-9-
Afb.3. VorrnontüJikkeZing
van het Groninger
pijptype.
IZlustraties :M. A. Brongers- Huizinga, afb . 3 t/m ?.
H. Tupan,a;'ö . 8 en 9.
Ha~m de Haa~, een zoon,zet het bedrijf van z1Jn vader voort, nadat
hij de andere erven voor 1400 gulden hee f t afgekocht. Lang heeft hij
zijn beroep niet kunnen uitoefenen,want in de Groninger Courant vaµ
24 augustus 1790 wordt de pijpmakerij inclusief gereedschap te koop
aangeboden,waarop bl i jkbaar ·geen refl ec t anten komen,want in 1791
wordt het gerechtelijk verkocht voor 810 gulden. Ook hier ziet men
weer een forse prijsdaling van een pijpmakerij.In twa.alf jaar is de
prijs maar liefst 590 gulden gedaald.
Zoals reeds eerder in dit a rtikel vermeld, kopen F~an~ J ob~ , ook wel
F4an~ J ob~ Hoveman genoemd, en zijn vrouw .Truida Franssen in 1723
een pijpmakerij plus gereedschap van Gerrit van Troyen voor 1500 gul-
den. Bi j taxatie van 1730- 1731 staat h ij voor 2 gulden te boek .
-10-
Hij sterft echter in 1731 in de Raamstraat,waardoor z1Jn vrouw zich
genoodzaakt ziet om de pijpmakerij te verkopen. Eigenaar wordt Pete~
Eltje-0. De prijs bedraagt 1245 gulden inclusief gereedschap.
Kinderarbeid was in de 18e eeuw vrij normaal . Dat blijkt op typische
wijze uit het feit dat Eltjes meteen na de overname van het bedrijf
twee meisjes uit het gesticht in dienst nam.Kinderen uit het gesticht
werden soms in plaats van naar een Weeshuisschool ook wel eens anders
uitbesteed door de Voogdij.
~ Zo ook Maria Petjes,die al op haar 14e jaar bij een pijpmaker te werk
werd gesteld. Ze verdiende toen zes stuivers per week.
In 1732 - Maria was toen 20 jaar oud - werd ze overgeplaatst naar het
bedrijf van Peter Eltjes in de Raamstraat,tesamen met Francina Pauwels
die in de vijf jaren dat ze bij Eltjes werkte van 6 stuivers per week
opklom tot 18 stuivers. In 1735 werd Maria Petjes "eervol" ontslagen
door het Weeshuis, Lezen en schrijven kon zij,inmiddels 23 jaar, nog
steeds niet . In plaats van een handtekening zette zij een kruisje on-
der haar ontslagbewijs . J
De meisjes zijn bij Eltjes ongetwijfeld tremsters geweest. Tremmen is
het afwerken van de nog ongebakken pijp,zoals het wegwerken van de
vormnaden d.m.v. een schenker en het glad en rond maken van de kop-
opening met behulp van een botter. Eltjes heeft niet lang pijpen ver-
vaardigd,want hij sterft reeds in het jaar 1741.
Zijn weduwe,Hendrika Frederika Bult hertrouwt in 1743 met Eve~t P~e-
te~~ Pijl, ook wel Eve4t P~ete4-0,afkomstig uit het Drentse NoordLaren.
Evert Pieters Pijl zet het bedrijf van Eltjes voort. Op 25 maart 1747
krijgt hij als "meesterpij penbakker" het kleine burgerrecht.
Hij sterft in 1758 in de Raamstraat.
Afb. 4. Groninger pijpekop met
zijmerk de gekroonde EP.
Maker: Evert Pieters,
ook weZ Pijl genoemd.
CoU: H. Tupan
Afb.5. Groni nger pijpekop met
zijmerk de gekroonde PE.
4 5· Maker: Pe t er EZtjes.
CoU: H. Tupan
De dochter van Peter Eltjes,Sy tse Eltjes,was getrouwd met Ja n te4
Veen. Ze krijgen na de dood van hun stiefvader,Evert Pieters, de
pijpmakerij. Jan ter Veen is ongetwijfeld pijpmaker geweest, doch in
geen enkel archiefstuk heb ik hem als zodanig aangetroffen. Hij heeft
de pijpmakerij in geen geval verkocht of verhuurd. Het lijkt mij dan
ook logisch te concluderen dat hij het bedrijf zelf heeft voortgezet .
Het feit dat Sytse Eltjes na zijn dood hertrouwt met Ja n Hend4ik
PeAkaan, die dan de pijpmakerij voortzet,onderst~unt bovenstaand ge-
geven.
Jan Hendrik Perkaan was afkomstig uit Vries en kreeg op 26 maart 1767
als inboorling het kleine burgerrecht. Na zijn huwelijk met Sytse
Eltjes zet hij de pijpmakerij voort. Op 17 november 1772 wordt hij
genoemd in een advertentie in de Groninger Courant:
"de pijpbakkerij van Jan Perkaan in de Raamstraat. 11
terwijl §én uit 1796 opgeeft:
11 in 't fabricq van J.Perkaan thans wederom te bekomen alle
soorten van moderne tabakspijpen. 11
-11-
Uit deze laatste advertentie kunnen we concluderen dat Perkaan enige
tijd geen tabaks p ijpen vervaardigd heeft. Wat de exacte reden is ge-
weest valt moeilijk te achterhalen, doch het niet uitgesloten dat het
hier een verordening van de ambtenaren van Napoleon betreft.
Zoals ongetwijfeld bekend, is de tabak ten tijde van de Franse over-
heersing zeer schaars. Hierdoor werden pijpmakers, mede door de zware
concurrentie uit het buitenland, dubbel zwaar getroffen.
Een advertentie uit 1802 vermeldt nog de gerechtelijke verkoop van
= alle pijpenba~kersgereeedschappen,bestaande uit koperen vormen,kisten,
bakken en potten uit het atelier van Jan Perkaan . Het huis 11 zijnde
geweest een pijpenbakkerij'' is dan reeds voor 2340 gulden ve rkocht.
Eén van de weinige lieden die het pijpmaken met het pottenbakken com-
bineerde was Jacob Luininghe ook wel Luinge genoemd. In een weeskamer-
inventaris, gedateerd 1732 vinden we vermeld:
"een huis, een pottebakkerij met gereedschap, tevens pijp-
makersgereedschap getaxe~rd op 50 gulden en pijpen getaxeerd
op 50 gulden."
Luinge was getrouwd met Margien Willems Woldendorp. Na haar dood
huwt hij in 1732 Sybentje Wibes .
Dat hij een redelijk bestaan had, blijkt uit de taxatie van 1730-
1731, waar hij voor vier gulden staat aangeslagen .
Hend~ik Redike~ huwt Grietje Sibolts op 10 juni 1722, met wie hij
in 1724 een huis koopt ten westen in de Folkingestraat, voor 1200
gul den. Vijf jaar later verkoopt hij het huis voor dezelfde prijs.
Op 28 maart 1725 krijgt hij als pijpenbakker het kleine burgerrecht.
Hi j staat op de taxatielijst van 1730 - 1731 voor drie gulden te boek,
het hoogste bedrag onder de pijpmakers betaald . Hieruit kunnen we con-
cluderen dat hij het meest verdiende van de 18e eeuwse pijpmakers.
Over Benend Jc~nh Cocb. is vrijwel niets bekend . Hij staat slechts ver-
meld op de taxatielijst voor twee gulden. Vermoedelijk is hij de
zoon van Jan Jacob Cock en Zwaantje Lubbers, reeds ee rder ve rme ld.
Pijpmaker Bnon:t Michielh komt ook maar eenmaal voor in de s tukken
van het Gemeent e Archief. In 1729 verkopen zijn kinderen, na de dood
van hun moeder Aaltje Tennis, weduwe van Bront Michiels, een tapperi j
de " Prins" genaamd, gelegen aan de Westzijde in de Jonkerstraat, uit-
gaande in de Schoenmakerskuipen door de Kruithuisgang. Dit huis zwet-
te ten noorden aan Bront Michi els ' pijpebakkerij .
Hend~,i, b. Eqle~:t Po:t:te.ma, afkomstig uit Wins choten , huwt Weme lt je Ellens
op 4 juni 1726 . Ook hij oefende de combinatie van pijpmaken en potten-
bakken uit. Op de taxatielijst van 1730 - 1731 staat hij voor maar
liefst zes gulden ingeschreven. Dit betekent dat hij aan het hoofd van
een bloeiend bedrijf stond. Hij sterft in 1740 , zijn weduwe in 1743 .
In de Groninger Courant van 21 juni 1743 leest men:
"verkoop van een voorname pijpenbakkerije waarin l ange jaren met
goed succes de nering is gedaan door overleden Henricus Pottema
en wijlen zijn huisvrouw laatst bewoond. Met gereedschap te aan-
vaarden.11
Het pand bevond zich aan de Noordzijde van de Poeles traat , op de
hoek van het Diep . Zijn zoon Ja.n He.ndnik Po:t:tema,getrouwd met Geertjen
Meertens, neemt de zaak over .
Pas in 1805 verkoopt zijn weduwe het bedrijf.
-12-
G--R-O~NI-N-G-E-R--M-E-R-K-E-N--E-N---T-Y-P-E-N.
De tot op heden oudst bekende Groninger tabakspijpen zijn oms treeks
1630 vervaardigd.Als gevolg van de hoge tabaksprijs, haar kwaliteit
en de nog niet perfecte samenstelling van de klei,ziet men ook hier,
evenals in andere 17e eeuwse pijpmakerscentra,kleine ketels en dikke
stelen. Merkwaardig is dat hier nauwelijks tuddorrozen als hielmerk
aangetroffen worden,doch wel, en in overvloed, raderingen en spaak-
wielen. Een ander geliefd 17e eeuws merk is de zespuntige ster.
De verklaring voor dir verschijnsel is wellicht te vinden in het
feit dat hier ter stede nauwelijks Engelse pijmakers hebben gewerkt
die,als trouwe aanhangers van het Huis Tudor, deze roos als merk ge-
zet hebben.
Rond de jaren 1670-1675 ziet men een duidelijke vormverandering in
het Groninger type optreden, welke zich handhaaft tot het eind van
de 17e eeuw. De ketel wordt dan slanker en langwerpiger en staat
vaak bijna haaks op het roer.(zie afb.3)
In deze periode komen de eer~te lettermerken in zwang. Helaas is het
grootste deel niet te identificeren. Van slechts drie 17e eeuwse ·
pijpmakers heb ik de initialen kunnen herleiden namelijk:
Marcus Parssens - MP
Valentijn Fijt - VF
Popko Abbring - PA
Verwonderlijk is dit geringe aantal echter niet als men bedenkt dat
een aantal van de reeds genoemde pijpraakers wellicht knecht geweest
is. De hierboven vermelde merken kwamen voor op ketels die volgens
de bekende meetmethode van Friederich berekend zijn . De uitkomsten
corresponderen nagenoeg exact met de data waarop de pijpmakers in
het Gemeente Archief voorkwamen.
C
AJ'"b. 6. Vijf hielmerken van Groninger pijpmakers.
a. het spaakwiel, maker onbekend.
b. d,e MP, staat voor Maraus Parssens.
a. gekroonde Tudorroos met àe Zetters VF,
gezet door Valentijn Fijt.
d. de VF, maker vaientijn Fijt.
e . de PA, staat voor Popko Abbring.
-13-
De m1Jns insziens zeldzaamste Groninger kleipijp bevindt zich in de
collectie van het Niemeyer Nederlands Tabacologisch Museum.
Het betreft een ongemerkt exemplaar dat omstreeks 1946 bij het rui-
men van fundamenten in de door oorlogshandelingen verwoeste binnen-
stad van Groningen werd gevonden. Het 14,5 cm lange tabakspijpje
heeft een reliëfdecoratie uit symmetrisch geordende en gestyleerde
plantaardige motieven, duidelijk stoelend in het renaissanceornament.
Ter wee~zijden van de top der steeldecoratie is het in de vorm ge-
graveerde jaartal 16 - 41 aangebracht.
Rond 1700 ziet men opnieuw een vormverandering. De ketel is tamelijk
fors en trechtervormig; de steel is nog dik.
Ook de 18e eeuwse pijpen zijn erg moeilijk te identificeren. Deson-
danks is het toch gelukt om twee initialen te herleiden,namelijk:
Peter Eltjes - PE
Evert Pieters (Pijl)- EP
Beide bovengenoemde pijpmakeîs voerden hun initialen als een ge-
kroond zijmerk. Het zijn tevens de mij tot op heden enige bekende
lettermerken, van Groningse makelij, uit de 18e eeuw.
Veel pijpen uit deze eeuw zijn ongemerkt, maar dragen vaak een s ter
als bijmerk.
V--E-R-S-IE-R-D-E---P-IJ-P-E--N.
Naas t de merendeel onversierde p1Jpen zien we tegen het einde van
de 17e eeuw ook versierde pïjpen. Deze pijpen,morfologisch en typo-
logisch van Groningse makelij komen vermoedelijk uit een of twee
ateliers. Bijzonder frequent wordt de staande leeuw gevonden, en wel
in twee uitvoeringen n .l. met pijlenbundel en zwaard en de andere
zonder deze elementen.
Bijzonder interessant is het relatief grote aantal pijpen in de vorm
van een mannehoofd,onder de verzamelaars Sir Walter Ralegh (zonder i)
of Jonaspijpen genoemd.(zie afb.8)
Afb.?. Een in reliëf gedeaoreerde
pijp uit een onbekend Gro-
ninger ateZier,ongemerkt,
omstreeks 16?0.
MorphoZogi sah typisah voor
Groningen. Vindplaats Gro-
ningen•
.. .. .. ~.,-, ,
Y, 7:1,• •• · ,. # • , , • , , ,, r i,--_,.,._...,...,._
.. ... ... ..., , ,,. ., ,.,.,,, ,, ··
·, •. '. ~ ..,. '/ : ~:':: :.,._,./
Ajo. 8. Drie Groninger RaZeghs.
Eind l?e eev.l.,). CoZl :H. T~pan.
-14-
De Groninger Raleghs z1Jn 1n haut-reliëf versierd, d.w.z. het reliëf
ligt op de pijp. Op grond van het type en het feit dat deze uitvoe-
ring el ders in Nederland niet bekend is,mogen we concluderen dat ze
van Groningse makelij zij n, doch gezien de datering, ca. 1680-1690,
ge ïnsp ireerd op Ralegh pijpen uit het westen des lands afkomstig.
Naast .de typologische verschijnselen speelt ook de herkomst van de
Raleghs een grote rol. De in raijn collectie aanwezige Groningse ex-
emplaren, drie gave ketels en een fragment zijn afkomstig uit de
binnenstad en ongerookt. Dit is ook het geval met de mij bekende
exemplaren uit enkele privé-collectiés. Mogelijk betreffen het hier
exemplaren uit een afvalstort,gezien ook andere,ongerookte,Groninger
typen werden gevonden . Helaas dragen geen van die pijpen een merk.
Slechts één versierde pijp is tot op heden bekend, n.l. een ~ond
168 0=1700 te dateren pijp met het wapen van Groningen in het reliëf.
Op de ketel staan de letters PE als toevoeging. Mogelijk betreft het
hier een pijp uit het atelier van Peter Eltjes.
Verder zijn er twee modellen bekend met bloemmotieven.(zie afb.7 )
Alle versierde Groninger pijp~n hebben een
specifiek kenmerk, n . l. de achterzijde van
de ketels tonen stuk voor stuk langwerpige
verticale streepjes,veroorzaakt bij het
tremmen.( zie afb.9 )
Het vreemde is dat deze slordige afwerking
nauwelijks bij onversierde 17e eeuwse Gro-
ninger pijpen voorkomen. Aan de hand van
dit feit meen ik te mogen concluderen dat
deze versierde Groninger pijpen wellicht
uit één, misschien twee ateliers afkomstig
zijn.
Een nauwkeuriger onde rz oek naar deze ver- Afb. 9. Tremstrepen aan de
sierde pijpen is misschien in de toekomst
~eggelegd, als hopelijk meer ver geli jkba- achterzijde van ver-
sierde pijp.
Je exemplaren t e voorschijn kome n. Dan kun-
nen interessante gegevens aan het licht worden gebracht .
GRONINGER PIJPMAKERS.
