The words you are searching are inside this book. To get more targeted content, please make full-text search by clicking here.

Gedigitaliseerde versies van het PKN blad, nummers 81 - 139

(453 pagina's)

Discover the best professional documents and content resources in AnyFlip Document Base.
Search
Published by Stichting PKN, 2017-05-29 01:34:03

PKN bladen Archief nrs 81 - 139

Gedigitaliseerde versies van het PKN blad, nummers 81 - 139

(453 pagina's)

van fabricatie, Rostin. In het algemeen luidt de
tekst FABRIQ/ROSTIN. Als de tekst dwars op de steel
is aangebracht, bevindt het woord FABRIQ zich
altijd bovenaan (het dichtst bij de kop) en de
plaatsnaam onderaan. Geruite, getande of van
een visgraatmotief voorziene banden, vaak
gecombineerd, vullen de ruimte tussen de
opschriften. In het algemeen behoren de op deze
wijze gestempelde stelen aan de ovoïde koppen
van de langgesteelde 'gouwenaars'.

De afgebeelde steel met het kopfragment laat
zien, dat ook pijpen me1 puntvormige hielonder de
kop zo'n steelstempel kregen.
Twee typen opschriften werden in de mal
gegraveerd. Op een vrij grove steel is binnen een
versierde omlijsting links ROSTIN en rechts FABRIQ
aangebracht. Op het tweede type zijn de teksten
in verkorte vorm dwars op de steel tussen
parelsnoereI aangebracht. Het kleine
steelfragment van afb. 3 geeft de volledige
informatie over de fabrikant, nl.:
FABRIQ/SALINGER/ROSTIN. Een tweede
steelfragment waarop de naam Salinger voorkomt,
geeft als plaats van herkomst Gouda weer! Deze
misleidende tekst en de Goudse wapentjes op de
koppen leveren het bewijs, dat in Rostin Goudse
pijpen werden geïmiteerd. De kleine verschillen in
kopvorm en in de merken zullen de roker toen niet opgevallen zijn.

NOTEN

1 Titel
2 Lid van een krijgsraad
3 Duco, D.H., De Nederlandse kleipijp, Handboek voor het dateren en determineren, Leiden,
1987, pag. 57
4 Oswald, A., Clay Pipes for the Arquaeologist, BAR 14, Oxford 1975, pag. 68,69
Meulen, J.v.d., Het Goudse pijpmakersgeslacht Verzijl, PKN IV, 15, 1981, pag. 59

Kees Faas, Fridrich Magnus

(PKN 1990, 13 (51), 250-252)

Op 1 juli 1990 werd, als stap naar de totale eenheid in Duitsland de Duitse monetaire eenheid
een feit. Ook in 1763 werd na zeven jaren uitputtende oorlog in Duitsland de vrede getekend.
Ter gelegenheid van deze belangrijke Vrede van Hubertusburg vervaardigden enige Goudse
pijpenmakers pijpen onder het motto FRIDRICH MAGNUS. Bedoeld wordt: Frederik de Grote
(1712-1786), vanaf 1740 koning van Pruisen. Destijds was Frederik ook in Holland populair als
"der (alte) Fritz".

De Zevenjarige Oorlog
Gedurende de Zevenjarige Oorlog (1756- 1763) vonden in Duitsland vele veldslagen plaats,
met name tussen Pruisen en Oostenrijk. Aanleiding tot deze oorlog vormde de Pruisische inval

