The words you are searching are inside this book. To get more targeted content, please make full-text search by clicking here.

Gedigitaliseerde versies van het PKN blad, nummers 81 - 139

(453 pagina's)

Discover the best professional documents and content resources in AnyFlip Document Base.
Search
Published by Stichting PKN, 2017-05-29 01:34:03

PKN bladen Archief nrs 81 - 139

Gedigitaliseerde versies van het PKN blad, nummers 81 - 139

(453 pagina's)

Jos Engelen en Ferrie Kompier, Bedevaartspijpen van en uit het
Rijnland 5

(PKN 1988, 11 (41), 2-6)

Neviges-Hardenberg
In Neviges, ook wel genoemd het Duitse Lourdes, wordt sedert 1681 Maria Immaculata, d.i.
Maria Onbevlekte Ontvangenis, vereerd. Deze Maria-afbeelding, eigenlijk een klein prentje, is
tegenwoordig aangebracht in een 4 m hoge Mariazuil, in een zeer

modern gebouwde kerk (1968) te Neviges, eertijds
Hardenberg geheten. Dit schijnt een van de eerste
afbeeldingen te zijn van O.L.Vrouw als de
Onbevlekte Ontvangenis. In juli 1681 bracht een
franciskaner monnik dit prentje mee, en toen in
oktober van datzelfde jaar Ferdinand de
vorstbisschop van Paderborn en Münster bij deze
Maria-afbeelding kwam danken voor zijn genezing
van een zware ziekte, kwamen in zijn voetsporen
grote scharen gelovigen hier ook Maria vereren, tot
op vandaag toe. Maria is hier voorgesteld op de
halve maan in een stralenkrans, de slang
vertrappend, een beeld ontleend aan het bijbelboek Openbaring: 'En
er verscheen een groot teken aan de hemel: een Vrouw, bekleed met
de zon, de maan onder haar voeten en op haar hoofd een kroon van twaalf sterren. '
(Apokalyps 12,1)

Dezelfde afbeelding treffen wij
aan op de hierna getoonde pijp
van witte klei, crème gelakt, uit
een driedelige vorm. Op de
beide zijkanten in een omlijsting
een bebladerde tak met bloem
en op de steel aan de linkerkant
de tekst: HARDENBERG. De
hoogte van de kop bedraagt 4
cm en de steellengte 10,7 cm,
inclusief het knopmondstuk,
waarvan de uiteinden resten
bevatten van een zwartkleurig mondstuk. De maker van de pijp is de bekende firma Wilhelm
Klauer u. Söhne in Baumbach. (Coll. F.Tijmstra)

Remagen
Bij Remagen in het Rijnland ligt Apollinarisberg, oorspronkelijk een benedictijnenklooster,
vanaf de 12e eeuween bedevaartsplaats, toen volgens de legende het hoofd van de heiige
Apollinaris van Ravenna naar Remagen werd overgebracht. Hij was rond het jaar 200 de
eerste bisschop van Ravenna en martelaar. Vooral inde periode vanaf 23 juli tot in augustus
komen de pelgrims de relikwie vereren en de heilige aanroepen als helper tegen
hoofdkwalen en vallende ziekte. De tegenwoordige kerk werd gebouwd in 1839 en deze
treffen wij aan op de pijp uit de catalogus van J.Schilz-Müllenbach uit Höhr.

Pijpelogische Kring Nederland 1

Een nog duidelijker afbeelding van kerk en heilige toont ons de pijp van Wilhelm Klauer u.
Söhne in Baumbach uit een tweedelige vorm, wit, rondbodem. Hoogte van de kop 4 cm,
steellengte met knopmondstuk 13 cm. (Coll. F.Tijmstra)

Nevenstaande prent toont de afbeelding van de heilige, met het
attribuut de bijl, boven de Matthiaskerk in Trier, die in de 12e eeuw
gebouwd werd.

