Afb . 2a
Afb. 2b
Afb. 2c
346
Afb. 3
"•U:~~,;:,.,..-·1 r ·"·--.~Ed;~\
.·.'
,.,,;. . l ,- --,,_,.:i
\ '~
Afb. 5
·m
..
• ••
347
HET l{IND BLAAST BELLEN. Afb. 4
Wa.t is al 's Werelds vreugd en Spel? sop. Ooit heeft een
Een ied'le wind en Water-bel. Zwitser een 'bel' van
zes .meter lengte ge-
maakt, waarvoor hij
anderhalf pond zeep,
een pond suiker, een
eetlepel s tijfsel en
tien liter water ge-
bruikte.
Gelyk de rond geblaazen Bel, Voor de liefhebber
Na dat hy sierlyk was verscheenen, vol gt dan hier nog
een authentiek recept:
(Tot vreugd van 't kinderlyk gestel)
Weêr oogenblik'lyk is verdweenen:
l Zoo is de wereld in haar staat,
Die haar beminnaars snel verlaat.
"Men snijdt 5 gram echte Venetiaansche zeep in fijne reepjes~
Lost ze da.nop in 100 gram warm, gedestilleerd water (in iede-
re apotheek te bekomen), brandt fijne suiker in een tinnen Le-
pel bruin (niet zwart) en Lost daarvan in 100 gram gedestil-
leerd water zooveel op, als maar mogelijk is. Deze suikerop-
lossing mengt men met de zeepoplossing, ais deze koud geworden
is . In 250 gram warm gedestilleer d water wordt 10 gram echte
Venetiaansche zeep opgelost, vervolgens in 250 gram kokend ge-
destilleerd water 15 gram witte suiker en beide vloeistoffen
worden dan door elkaar gemengd."
348
14e JAARGANG NR. 55 DECEMBER, 1991
INHOUD 349
PIJPENDAG 2-11-1991 349
RECTIFICATIE 349
ADVERTENTIE 349
ZUM ANDENKEN AN GOTT 350
351
BEDEVAARTSPIJPEN UIT EEN STORT VAN J. WINGENDER & Co 358
365
DE KLEIPIJPENOVEN VAN TRUMM- BERGMANS: 1856-1 933 366
LITERATUUR
OPGEGRAVEN TABAKSPIJPEN, DUITSE HUIS 371
PIJPEN ALS KINDERSPEELGOED II
PIJPENDAG 2-11-1991
Op de bijeenkomst in het Museum van Oudheden in Leiden ging
het er weer gezellig aan toe . Voor de liefhebber was voor ko-
pen of ruilen veel materiaal aanwezig. Wat de lezingen be-
treft, will en we met name de bijdrage van de heer Jacq. Berg-
mans noemen, die met verrassende gegevens kwam over de Weertse
pijpenoven, wat betreft de stookkosten en de calculatie van de
prijzen voor de verschillende modèllen. Op pag. 358 kunt u een
en ander nog eens op uw gemak nalezen. Dat het er gemoedelijk
toeging, moge ook blijken uit het feit, dat menig deelnemer na
afloop van de middag nog wat bleef "hangen", zodat deze pij-
pendag beslist niet als een nachtkaars uitging.
RECTIFICATIE
In ons vorig nunnner is helaas een fout geslopen op pag. 331,
waarop de foto's van afb. 2a en 2b onderling verwisseld ziJn,
waarvoor onze excuses.
ADVERTENTIE
Van de Monografie over Doorrokers uit 19?6 is~ zolang de
voorraad strekt~ een kopie beschikbaar. Voor een briefje van
f5~- of? postzegels van 80 at. aan het adres van Ferrie Kom-
pier~ Julianastraat 4~ 1165 GV~ Halfweg~ krijgt u een exem-
plaar van de monografie thuisgestuurd. Vergeet niet uw adres
te vermelden.
349
'ZUM ANDENKENAN GOTT'
door Ruud Stam
bè heilige Quir inus is in verschillende plaatsen vereerd . Zo
kwamen we Quirinus al tegen op pijpen die gemaakt z i jn als
aandenken voor Pietersrade, Rotten Wahlwiller (1,2). Op de
pijp staat daar de plaatsnaam. Maar er zijn ook pijpen zonder
aanduiding van de plaats van verering bekend (3). Deze pijpen
zijn mogelijk in diverse bedevaartsplaatsen van de heilige
Quirinus als souvenir verkocht.
Uit de fabriekscollectie van de firma Lamp (1921 - 1975) uit
HÖhr is onlangs een bedevaartspijp te voorschijn gekomen, die
eveneens in alle plaatsen waar de heilige Quirinus vereerd
werd, verkocht kon worden. Er staat dan ook niet op 'ZUM AN-
DENKEN AN ... ' gevolgd door een plaatsnaam, maar heel univer-
seel: ZUM ANDENKEN AN GOTT.
Lamp zal deze pijp niet zelf vervaardigd hebben, maar heeft
deze of gekocht of laten maken voor de handel. Irmners Lamp
handelde hoofdzakelijk in pijpen. Over de firma Lamp zal later
nog een artikel verschijnen.
NOTEN
1 J. Engelen en F. Kompier, Bedevaartspijpen 6, PKN 11 (4 1),
1988
2 J. Engelen, Aanvulling op enige bedevaartspijpen, PKN 13
(50), 1990
3 J . Engelen en F. Kompier, Bedevaartspijpen van en uit het
Rijnland 4, PKN 10 (40), 1988
Hans van der Meulen wil ik danken voor het tekenen van de pijp
Hoogte 3~8 cm en lengte 13~5 cm
350
BEDEVAARTSPIJPEN UIT EEN STORT VAN JULIUS WINGENDER &CO, HOHR
door Ruud Stam
De fabriek van Julius Wingender & Co in HÖhr in het Westerwald
behoorde in het begin van deze eeuw tot de grote pijpenfabrie-
ken (1). De firma heeft van 1796 tot in de Tweede Wereldoorlog
pijpen gemaakt. De kwaliteit van de pijpen was goed en de fa-
briek had een grote variatie aan vormen, waarvan een aantal
artistiek van goed niveau waren. Dit is niet alleen uit deca-
talogus van Wingender zichtbaar, maar valt ook op, als pijpen
van deze firma aan het licht komen.
In de herfst van 1989 heb ik bij de aanleg van de Jacques-Re-
my Str. in HÖhr een stort aangetroffen van pijpen van Wingen-
der, welke rond 1910-1920 te dateren is. De stort was deels
reeds verstoord en een klein deel van het verzamelde materiaal
(minder dan 5%) behoorde duidelijk niet bij het materiaal af-
komstig van Wingender. De toeschrijving aan Wingender is ge-
beurd in samenspraak met Fred Tijmstra op basis van catalogi.
Daarbij bleek, dat er een groot aantal voor Wingender speci-
fieke pijpen in de stort aanwezig waren. Bovendien kwamen
grootte van de pijpen, variatie en kwaliteit overeen met het
verwachtingspatroon voor deze fabriek.
Gelet op de verstoring van de stort en de wijze van toeschrij-
ven is een absolute zekerheid over de maker niet te geven.
Echter, het is wel zeer waarschijnlijk dat de pijpen van Win-
gender afkomstig zijn. In de stort zijn geen stelen met naams-
aanduidingen van de firma Wingender gevonden.
De aangetroffen bedevaartspijpen waren souvenirs voor Keve-
laer, Kornelimünster, Hardenberg, St. Annaberg en Altenhofen.
Voor deze laatste twee bedevaartsoorden waren tot nu toe nog
geen pijpen bekend.
Altenhofen/AZdenhoven
Op afb . 1~2~3 is een in een driedelige vorm vervaardigde p1Jp
(hoog 4,2 cm) tè zien met daarop de tekst ANDENKEN AN ALTENHO-
FEN. Naspeuringen om Altenhofen te vinden bleven onvruchtbaar.
De suggestie van Jos Engelen volgend, dat in het zogenaamde
zelfkantgebied wel vaker verschillen in schrijfwijze van
plaatsnamen voorkomen, ben ik ervan uit gegaan, dat met Alten-
hofen Aldenhoven bedoeld is. Deze plaats ligt tussen Keulen en
Aken nabij JÜlich.
In het jaar J654 zag Dietrich MÜlfahrt een lichtverschijnsel
en vond in een linde een beeltenis van Maria. De Keulse vica-
ris genèraal (Aldenhoven behoorde tot het aartsbisdom Keulen)
351
gaf opdracht het Mariabeeld over
te brengen naar de kerk van Al-
denhoven.
Dietrich MÜlfahrt bouwde samen
met vrienden nabij de linde een
heiligenhuisje.
Toen de stroom pelgrims steeds
meer toenam heeft de hertog van
JÜlich in 1659 de huidige kapel
gebouwd (2).
Afb. 4 toont het Mariabeeldje
dat in de linde werd gevonden en
afb. 5 de kapel.
Wat direct opvalt, is dat op de
pijp Maria tegen een achtergrond
is geplaatst, die aan boomschors Afb. 1
doet denken. Dit is mogelijk een herinnering aan de linde.
St. Annaberg3 bij Haltern
Hoewel Anna als moeder
van Maria in de evangeli-
en niet voorkomt en de
stamboom van Maria uit a-
pocriefe evangeliën stamt
is de Anna-verering in de
middeleeuwen van groot
belang. In de middeleeu-
wen was de bestierende en
beschermende grootmoeder
een beeld dat bekend was
en in ieder geval toegan-
kelijker dan menig maag-
delijke-heiligenfiguur.
We zien dan ook, dat in
deze periode in Duitsland
de Anna-verering steeds
meer verbreiding kreeg.
Vooral met de komst van
een Anna-relikwie in 1212
en na de verkondiging van
Afb. 4
352
Afb. 2 Afb. 3
de leer van de Onbevlekte 353
Ontvangenis van Maria door
paus Sixtus IV (1471-1484)
heeft de Anna-verering een
grote vlucht genomen.
