The words you are searching are inside this book. To get more targeted content, please make full-text search by clicking here.
Discover the best professional documents and content resources in AnyFlip Document Base.
Search
Published by Stichting PKN, 2019-02-18 16:24:33

1-5-gecomprimeerd

1-5-gecomprimeerd

voor de gehele pijp gelden.

Zijn bewering, dat pijpen uit de eerste helft van de 17e eeuw

een steellengte van 23 tot 25 cm bezitten is doorgaans juist.

De lengte van de pijp komt dan op ongeveer 27-28 cm.

In het Nieuwsbulletin (noot 4) beschrijft DÜco twee 17e eeuwse

pijpen, een korte en een lange. Ook hier wordt onzorgvuldig

met de maten omgesprongen. Wanneer hij schrijft" Het meet

15,8 cm" en" De lange pijp meet precies 25 cm" dan bedoelt

hij daarmee de steellengtes. In werkelijkheid zijn de pijpen

ongeveer 3 cm langer, hetgeen aan de illustraties af te lezen

valt.

Ik zelf prefereer, dat een lengtemaat voor de gehele pijp

geldt. Ook in (latere) pijpencatalogi gelden maten voor de

gehele pijp.

De Lange van Wijngaerden vermeldt, dat volgens een keur van

het jaar 1761 de pijpen ingedeeld worden naar lengte.

De pijpen werden gemeten in Rijnlandse duimen. (2,61 cm.)

Zo werden de volgende lengtes vastgesteld:

Lange pijpen, ondermaats - 19 duimen

Porseleine maatpijpen - 21 duimen

Konings of halve Kabaals - 25 duimen

Keizers of hele Kabaals - 29 duimen

Kardinaals - 33 duimen

Pauselijke - 37 duimen

In het zelfde artikel wordt vermeld, dat de lengte van alle

korte soorten onbepaald blijft, m.a.w. het Gilde stelde geen

lengte eisen.Elke pijpmaker was vrij om kortere pijpen te

maken. Toch zullen in de praktijk de lengtes van identieke

t ypen elkaar niet veel ontlopen.

Er is ook al onderzoek gedaan om de lengte v an de pijp te

relateren aan pijpen die op schilderijen voorkomen.

Dit is een methode waarbij de maat van de afgebeelde pijp

vergeleken wordt met voorwerpen op het zelfde schilderij

waarvan de maten bekend zijn. Daarna wordt er met een ver-

menigvuldigingsfactor gewerkt. De waarde die Friederich er

aan geeft is volgens mij te groot (noot 6). Wanneer via re-

produkties pijpen worden opgemeten waaraan een vermenigvul-

digingsfactor van JO wordt toegekend, dan wordt de afwijking

te groot. Ook is het op schilderijen moeilijk na te gaan of

de pijp wel compleet is en niet afgebroken. Verder vervormen

de maten omdat de pijp in perspectief geschilderd is.

Al deze bezwaren maken dat men met vergelijking op schilde-

rij en niet meer verwachten mag dan het krijg.en van een glo-
4
bale indruk.

28

Toch wil ik één bepaalde pijp niet onbesproken l aten.
Op een schilderij van Jacob Marell(us), in 1637 geschilderd
staat een Sir ~alter Ralegh pijp afgebeeld. (noot 7)
Wanneer je de maten van de pijp herleid en ook nog vergelijkt
met bestaande SWR-fragmenten dan kom je ongeveer op een lengte
van 25 cm. Dit is een lengte, die vergeleken met andere pijpen
uit dezelfde tijd aardig overeenkomt.

noot 1. F.H.W.Friederich: Pijpelogie,vorm,versiering en
datering van de Hollandse kleipijp.A.W.N.monografie
nunnner 2. 1975. blz .24

noot 2. G.C.Helbers en D.A.Goedewaagen: Goudsche Pijpen. 1942.
blz.2

noot 3. D.H.DÜco:Pijpelijntjes, jaargang V nr.l 1979. bl~.3,4
noot 4. D. H.DÜco:Nieuwsbulletin Pijpenkamer Icon,j aargang 2,

nr.2 1976. blz.4
noot 5. G.J. de Lange van Wijngaerden:Geschiedenis en Beschrij-

ving der Stad van Der Goude. 1817. 2e deel b lz.418
noot 6. zie noot 1, blz.18
noot 7. Anoniem: IJdelheid der ijdelheden.Museum de Lakenhal,

Leiden.1970. blz.15

OPGEGRAVEN COMPLETE PIJPEN.

De laatste twee jaren zijn er een flink aantal complete pij-
pen, gaaf en gebroken, uit de grond gekomen. Ze kwamen uit
beerputten, oude sloten en uit een scheepswrak.
Een c~mplete pijp kun je herkennen wanneer aan het eindstuk
een kleibraampje rond het rookkanaal zit. Dit wordt veroor-
zaakt door het terugtrekken van de weijer.
Ook worden veel pijpen afgesneden. Dan zijn sporen van een
glad snijvlak rondom aanwezig.(n.b. de kopse kant van het
eindstuk is meestal niet vlak)
Bij gebroken pijpen is het raadzaam om de breuklijnen te vol-
gen. Zelden staat de hele breuk haaks op de steel.
Let vooral ook op de tremstrepen, die feilloos op de stukken
steel moeten doorlopen. Kleurverschillen tussen de s tukken van
de gebroken steel zijn mogelijk indien de delen in verschil-
lende grondlagen aangetroffen worden.
De bodemvondsten zijn daarom interessant, omdat van een aantal
veelvoorkomende typen een compleet exemplaar gevonden is .
De pijpen en de gegevens zijn afkomstig uit de collecties
van: Michiel Groeneveld,Ron de Haan,Hans van der Meulen,Ar-
thur Passtoors,Fred Tymstra en de Archeologische Dienst van
Amsterdam.

29

A=

B

C

~®-=-- D

~=~---- 1

~ 8 - ~ - - -·~- E
F
~--~--

G

30

BESCHRIJVING VAN DE PIJPEN.

A. hoogte 34 IIlIJl, breedte 20 mm, lengte 207 mm.
ongemerkt en ongeglaasd. Periode 2e kwart 17e eeuw.

B. hoogte 38 rrnn, breedte 19 rrnn, lengte 182 mm.
ongemerkt, ongeglaasd. Vindplaats Leiden.
Midden 17e eeuw.

C. hoogte 30 mm, breedte 18 mm, lengte 278 mm.
merk TM, ongeglaasd. Vindplaats Amsterdam. 2e kwart 17e
eeuw. Van dit type _zijn 9 pijpen vergeleken. Hielmerken
waren TM en verschillende soorten rozen. De lengte van de
pijpen lag tussen de 269 en 283 mm in.
Eén model heeft lelies op de steel en 3 ringen. Hier was
de lengte 289 mm.
Dan is er een pijp met het merk MS. Deze pijp is geglaasd
en heeft een lengte van 305 mm. Alle pijpen werden in
Amsterdam gevonden.

D. hoogte 36 mm, breedte 18 mm, lengte 284 mm.
ongemerkt, ongeglaasd. Vindplaats Haarlem.
Ie helft 17e eeuw.

E. hoogte 31 mm, breedte 19 rrnn, lengte 345 mm.
merk MS, geglaasd. Vindplaats Amsterdam.
Ze kwart 17e eeuw.

F. hoogte 31 mm~ breedte 16 mm, lengte 412 mm.
Merk IP, geglaasd. Vindplaats Amsterdam
Midden 17e eeuw.
Van dit type zijn er 3 gemeten. De maten liepen van 411
422 rrnn. Opvallend bij deze pijp is de slanke ketel.
Eén pijp had een iets dikkere ketel. Het merk is TW,
de pijp is ongeglaasd en de lengte bedraagt 379 mm.

G. hoogte 40 mm, breedte 20 mm, lengte 275 rrnn.
ongemerkt,ongeglaasd. Vindplaats Amsterdam.
Laatste kwart 17e eeuw.

H. hoogte 33 mm, breedte 18 rrnn, lengte 282 mm.
ongemerkt,ongeglaasd. Vindplaats Amsterdam.
Midden 17e eeuw. Van deze pijp (uit dezelfde mal)
zijn er 19 gemeten. De maten liepen van 274 tot 286 mm.
De meeste pijpen zaten rond de 280 mm. De verschillen
kunnen ontstaan bij het bakproces (krimp) of daarvóór
bij het afsnijden van de pijp.