De pijpmakers staan alfabe tisch op achternaam gerangschikt. De straat-
namen geven aan waar de pijpmaker gewoond/gewerkt heeft, en de jaar-
tallen geven aan wanneer de persoon voor het eerst en het laatst in
het Groninger Gemeente Archief wordt genoemd.
J.. Abbring, Popko Gelkingestraat 1693-1697
2. Bernardus,Adriaan Pauwels 1704-1736
Z.Z.Zuiderdiep
(ook,Pouwels,Ariaen) 1703-1725
3. Cock,Berend Jans Raamstraat 1730-1731
4. Cock,Jan Jacob 1732-1741
5. Eltjes ,Peter Zuiderdiep 1643
6. Embden,Jan van Z.Z.Zuiderdiep 1673
7. Fijt,Valentijn Z.Z.Raamstraat 1730-1754
8. Gerrits,Jan Z. Z.Raamstraat 1779-1791
9. Haas,Harm de 1724-1774
10. Haas,Jacob Cornelis de Gelkingestraat 1708
11. Harms,Harm Steenstilstraat 1693
12. Hendriks,Lippe 1642-1666
Poelestraat
13. Hendriks,Marten 1649-1669
1649
(ook Hindriks,Marten)
14. Hendrikx,Hendrik
15. Heynen ,Carel
-15-
16. Hoornbeek,David van N.Z.Zuiderd iep 1700
17. Hoveman,Frans Jobs Raamstraa t 1723- 1732
(ook Jobs,Frans) W.Z.Pelsterstraat 1728
18. Isebrants,Jan 1667-1687
19. Jansen,Hans W.Z.Jonkerstraat lï32
20. Luin inghe,Jacob N.Z.Zuiderdiep
1729
(ook Luing he,Jacob ) Zuiderdiep 17i4- 1760
21. Michiels,Bront
bij de Muu r 1656- 1666
22. Nienhuis,Daniel Everts
Raamstraat 1643- 1654
(ook Everts,Daniel) Raamstraat
23. Parssens,Jan Marcus hoek Poelestr. /Schui tendiep 1765 - 1802
ho~k Poelestr./Schuitendiep 1743- 1758
(ook Marcus,Jan) W.Z.Folkingestraat 1726-1743
24. Parssens,Marcus Z.Z . Zuiderdiep 1743-1805
Raamstraat 1722-1730
(ook Perzen en Parsus ) N.Z.Zuiderdiep 1725-1730
25. Perkaan ,Jan Hendrik 1721- 1744
26. Pijl ,Evert Pieters Z. Z.enN.Z.Zuiderdiep 1699- 1713
27. Pottema,Hendrik Eylert Raamstraat
28. Pottema , Jan Hendrik Zuiderdiep 1698-1726
29. Rediker,Hendrik 1765
30. Stins,Everwijn 1668
31. Troyen,Gerrit van
32. Troyen,Ruth Gerrits van
(ook Gerrits,Ruth)
33. Udens,Peter
34. Veen,Jan ter
35. Veldhuis,Jan Valentijn
Met uitzondering van het hoofdstuk versierde p1Jpen verscheen het
artikel eerder in het Cultureel Maandblad Gron i ngen,nr . 9,dec.1979.
Bronvermelding.
- Documentatie mevr.M. de Visser,Gemeente Archief Groningen.
- Requestboek 15(4 okt.1700-25 april 1702),Gemeente Arch.Groningen.
- Rechterlijk Archief,de boeken 3' ,Gemeente Arch.Groningen.
- Gildenrol Cremersgilde , Gemeente Arch . Groningen.
- Taxatielijst 400ste penning 1730-1731, Gemeente Arch.Groningen.
- Doop-, Trouw,- en Sterfboeken,Gemeente Arch.Groningen .
- Boek: Cleyne Borger Regt, Gemeente Arch . Groningen.
- Archief Weeskarner,Gemeente Arch . Groningen.
- Diverse Groninger Couranten, Gemeente Arch. Groningen.
Geraad~leegde_literatuur .
- Brongers ,G.A., Nico tiana Tabacum,Haarlem,1964.
Brongers , G. A.,Pijpen en tabak,Bussum,196 4 .
- Brongers,G .A.,Van Gouwenaar tot Bruyèrepijp,lunerongen,1978.
- Friederich ,F.H . W.Pijpelogie,Den Haag,1975 .
- Helbers , G.C.enGoedewaagen,D.A.,Goudsche Pijpen,Amsterdam, 1942.
Woldendorp ,J.J . Opvoeding en onderwijs in de 17e en 18e eeuw in het
Groene Weeshuis,Groningen/Batavia,1935.
Tupan,H.R.,Handleiding bij de 1 Kleipijpenexpositie ' i n het
Hoogeveens Museum ,j uli/augustus 1977 .
- îupan , H.R.,Groninger pijpenbakkers in de 17e en 18e eeuw.
Nierneyer Nieuws ,nr.5 . mei/juni 1979.pag . 4.
- Tupan,H.R., De Groninger Tabakspijpenmakers in de 17e en 18e eeuw.
Cultureel Maandblad Groningen,19e jrg~nr.9.december 1979 .
- Tyms tra,Fred, De Jong 1 s Pijpen . Monografiëen over p i jpen nr.7.
Icon,Amsterdam,1976 . In voce Pijpmakersgereedschap pag . 3.
-16-
Pl. 2 .
•
_ lt
.Ey.~__, ,~• ,'
,, ' p
T
I.,f,,j, ' - " !! •
,)
{l,
•
Fijr . S/$,
,-.;:.:;,-,..,;,,...-,-,;.~- ~ . . . , , . . . , , -~ . , , . . , . : . .
D
Pz;Jec.r à Fzt11ze1--,
- 1-
*************************************************************************~
3 MAANDELI JKS CONTA':~3~..::.:::: .'00~ DE ;: :~P :: \:'J :::i<ZAMt: L-At.R
REDAKTIE: F.Tymstr a, Zil vermeeuwplantsoen 21 , 1131 MG Volendam . t el : 02993 -64206
voo r i nf ormatie , insturen van kopy , advertenti es.
H.v .d .Meul en , Utrechtse Jaagpad 115, 2314 AT Leiden . tel :071-412156
voor informatie , ingezonden brieven.
L. v.d . Berg , Bloemstede 22, 3608 TK Maar ssenbroek .tel:03465-64137
voor administratie abonnementen , verzending,oude nummers.
ABONNEMENT: f 13,30 per jaar,ingaande 1 juni 1980.0ude nummers f 3, - +porto
BETALI NG: Postgiro 1636225 t.n . v. Pijp.Kr . Ned. Bloemstede 22 , Maarssenbroek .
*************************************************************************~
3e jaargang nr . 9 juni,1980.
* ******** ************* ** ****** ******** **** **** ***** ** *** ***** ************ '
I NGEZONDEN BRIEF .
Be ste redaktie,
Ove r het voorkomen van Goudse p1Jpen in de grond rondom Gouda heb ik
ver s chillende l e zi ngen gehoor d.
Een t u i nder ve rtelde mij t oen hij ~ ong was, dat de Gouds e grach t en met
de s chouw werden u i tgebaggerd en dat deze ·bagger geb r uikt werd als mest
op de tuin. Waarschijnlijk werd er in deze gracht en aller lei afval ge-
s t ort, waar onder straatvuil en huis vuil. Ook liep er het r i ool i n uit van
hui zen , fabrieken en kroegen.
Op de t u i nder i j zijn volop pijpekopjes te vinden uit de periode 1600 tot
~ 1750 . He t u itbagger en zal gebeurd zijn in een periode dat er schaarste
was aan mest stoffen en een groot aanbod van goedkope arbeid: 1920.
De z . g . n . mes t we rd over grote afstanden vervoerd daar deze voo r genoemde
t uinderij zich voorbij Waddinxveen bevindt, hetgeen in die tijd met de
s chouw uren var en was.
Van anderen heb ik vernomen, dat boeren en tuinders de afval van pijpen-
fabr i ekjes afhaalden voor kalkbemesting , hetgeen erg onwaarschijnlijk
l ijkt , daar de gebakken klei bijzonder slecht opneembaar is voor planten.
Ook bevinden zich tussen deze pijpen veel gerookte koppen, wat er op
wijs t, da t deze niet ~it de fabriek kwamen maar van elders .
Wel zeker is , dat boeren rond 1900 veel afval van pijpen en plateelfa-
brie ken gebruikten om drassige doorgangen t u ssen de weilanden te verste-
vigen om het vee er overheen te laten lopen .
Enkele van deze plaatsen zijn mij bekend . Hier vindt me n soms meer dan
100 koppen, grotendeels Goedewaagen pijpen.
Het vreemde is echter, dat zich hiertussen ook pijpen bevinden van de
fabriek Dobbelman uit Rotterdam en uit Schoonhoven.
Mij i s ook verteld dat de pijpmakers en plateelfabrieken hun afval op
verschillende terreinen mochten storten tegen een kleine vergoeding aan
de eigenaren.
Ove r a l in Gouda of omgeving zal men pijpen aantreffen vooral bij het af-
breken van panden in de binnenstad,herstel van grachten en nieuwbouw ,
aanleg van wegen en parken rond Gouda .
Mocht iemand een andere theorie hebben over de verspreiding van pijpen ,
dan zou ik dit graag vernemen.
---------------- -- --- --- --------------------- ------ ------- ------ --------
ADVERTENTIE: Te koo·p uit v erzame l i ng bodemvondsten, î Se eeuws steengoed ,
Ï6ê -ëëüwsë-kookpotten en tegels uit de 17e en 18e eeuw. Inlichtingen
J.C.Meijers
-2-
HET PIJPMAKERSGESLACHT VAN DER WANT I
door F.F. Kompier
Dat Gouda in de 17e en 18e eeuw het nationaal centrum van de pijpen-
fabricage kon worden, heeft alles te maken met het feit, dat langs
de Gouwe en de Ijssel van oudsher gewerkt werd met klei en dat brand-
stof in de vorm van turf ruimschoots voorhanden was. Kleiweg, Kleiweg-
straat en Turfmarkt zijn in Gouda bekende straatnamen. Hoe de klei
verwerkt moest worden, wisten de mensen wel die werkten in de steen-
fabrieken, de potten- en de tegelbakkerijen. De naam Van Der Want
is dan ook al in de 17e eeuw een bekende naam onder metselaars en
pottenbakkers inDordrecht, waar ook al tussen 1679 en 1708 ene Wouter
Jansz. van der Want het pijpmaken beoefende. Onbekend is echter of
deze Van der Want een voorvader in rechte linie is van Dirk Dirkzn
van der Want, die in het eerste kwart van de 18e eeuw in Gouda woont
en daar een logement drijft aan de Nieuwe Haven. .
Hij is gehuwd met Ariaentje ~epijn, die op 1 nov. 1716 een zoon ter
wereld brengt: Pieter van der Want Dirkzoon, die de voorvader zal
zijn van alle latere pijpmakers en aardewerkfabrikanten die tot op
heden de naam Van der Want dragen .
Dat herberg/tabakswinkel een gewone combinatie is, bewijst wel de
uitdrukking "toeback drinken" en de jonge Pieter zal dan ook wel van
jongs af aan in het ouderlijk huis vertrouwd zijn geweest met bier-
drinkende- en pijprokende gasten , waar pijpmakers en pottenbakkers
wel het merendeel van zullen hebben uitgemaakt. Liever dan steeds
maar de gebroken pijpen in zijn vaders logement te moeten wegvegen,
zal hij hebben willen behoren tot degenen die ze maakten . Hij moet
de gewone weg gevolgd zijn. Dus werd hij leerling bij een pijpenma-
kersbaas, wat inhield het leren rollen uit klei van nog massieve pij-
pen op een eiken plankje, een bekwaamheid die men niet vroeg genoeg
kon leren en wat toch nog altijd een jaar of twee in beslag nam.
Hij trouwt als hij 22 is met Marrigje van Hofwegen en woont aan de
Raam. Het moet wel armoe troe f zijn geweest die eerste jaren, want
pas als hij 32 is ziet hij perspectieven om zich zelfstandig te ves-
tigen als pijpmaker. Daartoe legt hij op 17 maart 1749 de meesterproef
af.
1749 de..n 17 ma.aJtt e.e..6,t pie.tvz. va.n de.tt wa.nt
.óijn pMe..6 geda.a.n voo~ 30 gulde
.6 e.t voor... ;.,,i.j n meNUk 53
Dit merk was oorspronkelijk van ene Jan van Leewe, die op 15 oktober
1725 de meesterproef had afgelegd en dit merk voor het jaar 1746 ver-
ruild moet hebben voo r het merk 46, omdat hij in de 53 kennelijk wei-
nig brood meer zag . Pieter, die in een periode begint dat het ambacht
al over zijn hoogtepunt heen is, weet zijn merk genoeg kwaliteit te
geven, dat het tot 1827 in de familie blijft . Maar daarover later.
Overigens moest Pieter zijn eerste pijpen maken in een overgenomen
vorm, waarin over het roosmerk zijn merk de 53 ge graveerd was.
De achteruitgang van het ambacht blijkt wel uit de volgende gegevens:
in het merkenboek voo r de jaren 173 1-1 745 staan 660 meesters vermeld,
waarvan 4 zonder merk en 8 dood of uit het gilde;
in het merkenboek voor de jaren 1 746- 1758 staan 494 meesters vermeld,
waarvan 140 dood of uit het gilde ;
in he t merkenboek voor de jaren 175 9- 176 7 staan 349 meesters vermeld ,
waarvan 46 dood of uit het gilde;
in het merkenboek voor de jaren 1768-1 781 staan 367 meesters vermeld,
waarvan 139 dood of ui t het gilde.
-3-
De vraag is natuurlijk: waarom ging het ambacht achteruit? Dt zou
een aparte studie vergen. Kort gezegd komt het hi~r op neer, dat er
afzetgebieden verloren gingen, omdat de landen rondom ons protectio-
nistische maatregelen gingen treffen. In 1751 bijv. vaardigde Pruisen
een invoerverbod uit: in Stettin was een pijpenfabriek gekomen.
Engeland verbood de invoer. Ook Noorwegen, dat tot de tweede helft van
de 18e eeuw van pijpen werd voorzien vanuit Engeland en Holland, kreeg
in 1752 zijn pijpenfabriek, wat voorlopig resulteerde in accijnsver-
hoging en ten slotte in 1759 in een totaal v erbod op inv oer van vreem-
de pijpen . De invoer in de Zuidelijke Nederlanden en Frankrijk werd
eveneens zwaar belast . Bovend i en ging Gou d a ook lijden onder concur-
rentie uit eigen land.
<t--: ,.:,. ,.., :st ,e• .- ... ... À U,, .,.:ri:
1 1 R6t...,: w,: -i.s.t
- •10t :" _I
A ::ór- ! ~ Fi~s~~n
~ : u : e ,:;
.,_ O:!C.J"-S .,, •~ •
"7•Mo.:;c!rcch: N1 auw• r 1C♦ :"l( >< h.:f!. J,; 1u : l~ O ..i.:bwa <;.u
Heu tr&;:I'!.:
Ro H•ria :-r. ,P Sc.hoo:-iho.,• r:.
1 . 1-..~- 1.0
1739-08 Dirk Pz
(1763)
1. 2 1~ 3
1764-20 Pieter Dzn 1774 -98 Jan Dzn 1778 -3 2 Adrianu
(1 783) ( 1797) (1802)
1788-29 GerrlJ..t Pzn 1 . 11 1
180 1- 64 Dirk Az
(1 809) (1823)
1
1822-64 Adrianu
(1841)
2. lf r 2.2
1772-58 Pi eter 1778 - 62 Ari e Gz
Gzn ( 17~l7) (1801)
2. 11 - -2.12 - = - ~ 1 l
1812-83 1814-74 1821-98 Gerrit 182 1-6 0 Ge rr i t
Pieter Johannes Cornelis Pzn Azn (1847)
Gerrit Mar i nus 2.1 3 (1841) 2 • 21
Pzn Pzn
I
( 1831) (1832) 185 1-06 Gerrit GCzn 2. 13 1
1858 -08 Cornelis GCzn 2 .1 32
1883 - 55 Ivon1 Czn 2 .13 2 1
STAMBOOM VAN HET GESLACHT VAN DER WANT,
1716-74 Pi e t er van der Want Dzn
1(1749) 3 .0
2. 0
zn 1741-11 Gerr it Pzn 1745 -1 9 Jacob Pzn
(1768) ( 17 74)
us Dzn
zn 1 . 31
us Dzn 1 . 311
2 - - - - -- 2 : 3 .,,.,
zn 1780-40 Adrianus Gzn (1804)
wed. Maria Noorl a nd 1840-1849
18 17- 85 1
18 57-39 Pieter Jacobus Azn 2 .31
1852- 15 (1837)
1
Ot t o Adrianus PJzn 2. 312
1 G.F. van der Want PJ zn 2 .31 1
(uitgetreden i n 1907)
1894 - Aart OAzn 2.3121 1
T. P. van de r Want OAzn 2.3122 ~
19 25- (ui t get reden in 1948) 1
19 27 -
1
Otto Adri a nus Azn 2 . 31211
Dirk Azn 2 .31212
() het jaar van de proefafl egging
tot meesterpijpmaker is achter
de naam tussen haakjes aangegeven.