We zien dan ook, dat reeds
vanaf 1488 er rond Anna-
berg sprake was van een
Anna-verering. Ridder Gos-
win van Raesfeld heeft in
dat jaar het Franciscaner-
klooster in Dorsten ge-
sticht en dit klooster aan
de heilige moeder Anna
toegewijd.
Het wonder dat vele pel-
grims naar St. Annaberg
voerde, is de bron, die in
mei 1556 ontsprong. Toen
genas ook de eerste zieke:
"de hadde den bZ.oetganck
ys gesund geworden dar be-
gunte ock ein tholoep tho
werden."
Afb. 5
--- ------·· ·-- ·-··- .-_. ---- --- ~- --:;:-,:-----,,-,, . ~->-:1
='·- "'~~i f~.: . -
Afb. 6 De kapel van Annaberg zoals die er ca. 1835 uitzag
Afb. ?
Sinds die tijd stromen
de pelgrims toe en
zelfs nu nog komen er
jaarlijks zo'n 200.000
bedevaartgangers naar
St. Annaberg.
Afb. ? toont een li-
thografie van 't beeld
van St. Anna-te-Drieën
van St. Annaberg,
eveneens rond 1835
Afb. 8 Zaat (de scherf
van) de pijp zien, die
in de stort gevonden
werd met daarop de
tekst AND. AN ST.ANNA-
BERG (Driedelige vorm,
scherf hoog 3,9 cm)
Afb. 9 Pijp uit deca-
talogus van J. Schilz-
Müllenbach uit Höhr
354
Afb. 8 Afb. 10
Hardenberg
Jos Engelen en Ferrie Kompier (5) hebben al een bedevaartspijp
voor Hardenberg beschreven. Afb. 10 laat de uit de stort van
Wingender afkomstige pijp zien. Deze is in een driedelige vorm
vervaardigd en is 4,2 cm hoog. Tekst: Z.A. A. HARDENBERG.
Kornelimün s t e r
De pijp van Kornelimünster verschilt, voor zover ik kan na-
gaan, niet van de pijp die later door Lothar Hein gemaakt is.
Deze pijp is reeds afgebeeld in het artikel Bedevaar t s pijpen
van en ui t het Rijn land 4 (6). Door Julius Wingender is nog
een pijp voor Kornelimünster vervaardigd. Deze is afgebeeld in
bovengenoemd artikel op blz. 84. Deze pijp is overigens in de
stort niet aangetroffen.
Kevelaer
De hier gevonden Kevelaer-pijpen behoren tot 5 typen en zijn
alle in driedelige vormen vervaardigd.
- Type I Dit is de reeds van Wingender bekende bedevaartspijp
zoals afgebeeld in Bedevaartspijpen 1 op blz. 37 (7). Het
hier aangetroffen exemplaar is echter fijner uitgewerkt.
- Type II Dit is de in bovengenoemd artikel op blz. 36 afge-
beelde pijp c/d, met dit verschil dat het onderste bloempje
aan het tweede en niet aan het eerste blad ontspringt. Deze
pijp is in de volgende twee variaties aangetroffen: geheel
355
~6159 afb. 9
St. Annaberg h. Hal~
afb. 11
afb. 12
afb. 13 5 CM
35 6
lichtbruin gevlamd geglazuurd en deels geglazuurd: engeltjes
met witte vleugeltjes en rose lichaam, kroontjes geel, kleed
van Maria blauw met rose middendeel, planten aan de zijkant
-groen met rose bloemen.
- Type III (Afb. 11) Deze pijp heeft een knopvormige hiel en
is zowel ongeglazuurd als deels geglazuurd aangetroffen. De
wijze van glazuren is identiek aan die van de deels gegla-
zuurde pijp van type II.
- Type IV (Afb. 12) Deze pijp doet denken aan de op blz. 36
afb. 3 g/h afgebeelde pijp in Bedevaartspijpen 1 (7). De
ranken zijn echter anders en de Maria-figuur is minder ge-
drongen. Deze pijp is in drie variaties aangetroffen: deels
geglazuurd zoals bij type II beschreven, roodbruin geheel
geglazuurd, en ongeglazuurd.
- Type V (Afb. 13) Dit type doet denken aan de afb. 3 e/f
van bovengenoemd artikel. De rank heeft echter een rechtop-
staand topblad en de Maria-figuur is groter afgebeeld. Deze
pijp is in vier variaties aangetroffen: ongeglazuurd, rood-
bruin geheel geglazuurd, lichtbruin gevlamd geheel gegla-
zuurd, met gele en bruine strepen (zebra-effect) geheel ge-
glazuurd.
De variatie aan bedevaartspijpen uit deze stort is opmerke-
lijk. Vooral de 12 verschillende pijpen voor Kevelaer, ver-
deeld over 5 typen vormen, is veel. Dit alles is wel in over-
eenstennning met de omvang van de produktie van Wingender.
LITERATUUR EN NOTEN
J F. Tymstra, Wiener Kaffeehaus-pijpen, PKN 7 (26), 1984
2 R. MÜsers, Pfarr- und Wallfahrtskirche St. Martinus Alden-
hoven, Kath. Pfarramt St. Martin, Aldenhoven, 1984
3 H. BÖrsting u. A. SchrÖer, Handbuch des Bistums Münster,
Verlag Regensberg, Münster 1946
4 H. G. Schneider, Wallfahrtskirche Annaberg, Schnell, Kunst-
fÜhrer Nr. 1340, München/Zürich, 1982
5 J. Engelen en F. Kompier, Bedevaartspijpen van en uit het
Rijnland5,PKN11 (41), 1988
6 -- Bedevaartspijpen van en uit het Rijnland 4, PKN 10 (40),
1988
7 -- Bedevaartspijpen 1, PKN 10 (38), 1987
Jos Engelen wil ik hartelijk danken voor zijn raad~ Hans van
der Meulen voor zijn bereidheid pijpen te tekenen~ Frank Ma-
yenbUY?g voor de foto's~ Fred Tymstra voor de determinatie en
de hee~ H. J. Debije uit Aken voor zijn hulp bij het zoeken
naar literatWA.r.
357
DE KLEIPIJPENOVEN VAN TRUMM-BERGMANS 1856-1933
door Jos Engelen
Zoals bekend beschikten de Gedeputeerde Staten van het Hertog-
dom Limburg in 1856 gunstig op het verzoek van Johann Knoedgen
en Jacob Trumm om in Weert een pijpenoven te mogen oprichten
en aldaar de pijpenfabricage ter hand te nemen. De oven werd
gebouwd volgens de werktekening, vermeld op pagina 49 van de
PKN-monografie: Afstammelingen van Westerwaldst:....,pijpmakers in
beide Limburgen.
Toen Jacques Bergmans rond 1912 de leiding van het bedrijf van
zijn overleden vader overnam, werd het tijd de bakens te ver-
zetten, hetgeen resulteerde in de toevoeging van een werklo-
kaal t.b.v. de bruyère-pijpen en de revisie van de pijpenoven.
Zeer zeker geen gemakkelijke klus! Om zich in dezen te oriën-
teren vraagt Jacques op 22 maart 1915 informatie bij de Tech-
nische Boekhandel in Apeldoorn over:
1 de fabricatie van aardewerk - fayence - porselein
2 de fabricatie van vuurvaste stenen en vuurvaste artikelen
3 de constructie der ovens in genoemde bedrijven
hetgeen op 30 maart reeqs resulteert in de bestelling van het
boek van P. Werner: Die feuerfeste Industrie. 1911, voor de
prijs van 4,80 M. Daarnaast bestelt hij bij de N.V. Ahrend te
Amsterdam van E. Schmatolla: Die Brennöfen für Tont.Jaren -
kalkmagnesisch Zement à 5,80 M.
Een en ander resulteert op 7 oktober 1915 in een bestelling
bij de firma Leopold Engels en Co te Helden van 10.000 stenen
II soort à 110,50 franco wal Beisterbrug in Weert. De firma
Engels doet dan een offerte van 5000 I soort en 5000 II soort
(zo hard mogelijk gebrand).
Op 18 oktober deelt Bergmans deze Heldensche Stoomsteenfabriek
mede, dat de bestelde stenen weliswaar gelost zijn, maar niet
in de afgesproken kwaliteiten. Hij heeft ontvangen:
1000 stuks grijs I
4000 stuks grijs I van een mindere kwaliteit
1000 stuks grijs I van een nog slechtere kwaliteit
2000 bleeke hele stenen
1000 bleeke stenen, meest stukken,
en hij verzoekt dit "abuis" zo snel mogelijk te willen her-
stellen.
Voor deze revisie van de pijpenoven, een kostbare investering
en gezien het tijdstip een nogal vreemde i.v.m. de oorlogssi-
tuatie cq. export in en naar de buurlanden en de zich reeds
aftekenende afname van de kleipijp, was een specialist nodig
en Jacques Bergmans vond deze in de persoon van de heer P.Gee-
358
len uit Neer. De navolgende afspraken werden op 15 okt . 1915
gemaakt:
- Op 25 Ootober 1915 wordt met de bebouwing gestart . Mooht het
uitkomen dan kan gez ien de mooie weersomstandigheden eerder
begonnen worden.
- Morgen~ Zaterdag 16 Oot . wordt de huidige oven voor de laat-
ste maal ingestookt~ Maandag wordt uitgezet en dan wordt er
direot gestart met "afbraak" zodat reeds op 21 Oot . gestart
zou kunnen worden .
- De dwarsbalken voor de roosters zijn voor enkele jaren ver-
nieuwd en misschien nog te gebruiken . Zo niet dan Zaten wij
ter plaatse nieuwe gieten.
- De sohoorsteen is begroot op f50=. Als Zeek lijkt ons dit
wat aan de hooge kant~ maar U als vakman moet beslissen.
Het ronde gedeelte van de oude oven is slechts 2 meter hoog
waar de vlam boven uitkomt .
- Maakt U maar een keuze uit de twee alternatieven wat voor
ons 't voordeeligste is
1. Een vierkante sohoorsteen van 2 à 2. 5 meter welke direct
gebonden moet worden.
2. Een ronde schoorsteen van dezelfde lengte van radiale
stenen~ welke na enkele jaren gebonden moet worden.