31

H

1

J

K

~~~ ~~~:;;,-::-- L

•(1)
M

32

I . hoogte 38 mm, breedte 19 mm, lengte 275 mm.
ongemerkt,ongeglaasd. Vindplaats Amsterdam.
Periode: miqden 17e eeuw.

J. hoogte 40 mm, br eedte 20 mm , l engte 282 mm .
ongemerkt,ongeglaasd . Vindplaats Amsterdam.
2e helft 17e eeuw.

K. hoogte 30 mm, breedte 19 mm , lengte 348 mm.
mer k: gekroonde leeuw met TM. Geglaasd.
Vindplaat s Amsterdam. Periode 2e kwart 17e eeuw.
Uit dezelfd e put kwamen soortgelijke pijpen met een
andere steelversieri ng voor. De maten l iepen uiteen van
315 mm tot 348 mm. Deze p ij pen zaten i n dezelfde put
als de pijpen onder C, E en L.

L. hoogte 32 mm, breedte 19 mm, lengte 333 mm .
merk: gekroonde roos met I P. Geglaasd.2e kwart 17e eeuw .
Op de steel staan lelies gestempeld en daarom heen zijn
holt es ingeprikt.

M. hoogte 35 mm, breedte 18 mm, lengte 391 mm.
merk: gekroonde II . Op de steel staan in e en ruit lelies
gestempeld . Periode : laatste kwart 17e eeuw.

N. hoogte 30 mm, breedte 18 mm, l engte 307 mm.
merk: de gekroonde r oos, geglaasd .
Vindplaats : Amsterdam. 2e kwart i7e eeuw.

0. hoogte 30 mm, breedte 18 mm, lengte 287 mm.
merk: onduidelijk , waarschijnlijk een beestje met lange
staart . Geglaasd. Vinplaats Amsterdam, zelfde beer put
als de pijp onder N. le helft 17e eeuw.
De steel is zeer onregelmatig bestempeld .

P. hoogte 38 mm, breedte 19 mm, lengte 265 mm.
ongemerkt , ongeglaasd . Vindplaats Amsterdam.
Periode le helft 18e eeuw,
Van deze pijp zijn nog 2 gemeten. Beide waren eveneens
265 mm.

Q. hoogte 40 mm, breedte 20 mm , l engte 265 mm.

mer k aan weerskanten van de hiel Ben C. Ongeglaasd.
Vindplaats Amsterdam, Je he lft 18e eeuw.
De l engte is even groot als die van het gl adde type ( zie
onder P) Dit type komt overeen met het zgn. " zijmerkmodel " .

33

0
p

Q

/(ZJà s

'QJ T

34

R. hoogte 39 nnn, breedte 20 nnn, lengte 262 mm.
merk: Aan de achterzijde van de ketel staat een ton afge-
beeld,waarop de letters P.V.R. voorkomen. Boven de ton
een grote kroon. Deze geheel versierde pijp behoort tot

hetzelfde type als onder Pen Q. Ie helft 18e eeuw.

S. hoogte 40 nnn, breedte 19 nnn, lengte 485 mm.
merk: de springende hond. Geglaasd. Vindplaats Amsterdam.
Periode eind 17e - begin 18e eeuw.
Eenzelfde exemplaar had een lengte van 483 nnn.
Dezelfde pijp maar nu met 3 i.p.v. 2 steelbanden:479 mm.
Hetzelfde type, merk: de dubbelkoppige adelaar en 2
steelbanden: 490 mm.

T. hoogte 41 nnn, breedte 18 nnn, lengte 476 nnn.
merk: de posthoorn, geglaasd. Periode eind 17e- begin 18e
eeuw.

U. hoogte 35 mm, breedte 23 mm, lengte 247 nnn.
merk: gekroonde 16, geglaasd. Vindplaats scheepswrak
IJsselmeer. Periode midden 18e eeuw.
Van deze pijp zijn er (uit dezelfde mal) 6 gemeten.
De maten liepen uiteen van 244 tot 256 mm.
Dit type behoort tot de 18e eeuwse korte pijp.

V. hoogte 45 nnn, breedte 21 nnn, lengte 490 mm.
merk: de keizerskroon, geglaasd. Vindplaats Amsterdam.
Periode: midden 18e eeuw.
De pijp behoort tot de 18e eeuwse lange pijp, de maatpijp.
Het model is enigszins trechtervormig.

W. hoogte 40 nnn, breedte 19 nnn, lengte 460 nnn.
merk: de gekroonde ton, geglaasd.
Periode Ie helft 18e eeuw. Een slank trechtervormig model.

X. hoogte 40 nnn, breedte 19 rmn, lengte 506 nnn.
merk: de gekruiste degens, geglaasd. Vindplaats Amsterdam.
Periode: Je helft 18e eeuw.

EINDCONCLUSIES .

- Aangezien er geen aanleiding is om p1Jpen naar steellengte
in te delen, kan men beter wanneer men over de lengte van
de pijp praat de totale maat nemen.Lengtematen vermeld in
pijpencatalogi hebben altijd betrekking op de gehele pijp.

- In de literatuur zijn pogingen ondernomen om de l engte van
de 17e en 18e eeuwse pijp te r e lateren aan een bepaald

35

u

~

~

V

IL!i iij

w

X

tijdvak. Gebleken is dat dit niet geheel opgaat. Bodemvond-
sten hebben aangetoond dat een onder verdeling naar typen,
in vergelijking tot de lengtemaat meer oplevert.
Gelijke en min of meer gelijke typen verschillen niet zo veel
van l engte.
Door gebruik te maken van de typol ogie kunnen pijpen in ver-
schillende produktiecentra gemaakt beter met elkaar vergele-
ken worden . Daarvoor zal er nog heel wat gevonden moeten
worden eer daar enig zicht op is. Een gelukkige ontwikkeling
is , dat pijpen tegenwoordig bij opgravingen n~et zonder meer
genegeerd worden.

36

- De bodemvonsten hebben aangetoond, dat kleine lengtever-
schillen bij pijpen ui t dezelfde mal normaal zijn.
De afwijkingt is meestal niet meer dan 1 cm. Iets kortere
of l angere pijpen kunnen ontstaan bij het afsnijden van de
pijp en tijdens het bakproces.

- Uit de gemeten pijpen kunnen de volgende gegevens gEhaald

worden:

een zeer gebruikelijke maat voor pijpen uit l.

het tweede kwart van de 18e eeuw is rond de 28 cm. IJ

Deze pijpen zijn ongeglaasd.

- Geglaasde pijpen uit dezelfde periode zijn door-

gaans wat langer, 33 à 34 cm.

- De gewone ongeglaasde pijp uit he t midden en einde

van de 17e eeuw heeft een leng te van + 27,28 cm.

- De diks telige mooi geglaasde pijpen die e ind 17e

eeuw gemaakt werden, met allerlei soorten banden

rond de s teel behoren tot de lange pijpen.

De gebruikelijke lengte is rond de 48 cm.

- Het geglaasde hielloze t ype he eft tot de korte

pij pen uit de 18e eeuw behoord. Lengte+ 25 cm.

- Het ongeglaasde 18e eeuwse zijmerktype had een

lengte die rond de 26 cm schommelde. Het maak t

geen ver schi l of de pijp glad of bewerkt is .

- Tot slot het geglaasde slanke trechtervormige

type uit de Je helft van de 18e eeuw. Hier kan

men van maatpijpen spreken. Deze pijpen h ebben

een lengte van 46 - 50 cm.

Ik heb nog geen gegevens over de ovoide pijp uit de 2e helft
van de 18e eeuw.Dit t ype zal naar alle waarschijnlijkheid
tot de lange p ijpen b ehoord hebben, met l engtes van 50 cm en
langer, Heeft iemand nog aanvullende gegevens voor mij, dan
houd ik mij daar voor aanbevolen.

*

ADVERTENTIES.

Verzamelaar biedt te ruil of te koop aan opgegraven Hollandse
pijpen uit de 17e en 18e eeuw, waaronder Sir Wal ter Ralegh.
Ruilen liefst tegen aardewerk.
J ohan v.d . Wulp

Gevraagd: P. K. N. nummer 1 t/m 8 . Weet iemand deze nummers

voor miJ te koop?
John van Ze t ten

37

PIJPEN UIT HAMBURG

Tekeningen Hans Brinkerink, tekst Piet Smiesing.

Onlangs kreeg ik enige pijpen die in Hamburg werden opgegra-

ven. Aangezien deze pijpfragmenten bekende Goudse merken ver-

tonen maar in vorm van de gangbare Goudse modellen afwijken,

lijkt het belangrijk er in ons blad aandacht te besteden. Wel-

licht kunnen andere ledenverzamelaars opheldering geven.

De koppen hebben gemeen dat de merken vóór op de kop werden

aangebracht. Dit werd gedaan omdat de spoorvormige hielen wei-

nig ruimte boden voor het instempelen van het merk.

Het bovenste ex. en het ex. rechts-midden hebben het merk

de melkmeid. Proberen we deze pijpen te dateren volgens de me-

thode van Friederich dan komen we tot een mogelijke produktie-

datum van ongeveer 1800. In Gouda werd dit merk tot 1803 ge-

bruik~ door Maarten Monk en nadien door de familie Prince. De

afwerking is prachtig, ze zijn geglaasd, hebben een fijne ra-

dering en.op de steel een bandversiering. Het "zwangere" tulp-

model heb ik in ons land echter nog niet gevonden .

De pijp links-midden heeft hetzelfde model maar het merk

is de gekroonde ES. Opmerkelijk is dat het merk niet in reliëf

werd afgedrukt maar er werd ingeperst met een z.g.n.blindstem-

pel. Deze wijze van merken komen we hier o.a. tegen op de la-

te pijpen van de fa. Goedewaagen.

De twee pijpen links-onder hebben ook zo'n merk. De model-

len verschillen onderling opmerkelijk. De één is lang en s l ank

de ander is meer gedrongen. Het slanke model lijkt on een En-

gels type maar deze leunen niet met een hoek van 130b achter-

over, ook zijn de kopranden niet zo mooi afgewerkt. Het merk,

de gekroonde ES, behoorde omstreeks 1800 aan de Goudse pijpma-

kers Abraham de Waas en Jan van Vliet.

De andere twee koppen zijn van een model dat wel in ons

land bekend is. De merken de gekruiste sleutels en de slang

zijn net als de melkmeid in reliëf en in een cirkel gesloten.

Ze werden resp. gebruikt door J.W.Begeer en Louis Mishout.

Aangezien Hamburg al eeuwenlang een belangrijke havenstad

is, kunnen rokende zeelieden uit alle windstreken pijpen in

deze hanzestad achter gelaten hebben. Of maakten Goudse fabri-

kanten speciale modellen voor de export? Gissen naar de her-

komst lijkt zinloos . Daarvoor weten we van de ons omringende

landen, buiten Engeland, te weinig van de pijpenproduktie.

Mogelijk verandert dit als ook daar pijpverzamelaars komen.

F.H.W.Friederich, Pijpelogie. 1

S.Laansma, Pijpmakers en pijpmerken van 1724 - 1865.

38

~"'r"·~·

·~

39

PIJPENVONDST TE ALPHEN AAN DEN RIJN

door J.v.d .Meulen en E.v .d .Mos t

Inleiding

Uit summiere gegevens in de literatuur en he t archief i s geble-
ken, dat in de 18e eeuw enige tabakspijpmakers i n Alphen en
Aarland er veen geves tigd waren ( a). Om een gunstige concurrentie
pos itie te verwerven imiteerden zij bekende Goudse merken en
pijpen. Uit een klacht van het pijpmakersgi lde t e Gouda (1 77 3)
blijkt dat zij, op de zij kant van de hie l , het wapen van Gouda
zetten, hoewel dit door de Staten van Holland en West-Fries l and
sinds 1739, slechts aan de Goudse pijpmakers was toegestaan(b).
Op de stee l gaven ze als plaats van h erkomst I N GOUDA aan (c).
I n 1808 i s het aantal pijpmakerijen sterk t eruggelopen . Men
producèerd pijpen die plaatselijk bekend zijn onder de naam
"kleine krornkop pen" of "kasjot ten11 (d ). Het is al enige jaren
tl•e bedoeling deze gegevens t e staven aan de hand van vondsten.

Het onder zoek

In 1976 waren op het t e rrein aan de Ra adhuisstraat in Alphen
aan den Rijn bij de sloop van enkele oude huisj es oudheidkun-
dige vonds ten gedaan, waaronder tientalle pijpekopppen.
Het grootste aantal fragmenten bleek t oen afkomstig uit een
grijze kleilaag , op het midden van het terrein, enkele decime-