Trier
In Trier wordt de H. Matthias vereerd, sinds keizerin Helena de
relikwieën, het gebeente van de apostel, naar Trier liet overbrengen.
Matthias was een van de tweeënzeventig leerlingen die steeds met
de apostelen omgegaan had en na Jezus' hemelvaart onder de
apostelen werd opgenomen om dle plaats in te nemen van de
apostel Judas Iscariot, die zijn Meester verraden had. Over zijn verder
leven lopen de berichten uiteen. Hij zou in Ethiopië gepredikt
hebben en daar gemarteld zijn. Volgens een andere overlevering
zou hij in Judea gepredikt hebben en daar gestenigd zijn. Dit komt
niet overeen met de bijl, waarmee hij altijd afgebeeld wordt omdat hij onthoofd zou zijn. De
ontdekking van zijn gebeente moet in 1127 geplaatst worden. Dat jaar geldt als start van de
bedevaarten, die meestal door de
Matthiasbroederschappen geleid
werden.

Bovenstaande beide pijpen laten
duidelijk het vooraanzicht van de
Matthiaskerk zien. De eerste komt
wederom uit de catalogus van
J.Schilz-Müllenbach in Hohr, en de
tweede is afgebeeld in N. Augustin,
"Monografieën over kleipijpen", nr. 8
Pijpen uit het Westerwald.

BRONNEN
De Katholieke Encyclopedie, N.V.
Uitgeversmij Joost v.d. Vondel,
Anisterdam 1937
Dr. Dieter Pesch, Wallfahrt in
Rheinland, 1981

AANVULLING op Kevelaer (Zie: PKN jrg. 10, nr. 38)
(PKN 1988, 11 (41), 7)

In het Niederrheinisches Museum für Volkskunde und Kulturgeschichte te Kevelaer bevinden
zich nog de volgende devotiepijpen:

Pijpelogische Kring Nederland 2

Afb.1: Witte klei met resten van bruine verf, vooral op de knorren. De afbeelding is die van

O.L.Vrouw van Luxemburg met kapel en kerk uit diezelfde stad en dus niet uit Kevelaer, want

er staan twee torens op, terwijl

Kevelaer maar één toren kan

laten zien. Deze 'fout' is ook te

onderkennen in de afb.4 f,g, h

van PKN 38 blz. 37 en afb.5

dito blz. 38 en terug te voeren

op het oorspronkelijke prentje

van Kevelaer, dat immers

O.L.Vrouw van Luxemburg

voorstelt. Hierop is rechts in de

afbeelding de kapel van

Luxemburg te zien met de

twee torens. De maker van

deze 51,5 mm hoge pijp is

onbekend, maar

Westerwaldse produktie uit

het midden van de 19e eeuw

mag wel verondersteld

worden.

Afb.2: Geel gelakt en gevernist een pijp van witte pijpaarde met op de voorzijde een
gekleurd plakplaatje met de beeltenis van O.L.Vrouw van Kevelaer. (Reg.nr. K70/306) Maker
en fabricageplaats onbekend.

Aan de al genoemde rechte en gebogen modellen met op de steel Z.ANDENKEN AN
KEVELAER (PKN 38 blz. 34 afb. 2a/b en 2h/i, en blz. 36 afb. 3a/b) kunnen nog de volgende
variaties toegevoegd worden:
gebogen model: -Geel gelakt zonder bloem aan de zijkanten, -bruin, imitatiehout, gelakt
zonder bloem aan de zijkanten. Recht model: -geel gelakte uitvoering met een afwijkend
bloermnotief op de zijkant, -geel geglazuurd met een afwijkend bloemmotief op de zijkant .

BRONNEN
Kevelaer
Gelobt seist Du, Maria -Uitgave Burkhard Schwering van het Freilichtmuseum, Hauptstrasse 18
te Kevelaer, met o.a. afbeeldingen en beschrijving van de in het museum tentoongestelde
pijpen.

