopvormig uiteinde. In het fabrieksafval uit Ros-
tin werden alleen gladde mondstukken gevonden. Zwarte pijpe-
stelen in het verzamelde materiaal bewijzen, dat in Zborowskie
ook op beperkte schaal zwarte pijpen werden gemaakt.

Ovens t e e n t j e s

Opmerkelijk waren de vele vondsten van vinvormige of boogvor-
mige kleitabletten met een wigvormige doorsnee. In Rostin wer-
den maar enkele van deze schijfjes gevonden. (Afb. 30) De
schijfjes uit Zborowskie hebben een verschillend formaat en

zijn uit witbakkende klei vervaardigd. (Afb. 31) Ze hebben aan

de basis een vlakje, waarop door het afsnijden met een mes
fijne streepjes zijn achtergebleven. Hieruit valt op te maken,
dat de klei na in ruwe repen gesneden te zijn weer in kleinere
stukjes werd verdeeld. Hierna werd de klei aan êén kant plat-
gedrukt, waardoor de wigvormige doorsnede werd verkregen. Op-
merkelijk is, dat de oppervlakten van de platte zijden van de

269

Opschriften op
stelen van pijpen
uit Zborowskie

Afb. 28 0 1 2 3 4 5 cm

Bs1i..,jezro1.n.,ndgeerne; ver- ®--- )

gebogen steel · 3 Afb. 29
en knopvormig
mondstuk
Zborowskie

Afb. 30

0 1 2 3 4 5 cm

,,•I

Afb. 31
Afb. 30 Ovensteentje Rostin~ afb. 31 idem Zborowskie

270

schijfjes in structuur verschillen. Nerven aan de ene zijde
en zandkorrelachtige structuur op de andere zijde wekken de
indruk, dat de klei met een stukje hout werd weggedrukt. Aan
de geelbruine verkleuringen valt op te maken, dat de schijfjes
meer dan éénmaal werden gebruikt. Daardoor is het moeilijk te
zien, of de schijfjes na het drogen werden gebruikt of eerst
werden gebakken.
Voor welk doel deze tabletten werden gebruikt, is nog niet ge-
heel duidelijk. Jos Engelen (8) heeft voor het gebruik enige
zeer aannemelijke verklaringen. In Maaseik (België) werden
tussen de fundamenten van een pijpenbakkersoven dergelijke
'steentjes' ook gevonden. Ze worden ovensteentjes genoemd en
werden vermoedelijk als wigjes gelegd onder de platte bodems
van de pijpepotten, waarin de pijpen in de oven werden ge-
plaatst. Hierdoor konden de pijpenpotten met 'n beschadigde of
ongelijke bodem keurig recht in de oven worden gezet, waardoor
de ovenruimte optimaal benut kon worden.
Bovendien voorkwamen de steentjes, dat de bodems van de pij-
penpotten de openingen in de ovenvloer afsloten, waardoor een
goede circulatie van de hitte mogelijk was.
De opgravingen in Zborowskie zullen ongetwijfeld p1Jpenpot-
scherven opleveren. Deze scherven kunnen ons inlichten over de
vorm van de potten en de deksels. Mochten er platte deksels
gevonden worden, dan is het mogelijk, dat potten met korte
pijpen gestapeld werden. Hierbij kunnen de ovensteentjes ook
tussen de gestapelde potten gebruikt zijn om de potten overal
een gelijkmatige temperatuur te geven.

NOTEN

5 Aug. StÖhr, 41/42
6 De kleilaag stamt uit de Triasperiode, ca 180 milj.jaar oud
7 De auteur Aug. StÖhr geeft als sluitingsjaar twee jaartal-

len, nl. 1860 en 1870!
8 Engelen, 68-71

BIBLIOGRAFIE

- Adamczuk, I., Fajka bez dymu, Gazeta Lubuska, 1989
- Carmiggelt, A. en D. Lesnikowski, Pijpelogie in Polen, Op-

roep aan de Nederlandse pijpenverzamelaars, PKN 44, 1989

- Dobrzycki, J., Slaska wytwórczósc ceramiczna, w XVIII w,1922
- Duco, D.H., De Nederlandse kleipijp, Handboek voor het date-

ren en determineren, Leiden, 1987
Engelen, J., "Wij vinden hier piJpen, waer is den toeback?",
RAM rapport 2, Maaseik, 1986. Correspondentie met J. Enge-
len, brief 10 juli 1989

271

- Fajka z XVIII-wi ec znej manufaktury, Kurier Polski, 1989
- Heimatkalender fÜr den Kre i s Soldin, 1922-1938
- Heimatkalender des Kreises Gut tenta g 1938 , Bron : A. StÖhr

Deutsche Fayencen und deutsches Steingut
- Kaminska K., Na Tropie Zaginionej Manufaktury, Ziemia Gor-

zowska, 1989
- Kalita, K., Roscin - Paiac, Szczecin, 1975
- KÜgler, M., Tonpfeifen, HÖhr-Grenzhausen, 1987
- Libert, L. , Von Tabak, Dosen und Pfeifen, Leipzig, 1984
- Ledóchowski, J.S., Ceramika slaska XVIII wieku, Relaks i

Kolekcjoner ·Polski, 9, 1987
- Lubliniec, Katowice, 1972
- LÜderitz, E., Die Rostiner Tonpfeifenfabrik, Heimatjahrbuch

des Kreises Soldin, 1937, p.393-394
- Meulen, J.v.d., Het Goudse pijpmakersgeslacht Verzijl, PKN