Pijpelogische Kring Nederland 115

in Saksen (1756), terwijl Frederik de Grote eveneens Silezië was binnengevallen wat tot
Oostenrijk behoorde. Een dochter van de Saksische keurvorst was getrouwd met de dauphin.
Dus Frankrijk steunde Oostenrijk, evenals Rusland (Elisabeth). Engeland echter verleende
Frederik II een oorlogsubsidie. Goethe (geboren in 1749), verteld in "Dichtung und Wahrheit"
hoe de gebeurtenissen van de Zevenjarige Oorlog de openbare mening in het Duitse Rijk in
twee kampen verdeelde, nl. aanhangers van Frederik II, en van keizerin Maria Theresia.
Goethe zelf was Fritsisch gezind. Reeds in 1757 behaalde Frederik II overwinningen op de
Fransen en de Oosterijkers, in 1758 op de Russen. Uiteraard verloor hij ook wel eens een
veldslag. Nabij Torgau versloeg Frederik II in 1760 opnieuw de Oostenrijkers, waarbij hij 17.000
man verloor. Aan Oostenrijkse zijde sneuvelden 15.000 soldaten. Rusland koos in 1762 onder
Peter III de kant van Pruisen. Engeland en Frankrijk sloten onderling vrede, en Frederik kon
100.000 soldaten op de been brengen. Ten slotte werd in 1763 op het Saksische jachtslot
Hubertusburg een voor Maria Theresia ongunstige vrede gesloten tussen Pruisen, Oostenrijk en
Saksen. "Unter sanktionierung der Bestimmungen des Aachener Friedens im jahr 1748 behielt
Preussen Schlesien und die Grafschaft Glatz. Unangefochten galt das Königreich nunmehr
europäische Grossmacht." (2) (Pag. 30)

Afb. 1 (links): De linkerzijde van de twee Goudse pijpenkoppen, beide 54 mm hoog, tonen
Frederik de Grote, die de wapenen vertrapt.
Afb. 2 (rechts): Naast bloeiende korenaren en bloemen wordt op de rechterzijden een
vredesgodin afgebeeld. Haar opgeheven rechterhand laat een lauwerkrans zien,
waarbinnen een tekst. Deze tekst luidt bij de linkse pijpenkop (hielmerk: gekroonde 99):
VREDE IN DUYSLAND, en bij de rechtse pijpenkop (hielmerk: het lam onder de boom): PAX
GERMANIA RETITUE. De voorzijden bevatten een afbeelding van een brandend vredesaltaar
onder het Alziend Oog. Opvallend is, dat keizerin Maria Theresia, als belangrijke
deelnemende partij, niet staat afgebeeld. Oosterijk diende namelijk in 1763 gedwongen,
door een veel machtiger Pruisen, bij deze voor Maria Theresia ongunstige Vrede van
Hubertusburg o.a. Silezië af te staan aan Frederik de Grote.

Literatuur:
1 Frederik de Grote, door Roland Vocke (1979)
2 Friedrich der Grosse und sein Heer, door Johannes Müller (1981)
3 Het Goudse Pijpenmakersgeslacht Verzijl, PKN 15, pag. 64, door J. van der Meulen
4 Opkomst en ondergang van een Oranjetelg, PKN 43, pag. 62, door J.P. Brinkerink
5 Poolse Pijpelogie, PKN 44, pag. 74, door P. Smiesing
6 Kleipijpen, door W. Krommehoek en A. Vrij, foto 878

Pijpelogische Kring Nederland 116

Piet Smiesing, Pijpen uit Missouri meerschuim

(PKN 1990, 13 (51), 253-257)

Inleiding
Pijpenverzamelaars krijgen vaak pijpen die eigenlijk niet tot het verzamelgebied horen. Deze
pijpen, die uit de meest uiteenlopende grondstoffen zijn vervaardigd, worden met gespeelde
blijheid in ontvangst genomen en verdwijnen dan voor altijd in een oude schoenendoos.
Toch hebben pijpen uit ander materiaal soms een even interessante geschiedenis en
fascinerend fabricageproces ondergaan als de kleipijp. PKN-leden zullen zich ongetwijfeld
de boeiende lezing herinneren van de pijpenfabrikant Jacq. Bergmans op de
jubileumbijeenkomst van de PKN op 29 okt. 1988 in Weert.
Maïskolfpijpen zullen, gezien de geringe verzamelwaarde, in weinig pijpencollecties
aanwezig zijn. De geschiedenis en de produktie van de maïskolfpijp is zeker zo interessant als
die van de bruyèrepijp en de kleipijp.