Roermond
Maria's Heerlijkheid in Nederland VI, J.A.F. Kronenburg. F.H.J.Bekker, Amsterdam 1909
Onze Lieve Vrouw in't Zand, Legende, Historie,Verering. Paters Redemptoristen. Zr. Liesbeth
Oostendorp. Druk: Ars Offset 1977 Kapel in't Zand. P.Heijnen en A.Schouten. Roermond 1983

Sittard
Maria's Heerlijkheid in Nederland VI, J.A.F.Kronenburg. F.H.J.Bekker, Amsterdam 1909
Kurze Chronik von Sittard. B.A. Pothast, 1891
Hoe het groeide. Aartsbroederschap van O.L.Vrouw van het H. Hart, 1983
Sittard, Historie en Gestalte. Alberts Drukkerijen, Sittard 1971

Moresnet en SaherpenheuveZ
Maria's Heerlijkheid in Nederland VIII, J.A.F. Kronenburg F.H.J. Bekker, Amsterdam 1911
Wallfahrt im Rheinland. Dr. Dieter Pesch. Rheinland Verlag G.M.B.H. Koln 1981

Pijpelogische Kring Nederland 3

Jos Engelen en Ferrie Kompier, Bedevaartspijpen 6 (slot)

(PKN 1988, 11 (41), 9-10)

Onze serie over bedevaartspijpen die met zekerheid gekoppeld kunnen worden aan een
bepaalde plaats, willen we besluiten met een tweetal "losse" onderwerpen. Allereerst een
driedelige geelkoperen pijpenvorm en vervolgens een voorwerp, dat hoewel geen pijp
zijnde toch nauw betrekking had op bedevaarten en pijpaarde. Buiten beschouwing willen
wij hier laten pijpen met bijbelse voorstellingen als koning David of Job op de mesthoop en

pijpen met afbeeldingen van heiligen
waarvan de band met een
bedevaartsplaats (nog?) niet vaststaat,
maar die zeker een vervolgstudie
verdienen. Er zijn immers pijpen bekend
met o.a. de volgende afbeeldingen: Saint-
Antoine (Gambier 824), Sint-Eloi
(Wingender; Gambier 181),Christus
(Wingender 132; Gambier 800), Sint-
Leonard (Wingender 91), Sint-Martinus
(Klauer), Sint-Nicolaas (Wingender), Sint-
Rochus (Wingender 137), Saint-Simeon
(Gambier 189), Saint-Hélene (?) (Gambier
850) en Saint-Hubert (Gambier 1249 t/m
1254), met de aantekening dat er van
diverse heiligen relaties zijn te leggen met plaatsen waar zij worden vereerd.
De driedelige geelkoperen vorm, hier afgebeeld, komt uit de inventaris van Trumm-Bergmans
uit Weert en toont ons de H.Quirinus, die we al in combinatie met Neuss ten tonele hebben
gevoerd. (PKN nr. 40, blz. 86 e.v.)
De tekst AANDENKEN AAN PIETERSRADE lijkt simpel op te lossen, maar naspeuringen zowel in
België als in Nederland hebben nog niet uitgewezen waar we Pietersrade moeten
localiseren.(Sint Pietersrode in België bij Aarschot?) Misschien dat een van onze lezers de
oplossing kan aandragen. De vorm zelf is in perfecte staat, sluit uitstekend en vertoont
praktisch geen slijtage.

Het hiernaast afgebeelde voorwerp laat een andere relatie zien tussen de pijpenwereld en
het bedevaartsgebeuren. Het betreft hier de
zogenoemde Achhörner (Aachener Hörner), uit
witte pijpaarde gebakken kleine blaashoorns, die
de pelgrims bij zich droegen en bliezen tijdens de
toning van de relieken vanaf de galerij in Aken
gedurende de Heiligdomsvaart aldaar. Mooie
exemplaren zijn te zien in het Provinciaal Museum in
ben Bosch en in het Topfereimuseum in Langerwehe (Dld.), dat een bezoek zonder meer
waard is om de zeer aanschouwelijke wijze waarophet kleidelven wordt getoond.

