The words you are searching are inside this book. To get more targeted content, please make full-text search by clicking here.

Gedigitaliseerde versies van het PKN blad, nummers 81 - 139

(453 pagina's)

Discover the best professional documents and content resources in AnyFlip Document Base.
Search
Published by Stichting PKN, 2017-05-29 01:34:03

PKN bladen Archief nrs 81 - 139

Gedigitaliseerde versies van het PKN blad, nummers 81 - 139

(453 pagina's)

Uit bovenstaande beschrijving blijkt, dat de
vorm voor dubbelwandige pijpen verschilt met
de doorrokervorm.
In de kopopening wordt een gipsen kern
geplaatst, die veel doet denken aan de
stopper bij de ijzeren mal. De ontstane wand
na het aanzuigen van de klei is na
verwijdering van de kern nog dicht. De
bodem werd later bij het afwerken met een
ijzerdraadje doorgeprikt om de luchtdoorvoer
naar de steel mogelijk te maken. Bij latere
vormen heeft men de kern aangepast.
Allereerst is de schroefdraad verdwenen.
Verder is aan het einde dat zich buiten de
vorm begeeft de kern verbreed, zodat er als
het ware een schijfje ontstaat. Onderaan de
kern is in het midden een stukje roestvrij stalen
draad van enkele milimeters ingestoken, zodat
bij het verwijderen van de kern vanzelf het
rookgaatje ontstaat.
Men zou kunnen veronderstellen, dat bij de
vroegste fabricage van de Baronite-pijp
sporen van de schroefdraad zich in de kop
zouden bevinden. Zulke koppen ben ik nog
nimmer tegengekomen. Misschien dat een
van de PKN-lezers het bewijsmateriaal bezit.

Modellen

De uitvinding van Goedewaagen is gepatenteerd onder Ned. Octrooi nr. 12201. In de V.S.
onder Reg. U.S.Pat.Off. 363.341. Bij de oudere pijpen staat het nummer op de hals van de
kop. De Baronite-pijp werd vergeleken met de duurdere meerschuimpijp. Men spreekt zelfs
van imitatiemeerschuim. Overeenkomsten waren het lichte gewicht van de pijp, het kunnen
droog roken en de gelijkenis met de echte meerschuimpijp, waarbij opgemerkt dient te
worden, dat dezelfde modellen ook bij houten pijpen voorkomen.

In de Baronite-catalogus van Goedewaagen nr. 12 staan de kleuren waarin de Baronite-pijp
werd uitgebracht, vermeld.
WIT (de kleur van onbewerkt meerschuim, CALCINE (de kleur van ingerookt meerschuim) en
GOUDRON (de kleur van donkerrood geolied meerschuim). De laatste kleur was voor de
oorlog zeer gewild. Later kwam daar de blauw- of in meer kleuren beschilderde pijp (fancy)
bij, voornamelijk voor toeristische doeleinden.
De eerste modellen, Dublin, Billiard en Bent (met gebogen steel) staan vermeld in de
catalogus onder de nummers 760 tot en met 769 (afb. 2a). Daarna volgden modellen zoals
Apple en Bulldog in verschillende grootten, nummers 818 tot en met 823. Deze modellen
hebben tot in de zeventiger jaren dienst gedaan. De oudste produkten zijn op de zijkant van
de hals voorzien van de tekst: REAL BARONITE of BARONITE.
Ze werden met verschillende mondstukken op de markt gebracht. Men kon kiezen uit een
geel juwelith mondstuk (imitatie barnsteen), een zwart paragummi of een hoornen mondstuk.
In catalogus 12 uit de dertiger jaren staan in hoofdzaak gladde modellen afgebeeld. Er zijn
echter voor de oorlog ook figurale modellen vervaardigd. Op het terrein van de voormalige
Goedewaagenfabriek in Gouda werden o.a. opgegraven: de hand met ei, de vogelklauw
en een pijp met zeskantige ketel, alle dubbelwandig (afb. 2b).
Midden vijftiger jaren kwamen er figurale modellen op de markt. Zij staan vermeld in de
catalogus van ca. 1958. De prijzen waren van f. 24,96 tot f.46,80 per dozijn. De bekendste
daarvan zijn:

Pijpelogische Kring Nederland 172

nr. 792 - Pijp in de vormvan een klomp, beschilderd met een molen en bloemen in blauw. Op
de onderkant staat de ingebrande tekst: Goedewaagen-Gouda-Holland. Mondstuk
van paragummi, vreemd gebogen.

nr. 805 - De Abraham-pijp met tekst op de hoed 'Le Veritable Abraham', ap de hals de tekst
'Goedewaagen' en 'Holland'. Deze witte pijp is met enkele rode, gele zwarte en
groene streepjes geaccentueerd. De steel is van weichselhout, het mondstuk van
gele kunst- stof.

nr. 826 - De kalebaspijp. Voorkomend in wit, calciné en fancy. Mondstuk geel.
nr. 881 -Gezichtspijp met tekst 'B. Franklin' uit de Presidentenserie. Voorkomend in wit en

calciné, met een geel mondstuk van kunststof.
nr. 882 - Gezichtspijp niet tekst 'A. Lincoln', idem({afb. 2c)
nr. 883 - Gezichtspijp met tekst 'G. Washington', idem.
nr. 884 - Pijp in de vorm van een paardehoofd, idem (afb. 2d)
nr. 887 - Bowlingpijp: een grote bolvormige kop in twee maten, in wit, calciné of fancy, met

weichselhouten steel.

De kalebas en de Bowlingpijp zijn wat
langer in produktie geweest. De
vroegste exemplaren zijn op de hals
gemerkt met een ovaal ronde tekst
'Baronite 12201 Made in Holland'.
Eind zestig, begin zeventiger jaren
kwamen er nieuwe Baronite pijpen,
bestemd voor de export naar Amerika
(4). Deze serie van 4 staat bekend onder
de naam PANACHE. De gladde pijpen
zijn niet bepaald sierlijk te noemen (afb.
2f). De halswand waar de steel
ingestoken wordt, is dikker gemaakt,
zodat de koperkleurige ring overbodig
wordt. Goedewaagen zocht duidelijk
naar nieuwe afzetmogelijkheden, gelet
op de verscheidenheid van uitvoering.
De pijpen kwamen voor in wit,
calciné,fancy blauw, verder in bruin,
geel en groen glazuur met houtnerf of
liniaire beschildering.
Rond 1975 zagen nieuwe ontwerpen van
Goedewaagen het licht. Vijf pijpen uit
de zgn. MUZIEKserie werden in produktie
genomen. De pijpen doen eleganter
aan dan de Panache. Op de hals staan
teksten uit de muziek zoals: adagio,
allegro (afb. 2g). Ook komen deze
pijpen zonder tekst voor. Bij de
steelmontage werd een nieuw systeem
toegepast. Het befaamde kurkje werd vervangen door een plastic hulsje waarin de steel
werd geklemd, hetgeen kostenbesparend werkte.
Eind zeventig, begin tachtiger jaren heeft Goedewaagen een paar oude bekenden van stal
gehaald. Drie modellen uit de 760- serie kregen een dikkere halswand, waardoor het ringetje
verviel. Montage zoals bij de Muziekserie (5).

De dubbelwandige Baronite pijp had veel voordelen.

Doordat vocht en nicotine zich in de tussenwand afzetten, werd er gesproken over de
'gezondheidspijp'. De pijp valt onder de categorie 'droogrokers en koelrokers'. Door de
dubbele wand werd de buitenkant van de kop niet heet, waardoor de pijp aangenaam in

Pijpelogische Kring Nederland 173

de hand lag. De tabak kon vrijwel geheel worden opgerookt, hetgeen besparend werkt. Tot
slot kon de pijp op een gemakkelijke manier schoongemaakt worden. Bij de verkoop van
een Baronite pijp werd een bijsluiter gevoegd (afb. 3).

Voor de sigarenwinkelier maakte Goedewaagen een demonstratiemodel. In de fabriek werd
een deel van de zijwand afgesneden, waardoor de dubbele wand zichtbaar werd (afb. 2e).