-5-
In 1772 moet zelfs gevraagd worden om de invoer van buiten te ver-
bieden. Nog een gegeven waaraan men de terugg ang kan onderkennen:
waren er tussen 1720-1750 29 ovens waarin pijpen -gebakken werden ,
dit aantal was in 1789 teruggelopen tot 17.
Maar laat ons weer terugkeren naar Pieter van der Want . Al voor 1745
woont deze weer in de buurt waar hij zijn jeugd doorbracht : aan de
Nieuwe Haven, het centrum van de pottenbakkers en pijpmakers. We weten
dit, omdat volgens de begrafenisboeken hier twee van zijn kinderen
stierven, nl. in 1744 en 1753. Drie zoons wonen dan in het ouderli jk
huis die voor onze geschiedenis van belang zijn, te weten :
1. 0 Dirk Pzn. geb. in 1739
2.0 Gerrit Pzn, geb. in 1741
3.0 Jacob Pzn, geb. in 1745,
omdat zij in de voetstappen \W.n hun vader getreden zijn en ook pijp-
maker werden. Als in 1756 weer een kind overleden is, vernemen we ,
dat hij in de Keizerstraat gevestigd is, mogel ij k in hetzelfde p and op
nr 60, dat hij op 7 sept. 177 0 voor f 350,-- koopt en dat nog altijd
in het bezit van de familie Van der Want is. Het had vanaf het begin
de trekken van een echt familiebedrijf, want niet alleen de drie zoons
zullen het vak yan jongs af aan thuis geleerd hebben, maar ook de
dochters Trijntje en Adriana blijken in 1774, het jaar van Pieters
dood (1 1 dec. 1774 ) , in dienst te zijn bij hun vader, samen me t de
jongste zoon Jacob Pzn en enige vaste knechten, alsmede de op 2 aug.
1774 voor twee jaar gecontracteerde Hendrik Nieuwlandt om te leren
"rollen". Het eerste jaar zou deze jongeman 2 duiten per gros ver-
dienen.
Overigens hadden twee van zijn zoons zich al voor hun vaders dood
zelfstandig gevestigd.
1.0 De oudste zoon Dirk Pzn (1739-1808) had op 5 april 1763
zijn proef gedaan voor 14 gulden en zette voo r zijn merk
de Speelman, dat op 3 mei 1763 vrijkwam (van Jan Sorgh,
proef 30-6-1727). In 17 87 woont hij in de Peperstraat.
2.0 De tweede zoon Gerrit Pzn (174î -1811 ) had op 6 april 1768
voor 14 gulden zijn proef gedaan en zette voor zijn merk
de Gekroonde 90, dat al enlge jaren vakant was. Hij woont
na 1774 in zijn vaders huis, dat hij uit de erfenis gekocht
heeft en waarin hij het familiebedrijf voor tzet.
3.0 De jongste zoon Jacob Pzn ( 1745 -1 819) doet zijn proef in
1774, het jaar van zijn vaders dood en zet dan zijn vaders
merk 53. Rond 1787 woont hij in de Kuiperstraat. Vanaf 1810
heeft hij het merk TS in huur, dat hij in 181 4 verwerft.
Als hij in 1819 overlijdt, laat hij zijn weduwe Maria Witsius
beslist niet in armoe achter. Zij houdt he t bedri j f tot haar
dood gaande, waarna het merk 53 door haar erfgenamen op · 12
maart 1827 voor f 280,-- verkocht werd aan Wi llem Begeer.
Het merk TS gaat die dag voor f 60, -- weg naar Joh . Sto lwijk
Jr. De vorraen, enige schroeven en glaasstenen gaan voor
f 87,10 in andere handen over.
1.0 Dirk Pzn blijkt in 1790 behalve de Speelman ook het merk Wapen
van Batavia te hebben. Hij heeft drie zoons die in zijn vaders
voetsporen getreden zijn, en wel :
-6-
1.1 Pieter Dzn (1764-1820). Deze wordt in 1783 meester en zal
toen het merk E hebben mogen zetten. Een merk overigens
dat zijn weduwe 30 jaar na zijn dood in 1850 nog zet!
Het zou een aparte studie vergen om uit te zoeken hoe dit
mogelijk was. Is Pieter op latere leeftijd pas getrouwd met
een veel jongere vrouw of was zij de jonge weduwe uit een
tweede huwelijk?
1.2 Jan Dzn ( 1774- 1798). In 1797 doet hij z1Jn proef en blijkt
volgens het merkenboek 1782 -1 803 het merk GVS te zetten.
Hij stierf echter al jong en het merk ging over aan zijn
broer Pieter Dzn .
1 .3 Adrianus Dzn (1778-1832). Hij wordt meester in 1802 en
blijkt in 18 08 als medefabrikeur bij zijn vader werkzaam te
zijn. Sinds 1806 echter huurt hij van zijn vader het merk
Wapen van Batavia, dat na zijn dood in 1808 aan hem toevalt.
1.1 Pieter Dzn die zoals we zagen de merken Een GVS voert (dat laat-
ste heeft hij overigens nog voor 1803 van de hand gedaan) koopt
op 5 jan. 1797 uit de nalatenschap van wed. Maarten Carlier voor
f 510,--, wat geen geringe som was, met merk de Lelie. In 1788
krijgt hij een zoon, die hij Gerrit noemt.
1.11 Gerrit Pzn (1788-1829) heeft zijn vader maar 9 jaar over-
leefd. Hij wordt fabrikeur op 1 mei 1809, waarschijnlijk
ook bij zijn vader . 7 dec. 1818 weet hij uit de erfenis
van zijn grootvader 1.0 Dirk Pzn het merk de Speelman te
verwerven. Wanneer precies het merk de Lelie hem na de dood
van zijn vader in 1820 is toegevallen, is niet duidelijk.
Wel heeft hij in dat jaar 1820 het merk 34 verworven, dat
hij mogelijk rond 1826 weer van de hand doet . Zijn weduwe
heeft in 1850 alleen de Speelman en de Lelie.
1.3 Adrianus Dzn moet tot zijn dood in 1832 alleen het Wapen van
Batavia gevoerd hebben. Zijn zoon
1.31 Dirk Azn (1801-1864) doet zijn proef op 5 febr. 1823. De
3e maart verwerft hij het merk de Haan, dat hij in 1850
nog heeft. Na hem wordt geen andere eigenaar genoemd. He~
1vapen van Batavia wordt in 1841 met hem in verband gebracht.
Mogelijk heeft zijn moeder tot dat tijdstip de baten ervan
gehad. Zijn zoon
1.311 Adrianus Dzn ( 1822 -1864 ) wordt baas in 1841 en blijkt
eveneens het Wapen van Batavia te voeren. Mogelijk
samen met zijn vader? Ook het merk 87 heeft hij gehad,
een merk dat echter rond 185 0 aan zijn achterneef
Arie Gzn (2.2) toebehoort.
Als Adrianus Dzn in 1864 evenals zi jn vader overlijdt,
is het geslacht van de oudste zoon Dirk van grondleg-
ger Pieter van der Want uitgestorven, zoals al eerder
de tak van de jongste zoon Jacob.
We keren weer terug naar de tweede zoon Gerri t Pzn (2 . 0) , omdat hij
als de tweede stamvader geldt. Hij is het geweest die in de roerige
tijden rond 188 0 een bedrijf wi st te consolideren. Hij neemt niet te
vaak nieuw personeel aan, hoewel dat t och in die jaren van achteruit-
gang armoede ruimschoots voorhanden moet zijn geweest. Vraag naar zijn
-7-
pijpen was er kennelijk wel, want in 1785 bestelt hij 21 gros "groffe
pijpen" bij de stadspijpenfabriek, waar in nood geraakte pijpmakers
nog emplooi vonden, om aan de vraag te kunnen voldoen. Hij hoorde met
zijn twee broers tot de partij van de patriotten, een partij die al
gauw ineenstortte, toen in sept. 1787 een Pruisisch leger ons land
binnentrok om de Oranje-partij te steunen en genoegdoening te verkrij-
gen over het onrecht Oranje en de Pruisische prinses Wilhelmina bij
Goejanverwellesluis bij Gouda door een Gouds patriottisch legertje
aangedaan. De Oranjegezinden hadden weer gen'.oeg moed gekregen om op
17 sept. 1887 bij voorname patriotten zoals de gebr. Van der Want
de ruiten in te gooien . Zijn patriottisme zal hem toch geen windeieren
eelegd hebben, want als hij op 30 maart 1811 sterft, is het bedrijf
nog in volle bloei. Hij heeft drie zonen die het pijpmakersvak beoefe-
nen, en wel:
2.1 Pieter Gzn (1772-1858) mr 1797
2.2 Arie Gzn (17i8 -1 862) mr 1801
2.3 Adrianus Gzn (1780-1840) mr 1804
waarvan 2.3 de tak is die tot op heden bekend is als Zenith, firma
P.J. van der Want Azn, waarover later geschreven zal worden.
Als eerste zullen we 2.2 Arie Gzn de revue laten passeren, die het
maatschappelijk niet zo voor de wind is gegaan . Hij heeft in 1801
het merk AVS, dat echter door zijn vader Gerrit 2.0 behartigd wordt .
Dit merk wordt vader Gerrits eigendom in 1809. Arie werkt kennelijk
als knecht bij zijn vader, maar zal zich in 1811 zelfstandig vestigen.
Hij woont dan al sinds 1810 naast zijn vader op nr . 59 in de Ke izer-
straat. Het merk AVS komt weer voor f 250,-- - van de erfenis afge-
trokken - bij hem terug. Het grootste deel van de gereedschappen gaat
eveneens naar hem. In het jaar 1811 voert hij ook het merk FWS, maar
in 1812 is dit weer in andere handen overgegaan. Ve rmoedelijk speelt
geldgebrek ook hier een rol. Half februari immers had zijn vader Gerrit
hem nog f 248,-- moeten lenen, omdat zijn v rouw zwaar iiek lag. Het
waren zorgelijke tijden. AVS komt in 1844 bij Th. Boot die het al een
jaar later vakant geeft. In 1850 blijkt hij alleen het merk 87 te
hebben, maar zijn zoon
2.21 Gerrit Azn ( 1821-1860) die in 1847 fabrikant werd, blijkt
in dit jaar het merk AVS tezamen met de 90 te hebben. Aan-
gezien het merk 90 in 1811 naar zijn oom Pieter Gzn (2 .1 )
en van deze in 1841 naar diens zonen Gerrit Pzn (2.13) en
Johannes Marinus (2 .12) is gegaan, is het mogelijk, dat
Gerrit Azn bij zijn neven in dezelfde zaak werkt.
lve gaan nu naar de oudste zoon Pieter Gzn 2 .1, die in 1797 eigen baas
werd; op welk. merk is mij niet bekend. Hij was getrouwd met een doch-
ter van Willem Brammert die het merk WS voerde. Het hoeft ons dan ook
niet te verwonderen als we zien, dat Pieter Gzn sinds 2 juni 1801 na
de dood van schoonvader Wi llem Brammert de trotse eigenaar is van een
uitstekend merk dat tussen 1807 en 181 7 nog vals elijk gezet is door
de gebr.Frans en Louis Winand te Andenne, Be lgië.
Pieter was de grondlegger van he t familiebedri jf P. van der Want Gzn,
dat zijn oorsprong graag liet teruggaan naar het jaar 1630 . Omstreeks
dat jaar moet zich in het pand Kuipers traat noordz ijde (nu 26) de
pijpmaker Willem Stevensz de Jonge gevestigd hebben. Vandaar het merk
WS, dat door overerving via manne lij ke- en vrouwelijke linies t och
steeds "in de familie" gebleven is.
-8-
FIRMA P. VAN -DER WANT Gz.,-GOUD11.
OPGERICHT A:N"NO 1630.
w• s 5• 4 9•6
•w L
MERKEN DIE OMSTREEKS 1900 DOOR DE
FIRMA P, VAN DER WANT GZN, WERDEN
GEVOERD,
-9-
Na de dood van vader Gerrit Pzn in 1811 komt het merk 90 aan hem.
Hij is in goede doen. Hetgeen niet zo verwonde rlijk is, als we weten
dat hij ook zijn tweede vrouw uit een gefortuneerd pijpmakersgeslacht
trouwt. Zij is een Stomman, door wie later behalve de L in 1833 ook
de merken 54 en 96 aan het bedrijf zullen toevallen. Na voor f 150,-
van Simon Boot nog het merk de gekr. MS gekocht te hebben, verzocht
Pieter Gzn op 6 nov. 1815 dit merk voor altijd buiten gebruik te stel-
len. Het is wel duidelijk dat hij met deze maatrege l alleen de be-
scherming van zij~ merk WS op het oog had!
Pieter Gzn heeft ook weer drie zonen die pijpmaker geworden zijn, en
wel:
2.11 Pieter Gerrit Pzn (1812 -1883), die op 3 okt. 1831 meester
werd. Hij heeft het merk Harp of Wapen van Ier l and nieuw
leven ingeblazen, een me r k dat volgens he t Gildeboek 1724-
1769 op 22 jan. 1749 door Jacob Danis als merk gezet is,
maar dat in de merkenboeken 1746-1759 e.v. n i e t genoemd
wordt. In 1839 neem~ hij van zijn broer (2 .12 Johannes
Marinus Pzn) het me~ W over, dat hij samen met de Harp in
1850 nog blijkt te bezitten.
2 . 12 Johannes Marinus Pzn ( 1814-18 74) wordt fab rikant in 1832.
2.13 Ge rrit Cornel is Pzn (1821 -18 98) wordt fabrikant in 1841 .
FIRMA P. VAN DER WANT GzN Overzicht merken voor de samenvoeging
2. 1 Pieter Gzn van der 1•Jant (1772-1858)
ws 1801-1858
90 1811..:1841
L 1833-1858
2.12 Johannes Marinus Pzn (1814-1874)
54 1833-1850- 1865
w 1837-1838- 1865
96 1838-1850- 1865
2. 13 Gerrit Cornelis Pzn (1821-1898)
90 1841-i850- 1865
16 1842-1850- 1865
De firma P . van der Want Gzn zal vermoedelijk in 1858 na de dood van
Pieter Gzn wel zijn beslag gekregen hebben. Beide broers hebben volgens
het merkenboek 1850- 1865 dan de vol gende merken : WS, 90, L, 54, 96, 16 ,
Lelie, Speelman, W en de Harp . (is broer Pieter Gerrit nu uitgekocht?)
Overigens blijkt het merk de Harp in 1898 bij de fa. Jan Prince & Cie
te berusten. Van deze firma werd in 1898 het me r k het lam onder de boom
overgenomen. _ _ _ _ __
Pijp mu op~cr~vi..nz WATERWEGEN,ge1naa~t doo~ dt 6.vuna P.J.van dvz.. War;t « 1863.
Z~e ook P~jpeLi.jn:tju j~g .1I1 ~A. 4. CoU . F. F.Kompivz.. .
- î O-
V~RSIERDE PIJPEN UIT DE FABRIE K VAN DE FIRMA P,YAN DER WANT GZN ,
.,ijfüji'ii!!1Î!!~
\
4Hill11! 1l\!1/1i•!llt-
ALLE PIJPEN ZIJN GEMERKT MET
DE GEKROONDE HS
-11-
Als Gerrit Cornelis Pzn in 189 8 sterft, volgen z1Jn zonen 2.131 Gerrit
GCzn (1851-1906) en 2.132 Cornelis GCzn ( 1858 -1908) hem op. Een zoon
van laatstgenoemde: 2 .1321 Ivon Czn (1883-1955) die al van 1898 in
de fabriek werkz aam is, volgt in 1906 zijn oom op en wordt dan eigenaar
van de fabriek. Deze Ivon is vol liefde voor zijn vak, wa t blijkt uit
publicaties van zijn hand in diverse tijdsch riften. Hieruit hebben we
dan ook de vo lgende gegevens geput.