IV, 15, 1981 , p.52-70
- Oswald, A., Clay Pipes for the Archaeologist, BAR 14, Ox-

ford 1975
- Przyrembel, Z., Farfurnie Polskie Dawne 1 Dzisiejsze, Lwow

1936
- Seget, W., Manufaktura Fajek Glinianych w Zborowskiem,

Czestochowa, 1989
- Seget, W., Fabryka Fajek Glinianych w Zborowskiem, Dawna

Fajka Gliniana, 3/4, 1989
- Smiesing, P.K., Poolse Pijpelogie, PKN XI, 44, 1989,p.74-89
- Turek, Z., Na Tropach Glinianej, Przekrój, 1-4, 1989
- Zimmermann, E., Zagadnienie produkcji fajek na ziemiach

polskich, Dawna fajka Gliniana, 1, 1988
- Zimmermann, E., "Zborowskie - Polska Gouda", Dawna Fajka

Gliniana, 2, 1988
- Zimmermann, E., "Fabrique in Rostin", Dawna Fajka Gliniana,

3/4, 1988

ADVERTENTIES

Te koop aangeboden: kleipijpen van de firma Goedewaagen, o.a.:

Felicitatiepijp, Peter Stuyvesant, Ons Genoegen, meterpijp en
andere lange modellen. Verder: de schoenpoetser, turk, duivel-
tje, vosje, Leidens Ontzet e.v.a. Ook voorradig: pijpekassen,
pyrogenes, pijpenvorm etc. L.van den Berg

Gevraagd: Wie heeft gegevens en/of objecten over amateurtabak-

ken, tabaksdistributie tijdens de Tweede Wereldoor l.og en oude
kartonnen sigarenpijpjes? F. Tymstra

272

13e JAARGANG NR . 52 MAART, 1991

INHOUD 273
NIEUWE LITERATUUR VERZAMELKRANT ADVERTENTIE 273
DE PIJPENPOTTEN VAN ALPHEN AAN DEN RIJN 274
PEUKOPROKERS 284
ROBBERT MORROC , PIJPENMAKER TE ALKMAAR 285
TABACOLOGIE OP EEN BRIEFKAART 288
MINIATUURPIJPJES 289

NIEUWE LITERATUUR

P.J. Hammond. Registered and patented clay tobacco pipes,1988
Gereviseerde versie van het artikel in British Archaeological
Reports vol. 146 : The archaeology of the clay tobacco pipe IX,

1985 . ISBN O 951313002

Onderstaande boeken zijn te verkrijgen via B. Rapaport, 11505
Turnbridge Lane , Reston, Virginia 22094, USA
Cole . In the beginning (Myths and legends about pipes), 1990
Een boekje van slechts 10 pagina ' s. Prijs $4 .
Savard et Drouin. Les pipes a fumer de Place- Royale, 1990
Het eerste boek over de kleipijpen van Canada . Dit 409 pagi-
na' s tellende boek kost $16.
Antonio Nunez Jimenez . The Journey of the Havana Cigar, 1988

VERZAMEL KRANT

De redactie ontving onlangs het jubileumnunnner van de Verza-
melkrant . Dit blad staat boordevol met gegevens over beurzen,
tentoonstellingen en collecties en andere informatie, die voor
de verzamelaar van belang kan zijn . De kosten bedragen !37,50
per jaar, waarvoor men tien keer een goed verzorgd blad ont-
vangt . Voor verdere informatie en abonnementen kan men zich
wenden tot : Verzamelkrant Stadskanaal . Postbus 112, 9500 AC
Stadskanaal .

ADVERTENTI E

Gevraagd (te koop of te ruil):
17e- eeuwse kleipijpen uit Nederland

R. Mansveld

273

DE PIJPENPOTTEN VAN ALPHEN AAN DEN RIJN

door J. van der Meulen

Inleiding

In januari 1989 werd voorafgaande aan l.de sloop van het pand
Julianastraat 34 te Alphen aan den Rijn aan de AWN (Archeolo-
gische Werkgemeenschap Nederland, afd. Rijnstreek) de moge-
lijkheid geboden om een inpandig archeologisch onderzoek uit
te voeren. De lokatie was interessant, omdat hier mogelijk
sporen aangetroffen konden worden van een Romeinse oeverbe-
schoeiing van de Rijn. Nadat de ,vloeren waren opengebroken,
kwamen bewoningssporen te voorschijn, daterend vanac:lf ,de lSe
tot en met de 18e eeuw. Behalve diverse plavuizeff, vloeren,
muurresten en een vuurplaats werd ook een waterkelder met
booggewelf gevonden. De noordelijke helft van dit keldertje
(afm. 2,0 x 1,2 m) was gevuld met een dicht pakket pijpenma-
kersafval. Behalve ca. 12 kratten (ca. 0,5 m3) scherven van
pijpenpotten werden ook fragmenten van een kap (pijpenpotdek-
sel) en 95 hoofdzakelijk ongebruikte pijpekoppen gevonden, te-
zamen met scherven gebruiksaardewerk.
Het pijpenmakersafval is bewust gestort om te dienen als fun-
dering voor een muur, die op de gedeeltelijk verwijderde wa-
terkelder was opgetrokken. Buiten de kelder werden nauwelijks
scherven van pijpenpotten gevonden.
Uit archiefonderzoek is gebleken, dat het onderzochte pand in
1787 als Hervormde pastorie werd gebouwd.