Hoewel

Goedewaagen

patent had op het

principe van de

dubbelwandige pijp,

hebben andere

fabrieken ermee

geëxperimenteerd. In

Höhr heeft de firma

Wingender

proefmodellen

gefabriceerd. In de

bodem zijn twee

gaatjes

aangebracht. Ook

komt uit Höhr een

dubbelwandige pijp

in de vorm van een

laars.

In Nederland kwam

midden twintiger jaren de firma Zenith met de WANTA-pijp op de markt. Vanwege de holle

ruimte tussen de wanden werden ze HOLLOWBOWL genoemd. De bodem is massief en de

uitvoering was eenvoudiger dan de Baronite pijp {afb. 4). Later vervaardigt Zenith ook

baronite pijpen.

NOTEN
1 F. Tijmstra: Bordollopijpen uit Grünstadt. PKN, IX nr. 33, pag. 13-23 (1986).
2 F.F. Kompier: Doorrokers, Monografie over pijpen nr. 5. Uitgave Icon (1976).
3 Aanvraag bij Vereenigde Octrooibureaux 's Gravenhage onder nr. 17042, 10 Dec. 1921 en
15 Febr. 1922.
4 D. Duco: Jaarverslag pijpenkamer ICON, 1977.
5 Mondelinge informatie van D. Duco.

Jos Engelen, Trumm-Bergmans: de weg fabrikant naar klant

(PKN 1992, 14 (56), 384-391)

Op basis van de ons thans ter beschikking staande gegevens heeft de produktie van de

firma Trumm-Bergmans er waarschijnlijk als volgt uitgezien:

Periode 1847-1855- A - ca. 1.600.000 stuks pijpen

" 1855-1870 -B - ca. 7.500.000 " "

" 1870-1900 -C - ca. 24.000.000 " "

" 1900-1910- D - ca. 5.000.000 " "

" 1910-1920- E- ca. 1.200.000 " "

" 1920-1933- F - ca. 650.000 " "

Pijpelogische Kring Nederland 174

Duidelijk zien we de opkomst, bloeiperiode en het langzame verval van de kleipijpenindustrie
en de groeiende noodzaak om over te schakelen naar nevenprodukten als
oventegels/stenen, koekoeksfluiten, spaarpotten en uiteindelijk de bruyère-pijp en de
daarmee samenhangende accessoires.
Bekijken we de distributie van deze ca. 40 miljoen pijpen over zo'n dikke 80 jaar, dan kunnen
we grofweg een vijftal ontwikkelingen schetsen:

1. Periode 1847-1855
Door de kleinschaligheid van het bedrijf in deze pioniersfase en de daardoor
noodgedwongen zelfwerkzaamheid van eigenaar en familie strekte het afzetgebied zich
slechts uit tot Maastricht/Weert en de directe regio. De 'bestellingen' werden door de
'vertegenwoordiger' (de fabrikant zelf of een lid van de familie) met een monsterkoffer
verworven en de distributie vond plaats:
a door verkoop ter plekke bij de fabriek
b via vervoerders als Antoon Snijders over de weg
c per boot over de Zuid-Willerosvaart als het grote partijen betrof.

2. Periode 1855-1880
Het bedrijf groeit voortdurend en maakt een andere benadering van klant en distributie
noodzakelijk. En een beperkte thuismarkt maakt langere aan- en afvoerwegen naar klanten
verder van huis onontbeerlijk, wat weer een aanzienlijke kostenstijging met zich mee zou
kunnen brengen. Daarom wordt het afzetgebied verdeeld in een vijftal regio's, die periodiek
door vertegenwoordiging en adequate levering afgewikkeld worden, te weten: Den Bosch,
Eindhoven, Tilburg, Roermond en Venlo. De distributie vindt plaats als onder 1., maar het
aantal vervoerders via de weg wordt uitgebreid met Lambert Kessen, terwijl door de opkomst
van de spoorwegen een nieuwe vorm van snelle distributie verkregen wordt. Incidenteel
vinden er in de groeifase van de onderneming vanaf 1868 ook al contacten en leveringen
plaats buiten de genoemde regio's, b.v. Amsterdam, Groningen, Rotterdam, Dordrecht en
Gouda.