Aangezien de ovenhoogte geen vier meter doch slechts 2 à 2.5
m. bedraagt en er geen profilstenen voor een kopje nodig
zullen zijn~ zal de prijs ook merkbaar minder zijn.
- Wij verklaren ons bij voorbaat met Uw beslissing aoooord.
En zo werd de buitenkant van de oven nieuw opgetrokken en
kreeg de ronde schoorsteen een hoogte van ca . 2 meter.
Bi jgaande foto's tonen drie aanzich ten van de oven zoals deze
er vanaf 19 15 heeft uitgez ien, tijdens de verplaatsing op 16
mei 1989, en deze toestand vormde de basis voor de restauratie
die in 1991 voltooid werd.
Vanaf medio 1916 tot 1922 heef t Jacques Bergmans elke ovengang
exact bij gehouden, wat ons een schat aan gegevens verschaft o-
ver stooktijden, stookduur, s tookmateriaal, stookkosten, oven-
temperaturen en het behaalde resultaat. De hier vermelde over-
zichten van 20 dec. 1919 en 2 febr. 1920 (afb . 4 en 5) spreken
Afb. 1 Stookgat en zijkant rechts
2 Diohtgemetselde deur begane grond (kistjesoven) en zij-
kant reohts
3 Dichtgemetselde deur begane grond en zijkant links met
ovenopeningen 7e etage (grote pottenoven) en 2e etage
(kleine pottenoven)
359
w
°0 '
Afb. 1 Afb. 2
Afó. 3
361
weliswaar voor zichzelf maar behoeven nog de volgende toelich-
tingen (afb. 4 en 5) :
de oven werd aangemaakt met takkenbossen (mutserden) en in
eerste instantie gestookt met 450 kilo kolen gedurende vijf u-
ren. Vervolgens werd er per twintig minuten aan de voor- (V)
en achterzijde (A) - stookgat van de oven 100 kilo turf toege-
voegd tot 17.45 u. Om 18.00 u was de oven klaar (Overzicht van
2 febr. 1920). De coderingen 05a etc. staan voor de gebruikte
segerkegeltjes en eronder de temperatuur waarbij deze omkrul-
den, een teken dat het betreffende ovengedeelte de juiste bak-
temperatuur had bereikt. De segerkegels werden geleverd door
de firma Keramische Rundschau uit Berlijn.
Uit deze ovenoverzichten uit het archief Trunnn-Bergmans gedu-
rende de periode 1916-1922 kan het volgende resumé gemaakt
worden: zie tabellen 1 en 2.
STOOKMATERIALEN OVEN TRUMM-BERGMANS 1916 - 1922
KOLEN SCHANSHOUT TURF BIJZONDERHEDEN
Per 200 à 400 kg 6 à 60 1000 à Aanvoer via stook-
ovengang Brandduur: mutserden 1600 kg gaten
Brand- Stooktijd afhankelijk
2 à 3 uur duur: van kwaliteit:
4à6
9 à 10 uur
uur
1 30 muts. 1050 turf Totaal kosten:
à f O, 10
1 2-3-1918 300 kg 22 muts. à f0,02 !40,20
à !5, 40 à f O, 10 630 turf Totaal kosten: ·
134 muts .
2-4-191 8 450 kg à f O, 10 à ! 0 ,02 !39, 10
à f S, 40 12 muts. 1700 turf Totaal kosten:
à f O, 11 à 10,025 !55,90
22-6-1 9 18 geen kol en 2300 turf Totaal kosten:
à f0,02 !77,32
21-1-1919 1500 kg
à !6, 00
Soorten: Turf uit
.Nootj es Ospel
N° IV of II
.Emma kolen Bagger-
turf
(s tuk)
.Schachtk.o-
len
. llcn<l r i.k
stukken
TABEL 1
362
PIJPENOVEN TRUMM-BERGMANS WEERT 1846/1853 - 1933
SEGERKEGELS INHOUD OVEN GEHEEL GEVULD INHOUD
begane 05a 1000° 5 grote potten 1 witte pijpen
grond 04a 1020° x 4 gros = 2880 stuks zwarte pijpen
1040° spaarpotten
03a 1060° 5 kl. potten 1 koekoeksfluiten
i080° x l½ gros :::: 1080 stuks brikken
02a 1l 00° plavuizen
X4 stenen
kist- 0la
Jesoven la in v·ier rij en
opgesteld 15.840 st.
in het mid-
den 1080°
te hard
voor p1.Jpen
id eale tem-
peratuur:
1040°
07a 960° 16 gr. potten = 9216 stuks witte pijpen
06a 980° x 4 gros spaarpotten
Ie 05a 1000° zwarte pijpen
etage 04a 1020° plavuizen
grote 03a 1040°
potten-
oven ideale tem-
peratuur:
1000°
010a 900° vnl. rode
09a p1Jpen
2e 08a
etage 07a 920° witte pijpen
kleine 06a 940°
potten- 960° 10 kl. potten heiligen-
oven 980° x I½ gros
= 2160 stuks beelden:
St.Job
St.Rochus
St. Antonius
consoles
voor beelden
kleine plavui-
zen+ grote
ideale tem- plaatjes l...Jpen-
peratuur: nieuwe p
940° potj es
GEBASEERD OP GEGEVENS ·19-16-1922
TABEL 2
363
.
~
364
Naast de kleibakoven had de firma Tru11m1-Bergmans in dezelfde
periode ook nog een emailleeroven in gebruik, die helaas is
a~gebroken en waarvan geen bouwtechnische details bewaard zijn
gebleven. Toch geven twee prijsopgaven per gros uit 1917 en
1918 een groot aantal gegevens prijs.Deze zijn mutatis mutan-
dis ook als basis te gebruiken voor de gemaakte kosten van
halfporseleinen manchetpijpen, witte 'doorrokers', pareldoor-
rokers en marbrépijpen (afb. 6 en?).
De materialen, lakken, emaille etc. werden betrokken bij de
navolgende fabrikanten:
- Elia Greiner (Louischa): emaille verfstoffen (mangaan-, ko-
per, kobalt-, ijzer- en uraniumoxide).
G. Soyer (Pré-St.Gervais): email, helder geel, ondoorschij-
nend groen, helderrood, turkoise, wit, zwart, blauw;
(gemiddelde prijzen 3,5 en 6 francs per kilo).
Pieter Schoen (Zaandam): spirituslak, rood, geel, grasgroen,
blauw en zwart. Bronstinctuur à f2,50 p. liter.
Dr. Julius Bichtel (Meissen): Bichtelia Glazuur, G.I verf.
(Foto's afb. 1~2 en 3: Foto-persbureau Vincent van den Berg~
Weert)
LITERATUUR
- Pipes et Pipiers de Saint-Omer. Door Veronique Deloffre.Uit-
gave: Musée Sandelin in Saint-Omer, 1991. Het boek telt 72
pag. met veel foto's in kleur en in zwart-wit. Het boek
geeft een goed overzicht van de pijpenproduktie van Dumeril-
Leurs te Saint-Omer. Overigens zijn de pijpen geëxposeerd in
het museum.
- Knasterkopf, Mitteilungen fÜr Freunde irdener Pfeifen.
Heft 5, okt. 1991. In het tijdschrift staan o.a. de volgende
artikelen:
- Ein Pfeifenfund aus Aschaffenburg, door Gerh. Ermischer
- Eine Pfeife aus dem Jahre 1866, door Rudiger J.J. Articus
- Politische Motive auf PfeifenkÖpfen - Ein Beispiel aus
dem Jahre 1846, door Martin KÜgler
- Eine Spätmittelalterliche Pfeifentonstatuette aus LÜding-
hausen, door Bernd Thier
- The Archaeology of the Clay Tobacco Pipe, deel XII, door Pe-
ter Davey en Dennis J. Poque. Uitg. B.A.R., Oxford 1991. Dit
deel beh~ndelt pijpenvondsten uit Chesapeake Bay en Mary-
land in de V.S.
365
OPGEGRAVEN TABAKSPIJPEN
UIT DE OOST-KELDER VAN HET DUITSE HUIS
door P. Smiesing
Inleiding
In de moderne archeologie worden tabakspijpen als uitstekende
objecten beschouwd om de overige vondsten in dezelfde grond-
laag te dateren. Het dateren van pijpenvondsten is echter niet
zo eenvoudig als in het algemeen verwacht wordt. Onlangs ver-
scheen een artikel van Arnold Carmiggelt, waarin wordt aange-
toond, dat bij het dateren van vondsten d.m.v. pijpen de
grootste voorzichtigheid in acht genomen moet worden (1). Een
aantal belangrijke factoren zoals de gebruiksperiode, de duur
van opslag van een voorraad pijpen en het tijdstip van con-
sumptie zijn vaak onbekend. Aan de hand van de gevonden merken
en andere gegevens op de opgegraven pijpen zal hieronder ge-
probeerd worden de tijd van vervaardiging vast te stellen.
Opgravingen in het Du.itse Huis
Het Duitse Huis, een van de oudste bouwwerken van de stad U-
trecht, wordt gerenoveerd. Het bouwhistorisch onderzoek levert
tal van interessante vondsten op, die ons een beeld geven van
het eeuwenlange gebruik van het gigantische gebouwencomplex.
Het Duitse Huis ontstond in 1348, toen de Ridderlijke Duitse
Orde Balije van Utrecht de beschikking kreeg over hèt terrein
tussen de Springweg en de westelijke stadsmuren. De ridders
stichtten er een klooster met een kerk en breidden het gebou-
wencomplex voortdurend uit. Aan het begin van de 19e eeuw
moesten ze vertrekken, toen koning Lodewijk Napoleon het Duit-
se Huis vorderde. Het werd een militair hospitaal en dat is
het tot 1990 gebleven.
In de in onbruik geraakte Oost-kelder werd, gezien de aarde-
werkvondsten, in het begin van de 19e eeuw aarde, puin en
huisvuil gestort. In de melange van gebroken pispotten, bier-
kruiken, zalfpotjes en medicijnflesjes werden ook pijpfragmen-
ten aangetroffen.