Vondstbeschrijving

Pijpen

De pijpen in het vondstcomplex zijn onder te verdelen in:
a pijpen met een hielmerk, b pijpen met een zijmerk, c gele-
genheidspijpen.
a De hielmerkpijpen bevatten de ovoÏde-, kromkop- en hielloze
typen. Van ongeveer de helft van de pijpekoppen met het ovoÏde
model (24x) is door de toevoeging van extra stip(pen) aan het
bijmerk wapen van Gouda op te maken, dat deze gemaakt zijn in

het voormalige Aarlanderveen (7). Zij zijn gemerkt met de ge-
kroonde A (3x):, de gekroonde D (lx), koning David (2x), de mo-
len (Sx) (afb. 1) en de gekroonde turfmand (4x). Bij de overi-

ge merken (9x), zonder extra stip(pen), is het merk BVB (7 x)
rijk vertegenwoordigd. Dit merk werd echter ook veelvuldig ge-

imiteerd door Alphense pijpenmakers. De kromkoppijpen (lOx)

zijn gemerkt met de gekroonde 59 (Sx) (afb. 2) en de gekroonde

B (4x). Eén exemplaar was zonder merk. Bij de hielloze pijpen

274

♦1111 •• 11 . , t , '" U •••••

afb. 1 afb. 3

-- --

afb. 2 ~ afb. 6

--.,..,............ afb. 4

afb. 5 -- ~ ~

[;s

afb. ?

I

is het merk gezet op de plaats van de hiel (22x) of op de ke·--
tel aan de roerzijde (3x). De merken op de hiel zijn de ge-
kroonde 6 (lx), de gekroonde 16 (20x) (afb. 3) en de driemas-
ter (lx). Op de roerzijde komen de volgende merken voor: de

slang (Ix), de melk.meid (lx) en koning David (lx).

b De zijmerkpijpen (33x) hebben slechts twee variaties in het

versieringsmotief. Beide voorstellingen: de lampetkan (llx)
(afb. 4) en de gekroonde vis (snoek of zalm) (22x) (afb. 5)

hebben een vlak reliëf. De afwerking en het motief plaatsen de
pijpen in het laatste kwart van de 18e eeuw. Rondom op de ste-
len van de pijpen met het vismotief staan gezien vanaf de kop
de letters COR PE: en RAA EL (afb. 5). De letters zijn in de
mal aangebracht en niet direct te relateren aan een bekende
pijpenmaker. De oorzaak kan gezocht worden in de onervarenheid
van de graveur, die geen juiste voorstelling had hoe de let-
ters vanuit de mal op de pijp terecht zouden komen. Een andere
mogelijkheid is, dat hier sprake is van een moedwillige ver-
draaiing. Als we de letters hergroeperen en omkeren, ontstaat:
HOC:EP AAR.LE. Hieruit valt de naam van de bekende Philip HO-
GEBoom uit AARLAnderveen op te maken. De onjuiste letters zijn
mogelijk te verklaren door de onzorgvuldige werkwijze (of an-
alfabetisme) van de graveur. Uit een eerder opgegraven stort
van Philip Hogenboom zijn deze opschriften niet bekend (7).
Dit is niet verwonderlijk, omdat deze pijpen pas na het over-
lijden van Philip (in 1764 ) zijn vervaardigd. Zeer waarschijn-
lijk heeft een van zijn opvolgers gebruik willen maken van de
naamsbekendheid van Hogenboom bij de pijpenhandelaren. Een
tweede aanwijzing dat het materiaal afkomstig is van de voor-
malige pijpenfabriek van Hogenboom is de vondst van een zij-
merkpijp met vismotief waarop de initialen IKM voorkomen (afb .
6). Deze pijpekop die een scherp reliëf heeft en beter is af-
gewerkt, moet worden toegeschreven aan Jan Hendrik KraMer. Hij
heeft het bedrijf van 1764 tot 1769 geleid. Na hem komen Her-
manus van Eijk tot 1779, Hendrik van Zwièten, samen met Pieter
van Wijngaarden en/of Huijbert Willemsz., tot 1785 en in 1786
Pieter van Rijk . Van Pieter van Rijk zijn pijpen bekend met
het visrnotief, maar deze vertonen geen overeenkomst met de
koppen uit de stort (7). Gezien de bouwdatum (1787) en de
slechte afwerking van de pijpekoppen - kenmerkend voor dit ty-
pe pijp uit het laatste kwart van de 18e eeuw - lijkt het pij-
penmakersafval afkomstig te zijn van Hendrik van Zwieten en/of
zijn compagnons, waardoor de vondst gedateerd kan worden tus-
sen 1779 en 1785.
c Er zijn tevens twee identieke ongerookte versierde pijpen

gevonden met het merk de gekroonde B (afb . ?). In een rnedail-

276

lon, geflankeerd door twee indianen waarvan de een 'n boog en
de ander een boog en speer vasthoudt, staat het wapen van Am-
sterdam met daaronder een driemaster. De afbeeldingen ziJn ge-
scheiden door een lint met het opschrift JUSTITIA 'PIETAS FIDES
(rechtvaardigh~id, zorgzaamheid, trouw). Als bijmerk op de
hiel zijn de wapens van Gouda aangebracht. Het linkse wapen is
slechts gedeeltelijk afgebeeld zonder de toevoeging van een S
(=slegte). Op de rechterkant staat wel een S, maar op de ui-
terste rand van de hiel naast het wapen. Deze uitvoering wijkt
af van de doorgaans zorgvuldige werkwijze die in Gouda gebrui-
kelijk is. Als we hierbij in ogenschouw nemen, dat de pijpen
enigszins misvormd waren en niet gebruikt, dan rijst het ster-
ke vermoeden, dat deze pijpen van Alphense origine zijn.

Pijpenpotten

De geconcentreerde stort maakte het mogelijk om ca. 95% van
het aanwezige materiaal te bergen en een poging te wagen om
uit de scherven weer pijpenpotten op te bouwen. Dit bleek min-
der gemakkelijk dan was voorzien door het minieme onderlinge
kleurverschil (met uitzondering van een aantal rode scherven)
en omdat sonnnige oude breuken met boetaarde dichtgesmeerd wa-
ren waardoor de originele scherf niet meer te zien was. Uit-
eindelijk is het gelukt om zes potten, in zeer uiteenlopende
staat, opnieuw op te bouwen (zie tabel 1).
Drie potten waren zo fragmentarisch aanwezig, dat van restau-
ratie werd afgezien.