3. Periode 1870-1900
In deze derde fase, waarin het bedrijf Trumm-Bergmans geconsolideerd wordt en we van de
bloeiperiode kunnen spreken, gaat de firma haar 'marktaandeel' verder uitbouwen door de
gelegde contacten efficiënter te benutten en andere wegen in te slaan om orders te
verwerven.

4. Periode 1900-1920
Door tal van oorzaken wordt de kleipijpenmarkt ondergraven en zien we bij Trumm-Bergmans
krampachtige pogingen ondernomen worden om het wegvallen van de markt en de
terugval in de produktie te ondervangen met nevenprodukten in de kleiwarenbranche en in
te spelen op de marktverandering naar de houten pijp en de groeiende voorkeur voor
sigaren en sigaretten. De gevolgde distributiemethodes blijven echter gelijk. De
orderverwerving en zeker de nabestellingen bij de vertrouwde klantenadressen komen in een
stroomversnelling door de mogelijkheden die het postverkeer kon bieden. En vanuit die
bewaard gebleven uitgebreide correspondentie zien we, dat een aantal klanten benaderd
wordt om voor Jacques Bergmans te gaan optreden als agentuur voor alle produkten van
de firma. Zo deelt Jacques op 23 mei 1915 de heer Chr. J. Boerlijst uit Amsterdam mede, dat
deze alle provincies kan bezoeken behalve Noord-Brabant, Limburg en Zeeland, waar reeds

een agent werkzaam was. Boerlijst beschikt dan alover een
klantenlijst, waarop P. C. Ouwehand te Rotterdam, C. de Rijk te
Haarlem en A. J. Vasterman speciaal vermeld staan als afnemers
van crème flamande doorrokers. Uitgesloten van deze agentuur
zijn de navolgende klanten die Trumm-Bergmans persoonlijk zal
bezoeken: te Dordrecht J. W. Bouman, A. Drughoorn en C.
Grondhout; te Rotterdam W. Buscop en te Gouda M. van Duin, H.
van Rijst en B. Wagenaar (allen collegae pijpenmakers!). Zodra de
orders zijn verzonden ontvangt Boerlijst een opgave van het volle

Pijpelogische Kring Nederland 175

bedrag van de factuur en tevens de provisie. De inning geschiedt per postkwitantie en zodra
die is gearriveerd, ontvangt Boerlijst zijn provisie via afrekening per maand. Deze gaat met de
genoemde condities akkoord, want in juni volgt een brief met een orderbevestiging, waaruit
volgend saillant detail: "de U toegezonden 3 dozijn jacobkoppen hebben een opmerkelijk
systeem: “Geen last meer van vochtige tabak zoodat speeksel uit den mond afzakt in den
baard van Jacob”

In kistje no 11 bevindt zich de genummerde monstercollectie. Boerlijst hoeft slechts de
nummers/aantallen op te geven met de mededeling of ze uitgevoerd moeten worden in
marbré, delft, calciné, sneldoorroker of portret. Van de belangrijkste gevoerde modellen met
hun corresponderen de nummers zijn een tweetal bladen met tekeningen bewaard
gebleven (afb. 2 en 3).

De moeite waard is nog een prijsopgave van augustus 1915:

Nr.105 bruin geemailleerd Verkoopprijs f5,76 per gros. Voor U f4,32

385/386 wit geëmailleerd ,, f5,76 ,, ,, f2,40

crème flamande ,, f5,76 ,, ,, f3,60

marbré ,, f5,76 ,, ,, f3,75

delft ,, f5,76 ,, ,, f4,00

Een aanzienlijke provisie per gros dus voor Boerlijst, die de verkoopprijzen zelf ook nog naar
eigen goeddunken kon regelen. Toch duurt deze samenwerking niet lang, want de
veelvuldige briefwisseling eindigt abrupt op 6 juni 1916 met een aanmaning aan Boerlijst om
de opgezonden postwissel te betalen!