Het opgegraven materiaal
Uit de Oost-kelder konden 191 pijpfragmenten worden geborgen,
die in de volgende groepen kunnen worden ingedeeld:
A 42 complete pijpekoppen met merktekens
B 23 kopfragmenten waaraan de hiel (uitsteeksel onder de kop)
met merktekens nog aanwezig is
C 5 kopfragmenten zonder hiel
366
D 41 kleine kopfragmenten (scherven) zonder merktekens
E 80 steelfragmenten
F 1 porseleinen pijpekop
Het pijptype
Op één na zijn alle fragmenten onderdelen van de zogenoemde
"gouwenaar", een pijptype met ovale kop en lange steel, dat
vooral in een ontspannen sfeer werd gerookt. De pijpekoppen
hebben alle ongeveer hetzelfde formaat: hoogte ca. 48 nnn en
breedte ca. 24,5 nnn; de kopopening heeft een diameter van ca.
18 mm. De 41 kleine kopfragmenten van groep Den de 80 steel-
fragmenten van groep E horen eveneens bij het type gouwenaar.
De merken op de pijpen
Op de pijpekoppen vinden we maar liefs t 31 verschillende piJp-
makersmerken van 30 fabrikanten. De merken zijn onder te ver-
delen in drie groepen, nl. cijfermerken, figuurmerken en let-
termerken.
Cijfermerken: 16 2 ex., 17 1 ex., 19 1 ex., 30 1 ex., 36 1 ex.
4? 2 ex., 52 1 ex., 54 2 ex., 64 2 ex., 65 2 ex., 86 1 ex. en
96 1 ex.
Figuurmerken: bok 1 ex., twee duiven 1 ex., Hollandse tuin 1
ex. i (afb. 1)~ klaverblad 1 ex., twee klaverbladen 2 ex., trom-
petter 3 ex., wapen van Zutphen 1 ex. en zwijn 1 ex.
Lettermerken: CB 1 ex., BWB 2 ex., DVA 2 ex., GN 2 ex., GVK 16
ex., IDB 3 ex., IKS 4 ex., KVD 1 ex., PVA 1 ex., SGH 1 ex. en
VOC of compagnieswapen 4 ex.
De Goudse merken wisselden dikwijls van eigenaar en bleven
daarom vrij lang in gebruik. Een goed voorbeeld hiervan geeft
het merk GVK dat op 16 kopfragmenten voorkomt. Het merk werd
in 1733 bij het Goudse pijpenmakersgilde ingeschreven door
Gerrit van Keulen, die op 20 september van dat jaar zijn mees-
terproef aflegde. In 1763 werd Anthonie Goudarde eigenaar van
het merk. Toen Goudarde in 1804 overleed, kreeg de Goudse fa-
brikant Leendert van Vin het merk in bezit. Zijn weduwe gaf
het merk in 1847 vrij. Merken van pijpenmakers uit andere ste-
den waren veel korter in omloop. Het merk CB werd door Pieter
Boot uit Aarlanderveen bij Alphen aan de Rijn op zijn produk-
ten gestempeld. Het merk SGH is van de Gorkumse pijpenmaker
Sijmen Groenhouwer. Bij Koninklijk Besluit van 25 dec. 1818
werd landelijk een verplichte registratie van merken op pijpen
van kracht. Beide pijpenmakersmerken werden bij de publicatie
van de merken in 1819 geregistreerd (2).
De Goudse merken de twee duiven en KVD werden volgens Duco na
1817 niet meer gebruikt (3). Ook de vèrplichte landelijke re-
367
1
\
1
\ ,,
\
\n
~\ •J\
@~
Afb. 1 2
gistratie van pijpenmakersmerken in 1819 vermeldt deze merken
niet meer. De produktiedatum van de opgegraven pijpen ligt dan
voor het jaar 1817.
De meeste pijpekoppen waren voorzien van een bijmerk, dat van-
af 1739 op de pijpen werd aangebracht om de kwaliteit aan te
geven. Op de beste soort werd op de zijkant van de hiel één
Gouds wapentje aangebracht, terwijl twee wapentjes op de hiel
plus de toevoeging S van "slegte" de mindere soort aangeeft.
Deze laatste aanduiding kwam op 60 van de opgegraven kopfrag-
menten voor. Hieruit kunnen we opmaken, dat in het hospitaal
uit goedkope pijpen werd gerookt met een kleine vrij zuinige
kop.
Twee pijpekoppen vertonen merken die door de eigenaars van de
piJpen met potlood werden aangebracht. Hieruit blijkt, dat de
pijpen na het roken in rekken werden weggezet. Op één van de
koppen is een alleraardigst portretje geschetst van een pijp-
rokende man met een sabel (afb. 2). Het andere exemplaar heeft
twee horizontale potloodkrassen, waaruit we met wat fantasie
de initialen I.I. kunnen halen.
Een bijzondere presentatiepijp
Bijzonder is het kopfragment met een reliëfafbeelding op de
ongeschonden voorzijde (afb. 3). In het midden van de afbeel-
ding bevindt zich een gekroond gevierendeeld schild. Het eer-
ste deel bevat een klinnnende leeuw met een bundel pijlen in de
klauw. De twee aanziende leeuwen en blokken in het vierde deel
en de leeuw in het eerste deel zijn de wapens van het gewest
Holland en West-Friesland. Het tweede deel bevat het Goudse
368
wapen: twee rijen van drie zespuntige sterren aan weerszijden
van een paal. Het vierde deel bevat het wapen van de hoofdstad
Amsterdam. Twee klirrnnende omziende leeuwen fungeren als zoge-
noemde schildhouders. Op het lint rond het s child i s d,e naam
HERMANUS SWART te lezen, een verkorte weergave van Hermanus
Swartjes. Hij was tot ongeveer 1850 fabrikant in Gouda. Op de
hiel is het merk he t zwijn gestempeld. Hermanus Swartjes werd
in 1808 eigenaar van dit merk. De geborgen pijpen kunnen dus
in de periode van 1808 tot 1817 vervaardigd zijn.
Pijpest elen
Op 18 van de 80 steelfragmenten z1Jn versieringen aangebracht.
Het zijn geraderde bandjes, die gezien het patroon door het-
zelfde apparaatje als waarmee de koprand werd afgewerkt op de
stelen is gestempeld. Twee banden van bolletjes begrenzen de
versiering. Soms vormen banden van gezoomde bolletjes de enige
versiering. Interessant zijn vooral de twee stukjes steel met
naamstempels. Van boven naar beneden, van de kop af gezien,
lezen we op het ene GOUDA I:BLO. Op de andere steel is de
naam van de pijpenmaker vollediger, nl. IN GOUD I:BLOE. Uit
een inventarisatie van naamstempels blijkt dat hiermee I:BLOET
wordt bedoeld (4). Joost Bloet (Bloed) Jr was van 1782 tot
1838 als pijpenmaker in Gouda werkzaam. Zijn merk de -twee k la-
verbladen werd op twee van de opgegraven pijpekoppen aange-
troffen. Zijn produktieve periode geeft echter geen scherpere
datering dan de reeds gevonden datering van 1808 en 1817.
Porseleinen pi jpekop
In het huisvuil werd ook een gebroken porseleinen pijpekop
aangetroffen. Aangezien de geborgen kleipijpen vrij nauwkeurig
gedateerd konden worden, zal ook deze pijpekop uit dezelfde
periode stammen. De kop is van wit porselein en heeft ongeveer
dezelfde ovale vorm als de kleipijpekoppen. De kop is eveneens
voorzien van een hieltje, maar is iets boller. De maten zijn
46 x 26 x 19,5 rrnn. Op de achterzijde van de pijpekop is op het
glazuur een buste van een dame geschilderd. Ze draagt een au-
berginekleurige jurk en een hoofddoek. De witte blouse is bij
de boezem keurig gesloten. Het fraai besneden gezichtje is
vleeskleurig en de schaduwpartijen en ogen zijn in zwa rt met
een penseel opgezet.
Conc lusie
Uit bovenstaande kunnen we afleiden, dat in het Duitse Huis
uit lange pijpen werd gerookt van de gewone soort met kleine
kop. De medicijnflessen en zalfpotjes bevestigen, dat het ge-
369
bouw toen als hospitaal in gebruik was. Gezien het geschetste
portret waren de rokers zeer waarschijnlijk militairen.
De pijpen werden tussen 1808 en 1817 vervaardigd. Aangezien
van de vele fragmenten slechts één steel- en drie kopfragmen-
ten aan de gevonden koppen gelijmd konden worden, mogen we er-
van uitgaan, dat het hier eerder verzameld huisvuil betreft,
dat op een later tijdstip in de kelder gestort werd.
NOTEN
IA. Carmiggelt, Het belang van gesloten vondstcomplexen voor
de datering van kleipijpen. PKN XI 1988, nr. 42, p. 43-47
2 J. van der Meulen, Pijpenmakers en hun merken in de eerste
helft van de 19e eeuw. PKN VIII 1985, nr. 30, p. 34-47
3 D. H. Duco, Merken van Goudse pijpenmakers 1660-1940. 1982
4 L. van Duuren, Inventarisatie van namen op pijpestelen.
PKN XI, 1988, nr . 42, p. 30 tabel 1
Bij het zoeken naar de eigenaren van de Goudse merken werd ook
gebruik gemaakt van het boek van: G.C. Helbers en D.A. Goede-
waagen, Goudsche Pijpen, Gouda 1942
~-1 • ·.._.,·..,·.:.:...·.... ......·.
\ ,~
.. ·-. ..., . ._
. ··.;-.:-;, ··.
.,-·
·· ·-<.
Afb. 1
370
PIJPEN ALS KINDERSPEELGOED II
door Fred Tymstra en Ferrie Kompier
De Nikolauspijp
Tot op de dag van vandaag is het in een groot deel van Duits-
land de gewoonte om de kinderen op 11 november (Sint-Maarten)
en 6 december (Sint-Nicolaas) op school een koek uit te rei-
ken. De koek, gemaakt van brooddeeg en met suiker bestrooid,
heeft de vorm van een mannetje. Men noemt ze Weckmann of Stu-
tenkerl (Afb. 1). In de koek is een kleipijpje meegebakken, de
zg. Nikolauspijp. Het pijpje doet dienst als versiering en is
daarom slecht afgewerkt. Soms is zelfs het rookkanaal niet
volledig aangebracht. De meeste Nikolauspijpen zijn kort, met
een kleine kop, maar bij grotere Weckmänner worden langere
pijpen meegebakken. De kinderen eten het broodje op en spelen
met het pijpje tot het breekt.