In 1906 werken er 70 man. Een roller maakte 100 à 200 lange pijpen of
30 0 à 400 korte per uur. Wekelijks verlieten 75 . 000 à 80.000 stuks de
fabriek, die hun weg vooral vonden naar Nederlandse en Belgische af-
nemers, maar verder de hele wereld overgingen, in de kleuren wit en
rood, zwart en bruin, terwijl bovendien geglazuurde modellen geprodu-
ceerd werden . Vooral voor de korte modellen was er veel concurrentie
uit het buitenland.
De fab riek had een aparte droogkamer met kachel, zodat de pijpen niet,
zoals elders nog gebeurde, aan de lucht gedroogd werden.
In datzelfde jaar 1906 voltrok zich een splitsing in het bedrijf, waar-
in de pottenbakkerij een zelfstandig bestaan ging leiden, waardoor het
nodig werd een oven te bouwen, die alleen en uitsluitend voor het bak-
ken van pijpen gebezigd werd .
Toen in 1908 een van de fabrieksgebouwen afbrandde, zullen de oudste
werknemers wel herinnerd zijn aan de brand die in 1889 een groot gedeel-
te van de fabriek in de as gelegd had, waarbij talrijke kostbaarheden
verloren gingen. Van welk aard deze waren, is mij niet bekend.
Over brand gesproken . In 1912 kwam de produktie op gang van een nieuw
produkt: de doo rr oker met hard gummi mondstuk , "ivoorpijp" genoemd.
Op 7 januari 1913 werd van het nieuwe produkt de ee rste partij afge-
zonden. Dezelfde nacht werd de nieuwe afdeling totaal door brand ver-
woest. Er werd echter hard gewerkt, zodat een jaar later in een nieuw
fabrieksgebouw de nieuwe afdeling een op zichzelf staand bedrijf werd.
De oude pijpenfabricage zou nu opgeheven worden, maar de werknemers
wisten door onderhandelingen t e bereiken, dat de firma het oude bedrijf
in nieuwere banen zou leiden raet e en nieuw fabrikaat: 11 de plateelpijp",
een vee lkleurig beschilderde pijp. Dit leidde weer, ook dob r de veran-
dering van de rookgewoonten en tekort aan we rkkrachten en het wegval-
len van de Belgische afzet i n en na de oorlog tot de produktie van
ander aardewerk, het Gouds plateel onder de merknaam "Ivora", dat tot
ca. 1930 zeer in de mode was .
Daarna werden galanterie-artikelen van aardewerk vervaardigd.
In 19 39 werd de heer W. van der 1\iant a l s firmant in het bedrijf opge-
nomen. In welke familierelatie deze tot Ivon van der Want staat, is
mij onbekend. Voor gegevens over het bedrijf na 1948 waarin het 't
vijftigjarig jubileum van de oudste firmant vierde, houd ik me van
harte aanbevolen.
-1 2-
PIJPEKOPPEN UIT EEN LATE VUILNISBELT,
door P.K.Smiesing.
Inleiding.
Pijpekopverzamelaars hebben een voorliefde voor oude vuilnisbelten.
Deze liefde wordt vlug minder naarmate deze belten jonger worden.
Dit komt uiteraard omdat het vuil dat nog niet zover acht e r ons ligt
de verz ame laar van "stenen" pijpen maar weinig te bieden hee ft.
Dit ondervond ook deze pijpekopspeurder toen hij zij n spade in het
echte vooroorlogse huisvuil stak, dat bij graafwerkzaamheden voor
een nieuw te bouwen Utrecht se buitenwi jk, in bergen werd opgetast.
Voor de wegen, die het eerst werden aangelegd, moesten de bovenlagen
weggegraven worden.
Al gauw bleek dat deze wegen door een enorme vuilnisb el t gegraven
werden, die aan de hand van vondsten nauw gedateerd kon worden tussen
1928 en 1934.
Het inspannende graven leverae slechts een magere oogst aan pij pen-
vondsten op. Toch kunnen deze pijpekoppen ons ~en indruk geven uit
welke t ypen in die ti jd gerookt werd en welke fabrieken deze pijpen
maakten.
Het dateren .
Het dateren van vuilnis is geen gemakkelijke taak, temeer omdat som-
mige gebrui ksartikelen, zoals bij voorbe e l d fie ts onderde len tijdloos
lijken te zijn.
Ook siervoo rwerpen zoals porseleinen bee l djes en de porseleinen p ij p
van opa zijn vaak een langer leven beschoren dan het gebruiksaarde-
werk. Het ontbreken van plastic en de aanwezigheid van porseleinen
schakelaars,lampen en koolstaven van koolspit sbooglampen gaven al een
mogelijkhe id t ot een ruwe schatting.
Doorslaggevend waren echter de vondsten van een aantal cel luloid
jaarkalenders van 1927 me t op de keerzijde een reclame yan Zwaantjes
wol en een rijwielbelastingplaatje uit datzelfde jaar .
Een fragment van een koffi ekop met een vignet van een hotel met het
opschrift "Hote l Ni l ms" lever de nog een jaartal op . Dit hotel werd in
1934 opgeheven en aangezien servies in een horecabedrijf zelden lang
meegaat, mogen we aannemen dat de ze d-rie da teerb are vonds ten een be-
nadering van 19 28 tot ongeveer 1934 toestaan .
De Fabrieken.
In 1917 waren nog zes pi jpenfab rieken in bedrijf, namelijk :
De Koninklijke Pijpenfabriek P.Goedewaagen & Zoon , de f irma Ouwehand
& van der Want, F. S . Spar naay en Zonen, P . van der Want Gzn. ( de gekroon-
de WS en Ivora-werken) , de firma van der Want en Barras en tenslotte
P.J.van der Want Azn , (Zenith) .
Uit de aangetroffen merken werd nie t duidelijk of deze bedrijven ook
omstreeks 1928 nog productief waren .
Op de koppen werden de volgende merken aange troffen : IWI , gekroonde ES,
en gekroonde TM van de firma Goedewaagen, het melkmeisje van P.J. van
der Want, de lelie van P . van de r Want en he t merk D van de Belgische
fabr i ek Debever e.
Op de st ee lfragmenten die i k er verzamelde trof ik alleen de namen van
P . Goedewaagen en ?.J . van der Want Azn . aan .
De pijpen .
Na tuurli jk werden er veel houten p1Jpen gevonden, waarvan de koppen
zo vergaan war en , dat slechts de ebonieten en de van rode of barn -
steenkleurige kunststof vervaardigde mondstukken nog r estten.
-13"-
Opmerkelijk was de vondst van een geheel uit een dieprood gevlamde
kunststof vervaardigde pijpekop.
Tot de meest gevonden "stenen" pijpekoppen behoorden de zgn. beker-
en doetelmodellen, ook wel rondbodems genoemd.
Het roken uit deze pijpjes was in de crisistijd waarschijnlijk de
goedkoopste manier van roken .
In" Het leven" van 1918 lezen we: "Wat is er minder kostbaar dan
een Goudsche Pijp! Voor één cent koopt men er een of de tabaksverko -
per geeft U een op uw tabaksinkoop cadeau".
Mogelijk werd hier de" korte doetel" bedoeld, in de Goedewaagen
catalogus bekend onder nr.170, want deze pijp . me t het merk IWI onder
de ketel en het fabrieksstempel op de steel, maakte ruim 75% uit van
het totaal aantal gevonden pijpekoppen.
Van deze pi j p vond ik i n een sloot op het terrein een puntgaaf exem-
plaar. ( afb.1 ) Met po tl ood waren op de kop de initialen JD gekrast .
'.. ..
; ;'
'
AFBEELDING I
~:13.,
• , ,, •• • 1 :74 - ·
AFBEELDING rr
:t\
....,,,, ~~•-•. ....._.,/
~n v/J
F .,, .
f.. .·tt-.
'.
.
-. ~ ~i
'' · . .• . .: ;
- ~. - . ·.,
t. .;'../~ - '-t ' .• . C
e .-
-14-
Het andere gave pijpje, afbeelding III-a, dat ik er opgroef was niet
gemerkt.
De gemerkte rondbodems hadden de merken D, de lelie, het melkmeisje
en IWI.Van de andere niet gemerkte rondbodems werden o.a. de nrs. 113
en 293 uit de Goedewaagencatalogus herkend.
Ook de pijp met de punthiel en daarboven de gekroonde ES was, zo getui-
ge de vondsten, erg populair.( Zie afb.III-d,Goedewaagen nr.275)
Van deze pijp en de korte doetel werden exemplaren gevonden waarvan
de steelfragmenten op de breukvlakken zwart ingebrande ringen ver-
toonden, een aanwi jzing dat deze pijpen na het breken in een mondstuk
werden gerookt.
~- ·::· :': ·.: ' .':, AFBEELVING III
:........:: •, ,: :·
~1 • ;- -:
·_. ·.4;
\.: ..•.··,.:·.•:..·,~~.-:.~.t,.:~·,-.·~.;.,.~;.{_:~.·:_· ..·~~·-~.:_~ _: ·_.·... -·.·.-..•.-·..·.-·==· ~~,).",,.,..,..,.,, .
:--·~ ·. .- ... . ~tl;Ca;~.,..:.:~..,~
d , .. ,..,...,.. 1>1 e·»
'••lè»'P
........ ; · ...,......
·. ·. . :.
\~·· .··.... . · :
.. . .
. -. ·... '
. . . .:·.
C
;'•·•'··,..•:·•· ··· \.._,-.i•.....
.·..:' ·... . ·-:
-~
-=·..
".
..
\ •·. ·.\\
': ''\~~-- · ·• . . . . . .. .. t -·- •. - · - • • •
Van een bejaarde sigarenwinkelier vernam ik , dat de klanten in de
winkel van zijn vade r, een stuk van de te lange pijpen afbraken.
Er werden hiervoor gebroken pijpen verkocht.
Van het fragme nt je II -f vond ik later bij een andere graver-ver zame-
laar nog enkele met een zingend vogeltje versierde pijpekopjes aan.
Deze snoeppijpjes tevens flui tj es werden veel in het Westerwald ge-
-15-
maakt. De nummers II-a,IV- c,V-b en V-f zi jn eveneens snoeppijpjes.
Een bewijs dat pijpenfabrieken uit het Westerwald in ons land voor
hun produkt een afzetgebied vonden, vormen de vondsten van gemerkte
"Kaffeehaus-pijpen".
Zoals op afbeelding V-a te zien is, draagt deze Duitse pijp het merk
JSR. Een andere Kaffeehauspijp droeg het merk WKB, volgens Fred Tymstra
gemaakt door Wilhelm Klauer uit Baumbach.
Moeilijker thuis te brengen was de pijp met de bekende initialen TD
op de kop, een merk dat in vele landen gebruikt werd.
AFBEE L01 NG 1 V (coli. R. de. Zweuz,te,)
C
AFBEE LV 1 NG V (c.oll . C. H. VVthoe.n)
Gekleurde pijpen.
Het pijpje op afbeelding V- e met het opschrift "GOUDA11 is rood-wit-
blauw gekleurd, terwijl het scheepje op he t pi jpje V- c er ~et de hand
op geschilderd werd . Onder de zwar te, gele en roomkleurige 11 Baronite IT
pijpen bevond zich ook een fraai beschilderde kop .
-16-
De bij de verzamelaars welbekende kleurige kop van de Turk vonden
we echter onbeschilderd.
De reeds besproken snoeppijpjes droegen alle sporen van lak (calciné ) .
Ook de koppen op de afbeelding II-den III-b hadden een calciné-bewer-
king ondergaan.
Enkele pijpen zoals het kopje II-c waren uit rode klei vervaardigd.
Doorrokers en porseleinen pijpen.
De gevonden doorrokers behoorden tot uiteenlopende typen die ook wee r
moeilijk thuis te brengen waren.
Onder de door het roken verschenen plaatjes bevond zich een afbeelding
van een schildwacht met" Mobilisatie 1914/1918 11 Dit kan betekenen
•
dat pijpen met dit plaatje nog 15 jaar lang gemaakt zijn . Of werd dez e
kop zo lang bewaard?
Er werden zes porseleinen pijpekoppen opgegraven, die op één uitzon-
dering na alle versierd waren met jachttaferelen. Enkele porseleinen
zakvormige vochtreservoirs cofpleteerden deze vondsten .
Tot slot.
Net als het bekende topje van de ijsberg bleef het grootste gedeelte
van de belt voor de gravers verborge n. Veel materiaal werd door onbe -
kende zoekers en gravers meegenomen en bleef daardoor onbesproken.
Mogelijk heeft deze bijdrage aan kunnen tonen dat het graven in laat
huisvuil genoeg gegevens opleverde om een beeld te geven van de rook-
gewoonten van onze pijprokende (groot)ouders.
**********************************************************************
KO RT E B E R I C HT E N
**********************************************************************
FOTOKOPIEEN.
De meeste illustraties opgenomen in het Van der Want artikel zi j n af-
komstig uit de catalogus van P.van der Want Gz.+ 1900 .
Indien U geïnteresseerd bent kunt U kopieën aanvragen van deze catalo-
gus;het origineel is in het bezit van D.Düco.
Totaal zijn het 31 blz. Deze uitgave is vollediger dan de kopieën di e
een aantal jaren terug bij ICON verkrijgbaar waren.
De verzending geschiedt gelijktijdig met het vol gende nummer van de
P.K. N. Bestellen kunt U alleen door v66r 1 juli 198 0 f7,75 over te
maken op postgiro 1636225, t.n.v. Pijp.Kring Ned . Maarssenbroek,onde r
vermelding Catalogus.
- Het is al meerdere malen voorgekomen, dat leden via dit blad vragen
voorleggen aan de andere leden. De suggestie van de heer Kneefel om
de eventuele reakties in het volgende nummer te ve r melden vonden we
een uitstekend idee.Een verzoek aan de vragenstellers om mogelijke
antwoorden op hun vragen aan de r e daktie te melden.
- Al enkele .jaren wordt er in Givet door Fransen,Belgen maar ook veel
Nederlanders ge zocht. naar Gambierp ijpen.Aangezien he t privf-terrein
inmiddels veranderd is in een groot maanlandschap heeft de eigenaar ,
die het graven eerst oogluikend t oestond , dit nu verboden . Een fikse
boete kan in de toekomst he t gevo l g zi jn.
- Op vrijdag 27 jun i, t us sen 13. 00 en 21 . 00 uur za l Fred Tymstra op
de braderie in Purme rend het pij pmaken demonstreren .
De kr aam staat op de Kaasmark t i n he t centrum van Purmerend.
-1-
***************************************************************************
3 MAANDELIJKS CONTACTBLAD VOOR DE PIJPENVERZAMELAAR
REDAKTIE: F.Tymstra, Zilvermeeuwplantsoen 21, 1131 MG Volendam. tel:02993-64206
voor informatie, insturen van kopy, advertenties.
H.v.d.Meulen, Utrechtse Jaagpad 115, 2314 AT Leiden. tel:071-412156
voor informatie, ingezonden brieven.
L.v.d.Berg, Bloemstede 22, 3608 TK Maarssenbroek . tel:03465-64137
voor administratie abonnementen,verzending,oude nummers.
ABONNEMENT: f 13,30 per jaar,ingaande 1 juni 1980.0ude nummers f 3,- +porto
BETALING: Postgiro 1636225 t.n.v. Pijp.Kr.Ned. Bloemstede 22, Maarssenbroek.
***************************************************************************
3e jaargang nr.10 september,1980.
***************************************************************************•
t
PIJPENMIDDAG VOOR LEDEN VAN DE P,K,N,
Al lange tijd speelde de gedachte door ons hoofd om een pijpendag te
houden voor onze leden .Toen we van de Heer H.J.Aalderink het aanbod kregen
om over de zaal boven de drukkerij te beschikken hebben we geen moment
geaarzeld. Dank zij deze vriendelijke geste houden we de bijeenkomst op:
ZATERDAG 11 oktober
BERGSEWEG 2 A
VREELAND.