'ters onder het maaiveld .
Bij het laatste onderzoek in maart 1982 was het de bedoeling
t e bepalen of het hier een ' s tort ' be treft in de zin van een
ophoging of verharding door middel van aangevoerd materiaal,
dan wel een 'st or t' van een hier ter plekke gevesti gde pijpma-
ker . Hiertoe werd op dezel fde plaats , als waar eerder de groot-
ste concentratie pijpmateri aal werd aangetroffen, machinaal
een sleuf gegr aven van 1,5 m breed, t ot op de ongeroerde grij-
ze r ivi e rklei . Uit het profiel bli j kt, dat de bodem i s opge-
bouwd uit een b ewoningspakket van ca. 0,5 m dik , die op de on-
geroerde rivierklei ligt en afgedekt wordt door een puinlaag
met een grasmat. Het bewoningspakket bestaat uit twee del en :
- een bovenkant van vui l e grijs/zwarte klei die verspreide

concentraties pijpmateriaal en aardewerkscherven bevat .
- daa ronder schone k lei waarin zich dri e i ngravingen bevinden .

Deze ingravingen hebben een v l akke horizontale bodem met
l oodrechte wanden van ca . 0,25 m hoogte en zijn opgevuld met
kalkach t i ge schi lf ertjes. I n deze l aag t rofffn we enkele piJ-
pekoppen, fragmenten van vuurvaste steentjes en ' wiggen ' aan.

40

Pijpen met hielmerken

De opgegraven koppen vertonen wat betreft model en hielmerken
grote overeenk0mst met Goudse produkten. Vooral de gelijkvor-
migheid met de typen die Frans Verzijl (1729-1785) gemaakt
heeft is opvallend (e). De koppen zijn geglaasd, dit is het
polijsten, door met een agaatsteen over de kop te strijken
waardoor de grove deeltjes weggedrukt en de kleiplaatjes één
richting opgestreken worden. In het algemeen ligt de kwaliteit
beneden het Goudse produkt, vooral omdat de wanddikte van de
ketel (kop) varieerd. De meeste pijpen waren niet gebruikt .
De pijpen die wel gerookt waren hadden meestal slechts een
lichte verkleuring. De zwaarder gerookte exemplaren waren
meestal voorzien van het wapen van Gouda met daarboven een S
(betekend slegte = gewone), hetgeen een kenmerk is voor Goud-
se pijpen.Hiervan werden slechts enige gevonden , alle met ver-
schillende merken.

Het plaatsen van het merk op de ketel leverde de nodige pro-

blemen op . Dit blijkt uiteen aantal vondsten waarbij het merk-
stempel zo hard tegen de ketel is gedrukt dat er een deuk of
zelfs een gat in de kop is onstaan. Door onrechtmatigheden in
de klei, b.v. steentjes,werd ook een hoeveelheid misbaksels
veroorzaakt. Veel fragmenten zijn gevonden, waarbij de steel
gebroken was op de plaats waar een steentje in de wand was op-
genomen.
De volgende merken zijn gevonden: a. op de ketel; Koning Da-
vid, de slang,de gekroonde 61, de gekroonde 99. b . hielmerken;
de slang, de gekroonde A, de gekroonde B, de gekroonde 16, de
molen, de melkmeid, de zwaan, de lelie, BVB, de gekroonde 9,
de gekroonde turfmand, de gekroonde 59, de gekroonde both, de
both, het scheepje, BwB, de leeuw in Hollandse Tuin, het kla-
verblad, de gekroonde VH (nr.4).
Op een enkele uitzondering na komen de merken overeen met de
Goudse . Het merk de zwaan lijkt bij de Alphense exemplaren
meer op een eend en heeft duidelijk pootjes welke bij het ori-
ginele Goudse merk niet voorkomen. Het bekende merk··'.'.de both"
is in afwijking van het officieel geregistreerde merk voorzien
van een kroon.
Ook de bijmerken op de zijkant van de hiel b.v. het wapen van
Gouda, een stip of een cirkel, komen op deze pijpen voor.

Versierde pijpen en zijmerken

Er zijn twee typen versierde pijpen gevonden (nr. 1,2). Hoewel
hêt versieringspatroon niet gebruikelijk is komen beide typen
voor in het assortiment van de Goudse pijpmaker Frans Verzijl .

41

.0

(\J

Van het eerst e type zij n exemplaren bekend die met "de ge-
kroonde L" en "de l e lie" gemerkt zijn . In Alphen is deze pijp
gemerkt met "de gekroonde B". De s teelvers i ering ( 17 cm) i s
gereconstrueerd en komt overeen me t het reliëf van de pijp
die met "de leli e"gemerkt is. De " gekr oonde L" heeft geen
s t eel versiering . Het tweede type is in ve r schillende gr oot-
ten en merken uitgevoerd. Mogelijk is het kl eins te t yp e (nr.
2a) , gemerkt met "de gekroonde B", de in de lit eratuur vermel-
de "kromkop" of "kas j ot" . Verz ijl heeft a llen het kle ine t ype
gemaakt en merkte dez e met "de gekroonde L" en "de l eeuw in
Hollandse Tuin". Op de s tee l s t ond z ijn naam me t daarboven IN
GOUDA . Bij het Alphense type staat alleen I N GOUDA op de steel
terwijl op de plaats van de naam een versiering met ci rkels is
aangebracht. De lengte van de steel is ca. 19 cm. Het andere
exemplaar (nr. 2b) i s geme rkt met "de slan g".
Er zijn weinig pijpen gevonden met een voorstelling op de ke-
tel, de zgn. zijmerken. Opvallend waren de pijpen met het wa-
pen van Alphen, de achtpuntige s t e r. Boven de s ter staan de
initialen van de pijpmaker of zijn volledige naam (nr . 3) . Van
dit type zijn r eeds eerdere vondsten gedaan, waarbij op de
ke tel de letters K V Hen H V H voorkomen. Dit versieringsmo-
tief is uitsluitend in Alphen gevonden.

S t e el f r a gme n t e n

De vele steelfragmenten z1Jn in drie groepen te verdelen:
- s telen zonder enige versiering of opschrif t
- stelen me t een eenvoudige bandvers i ering , die b es t aat uit

vier t ot acht rijen getande versiering rond de stee l, aan
weers zijde begrensd door een s noe r van cirkeltjes. Deze s te-
len b ehoren bij de pijpen die met " de lelie", "de zwaan" en
"koning David" gemerkt zijn.
- stelen met opschriften. Sommige pijpmakers p l aatsten d.m.v.
een bandstempel hun naam op de steel, meestal aangevuld met
de plaats van herkoms t van de pijp . Aan de hand van deze
s telen is he t mogelijk de vondst te da teren. In het Goudse
merkenboek is bijgehouden wanneer een pi j pmake r een bepaald
merk gebruikte. Tussentijdse ve randeringen werden opget ekend .
De volgende s t elen met opschriften z ijn gevonden:
a . OVERWEGEN, GOUDA (16x) Waar schijnl ij k is de naam van Bas-
tiaan Overwe(e)sel bedoeld, die tot 1770 het merk "de gekroon-
de B" heeft gezet. Gezien h e t grote aantal s t e l en met deze
n aam en de hoeveelheid pijpekoppen met zijn merk , mogen we er-
van uitgaan dat deze naam en he t merk " de gekroonde B" bij
elkaar horen.
b. ( I) DANENo, IN GOUDA (8x) Ook deze n aam is nie t cor rekt ,

43

het zou I.Danens moeten zijn. Jan Danens heeft omstreeks 1780
twee merken gevoerd n.l. "het klaverblad" en "de molen".
Van beide merken zijn exemplaren gevonden.
c. K.VERBY (4x) Tot 1746 heeft de Goudse pijpmaker Klaas Ver-
by gebruik gemaakt van het merk "de gekroonde 9" .
d. VEBRY (lx) Een merkwaardige vondst, bedoeld is hier waar-
schijnlijk de naam van Klaas Verby.
e. xVOGELxx, IRCK ENT (lx) In Gouda zijn twee pijpmakers met
de naam Vogel bekend, Jacobus en Poulus. Als het tweede op-
schrift op de steel omgezet wordt, dus ENT IRCK, kan hier HEN-
DIRCK gestaan hebben. Een pijpmaker met deze voornaam is miJ
niet bekend. Ook de merken van Jacobus en Poulus zijn niet ge-
vonden.
f. VERSCHUT , IN GOUDA (3x) Volgens:. het gildeboek heeft Gerrit
Verschut, tot voor 1781, het merk "de both" gezet. Bij de op-
graving zijn meerder exemplaren met het merk "de gekroonde
both" gevonden. Aannemelijk is dat zijn naam op de steel van
deze pijp heeft gestaan.
g . BARENT, V.BERKEL (3x) De naam van een zeer bekende Goudse
pijpmaker wiens merk BVB menigmaal vervalst is, hij heeft het
merk van 1730 tot 1757 op zijn produkten gezet.
h. DE JONG (2x) Mogelijk is de naam van Leendert de Jong be-
doeld, hij heeft als merk "het melkmeisje"gezet ( 1744-1770).
Ook Jan Tijse de Jong is mogelijk, hij zette het merk "de
zwaan". Bij proefopgravingen op een naast gelegen terrein zijn
veel stelen gevonden met de opschriften LUCAS DE IONG en LUCK-
AS DE IONGH. Hij heeft van 1733 tot 1770 het merk "de slang"
gezet.
i. C.S.B KER (4x) Deze naam is de afsluiting van het reliëf
op de lobben pijp (nr.!) . Ze passen niet bij een van de Goud-
se pijpmakers die het merk "de gekroonde B" gezet hebben.
j.k.l. IN GOUDA GOUDA UIT GOUDA (19x) Uit het grote aantal
stelen waarop Gouda voorkomt blijkt wel dat de pijpmakers dui-
delijk hebben willen maken dat de produkten uit Gouda afkom-
stig waren. Sonnnige van de stelen waren midden in de bandver-
siering gebroken, mogelijk stond op het andere stuk nog een
naam.
Bij vroegere opgravingen op dit terrein is ook een steel ge-
vonden met de naam HENRICH SPAANCH. In de Goudse merkenboeken
komt deze naam niet voor .

Diversen

Behalve pijpfragmenten ziJn ook andere vondsten aan het licht
gekomen. Veel voorwerpen hebben te maken met het bakproces .

44

-scherven van pijpe potten. In deze potten werden de pijpen zo
economisch moge li jk gerangschikt, voordat ze werden gebakken .
- vuurvas te pijpaarde wiggen. Tijdens het bakken werden de pij-
pepotten door dez e wi ggen op hun plaats gehouden. Tevens zor-
gen ze voor ventilatiekanalen, zodat de hitte zich gelijkmatig
kan verspreiden.
- f r agmenten van vuurvaste ovensteentjes .
- versinterde pijpekoppen en st e l en.
- scherven van 18e eeuws aardewerk, waaronder een onvoll edig
testje met onder de tuit en in de tegenover liggende wand een
gaatje.

Conclusies

l. Uit het profiel bl ijkt dat het pijpmateriaal niet is ge-
bruikt voor een ophoging of verharding .
2 . De vele ongerookte pijpen en het ovenmateri aal geven aan
dat we hier met een 'stort' van pijpmakers te doen hebben.
3. De aanwezigheid van e en pijpmakerij ter pl ekke is niet aan-
getoond, wel is het vermoeden versterkt .
4. In overeen s temming met de li t e ratuur en archief-gegevens
blijkt dat i n Alphen inderdaad pijpmaker(s) werkzaam waren.
5. In Alphen werden Gouds e pi jpen nagemaakt , mer ken ver valst
(de zwaan,de gekroonde both),namen misbruikt (Overwegen,Danen,
Vebry en Vogel) .
6. De Alphense pijpmakers h ebben ook onder h un eigen naam (C.
S. B Ker, Henrich Spaanch , I.D.K.Raal,H V H, K V H) pij pen ge-
maakt .
7. Er is een speci f i ek type zijmerkpijp gemaakt met he t wapen
van Alphen.
8 . De Al phense pijpmakers hebben IN GOUDA op de s telen gezet.