Op een pijp van de firma Klauer staat Sint-Maarten afgebeeld.
Op de ene zijde zit Sint-Maarten op een paard. Hij kwam een
bedelaar tegen en deelde uit piëteit zijn mantel door deze met
zijn zwaard - hij was toen nog Romeins officier - in tweeën te
snijden (Afb. 2a). De andere zijde toont de latere Sint-Maar-
ten gezeten als bisschop op een stoel met in zijn hand de bis-
schopsstaf(Afb. 2b).
Jaarlijks worden er nog ca. 8 miljoen Nikolauspfeifen, de al-
gemene benaming voor koekpijpjes, in Baumbach gemaakt.
Afb. 2a
0 1 2 3 4 5 cm
Afb. 2b
371
De fluitpijp
Onder de speelgoedpijpen die in het Westerwald vervaardigd
werden, bevinden zich twee fluitpijpen. Afb. 3 is een combina-
tie van een fluitje (de paashaas) en een pijp (het mandje).
Als men door de oren van de haas blaast, ontstaat een hoge
fluittoon. Haalt men het dekseltje van de kop, dan treft men
er kleine gekleurde zoete snoepjes aan, de zg. Liebesperlen.
Deze pijpjes werden dikwijls in felle kleuren beschilderd. De
pijpen werden o.a. door de firma Lamp uit HÖhr verhandeld.
Bij het tweede fluitpijpje (Afb. 4) bevinden zich in de kop e-
veneens kleine snoepjes. De officiële benaming voor dit pijpje
is de Nachtigallpfeife. Aan weerszijden van de kop staat de
vogel afgebeeld. Om een mooie fluittoon te krijgen wordt de
kop van de pijp in een kopje met water gedompeld. Terwijl de
kop onder water blijft, blaast men met korte stoten door de
steel. Op deze wijze wordt het geluid van een nachtegaal nage-
bootst. Met wat handigheid kan men er prachtige geluiden uit
krijgen. Het pijpje werd in verschillende kleuren beschilderd
en o.a. gefabriceerd door de firma Klauer uit Baumbach en de
firma Gelhard in Hilgert. Op de steel staat GES(etzlich) GESCH
(utzt), hetgeen betekent, dat het model tegen imitatie be-
schermd was. Het pijpje werd tot eind jaren 50 gemaakt.
Prijs uit 1952 : 5~60 DM per 100 stuks.
Afb. 3
Afb. 4 45
372
14e JAARGANG NR. 56 ~1AART, 1992
INHOUD 373
JUBILEUM 373
OPROEP 373
DE DUBBELWANDIG GEGOTEN PIJP 374
TRUMM-BERGHANS: DE WEG VAN FABRIKANT NAAR KLANT 384
EEN ZELDZAME PIJPENOVEN IN BREDA 392
AANVULLING OP HET ARTIKEL 393
DE PIJPENPOTTEN VAN ALPHEN AAN DEN RIJN
HAMBURGER.ADMIRALITIE.DROGE 394
PIJPEN ALS KINDERSPEELGOED III 397
OPROEP 400
JUBILEUM
Tien jaar geleden begon de heer Aalderink met het drukken
van ons blad. Daarvoor is het blad 3 jaar in gestencilde
vorm uitgegeven. In alle ons achterliggende jaren hebben
wij heel plezierig met de heer Aalderink samengewerkt.
Intussen heeft zoon Martin de zaak overgenomen, en ook
hier is de gemoedelijke sfeer gebleven.
Bij het afhalen van het decembernummer hebben we onze
dank uitgesproken en dit van harte vergezeld doen gaan
van een bloemetje.
OPROEP
Omdat van Gorkum nog geen allesomvattende monografie over de
pijpenmakerij in die stad verschenen is en veel van onze ver-
zamelaars dit toch wel als een gemis voelen, heb ik me alvast
aan het bijeenzoeken van gegevens e.d. en aan het schrijven
gezet. Ik ben ervan overtuigd, dat ik niet alles heb. Daarom
doe ik het verzoek mij op de hoogte te stellen van informa-
te die van nut kan zijn, speciaal op het gebied van pijpvond-
sten. Het adres is: J. van der Meulen
Utrechtse Jaagpad 115
2314 AT Leiden
373
DE DUBBELWANDIG GEGOTEN PIJP
door F. Tymstra
Het gieten van pijpen is een uitvinding uit de 19e eeuw, die
uit het aanwezige bronnenmateriaal toe te schrijven is aan de
Duitse "Steingutfabrik Gebr. Bordollo" uit GrÜnstadt.
Toen in 1898 G.F. van der Want en G.A.A. Barras het procedê
in de inmiddels opgerichte fabriek "Hollandia" in Gouda gingen
toepassen, werd daarmee een artikel geboren, dat over de hele
wereld werd geëxporteerd en grote bekendheid genoot (I).
Hoewel de gouden tijd van de gegoten pijp zich vooral afspeel-
de in de eerste 70 jaar van deze eeuw, wordt het artikel, zij
het op beperkte schaal, nog tot op de dag van vandaag gemaakt.
De eerste gegoten pijpen waren de zgn. doorrokers. Dat waren
enkelwandige pijpen, aan de buitenkant voorzien van een laag
(meestal transparant) glazuur.
In tegenstelling tot de ijzeren of koperen pijpenvormen voor
gekaste pij pe·n werden voor het gieten van doorrokers gipsen
mallen gebruikt (2). Vloeibare gietklei werd in de kopopening
van de gipsen mal gegoten en na enige tijd werd de overtollige
klei door dezelfde opening weer uitgegoten.
Experimenteren met gipsen mallen heeft ertoe geleid, dat de
Fa. Goedewaagen jn staat was een dubbelwandige pijp te fabri-
ceren. Deze pijpen werden later op de markt gebracht onder de
naam "BARONITE PIJP", een pijp met holle wand en bodem.
Op 10 dec. 1921 ontving het Octrooibureau de werktekening van
de gietmal en op 15 februari 1922 werd de uitvinding openbaar
gemaakt (3) (Afb . 1).
Hieronder volgt de volledige tekst van de octrooi-aanvraag,
waarin de mal en de manier van fabriceren wordt beschreven.
BESCHRIJVING
behoorende bij de Octrooiaanvrage van
Naamlooze Vennootschap Goedewaag en's Koninklijke
Hollandsche Pijpen- en Aardewerkfabrieken
te Gouda
betreff ende:
"Werkwijze en vorm tot het gieten van tabaks-
p ijpen met dubbelwandigen kop"
De uitvinding heeft betrekking op eene werkwijze tot het gie-
ten van tabakspijpen met dubbelwandigen kop en op een VOI'm tot
het uitvoeren van die werkwijze.
374
375
De werkwijze volgens de uitvinding bestaat daarin dat na het
gieten de kern uit den pijpekop wordt genomen~ alvorens de
pijp uit den vorm wordt verwijder d.
Op de bijgevoegde teekening is~ bij wijze van voorbeeld een
gietvorm aangegeven tot het uitvoeren van de werkwijze volgens
de uitvinding.
Fig. 1 vertoont één der vormhelften met ingeplaatste kern in
vooraanzicht.
Fig . 2 is een dwarsdoorsnede van den vorm met ingeplaatste
kern .
Fig . 3 is een bovenaanzicht van den vorm . ·
Fig . 4 is een zijaanzicht van een volgens de werkwijze ver-
vaardigde pijp~ met daarin aangebracht mondstuk.
De vorm bestaat zooals gebruikelijk is~ uit twee helften 1 en
2~ die op elkaar geplaatst~ een inwendige ruimte openlaten,
welke het model der te gieten pijp aangeeft . De vormhelften
vertoonen verder elk een halfcirkelvormige opening 3 ter opna-
me van de kern 4~ die terplaatse van den rand van den te vor-
men pijpekop aansluit aan den vorm bij 5 en een zoodanige
lengte heeft, dat zij buiten den vorm uitsteekt. I n de vorm-
ruimte blijft het ondereinde van de kern op den gewenschten
afstand van den vormwand.
Volgens de uitvinding kan het uitnemen van de kern worden ver-
gemakkelijkt door haar uiteinde te voorzien van schroefdraad.
Door deze inrichting is het mogelijk de kern zeer geleidelijk
van het gegoten materiaal vrij te maken~ waardoor beschadiging
van den binnenwand van den pijpekop wordt voorkomen.
Dunne klei~ kleimengsel of ander gietmateriaal wordt thans in
in een daartoe opengelaten opening 6 aan de steelzijde van het
model in den vorm gegoten. De poreuze vorm trekt vocht aan uit
de klei~ zoodat zich daardoor tegen de binnenzijde van den
vorm en rondom de bovenbedoelde kern een stijvere laag vormt,
welke na eenigen tijd dik genoeg is. Men laat vervolgens de
overvloedige dunne klei~ het kleimengsel of ander gietmateri-
aal weder uit den vorm wegloopen. Nadat de vorm eenigen tijd
ter droging is neergezet wordt de kern er uit genomen~ vervol-
gens worden beide vormhelften van elkander verwijderd, waarna
de pijp uit de vormhelft kan worden verwijderd.
De beschreven werkwijze en de tot hare uitvoering dienende
vorm maken het mogelijk~ pijpen met dubbelwandigen kop als
massa-artikel snel en goedkoop te vervaardigen~ terwijl be-
schadiging niet behoeft voor te komen .
Het is duidelijk~ dat onder tabakspijpen ook zijn te verstaan
sigaren- en sigarettenpijpen~ waarin de tabak in een bepaalden
vorm is gebracht .