Ter vergelijking voegen wij toe een prijsopgave aan Boerlijst uit 1909, voordat hij de agentuur
ging verzorgen.

Pijpelogische Kring Nederland 176

18/2/09 Prijsopgave Boerlijst

Marbrés gesorteerd cart 3 doz f.3,50
cart 3 doz f.3,50
Delfts porc cart 3 doz f.3,50
f.1,90
Portret (320) f.2,25
cart 3 doz f.2,50
Crème flamande klein mod (kistjes 1 gros) cart 1 of 3 doz f.3,15
f.3,15
,, midden ,, cart 2 doz f.3,20
f.9,00
,, groote ,, f.9,60
f.8,40
Marbré koppen gesorteerd f.9,00
f.9,00
Delfts ,, f.8,40
f.7,20
Crème flamande ,,

No 650-51-52 Marbré-Delfts

No 630-31-32 Marbré-Delft of portret

No 630 Crème flam

No 630 Sneldoorrooker

lP 660 Jacobpijpjes

No 603-613 etc Marbré

No 615-615½ Crême flamande

In de noordelijke provincies Gelderland, Overijsel, Friesland en Groningen fungeert de firma
Wortelboer uit Groningen als grossier/vertegenwoordiger voor Trumm-Bergmans en deze
beschikt dan ook over een complete monstercollectie, waaronder beweegbare, Delft,
Mozes en Aaron, ToImnies, witte, rode, Jacob en gewone, gekleurde gezichten en
portretpijpen die afgezet worden van Arnhem tot Dokkum en van Harlingen tot Winschoten.
Dit alles per spoor en bij afname van 10 resp. 25 gros met 5 à 7,5% rabat en indien betaling
volgt binnen 30 dagen nogmaal met 2%. Ter illustratie een offerte van 29 april 1916 (afb.4).

De vertegenwoordiger in de
drie genoemde zuidelijke
provincies blijkt Lambert
Kessen uit Maastricht te zijn,
die we reeds eerder zijn
tegengekomen als vervoerder
voor Trumm-Bergmans. In 1916
draagt hij o.a. zorg voor
levering van gesorteerde
zwarte pijpen, grote modellen,
verpakt in kistjes van 1 gros
tegen 10,95 per kistje franco
station Wylré, emballage
inbegrepen bij afname van
100 gros in 2 gedeeltes van 50
gros elk. Bij betaling binnen
één maand: 3% korting.
(Levertijd per 50 gros:
ongeveer 6 weken).
Ook van Lambert Kessen is
een prijsopgave uit 1919
bewaard gebleven die we

onverkort laten volgen (afb. 5).

De contacten met Duitsland lopen veelal via Gerhard Smeets uit Aken, via wie zowel
betalingen en correspondentie lopen naar vormmakers in het Westerwald als wie ook
rechtstreeks bestellingen doet bij Trumm van Kartoffelpfeifen, Holzmutzen en ook
koekoeksfluiten. Daarnaast worden geleverd zwarte en witte Grandpots, witte, rode en
zwarte Abgusspfeifen, Hindenburg, lichtbeeldpijpen, rode auto's, Stummels en rechte pijpen
Cologne facon. Smeets zit in november 1916 in Brokhausen (omgeving Kerkrade) op een

Pijpelogische Kring Nederland 177

verkoopstand die op dinsdag,
donderdag en zaterdag geopend
was. Jacques Bergmans bezoekt hem
daar en neemt een uitgebreide
bestelling mee, waaronder langstelen
van Van der Want en Barras en een
verder uitstalassortiment waaronder
calcinékoppen, lichter genre maar
néogene facon en koppen in etui's.

5. Periode 1920-1933
In deze periode heeft Jacques
Bergmans de firma overgenomen van
de familie Bergmans-Trumm. Op
kleinere schaal werd de produktie
van kleipijpen voortgezet. De bruyère
pijp kreeg echter de overhand. Zo
had Bergmans de agentures
verworven voor de volgende landen:
Nederland, Duitsland, Skandinavië
(Noorwegen, Zweden, Denemarken
en Finland) van de Franse
piipenfabrikanten Grappin Fils & Cie
en Cottet & Bicet, beide uit St.-
Claude. Bovendien kon hij allerlei
pijprokersbenodigdheden leveren uit
Duitsland.
In de jaren dertig werden machines
gekocht om zelf houten pijpen te
maken. Aanvankelijk werden half-
fabrikaten in Frankrijk en Italië
gekocht, later werd met de produktie
van ébauchons gestart.