9 . Veel modellen van pijpen die in Alphen gemaakt zijn k omen
overeen met de t ypen die door F.Verzijl zijn geproduceer d.
10 . Het mat eriaal moet hier omstreeks 1745 gestort zijn.

Bronnen en literatuur

a . Tiri on,I., Tegenwoordige Staat der Ver enigde Nederland en,
deel XVI, blz . 252 , 1746
b. Helb e r s , G.C ., Goedewaagen, D.A., Goudse Pij pen, Amsterdam,1 942
c. Duco,D., Goudse Pijpen, 1978
d. Algemeen Rijksarchief, Den Haag , tweede afde lin g, Ministerie
van Financ ieën 1795- 1813, Staat der Fabrieken en Traf ieken.
e . Meulen,J. v .d. , Het Goudse pijpmakersgeslacht Verzi jl, Pij-
pelogis che Kring Nederland, 4e jaargang, nr. 15 , 198 1

45

VRAAGBAAK.

Wie heeft in zijn collectie S.W.R.pijpjes uit het eerste
kwart van de 17e eeuw? Ze zijn gemerkt met WS of WS met een
sterretje er boven. Bij dit type loopt de snor door tot tegen
het oor.
Een tweede vraag betreft een Oranjepijp, gemaakt in het 3e
kwart van de 18e eeuw. De pijp is o.a. afgebeeld in Pijpelijn-
tjes, jaargang VI,nummer l,pag.7.
Afgebeeld zijn in medaillons een stadhouder met zijn gemalin
en hun beide kinderen.
De vraag is wie er nu staan afgebeeld. DÜco vermeldt in eer-
der genoemde uitgave Stadhouder Willem V met dochter Frederi-
ca Louise Wilhelmina en aan de andere zijde "zijn vrouw" met
de latere Koning Willem I, gemaakt rond 1772.
In eert volgend artikel in Kunst en Antiekrevue, 6e jaargang
nr.4,pag 21 wordt over de zoon van Stadhouder Willem IV ge-
sproken, die op 8 maart 1748 werd geboren.Zijn moeder heet
Anna van Hannover.
En zo zijn mij nog enkele varianten bekend. Wie kan ons op-
heldering verschaffen?
Duco gaat er van uit dat alle tot qu toe bekende versies van
deze pijp door een en dezelfde graveur gemaakt zijn.
Ik betwijfel dit zeer om de volgende redenen. De koppen zijn
in twee groepen te verdelen. Het belangrijkste verschil zit
in de steelversiering

t> medaillon rond

extra versiering

1> steelversiering met
hondjes/haasjes

Bij de pijp met het merk de gekroonde 19 zijn om de 2 cm
springende hondjes/hazen afgebeeld,aan weerszijden van de
steel.Dit komt niet voor bij de pijpen gemerkt met both en
komfoor. Hier is de versiering totaal anders en voorzien van

46

druiventrossen. Deze pijpekoppen zijn ook veel langgerekter
en de medaillons zijn echt r ond. Bij het vorige type zijn ze
ovaal. Al s laatste verschil missen de langgerekte typen een
extra versiering onder het medaillon.
Ik begrijp niet goed, wanneer al deze produkten van dezelfde
graveur afkomstig zijn, hij zulke kleine verschillen toepast.
Reacties gaarne aan Ron de Haan .
Pijp met merk komfoor: coll.J.v.d.Wulp
Pijpen met de merken both en gekr .1 9: coll . Arch.dienst A'dam.

47

Se JAARGANG NR.19 DECEMBER,1982 .

Van de redaktie . ..

Met genoegen constateren wij dat steeds meer l eden zich gaan
interesseren voor het archiefonderzoek . Omdat het veldwerk in
de wintertijd stilligt is het speuren in oude geschriften een
zinvolle aanvulling op de hobby. Irrrrners het vinden van nieuwe
gegevens over pijpmakers en hun nering kan net zovee l voldoe-
ning geven als de aanwinst van een fraai versierde pijp voor
de collectie. De redactie wil u met raad en daad ter zijde
staan als u tot publicatie wilt overgaan.

Op woensdag 28 september is in Leiden h et Pijpenkabinet ge-
opend. In de sfeervolle ruimte van de regentenkamer van het
hof Meermansburg, Oude Vest 159a, staa t de co llec ti e van D.H.
Duco tentoon gesteld. De openingstijden zijn op donde r dag van
19 tot 21 uur en op zondagmiddag . Indien u buiten deze tijden
de expositie wilt bezoeken zult u een telefonis che afspraak
moeten maken. Te l: 071-121340

In het AAACentre op de Looiersgracht is op 9 en 10 ok t ob er
weer de beurs voor verzamelaars van r ookgerei gehouden. Gedu-
rende deze twee dagen hebben we vele PKJ.~-leden on tmo et en zij n
geanimeerde gesprekken gevoerd . Het was bij uitstek e en kans
om weer eens 'bij te praten ' .

Erratum.

In het artikel over de lengte van de 17e en 18e eeuwse pij pen
is in het P.K . N. nummer 18 op blz.37 e en s t orende ty pef out ge-
constateerd. Regel 9 l uidt: het tweede kwart van de 18e eeuw
is rond de 28 cm. Dit moet worden: het tweede kwart van de
17e eeuw is rond de 28 cm .

Advertenties.

Gezocht een Mah Jong spel in ruil voor pijpen . Tel :02993- 64206

Te koop: een aantal voorraadpotten voor tabak en een bruide-
gomspijp. Tel: 010- 154140

Nieuwe Literatuur.

D.H.Duco. Merken van Goudse pijpenmakers 1660-1940 . De Tijd-
stroom,Lochem. ISBN 9060877799 Prijs !26,50

49

PIJPENVONDST IN HET OBSERVANTENKLOOSTER TE AMERSFOORT

door Peter Ritmeester .

Op vrijdag 3 september werd het fraai gerestaureerde Observan-
tenklooster in Amersfoort officieel in gebruik genomen.
Daaraan vooraf ging een uitgebreide restauratieperiode, ter-
wijl er tevens opgravingen verricht werden door de plaatselij-
ke afdeling van de Archeologische Werkgemeenschap voor Neder-
land (AWN). In de periode juni 1977 tot 23 januari 1980 werd
er door een ploeg vrijwilligers gegraven, op zoek naar meer
gegevens over het klooster en de diverse bewoners . Bij die op-
graving kwamen een tweetal afvalputten tevoorschijn welke o.a .
een hoeveelheid pijpmateriaal bevatten.
Alle vondsten zijn beschreven en samengebundeld in een boekje
met de titel "Observantenklooster Amersfoort". Het boekje is
bij de boekenwinkels in Amersfoort te koop voor f 27,50 en be-
vat 185 pagina ' s.
Het door ons PKN lid, Peter Ritmeester, geschreven artikel o-
ver de pijpenvondst laten wij hierna volgen.

A. De pijpen uit de afvalkuil

Van de pijpen die met nog heel veel ander afvalmateriaal uit
de grote afvalkuil in de voormalige klQosterhof zijn geborgen
geeft de datering volgens Friederich !)voor de vroegste exem-
plaren een jaartal van circa 16 22 aan. Het overige materiaal
is van latere datum . De volgende jaartallen waren vertegen-
woordigd : 1622 (2x), 1625 (2x), 1628 (8x), 1630 ( l x), 1631
(2x), 1632 (3x), 1634 (2x), 1638 (2x), 1640 (2x), 1645 ( l x),
1648 (lx), plus nog enkele verdwaalde exemplaren uit 1736 (2x)
1798 en 18 17 (elk l x). In totaal kwamen ca. 55 pijpen uit de
afvalkuil, waarvan de bovengenoemde volgens de eerder gemelde
methode meetbaar waren. De overigen waren te zwaar beschadigd
om de methode zonder meer toe te kunnen passen. Kennelijk zijn
deze op een harde(stenen) vloer in stukken uiteengespat. Het
was dan ook een hele verrassing om uit de tientallen koppen en
honderden steelfragmenten een compleet exemplaar te kunnen re-
construeren (merk,"het Scheepje" 1638). Steellengte vanaf hiel
tot mond stuk 43 1 mm.

\\ __ .t ~cin _ _

~ ~ -- - ----,;rrnfül\l~L---

·······

50

Inventaris afvalkuil.

Lettermerken cat. A. Totaal 22 ex.

merk aantal jaar merk aantal jaar
4x n.t.b.
x~ 1x 1648 ~ 1x n.t.b.
n> n> 1x 1650 ~ lx 1628
1x 1634 4x 1632/ 40
li ! 1x n.t .b. ~o.@ 2x 1634

Xlfil ~~

K@ 2x 1625 RiÓI
4x 1628/31
R* ~

Figuurmerken cat. 8. Totaal 12 ex.

merk aantal jaar merk aantal jaar
1x ? Het Zwaantje
~ 1x 1645 De Ster 1& 1x ? De Schenkkan
2x ? De Spaarpot?
~ 2x 1638 Het Scheepje ~n
1x ? ?
TI 1x 1798 (Gouda, Jacob ~ 1~ x ? De Windhond
? De Halve Maan
~ Bos) Koning @: 1x
David
?
1x ? De Truweel

Merkloos cat. C. Totaal 13 ex. Gemerkte onleesbare exemplaren
cat. D 2 ex.
1628 6x
1640 1X

1622 1x 1628 1X

1631 1X n.t.b. 3x

1632 2x

Roosmerk cat. E. Totaal 4 ex. Zijmerk Roos cat. F. 2 ex.

1622 1x 1736 2x

1628 1x Cijfermerk cat. G. 1 ex.
1817 (Adrianus v. Buyen, Gouda)

51

Zelfde vormen.
Van s lechts enkele piJpJes kan met enige stelligheid beweerd
worden dat zij uit dezelfde mal afkomstig zijn . Deze vertonen
alle dezelfde uitstulping aan de
linkerbovenrand van de ketel.
Niettemin blijkt na meting dat
het tijdsverschil tussen de een
en de ander ongeveer 5 jaar be-
draagt. Waarschijnlijk is dit
tevens de marge die bij de methode Friederich in acht moet
worden genomen. Het blijft overigens gevaarlijk het systeem al
te letterlijk te interpreteren. Als indicatie is het goed
bruikbaar. Voor het feit dat de koppen, zoals werd vastgesteld
niet echt doorgerookt zijn moet een verklaring bestaan. De
verscheidenheid van merken kan mogelijk mede een indicatie
zijn voor de theorie dat het bezoekers van het logement De
Doelen waren die de pijpen gebruikt hebben . Uit archivalia is
bekend dat aldaar het "toebacks uygen" onder het genot van een
glas wijn reeds vroeg in de 17e eeuw vrij algemeen plaats vond.

B. De pijpen uit de beerput

De beerput uit het Observantenklooster leverde naast andere
voorwerpen ook een flinke hoeveelheid pijpekoppen (in totaal
11 7 stuks), stelen en fragmenten op. Na vele avonden passen
en meten is het gelukt om 14 pijpen tot de juiste lengte te re-
con s trueren . Een leuk resultaat, temeer omdat tot nu toe maar
betrekkelijk weinig bekend was over de steellengte van de ste-
nen rookpijpjes uit de eerste jaren van de pijprook- cultuur.
Hele pijpen uit die tijd zijn immers zeldzaam. Van de 14 gere-
construeerdeexemplaren was de helft van het zelfde t ype en
mogeli jkerwij s afkomstig uit Amersfoort .
De gemiddelde steellengte bedraagt 354 mm. Opvallend lang en
moeilijk handelbaar, hoewel een der pijpen uit de afvalkuil
nog zo'n 8 cm langer was. Ove rigens niet zo verwonderlijk; het
rookgenot werd wel degelijk bevorderd door een lange steel,
die ervoor zorgt dat de r ook onderweg afkoelt.

~ _ _ 3 5 ,: m - -

~---

52

Inventaris beerput.

jaar 1620 1622 1624 1626 1628 1630 1632 1634 1636 1638 1640

aantal 2 11 3 19 16 19 7 4 3 8

jaar 1642 1644 1646 1648 1652 1658 1668 1712 1728

aantal 2 8 2

Lettermerken op de hiel:

R1ID - 15 1I -4 $ID - 2
-2
~ - 12 ~~ -5 rr~ - 1
-3
liî - 4 00 ffi - 1

Il.~ - 5 Il. R 11'@ - 2

~ fi

nl!

TI~ - 1

Figuurmerken op de hiel:

~ -7 ~ * -1 •

~ -5 «•t0,Oo0'o~° - 3 ~ -1
-1
~ -3 -1 ~ -1

Merkloos: 29 en 3 onleesbaar

Zijmerken: 4

"' ~\

d~ ~~

"t,!o

53

Amersfoortse pijpen.

De pijpmakersindustrie in Amersfoort heeft weinig voorgesteld .