Gewicht

Op de tweede regel van de tabel staat het gewicht voor - en op
de volgende regel het gewicht nà de restauratie, hetgeen bij
benadering overeenkomt met het oorspronkelijke gewicht, al
moet toch rekening gehouden worden met een verschil in soorte-
lijk gewicht tussen de materialen waarmee de restauratie is
uitgevoerd en de oorspronkelijke kleisoorten (boetaarde, cha-
motte).
Het grote verschil in gewicht tussen de potten wordt vooral
veroorzaakt door het aantal lagen boetaarde. Uitgaande van een
lege pijpenpot van 30 kg kan deze gevuld met pijpen, een has-
pel of trompet (centrale steun waartegen de stelen van de pij-
pen rusten) en schrobbeles (vulling tussen de pijpen) uitein-
delijk ca. 50 kg gaan wegen (4).

Opzetranden

Alle potten ziJn voorzien van een geboetseerde rand bovenop de

aardewerkpot, die in hoogte varieert van 4 tot 9 cm (afb . 8) .

277

Tabel 1: Gegevens over de opgegraven en gerestaureerde
pijpen potten.

kleur, scherf I II II I IV V VI
gewicht, voor
na restauratie geel rood geel geel geel geel
opzetrand 12,5 15
hoogte - rand 30 19 20 25 25
hoogte+ rand + + + + 32,5 26
di am. uitw. 61 59 ++
diam. inw. 69 60 59,5 64
reparatie 68 63,5 38-40 60 67
37 36,5 33-37 29 69 72
glazuur 29-32 25-27 draad 38-40 39
witte engobe 27,5 draad draad 28-29 28,5
boetaarde draad glaz. glaz. draad draad
+ +
+ + + ++
+ + + + ++
veel
+ veel veel veel

Afb. 8
278

279

082'.



De opzetranden z1Jn opgebouwd uit meerdere lagen die corres-
ponderen met de boetaarde op de buitenzijde van de pot.

Diameter

Ondanks de beschermende laag boetaarde op de pot ontstonden

door de grote hitte in de oven lengte-scheuren in de pot (afb.
9). Deze scheuren werden vervolgens opgevuld met boetaarde.

Dit is er tevens de oorzaak van, dat de potten vaak niet rond
zijn aan de bovenzijde.

Reparatie

De potten blijken in de praktijk zeer kwetsbaar te ziJn ge-
weest. Zelfs bij nieuwe potten kwamen al "wrakke" exemplaren
voor (10). Bij regelmatig gebruik zal het noodzakelijk zijn
geweest ze telkens te repareren. , Na reparatie met boetaarde
werd rondom de pot ijzerdraad gewikkeld, waardoor de slappe
boetaarde op zijn plaats gehouden werd. Tevens diende dit om
de pot bijeen te houden (Il). Bij twee potten heeft men gla-
zuur gebruikt als plakmiddel om poten of een gedeelte van de

wand te lijmen (afb. 10), waarna het geheel werd toegedekt met

boetaarde. Opvallend is ook de aanwezigheid van glazuur op een
aantal breukranden. De glazuurlaag lijkt opzettelijk aange-
bracht, omdat aan de binnenzijde van de potten geen sporen van
glazuur zijn aangetroffen. Dit gegeven werpt een ander licht
op gedeeltelijk geglazuurde pijpen in pijpenstorten. Het is
zeer wel mogelijk, dat het glazuur. ·op deze pij pen niet afkom-
stig is van het meegebakken aardewerk, maar van een reparatie
aan de pijpenpot. Dit wordt nog aannemelijker, als we bedenken
dat de potten in de regel afgedekt werden met een deksel (kap)
waardoor er geen glazuur van eventueel meegebakken aardewerk
in de pot terecht kon komen (9).

Engobe

De binnenzijde van alle potten is zonder uitzondering bedekt
met een dunne laag fijne, witte klei. Deze laag moest verhin-
deren, dat de pijpen tijdens het bakken door het contact met
de onzuivere klei van de pijpenpot zouden verkleuren.

Boetaarde

Op sonnnige potten komen 5 tot 8 opgebrachte lagen boetaarde
voor. De boetaarde had een warrnteregulerend effect en werd ge-
bruikt om scheuren in de pot te dichten.
In tegenstelling tot de pijpenpotten van Gorinchem (5) zijn in
de wanden van de Alphense potten geen gaten aanwezig. Deze ga-
ten dienden waarschijnlijk niet om de haspel in een stabiele

281

centrale positie te houden, zoals Bruijn en Von Hout in hun
artikel beweren, maar waren bedoeld om de hechting van de
boetaarde te bevorderen. Dezelfde functie hadden ook de ijze-
ren pennen in de kappen die in Gouda zijn opgegraven (9). In
Alphen werd om dezelfde reden ijzerdraad om de aangebrachte
boetaarde gewikkeld.

Poten

De drie poten onder de piJpenpot werden door middel van een
"pen - gat"-verbinding bevestigd. Dit is te verklaren uit het
feit, dat de pijpenpot in een mal werd vervaardigd. Later wer-
den dan de poten aangebr.acht. Hiertoe werden de poten aan de
bovenkant voorzien van een kleikegel. In de potwand werd een
gat gemaakt waardoor de kegel werd gestoken en vervolgens aan
de binnenzijde van de pot - ·als een klinknagel - platgedrukt.