Jos Engelen, Een opmerkelijke bedevaartspijpenvorm uit
Maastricht

(PKN 1988, 11 (41), 11-15)

Bij het schoonmaken van vormen van de firma Trumm-Bergmans uit Weert kwamen we
toevallig een ijzeren tweedelige vorm tegen, die volledig zat dichtgeroest. Bankschroef,
hamer en beitel kwamen eraan te pas om hem open te krijgen. Het resultaat ziet u, na

Pijpelogische Kring Nederland 4

grondige reiniging, hieronder afgebeeld. Bekijken we de afbeeldingen en opschriften dan
vallen deze in vier categorieën uiteen:

A de afbeelding van de H. Servatius
B de afbeelding van de kerk, de St.-Servaas in Maastricht
C de tekst HERINNERING HEILIGDOMSVAART 1888
D de teksten op de steel L.STEINEBACH en MAASTRICHT

Ad A
Van de H. Servatius is niet
veel met zekerheid
bekend. Een Gallische
bisschop Sarbatios of
Servatius wordt tegen
346 na Chr. door St.-
Athanasius genoemd in
verband met de synode
van Sardica (343 na
Chr.). Hij is dezelfde
persoon als Servatius, de
bisschop der Tongeren.
In de Merovingische
periode deelt de
H.Gregorius van Tours
(ca 538-t593 of 594) in
zijn Geschiedenis der
Franken ons mee; dat
Servatius niet in Tongeren is begraven, maar in Maastricht in 384, nadat hij een jaar tevoren
daar zijn bisschopszetel heen verplaatst had. Volgens zijn verlangen werd hij begraven langs
de openbare weg, de oude Romeinse heirbaan die naar de brug
over de Maas voerde, bij de kapel, die daar door de H. Maternus
gebouwd was. Bisschop Monulphus liet kort na 594 het lichaam
overbrengen naar een nieuwe, grotere kerk, toegewijd aan Sint-
Petrus. Het Martyrion, waarin de heilige werd bijgezet, is
waarschijnlijk identiek aan de huidige grafkelder van de Sint-
Servaaskerk. De afbeelding in de vorm toont ons, net zoals de
afgebeelde in Maastricht geslagen munten (1312-1383) de H.
Servatius in vol ornaat als bisschop met mijter, kromstaf en sleutel,
hem volgens de legende door St.Petrus zelf gegeven tijdens een
bezoek aan Rome.

Ad B

De oude St.-Petruskerk in Maastricht,

waarvan St. Servatius de tweede

patroonheilige was geworden, werd

op 10 aug. 1039 omgedoopt tot

Sint-Servaaskerk ter gelegenheid

van de vernieuwing van het

heiligdom, dat boven de grafkelder

werd opgetrokken. Het was een

driebeukige, vlakgedekte

pijlerbasiliek, die werd uitgebreid

met een transept, waarna in 1170

een begin werd gemaakt met de

vervanging van het koor naar

Pijpelogische Kring Nederland 5

Romaans voorbeeld. De nieuwbouw kreeg een fraaie apsis met dwerggalerij en een tweetal
flanktorens. Rond 1180/1190 werd de westbouw toegegevoegd en in het tweede kwart van
de 13e eeuw de kloostergebouwen en het Bergportaal met de oudste sculpturale
afbeelding van Sint-Servatius. De pijpenvorm toont ons de Sint-Servaas, gezien vanaf het
Vrijthóf. Duidelijk herkennen wij links de twee flanktorens met dwerggalerij. Opmerkelijk is de
hoogste torenspits. Deze laat ons nog de barokke situatie zien van voor 1795. De
torenbekroning werd op het einde van de 19e eeuw rond 1895 door bouwmeester Cuypers
vervangen door een neogotische spits, die in 1955 door brand werd verwoest.