In 1933 viel het doek voor de kleipijp en werden alleen nog de oude voorraden verkocht.

Piet Smiesing, Een zeldzame pijpenoven in Breda

(PKN 1992, 14 (56), 392-393)

PKN-leden die de pijpendag op 2 nov. j.l. in Leiden bezochten, konden kennis maken met
Johan Heseman en het door hem meegebrachte materiaal van pijpen en brokstukken van
de ovenwand, die in de Bredase Molenstraat werden opgegraven. De uit de 17e eeuw
stammende pijpenoven vertoont grote overeenkomst met een in Engeland gangbaar
oventype. Deze voor Nederland unieke vondst bracht de gemoederen van de Brabantse
amateur-archeologen (AVB) danig in beweging. De gebeurtenissen rond de pijpenoven
volgden elkaar hierna in snel tempo op.
Op zondag 24 nov. brachten enkele PKN-leden een bezoek aan de opgraving. Iedereen was
het erover eens, dat deze oven -net als de Weertse pijpenoven -niet verloren mocht gaan.
Op 26 nov. bezocht een team van het jeugdjournaal van de NOS de opgraving en
presenteerde 's avonds beelden van de pijpenoven aan de jeugdige kijkers. Een dag later
verscheen in 'De Stem', het dagblad voor Zuidwest-Nederland, een uitvoerig verslag van de

Pijpelogische Kring Nederland 178

blootgelegde pijpenoven. Hierin wordt vermeld, dat onder leiding van de Bredase
stadsarcheoloog Guido van den Eynde zal worden gepoogd de oven te lichten voor
transport naar het Breda's Museum.
Al op 7 dec. kon dezelfde krant
melden, dat de oven veilig uit de
grond was getild en naar het
museum was overgebracht. Hier
berust het 5500 kg zware gevaarte
in het depot. Het ligt in de
bedoeling de ovenrestanten en de
erbij gevonden pijpenfragmenten
een permanente plaats te geven
in de vaste expositie van het
Breda's Museum. Wij zullen
proberen de deskundigen die bij
de opgraving van de oven
betrokken waren, over te halen tot
het schrijven van een uitgebreid
artikel voor ons blad.

Kees Faas, Hamburger.Admiralitie.Droge

(PKN 1992, 14 (56), 394-396)

Admiraliteitscolleges
Op 19e eeuwse pijpenkoppen versierd met het wapen van Hamburg loopt verticaal een
anker dwars door de burcht van het wapen. Van dit anker valt een horizontale stang plus
bevestigingsoog te zien, pal boven de burcht. Aan de onderzijde steken de ankerpunten uit
(1). Ankers in een wapen kunnen duiden op een Admiraliteitswapen. Twee gekruiste ankers
vormden het wapen van de Admiraliteit van Amsterdam; alsmede een pijpenmakersmerk
(2). Bij de vijf Admiraliteitscolleges in de
Republiek berustte o.a. de zorg voor de
oorlogsvloot.

Ze bestonden van 1597 tot hun opheffing in
1795, met als vestigingsplaatsen:
1. Amsterdam
2. De Maze, in Rotterdam
3. Het Noorderkwartier, zetel beurtelings in
Hoorn of Enkhuizen
4. Zeeland, in Middelburg
5. Friesland, in Harlingen

"Elck Collegie had eene bijzondere
Huishouding, en het vrije bestel over de
Inkomsten bij hetzelve geheven en ontvangen
wordende; van daar dat elck zijne bijzondere
Magazijnen, Scheepswerven, Lijnbanen en
anderen armslag had, en onderhouden
moest. “(3)

Hamburg

Pijpelogische Kring Nederland 179










































Click to View FlipBook Version