Er was b.v . geen gilde zoals in Gorcum en later ook in Gouda .
Wel waren er pijpmakers . Bekend is dat een zekere Wouter Jans
van Eck in 1654 van de regeerders der stad Amersfoort het
recht verkreeg om als enige binnen de stad pijpen te maken .
Een monopolie dus . Het recht werd voor vier jaar ~erleend en
nog enkele malen hernieuwd . Op 30 december 1667 vervalt het
recht en is het voortaan "een ieder vrij om het tabakspijpma-
ken binnen dezen stede te exerceren" . 2)
De meeste pijpjes uit het Observantenklooster dateren, althans
volgens de "methode Friederich" van voor 1654. Zijn er dan
geen Amersfoortse pijpen in de put terecht gekomen?
Aangezien de methode Friederich niet geheel betrouwbaar is
laten we die even voor wat het is en vermeien ons in de vol-
gende theorie. Een aantrekkelijke veronderstelling is, dat de
eer..der genoemde exemplaren te Amersfoort vervaardigd zouden
zijn . Waarom?
Een paar veronderstellingen:
- dit type komt verhoudingsgewijs vaak voor ( 10 op de 117).
- buiten Amersfoort zijn ze voor zover mij bekend nimmer ge-

vonden.
- de pijpen zijn merkloos, een monopolie maakte het merken im-

mers vrijwel overbodig.
- het materiaal is van matige kwaliteit en zijn vrij slecht

afgewerkt . Ook hier kan het monopolie, dus geen concurrentie
van invloed zijn op het uiteindelijke resultaat.

Hopelijk zal uit een nadere studie en ander vondsten-materiaal
wat meer duidelijkheid ontstaan om deze theorie op zijn waar-
de te toetsen.

Geheel versierd .

Een kleine verrassing nl. een verdwaalde Jonas-pijp uit 1640,
ook wel Sir Wal ter Raleigh- pijp genoemd . Lange tijd werd aan-
genomen, dat de afgebeelde figuur Sir Walter Raleigh, de En-
gelse staatsman uit de tijd van Elisabeth I moest voorstellen.
Enkele jaren geleden werden er echter dergelijke pijpjes ge-
vonden, welke op de steel de naam IONAS droegen. Het monster
dat op de steel voorkomt bij dergelijke pijpjes, doet inder-
daad vermoeden dat het om Jonas (uit de walvis) gaat.
Tenslotten dient nog te worden opgemerkt dat enkele pijpeste-
len uit de verhandeling een steelversiering droegen met de
Franse lelie, net als de roos van Tudor een veel gebruikt de-
cor bij l7e eeuwse pijpjes .

54

Noten :

1) Methode Friederich, ontwikkeld door wij l en de heer F . H. W.
Friederich. De methode komt neer op het meten van de inhoud
vo l gens de formule HxBxO (hoogt x breedte x diameter kop- ope-
ning). Het produkt wordt in de door Friederich samengestelde
grafiek teruggezocht om zodoende het jaartal te kunnen bepalen.
Zie A.W . N. monografie nr . 2, 1975
2) I nformatie ontleend aan een artikel van H.Tupan in de Pij-
pelogische Kring Nederland , 2e jaargang nr.7
Volgens een mededeling van W. J. van Hoorn waren er voor 1654
ook reeds pijpmakers te Amersfoort gevestigd.

VERVOLG "PIJPEN UIT HAMBURG"

Niet lang nadat ik het artikel over de vondsten uit Hamburg2)

bij de redactie had ingelever d , werd de r egel ' Het hoogzwange-

re tulpmodel heb ik in ons land echter nog niet gevonden', al

achterhaald . Bij Reeuwijk vond ik zo'n pijpekopje met bul t . Op

deze welving werd het merk de leeuw in Hol-

landse tuin of de Hollandse duit, ingedrukt.

Het behoorde toe aan Frans Verzijll) uit .:. · · ·

Gouda . Vergeleken met de Hamburgse vondst is ,·
vooral het grootte verschil opmerkeli j k. De
Hamburgse koppen meten h 52 ; b 23,5;0 18 , 5 ;:~ : .; .: ·,
tegen resp. 44 ,5; 21; 17,5 van de vondst uit
Reeuwijk. Het laatste pijpje moet dan ook .{, ; : ' ~

·.~I••'. ;• . '

tussen 1745 en 1765 gemaakt zijn . Het korte

hieltje, dat in een vlakje eindigt, is voor-

zien van één Gouds wapentje. Dit wapentje en

de vele dunne glanzende strepen, ontstaan

door het wrijven van de kop met een agaat-

steen, duiden op een hoge kwali teit.

Na het uitblijven van reacties van verzame-

laars en het ontbreken van dit type in het vondstverslag uit
Waddinxveen 1), mogen we aannemen dat dit "éénz ijdige tulpmodel''

weinig gemaakt werd . Ook dit sierlijke model ge tui gt van het

grot e vakmanschap van de Goudse pijpenmakers uit de achttiende

eeuw.

Pi et Smiesing

Literatuur:

1) Het Goudse p i jpmakersges l acht Verz ijl, J . v.d . Meulen, PKN
no. 15 pag.52

2) Pijpen uit Hamburg , Piet Smiesing en Hans Brinker ink, PKN
no. 18 pag. 38

55

ARCHIEFDOCUMENTEN OVER EEN 17e EEUWSE HOORNSE PIJ P~!AKER EN HET
TABAKSVERBRUIK I N WEST- FRIESLAND IN DIE TIJD.
door Toon Steendijk.

Tot nu t oe is er nog steeds geen zekerheid over de aanwezig-
he id van pijpmakers tijdens de 17e eeuw in Hoorn of andere
lvestfriese steden. Het grote aantal vondsten van v r oege pijpen
in di e streek , doet we l vermoeden, dat er pijpmaker s hebben
gewoond en D.H. Duco denkt daarbij vooral aan de Jonaspijp, d ie
men er erg veel vindt. Door mij zijn heel wat "typisch Hoornse
17e eeuwse mode ll en" gevonden , o . a. achter de plaa t s waar vroe-
ger de Schutters Doe l en war en. Ook heb ik kopjes met ge le en
gr oene l oodglazuurplekken, die a fkomsti g zouden kunnen zijn
van de Enkhuize r pot t enbakkerij. Deze was eigendom van Dierck
Claes Spiegel , een hande l aar, die zijn kennis en gronds toffen
uit Duitsland haalde . Het g lazuur komt overeen, maar de bodem-
vondsten, van de potteb akkerij, betreffe n alleen aardewerk .
Bij mijn pijpekoppen zijn er verscheidene die passen in de be-
schri jving van Duco , als van Hoorn afkoms tig (model no 235 -
239), n. l . s terk dubbelconisch, platte hiel en met o . a . het
hielmerk degekroonde II. Hij dateert ze tussen 1620 en 1650.
Wie zo u deze II kunnen z ijn?

®

Doo r t oeva l kreeg i k een aanwij zing uit het archief in Hoorn.
De r esolu t ies van de Burgemees teren bevatte he t volgende ver-
zoek op 31 j uni 1635 (1) .
'Alsoo Jan Jeliss van Alk.maer ende consorten aen burgemeeste-
ren ende vaderen der stadt Hoorn hadden verzocht, bij ende om-
trent d ' selve stadt te mogen erigeren sekere oven ende bakke-
rije van witte tegelen die gebr uyct werden in der br oot bakke-
rije ovens, ende henluyden soude werden alleenen met soclusie
van allen anderen den tijt van vijftien jaren, di e voorschre-
ven tegelbackerije te mogen exerceren .

56

Ende de cleye off materie da.ertoe te gebruyken te mogen doen
booren ende halen uit de naamsloot ende andere publycke vaer-
ten off wateren in de juridictie deser stede alles tot verbe-
teringen van de neringen en welvaert der selver stadt ende nae
deliberatieên van Rade, soo hebben mijn edele heeren burgemees-
teren ende de raden voornoemt uit consideratieën d ' voorschre-
ven Jan Jeliss ende sijne geaccordeert, gunnen en acorderen
henluyden bij de zen dat sijluyden alleenen met seclusie van al-
le anderen sullen mogen er igeren, oprechten ende maecken ter
bequaeme plaetse dicht onder deze stede een oven bequaem omme
daerinne te backen alsulcke brootbackersoven witte tegelen als
voorschreven staet ende deselve neringe alleene t 'exerceren
den tijt van acht jaren binnen welcke tijt wij niemant anders
de selve neringe sullen toelaeten te mogen doen binnen deze
stadt, noch jurisdictie vandien, welcke tijt van acht jaeren
sijn aenvanck zal nemen als heurluyden oven d ' eerste reyse sal
wezen gestoockt. Ende d 'eer ste witte tegelen daeruyt sullen
sijn gehaelt, mits dat de geoctroyeerdens gehouden sullen sijn
in becomen ende halen van genoemde materie soo verre van de
dijcken ende d 'oevers der landen te moeten blijven als de keu-
ren ende ordonantiën van Dijckgrave ende Heemraden van Dreg-
terland ende van de Magistraten deser stadt sullen mede bren-
gen. Ten oorconde onser segel ten saecken der voorz . stadt opt
spatum deses gedx>uckt den XXXI Juny anno 1635 1 •

Om uit te maken of deze Jan Jeliss ook ergens als pijpmaker
bekend s t ond, zocht ik in de gegevens van Duco en vond daa r
onder Amsterdam een pijpmakersknecht Jan J elis s ( 162 1) , later
vermeld a l s arbeider (1635) en afkomstig uit Emden. In Hoorn
ben ik h em i n andere stukken nog n i e t t egen gekomen. Wel werd
in 16 37 een Gesyen Jeless gedoopt, waarvan de vader, Sijvert
J eless, ook uit Emden kwam.
Al dan niet een p ijpmaker in Hoorn, er is in elk geval in Wes t-
Fries land hee l wat af gerookt. Al in 1607 we rd e r een keur ge-

maakt tegen "toebackdrincken"; 1Alsoo tot kennisse van mijne
ed. heren de Schout en de Burgemeesteren ende Gerechte deser
stede gecomen is dat dagelijx in de parochiekercke alhier gro-
te insolentie ende moetwillen wert bedreven met tobacq en de-
selve tot groot verdriet van de goede luyden die in deselve
kercke wandelen ende hen reposeren, soo ist dat mijn Ed. heren
voornoemt willen daer inne voorsien mit dese keure ende veror-
donneren dat van nu voortaen nyemant inde voorsegde kercke bij
dage noch te bij avont eenige tobacq sal mogen drincken op
pene van twee gld soo dickwils yemant contrarie bevonden sal
werden gedaen te hebben, te verbeuren ten behoeve van de Offi -

57

cier off kerckbewaerder die de bekeuring sai hebben gedaen'(2)
(zie afbeelding A)

afb . A
Bij de overheid was het gebruik van tabak niet zo populair en
misschien vermelde Jeliss met opzet niet dat de oven ook voor
het bakken van pijpen kon worden gebruikt; de vestiging zou
wel eens geweigerd kunnen worden. Als er door hem pijpen zijn
gemaakt , dan had hij in elk geval het monopolie . Zijn bakoven
moest buiten de stad worden aangelegd wegens brandgevaar.
Dit brandgevaar lag ook in het roken zelf en de stadsbestuur-
ders namen daartegen regelmatig maatregel en . Van 1655 dateert
de ordonnantie uit Enkhuizen, waarin het over de brandrisico's
in de handelsopslagplaatsen ging . Alle keetmeiden werd het ge-
bruik van tabak, het opsteken van pijpen of aansteken van de
lont verboden. Men riskeerde li j fstraffen, die toen voor brand-
stichters gebruikelijk waren.
Hoewel de tabak duur moet zijn geweest , werd ze ook gebruikt
door armen die van de bedeling leefden, want i n 1652 schreven
de burgemeesters resol uties in Hoorn voor, dat deelbrood niet
geruild mocht worden voor drank of tabak. Later wordt nog eens