Ad C
De naam HEILIGDOMSVAART is ontstaan door contaminatie van Heiligdomskermis en
Roomsche Vaart (Römerfahrt). Reeds in 1183 dicht Henric van Veldeke:

Doen aldus die roemsche vaert
op Sinte Servaes gheleyt waert!
Een Heiligdomsvaart wordt gekenmerkt door drie dingen:
1. een openbare toning der relieken (Ostensio of Monstratio)
2. een buitengewone aflaat met kwijtschelding van kerkelijke straffen (Pardon)
3. een genadejaar dat met vaste regelmaat terugkeert: om de 3- 5-7-25-33-50 of 100 jaar
(Turnus). Een dergelijke heiligdomsvaart is dan ook een erkende bedevaart naar een
openbare toning van relieken ('heiligdommen') t.g.v. een met vaste regelmaat terugkerend
genadejaar, met het doel buitengewone geestelijke gunsten voor de gemeenschap en voor
afzonderlijke personen te verwerven.

Deze toning vanaf de dwerggalerij vindt in Maastricht sinds 1391 om de zeven jaar plaats. In
1874 werd de toning in een nieuwe vorm gegoten en gebeurde vanaf dat moment, in de
kerk. Als relieken van ST.Servatius worden getoond: drinkbeker en kelk, borstkruis, sleutel,
pelgrimsstok, bisschopsstaf, borstbeeld bevattende, het hoofd, en de Noodkist bevattende
het gebeente van de heilige.
De pijpenvorm wil een herinnering in stand houden aan de Heiligdomsvaart van 1888.

Ad D
De naam Steinebach komen we als pijpenmaker al tegen in Venlo, waar in 1815 Peter
Steinebach in dienst van Lenssen werkte. Hij was afkomstig uit Höhr. Ook de Maaseiker
pijpenindustrie telt leden van deze naam. In 1835 treffen we in Luik een Jean Pierre Steinbach
aan, geboren in Höhr in 1802. Een zekere Jan-Pieter Steinbach, geboren in Höhr in 1794 komt
in 1853 vanuit Givet-Maastricht naar Bree en vertrekt in 1854 naar Luik. In de
nijverheidsstatistieken wordt er in 1874 in Maastricht als eigenaar van een pijpenfabriek C.H.
Steinbach genoemd, terwijl een pijpenfabriek aldaar ook al in 1863-1864 wordt aangegeven.
Hoe komt nu een vorm van L. Steinebach terecht in de voorraad vormen van Trumm-
Bergmans in Weert?
Het antwoord is te vinden in een teruggevonden correspondentie van Trumm-Bergmans, d.d.
2 nov. 1905 aan de Heer P. Steinebach fr. te Maastricht. De reactie hiervan geven wij gezien
het belang ervan onverkort weer:

Mijnheer,
In antwoord op Uwe kaart van 21 Oct. delen wij Ued. Mede, dat we voor den verkoop onzer
pijpen in Maastricht ten deele gebonden zijn. Zoals U wel zult weten had Uw Papa na
overgave der fabriek van ons voor Maastricht den alleenverkoop: Toen Uw Papa door
andere drukke bezigheden genoodzaakt was deze zaak van de hand te doen heeft hij alles
aan den Heer J. Fransen-Linsen, Corversplein no 2 overgedaan en zijn daardoor alle rechten
op genoemden Heer Fransen overgegaan. Beleefd verzoeken wij Ued deze zaak eens met
Uw Papa te willen bespreken en ons zijne mening te willen mededelen.