Op deze middag kunt U nieuwe contacten opdoen en allerlei vragen voorleggen.
Het programma is als volgt:
13.00 uur kennismaking, koffie
13.30 uur - Piet Smiesing vertelt over Utrechtse pijpenmakers en
over archiefonderzoek.
Aansluitend diaserie over het museum te St.Omer.
14. 30 uur. pauze
15.00 uur - Behandeling van hetgeen op tafel komt aan vragen e.d.
Daarna gelegenheid voor ruilen e.d.
17.00 uur - Sluiting
Het is nog niet eerder voorgekomen, dat een middag alléén voor pijpen-
verzamelaars georganiseerd werd .Als Uw hobby veel voor U betekent, dan
mag U deze dag beslist niet voorbij laten gaan .
Ge ïnteresseerden dienen vóór 25 september een berichtje te sturen naar:
F.Tymstra, Zilvermeeuwplantsoen 21, 11 3 1 MG Vo lendam, onder vermelding
van het aantal personen.· U krijgt van ons bericht terug w. o. een beschrij-
ving van de route.
HISTORISCHE WERKGROEP IN OPRICHTING,
Onder onze leden bevinden zich velen die een grote belangstelling hebben
voor de geschiedenis van de pijpenmakers en hun produkten.
Zoals U wel opgevallen is schrijven enkelen daarvan trouw in ons blad.
Het zou wenselijk zijn als deze historisch-geinteresseerden wat regelmati-
ger en intensiever contact met elkaar hebbe n , zodat men elkaar met het
onderzoek kan helpen.
We roepen leden op die in deze werkgroep plaats willen nemen. Een uitge -
breide kennis is niet vereist, wel de bereidheid om er tijd en moeite i n
te steken. U kunt zich opgev en vóór 25 september bij H.van der Meulen,
Utrechtse Jaagpad 11 5, 2314 AT Leiden.
-2-
HET PIJPMAKERSGESLACHT VAN DER WANT II.CvERVOLG)
door F.F.Kompier.
Zoals we gez ien hebben is 2.0 Gerrit Pzn de tweede s t amvade r van het
pijpmakersgeslacht Van der Want. In het vorige artikel hebben we zijn
beide zoons Pieter Gzn . (2 . 1) en Arie Gzn(2 . 2) de revue laten passeren .
Ke zullen het nu hebben over de tak van de derde zoon(2 . 3) Adrianus Gzn.
( 1780-1 840 ), die een jaar na z i jn huwelijk met Maria Noorland op 3
april 1804 zijn meesterproef aflegde en met het mer k AVB als fabrikeur
werd ingeschreven .
We noemen haar in het bijzonder, omdat zij het is geweest die na haar
mans dood het bedrijf nog 9 jaar vo ortzette .
Adrianus Gzn heeft als we J1et zo mogen zeggen hard moeten sappelen voor
zijn broodwinning . Zo weten we , dat hij nogal wa t schulden had aan f ami -
lieleden, ,~a t <le familie toch geen beletsel vond om hem in 1819 tot
voogd te benoemen over de minderjarige kleinkinderen van oom Jacob Pzn.
(3 . 0) ui t het huwelij k v an dothter Debora met Will em Joh . van der Ben ,
waarvan zoon Jacob van der Ben later nog zijn geldschieter zou worden .
Ondanks financiële perikelen moe t hij genoeg vertrouwen in de toekomst
hebben gehad- ondanks de teruggang van het ambacht - dat hij in augustus
1826 Koning Wi llem I ( Adrianus is in tegenstelling tot zijn v ader een
vurige Oranjeklant geworden ! ) bij gelegenheid van diens verjaardag een
gros pijpen cadeau doet ' van eene bijzondere kleur en aard ' die door
hem gefabriceerd waren . Op de ketel stond:
Koning en Oranje -houd stand ter Ere van Nederland
aan de ene zijde van de steel:
Door Neerlands vlijt en werkzaamheid
Zij deze aan U toegeweid Aan God al l een de eer
aan de andere zijde :
Adrianus Van der Want G Zoon- pijpenfabrikeur te Gouda
Ai.Hij .Koont dan in de Keizerstraat 61 en zet het merk Di t merk wordt
mee stal gelezen als AVB ,het merk is echter afkomstig van Abraham Boes-
Velt , v66r 1724 .
Het propagandastuntje zal wel niet zoveel hebben uitgehaald : 's Konings
zonen waren fe r vente s i garenrokers .
Verloop van het ambacht blijkt duidelijk uit de
volgende jaartallen en het aantal bedrijven:
1810 - 124 1855 - 61
1812 - 112 1871 - 34
1885 - 8
1841 - 90 1898 - 6
1843 - 35
1848 - 73
Waarschijnl ij k ten behoeve van z1Jn zoon Pieter Jacobus Azn (2 . 31 ) die
in 1837 zijn proef afl egde , mo et Adrianus het merk M aangenomen hebben .
Dit was een oud merk, dat hij wel goedkoop zal hebben kunnen verwe rve n .
Toch wordt dit merk zo belangrijk dat later he t bedrijf door de afne -
mers, ter onderscheiding van het andere Van der Wan ts huis, ~S , het Em-
•M AVB 5•6metje wordt genoemd .
-3-
Na de dood van Adrianus Gzn op 5 dec.1840 zetten zijn weduwe Maria
Noorland en zijn zoon Pieter Jacobus het bedrijf voort. Maria blijft
tot 1 okt.1849 eigenaresse van het bedrijf. Op die datum laat zij op-
nemen in het contractenboek, dat zij t.b.v. haar zoon Pieter vrijwillig
afstand doet van het merk de gekroonde M. Zij sterft in 1858.
2 . 31 Pieter Jacobus Azn (18 17-1885) huwt twee weken voor zijn meester-
proef, die op 14- 7- 1837 plaatsvond, met Catharina Sibbes. Maar
lang heeft zijn geluk niet mogen duren, want in het jaar 1840
sterven zowel zijn vrouw als zijn vader .
Er breken jaren aan van grote armoede in Gouda. Het sterftecijfer in
1840 bedraagt b ijna 41 %, terwijl het gemidde lde voor het hele land
25,6 % is. De gemiddelde leeftijd is er bijna 21½ jaar, wat lager is dan
ergens anders. Tussen 184 1 en 1848 verdwijnt bijna een vijfde deel van
de pijrnakerijen en twee vijfde deel van de pottenbakkerijen.
Toch weet moeder Noorland het klaar te spelen, ondanks het feit dat ze
niet lezen of schrij ven kan, ~om behalve haar eigen gezin 12 volwassen
knechten werk te verschaffen.
Pieter Jacobus sluit een tweede huwelijk met Trijntje de Bruyn.
Hij heeft - behalve de M en de ABV in het familiebedrijf - in
1837 al ook het merk 56 weten te l1uren van Theunis van der Ben,
die daarvoor 30 cent per -week beurt. Mocht de verhuurder komen
te overlijden, dan krijgt de huurder het merk in volle eigendom.
Hetgeen ook inderdaad gebeurd is. Als hij in 1849 de gekroonde M
in eigendom krijgt, stelt hij de 56 vakant. In 1851 wanneer de
ABV officieel op zijn naam is gebracht, doet hij de 56 over aan
fabrikant G. J . Kagenaar .
Wat gaan de zaken slecht.Een derde deel van de bevolking leeft dan van
de ondersteuning. Het bedrijf is in 1850-'51 geslonken tot minder dan
3 werklieden. 'n Kleiner familiebedrijf bestaat nauwelijks! En toch
zet Pieter koppig door. Vi jf jaar later moet hij tussen de 10 en 20
werknemers in dienst hebben. Dit blijft zo een vijftiental jaren, tot-
dat we zien dat h ij rori<l 187 1 volgens het patentbriefje minder dan 32
werklieden heeft. Niet duidelijk is dan hoeveel minder,maar duidelijk
is, dat zijn bedrijf in de lift zit .
Tot aru1 zijn dood i n 1885 zal hij zo'n 30 man in dienst hebben.
Hij blijkt een humaan werkgever in een tijd, waarin bazen nogal eens
de neiging hebben consumptiegoederen in te kopen en die voor hogere
prijzen aan hun werknemers te verkopen, prijzen die dan op 't loon
worden ingehouden. Hij doet daar niet aan mee , behalve wat tabak be-
treft, die hij voor inkoopspr ijs aan zijn werklieden overdoet . Nog op
een andere wijze blijkt, · dat hij so ciaal voelend is. Op de vergadering
van de pijpenfabrikanten van 1 febr. 1864 komt hij met het voorstel
werklieden tussen kerst en februari, met de paasdagen, alsook in de
kermisweken niet te ontslaan , wat kennelijk nogal eens gebeurde .
Jammergenoeg voorzag het regelement niet daarin en er kon bij ontsten-
tenis van alle fabr i kanten die het regelement ondertekend hebben,
natuurlijk niet gedacht worden hierin verandering te brengen .... En zo
wordt, al werd er over gedelibereerd , zijn voorstel ingetrokken.
Gehecht aan zijn vak kon hij het ook niet verkroppen , dat de kwaliteit
van het Goudse produkt allerwegen ach teruit ging, omdat van elders
goedkopere pijpen werden ingevoerd en de klanten voor een naar verhou-
ding duurder kwaliteitsprodukt uit Gouda toch een mindere prijs be-
dongen. Dit had tot ge vol g dat de fabrikanten me t de kwaliteit gingen
sjoemelen . Hoe he t ook zij, zi jn bedrijf blijft gezond. Hij houdt zich
staande in een tijd dat de ene fabrikant na de andere zijn zaak sluit.
Hij neemt zelfs tus sen 1865 en 1881 nog het merk de gekroonde 30 over.
-4-
Piet~r Jacobus overlijdt de 7e sep t. van he t jaar 1885 en twee van
zijn drie zo nen volgen hem aanvanke lij k in het bedrijf op, te weten:
2.311 Gerrit Frederik (1852 -1 915)
2 . 3 12 Otto Adrianus (1857 -1 939), en twee ongetrouwde zusters als
firmanten t ot 1907.
De Firma heeft dan de merken ABV ,M en 30. Wanneer de merken ABC
en LB erbij gekomen zijn , is niet du idelijk. Misschien weet een
lezer hierop antwoord te geven . Van de Fa. Jan Prince & Cie worden
de merken het Melkmeisje en BS overgenomen in het jaar 1898.
De BS is heel kort nog eigendom geweest van de Firma P.v.d.Want
Gzn.
In het jaar 1898 begint Gerrit Freder ik samen met George Antonie Barras
een nieuw bedrijf dat pi jpen vervaardigt : " HOLLANDIA ", Ee rste Neder-
landsche Fabriek van Geëmailleerde Pijpen . Dat moe ten nog gekas te pijpen
zijn want het procedE van klei gieten is omstreeks 19 05 do or een Frans-
man in Lil le begonnen.
Eerste Nederlandsche Fabriek van Eieëmailleerde Pijpen
,,Hollandia"
Wij fabriceer en:
,.iH a 11 and ia" Doorroakers zonder beeld.
,,Ha 11 and ia" l.dchtbeeldda □rroakers [by het doorr□aken ver-
schijnt een wit beeld op donkerbruinen and2rgrond.
,,Ho 11 and ia" Do□ rrookers met gekleurd beeld.
,, tt·a11 and i an Plateelpijpen met de hand beschilderde land-
schappen, enz.
,,Ho 11 and i an Plateelnaampijpen met de hand beschilderd.
,,Ha 11 and ia" Bruno pîjp2n.
,,Ho 11 and ia" Tip-Top d oovro□kers [geheel steen].
,,Ha 11 and ia" Siganm en s igarettenpijpjes.
Oms tr eeks 1909 verla ten gegoten doorrokers de" Hollandia fabriek "
onder he t in 1899 gedeponeerde merk de gekroonde WB . Dit gietwerk zal
de stoot geven aan het gegoten aardewerk , dat we onder de naam plateel
kennen . Zo werden Gerrit Frederik en George Antonie Barras ook de op-
richters van de aar<lewerkfabriek Regina . Tot 1907 zal Gerrit Frederik
medefirmant blijven van zijn broer Otto Adrianus, die dat jaar de t wee
panden aan de Keizerstraat betrekt .
-5-
Beneden is het woongedeelte,de bovenverdiepingen vormen de eigen+ijke
pijpmakerij. In 1907 heeft het bedrijf nog 25 man in dienst,maar voor
de pijpenfabricage lijken de laatste dagen geteld,ondanks modernise-
ringen in het bedrijf. Als zijn zoon Aart ( geb.1894) het na een jaar
pijpmaken wel voor gezien houdt en naar zee wil, lijkt het eind in
zicht van weer een pijpmakerij. Aart monstert na twee jaar weer af en
komt met zijn zus t er Trijntje Pieternella terug in het bedrijf om hun
vader bij te staan. Het zal de oorlog van 1914-1 918 zijn die voor een
nieu~e klap zorgt. Begin 1914 zijn er nog 25 man in dienst ,een jaar
later nog maar 4. Aart is onder dienst maar hij krijgt drie dagen per
week zakenverlof . Het personeel stijgt weer tot 12 man.
Ondertussen was zijn vader Otto Adrianus met pijpengrossier Ouwehand
een fabriek voor doorrokers begonnen. Maar dit loopt uit op een mis-
lukking en hij trekt zich dan geleidelijk uit de zaken terug. Aart
krijgt in 1917 groot verlof.
t
Sinds 1915 voert hij op zijn gekaste pijpen al de merknaam" ZENITH"
Dit als onderscheiding van de beide andere Van der Wantbedrijven ,
" IVORA II en " HOLLANDIA ". In 191 7 - zijn vader heeft zich nu terug-
getrokken - durft de jonge Aart het zelfs aan om uit te breiden in de
richting van de aardewerkfabricage. Daartoe koopt hij een perceel aan
de Prins Hendrikstraat, waar eerst nog de gewone gekaste en ook ge-
emailleerde doorrokers vervaardigd worden . Onder de modellen zien we
o.a. de Cup-tie, de zwaluwstaar t en de hand onder de kop . Ze zijn met
een metalen busje aan gummi en juwelith-stelen gemonteerd. Later zien
we ook de dubbelwandige pijpekoppen verschijnen onder de naam 1 WANTA
'
HOLLOWBOWL Il .
. . ... ... ,.,...:_..,......;,.
H □ hhflNDlfl DDDRROOHERS
Na het roken kwamen o.a. de volgende voorstellingen te voorschijn:
Het Vredespalei s, het schip de Nieuw Amsterdam,een botter,kinderen met paard,
meisjes met hondehok,een hondekar,Stadhuis Gouda,een jager,wielrenner van Vl iet,
hardlopers,voetballers en roeiers. In deze pijpen zat een gebakken stenen mondstuk.
-6-
WANTA
HOLLOWBOWL
GUMMI EN JUWEL.ITH
MONTUUR
Na jaren van proefnemingen en voorbereidingen wordt in 1920 de pla-
teelfabricage een feit, en in î922 heeft de aardewerkproduktie die van
de pijpen overvleugeld .
Volgens een kranteartikel uit januari 1961 is Piet Schouten de laatste
kaster . De pro<luktie lag toen stil, omdat de man met een blafhoes t in
bed lag . In 1963 produceerde de Zenith nog rond 6000 kg pijpen, waar-
van 2/3 deel machinaal, dit waren de korte .pijpen voor het bellenbla-
zen.
Nog altijd worden er pijpen gekast, en dan niet door een stokoude man,
de oudste werknemer of zo, maar door een betrekkelijk jonge man, Steef
van Loon , die er voor zorgt, dat wekelijks nog zo'n 500 l 600 pijpen
de deur uitgaan. Overigens hoor t de gewone witte doorroker nog altijd
tot het assortiment gegoten pijpen, dat i n hedendaagse vormgeving qua
kleur en model zijn weg ov er de hele wereld vindt.
In 1966 ging de verantwoordelijkheid over het bedrijf naar de beide
zonen Otto Adrianus Azn ( geb . 1925 ) en Dirk Azn ( geb. 1927 ) .
Het Gouds plateel heeft plaats moeten maken voor Delfts wit, polychroom
en blauw,waaronder -sinds 1935- de gekroonde Z.G. als merk te vinden is.
Literatuur:
H.A.J .Tempelman. Het geslacht Van der Want, Mededelingenblad Vrienden van de Neder-
landse Ceramiek , maart 1967.