herhaald dat geen turf o f brood van de bedeling mag worden
geruild voor drank en tabak.
Als jongens uit het armenweeshuis door de regenten met de Oost
Indische Compagnie naar zee werden gestuurd, stond er wel een
portie tabak en pijpen op het lijstje van de uitrusting en ook
de hui ssittene armen die voor zee werden geronseld kregen pij-
pen en tabak mee (afb . B).
Het grootste probleem waar het stadsbestuur mee zat, was het
brandgevaar, daarover kwamen dan ook in de l oop der tijd meer
voorschriften. In de ordonnantie van de scheepswachters van
1657 staat : 'Keuren en ordonneren voorts, dat men in gene aen-
comende schepen ende schuyten, de turfschepen daermede onder

58

59

LIJ sTE en REGLEMENT.

J:'d.ll 'tgum dt C'di11ere11frtllen ·vermogen toe te /laan, do_~ 'l.,ten(im meerder,
a1111 ee11 'D R R 'D E -1// t..A t..A K, 'lJa11 hier '10 ludiën va-

rende, zoo111,n PJ111,je11/r a11dernnedete ,remen m dat irr een Kift. va11
J.roote air hier 11naer.fla11t uy~'l,edrnkt , zonder dat het erft -i;o_or het aft-
d er zal 1no'{t11 v erw i([eld -.::orden oftoeg~flai111. Ter //ergaden11g van d~
Seve11tiene gearrejlerrt, dm 3o Oc1obe,: , 713.

'°oor de Carner HOORN, met het Schip

D E R D E -1-V .A A K.

1 Ki!l met Plunje, lang 4~, hoog 1 en wyd 2 voeten, Rynbndfc

Mate , binnens Wyks gemeten , en \'Ïcrkant in Jen haak gewerkt.

'1î Jf!~

~ Pyp of ccl¼'\:un WynofBier.
"i~les-Kcl<.i ers.
S? Te (,men nlttr,....,.,., ( ,......... ./(};-i_&,,
6 l·fammen. -
4 Kaafèn. als een hondca punJ,__J..v.....~,...,.'.-.,>.....,,"_,&__._.._.{r,~t,uj•.-.-.

l Pro\'irie-ke!Jertje.

1 Mand met Pypcn ,- -lang 3 , wyd ,. , hoog x voet.

De bovengemelte Ki{len wmlen to~ge/lattn 011derd;e condiûe, dat daar in bt!Jtell

de Pl1miegten Koopm~nfcbappm z:1!le1111106en 1vmk11gedaen , al/oo die 'Volgens dm

.drtic11l-brief en d' ordre _'V-'II de Comp~gnie, al!e '14/len[y" en bfyuen tenprobte

"7.lan de gemelte Comp::.gme , en dat tot dien eynde een yder "',il moetmgedogen'Viji-

latie va.11fyne Kiflm '90 diftmaalr mm z.r1lcx zalbet,mm.

Aélum in Hoorn den ·1 73
Als Bcwinthebberen.

60

begrepen, van nu voortaen mede bij da.ghe of te nachte nie t en
sal mogen vieren, noch eenic h l i,/ht, u f te br andende kaers sen,
brandende lont, noch toback mogen gebruyken op pene van 3
guld' (3).
Toch namen de brandmeldingen als gevolg van het roken toe. Het
ontpl offen van de Hoornse kruitmolen in 1703 werd ook toege-
schreven aan "onvoorsichtige arbeiders die tabak rookten''
(Klaas van Voort) 4 . Achtereenvolgens kwam er een rookverbod
voor turfwerkers (1681)5, voor molenaars , molenaarsknechten
en andere personen op het erf van zaagmolens ( 1731)6 en het
rookverbod in timmerwinkels ( 1740) 7 .
Heel wat boerderijen en molens zijn door tabaksvuur in brand
gevlogen (Abbing,1735) 8 en daarom verscheen er in 1738 een ge-
drukte "Keure van de Schout, Burgemeesteren en Schepenen van
de stad Hoorn", die de boeren van haar distrikt verbood te ro-
ken of met brandende pijp in schuren, hooibergen koestallen of
zolders te gaan, of te dorsen en beesten te voeren.
Dat de stad naast deze gevaren, die aan het pijproken verbon-
den waren, óók de voordelen van het tabaksgebruik wist te be-
nutten, zal ik een andere keer beschrijven .

Literatuur

D.H .Duco . De kleipijp in de zevent i ende eeuwse Nederlanden .
The Archaeology of the Clay Tobacco Pipe, V Europe 2 , BAR
International Series 106 (ii) , 1981
Gegevens uit het streekarchief voor West- Friesland te Hoorn.
1 Inventaris stad Hoorn, Gonnet nr. 158
2 Gonnet nr. 58
3 Gonnet nr . 124, 9e Keurboek
4 Gonnet nr.20
5 Gonnet nr.127
6 Gonnet nr.124, lle Keurboek
7 Gonnet nr. 128
8 C.A,Abbing, Cronyk . Geschiedenis der Stad Hoorn.

- +- +- +- +- +-

Voor u gelezen door de heer v . Soest:

Een pijpesteel als roerijzer .

In het boek Vinetum, een boek handelend over wiJnen, staat een
grappig stukje. Omstreeks 1900 werd in Den Haag en omstreken
rigueur gedronken . Het drankje bestond uit jenever of "rood"
met suiker . Inplaats van een lepeltje werd om te roeren een
pijpesteel verstrekt.

61

DE I.A. HIELMERKEN, MOGELIJK GEZET DOOR JAN ATVOORT.

John Atford, later Jan Atvoort, was een Engelse pijpmaker af-
komstig uit "Sitnecoortne", woonachtig op de Heiligeweg in
Amsterdam. Zijn huwelijksintekening vond plaats op 8 december
16 35. Dit zijn de enige gevens die D.Duco over hem geeft in
zijn boek "De kleipijp in de 17e eeuwse Nederlanden". Hij
noemt de producten uit het atelier van Jan Atvoort perfect,
zowel het model, de kleibeheersing als de afwerking. De pijpen
worden door hem gedateerd tussen 1625 en 1640.

Ik heb een klein onderzoekje gedaan naar de verschillende
hielmerken met I.A. initialen en daar is het volgende uitge-
komen. Tussen de initialen staat het huismerk. Dit huismerk
bestaat uit een monogram van de letter A en een l atijns kruis
met aan weerszijden de letters I . A.

ab Cd e

Van dit merk heb ik 5 types kunnen onderscheiden:
a. Het normale hielmerk met een punt op de I, de hoogte van

het A monogr am is 6 mm.
b. Het normale hielmerk met een punt op de I, de hoogte van

het A monogram is 7 mm .
c . Het normale h i elmerk maar nu zonder punt op de I, terwijl

van het A monogram de twee buitenste poten missen onder de

dwarsstreep. Hoogte 5 mm.
d. Het normale hielmerk ook zonder punt op de I, terwijl ook

hier de twee poten missen. Hoogte 8 mm.
e . Een volkomen afwijkend model: een kopstaand wapenschild

waa rin het A monogram, nu in plaats van I.A., aan weerszij -
den 5 puntige sterretjes.

De vijf besproken types hebben al le een gedrongen vorm en een
uitgesproken hiel , die vrij breed is . Alleen de grootte va-

rieert enkele mm.
f . Een prachtig hielmerk uit de collectie van Ron de Haan.

Achter de I.A. initialen een schijnende zon, omgeven door
de buitenrand van een Tudorroos. De vorm van deze pijp komt
overeen met de hiervoor beschreven pijpen, maar heeft vrij-

62

fg j

wel geen hiel.

g. Een I.A. merk aan weerszijden van een gekroonde roos met
een punt achter de I en een punt voor de A. (Friederich ,
Pijpelogie, afb . 15 nr . 135).

h, De I .A. initialen aan weerszijden van een gekroonde roos.
Dit merk is gezet op een Jonaspijp en door D.Duco toege-
schreven aan Jan Atvoort (nr. 160) .

i. De I.A. initialen aan weerszijden van een gekroonde roos.
(Friederich, Pijpe l ogie, afb . 15 nr . 50)

j. Tot slot de I.A. initialen aan weerszijden van een gekroon-
de roos. Dit is echter een dubbelconische kop met een wijde
ketelopening. Het is twijfelachtig dat deze pijp van Jan
Atvoort zou zijn.

Dit waren de, tot nog toe bij mij bekende, I.A. merken die

door D. Duco ~2B~l!it aan Jan Atvoort toegeschreven zouden kun-

nen worden, maar het bewijs ontbreekt ten enenmale.
Behalve de pijpen die gemerkt zijn met g, hen i, heb ik ge-
bruik kunnen maken van exemplaren uit de collecties van Ron
de Haan en mijzelf .

Mochten er leden zijn die afwijkende I .A. merken bezitten,
dan zou ik dat gaarne vernemen.

Jos Boelsma, Zinniastraat 56, 1214 KR Hilversum

Bronnen:
D.Duco, De k l eipijp in de 17e eeuwse Nederl anden . BAR V 198 1
F.H . W.Friederich, Pijpelogie. A. W. N. -monografie no.2, 1975

FALKLAND PIJP.

Opnieuw heeft de Engelse pij pmaker Eric Ayto een historische
gebeur tenis aangegrepen als motief voor een nieuwe pijp.
Ditmaal is de Falkland- crisis gememoreerd. Op de linkerzijde
van de ketel staat de Engelse v l ag en op de steel het op-
schrift FLY THE FLAG. Op de andere zijde van de ketel staat,
in een vlag TASKFORCE met daarboven FALKLAND en eronder IS-
LAi~DS. De hiel is op de bekende manier gemerkt met een Oen
een 8 (zie PKN nr . 17) .

63

VONDSTEN VAN HET WATERLOOPLEIN

door Ron de Haan.

In maart 198 1 begon de Archeologische Dienst van Amsterdam met
een opgraving op het Waterlooplein. Op dit terrein, waar men
nu , onder ~ . E. bescherming, druk bezig is met de bouw van de
,,Stopera", zou de dienst meer dan een jaar werkzaam zijn .
De wijk werd vroeger 11Vloonburgn genoemd .
Het onderzoek betrof het huisafval in beerputten, hetgeen van
groot belang is voor de pijpelogen.

In het jaar 1592 kondigde het stadsbestuur aan dat er met de
ophoging van dit gebied een aanvang zou worden genomen. Door
de explosieve groei van de bevolking, met name veroorzaakt
door de immigranten, was er een nijpend gebrek aan huisvesting
ontstaan. Mensen die in de omgeving van het Waterlooplein
woonden mochten daar legaal hun huisvui l storten .
Bekend is dat het pijproken juist in deze l aatste jaren van de
16e eeuw, waarschijnlijk via Engelse zeelieden, ook hier zijn
intrede deed.
Eind 1595 of begin 1596 werd het terrein op hoogte gebracht
met een afdekl aag waardoor van een gesloten, nauwkeurig da-
teerbare vondstcomplex kan worden gesproken. Dit bl ijkt uit
een groot aantal gedateerde vondsten tot 1595, terwijl er geen
materiaal is gevonden uit de jaren hierna .
De Archeologische Dienst van Amsterdam heeft in deze laag een
uitgebreid onderzoek gedaan . Op pijpelogisch gebied is slechts
één pijpfragment, met hiel , gevonden . Het fragment was onge-
merkt en moet voor 1596 gedateerd worden .
Het terrein bleef vervolgens een tijd braak liggen i.v.m. het
inklinken van de grond, waarna men in 1602 begon met de uit-
gifte van bouwrijpe percelen . Op een kaart uit 1625 van Bal-
thasar Florisz . van Berckenrode is duidelijk te zien dat de
wijk volledig is volgebouwd, me t maar liefst vier huizenblok-
ken. Er zijn in totaal 2 blokken opgegraven, waarbij 106 beer-
putten zijn geleegd, die nu v e rder op de dienst onderzocht
worden.
De wijk is i n het begin vooral bewoond door Portugese j od e n en
later volgden ook Poolse en Duitse joden. Veel 'loden' van het
kosjere(?) vlees zijn hier o.a . het bewijs van.
De Archeologische Dienst van Amsterdam richt zich in eerste
instantie op een kwantiteitsonderzoek, dus hoeveel procent van
welk materiaal in verschillende p u tten aanwez,ig is. Dit wordt
met bijna alle voorwerpen gedaan, dus ook met pijpen.

64