Kap

Zoals blijkt uit de vondst van een tiental aan elkaar passende
scherven van een deksel, ook wel kap of stolp genoemd, werd
ook in Alphen de pijpenpot afgedekt (9). Het is opvallend, dat
slechts fragmenten van één kap zijn gevonden, terwijl er toch
meerdere potten in de stort aanwezig waren. Waarschijnlijk wa-
ren de kappen niet zo sterk aan slijtage en breuk onderhevig.
Op de scherven zijn geen sporen van boetaarde aanwezig. De kap
werd vermoedelijk pas in de oven op de pijpenpot geplaatst.
Dit blijkt uit foto's uit omstreeks 1900, waarop het vullen
van de oven staat afgebeeld (2,12)
De kap is gevormd in een mal en heeft een klokvormig model

(afb. 12 ) . De hoogte van het fragment is 16 cm en de wanden

staan onder een hoek van ca. 75°. Als de wanden verlengd wor-
den tot een basisbreedte van 33,5 cm (de gemiddelde doorsnede
van een pijpenpot), dan moet de oorspronkelijke hoogte van de
kap 43 cm geweest zijn. Dit komt overeen met de kappen die in
dezelfde periode in Gouda (9) in gebruik waren en met het door
Duhamel du Monceau beschreven deksel (3).

Conclusies

De nu gevonden Alphense piJpenpotten (afb. 11) wijken enigs~

zins af van potten uit dezelfde periode in andere centra (zie
tabel 2). Ze hebben een grotere diameter en hoogte en zijn
daardoor gemiddeld zwaarder. Dit is te verklaren uit het feit,
dat de potten met de ongebakken pijpen niet van de pijpenmaker
naar een pottenbakker vervoerd moesten worden.
De oven van Hendrik van Zwieten was namelijk in hetzelfde pand
aanwezig als de pijpenmakerij.

282

In onderstaande opsomming ontbreekt Schoonhoven, omdat uit de-
ze plaats nog geen gegevens bekend zijn over pijpenpotten. In
het plaatselijk archief is wel een kwestie gevonden, waaruit
iets over de afmetingen van de in gebruik zijnde pijpenpotten
valt af te leiden.
Volgens een brief (1777) van Cornelis Lasonder, pottenbakker
te Schoonhoven die zich verweert tegen een aanklacht van de
pijpenmakers over de te hoge baklonen, bevatten de lokale pij-

penpotten een gros pijpen meer dan die in Gorinchem (8). Uit

onderstaande tabel blijkt dat er in Gorinchem twee soorten
pijpenpotten in gebruik waren. Het is waarschijnlijk, dat in
Schoonhoven ook potten gebruikt werden met een hoogte van ca.
72 cm. Een nog hoger model komt feitelijk niet in aanmerking
voor de kortstelige (ca. 22 cm) groffe pijpen, die aan het
einde van de 18e eeuw in Schoonhoven geproduceerd werden.

Tabel 2: Gegevens over pijpenpotten uit diverse centra.

herkomst datum hoogte diameter gewicht basis

Rotterdam [2] ca .1650 41,5 32 vvii.nn
Utrecht [2] ca.1650 32-36

Gorcum [4] 1762 72,8 29,9 ri.ng
Gorcum [5] ca.1770 72 30 26
Gorcum [5]
ca.1770 58 32 9-15 poot

Gouda [3] -1771 56 28

Zwolle [1] ca.1775 54 29,5 poot
Alphen
ca.1785 59-67 33-40 19-32 poot

Gouda [6] 1831 75,4 31,2

1831 83,2 36,4

1831 52 26

--- ----..---

Met dank aan Eric van der Most die door zijn inzet ervoor ge-

zorgd heeft, dat de scherven niet op de storthopen van de ver-

getelheid terecht zijn gekomen. Tevens gaat mijn dank uit naar

Siet van der Meulen, die met groot doorzettingsvermogen uit de

enorme hoeveelheid gelijkvormige scherven de pijpenpotten

heeft opgebouwd en ze tot toonbare stukken heeft weten te res-

taureren. Ruud Stam wil ik bedanken voor zijn positieve com-

mentaar.

BRONNEN

(1) A. Carmiggelt. Over p1Jpen, potten en ringen; een pijpelo-

gische vondst te Zwolle. PKN 8,29, blz. 2-11. 1985

283

(2) P. von Hout;• 17e-eeuwse pijpenpotten uit Utrecht. PK.N 8,30
blz. 27-33, 1985
(3) M. Duhamel du Monceau. L'Art de faire les pipes a fumer le
tabac. Paris, 1771
(4) A. Bruijn en P. von Hout. Een pijpenpot uit Gorinchem.
Westerheem 3le jrg. nr. 3, blz. 104-112, 1982
(5) A. Bruijn en P. von Hout. Een pijpenpot uit Gorinchem.
(vervolg) Westerheem 31e jrg. nr. 5, blz. 212-217, 1982
(6) A.G.= Streek Archiefdienst Hollands Midden te Gouda.
Pijpenmakersarchief (P.A) inv.nr. 32.
(7) J. van der Meulen. D!= "Gouwenaars" van Alphen aan den Rijn
Repro-Holland bv, Alphen aan den Rijn, 1986
(8) Streekarchief Krimpenerwaard te Schoonhoven. Oud Archief
Schoonhoven, inv.nr. 134 doos B.
(9) R. S~am. Op een pijpenpot past een deksel. PKN 12,46
blz. 126-143, 1989
(10) J. van der Meulen. De pijpenpotten van Gouda. PKN 13,49
blz. 212, 1990
(Il) J. van der Meulen. Recente vondsten uit Alphen aan den
Rijn. PK.N 9,36, blz. 90-95, 1987
(12) D. H. Duco. De Nederlandse kl eipijp. Pijpenkabinet, Lei-
den, blz. 21, 1987

PEUKOPROKERS

door F.Tymstra

Vlak na de oorlog, toen de tabaksschaarste nog heerste kwam
in 1947 de firma Witte uit Groningen met 2 peukoprokers op
de markt. Het spiraalpijpje stelt de roker in staat de hele
sigaret op te roken.Daarvoor moest men de sigaret aan de
spiraaldraad bevestigen. Wanneer het pijpje niet in gebruik
is, wordt het nikkelen dopje over de spiraal geschoven.
Nog ingenieuzer is de PEUKRO. Hiermee kon men peuken oproken.
Door in het voorste deel een peukje te steken en in het ach-
terste deel een sigaret vormt men a.h.w. een nieuwe lange
sigaret. Bij het roken verbrandt eerst het peukje, dat daar-
na de sigaret aansteekt.
Wat zal er in die dagen weinig "bukshag" gevonden zijn.