I. van der Want Goudsche Pijpen, De Natuur 1906.
Anoniem
Een jubileum in een oude Goudsche Fabriek, 1898-1948.
Boekje van de firma P.van der Want Gz .
Anoniem
De vervaardiging van Goudsche pijpen, Werel dkroniek 1906.
Sem Davids
Bloei en neergang van een vaderlandse nijverheid.
De Groene Amsterdammer, 1964.
Anoniem Uniek handwerk trotseert de eeuwen, Alg .Dagblad 1973.
S.Laansma Pijpmakers en pijpmerken 1724-1865
Uitgave : Plateelbakkerij en Pijpenfabrieken Zenith,1977
·G.C.Helbers en Goudsche Pijpen,1942.
D.A.Goedewaagen
H.Besselaar De oudste pijpenfabriek ter wereld, Stereo/Skopij
Ad Bevers Gouda,bakermat en graf van stenen pijp,Volkskrant 1961.
Anoniem
Brochure Zenith; De geschiedenis van een oude Hollandse onderne-
ming, 1980.
Paul Terstraeten: Het geheim van de doorroker, Nieuwsblad voor pijprokers,Niemeyer.
-7-
PI JPE N MET DE AFBEELDING MERCURIUS/NEPTUNUS,
samengevat door F.Tymstra.
Naa r aanle iding van de vraag van de Heer P.Boer en de oproep in he t
vo ri ge nummer ontvingen we een f link aantal reacties.De gegevens treft
U in onderstaand overz i chtje aan.
Al s een roker de pijp in zijn RECHTS
mond stopt, ki jkt hij tegen
zi jn pijp aan. Dit noemen we de
voorzijde van de kop. Vanuit ACHTER
dit punt kunnen we achtereenvol -
gens spreken over de achterzijde, VOOR
de linkerzijde en de recht erzijde.
De voor - en achterz i jde zijn dik-
wijls wat onduidelijk geworden
door de aanwezigheid van tremptre- LINKS
pen .
Op de linkerzijde tref fen we in
alle gevallen Mercurius aan.
Mercur ius is de God van de handel.
In Rome werd het Gilde der Koop-
lieden gesticht,waarvan Mercurius
de beschermheer was. Hij wordt af-
gebeeld met de gevleugelde helm,
de geldbuidel en de slangenstaf .
Het verhaal gaat dat hij de (vrede)
staf gekregen heeft van Apollo.
Op de pijpen zijn nog andere sym-
bolen van de handel aanwezig zo-
als een baal koopwaar en een valies.
Op de rechter zijde tr~ffen we Nep-
tunus de Zeegod aan.In zijn linker-
hand houdt hij de drietand vast,
waarmee hij de zee kan verontrus-
ten en tot bedaren brengen . Hij is
de absolute heerser van de zee . Op
de pijpen wordt dit weergegeven
door een vat water dat hij in de
zee laat stromen, vergezeld van vis-
sen en schelpen .
Aan de voorzijde worden in de meeste
gevallen schepen weergegeven .Die kun-
nen va riëren van 1- masters tot 3-mas -
t ers. Ze varen de gehe le wereld rond .
De comb inatie van de 2 Goden en de
schepen houdt ver band met het feit,dat
de export van de Goudse pi j p voor <le
meeste fabrikanten van groot b elang
was ,
ûe a chter zi j de v an de p i j p wordt gebruikt om 6f de plaats van her koms t
weer t e geven, (in di t geval wordt het wapen van Gouda afgebeeld), 6f
he t merk v an d e pi jpmaker.
De p ij pvor men z ijn ge graveerd vanaf de tweede helft van de achttiende
eeuw t ot en met de eerste helft van de negentiende eeuw .
-8-
LIJST VAN INGEZONDEN PIJPEN,
MERKEN EN MATEN. BESCHRIJVING, BIJZONDERHEDEN
1. hielmerk: het scheepje Voorzijde: een driemaster en een kleiner
hoogte : 50,9 mm zeilschip.Achterzijde : het Goudse wapen
breedte: 25,8 mm omlijst met doorntakken. Op de baal koopwaar
kopopening: 17 mm staan de letters WI.Periode 1770-1780
(zie afbeelding 1) Pijpmakers: Willem van Noppen(1755-na 1782)
2. hielmerk: de Franse lelie Voorzijde: een staande leeuw met 7 pij}en
hoogte : 52 mr,1 in de klauw .Achterzijde: het Goudse wapen.
breedte : 28 mm Op de baal koopwaar de letters PS.Periode
kopopening: 18 mm 1800-1820.Pijpmakers: Pieter Ozn van der
(zie afbeelding 2) Want,Weduwe Pieter van der Want.
3. hie1merk: IHP Voorzijde: het Goudse wapen omlijst met
hoogte : 52 mm doorntakken in een cirkel.Achterzijde: geen
breedte : 27 mm ~ voorstelling.Mercuriµs en Neptunus zijn staande
kopopening: 18 mm afgebeeld. Periode:1800~1820.Pijpmakers weduwe
( zie afbeelding 3) Jan Snel (1803-1814,Willem Verschut na 1814} .
4. hielmerk: geen Voorzijde: een driemaster en een zeilboot met
hoogte : 56 mm 1 mast.Achterzijde : de gekroonde TM.
breedte: 29 mm Onder Mercurius 2 valiezen afgebeeld.Periode
kopopening: 21 mm 1860-1880.Pijpmaker:Pieter Goedewaagen.
5. hielmerk: gekroonde 52 Voorzijde:een tweemaster en een driemaster,
hoogte : 53 mm met daarboven een gevlochten krans.Achterzijde:
breedte: 27 mm het Goudse wapen. Periode 1840-1860.Pijpmaker
kopopening: 20,5 mm J . de Gidts.
6. hi~lmerk: GML De pijp is uit dezelfde vorm gemaakt als nr.5
zelfde maten als nr.5 echter de vo rm is wat minder versleten.Eventu-
eel zou Arnoldus van Straten als pijpmaker in
aanmerking kunnen komen .
7. hielmerk: gekroonde ES Voorzijde:een tweemaster en een driemaster.
hoogte : 50 mm Achterzijde : de gekroonde ES omgeven door een
breedte: 26 mm lint met de te kst P.GOEDEWAAGEN. Periode 1840-
kopopening: 19 mm 1860. Pi j pmaker,Pieter Goedewaagen.
8. hielmerk: gekroonde ES Voorzi j de en achterzijde gelijk aan nr.7 .
hoogte : 54 mm Mercurius draagt in vergelijking met nr.7 een
breedte: 26 mm gesloten gewaad .Periode: 1840-1880. Pijpmaker:
kopopening : 21 mm Pieter Goedewaagen.
(zi e afbeelding 6)
9. hielmerk: gekroonde 65 Voorzijde: een tweemaster en een driemaster.
hoogte : 47 mm Achterzijde: Gekroonde 65 omgeven met niet
breedte : 25,5 mm leesbare tekst. Peri ode:1780-1800.Pijpmaker
kopopening: 18 mm Willem Vergeer 1783- 1803.
10. hielmerk : gekroonde 67 Voorzijde: een tweemaster en een dri emaster.
zelfde maten als nr.9 Achterzi j de: Ge kroonde Goudse wapen.De pijp is
zwart gebakken.Peri ode: 1780-1800. Pijpmakers:
Joris van Roon 1784 , Ary Fokker 1796.Casper
Beerman 1802 .
ll. hielmerk afgebroken Voorzijde : een driemaster en een klein zeil-
waarschijnlij k gekr . 59 schip.Achterzij de : het wapen van Gouda.Periode
maten gelijk aan nr . 9. 1780-1800. Pijpmaker door onduidelijk merk niet
te geven .
-9-
12. hie1merk: gekroonde 67 Voorzijde: staande leeuw met 7 pijlen in de
hoogte : 49 rm1 klauw, daarnaast een tweemaster.Achterzijde:
breedte: 25 mm het Goudse wapen . Mercurius en Neptunus zijn
kopopening: 18 mm in een krans gevat.Onder de koprand een ge-
vlochten krans.(zie ook afbeelding 2) Periode:
1780-1800 . Pijpmakers:Joris van Roon 1784,Ary
Fokker 1796,Casper Beerman 1802.
13. hielmerk: gekroonde 38 Voorzijde: staande leeuw met pijlenbundel .
hoogte : 51 mm Achterzijde:Goudse wapen . Mercurius en Neptu-
breedte: 25 mm nus zijn in een krans gevat.Onder de koprand
kopopening:21 mm guirlandes.Periode 1820-1840. Pijpmakers:
Abraham Goedewaagen 1819-1843,Thobias Goede-
waagen na 1843 .
14. hielmerk: ml Voorzijde: een groot schip.Achterzijde: het
~ Goudse wapen. Aan de voeten van Mercurius een
hoogte . 51 mm
mand of valies met de letters PVI? Periode:
breedte: 23 mm 1820-1840. Pijpmakers Pieter van Leeuwen 1803,
kopopening:21 mm Johannes van Zutphen 1837.
15. hielmerk: afgebroken Voorzijde: een driemaster en een zeilboot met
hoogte : 59 mm één mast.Achterzijde: een bijenkorf omringd door
breedte : 30 mm takken met eikebladeren. Periode: 1880-1900
kopopening:23 mm Pijpmaker niet te geven aangezien het hielmerk
ontbreekt.
16. hielmerk: de Goudse toren Voorzijde: een driemaster en een zeilschip met
hoogte : 46 mm 1 mast.Achterzijde: het wai-,en van Gouda omringd
breedte : 23 mm door doorntakken. Op de baal koopwaar staan de
kopopening: 18 mm letters WI.Periode 1770-1780 . Pijpmaker: Weduwe
(zte afbeelding 7) Jan Woerlee vóór 1782.
17 . hielmerk: gekroonde 12. Voorzijde: een driemaster en een tweemaster.
hoogte : 48,5 mrn Achterzijde: het Goudse wapen in een ovaal .
breedte : 25,1 mm Periode: 1760-1780.Pijpmaker Abraham v.d.Spelt
kopopening: 17,5 mm 1755.
(zie afbeelding 5)
18. hielmerk: gekroonde DK Voorzijde: een driemaster en een 1-master .
hoogte : 56,9 mm Achterzijde: de gekroonde DK. Rond de koprand
breedte 30,5 mm staat in een lint de tekst: AMSTERDAMSCH WEL-
kopopening:21,2 mm VAREN. Periode:1860- 1900.Pijpmaker Weduwe J.
(zie afbeel ding 4) Ypelaar na 1865. Nicolaas van Blokland 1881.
19. hielmerk: de molen Voorzijde: twee zeilschepen. Achterzijde:het
wapen van Gouda. Pèriode 1800-1820 . Pijpmakers
.hoogte 51 mm Weduwe Klaas de Jong vóór 1803 na 1806~Jacobus
Collinee vóór 1811 na 1838.
breedte 24 mm
kopopening: 19,5 mm
20 . hielrnerk: gekroonde GN Zelfde beschrijving als nr.2 . ( zie ook afb.2)
hoogte : 49,6 mm De bloemenranken zijn iets afwijkend. Periode
breedte: 26,4 mm 1780-1800. Pijpmaker Gerrit Nobel 1768-1803.
kopopening :18,8 mm
Verder is er nog een fragment bekend met het merk BWB.Pijpmakers uit de 19e eeuw
zijn moeilijk op te sporen, aangezien de dateringsmethode van Friederich niet geheel
meer opgaat.Zowel kleine als grote modellen werden gemaakt. De laatste produkten ko-
men van de firrna Goedewaagen + 1900.Deze pijpen komen zowel gemerkt als ongemerkt
voor in de normale versie of als krul pijp ( in dit geval een dubbele krul).
-10-
De Mercurius/Neptunus pijpen behoren tot de afdeling lange pijpen, d.w.z. p1Jpen
,net een lengte van meer dan 50 cm. In de Goedewaagen-catalogus nr .6 staan twee
modellen afgebeeld: nr.4 met een lengte van 75 cm, en nr.254 met een lengte van
55 cm. In het boek "Goudsche pijpen11 van Helbers en Goedewaagen staat tegenover
blz. 16 een fraaie Mercurius/Neptunuspijp afgebeeld. De pijp, gemaakt door Willem
Begeer (1767-1844) draagt aan weerszijden van de steel het opschrift:
KOOPHANVEL EN ZEEVAART GOEV 1N STANV.VAT IS VE BLOEIY VAN HET VAVERLANVT.
WILLEM BEGEER, FABRIQUER IN GOUVA
Zoals U al opviel is in de lijst op ·op de vorige bladzijden de linkerzijde (Mercu-
rius) en de rechterzijde (Neptunus) niet beschreven . Hier was via de ingezonden
brieven weinig lijn in aan te brengen. Belangrijkste is dat behoudens kleine gra-
veerverschillen Mercurius en Neptunus altijd zittend zijn weergegeven, tenzij in
de lijst anders vermeld.
Enkele leden lieten hun bijdrage vergezeld gaan van een illustratie, waarvan de
bruikbare hieronder afgebeeld staan .
"
Anbe.elcüng 4 ®
-11 -
1. \ 1 , , , , , 1 , \ t \ \ \ 'O 1°7\
Aó be.e.lcün.g 7 w~
De v.ennelde pijpen zijn te vinden in de volgende collecties:
A.v.Esveld - Den Haag - nrs.1,2,3,7
- nrs.4,5,7,9,10,11
P.Boer - Gouda
H.Huveneers - Maastricht - nr. 7
F.Tymstra - Volendam - nrs.6,7,16,20
- nrs.5,7,12
P.Smiesing - Utrecht
E. Sü1zle - Hilversum - nrs . 13,14
H.v.d.Meulen - Leiden - nrs.5,7,15
Th.Gerritsen - Huissen(Gld) - nr. 17
M.Zitman - Amstelveen - nr. 16
E. Korpershoek - Leiderdorp - nrs.7,18
L.v.d.Berg - - Maarssenbroek - nrs.5,7,8,19
De gegevens zijn ontleend aan de volgende bronnen:
S.Laansma - Pijpmakers en pijpmerken 1724-1865.(1977)
F.H.W.Friederich - Pijpelogie,vonn,versiering en datering van de Hollandse klei-
pijp. (1975)
G.C.Helbers - De merken en het merkenrecht van de pijpmakers te Gouda.(1942)
D.A.Goedewaagen - De geschiedenis van de pijpmakerij te Gouda.(1942 )
D.Düco - Goudse Pijpen (1978)
- nr. 6 van N.V . Goedewaagen'·s Koninklijke pijpen- en aardewerk-
Catalogus
fabrieken. (1930/1940)
-1 2-
DE ROKERSSTOEL.
door H. A.M . Huveneers .
Reeds in de 18e eeuw zijn stoelen vervaardigd waarvan aangenomen kan
worden dat ze de exclusieve functie hadden de roker te dienen (7) doch
hiervan zijn er z6 weinig bekend - en nog minder bewaard gebleven - dat
ze niet beschouwd kunnen worden als representanten van een modever-
schijnsel.
Dit laatste is stellig wêl het geval met het kwieke meubeltje dat we
de rokersstoel of fumeuse noemen. Dit stoeltje vond zijn ontstaan in
de merkwaardige ,wat bizarre sfeer die ontstaat wanneer een genotmiddel,
in dit geval het knusse rookgenot, overgecultiveerd wordt, hetgeen het
geval was in de tweede helft van de vorige eeuw en vooral in het laat-
ste kwart daarvan.
Ook andere omstandigl1eden speelden een ro l : de bouwkunst,kunstnijverheid
en (woning)inrichtingskunst ond<:h-vonden behalve de herontdekking van en
de behoefte .aan heroriëntatie op de natuur, sterke invloed van de zucht
naar liet exotische: Door succesvolle archaeologische ontdekkingen was
de belangstelling voor de oude beschavingen ineens sterk gegroeid;mede
als gevolg van de Krimoorlog was de Oriënt en met name Turkije en de
Turkse manier van leven of wat men daar voor hield , e~g populai r ge -
worden en door de verbeterde vervoersmogelijkheden enerzijds en de ver -
dere ontsluiting van de ve rre rijken- men denke aan Japan dat in 1854
was begonnen met het leggen van handelscontacten met andere Westeuro -
pese naties dan ?\ederland dat daar enige eeuwen lang letterlijk "het
rijk alleen'' had gehad - anderzijds was ook het vérre Oosten, dat nog
niets van zijn mysterieuze aantrekkingskracht had verloren, wat dich -
terbij gekomen.