3 76
Er is reeds een vorm bekend voor het gieten van soortgelijke
pijpen~ welke vorm het nadeel heeft~ dat de uit twee deelen
bestaande kern daarin geheel is opgesloten~ zoodat het niet
mogelijk is haar uit de pijp te verwijderen~ vóórdat de beide
vormhelften van elkander zijn genomen en de pijp uit de vorm-
helft is genomen. Daar het materiaal waaruit de pijp is gego-
ten~ bij tijdig uitnemen nog week is~ daarentegen bij Zanger
wachten zich door inkri'f!7Ping vast om de kern sluit~ moet het
uitnemen van de kern in beide gevallen zeer omzichtig geschie-
den~ waardoor de fabricage aanzienlijk wordt vertraagd~ ter-
wijl beschadiging nauwelijks kan worden vermeden .
Conclusies
1. Werkwijze tot het gieten van tabakspijpen met dubbelwandi-
gen kop met gebruikmaking van een losbare kern voor het
vormen van de binnenwand van den pijpekop~ met het ken-
merk~ dat na het gieten de kern uit den pijpekop wordt ge -
nomen alvorens de pijp uit den vorm wordt verwijderd.
2 . Vorm voor uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 1~
met het kenmerk~ dat de vorm is voorzien van eene naar
buiten uitmondende opening tot het opnemen van de kern .
3 . Vorm volgens conclusie 2~ met het kenmerk~ dat de kern aan
haar onderzijde i s voorzien van schr oefdraad.
Namens:
N. V. Goedewaagen 's Koninkli jke
Hollandsche Pijpen- en Aar dewerkfabrieken
De gemachtigde :
H.J. Kooy
Uit bovenstaande beschrijving blijkt, dat de vorm voor dubbel-
wandige pijpen verschilt met de doorrokervorm.
In de kopopening wordt een gipsen kern geplaatst, die veel
doet denken aan de stopper bij de ijzeren mal. De ontstane
wand na het aanzuigen van de klei is na verwijdering van de
kern nog dicht. De bodem werd later bij het afwerken met een
ijzerdraadje doorgeprikt om de luchtdoorvoer naar de stee l mo-
gelijk te maken. Bij latere vormen heef t men de kern aang e-
past. Allereerst is de schroefdraad verdwenen. Verder i s aan
het einde dat zich buiten de vorm begeeft de kern verbreed,
zodat er als het ware een schijfje ontstaat. Onderaan de kern
377
is in het midden een stukje roestvrij stalen draad van enkele
milimeters ingestoken, zodat bij het verwijderen van de kern
vanzelf het rookgaatje ontstaat.
Men zou kunnen veronderstellen, dat bij 'de vroegste fabricage
van de Baronite- pijp sporen van de schroefdraad zich in de kop
zouden bevinden. Zulke koppen ben ik nog nimmer tegengekomen.
Misschien dat een van de PKN- lezers het bewijsmateriaal bezit.
Modellen
De uitvinding van Goedewaagen is gepatenteerd onder Ned. Oc-
trooi nr. 12201. In de V.S. onder Reg. U.S.Pat.Off. 363.341.
Bij de oudere pijpen staat het nummer op de hals van de kop.
De Baronite-pijp werd vergeleken met de duurdere meerschuim-
pijp. Men spreekt zelfs van imitatiemeerschuirn. Overeenkomsten
waren het lichte gewicht van de pijp, het kunnen droog roken
en de gelijkenis met de echte meerschuimpijp, waarbij opge-
merkt dient te worden, dat dezelfde modellen ook bij houten
pijpen voorkomen.
In de Baronite-catalogus van Goedewaagen nr. 12 staan de kleu-
ren waarin de Baronite-pijp werd uitgebracht, vermeld.
WIT (de kleur van onbewerkt meerschuim, CALCINE (de kleur van
ingerookt meerschuim) en GOUDRON (de kleur van donkerrood ge-
olied meerschuim). De laatste kleur was voor de oorlog zeer
gewild. Later kwam daar de blauw- of in meer kleuren beschil-
derde pijp (fancy) bij, voornamelijk voor toeristische doel-
einden.
De eerste modellen, Dublin, Billiard en Bent (met gebogen
steel) staan vermeld in de catalogus onder de nummers 760 tot
en met 769 (afb . 2a) . Daarna volgden modellen zoals Apple en
Bulldog in verschillende grootten, nummers 8 18 tot en met 823.
Deze modellen hebben tot in de zeventiger jaren dienst gedaan.
De oudste produkten zijn op de zijkant van de hals voorzien
van de tekst: REAL BARONITE of BARONITE.
Ze werden met verschillende mondstukken op de markt gebracht.
Men kon kiezen uit een geel juwelith mondstuk (imitatie barn-
steen), een zwart paragumrni of een hoornen mondstuk.
In catalogus 12 uit de dertiger jaren staan in hoofdzaak glad-
de modellen afgebeeld. Er zijn echter voor de oorlog ook figu-
rale modellen vervaardigd. Op het terrein van de voormalige
Goedewaagenfabriek in Gouda werden o.a. opgegraven: de hand
met ei, de vogelklauw en een pijp met zeskantige ketel, alle
dubbelwandig (afb . 2b) .
Midden vijftiger jaren kwamen er figurale modellen op de
markt. Zij staan vermeld in de catalogus van ca. 1958.
378
b
a
f e
1 afb.2
379
0
De priJzen waren van !24,96 tot !46,80 per dozijn.
De bekendste daarvan zijn:
nr. 792 - Pijp in de vorm van een klomp, beschilderd met een
molen en bloemen in blauw. Op de onderkant staat de
ingebrande tekst: Goedewaagen-Gouda- Holland.
Mondstuk van_paragummi, vreemd gebogen.
nr. 805 - De Abraham- pijp met tekst op de hoed 'Le Veritable
Abraham', op de hals de tekst 'Goedewaagen' en
'Holland'. Deze witte pijp is met enkele rode, gele,
zwarte en groene streepjes geaccentueerd. De steel
is van weichselhout, het mondstuk van gele kunst-
stof.
nr. 826 - De kalebaspijp. Voorkomend in wit, calciné en fan-
cy. Mondstuk geel.
nr. 88 1 - Gezichtspijp met tekst 'B. Franklin' uit de Presi-
dentenserie. Voorkomend in wit en calciné, met een
geel mondstuk van kunststof.
nr. 882 - Gezichtspijp met tekst 'A. Lincoln', idem (afb. 2c).
nr. 883 - Gezichtspijp met tekst 'G. Washington', idem.
nr. 884 - Pijp in de vorm van een paardehoofd, idem (afb . 2d).
nr. 887 - Bowlingpijp: een grote bolvormige kop in twee maten,
in wit, calciné of fancy, met weichselhouten steel.
De kalebas en de Bowlingpijp zijn wat langer in produktie ge-
weest. De vroegste exemplaren zijn op de hals gemerkt met een
ovaal ronde tekst 'Baronite 1220 1 Made in Holland'.
Eind zestig, begin zeventiger jaren kwamen er nieuwe Baronite
pijpen, bestemd voor de export naar Amerika (4).
Deze serie van 4 staat bekend onder de naam PANACHE. De gladde
pijpen zijn niet bepaald sierlijk te noemen (afb. 2f).
De halswand waar de steel ingestoken wordt, is dikker gemaakt,
zodat de koper kleurige ring overbodig wordt. Goedewaagen zocht
duidelijk naar nieuwe afzetmogelijkheden, gelet op de ver-
scheidenheid van uitvoering. De pijpen kwamen voor in wit,
calciné, fancy blauw, verder in bruin, geel en groen glazuur
met houtnerf of liniaire beschildering.
Rond 1975 zagen nieuwe ontwerpen van Goedewaagen het licht.
Vijf pijpen uit de zgn. MUZIEKserie werden in produktie geno-
men. De pijpen doen eleganter aan dan de Panache. Op de hals
staan teksten uit de muziek zoals: adagio, a ll egro (afb . 2g) .
Ook komen deze pijpen zonder tekst voor.
Bij de steelmontage werd een nieuw systeem toegepast. Het be-
faamde kurkje werd vervangen door een plastic hulsje waarin de
steel werd geklemd, hetgeen kostenbesparend werkte.
380
DE BARONITE PIJP
Gedeponeerd
DE MEEST ABSOLUTE GEZONDHEIDSPIJP
De Baronite pijp is vervaardigd volgens een speciale werkwijze en vormt een zeer bijzonder
systeem. In de ruimte tussen de binnenkop en buitenwand wordt de rook gezuiverd van
vocht en nicotine en doordat deze bestanddelen zodoende niet in de mond komen. mag in
de ware zin van het woord gesproken worden van een gezondheidspijp. Het roken uit een
dergelijke pijp is bijzonder smakelijk en het z.g. branden op de tong is uitgesloten.
De Baronite Pijpen worden geleverd In verschillende modellen,
recht en gebogen, in Calciné- en Meerschulmkleur.
Ruimte A is bestemd voor de tabak. De rook gaat door opening C en vult
ruimte 8 , welke ruimte zij geheet gezuiverd wordt van vocht en nicotine,
terwijl zij intussen haar warmte afgeeft aan de buitenwand der pijp. De rook
zal afgekoeld en gezuiverd door open ing D van het mondstuk de pijp
verlaten.
Is men een z.g. .,vochtig" roker, dan blijft het vocht in de pijp
achter, waar het zich verzamelt aan de onderzijde in ruimte B. Dit
vocht verwijdert men eventu eel door het mondstuk van lijd tot tijd
D af Ie nemen en het vocht te doen weglopen.
''
VOOR EEN ALGEHELE REINIGING DER PIJP gaat men als volgt te werk:
Na verwijdering van het mondstuk neme men de kop zo in de hand, dat men met de duim de ruimte A
aan. de bovenzijde, kan afsluiten. Hierna vult men de pijp door de steel gedeeltelijk met water (liefst
warm water) en schudt enige tijd stevig, waarbij men met één der vingers ook de opening aan de
steelzijde afsluit. Het vuile water hierna verwijderen.
Na deze bewerking wordt de kop los van het mondstuk gedurende enige tijd (bijv . gedurende een
riacht) neergelegd ter droging, zo mogelijk op een enigszins warme plaats.
