The words you are searching are inside this book. To get more targeted content, please make full-text search by clicking here.
Discover the best professional documents and content resources in AnyFlip Document Base.
Search
Published by Stichting PKN, 2019-02-18 16:24:33

1-5-gecomprimeerd

1-5-gecomprimeerd

De hanáel en de scheepvaart leven weer op, en we zien dan ook
de opkomst van een industriële ontwikkeling in Venlo (2). Die
werd mede teweeggebracht door Napoleons politiek tegen Enge-
land. Na 1800 zien we een jeneverstokerij, fabrieken voor zeep,
zout en bietsuiker, en tenslotte ook een pijpenfabriek.

De pijpenfabriek van Jean Lenssen

Hoewel tot nu toe geen pijpen met zekerheid aan een lokale
pijpmaker toe te schrijven zijn, loonde het onderzoek in de
Gemeentelijke Archiefdienst van Venlo toch de moeite, omdat
daarbij enige namen boven water kwamen, die voor leden van àe
Pijpelogische Kring Nederland niet onbekend zijn, maar die
toch niet in Nederland gezocht werden, en daarom des te inte-
ressanter zijn.
Tot dat onderzoek was ik gekomen door een artikeltje in een
gestencild periodiek over Venlo's historie uit 1953 (2). Het
handelde over ene Jean Lenssen, die in het begin van de 19e
eeuw een pijpenfabriek had in een langwerpig gebouw van het
voormalige klooster Mariaweide. Uit dit klooster waren in 1798
de zusters verdreven, die tot dan bekend stonden onder de naam
Regularissen of Besloten Juffrouwen of ook wel Witte Vrouwen.
Zij hadden in hun levensonderhoud voorzien door te spinnen,
weven en borduren, terwijl zij ook onderwijs hadden gegeven(4).
Het complex is rond 1802 in het bezit van Jean Lenssen, die
overigens zelf uit wat toen voor het gemak maar Pruisen ge-
noemd werd afkomstig was, nl. uit het arrondissement Crefeld.
Hij was - waarschijnlijk in 1772 - te Rheydt geboren. Hij had
het op zijn 35e wat je noemt 'gemaakt', want hij bezat toen
een bietsuikerraffinaderij, een fabriek van pijpen, pennen,
was, ouwel (om brieven dicht te plakken), azijn en aardewerk,
een wijnhandel, en bovendien was hij expediteur en eigenaar
van schepen (5).
Vijf jaar later horen we niets meer over azijn of aardewerk,
maar hij heeft er dan wel een zeepfabriek bij (6). Hij heeft
dan een raffinaderij waarin tussen mei en oktober 1812 8 werk-
lieden heeft, die 800 kg suiker produceren. In de .zeepziederij
werken 6 mensen die goed zijn voor honderd ton van elk 120 kg,
terwijl 23 mensen zich bezighouden met het vervaardigen van
zeshonderdduizend pennen. Maar in de pijpenfabriek had hij 74
mensen werken, die '3 mille gross chaque à 12 Douzaine' maak-
ten. (zie afbeelding)

In 1804 hoorde hij tot de vijf fabrikanten, die onder het voor-
zitterschap van de burgemeester na een desbelreffend decreet

78

Mariaweide. De pijpenfabriek gezien vanaf de bleek, voor de
afbraak in ca . 1940.

79

1 ' 4 6 : 4 4 ~ M ~ ?7- 4--··•/ ! ~~1/.,1-~·/ e~l'<-(e~dl· e/Y'~lt
. ; 4~ ~ ~ / / , u ~ . ".Y~ '
l~~:::Wi•~·~:~ri~ 7 !~~77 .
• ~ v ~ i••/.. H~ ·r:1,,;~_J. e/<f/u4::z-,./ 1 {fA

i

,f.e.,. I ~L'./ ' .l.l/4k'

i tf',k , 6. ~1zj

,.1.?L_,,,.,

~·r~/$/iJ.4,,,,.) AL,,:_IJ' I:> ~A4
) ~~~ t

1 ,' - 1

van Napol~on, de voorloper voor wat later een Kamer van Koop-

handel genoemd zou worden, oprichtten (7) . In 1806 werd hij

zelfs raadslid, wel een bewijs dat hij tot de Venlose upper

ten behoorde.

In de 'Staat der Bevolking van de Stad en Bantuin Venloo opge-

nomen in January 1815' vinden we de volgende gegevens over hem

en zijn gezin. Tussen haakjes staan de leeftijden, zoals die

voor 1820 waren opgenomen . Men nam het toen blijkbaar niet zo

nauw met de leeftijden .