Frappante uitingen van dit exotisme waren de Oosterse lampen en kasj -
mirdoeken, de bonte oosterse tapijten en draperieën en kussens die in
de interieurs gi ngen domineren, de tabourets en telj oren en niet te
vergeten de onhandige ts jiboekpijpen die kunstenaars en student en zo
graag rookten.
In een derg elijke ambiance past de figuur·· van de gezeten en zeer op
zijn rust en comfort gestelde burgerhuisvader , die zijn deel van de
l1orizonverruiming niet wil missen, en die t hu isgekomen na zijn ver -
moeiende dagtaak , zich ontdoet van zijn geklede jas en zijn schoenen
en zich vervolgens hult in een sjamberloek , een ruime herenkamerjapon
van zijde of fluweel, niet zelden versierd met bloemen, en met gebor-
duurde tressen en passementen bezet , en toegeknoopt met een koord met
kwasten, die daarna zijn rokerskalot , een fez-achtig hoofddeksel met
een kwastje,opzet, zijn mu ilen aan de voeten schuift en zich tenslotte
zet met zijn lange Duitse pijp, om zich daarmee ongestoord enige ·uren
te amuseren en zich aldus een pasja t e wanen .
Bij een dergelijk persoon kon men een rokers stoel aantreffen . Ook
vond men ze wel in de betere koffiel1uizen en in zekere salons waar he -
ren plachten ontvangen te worden .
Steevast waren ze ook te vinden in de ateliers van de fo tograf en, omdat
ze bij uits t ek geschikt waren om de te ve reeuwigen klanten te helpen
een beval lige pose aan te nemen .
Noot (7) G.A . Brongers vermeldt i n II Nicotiana Tabacum" het bestaan van een rokers -
stoel in Queen Anne- stijl. Deze stoel zou zich bevinden in het Victoria
and Albertmuseum te Londen.
De meubelontwerper Riesener heeft een bergère i n Lou i s XVI-stijl doen ver-
vaardigen die - in de hoge zitting - een lade bevatte waarin vol gens de
beschrijving, onder meer rookgerei geborgen kon worden .
-13-
Hoe zag nu zo'n rokersstoel er uit?
Ze zijn doorgaans tamelijk klein - zelden hoger dan 90 cm - doch ro -
buust gebouwd. Ze moeten immers een heftig orerend heer kunnen dragen.
Deze zit schrijlings en achterstevoren op de stoel en steunt met zijn
ellebogen op de hoge rugleuning, die daartoe gecappitonneerd i~.
Bij de meeste rokersstoeltjes wijken de achterpoten enigszins naar
achter om de stoel nog meer stabiliteit te geven . De zitting is meestal
laag aangebracht doch zeer dik en ze wordt , naar de rugleuning toe, la-
ge r, alles om het zitcomfort te verhogen.
De voorpoten van de fumeuse zijn in de regel versierd met rocailles,
cannelures,torseringen,bollen,krullen of klauwpoten ,afhankelij k van de
stijl waarin het stoeltje is uitgevoerd. Dit kan elk der neo-stijlen
zijn - er bestond echter kennelijk een voorkeur voor neo-renaissance
en neo-barok - of een mengeling van verschillende stijlen.
Er zijn ook stoeltjes bekend van het zogenaamde rustieke type, die er
uit zien alsof ze geheel uit bebladerde of juist afgeknotte takken zijn
vervaardigd.
Aan de rug van de rokersstoeais doorgaans veel zorg besteed. Hij is
dan getooid met weelderig snijwerk, dat soms een familie- of fantasie-
wapen vertoont, of wijnstokbladeren met druivetrossen, bij andere stoe-
len een lier of een rokers- of andere scène. Meestal echter zijn op
sierlijke wijze pijpen en andere rook-utensiliën voorgesteld, omwonden
me t ranken of tabaksbladeren. Boven in de rugleuning, onder het kussen-
tje waarop men de ellebogen doet steunen, bevindt zich bij een aantal
rokersstoelen een lange lade of kistje waarvan dan het hiervoor bedoel-
de kussentje het deksel vormt. Men kon in deze ruimte allerlei kleine
spulletjes kwijt waarmee men niet graag ·in de handen bleef zitten,
zoals pijpedoppen, pijpewroeters, de tabakszak of -doos en niet al te
lange pijpen.
De zitting en het kussentje op de rug- of liever gezegd buikleuning,
zijn ofwel mèt leer,ofwel met pluche,trijp of gobelinstof bekleed en
in veel gevallen zijn ze afgezet met zeer lange franjes.
Bij het beproeven van de rokersstoel, drong zich de gedachte aan mij
op, dat de houding waarin men op deze stoel zi t, zich veel beter leent
voor een gemoedelijke discussie dan voor het roken van een pijp ( het
één sluit het ander natuurlijk niet uit) zodat ik het ervoor houd dat
het begrip rokersstoel zich in de meubelmakersvaktaal weliswaar een
plaats heeft weten te veroveren,doch dat de gewone man, die zich niet
laat foppen, nog steeds terecht zegt: "Hij zit op zijn práátstoel ".
Ik moet nog even ernstig zijn want ik ontkom er - alleen reeds omwille
van de vo lledigheid - niet aan, enige aandacht te wijden aan een type
stoel dat ook met rokersstoel of rookstoel wordt aangeduid.
Men heeft dan het oog op het omvangrijk meubel dat tegenwoordig nog .
wel eens op rommelmarkten opduikt en dat men alleen in zeer ouderwetse
woonkeukens nog naast de kachel kan vinden.
Het is een zeer" luie" stoel met een verstelbare rugleuning en dikke
rechthoekige kussens. Op de lange armleggers was niet zelden een klein
koperen asbakje vastgeklemd. Deze stoel die zo omstreeks de vijftiger
jaren van deze eeuw grote populariteit genoot, was op zichzelf wel ge-
schikt om daarin in alle rust van een voortreffelijke sigaar of geuri-
ge pijp te genieten, doch menigmaal ontviel de roker, hoe vastberaden
aanvankelijk ook, al spoedig krant en rooktuig, en waarlijk: nooit is
een stoel gemaakt die zó geschikt was voor het middagdutje als juist
deze.
k1:.tssentje kan -14-
opgeklaiot ""Ot-àen
'
,. .
À
fni.~e ro1~~sstoelew.
.. ◄ J. Servais, dichter, en zaltl -
}.,, ge~~ 2ièt.ei,i_à. OJO een :r>oke~-
S'toel ir2 he.b .toèogfi1fisch ·
a1.e.lie~ .-..,~1"2 Dehin.
teke.11.ing naU? een. contact-
afa?1..1k '\M.n ee~ m.1.~e collo.
cliwnl_t->]aat ~w1i"t omS~1?eeks
18G2.
CollecGie ''fv1usée. da 1a Vi·e.
'l!Vallonne J; Luik.
- 15-
S.O.S.
In Midden-Amerika ligt het land· Guatemala, dat ongeveer drie keer zo
groot is als Nederland . In tegenstelling tot onze industriële economie
moet Guatemala het hebben van zijn agrarische exportprodukten als ka-
toen, bananen en koffie. maar omdat 2% van de bevolking 72% van het
land bezit, komen de inkomsten van het land niet ten goede aan de ar -
beiders die op de plantages werken .
Ee n vaste kracht verdient één dollar per dag voor een gezin van acht
personen. Wie kritiek heeft wordt vermoord: alleen al de laatste twaalf
jaar zijn meer dan 20.000 mensen om politieke redenen vermoord .
Waarom ik dit schrijf in een blad voor liefhebbers en verzame l aars van
pijpen? Omdat ik toevallig eind vorig jaar in een S . O. S. ( Stichting
Ontwikkelings Samenwerking )-winkel pijpen zag liggen, zoals hi er af-
gebeeld, die van bruine klei gemaakt zijn en na het bakken op de een
of andere manier zwart worden gemaakt .
Ze zijn niet duur en door het kopen ervan help je de arme boer, die
met dit handwerk nog iets extra's kan verdienen.
g1r.oo:tte. 6/ 1O
Uit een folde r over ài t onderwerp licht ik het volgende:
PROJECTO _DE ARîESANIAS
1976 was voor Guatemala een rampjaar . Een aardbeving
r ichtte grote schade aan. Ook kleine werkplaa tsen voor
de vervaardiging van kunstnijverheidsprodukten, met alle
gereedschappen erin werden verwoes t. Vooral voor de men-
sen die daarin hun brood moesten verdienen, was de aard-
beving een katastrofe. Zij leefden al tegen een bestaans-
minimum . Tussenhandelaren kochten hun produkten op voor
een bedrag dat vaak niet voldoende was om de onkosten te
dekken.
Na dat jaar ontstond het plan voor de opzet van een cên-
trurn voor kunstnijverheid: Projecto de Artesanfas. Hier
kunnen de mensen tegen redelijke prijzen werktuigen en ge-
reedschappen kopen. Zij verkopen huri produkten via het een_
-16-
trum. Momenteel staat het centrum in kontakt met acht
groepen,families en koöperaties.Zo verkoopt S.O.S.-We-
reldhandel van een aantal families uit één dorp pijpjes
van aardewerk en beschilderde kalebassen. De meesten van
hen zijn in de landbouw werkzaam. Ze maken de produkten
in de tijd die overblijft .
Het centrum gebruikt een deel van de winsten voor onder-
wijs. Verder geeft het financiële en technische steun bij
het opzetten van nieuwe kunstnijverheidsgroepen.
Projecto de Artesanias is een onderdeel van een particu-
liere organisatie van verontruste Guamalteken. Ze hebben
ons gevraagd hun naam niet te noemen. Onde r de huidige om-
standigheden in Guatemala leek hen dat veiliger.
Daarom kon men mij de naam van het dorp waar deze pijpen gemaakt worden
niet noemen.
Intussen kan ik de liefhebberst wel het adres geven waar zij voor deze
charmante pijpen terecht kunnen: Huidenstraat 1.6, 1016 ES Amsterdam.
Openingstijden; maandag 13.00-18.00 uur, dinsdag t/m vrijdag van 10.00-
18.00 uur en zaterdag van 10.00-17.00 uur.
F.Kompier.
PIJPENEXPOSITIES,
STEDELIJK MUSEUM" DE LAKENHAL".
Oude Singel 28-32, Leiden
Van 26 september t ot 16 november.
Geopend: ma.t/m za. van 10-17 uur,zon en feestdagen 13-17 uur.
In de serie" Verzameld en getoond" kunnen particuliere verzamelingen
van Leidse inwoners door een groot publiek bekeken w0rden.
De rij wordt geopend met de kleipijpenverzameling van J.v.d.Meulen.
In een aantal vitrines zullen de produkten van verschillende pijpmakers-
centra te zien zijn. Speciale aandacht zal besteed worden aan het Leid-
se type · en de pijpen <lie op Leiden betrekking hebben. Het buitenland
wordt vertegenwoordigd door pijpen uit België,Frankrijk,Duitsland en
Engeland_.Pijpmakersgereedschappen, rokersattributen en schilderijen
uit de 17e, 1 8e en 19e eeuw waar.op rokers taferelen staan afgebeeld om-
lij sten het geheel.
Ter gelegenheid van deze tentoonstelling verschijnt er een speciaal
krantje, waarin algemene informatie en wetenswaardigheden over klei-
pijpen wordt gegeven.
ZEISTER ZIEKENHUIS.
Prof. Lorentzlaan 76,Zeist.
Van 1 september tot 15 oktober .
Geopend: overdag.
De expositie ,bij de hoofdingang, draagt de naam "Pipe Aristophane·",
en is samengesteld uit de kleipijpencollectie van René Hogguer.
Op deze tentoonstelling worden uitsluitend pijpen van klei geexpo-
seerd. Behalve Nederlandse pijpen ( vanaf eind 16e eeuw) treft men
er pijpen aan uit Engeland,Duitsland,Frankrijk,Turkije,Birma,Iran en
Nigeria.
De functie van Pipe Aristophane is tweeledig: allereerst de bezoeker
een boeiend kijkspel geven en daarnaast meewerken dat de historie van
de tabakspijp niet in rook opgaat.
-1-
**************************************************************************'
3 MAANDELIJKS CONTACTBLAD VOOR DE PIJPENVERZAMELAAR
REDAKTIE: F.Tymstra, Zilvermeeuwplantsoen 21, 1131 MG Volendam. tel:02993-64206
voor informatie, insturen van kopy, advertenties.
H.v.d.Meulen, Utrechtse Jaagpad 115, 2314 AT Lei den. tel:071-412156
voor informatie, ingezonden brieven.
L.v.d.Berg, Bloemstede 22, 3608 TK Maarssenbroek.tel:03465-64137
voor administratie abonnementen,verzending~oude nummers.
ABONNEMENT: f 13,30 per jaar,ingaande 1 juni 1980. 0ude nummers f 3,- +porto
BETALING: Postgiro 1636225 t.n.v. Pijp.Kr.Ned. Bloemstede 22, Maarssenbroek.
*****************************************************************************~
3e jaargang nr.11 december,1980
*****************************************************************************~
-PI-J-PE-N--M-I-D-D-A-G---IN---V-R-E-E-L-A-N-D-,
Naar bleek speelde de redaktie al geruime tijd met de gedachte om eens
een pijpenmiddag te houden.Zaterdag 11 oktober was het dan zover.
Door de welwillende medewerking van de Hr.Aalderink kon deze gedachte
verwezenlijkt worden, omdat hij de zaal boven de drukke~ij hiervoor
beschikbaar stelde.
Om 1 uur 's middags zou het . programma beginnen, maar om 12 uur kwamen
de mensen al binnendruppelen en werden de eerste contacten snel gelegd.
Enthousiasme genoeg dus! Later bleek de opkomst zo groot, dat de zaal
maar net toereikend was om de+ 50 leden te herbergen.
Sommigen kenden elkaar reeds, aus volgde een warme begroeting; voor
vele anderen was dit de eerste keer om eens kennis met elkaar te maken.
Toen al bleek dat deze middag niet anders dan slagen kon, want de sfeer
was goed en ontspannen.
Piet Smiesing werd b~reid gevonden om het eerste punt van het programma
te verzorgen. Hij legde in een zeer boeiend betoog de historie van de
Utrechtse pijpenmakers uiteen,alsmede het daarmee s amenhangende archief-
onderzo_ek. Om zijn verhaal toe te lichten bracht hij zijn vondsten mee
die hij tijdens het veldwerk had opgedaan.
Nadat Piet zijn verhaal had afgerond, volgdá een gevarieërde diaserie
van Fred Tymstra o.a. over het museum te St .Omer (Frankri jk). Zo kwamen
de verzamelaars van complete pijpen ook ruimschoots aan hun trekken .
De pijpencollectie van dit museum is overigens zeer indrukwekkend.
Tijdens de pauze kon een ieder een drankje drinken en zijn contacten
verder uitbreiden, waar velen prompt gebruik van maakten.
Achterin het zaaltje was een bescheiden boekenstand ingericht waar men
tegen billijke prijzen verschillende gecopieërde catalogi kopen kon
en enkele tijdschriften en boeken w.o . het pas verschenen boek over
de Leidse tabakspijpmakers, geschreven door J.van der Meulen en H.Tupan.
Velen hadden kijk- en ruilmateriaal meegenomen, zodat de ~est van de
middag gevuld werd met het bekijken, ruilen en kopen van elkaars pijpen.
Verder werden vragen beantwoord en wetenswaardigheden uitgewisseld.
Aan het einde van de middag bleek ieder zeer voldaan te zijn en vond
men algemeen dat deze pijpenmiddag voor herhaling vatbaar is.
Ik .hoop in deze korte reactie de mening van de meeste bezoekers vertolkt
te hebben.
Ron de Haan/Hilversum
Na de pijpenmiddag ontving de redactie veel enthousiaste reacties.Leden
die deze bijeenkomst bijgewoond hebben wilden we vragen of ze nog tips
of ideeën hebben voor een volgende keer.Op de volgende bladzijde enige
foto's over de gehouden middag.
redactie.
- 2-
j
Linksboven: Gastheer~ de Heer Aalderink ver zorgt de drank .
Rechtsboven: Piet Smiesing houdt zijn lezing over de Utrecht -
se pi jpenmakers .