Goedewaagen's Koninklijke Pijpen- en Aardewerkfabrieken, Gouda
In het algemeen geeft een pijp ongeveer 1/5 tabaksverlies, doordal de kop niet
geheel kan worden leeggerookt.
In een BARONITE PIJP brandt de tabak echter tot het laatste blaadje geheel op,
waardoor een aanmerkelijke tabaksbesparing plaats heeft.
Indien het gat C verstopt raakt, zo steekt men het van boven af met de achterzijde van een lucifer
(eventueel iets aangepunt) door en draait deze daarin rond. Kop inwendig bij het gaatje niet te zwaar
uitschrappen, ter voorkoming van breuk van de binnenwand.
afb . 3
3 81
DE WANTAPIJP
De \\,'antapijp heeft met haar geheel nieuwe
monteering de spoedig dolgedraaide schroef,
welke in echt of imitatie meerschuim noodig
was, overbodig gemaakt.
De Wantapijp maakt, door weglating van
overbodige luxe, (zilver of doublé ring) een
aangenamen indruk.
De Wantapijp evenaart in kleur, model
en uitvoering de duurste en elegantste meer-
schuim, goudron, goudron rouge of calciné
pijp.
De pijp in zijn geheel is een volmaakt
dubbelwandig droogrooksysteem.
Het mondstuk is van de beste kwaliteit
pa ra of resan vervaardigd .
De kop is verhard op een temperatuur
van meer dan 1000 graden en heeft daardoor
het voordeel niet door te bra11den, zelfs niet,
al wordt ze gebruikt door den meest straffen
rooker.
Wat den levensduur kan verlengen, is het
ieit, dat door ons een zak-etui in den handel
gebracht wordt, welk etui, op zichzelf reeds
door haar eenvoud een sieraad, het verstopt
raken van het mondstuk voorkomt en boven-
dien den jaszak vrij houdt van tabaks- en
nicotinelucht.
a fb . 4
lTIHUEWAl(t{][AJ fP'IllP1JE
A, DOREU.ZE eitNNENroT \<Ol DE T ~
B , AUIMTE \'/Ml-i üE l;QO'\ VAN NIC.0-
•INE EN T Al¼K.:'.l-'.:lAPR:'N b F.Vl~1JG
wooor E N G E ZUIVER D oooc:i HET
MON OOTUK OEPUP VE8LMT
REINIG INOSWIJZE
Voor het mondstuk: Dit wordt eenvoudig met
een pijpreiniger doorgestoken
Voor de pijpekop: Deze wordt, geheel onder-
gedompeld in een bakje water, langzaam
en goed uitgekookt; hierna laat men het
water, zonder bijvoeging van koud water,
afkoel en. Op deze wijze is Uw pijp ge-
reinigd van nicot ine en verdere onzui-
verheden en wederom nieuw. Mocht bij
deze behandeling het busje losgaan, dan
is dit met een weinig solution wederom
vast te lijmen
llEUCHTSTI! EN ~El;lT VOLMAAKTE DR:lDGR'QlKER
FJl61llKJ\AT ...ZENITt-1·•aaUW1
N
co
C't")
TRUMM-BERGMANS: DE WEG VAN FABRIKANT NAAR KLANT
door J. Engelen
Op basis van de ons thans ter beschikking staande gegevens
heeft de produktie van de firma Trunnn-Bergmans er waarschijn-
lijk als volgt uitgezien:
Periode 184?-1855 - A - ca. 1.600.000 stu,,ks pij,p, en
" 1855-18?0 - B - ca. ?.500.000
" 18?0-1900 - C -
" 1900-1910 - D - ca.24.000.000 " ,",
" 1910-1920 - E - ca. 5.000.000 " ,,
" 1920-1933 - F - ca. 1.200.000 ",, "
ca. 650.000
Duidelijk zien we de opkomst, bloeiperiode en het langzame
verval van de kleipijpenindustrie en de groeiende noodzaak om
over te schakelen naar nevenprodukten als oventegels/stenen,
koekoeksfluiten, spaarpotten en uiteindelijk de bruyère-pijp
en de daarmee samenhangende accessoires.
Bekijken we de distributie van deze ca. 40 miljoen pijpen over
zo'n dikke 80 jaar, dan kunnen we grofweg een vijftal ontwik-
kelingen schetsen:
1. Periode 1847-1855
Door de kleinschaligheid van het bedrijf in deze pioniersfase
en de daardoor noodgedwongen zelfwerkzaamheid van eigenaar en
familie strekte het afzetgebied zich slechts uit tot Maas-
tricht/Weert en de directe regio. De 'bestellingen' werden
door de 'vertegenwoordiger' (de fabrikant zelf of een lid van
de familie) met een monsterkoffer verworven en de distributie
vond plaats: a door verkoop ter plekke bij de fabriek
b via vervoerders als Antoon Snijders over de weg
c per boot over de Zuid-Willemsvaart als het gro-
te partijen betrof.
2. Periode 1855-1880
Het bedrijf groeit voortdurend en maakt een andere benadering
van klant en distributie noodzakelijk. En een beperkte thuis-
markt maakt langere aan- en afvoerwegen naar klanten verder
van huis onontbeerlijk, wat weer een aanzienlijke kostenstij-
ging met zich mee zou kunnen brengen. Daarom wordt het afzet-
gebied verdeeld in een vijftal regio's, die periodiek door
vertegenwoordiging en adequate levering afgewikkeld worden, te
weten: Den Bosch, Eindhoven, Tilburg, Roermond en Venlo.
De distributie vindt plaats als onder 1., maar het aantal ver-
voerders via de weg wordt uitgebreid met Lambert Kessen, ter-
384
wijl door de opkomst van de spoorwegen een nieuwe vorm van
snelle distributie verkregen wordt. Incidenteel vinden er in
de groeifase van de onderneming vanaf 1868 ook al contacten en
leveringen plaats buiten de genoemde regio's, b.v. Amsterdam,
Groningen, Rotterdam, Dordrecht en Gouda.
3. Periode 1870-1900
In deze derde fase, waarin het bedrijf Trumm-Bergmans geconso-
lideerd wordt en we van de bloeiperiode kunnen spreken, gaat
de firma haar 'marktaandeel' verder uitbouwen door de gelegde
contacten efficiënter te benutten en andere wegen in te slaan
om orders te verwerven.
4. Periode 1900-1920
Door tal van oorzaken wordt de kleipijpenmarkt ondergraven en
zien we bij Trumm-Bergmans krampachtige pogingen ondernomen
worden om het wegvallen van de markt en de terugval in de pro-
duktie te ondervangen met nevenprodukten in de kleiwarenbran-
che en in te spelen op de marktverandering naar de houten pijp
en de groeiende voorkeur voor sigaren en sigaretten. De ge-
volgde distributiemethodes blijven echter gelijk.
De orderverwerving en zeker de nabestellingen bij de vertrouw-
de klantenadressen komen in een stroomversnelling door demo-
gelijkheden die het postverkeer kon bieden. En vanuit die be-
waard gebleven uitgebreide correspondentie zien we, dat een
aantal klanten benaderd wordt om voor Jacques Bergmans te
gaan optreden als agentuur voor alle produkten van de firma.
Zo deelt Jacques op 23 mei 1915 de heer Chr. J. Boerlijst uit
Amsterdam mede, dat deze alle provincies kan bezoeken behalve
Noord-Brabant, Limburg en Zeeland, waar reeds een agent werk-
zaam was. Boerlijst beschikt dan al over een klantenlijst,
waarop P.C. Ouwehand te Rotterdam, C. de Rijk te Haarlem en
A. J. Vasterman speciaal vermeld staan als afnemers van crème
flamande doorrokers. Uitgesloten van deze agentuur zijn de
navolgende klanten die Trumm-Bergmans persoonlijk zal bezoe-
ken: te Dordrecht J. W. Bouman, A. Drughoorn en C. Grondhout;
te Rotterdam W. Buscop en te Gouda M. van Duin, H. van Rijst
en B. Wagenaar (allen collegae pijpenmakers!). Zodra de or-
ders zijn verzonden ontvangt Boerlijst een opgave van het vol-
le bedrag van de factuur en tevens de provisie. De inning ge-
schiedt per postkwitantie en zodra die is gearriveerd, ont-
vangt Boerlijst zijn provisie via afrekening per maand. Deze
gaat met de genoemde condities akkoord, want in juni volgt een
brief met een orderbevestiging, waaruit volgend saillant de-
tail: "de U toegezonden 3 dozijn jacobkoppen hebben een opmer-
385
ke l ijk systeem: Geen l as t meer van
vochtige t abak zoodat speeksel ui t
den mond afzakt in den baar d van
Jacob!"
Afb . 1
In kistje no 11 bevindt zic.h de genummerde monsterc.ollec.tie.
Boerlijst hoeft slee.hts de nummers/aantallen op te geven met
de mededeling of ze uitgevoerd moeten worden in mar bré" del f t "
calciné" sneldoorroker of portret .
Van de belangrijkste gevoerde modellen met hun corresponderen-
de nummers zijn een tweetal bladen met tekeningen bewaard ge-
bleven (afb. 2 en 3) .
De moeite waard is nog een prijsopgave van augustus 1915:
Nr.105 bY'U.in geemailleerd Verkoopprijs f 5" 76 per gros.Voo,,r U f4" 32
385/386 wit geemailleerd " ,, 11 f 2" 40
",, f5" 76 ",, " ,, " f 3, 60
crème flamande f5" 76 ,,
marbré ,, Il " f3" 75
,, JS" 76 ,, Il " /4,00
delft
/5" 76 Il
Een aanzienlijke provisie per gros dus voor Boerlijst, die de
verkoopprijzen zelf ook nog naar eigen goeddunken kon regelen.
Toc.h duurt deze samenwerking niet lang, want de veelvuldige
brie fwisseling eindigt abrupt op 6 juni 1916 met een aanmaning
aan Boerlijst om de opgezonden postwissel te betalen!
Ter vergelijking voegen wij toe een prijsopgave aan Boerlijst
uit 1909, voordat hij de agentuur ging verzorgen.