Naam Voornaam Geboorteplaats Leeftijd Godsdienst
reform,
Lenssen Jean Rhijd 41 (48)
Melsbach Agnesia Crefeld 42 (50)
Lenssen Georg Rhijd 20
Lenssen Elise 19
Lenssen Johanne 1'
Lens sen Wilhelmine 18
Lenssen Julia(na) '' 16 (21)
Lens sen Hendrick '' 15 (20)
Lenssen Gustave 13 ( 18)
Lenssen Marie '' 10
9 ( 14) l
Ven1 'loo

''

80

Lenssen Julius Venloo 7 ( 10)

Lenssen Carl 6 (8)

Lenssen Sophie 1' (6)
1'

t
Zij n oudste kinderen z iJ n in 1820 blijkbaar getrouwd en ver-

huisd, terwijl Gustave mogelijkerwijs gestor ven is. Terugtel-

lend komen we op een geboor tej aar uit van 1774 of 177 2 . Andere

hier niet ter zake doende gegevens laten 1772 wel al s het

meest waarschijnlkij ke jaartal naar voren komen .

Wat weten we nu over zijn pijpfabriek? De gegevens in het ar-
chief (8) liggen niet bepaald op chronologische volgorde. Veel
moet verloren zijn gegaan. Wat ik vond, zij n soms duidelijk
kladj es, waarin een ambtenaar enige gegevens bij e lkaar heeft
gezet, die blijkbaar nodig waren om lij sten samen te stellen
voor het departementaal en provinciaal bestuur . Soms kon ik
het origineel niet terug vinden, dat gebruikt werd voor het
artikel van dertig jaar gel eden.

jaar aantal aantal geschatte gemiddeld

wer k lieden piJpen waarde dagloon

1802

1804

1809 60 2. 000 . 000 50.000 frs

18 10 60 2.000.000

181 1 60 2.000.000

1812 74 45.000 frs 1, 25 fr

3 meesters

70 werklieden

klerk

Van januari tot en met mei is de maandproductie

170.000 pijpen. Over de maanden juni, juli, augustus

en september 86 , 000 pijpen. Heeft die trend zich

voortgezet in de laatste dr ie maanden van het jaar,

dan komen we voor het eerste halfjaar uit op 6 maal

170.000 en voor het tweede halfjaar op 6x 86 . 000 wat

een jaarproductie oplevert van 1,536.000 pijpen . Is

de geschatte waarde van 2 mi l joen pijpen in 1809

zo 'n 50 . 000 frs, dan is dat gemiddeld pe r pijp 2!

centime. Als de waarde van de franc in 18 12 ongeveer

hetzelfde gebleven i s, dan komen we uit op een jaar-

productie van 1. 800 . 000 pijpen.

1812 dec. 86

1813 jan . 86

81

1816 apr. 60

aug. 65 loon 10,60 volw.

10,20 kind

De productie gaat naar 'Pruisse'.

1819 Vanwege de Pruisische douane heeft Jean Lenssen zijn

voornaamste fabriek, de pijpenfabriek dus, naar

Pruisen verplaatst (3) .

Merken

Gelukkig wel bewaard bleef de brief, die het provinciaal be-

stuur op 9 januari 1817 naar de burgemeester van Venlo stuur-

de, waarin opgave werd gevraagd van alle pijpenfabrikanten en

de merken, die zij bezigen (9). Hierdoor weten we tenminste,

dat de Goudse pijpmakers niet ten onrechte zo voor hun merken-

bescherming gevochten hebben:
Maastricht den 9 January 181?

De in en doorvoer van aarde tabakspijpen, met de merken van
inlandoche Fabrieken voorzien, volgens de tegenwoordige wet,
verboden zijnde, zoo is het nodig, dat bij de Administratie
der Convoyen en Zizenten bekend zijn de verschillende merken
waarvan de binnen dit Rijk bestaande pijpenfabrieken zich be-
dienen. Ten einde deze daarmede bekend te kunnen maken, ver-
zoeken wij UE: om aan ons te doen toekomen
1° De opgave van elk der merken hetzij wapens of Zetters waar-
van de pijpenfabrikanten in uwe Gemeente gevestigd zich voor
de onderscheidene door hun vervaardigd wordende soorten van
aarde pijpen bedienen.
20 Eene tabel waarop vermeld staan
a de namen en voornamen der Fabrikanten
b de merken, hetzij wapens of Zetters waarvan zij zich voor de
onderscheidene door hun vervaardigd wordende aarde pijpen be-

dienen.
Het belang der fabrikanten zelve vordert dat deze opgave zoo
spoedig mogelijk geschiede, en ieder hunner zal zich dus zeker
haasten om UEd: daartoe in staat te stellen, verwagtende wij
dierhaZven uiterlijk voor den 15 dezer Uwe rescriptie .