Geschiedenis en fabricage
In 1867 vertrok de arme draaiersgezel Heinrich Tibbe vanuit Duitsland naar Amerika om daar
een bestaan op te bouwen. Hij vestigde zich in het stadje Washington in de staat Missouri. De
eerste jaren van zijn verblijf in Amerika waren niet bijster succesvol. Dit veranderde toen hij in
1878 ontdekte, dat uit de kern van een maïskolf uitstekende pijpenkoppen vervaardigd
konden worden. Hij nam patent op zijn vinding en startte de pijpenproduktie. Toen zijn pijpen
een enorm succes bleken te zijn, richtte hij een fabriek op. Nadat de massaproduktie goed
op gang was gekomen, verlieten dagelijks 25.000 pijpen d fabriek, die naar alle delen van de
wereld werden verzonden. Al gauw was hij in de wijde omtrek bekend als de CORNCOB
KING. Toen Tibbe op 25 oktober 1897 in het stadje Washington overleed, had hij een enorm
fortuin vergaard.
Als materiaal voor het vervaardigen van maïskolfpijpen wordt een maïssoort gebruikt, die niet
geschikt is voor voeding of veevoeder. Het gaat hier om de soort Collier-seed, waarschijnlijk
een kruising van de soorten Indian boone en White Corn, die laat rijpt en bijzonder grote
kolven geeft. Grote kolven hebben houtiger vezels dan de kleinere. Dit is een belangrijk
voorwaarde voor het uitboren van de kern, die als grondstof voor de pijpenkoppen wordt
gebruikt. De kolven moeten na het oogsten drogen en worden bijna vijf jaar opgeslagen. De
voor de fabricage uitgezochte stukken worden gezaagd en de kern - het merg -uitgeboord.
Op een draaibank worden de koppen gevormd waarna ze worden geschuurd, gepolijst en
aan de binnenzijde met albast worden behandeld. De buitenzijde van de koppen krijgen
een laagje vernis, die tegenwoordig meestal wordt weggelaten. Een enkele maal
verschijnen in fraaie kleuren gelakte exemplaren op de markt. Verwoede rokers van
maïskolfpijpen weten deze van zo'n fraai jasje voorziene koppen echter niet te waarderen.
Maïskolfpijpen worden in meer dan 50 verschillende modellen, die bij elk gezicht of smaak
passen, verkocht.

Vroeger kregen de koppen rietstelen, maar tegenwoordig monteert de fabrikant stelen van
parelbamboe of zachte houtsoorten. De oudere exemplaren zijn voorzien van mondstukken
van pararubber, terwijl moderne pijpen worden gecompleteerd met mondstukken van een
barnsteenkleurige plasticsoort. De overgang van steel naar mondstuk is meestal afgewerkt
met een metalen bandje. Het schuinafgesneden uiteinde van de steel wordt met de
opening naar boven in het daarvoor bestemde gat aan de voorkant van de kop geschoven.
Later zullen we zien, dat het in de ketel geschoven steelgedeelte het rookgenot
onaangenaam zal beïnvloeden.

Het gebruik

In Amerika is de maïskolfpijp, net als de kleipijp in Europa, een massa- en wegwerpprodukt.
Wanneer de maïskolfpijp bitter gaat smaken of de bodem is doorgebrand, wordt de pijp
gewoon weggegooid en wordt voor weinig geld een nieuwe pijp aangeschaft. Omdat het
materiaal poreus is en daarom veel vocht opneemt, roken maïskolfpijpen droog en koel. De

Pijpelogische Kring Nederland 117

in de kop gestoken steel geraakt tijdens het roken in de gloeizone van de tabak en

veroorzaakt een onaangename smaak. Om dit te voorkomen wordt in de kop net boven de

ingestoken steel een metalen knoop of een munt met een gat gelegd. De knoop of munt

voorkomt ook het doorbranden van de kopbodem. In Duitsland werden in de jaren twintig

door de winkelier voor dit doel kleine

doorboorde Europese munten

(pijpenmunten) aan de koper van

maïskolfpijpen verstrekt.

In zijn autobiografie vertelt de bekende
Amerikaanse uitgever Edward Bok in een
aardige anekdote hoe Mark Twain (1835-
1910) zijn maïskolfpijpen liet inroken. Deze
beroemde Amerikaanse schrijver kon bij een
bezoek aan de uitgeverij, ondanks een
rookverbod, niet nalaten toch te roken. Op
blz. 135 lezen we:
“….en Mark Twain rookte natuurlijk altijd; in
den regel- een korrelige soort tabak, die hij
in een zakje van geruite zijde en elastiek bij
zich droeg. Al slenterend naar achteren
klopte hij het restje uit den pijpekop, trok
den steel er uit, borg dien in zijn vestzak en
stopte den kop in zijn tabakszak. Wilde hij
weer opsteken, waarin hij gewoonlijk na vijf
minuten trek had, dan vischte hij den kop
op, die als vanzelf half gevuld was, en
bevestigde den steel er in. Op zekeren dag,
toen hij Bok's kantoor binnentrad, stak hij juist
zijn pijp weg. De kop, van die soort die van
een maisaar worden gemaakt, was oud en
zwart. Is dat de eenige pijp die u hebt?'
vroeg Bok. '0 neen, antwoordde Mark, 'ik
heb er verscheidene; maar ze zijn allemaal
precies als deze. Ik rook nooit zoo'n nieuwen kop. Die prikkelen de keel. Zoo'n kop is eerst
bruikbaar als er op z 'n minst veertien dagen uit gerookt is.