~~.__~iöiii.iiiii.ii.;;;;;;;::;;::;::;;;;:;;=1~

SPIRAALPIJPJE

284

ROBBERT MORROC (MORRIJS), PIJPENMAKER TE ALKMAAR

door Kees Faas

In het Alkmaars stadsarchief werd door Don Duco de 17e- eeuwse

tabackpijpmaecker Robbert Morrijs gevonden, ook wel genaamd

Robbert Moray (I).
Afkomstig uit Schotland tekende hij met de initialen RM enige
akten, opgesteld door de Alkmaarse notaris Ocker. Mogelijk ge-
bruikte hij deze letters ook als pijpenmakersmerk (1). Volgens
een akte uit 1632 woonde Robbert Morrijs aan de Korte Nieuwe-
sloot, een zijsloot van de Nieuwesloot in het hart van Alkmaar
die in 186n gedempt werd (2).

Een gesigneerde pijp van Robbert Morroc

Wat betreft de vorm van de kop, alsmede de geprononceerde naar
beneden breder uitlopende hiel, vertoont de in Hoorn gevonden
pijp (H 32 nnn) uit 1630-1635 enige overeenkomst met Westfriese
contemporaine pijpen.
In dit geval maken naamsovereenkomst: Robbert Morroc met Rob-

bert Morrijs/Moray, hielmerk RM (afb. 1), gevoegd bij de ge-

ringe afstand Alkmaar-Hoorn een toeschrijving wel mogelijk.
De versiering van de ketel bestaat uit een renaissance-masker
in de vorm van een vrouwenkopje (aan beide zijden), compleet
met oorbellen, halsketting en een kroontje van lelies. Derge-
lijke maskers kwamen als versiering in het begin van de 17e
eeuw voor, zowel in de bouwkunst als op voorwerpen (3). Gedu-
rende de 18e eeuw keert deze versiering terug op de pijpekop-
pen (4).
Omdat de reliëfversiering zo hoog op de ketel was aangebracht,
diende de radering rond de bovenzijde ervoor te worden onder-
broken. Tevens kon in de nabijheid van de reliëfversiering de
agaatsteen niet worden gebruikt, waardoor de klei daar zicht-
baar meer was aangetast dan aan de voor- en achterzijde van de
ketel, die wel met de agaatsteen gepolijst waren. Op de steel

staat in reliëftechniek op de rechterzijde ROBBERT (afb. 2) en

op de linkerzijde MORROC in spiegelbeeld, binnen een kader dat

lijkt op LICHTIUS (5).

De fleurale steelversiering
toont een asynnnetrische in-
deling. Het losse steel-
fragment met de volledige
naam lag dichtbij de pijp
eronder.

afb. 1

285

286

287

NOTEN

(1) De Kleipijp in de Zeventiende Eeuwse Nederlanden, door
D.H. Duco, blz. 140

(2) Oud Alkmaarse Straatnamen; uit De Speelwagen, dec. 1950
(3) De renaissance in de Amsterdamse architectuur, door H.J.

Zantkuijl. (1986 Amsterdams Historisch Museum)
(4) Pijpelogie, door F.H.W. Friederich, afb. 44, nrs. 7 t/m 10
(5) Kleipijpen, door W. K.ronnnenhoek en A. Vrij, foto 766

TABACOLOGIE OP EEN BRIEFKAART

/,, ,, , ' . .,. :
t .! '~
~1:./.r,;J·-
~

Deze briefkaart uit 1902 is uitgegeven 'Ten voordeele van de
slachtoffers der Folterkampen·1 .In deze Transvaalse Boeren-
oorlog speelde Paul KrÜger een belangrijke rol. De meesten
onder ons kennen hem van de pijpen waarop zijn beeltenis is
afgebeeld.De afbeelding toont wat de helden toekomt:sterke
drank,chocolade maar vooral pijpen en tabak.Een aantal her-
kenbare pijpen is op de kaart vereeuwigd. Interessant is ook
de zwarte houten pijpfoudraal ter bescherming van de breek-
bare kleipijp.Zo kunnen ook briefkaarten meehelpen aan het
bepalen van de ouderdom van objecten. (F.Tymstra)

288

MINIATUURPIJPJES

door Karel Loeff

De wereld in het klein - een voorlopige inventarisatie.
Miniatuurobjecten behoren tot dié kleinnoden,die altijd een
zekere aantrekkingskracht op de mens zullen uitoefenen.
Wie is er niet geboeid (geweest) door miniatuurautootjes,
spoorbanen of poppenhuizen?
Wellicht zult u denken: maar dat behoort toch tot de kinder-
tijd? Toch is dit niet het geval. Het miniatuurobject in de
ruimste zin van het woord is iets van alle tijden en voor
alle leeftijden.