Onder : De aanwezigen luisteren met volle aandacht .
-3-
****************************************************************************
VRAAGB AA K
****************************************************************************
- Wie zou mij kunnen helpen aan informatie over
de hiernaast afgebeelde kleipijp ?
Pieter Moree, Fresiastraat 13, 2651 XL
Berkel en Rodenrijs .
hoogte 43 mm
breedte 22 mm
opening 18 mm
hielmerk: _geen
vindplaats,: Overschie
- Wie kan mij iets vertellen over het afgebeelde pijpenfragment?
Het stelt waarschijnlijk Sir f alter
Raleigh voor,maar dit fragment werd
gevonden in Fürstenberg, Waldeck,
in de B. R.D. in 1974.
Bertil Goselink
Wipstrikkerallee 64
8023 DL Zwolle,
- Ik ben in het bezit van
een pijpekop gevonden in
de omgeving van Woerden .
Er staan diverse opschrif-
ten op.Over deze pijpekop
zou ik graag meer willen
weten . Wie helpt mij?
Kees van Mouwerik
Weteringstraat 7
3442 CM Woerden.
- Herdenkingspijp? Misschien kan iemand mij vertellen ter gelegenheid van
welke ·gebeurtenis deze pijp gemaakt is.Het model is eigenlijk ovoîde,
maar de kop is omgezet.De nog ongebakken pijp werd doorgesneden en na
180 graden te dra~ien weer op het onderstuk geplaatst. Via de methode
van Friederich moet de pijp rond 1820 gemaakt zijn.Een hielmerk is niet
aanwezig,toch denk ik dat de pijp van Goudse herkomst is.Tot nu toe
zijn mij drie van deze vondsten bekend,alle uit Loosdrecht.Heeft dit
pijpje iets te maken met de inhuldiging van Willem I als soeverein
vorst over België?
Tevens te ruil 2 reliëfpijpjes voorstellende de duif en de doffer(1740)
met parelrand op de naden.Gevraagd alleen andere reliëfpijpjes.
Ron de Haan,P . de Hooghlaan 54 , 1213 BW Hilversum.Tel:035-23389 7.
RECONSTRUCTIE
-4-
ACHTTIENDE EEUWSE DUITSE PIJPESTELEN UIT UTRECHTSE BODEM.
door P.K.Smiesing
Uit de geschiedschrijving van de Goudse pijpenindustrie weten we dat
de terugslag in deze bedrijven in de tweede helft van de achttiende
eeuw vooral te wijten is aan de concurrrentie van de pijpenindustrieën
uit de gebieden waar de witbakkende klei gedolven werd.
Utrechtse bodemvondsten bevestigen dat pijpen uit het Westerwald,van-
ouds bekend als "Kannenbäckerland", hun weg hadden gevonden naar het
centrum van ons land. Op fragmenten van pijpestelen, soms maar enkele
centimeters lang, vinden we niet alleen de namen van Duitse pijpmakers
maar ook de plaats van herkomst.
De pijpen.
De gevon<len stelen behoren bij korte pijpen waarin we in hoofdzaak twee
typen kunnen onderscheiden.
Bij type I vinden we op beide zijden van de steel in de lengtèrichting
en rechthoek, waarbinnen namen~zijn aangebracht. Deze" naamplaatjes"
zijn omlijst door een versiering van dwarsbanden. Een bekend voorbeeld
van dit type is de z.g.n. Peter Dorni-pijp. (als afb.I)
De pijpen van type II hebben overlangse strepen op de steel die onder
de kop in een krul overgaan.(afb.II)
De onderste helft van de kop is bedekt met "knorren" die de ketel als
kelkbladen omsluiten. De teksten zijn dwars op de steel aangebracht
in onder elkaar liggende banden.(afb.II)
Omdat de tekst door de naad in tweeën wordt gedeeld, gingen door het
tremmen (noot 1) vaak letters verloren, zodat de namen niet geheel lees-
baar werden.
Beide typen hebben koppen met een ronde bodem zonder hiel, die iets
achterover hellen. Deze koppen zijn afgewerkt met een fijne radering
onder de rand en zijn geheel (type I) of gedeeltelijk geglaasd. (noot 2)
Omdat de steel geleidelijk in de kop overgaat hebben ze een enigszins
hoornachtige vorm. Net boven de bocht werd aan de voorzijde van de kop
bij type I een merk ingedrukt .
De Opschriften:
Type I : PETER DORNI - PETER DORNJ MERK DE GEKROONDE W,
IOHNE SDORN - JOHANNES DORNJMERK DE GEKR.w, (afb.II I)
WILEM DORNI - WILHELM DORNJ MERK DE W,
PETER IUNG - PETER JUNG,
JACOB L, IN H,G, - WAARSCHIJNLIJK JACOB LETSCHERT,
JACOB L, IN H, G, - ALS BOVEN MET HET VERSCHIL DAT DEZE PIJP
ZWART VAN KLEUR ISJ MERK DE GEKROONDE D,
(afb.IV)
JOHAN T, STAUBER - JOHAN T , STAUBERJ MERK DE LELIE, (afb.V)
Type II: Enkele steeltjes met I.O,H,T,STAUBER IN GRENTHAUSEN,
Een overduidel i jk visitekaartje van een p ij pmaker die beide
typen vervaardigde .
IOHANNES BOCKLING G,H,S,- JOHANNES BÖCKLING uit Grenzhausen.
De auteur met de toepass el ijke naam Aschenbrenner vertelt ons
in zijn boek" Tabak von A bis Z ", dat Johannes Bicke ling
(Böckling ) uit Gren zhausen in 177 3 en 1776 pijp en aanbood op
de Frankfurt er Mes se.
NOTEN: 1. Trerrmen, het fatsoeneren van d,e ongebakken pijp, zoaZs het wegsnijd.en van
de overtolZige klei met een speaiaal mesje door meisjes en vrow.ven gedaan.
2. Het ~rijven van de ongebakken pijpen .met een agaatsteen om vooral de koppen
een mooi glanzend aanzien te geven .
-s-
1)Q1JtJ
I
OJ
11
-6-
D-E---PE-T-E-R---D-O-R--N-I--P-I-J-P-.
Omdat vele fabrieken vooral aan het einde van de 19e en in het begin van
de 20ste eeuw deze pijp vervaardigden is de Peter Dorni-pijp onder ver-
zamelaars erg bekend.De vraag waarom de naam van Peter Dorn op de pijpen
als Peter Dorni werd weergegeven bracht veel pennen in beweging.
Zo veronderstelt Augustin (noot 3) dat deze pijpmaker oorspronkelijk
een stip achter zijn naam plaatste, die zo op een verticaal streepje
leek, dat fabrikanten. die de pijp later namaakten, dit streepje als een
I weergaven.
Bekijken we de Goudse pijpen nauwkeurig, dan bemerken we dat deze een
geheel andere vorm hebben dan de pijpen van type I. Ze zijn plomper van
vorm en hebben een grove radering die typerend is voor 19e eeuwse pijpen.
pen. (afb. VI)
In één fabrieksstort rondom Gouda werden vele fragmenten van dit pijp-
type gevonden met 3 verschillende merken en op de stelen" Peter Dorni".
Gezien de merken IWI,de krijgsman en de gekroonde 51 werden deze piJpen
in de tweede helft van de 19e eeuw gemaakt door respectievelijk de fa-
brikanten J.van Zutphen, P.en W.van Essen en Jan Prince & Co.
De firma Prince stopte in 1898 de produktie. Het merk IWI ging in 1867
naar de - Firma Goedewaagen. Van deze Firma is een "late" Peter Dorni-pijp
bekend met het merk de trompetter.
TOT._SLOT.
tJït bovenstaande vondsten leerden we de namen van Johannes,Peter en
Wilhelm -Dorn,Peter Jung,Jacob Letschert,Johan T.Stauber en Johannes
Böckling kennen, enkele van de vele pijpmakers uit het Westerwald, die
zich in 1776 in een _gilde verenigden.(noot 3)
Misschien zijn er P.K.N.-leden die dit lijstje kunnen aanvullen of die
een steeltje in hun bezit hebben van Peter Dorn uit het Westerwald, waar-
op geen I maar een stip achter de naam is aangebracht. De rond Utrecht
gevonden pijpfragmenten behoren qua vorm en versiering tot de laat 18e
eeuwse produktie uit het Westerwald. Deze hebben wel degelijk een I ach-
ter de naam Dorn.
Opmerkeli jk is ook dat de I als J gelezen kan worden, en niet voorkomt
op de pijpen van Johannes Dorn!
Tevens zien we dat deze 3 pijpenmakers allen een W op hun pijpen zetten,
en daarom waarschijnlijk familie van elkaar waren en in één bedrijf
werkten.
In ieder geval is duidelijk bewezen dat pijpenmakers uit het Westerwald
een produkt van goede kwaliteit onder hun eigen naam naar ons land heb-
ben gebracht.
NOTEN: J. N.Auguetin- Pijpen uit het Westerwa.Ld. ICON, Amsterdam 1976, monografie nr. 8.
-7-
D--A-T-ER-I-N-G-S-M-E-T-H-O-D--E--F-R-IE-D-E-R--IC-H---H-B-O-.
door F.F.Kompier
m.m.v . .E.Nijhof
Zolang ik alle·en de gewone ,meest gladde, 17e-eeuwse en 18e-eeuwse
pijpekoppen had, beviel mij de HBO-meting van Friederich uitstekend.
Totdat ik ook een bescheiden aantal 18e-eeuwers vond, waarvan de steel
lang genoeg was om behalve het (hiel)merk ook de al dan niet volledige
naam van de maker te onthullen. Zij gaven mij, dacht ik,een mooie ge-
legenheid om de geldigheid van die dateringsmethode te bewijzen.
Die ging ook werkelijk voor 2/3 deel van mijn pijpen op, maar een zes-
tal pijpen van E.Nijhof en negen stuks van F.Tymstra hebben mijn geloof
aan de HBO-Friederich methode wel aan het wankelen gebracht. De resul-
taten en mijn eindconclusie vindt u hieronder.
Wat de tekeningen betreft: de pijpen zijn alle geglaasd en gebotterd.
De modellen zijn vrij correct getekend, maar wat de maten betreft kunt
u zich het best houden aan de t afmetingen die hieronder in mm voor elke
pijp afzonderlijk staan aangegeven. · .
Friederich heeft in zijn boek 11Pijpelogie" op de blz. 76 en 77 een typo-
logie van de kleipijp beschreven met daaraan verbonden 12 .grafieken
waarin de verschillende perioden zijn vastgelegd.De grafieken verwijzen
naar dateringstabellen.
Afb. Inscr>iptie merk H B O HBO grafiek dater>ing
1 I.V. LEEWEN D 50.0 22.1 16.6 18343 3 1750-1760
IN GOUD
JAN VAN LEEWE of JAN VAN LEEUWE(N) doe:t zijn proef op 2-3-1729
en is na 1759 er uit.
JAN VAN LEEUWEN na 1768.
- Beide kunnen dezelfde zijn. Wegens betaling van achterstallige
gelden kan hij mogelijkerwijs weer in het gilde opgenomen zijn.
Of wordt met de tweede zijn weduwe bedoeld. Omstreeks 1780
blijkt Cornelis van Leeuwen dit merk te bezitten. Diens weduwe
blijkt tot 1821 dit merk te voeren.
- Er is nog een Jan van Leewe, die op 15-10-1725 proef doet op
het merk 53, gevolgd door Pieter van der Want op 17-3-1749 tot
zijn dood in 1774.
- Onze Jan van Leewe / van Leeuwe (n) voert behalve de D ook de 46.
Ook hier blijkt hij na 1759 uit te zijn om na 1768 weer te ver-
schijnen volgens Laansma. Don Düco vermeldt dit niet, maar geeft
Cornelis van Leeuwen in 1778 als eigenaar op. Zie verder de eerste
opmerking. Is Cornelis Jan's zoon en heeft hij zijn vaders merk
D weten te houden onder de naam Jan van Leeuwen?
- Volgens E.Nijhofs gevoel moet deze pijp een 20-tal jaren later
worden gedateerd. Dit zou dan 1770-1780 worden, wat overeenkomt
met de beginperiode van Cornelis van Leeuwen. Ik persoonlijk
neig toch liever naar 1750-1760 op het simpele feit, dat de naam
I.V.LEEWEN zonder U geschreven wordt.
Conclusie: De HBO-datering is mogelijk juist.
2 V D.KINT ~2 42.1 22.2 17.6 16450 3 ca 1745
4 1750-1760
3 a.v.D.KINT 46.0 23.5 18.5 19999 4 ca 1780
IN GOUD
GIJSBERT VAN DER KINT (KINSEJKIND) doet zijn proef op 24-3-1749
-8-
en hij overlijdt in februari 1784.
Conclusie : beide pijpen_passen duidelijk in de HBO-Er ~datering.
4 A BR MME gekr.9 42.4 20.8 17 .0 14993 3 1735-1740
5 B MME . gekr.9 41.6 20.9 17.5 15215 3 1735-1740
AART BREMMERT doet op 20-3-1760 zijn proef en overlijdt 13-7-1772.
Conclusie: beide pijpen zijn duidelijk te vroeg gedateerd.
6 A.ELING gekr.99 41.8 20.3 17.6 14934 3 1735-1740
- Hier doet zich iets eigenaardigs voor. Oordeel zelf:
1 . Abraham Eling met merk AE 1707-ca 1730
2. Abraham de oude Eling(Heeling ) doet proef op 12-4-1730 tot na
1768 met merk parel.
Wed .Abraham Eling,parel.
Benjamin Eling in huur van Wed.Abraham Eling ca 1782, parel.
3. Abraham Eling doet pree~ op 8-2-1745 tot ( 1746-1749) met het
merk de drie harten.
4. Abraham Eeling of Abraham Eling de Jonge doet proef op 13-4:-:
1746 tot 4-10-1774 uit, met Wapen van 's-Gravenhage .
Dit zijn vier Abrahams Eling, maar geen van hen heeft de gekr.99.
Het is BENJAMIN ELING, die op 4-6-1748 zijn proef doet met het merk
de gekr.99, tot (1782-1803). Benjamin moet dus degene zijn geweest
die het stempel van zijn vader gebruikte om daarmee zijn eigen pijpen
te merken. Gezien het feit, dat de HBO-Pr.methode de pijp zo vroeg
dateert, kunnen we zeggen:
a) zijn methode is onjuist gebleken
b) zijn methode is wel juist gebleken, als we aannemen
dat Benjamin niet alleen zijn vaders naamstempel gebruikt heeft,
maar ook nog diens (vroege) vorm! N.B.Ook het Gouds wapen is niet
aanwezig,wat duidt op een datering van v66r 1740.
Conclusie: de HBO-Fr:datering is mogelijk juist.
7 F.EN.I.VAN molen 42.3 19.4 16.5 13540 3 1725-1730
DE.VELDE 4 ca 1735
- Op een steeltje heb ik ook de na~m FRANS VAN/DE VELDE voluit gevon-
den.Jammer is alleen , dat de naam VAN DE VELDE niet in de Goudse
Gildeboeken terug te vinden is. Don Düco noemt geen Van de Velde in
zijn lijst van pijpmakers uit de 17e en begin 18e eeuw. Bovendien mist
de pijp het bijmerkje. De combinatie F. en I. maakt het geheel nog
raadselachtiger. De pijp is dus, hoe Gouds van aanzien ook, waar- :
schijnlijk buiten Gouda gemaakt, en volgens E.Nijhofs idee te dateren
rond 1710-1720.
Conclusie: de HBO-Fr~datering is mogelijk juist.
3 :C:R:HO kind 44.5 21.7 17.0 16416 3 ca 1745
OUDA in de wieg
CORNELIS GRUIJTERSHOF of GRUYTERHOF legt zijn proef af op 1-3-1734.
en wordt tot na 1768 genoemd.
Conclusie: de HBO-Pr.datering past in de gegevens.
9 :G.V.SCHU bot 48.5 22.1 16.4 17578 3 1750-1755
GOUD
GERRIT VERSCHUT heeft voor 1724 al zijn proef afgelegd en wordt nog
tot na 1768 genoemd.
Conclusie: de HBO-Fr.datering past in deze gegevens.
s~ ~ t... -9-
A•
1 gQ' 4-/5
~ ,
me.;k
gee... ~9...,uk