Pijpelogische Kring Nederland 6

Lodewijk van Duuren, Stadswapens als bijmerk

(PKN 1988, 11 (41), 16-22)

Een bijmerk is een merkteken dat in combinatie met het merk van de pijpmaker of fabrikant
op de pijp wordt aangebracht. Het bijmerk wordt met behulp van een slagstempel in de
pijpvorm geslagen, slechts bij hielloze pijpen van kort na 1740 lijkt het met de hand
gestempeld. (5). Het is meestal op de zijkant van de hiel van de pijp aangebracht. Zijn
voornaamste functie is het weergeven van de herkomst van de pijp. Meestal zijn het de
wapens van de steden waar de pijpen gemaakt zijn, die het bijmerk vormen. Het bekendste
en oudste bijmerk is het wapen van de stad Gouda (fig. 1a,b): “van keel (rood), beladen met
eenen pal van zilver, en verzeld, ter wederzijde van 3 zespuntige sterren van goud, staande
in den zin van den pal; en onder hetzelfde oude motto: PER ASPERA AD ASTRA” ( 16)

Het ontstaan van dit bijmerk wordt beschreven door De Lange van Wijngaarden: "In het jaar
1739 hadden de Staten van Holland en Westvriesland aan de Goudsahe pijpenfabrijken een
octroy verleend, om het stadswapen op hunne pijpen te mogen zetten, met bepaling, om
op de beste of porseleine pijpen maar aan de eene zijde van den steel der pijp het wapen
te plaatsen en aan de mindere of slechter soorten aan iedere zijde van den steel een
dergeZijk wapen der stad te zetten met een S boven ieder wapen om alzoo het onderscheid
tusschen beste en slechtere soorten daarmede kennelijk te maken; met verbod aan alle
pijpmakers in Holland en Westvriesland, buiten de stad Gouda, dit wapen op hunne pijpen te
stellen op eene boete van zeshonderd gulden, hetwelk nader door eene stedelijke
afkondiging der magistraat in het jaar 1740 werd bekend gemaakt, welk verbod door
gemelde staten nog op gelijke boete in het jaar 1791 is vernieuwd geworden, omdat men in
het dorp Alphen pijpen met het Goudsche wapen en merken der voornaamste Goudsche
fabrikeurs namaakte." (12).

Het bijmerk moet dus
voorkomen, dat produkten
van buiten Gouda als Goudse
worden verkocht en het was
tevens een aanduiding van
de kwaliteit van de pijp. De
goede kwaliteit pijpen hebben
aan één zijde een wapen
zonder S, de mindere kwaliteit
aan beide zijden een wapen
met een S erboven (S =
Slechte). De verdeling over
linker- en rechterzijde van de
hiel van ovoïde pijpen uit mijn
collectie is te zien in tabel 1:
17% heeft geen enkel bijmerk,
22% alleen een wapen zonder
S aan de linkerzijde en 46%
aan beide zijden een wapen
met een S, de overige
combinaties komen in veel
kleinere aantallen voor.

De S en het tweede wapen
werden waarschijnlijk pas in de
vorm geslagen als deze door
veelvuldig gebruik slechter
werd en produkten van
mindere kwaliteit ging
afleveren. (4). Vanaf

Pijpelogische Kring Nederland 7

ongeveer 1840 verdwijnt het gebruik van een S boven het schild als aanduiding voor de
mindere soort pijpen. In de 19e eeuw gaan ook in steden buiten Gouda pijpmakers ertoe
over om het wapen van hun stad op de zijde(n) van de hiel te plaatsen. In een stuk uit deze
eeuw van het regelement op het stuk der merken komt dit in artikel IV duidelijk naar voren:
"Op alle pijpen, merkpapieren, manden, vaten of kisten in het vorig artikel bedoeld zal,
behalve het aangenomen merk van den fabrikant het wapen van de stqd of plaats alwaar
de fabriken gevestigd zijn moeten en geenszins dat eener andere stad of plaats mogen
uitgedrukt worden," (14).
De steden of plaatsen waarvan het wapen als bijmerk bekend is, zijn Gouda, Utrecht,
Kampen, 's-Hertogenbosch, Aarlanderveen en Maaseik (zie figuur 1),

Utrecht fig. 1c
Daniël Versluijs zet naast zijn hielmerk
DVS, op de zijde van de hiel het
wapen van Utrecht. Het zijn
geglaasde ovoide pijpen uit het eind
van de 18e eeuw. (17).