MINIATUURPIJPEN
Dat miniatuurtjes tot de 'curiosa' onder de tabacologie wor-
den gerekend laat zich eenvoudig verklaren.Ze missen immers
de functie van het roken.Miniatuurpijpjes zijn er voor de sier
waardoor ze een andere functie hebben, die daarom niet minder
interessant is.Aan goede miniaturen wordt dèzelfde zorg be-
steed als aan hun grotere familieleden, hetgeen van belang is
voor de kwaliteit van het pijpje.Immers, hoe preciezer en
verfijnder de uitvoering en afwerking is, des te beter kan
men de pijp als ·'geslaagd' beschouwen.
Voor alle miniaturen geldt, dat de objecten op schaal gemaakt
moeten zijn,willen ze goed gelijken.Toch is er bij de pijpen
meestal geen sprake van,omdat een absolute gelijkenis met het
origineel geen noodzaak was. Zelfs zijn er miniatuurtjes die
niet van klei gemaakt zijn. Zo kennen we uit de 18e eeuw
pijpjes van glas en sinds een aantal jaren worden ze van
plastic gemaakt.(afb.20)
Tegenwoordig komen ook pijpjes van zilver voor.In dit materi-
aal kan men de 'schaal' beter benaderen.

FABRICAGE
Miniatuurpijpjes worden op dezelfde wijze vervaardigd als de
kleipijpen van normale grootte. Alleen de gebruikte gereed-
schappen zijn veel kleiner.De pijpenmaker diende daarom over

een goede beheersing van de fijne motoriek te beschikken.

In Nederland zijn de pijpenvormen van koper gemaakt, in te-
genstelling tot de Duitse vormen die ook in ijzer voorkomen.
Op afb.A is een vorm afgebeeld van de firma de Jong uit
Gouda.De koperen vorm is gegraveerd met een bloemenrankmotief
en de sluitpennen zijn van ijzer.Het handvat van de stopper
is van hout en even groot als het handvat van een normale
vorm.Aangezien de steel van het pijpje erg dun is,hebben we
met een extra fijne weijerdraad te maken.Voor de vervaardi-

289



•!

.(

îJ 1

• \

\• •

'J l

•\
\
~!

~

( ,1

.J

Cl}

g. QJ

~ tj1

1---, •

.. ~

1---,

1---,

290

afb.B

schaal 1:1

ging van miniatuurpijpjes heeft men weinig ruimte nodig.Behal-
ve op de fabriek werden ze in het verleden ook bij pijpenma-
kers thuis gemaakt.Een deel van de produkten is dus door huis-
vlijt ontstaan.Als de pijpjes gekast waren legde men ze in de
groeven van kleine droogplankjes tegen het kromtrekken.
Nadat ze afgewerkt en gedroogd waren werden ze in een oven-
vaste pot gelegd en daarna gebakken.
Op afbeelding B zien we een miniatuurvorm van de firma Klauer
uit Baumbach(Duitsland). De vorm en de stopper zijn gemaakt
van een hard soort staal. De stopper kon men in een ijzeren
handvat (stopfer-eisen) steken,waarin een vierkant gat was
uitgespaard.In de vorm is duidelijk de geleiding van de weij-
erdraad te zien.De vorm is ook geschikt voor machinaal gebruik.
Al geruime tijd heeft men de fabricage van miniatuur kleipijp-
jes beeindigd,de vakkennis is verdwenen en het is de vraag of
die ooit terug zal komen.

291

HISTORIE
De oudste miniatuurpijpjes bevinden zich in het poppenhuis
van Petronella de la Court in het Centraal Museum te Utrecht.
Dit poppenhuis dateert uit de tweede helft van de 17e eeuw.
De Goudse pijpjes, 13 in getal, liggen in een wilgetenen
mandje in het zogenaamde comptoir,het kantoor. Ze zijn ge-
glaasd, voorzien van een steelversiering en hebben een molen
als hielmerk. Waarschijnlijk zijn ze rond 1745 aan de inven-
taris toegevoegd toen Pieter van den Beek de nieuwe eigenaar
van het poppenhuis werd . Zijn naam staat ook vermeld op reke-
ningen en rollen tabak, die zich in het comptoir bevinden.
Ook in andere poppenhuizen komen miniatuurtjes voor,echter
geen van deze pijpjes zijn van een dergelijke ouderdom en kwa-
liteit.Zeker is dat ze vervaardigd zijn door een vakman, zo-
als dit ook gebruikelijk was bij miniatuur zilverwerk,glas e.d.
Immers,de poppenhuizen dienden niet om mee te spelen, maar
waren er uitsluitend voor de sier. Ze werden gekocht door
echtgenotes van rijke Amsterdamse kooplieden.
In de 19e eeuw werden de pijpjes als curiositeit verkocht in
houten,koperen en zilveren standaardjes of rekjes. De produk-
tie van de pijpjes kwam in handen van . de pijpenfabrikanten.
Door massaproduktie werden de pijpjes een stuk goedkoper.
In onze eeuw worden de pijpjes in hoofdzaak als souvenirarti-
kel door tabakszaken en souvenirwinkels verkocht. De laatste
pijpjes werden eind zestiger jaren gefabriceerd.
In Engeland werd het miniatuurpijpje o.a. als relatiegeschenk
gebruikt.(afb.21)
Ook in Duitsland komen miniatuurpijpjes voor.Vanwege de gerin-
ge belangstelling en de weinige afzetmogelijkheden werden ze
weinig geproduceerd.

VERPAKKINGEN
De pijpjP.s werden in de regel in een doosje van 6 stuks ver-
kocht. De firma de Jong verkocht ze ook per gros, om rekjes
te vullen of los te verkopen.
Op afbeelding C staan de meest bekende doosjes afgebeeld.Het
lange doosje van de firma Goedewaagen (afb.C-a) bevat 6 lan-
ge miniatuurtjes van het model 0000 (afb.1).In doosje C-b,
bestemd voor de export,zitten 6 witte pijpjes (afb.4).
Doosje C-c bevat witte,rode en zwarte pijpjes,van elk twee
stuks (afb.6) De doosjes C-d en C-e van de firma de Jong had-
den een verschillende inhoud.Het Zenith doosje bevat 6 witte
pijpjes (afb.8) Van dit . doosje bestaat nog een andere uitvoe-
ring met een moderner lettertype en de tekst GOUDA HOLLAND
aan de linkerzijde van het doosje afgebeeld.