Foto : Dienst Openbare Werken Amsterdam/ Amsterdams Historisch
Museum - Afd . Archeologie.

65

In dit aanvangsartikeltje wil ik niet verder ingaan op deze
onderzoeksmethode mede doordat het onderzoek nog lang niet is
afgesloten. De resultaten zullen te zijner tijd gepubliceerd
worden.
In de beerputten (zie foto 1) werden vreemde en afwijkende
pijpen gevonden die zeker extra aandacht verdienen. Bovendien
was er ook veel vergelijkingsmateriaal met de huidige dat erin-
gen aanwezig. Inmiddels heb ik de complete vondsten uit 40
beerputten gedetermineerd en op lijsten verwerkt. Een paar
duizend pijpen zijn nu reeds door mijn handen gegaan .
Ik wil beginnen met de oudste vondsten en later bijzondere !8e
eeuwse pijpen behandelen. Wat opviel was dat hoewel de wijk in
1625 reeds geheel bebouwd was, de vondsten tot op heden niet
overeenkomstig de verwachtingen zijn . Van de 66 putten die nu
nog bekeken moeten worden stamt het grootste gedeelte uit de
18e eeuw.

Als eerste een piJpJe dat rond 1600- 1605 is te dateren (zie
foto 2) . Het hieltje is schuin weggebroken, de pijp heeft geen
raderingsrand en is recht afgesneden, waarschijnlijk toch al
een Hollands produkt (hoogte 2 1 mm) .
Het volgende pijpje (foto 4a,4b) heeft dezelfde afwerking maar
is wel voorzien van een fraai hielmerk, de 6 puntige ster. Dit
duidelijk vroeg Engelse pijpje werd met drie totaal verschil-
lende andere modellen gevonden . Opmerkelijk was ook hier weer
de slechte kleibeheersi ng.
Aanmerkelijk f r aaier is het volgende pijpje (foto 5a,5b), te-
vens voorzien van een mij niet bekend hielmerk, waarbij in de
kroon de letters TE of TF staan. Wie kent dit me rk?
Dit typisch Hollandse model heeft geen radering en is recht
afgesneden. Een botter werd nog niet gebruikt.
Ronduit tegengevallen is het aantal bewerkte 17e eeuwse pij -
pen. Barok versieringen zijn in het geheel niet gevonden, al-
leen een aantal pijpen met opliggende Franse l elie versiering,
die niet van een hi e lme rk waren voorzien (foto 3). Het komt
uit Gouda of Amsterdam en is te dateren rond 1635 .
Er i s slechts één SWR-pijpje gevonden van een slechte kwa li-
teit, die gemaakt was in een reeds lang vers leten mal, boven-
dien was de pijp ongemerkt. Misschien valt hier toch iets t e
zeggen voor de redenatie dat de SWR-pijpjes werden gerookt
door bepaalde bevolkingsgroepen. In dit geval rookten de immi-
granten, die geen enkele band met de geschiedenis van Engeland
hadden, ze in elk geval niet (foto 6a,6b).
Als laatste een zeer fraai produkt van deze vroege groep . Het
is een Engelse pijp (foto 7a,7b), waarvan de kop geglaasd i s

66

67

en geen radering heeft. De hiel is "heart shaped" en met de
hand ingegraveerd. De pijp is goed door gerookt. De hoogte van
de pijp is 35 mm, de hiel heeft een lengte van 18 mm en is
12 mm breed. Tot nu toe is dit het enige model waarbij de hiel
voorzien is van zo'n fraai merk.
Ik hoop na dit inleidende artikel in de komende nummers een
vervolg hierop te schrijven. Hierin zal ik dan een aantal pij-
pen behandelen waaronder een zeer boeiende groep uit het begin
van de 18e eeuw. Daarna volgt een artikeltje over ' sigaren-
pijpjes' uit het laatste kwart van de 18e eeuw, alsmede een
aantul reli~fpijpen voorzien van fraaie foto's, die gemaakt
zijn door Mic hiel Groeneveld.
Gaarne hoop ik ook reacties, op- en aanmerkingen te mogen ont-
vangen, die dan weer als aanvulling voor het eindverslag ge-
bruikt kunnen worden .

Met dank voor de medewerking van de Archeologische Dienst van
Amsterdam.
Foto ' s: M. M. Groeneveld .

Geraadpl eegde literatuur:
D.H.Duco De kleipijp in de 17e eeuwse Nederlanden.BAR 106( ii )
Oxford, 1981
D.H.Duco De techniek van het pijpmakersbedrijf te Gouda. BAR
S 92, 1980
J.v.d.Meulen, H.Tupan De Leidse t abakspijpmakers . Stubeg,1980
Kunst & Antiek Revue 7e jrg. nr.7
B.van der Linden-Nijdam. Art i kel in Stad en Stedeling .

68

AMATEURTABAK EN AMATEURSSIGARETTEN.

door Fred Tymstra.

Af en toe verschijnen er op beurzen oude pakjes tabak en si-
garetten, die hun weg naar verzamelaars vinden.
Zo kwam ik de laatste paar jaar in het bezit van verschillende
verpakkingen van het merk AMATEUR . Veel pijpenverzamelaars heb-
ben ook oog voor tabacologie, vandaar dit artikel.
We moeten in de geschiedenis teruggaan naar 1940, toen Duits-
land ons land binnenviel . Al na enige maanden werd duidelijk,
dat de aanvoer van tabak spoedig bemoeilijkt zou worden en in
hetzelfde jaar kwam er een Rijksbureau voor Tabak en Tabaks-
producten ( R.B.T.T.) Dit bureau regelde de tabaksvoorziening
in het binnenland. Kerverijen en fabrieken kregen slechts be-
perkte hoeveelheden ter verwerking aangeboden.
In 1942 werd de schaarste van tabak zo groot, dat men besloot
de tabak te distribueren. Op tabaksbonnen kon men sigaretten,
sigaren of tabak verkrijgen. In de laatste oorlogsjaren wer-
den de rantsoenen zo klein, dat zelfs pakjes tabak met een mes
doorgesneden werden.

Het allerbekendste sigarettenmerk was toen CONSI. In de volks-
mond stonden deze letters voor Cigaretten Onder Nationaal So-
cialistische Invloed. De pakjes Consi werden in grote hoeveel-
heden onder Duits toezicht geproduceerd en waren in 3 kleuren
verkrijgbaar. Andere bekende oorlogsmerken waren: Nederland
zal herrijzen, Nederlandsche Vliegers en Ergens in Nederland.
In de laatste jaren van de oorlog was er vrijwel niets meer
te koop en tabakssurrogaten verschenen meer en meer op de
markt. Vrij bekend waren de zgn. Kauwstangen. Zij droegen het
uiterlijk van een soort sigaar, maar bevatten in het geheel
geen tabak. De inhoud bestond uit gedroogde hopbladeren, ge-
wikkeld in een soort vloei van grijsbruin papier. De mensen
braken er een stuk af en kauwden er op. Sommigen probeerden
Kauwstangen te roken, hetgeen een ondraaglijke stank veroor-
zaakte. Maar voor de verslaafde tabaksgebruiker was niets te
dol!

Tabaksdetaillist de Heer van Vreumingen uit Gouda herinnert
zich nog, dat in 1944 de totale winkelvoorraad ( in hoofdzaak
surrogaatproducten) geschat werd op !75,-. Dit toont nog eens
duidelijk de tabaksschaarste aan.
Hoewel er vanaf 1946 weer sprake was van voldoende tabaksaan-
voer heeft het distributiesysteem nog tot 1949 stand gehouden.
Het is niet vreemd te vinden, dat veel tabaksgebruikers deze

69

250 GRAM 3

BAAI 4

J AMATEURS

AMATEUR SIGARETTEN
TABAK

OOGST

1948

o.,.,._.... ,...""""'4 "-

tHEODOava IQDU;IJEII N.V. Q,ealat••

urrsLUITEND BESTEMD VOOR
EIGEN Gt!IRUU

H•I nrhand•l•n d.a.r tabak
la ln11Holg• art. 5 lld l d•r
Tabaka- .a Tabal,produdH•

beachllü:ln9 Terbodon

1

u,ulult•nd bettemd YOOr •l1•n
gebruik, Verbodon deze llgaretten
te vèrh•t1delen lngevoloe Art. 5
lld 1 . der T•b•k-en T■bek1produc-
1onbo,chikklng 1940 No. 1.

2 5

70

ontwikkeling niet hebben afgewacht. Al vanaf 1940 begon men
op elk geschikt stukje grond met de verbouw van tabak,
Na het oogsten werden de bladeren op zolders gedroogd en som-
migen waagden zich er aan om deze onbewerkte tabak te roken.
De meesten echter stuurden de inlandse tabak op naar fermen-
teerinrichtingen, waardoor na terugkomst zij duidelijk aan
kwaliteit gewonnen had. Zo kennen we de Firma's Albers in
Druten,Roelfsema & v.d.Helm in Zwolle en Dobbelmann in Wad-
dinxveen, die op deze manier weer wat werk te doen hadden.
Ook werd de door amateurs geteelde tabak aan sigarettenfabrie-
ken aangeboden die er pakjes van maakten. Zowel de pakjes ta-
bak als de sigaretten droegen het merk AMATEUR.
Het product mocht niet verhandeld worden, de wet schreef voor
dat het uitsluitend bestemd was voor eigen gebruik. Niettemin
werd er onderhands veel ruilhandel mee bedreven.(afb.2)
Van verzamelaars van sigarettenverpakkingen vernam ik dat er
ongeveer 10 verschillende pakjes AMATEURsigaretten moeten heb-
ben bestaan. Alle pakjes kostten toen 20 et+ 4 opcenten, een
soort belasting.
Zo ken ik de volgende verpakkingen:
1. schuifdoosje,bruinkleurig met afbeelding van een tabaks-

plant.3e soort,fabriek Louis Dobbelmann.
2. cupverpakking,wit met rode opdruk.(afb.3)
3. cupverpakking,wit met rode opdruk.(afb.2 en 5)
4. cupverpakking,bruinkleurig pakje,fermenteur Fa.Albers.

(afb.4)
5. cupverpakking,geel-wit met groen-rood-bruine opdruk.

Onder het woord Amateur de afbeelding van een kleine bloei-
ende tabaksplant.

Naast sigaretten waren er pakjes rooktabak van 50,100 en 250
gram. Zo kostte een pakje van 50 gram 2e soort 20 et+ opc,2~
et.De fabrikant was L.Dobbelmann,Waddinxveen,
250 gram Amateurtabak nr.3 uit 1946 kostte fl,- + opc. 12 et,
Hiervan was de fabrikant Th.Nierneyer te Groningen.(afb.l)
Ook werd Amateurshag verkocht in puntzakjes, Bijv. 50 gram
lichte shag nr.3, verpakt in een bruin zakje 20 et+ opc 6 et.

Door het herstel van de tabaksvoorziening kwam kort na 1946
een einde aan de Amateurtabak.

Bronnen:

Tabak en 'Tabak' in de oorlogsjaren 1940-1945, door G.A.Bron-
gers. Uit:Niemeyer Nieuws, jrg. 1970,nr.4.
Interview met de Heer D.G.v.Vreumingen,winkelier in Gouda,

71

VRAAGBAAK .
Wie kan mij vertellen voor
welke gelegenheid deze pijp
is gemaakt en wie de maker
zou kunnen zijn.
I k heb hem gevonden bij
graafwerkzaamheden in Gouda .
Het hielmerk is hel aas af-
wezig. Reacties naar :
Martin Steenbergen

72

5e JAARGANG f\R . '20 MAART, 1983.

Van de redactie ....

De P . K.N. bestaat 5 jaar . Met dit historische feit willen wij
alle leden feliciteren en diegene bedanken die door daadwerke-
lijke medewerking hebben gezorgd dat deze mijlpaal bereikt kon
worden. In de loop van de tijd heeft het blad een ander uiter~
l ijk gekregen en is het aantal abonneés gestegen tot boven de
200. Wij hopen dat het verschijnen van het blad voor veel le-
den een stimulans zal zijn om naast het verzamelen van het ob-
ject, ook in historische bronnen te gaan spitten om nieuwe ge-
gevens en aanvullingen aan te dragen over het wel en wee in de
pijpmakersnijverheid. Steeds opnieuw blijkt dat we slechts een
fragmentarische kennis bezitten over deze industrie. In de ar-
chieven en in de grond is nog ruim vo l doende materiaal aanwe-