Kampen fig. 1d
Pijpen gemaakt door H.G. Frierichs en
J.F. Steinman (2)(13) hebben als
bijmerk het sterk versimpelde wapen
van Kampen, dat uit drie torens
bestaat. Het bijmerk is gevonden op
een grote ovoïde pijp in Groningen
met als hielmerk Kn, dat zeer
waarschijnlijk een afkorting is van de naam Kampen. Door de sterke versimpeling lijkt het
wapen sterk op het wapen van Gouda met zijn drie banen.

's-Hertogenbosch fig. 1e
De pijpmakers Leonidas Eras en Johannes Norbertus Coolen doen in 1810 een verzoek aan
de burgemeester van ‘s-Hertogenbosch om het wapen van die stad op hun produkten te
mogen zetten;(7) De pijpen van deze pijpmakers zijn inderdaad in veel gevallen voorzien van
de boom uit het Bossche wapen. (1)(8).

Aarlanderveen en Alphen fig. 1f
Het wapen van Aarlanderveen, een doodskop met daaronder twee gekruisde zwaarden,
komt voor op pijpen die gevonden zijn in Alphen aan de Rijn met de merken “achtpuntige
ster', 'gekroonde AV', 'gekroonde AS' en de gekroonde 16'. Er zijn zowel pijpen gevonden met
dit bijmerk op een wapenschild als zonder wapenschild.
Het wapen van Alphen, een achtpuntige ster, is niet als bijmerk bekend, tenminste niet als
een ster op een wapenschild. Wel wordt door een aantal pijpmakers van Alphen in een
verzoek aan de Gouverneur van Zuid-Holland gesproken over het gebruik van het wapen
van Alphen, maar het is echter niet duidelijk of dat ook betrekking heeft op het bijmerk. (14).

Maaseik fig. 1g,h
In Maaseik wordt ook het wapen van de stad op de zijkant van de hiel aangebracht,
namelijk een eikel, zowel met als zonder blaadjes aan de steel van de eikel. Weduwe
J.F.Ritzen geeft in een opgave van 1825 van de in Maaseik gezette merken het volgende op:
"volgnummer van één tot honderd met de Eikel (het stadswapen)" (6) .

Holland
J.C. Wagenaar, schrijver van "Hedendaagsdhe historie of tegenwoordige staat van alle
volkeren”, 1746", zegt onder andere het volgende: "doordien de Regering van Gouda, voor
eenige jaaren, gewillekeurd heeft, dat de pijpen van 't maaksel dier stad ,ten minsten zulken,
die niet van de gemeenste soort zijn, moeten bestempeld zijn met het Goudsche wapen,

Pijpelogische Kring Nederland 8

terzijde het merk van den pijpmaker. Aan de anderen vindt men sedert mede wel een
wapen, naamlijk dat van Holland; doch dit dient alleen ten bewijze dat zij voor Hollandsche
pijpen gehouden worden."
Tot op heden zijn nog geen pijpen aangetroffen met het wapen van Holland: een
klimmende leeuw, in zijn rechterhand een zwaard en in zijn linker een pijlenbundel.