292

~-

a

'<----_;._.._ _ _ _ _ _ - - - -- -- - - --

b

PIJPEN- liN AARDEWERKFABRIEK

C

Î'

_______________--- "' _;_,;_,,;;

d e
afb.C
PLÄTEELBAKKERIJ
EN PIJPENFABRIEK- 293

,,zF_:NI TH"' w~~~~ '

f

- - - - - - - - .---~

Afb.D Miniatuurpijpjes in doosje.Goedewaagencatalogus nr.4

STANDAARDJES EN REKJES
Vaak bewaarde men de pijpjes in het oorspronkelijke doosje,
waarbij ze soms letterlijk jaren lang 'in de watten' werden
gelegd. Maar ook werden ze in standaardjes of ~ekjes gestoken.
Zo bevinden zich in mijn verzameling 13 verschillende koperen
standaards, waarvan enkele uit twee kleuren koper zijn samen-
gesteld. De standaardjes kunnen 3 of 6 pijpjes herbergen.
SoIIllilige staan op kleine pootjes,waardoor ze er elegant uit-
zien. Zelfs voor de 13.5 cm lange miniatuurpijpjes zijn spe-
ciale koperen standaards vervaardigd.
De duurdere uitvoeringen werden van zilver gemaakt, soms com-
pleet met zilveren pijpjes.Over namaken gesproken: zelfs het
plastic namaakpijpje (afb.20) werd opnieuw maar nu in zilver
gecopieerd.
Van vroeger datum zijn de zilveren rekjes uit Schoonhoven,die
in kleine oplagen gemaakt zijn door diverse zilversmeden.Hier
kan men beslist niet over'massa-artikel' spreken.
Houten - en vooral aardewerkrekjes komen veelvuldig voor.
Goudse aardewerk- en pijpenfabrikanten brachten schildjes
voor 4 of 6 pijpen in verschillende modellen op de markt.Ze
werden geglazuurd of beschilder~ en dikwijls voorzien van
teksten zoals GOUDA of HOLLAND.
Ook rookaccessoires komen in miniatuurvorm voor, zoals komfoor-
tjes, asschepj es en luciferhouders van koper of zilver.

294

FABRIKANTEN
In de verschillende catalogi van de Goudse pijpenfabrikanten

staan miniatuurpijpjes afgebeeld.De tot nu toe oudste vennel-
ding van een miniatuurpijp is te vinden in catalogus nr.4 van
de firma Jan Prince & Cie uit+ 1885. Onder nurmner 75 staat
een miniatuurpijp afgebeeld met een lengte van 5.3 cm.De zij-
kant van de kop is versierd met een kleine tudorroos.
In de Goedewaagencatalogus nr.4 (+ 1900) staan 3 modellen af-
gebeeld. Nr.O,een bewerkt pijpje van 6 cm,Nr.00, een glad mo-
del van 6 cm en Nr.000,~en glad model met een iets grotere
kop en een lengte van 6.5 cm. In catalogus 6 staat een nieuw
model afgebeeld,Nr.0000 hiervan is de lengte 13.5 cm.Dit mo-
del is ook in kruluitvoering gemaakt.(zie fragment op afb.2)
In de catalogus van P~van der Want Gz (+ 1900) zijn 4 pijpjes
opgenomen.Ze hebben geen nurmner, maar worden met naam genoemd.
Men onderscheidt de 'Korte miniatuur' een pijpje van 6 cm met
bloemenrankmotief en de 'Lange miniatuur' een glad pijpje van
9 cm lang.Verder de 'Kleine krulminiatuur', een gekrulde ver-
sie van de korte miniatuur en tot slot de 'Groote krulminia-
tuur'. De voorzijde van de kop is versierd met het wapen van
Gouda. Ongekruld is deze pijp ruim 16 cm lang!
De firma J.Schilz-MÜllenbach uit HÖhr heeft ook miniaturen
gemaakt. In de catalogus uit 1939 treffen we onder nr.44 een
3.5 cm lange miniatuurpijp aan.Het pijpje deed dienst als
opiumpijp en werd op aanvraag geproduceerd. Duidelijk is, dat
dit pijpje voor de export bestemd was.
Uit Engeland is een doosje afkomstig, bestemd voor reclame-
doeleinden. In het kartonnen doosje zit een rubberen tabaks-
zak,een metalen lucifersdoosje en een kleipijpje (afb.21)met
rood gelakt mondstuk.Op de steel de teksten GRAMWILL en
W.G,I,jr. De wikkel van het lucifersdoosje verklaart de tekst:

W.G.INGRAM GRAMWILL
GRAMWILL ADVERTISING
-BALLOONS-
Rubber Works & tobacco pouces
OLD FORD,LONDON are the best

Een ander Engels produkt is de 'SINCOLA TOY PIPE'.Deze p1Jp
werd met een rechte of een kromme steel geleverd. Naast de
kleuren rood en wit is er ook een gelakte uitvoering bekend.
De tekst TOY PIPE doet vermoeden dat het om een speelgoed
pijp gaat, maar waarschijnlijk is het toch een souvenir.
De pijpjes werden+ 1920 in Manchester vervaardigd.

295

. . . - - - - - - - - - - - -~

1

- J::.:.1 -

3
2

Co>
cc===================,.Y

4

~-J

5

,- ~

6

~. *. • . .. • - .
7a
r:
7b

fi!t.J V D -wA~T

296


Click to View FlipBook Version