zig om vele lustra te kunnen vieren.

De pijpenmiddag zal ditmaal in oktober worden gehouden . Het
Provinciaal Museum in Assen zal dan onze gastheer zijn. Tevens
bestaat de gelegenheid de fraaie overzichtstentoonstelling
dvei pijpen en tabacologica te bezoeken. Nadere gegevens over
het progrannna en tijdstip volgen in een van de volgende num-
mers.

In het AAACentre op de Looiersgracht is in maart weer de beurs
voor verzamelaars van rookgerei en pijpen. Nadere gegevens
staan op de binnenzijde van de achterkaft.

Voor u gelezen ....

Uit een persbericht eind november bleek dat het zeer slecht
gaat met de op één na laatste pijpenfabriek.

Pijpenfabriek failliet
De 200 jaar oude Goedewaagens Koninklijke Hollandse p1Jpen- en
aardewerkfabriek in Nieuw- Buinen gaat dicht . De directie heeft
gisteren het faillissement aangevraagd. De sluiting betekent
het ontslag van 110 werknemers . Het bedrijf raakte in finan-
ciële nood als gevolg van afzet problemen en concurrentie van-
uit Taiwan. De fabriek kende overigens a l geruime tijd moei-
lijkheden . De bonden tonen zich niettemin verbaasd over de
faillissementsaanvrage van het bedrijf dat zich in 1963 vanuit
Gouda in Nieuw-Buinen vestigde.

Dagblad Trouw dinsdag 23 november 1982

73

PIJP.AMBACHTELIJKE KOPPEN.

Het ambacht van het pijpmaken is op een aantal pij pen afge-
beel d. Niet al l een zij n een aantal bewerkingen te zien , maar
ook staan enige belangrijke attri buten al s versiering op de
ketel.
Op de eerste pijpekop ( la) bevindt zich , in een ovale om l ijs -
ting , een pijpmaker die een pijp uit de vorm haalt , naast hem
staat een pijpeton. De oml ijsting wordt aan één zijde vastge-
houden door een s taande leeuw (lb) . Op de andere zi jde , ook in
een omlijsting , zit een vrouw die een pijp aan het afwerken
i s (Ic) . In het midden, aan de achterzijde staat het merk ' de
gekro onde ES ', dit is tevens het hielmerk ( Id) . Dat erin g 1780 .
Van dit type p ijp(3)bestaat ook een 20e eeuwse versie. De fir-
ma P . Goedewaagen en Zoon heeft een krulpijp gefabriceerd waar-
van de voorstel ling e en sterke overeenkomst vertoont met het
exemplaar uit de 18e eeuw . Het is zeer wel mogel i jk dat de ou-
de mal is ·' ·opgehaal d" omda t deze versleten was . Het reliëf is
v l akker en de rijkd om aan details is afgenomen . De vrouw heeft
nu een bloem in haar hand en de pi jlenbundel i n de klauw van
de leeuw is bi j na nie t meer te zien. Ook he t opschrift onder
d e leeuw : TE GOUDA komt n i et meer voor . Het ES merk op de hiel
is op het oude exemplaar i n reliëf , terwijl di t merk op de la-
tere pij p een i ntaglio (indruk) stempelmerk is .
De pijpmakersp i jp van R. de Haan i s uit een andere mal afkom-
stig (2). Dit zeer fraaie p r oduk t is gemaak t door Arie van der
Klyn (1788- 18 19/32) , die zijn naam ook in het lint boven de
leeuw heef t staan . Het hie l mer k AE is door Abraham Eling in
1707 als e erste gebruikt. Volgens de Friederich- dater ingsme-
thode (HxBxO) is deze pijp omstreeks 1790 gemaakt, dit komt
over e e n met de periode waarin A. v . d . Kleyn werkzaam was .
Op afbeelding 4 is een pijpmaker met een kruiwagen , waarop een
pi j pepot of t on staat op weg naar , of komende van de oven .
De datering van deze pijp ligt omstreeks 1750.
Op de laatste pijpekop (5) s t aat aan beide zijden va n de ketel
een pijpepot of pijpeton. Deze pijp is langs de vo r mnaden van
een parelrand voorzien . De kop is onlangs gevonden in Schoon-
hoven.

NaQst de hier beschreven pijpen komt het eindprodukt, de pi jp
vaak op pijpen voor, zowel als hi elmerk of als zijmerk. Beken-
de merken zijn : de liggende pijp , de twee liggende pijpen en
de kruispijp.

Mochten er nog aanvullingen zijn op deze ambac htelij ke koppen,
dan gaarne reakties n aar : Leen van den Berg, Bl oems t ede 22 ,
3608 TK Maarssenbroek.

74

2

4 5
75

TABAKSBELASTINGEN EN PIJPMAKERS IN DE l 7e EEUW TE HOORN.

door Toon Steendijk .

In het begin van de l7e eeuw was er sprake van belastingont-
duiking op grote schaal op bier en brandewijn. Daarom stelden
burgemeesteren en vroedschappen van Hoorn in 1622 nieuwe ver-
ordeningen, waarbij ze ook de tabaksbelasting ging regelen:

11Ende alsoo den t obacq nu in een generale verpachtinge sal
wierden gebracht~ ende volgende voorgaende resolutie geschre-
ven sal tot Amsterdam~ daernac die ordonnantie sal dienen ge-
dresseerd werden~ omme d ' selfe ordonnantie te redresseren~
sulx noch t en meerder dienste van de Landen sal bevinden te
behoren"(!)

Deze verordeningen waren zeer voordelig voor de stadskas, maar
betekenden een verzwaring van de lasten voor de tabakshandela-
ren. Deze schreven in 1638 een uitvoerig verzoekschrift over
de hoge tarieven op de invoer van tabak ( 2). Voor de tabaks-
handel op de Barbados- en Canarische eilanden moesten ze aan
de West-Indische Compagnie vaste bedragen betalen, naast het
normale vrachtgeld en convooigeld . De stad Hoorn inde ook nog
belastingen, per pond verhandelde tabak. Dit maakte de lasten
zo hoog dat ze uiteindelijk twee maal de tabakswaarde bedroeg.
Het verzoekschrift werd door elf kooplieden aan de Heeren Sta-
ten van Holland en West-Friesland toegezonden . Ze wilden de
belasting op de invoe r verschuiven naar belasting op het ver-
bruik. Voor de handelsstad Hoorn zal dat aan inkomsten niet
veel uitgemaakt hebben.
In 1676 hebben klachten van handelaren en winkeliers weer een
nieuwe verdeling van de belastinglasten tot gevolg. Hoorn
krijgt dan van de Staten van Holland en West-Friesland een
nieuwe ordonnantie voorgeschreven (3). Deze ordonnantie maakte
verschil in de herkomst van de tabak, en men berekende de be-
lasting per pond of per canaster.
Om de kwaliteit te bepalen werden stedelijke keurmeesters aan-
gesteld, de handelaren moesten de helft van deze onkosten be-
talen. Bovendien moesten de handelaren hun opgeslagen waren
laten inschrijven en de schipper die de goederen aangevoerd
heeft vermelden . Alle schippers die tabak binnen brachten
moesten dit onmiddelijk laten inschrijven, dit om fraude te
voorkomen . Alleen op vertoon van dit inschrijfformulier mocht
het schip worden gelost. Zo werd het een en ander dubbel ge-
controleerd. Bij het verzwijgen en niet nakomen van de bepa-
lingen werden hoge boetes geeist.
Het verkopen van tabak was voor veel mensen een bijverdienste;

76

dat blijkt wel uit de archiefstukken waarin wanbetalers voor
het gerecht werden gedaagd(4) . De belangrijkste tabaksverkoop
vond plaats in de herberg, door de herbergier, maar ook de
chirurgijn verkocht tabak, evenals de zilversmid, de linnen-
verkoper en zelfs de schoolmeester.
In 1691 ging het stadsbestuur ook daar munt uit slaan, de
kleine verkoper werd een vergunning voorgeschreven. Tijdens
de regering van Lodewijk Napoleon, in 1811 werden vele zaken
opnieuw geregeld, er bleken in Hoorn (8000 inwoners) 72 tabak-
verkopers te bestaan. Om de concurrentie met Frankrijk te be-
perken werd de tabakshandel stilgelegd en bleven maar vijf
franssprekende winkeliers over (5).

In de genoemde stukken over wanbetalers, die voor de "Commis-
sarissen voor Kleine Zaken" werden geleid, staan twee pijpma-
kers vermeld. In de eerste plaats Pieter Gerridtz., tobacx-
pijpemaecker (1642), dit betrof zaken met de Raden van de Ad-
miraliteit. Hierbij ging het waarschijnlijk om pijpleveranties
voor de schepelingen. In latere stukken werd Pieter Gerridtz.
potbacker genoemd.
Tussen de door mij gevonden l7e eeuwse piJpjes
bevindt zich een exemplaar met een typisch
Hoornse dubbelconische kop en de initialen
PG (zie afbeelding).

De tweede pijpmaker is waarschijnlijk afkom-
stig uit Engeland. In een geding met de chi-
rurgijn, Mr. Willem, wordt in 1642 de pijpma-
ker Doorn Litteraer genoemd. In de doop- en
trouwboeken vinden we dat in 1628 de .jonggezel"Doói:n_:_Litte-,,
raer trouwt met Trijn Reijnders dr. van Amsterdam. Ze woonden
op het Achterom, waar meerdere Engelsen gehuisvest waren .
In een vordering van huishuur werd in 1648 de weduwe van Doorn
Litteraer genoemd . Het zal niet eenvoudig zijn om over de be-
drijven van deze pijpmakers gegevens te vinden, want er be-
stond in Hoorn geen pijpmakers- of pottebakkersgilde.

Bronnen uit het archief West- Friese Gemeenten te Hoorn:
1. Resolutieboek van Burgemeesteren en Vroedschap, opberg

nr. 106
2. Handel en neringen,opberg nr 2568, Gonnet Inventaris nr.453
3. Resolutieboek van Burgemeesteren en Vroedschap, opberg nr.

122

4. Rol van commissarissen van kleine zaken. Oud Rechterlijk-
Archief, opberg nr. 4430,443 1

5. Klaas van Voorst, Chronyck van Hoorn, opberg nr. 23

77

Enige archiefstukken die betrekking hebben op de handel in
tabak en de aanwezigheid van pijpmakers in Hoorn.
Hieronder een vertaling van de originele stukken, die op de
naast gelegen pagina staan.
De uitspraak staat naast de aanklacht vermeld.

I Mr . Willem chirurgijn, eiser, Commissarissen verclaeren

en Jacob Jansz. in de cleijne gedaagde wellich ,;

havensteegh, gedaagde concludeert tot (=schu l dig)

b etalinge van XIII gl uyt sake

van coop van toback

II D'zelve eiser, ende Doorn Litteraer Commissarissen hou-
pijpmaker,gedaagde,concludeert den de sake in ad-
ter betalinge van elff gl . vijs tot doenredag
uyt sake ende als reste van
coop ende conditie ten voordeel
van eiser gepurificeerd.

I II Doorn Litteraer, pijpmaker, Commissarissen houden

ende Mr.Willem chirurgijn, de sake in advijs tot

gedaagde,concludeert tot betalinge doenredag

van vijftich car. gl . uyt sake van

coop van een tonne pijpen

daerboven de gedaagde heeft gerespondeert

IV Bent Jansz . ,eijser, contra Pieter
Gerriàtsz . toebaxpijpenmaker,gedaagde ende defait

concludeert tot restitutie van derthien
gl. sesthien stuyvers bij de gedaagde van de
Raden ter Admiraliteit ontfangen
h em eiser toebehorende

V Mr . Cornelis Schoolmeester wellich (=schuldig)
eiser,contra Jacob Volckertsz.
gedaagde,om betalinge van 13 gl,
over coop en leverantie van
tabacq

78


Click to View FlipBook Version