Onbekende wapens fig. 1 i,j,p,q,r
Van enkele wapens zoals de gekroonde drie schijven (10), een op een kroon gelijkende
figuur (9), een wapen met een dwarsbalk en een wapen bestaande uit drie kepers verenigd
door een paal (5) is de herkomst (nog) onbekend. Het is mogelijk, dat het wapen met de
kroon (?), gevonden in Venlo, afkomstig is uit het Westerwald, waar pijpen gevonden zijn met
sterk gelijkende bijmerken met het hielmerk BWB (11).
Een bijzonder bijmerk is het vraagteken op een wapenschild. Omdat het vraagteken als
heraldisch figuur niet bekend is, betreft het hier zeer waarschijnlijk een fantasiewapen. (fig.1p)

Vervalsingen
In veel steden buiten Gouda werden Goudsche pijpen nagemaakt door op deze pijpen
Goudse merken, de namen van Goudse pijpmakers en het Goudse wapen als bijmerk te
plaatsen. Er zijn o.a. pijpen bekend uit Höhr-Grenzhausen (11), St.Omer (18), Maaseik (6), 's-
Hertogenbosch (1) en Alphen aan de Rijn (14),die voorzien zijn van het Goudse wapen.
In een aantal gevallen ging men echter subtieler te werk door het aanbrengen van een
bijmerk, dat een oppervlakkige gelijkenis vertoonde met het Goudse wapen. Op deze
manier ontdook men de bepalingen met betrekking tot het bijmerk. Deze wapens bestonden
uit een simpel schild of uit een schild met alleen drie banen (beide kunnen natuurlijk ook het
gevolg zijn van slijtage van de vorm) , of de zes sterren van het wapen van Gouda waren
vervangen door zes wassende manen, zes andreaskruisen (fig. 1m,n), vier stippen of acht
stippen (5).
In de pijpenstort van Philip Hoogenboom in Alphen zijn pijpen gevonden, waarbij over de
middelste baan van het wapen van Gouda drie stippen zijn aangebracht. Zo te zien zijn deze
drie stippen achteraf in de vorm geslagen en niet tegelijk met het wapen (fig. 10). Dit soort
misbruik heeft men met nieuwe regels trachten te voorkomen. Vanaf 1791 is het verboden
"op de kop of de steel van de pijpen of eenig gedeelte derselven hoe ook genaamd, het
wapen der stad Gouda, of ook enige sterretjes, bloemen, of stippen of iets dergelijks
eenigsints naar het wapen der stad Gouda gelijkende of dat voorbeeldende, nog ook de
naam der stad Gouda, " te mogen plaatsen of te doen plaatsen. (15).

Andere merktekens
In plaats van het wapen of naast het wapen worden ook op de zijde van de hiel stip(pen),
kring(en), maan, ster, letter(s) of een cijfer aangebracht. De letters zijn vergelijkbaar met een
gewoon merk, omdat zij waarschijnlijk de initialen van de pijpmaker zijn, maar de overige
merktekens worden aangeduid als vormmerken. Vormmerken zijn in de vorm aangebracht
om gedurende of na het produktieproces te kunnen vaststellen uit welke vorm een pijp
afkomstig is. Het gebruik van cijfers als vormmerk is bekend van Nederlandse, Belgische en
Franse pijpen (5)(3)(18). ,

Tot besluit
Het nauwkeurig bekijken van het bijmerk op de pijp levert veel interessante details op.
Daarom zou ik het bestuderen van uw eigen collectie op dit aspect van harte willen
aanbevelen. Van nieuwe vondsten op dit gebied wil ik graag op de hoogte gesteld worden.

Literatuur
1. J.P.Brinkerink (1983) Het is niet allemaal Gouds wat er blinkt: P.K.N. 6(21) , p.15-22.
2. A.Carmiggelt (1984) Sprokkelhout uit vier IJsselsteden P.K.N. 7(27), p.54-59.
3. Catalogus. Fabrique de pipes en terre de belgique et de Hollande de vve. Blanc-Garin a
Givet Andenne. Herdruk pij- penkabinet, Leiden. ,
4. D.H.Duco (1982) Merken van Goudse pijpmakers 1660-1940, Lochem.
5. D.H.Duco (1987) De Nederlandse kleipijp. Pijpenkabinet, Leiden.

Pijpelogische Kring Nederland 9


















































































Click to View FlipBook Version