-Hoe rookt u zoo 'n pijp dan "in”'?
-Dat is de kunst. Ik heb een mannetje, die rookt ze voor me in voor een dollar. Dan steek ik er
een nieuwen steel in, en klaar is Kees' ."

Missouri meeschaum
De benaming Missouri meerschaum is eigenlijk spottend bedoeld. Volgens Aschenbrenner
werd deze spottende bijnaan door Duits-sprekende kolonisten in Missouri ingevoerd. Deze
benaming wordt tegenwoordig als merknaam gebruikt. De aanduiding MEERSCHAUM komt
ook voor op plakkers (etiketten) van kleipijpen van de American Clay Pipe Works in New York.
Waarschijnlijk was deze benaming een kwaliteitsaanduiding.
Ook in ons land werden pijpen gemaakt met de tekst THE MEERSCHAUM op de steel. De
plompe kop met de slordige onafgewerkte rand van deze Goudse bodemvondst doet
vermoeden, dat deze pijp in Engeland werd vervaardigd. Het ovale stempel op de voorzijde
van de kop met de tekst KEEVIL PIPE geeft echter aan, dat deze pijp in Gouda werd
gemaakt. In het laatste kwart van de 19e eeuw maakten Goudse pijpenfabrikanten voor de
Engelse firma Edward Keevil pijpen met dit stempel. Deze firma zond de aldus gestempelde
pijpen vooral naar Noord-Amerika. De zwarte aanslag aan de binnenkant van de kop van
het afgebeelde pijpfragment geeft aan, dat een enkele pijp met dit stempelook in Gouda
werd gerookt.

Pijpelogische Kring Nederland 118

Beschrijving van de afgebeelde pijpen

1 Maïskolfpijp met een bokaalvormige kop waarop de tekst TUSKANA SUMMIT INN is
aangebracht. De schuiningestoken zachthouten steel is voorzien van een gebogen
mondstuk van transparante gele plastic.
2 Maïskolfpijp met middelgrote kop en zware vierkante steel met plastic mondstuk. De houten
steel is bedrukt met een maïskolf-motief.
3 Moderne maïskolfpijp met slanke kop, ronde steel en transl rant mondstuk van geel plastic.
De steel is evenals 2 bedrukt met een maïskolf-motief. Onder de kop is een etiket
aangebracht: Missouri Meerschatnn, original corn cob, made U.S.A.
4 Oude maïskolfpijp met zware zwartgerookte kop, houten steel en afgekloven mondstuk van
been.
5 Bodemvondst van bijna complete kleipijp met links op de steel THE MEERSCHAUM en op de
voorzijde van de kop in een ovaal KEEVIL PIPE.

Geraadpleegde literatuur
Aschenbrenner, H., Tabak von A bis Z, Bremen 1966, p. 98-99
Bok, E., Leven, worstelen, zegepraal. Amsterdam 1923,p.135-1 Duco, D., Kwesties rond merken
van handelshuizen, Pijpelijntjes VIII, 4, 1982, p.1-6
Frank, J.A., Pijpenbrevier. Nederlandse bewerking G.A. Brongers. Rotterdam, 1973, p.134-135
Hochrain, H., Das Taschenbuch des Pfeifenrauchers. München, 1967, p. 68-70
Pilz, H., De tabak en het rooken. Ernst en scherts uit de cultuurgeschiedenis. Nederlandse
bewerking. J.H. Culemborg, ca. 1900, p. 160-161
Sudbury, B. , Historic Clay Tobacco Pipemakers in the Unites States of America. B.A.R.
International Series 60, 1979, p. 151-231 en platen 5 en 6