18/2 09 Pri j sopgave Boer l i j s t
Marbrés ge sor teerd ca,, rt 3 do,,z f l 3" 50
Delfts pare ,, 3 ,,
Portret 3 " 3., 50
" 3., 50
Cr ême flamande klein mod (kis t,,j es 1 gr os )
" 1" 90
" midden " " 2" 25
" 2" 50
" gr oote " " " 3., 75
Mar bré koppen ge sorteerd
" 3., 75
Delfts " " (320) " 3., 20
Cr ême f lamande "
" 9., 00
NO 650- 51 - 52 Mar br é) car t 3 do z
De l ft s " 9., 60
/IP 630- 631 - €32 MDaerlbfrtés of Por t r et ) car t 1 Of 3· doz
386
jJ
Afb. 2 j'IJ
387
JftJ
JJJJ
Afb. 3
388
NO 630 Crême flam fl 8_, 40
11 9_, 00
NO 630 Sneldoorrooker
" 9_, 00
NO 660 Jacobpijpjes cart 2 doz 1110_, 80
NO 603-613 etc Marbré " 8_, 40
No 615-615~ Marbré of Delft cart 3 doz "?_, 20
NO 615- 615~ Crème flamande
In de noordelijke provincies Gelderland, 0verijsel, Friesland
en Groningen fungeert de firma Wortelboer uit Groningen als
grossier/vertegenwoordiger voor Trumm-Bergmans en deze be-
schikt dan ook over een complete monstercollectie, waaronder
beweegbare, Delft, Mozes en Aaron, Tommies, witte, rode, Jacob
en gewone, gekleurde gezichten en portretpijpen die afgezet
worden van Arnhem tot Dokkum en van Harlingen tot Winschoten.
Dit alles per spoor en bij afname van 10 resp. 25 gros met 5
à 7,5% rabat en indien betaling volgt binnen 30 dagen nogmaals
met 2%.
Ter illustratie een offerte van 29 april 1916 (afb. 4 ).
Afb. 4
389
.,___ ____--- ·- · ... .,. . . ....... _, ,·-·- -
Afb . 5
390
De vertegenwoordiger in de drie genoemde zuidelijke provincies
blijkt Lambert Kessen uit Maastricht te zijn, die we reeds
eerder zijn tegengekomen als vervoerder voor Trumm-Bergmans.
In 19 16 draagt hij o.a. zorg voor l evering van gesorteerde
zwarte pijpen, grote modellen, verpakt in kistjes van 1 gros
tegen !0,95 per kistje franco station Wylré, emballage inbe-
grepen bij afname van 100 gros in 2 gedeeltes van 50 gros elk.
Bij betaling binnen één maand: 3% korting . (Levertijd per 50
gros: ongeveer 6 weken). ·
Ook van Lambert Kessen is een prijsopgave uit 1919 bewaard ge-
bleven die we onverkort laten volgen (afb . 5) .
De contacten met Duitsland lopen veelal via Gerhard Smeets uit
Aken, via wie zowel betalingen en correspondentie lopen naar
vormmakers in het West~rwald a l s wie ook rechtstreeks bestel-
lingen doet bij Trumm van Kar toff elpfei f en, Holzmutzen en ook
koekoeks fluiten . Daarnaast worden geleverd zwarte en witte
Gr andpots, witte, rode en zwarte Abgus spf eifen, Hi ndenburg,
lichtbeeldpijpen, rode auto's, Stummel s en rechte pijpen Co-
logne façon. Smeets zit in november 1916 in Brokhausen (omge-
ving Kerkrade) op een verkoopstand die op dinsdag, donderdag
en zaterdag geopend was. Jacques Bergmans bezoekt hem daar en
neemt een uitgebreide bestelling mee, waaronder langstel en van
Van der Want en Barras en een verder uitstalassortiment waar-
onder calcinékoppen, lichter genre maar neogène façon en kop-
pen in etui's.
5. Periode 1920-1933
In deze periode heeft Jacques Bergmans de firma overgenomen
van de familie Bergmans-Trumm. Op kleinere schaal werd de pro-
duktie van kleipijpen voortgezet. De bruyère pijp kreeg echter
de overhand. Zo had Bergmans de agentures verworven voor de
volgende landen: Nederland, Duitsland, Skandinavië (Noorwegen,
Zweden, Denemarken en Finland) van de Franse pi_ipenfabrikanten
Grappin Fi ls & Ci e en Cottet &Bi cet, beide uit St.-Claude.
Bovendien kon hij allerlei pijprokersbenodigdheden leveren uit
Duitsland.
In de jaren dertig werden machines gekocht om zel f houten pij -
pen te maken. Aanvankelijk werden half-fabrikaten in Frankrijk
en Italië gekocht, later werd met de produktie van ébauchons
gestart.
In 1933 v i e l het doek voor de kl eipijp en werden alleen nog de
oude voorraden verkocht.
391
EEN ZELDZAr1E PIJPENOVEN IN BREDA
door Piet Smiesing
PKN-leden die de pijpendag op 2 nov. j.l. in Leiden bezochten,
konden kennis maken met Johan Heseman en het door hem meege-
brachte materiaal van pijpen en brokstukken van de ovenwan.d,
die in de Bredase Uolenstraat werden opgegraven. De uit de 17e
eeuw stammende pijpenoven vertoont grote overeenkomst met een
in Engeland gangbaar oventype. Deze voor Nederland unieke
vondst bracht de gemoederen van de Brabantse amateur-archeolo-
gen (AVB) danig in beweging. De gebeurtenissen rond de pijpen.-
oven volgden elkaar hierna in snel tempo op.
Op zondag 24 nov. brachten enkele PKN-leden een bezoek aan de
opgraving . Iedereen. was het erover eens, dat deze oven - net
als de Weertse pijpenoven - niet verloren mocht gaan. Op 26
nov. bezocht een team van het jeugdjournaal van de NOS de op-
graving en presenteerde 's avonds beelden van de pijpenoven
aan de jeugdige kijkers. Een dag later verscheen in 'De Stem',
het dagblad voor Zuidwest-Nederland, een uitvoerig verslag van
de blootgelegde pijpenoven . Hierin wordt vermeld, dat onder
leiding van de Bredase stadsarcheoloog Guido van den Eynde zal
worden gepoogd de oven te lichten voor transport naar het Bre-
da's Museum. Al op 7 dec. kon dezelfde krant melden, dat de o-
392
ven veilig uit de grond was getild en naar het museum was o-
vergebracht. Hier berust het 5500 kg zware gevaarte in het de-
pot. Het ligt in de bedoeling de ovenrestanten en de erbij ge-
vonden pijpenfragmenten een permanente plaats te geven in de
vaste expositie van het Breda's Museum.
Wij zullen proberen de deskundigen die bij de opgraving van de
oven betrokken waren, over te halen tot het schrijven van een
uitgebreid artikel voor ons blad.
AANVULLING OP HET ARTIKEL
DE PIJPENPOTTEN VAN ALPHEN AAN DEN RIJN
door Kees Faas .
Het wapen op de pijpekop (PKN 52~ afb. ?~ blz. 275) is een ge-
combineerd wapen van Amsterdam (de gekroonde drie kruizen) en
het wapen van Suriname (zie afbeel ding) .
Als motief voor deze versiering hebben wellicht exportbelangen
naar Suriname gediend. Merkwaardig is, dat er geen VOC- of
GWC-merkje op de voorkant voorkomt, zoals je zou verwachten.
Meestal staan de wapens naast elkaar, zoals b.v. bij Amster-
dam-Brunswijk (A f b . 898 ~n 'Kleipijpen ' van W. Krommenhoek en
A. Vri j ) het geval is.
Onderstaand e afb eelding is afkomstig uit het bo ek 'Wapens~
vlaggen en zegels van Neder land '~ 1916~ ver zameld dcor T . van
der Laar s . Amsterdam - Drukkerij ' Jacob van Campen '.
393
HAMBURGER.ADMIRALITIE.DROGE
door Kees Faas
Admiraliteitscolleges
Op 18e-eeuwse pi.jpekoppen versierd met het wapen van Hamburg
loopt verticaal een anker dwars door de burcht van het wapen.
Van dit anker valt een horizontale stang plus bevestigingsoog
te zien, pal boven de burcht. Aan de onderzijde steken de an-
kerpunten uit (1).
Ankers in een wapen kunnen duiden op een Admiraliteitswapen.
Twee gekruiste ankers vormden het wapen van de Admiraliteit
van Amsterdam; alsmede een pijpenmakersmerk (2).
Bij de vijf Admiraliteitscolleges in de Republiek berustte
o.a. de zorg voor de oorlogsvloot. Ze bestonden van 1597 tot
hun opheffing in 1795, met als vestigingsplaatsen:
1 . Amsterdam
2. De Maze, in Rotterdam
3. Het Noorderkwartier, zetel beurtelings in Hoorn of Enkhui-
zen
4. Zeeland, in Middelburg
5. Friesland, in Harlingen
"Elck Collegie had eene bijzondere Huishouding~ en het vr-iJe
bestel over de Inkomsten bij hetzelve geheven en ontvangen
wordende; van daar dat elck zijne bijzondere Magazijnen~
Scheepswerven~ Lijnbanen en anderen armslag had~ en onderhou-
den moest." (3)
Hamburg
Gedurende de 17e eeuw was deze Stadsrepubliek reeds de spil
van de handel in Noord-Europa. De Beurs van Hamburg werd in
1558 gesticht als eerste in Europa. Sedert 1619 stond de Ham-
burger Bank garant voor financieringen van bijv. Hollands la-
ken. Omstreeks 1800 woonden binnen de muren van Hamburg meer
dan 100.000 mensen.
"Das hamburgische Wappen~ wie es seit 1241 überliefert ist~
zeigt auf rotem Grund eine dreitürmige weisse Burg mit ge-
schlossenen Tor ." (4)
Veel oude huizen in Hamburg bezaten een eigen pakhuis aan de
waterzijde: zgn. KontorhaÜser. Thans vinden we in de Admirali-
tätsstr. nr. 71 nog het Kontorhaus 'Admiralitätshof'. Aan de
Deichstr. nr. 51 staat 'das Raus der Seefahrt' net als in Bre-
men (5). ·
394