J. van der Meulen, Een tinnen Sir Walter Raleigh / Jonas-pijp

(PKN 1990, 13 (51), 258-260)

Tijdens opgravingen van een begraafplaats in Sainte-Marie among the Hurons (Canada)
werd een bijzondere pijp gevonden. De begraafplaats werd gebruikt door de orde van de
Jezuïeten, die hier omstreeks 1642 ook een kerk
beheerden, In een van de graven (nr, 19) werden
twee personen bijgezet, Verspreid tussen de ribben
werden blauwe, rode en witte kralen gevonden
en in de rechter bovenhoek bevond zich een
koperen/bronzen ketel, Verder werden nog een
lemmet van een mes en de hier afgebeelde pijp
gevonden.

De pijp is gemaakt van een metaallegering op
loodbasis, waarschijnlijk tin. De lengte van de pijp is
36 cm en de diameter van de kop, met een grote
vlakke hiel, is 1,4 cm. De steel is tot de helft
gedecoreerd. Zowel op de kop als de steel zijn
vormnaden aanwezig. De pijp is dus uit een mal
afkomstig en er bestaan mogelijk nog meer
exemplaren. De korte periode waarin het grafveld
gebruikt werd, maakt een nauwkeurige datering
mogelijk: deze ligt tussen 1642 en 1649.

Pijpelogische Kring Nederland 119

De herkomst van de pijp stelt ons
echter voor grote raadsels. Uit de
literatuur zijn mij geen
voorbeelden bekend van
metalen SWR/Jonas-pijpen. Bij
vergelijking met de Nederlandse
uitvoering in pijpaarde valt het
op, dat de steelversiering afwijkt.
Gebruikelijk staat op de steel
dichtbij de pijpenkop een
monster met opengesperde
kaken afgebeeld. Dit motief ontbreekt hier geheel of is op ca. 5 cm van de kop
aangebracht.

Mogelijk is de pijp van Engelse of Franse
oorsprong. Eventuele suggesties of
literatuuraanwijzingen omtrent de herkomst zijn
zeer welkom.

Piet Smiesing en Edward Zimmermann, Pruisische pijpenfabrieken
in Polen 2

(PKN 1990, 13 (51), 261-272)

De kleipijpenfabriek in Zborowskie (Ostenwald) (5)
In 1752 werd in het toenmalige Ostenwald een fabriek opgericht waar naast porselein en
faience vooral kleipijpen werden vervaardigd. De oprichters waren Andreas von Garnier uit
Lublinitz, krijgsraad Karl von Unfried, thesaurier Rappard en de koopman Samuel Grulich uit
Breslau. Tot 1813 beschermde een koninklijk privilege de fabriek tegen elke concurrentie en
verleende de ondernemers ook andere volmachten en rechten. Er werden belangrijke
subsidies verstrekt om Hollandse pijpenmakers en -knechten aan te werven, die arbeiders uit
de omgeving het pijpenmaken konden bijbrengen. Bovendien werden gereedschappen en
werktuigen uit Holland aangeschaft om de fabriek naar Hollandse maatstaven in te richten.
De fabriek gold toen als zeer modern en gaf in 1783 aan meer dan 100 arbeiders werk. Voor
de in Pruisen geldende sociale verhoudingen was de onderneming zeer vooruitstrevend. Er
was in het bedrijf een zieken- en weduwenkas ingesteld, waaruit weduwen van werknemers
en invalide arbeiders een uitkering konden krijgen.
De grondstoffen voor de pijpenfabricage werden in de bossen van Ostenwald gevonden.
De sneeuwwitte keuperklei (6) moest, hoewel zij op geringe diepte gelegen was, toch
ondergronds in mijnen gewonnen worden. Zij werd echter slechts op enkele plaatsen in de
bossen in pakketten aangetroffen. Overigens kwam de klei in dunne lagen voor. De volledige
ontginning van de klei wordt als oorzaak gezien voor het sluiten van het bedrijf. (7) Nieuwe
grondboringen, door Stöhr in 1926 verricht, hebben aangetoond, dat op enige plaatsen in
het woud deze hoogwaardige klei nog voorkomt. De kleilaag is echter zo dun en diep
gelegen, dat ontginning nauwelijks lonend moet zijn geweest.

Pijpelogische Kring Nederland 120




























































Click to View FlipBook Version