De Gedeputeerde Staten der
Provincie Limburg

Hieraan vastgehecht zat de opgave van J.Lenssen zelf:
Les marqués sur Zes pipes de terre de la fabrique de J.Lenssen
dans Ze commune de Venlo sant suivantes

WS - D - BBW - 46 - les pipes dit rai t
sant gravés des armes de la viZZe de Venlo

82

De term 'les pipes dit roi' mag op het eerste gezicht niet zo
duidelijk zijn, maar de vertaling luidt letterlijk:'de pijpen
genaamd koning'. Keizers- en koningspijpen komen in de 18e
eeuw ook in de pijpmakerij van de Noor Jacob Boy voor (10).
'Helaas is nog niet zeker wat hiermee bedoeld wordt', zegt Don
DÜco in zijn artikel over de namen van pijpen. Het zouden ver-
sierde pijpen kunnen zijn met een steellengte van resp. 33 en
25 duim (11), Een ander laat beide soorten pijpen een lengte
van 80 cm hebben ( J 2). Het zou mooi zijn als met keizers- en
koningspijp de gezichtspijpen aangeduid worden zoals die,voor-
zien van een soort kroon, oog al eens gevonden worden. Een
dergelijk exemplaar gevonden in Venlo zou dan mogelijk zo'n
koningspijp zijn. Helaas is dit exemplaar niet van het wapen
van Venlo voorzien. Omdat trouwens de productie van Lenssens
fabriek naar 'Pruisse' geëxporteerd we rd, zullen we moeten af-
wachten wat in Duitsland aan vondsten boven de aarde komt .

83

Op 23 januari 1817 werd de officiële 'Opgave der binnen de
stad Venlo bestaande pijpen fabrieken en van de bij deze l ve
gebruikt wordende merken' opgemaakt. In klad, want er staan
wat doorhalingen in en het papier is niet door de burgemeester
ondertekend (13). Die doorhalingen is het juist,wat dit ar-
chiefstuk zo belangrijk maakt. Hoe belangrijk zal blijken in
het tweede deel van dit a rtikel over de Venlose pijpenfabri-

cage.

In februari 18 19 heeft de stad weer een opgave moeten doen van
de verschillende merken, die de pij penfabrikanten in Venlo ge-
bruiken. Dit n. a .v. het Koninklijk Be s luit van 25 dec. 1818
wa arin h e t me r k en-recht gere geld wordt . In heel Nederland we rd
om die opgave ge vraagd, omdat men wil komen tot een registra-
tie van a lle p ijpmerken in het land om zodoende meer vat te
krij gen op de merkimit a t ors (14). Dit res ulteert in de nu vol-
gende brandbrief van het provinciaal bestuur (15).

Maas t r icht den 23 Juny 1819

De onderschei de merken der in Uwe Stad bes t aande pijpen Fabri-

ken, ingevolge der door UEd . Achtb . missive van 25 Febr uary 11 .

aan mij gedane opgave, door mi j aan Zijne Excellentie den Mi-

nist er voor het Publieke Onderwij s enz. i nge zonden geworden

zij nde, wordt mij als nu door Zij ne Excellent ie te kennen ge-

geven., dat de algemeene vergelijking der lijs ten aan Hoogde-

zelve heeft doen zien, dat onderscheidene merken niet alleen

door meer dan eene Fabriek in dezelfde Stad, maar ook in meer

dan eene Provincie gebezigd worden; zoo dat het te meer nood-

zakelijk is , o~ voor al een waakzaam oog te houden op de nako-

ming van het 4 e Artikel van Zijner Majes teits Bes luit van 25

December 11 . (Staatsblad N° 47) , houdende dat op alle pijpen,

merkpapieren, vaten of kisten, behalven het aangenomen merk

voor den Fabrikant, het wapen van de Stad of plaats , alwaar de

Fabriken gevestigd zijn, moet en geenzins dat eener andere

Stad mag uitgedrukt worde::;i-:--

Ik nodig de.rhalve UEd. Achtb. ten gevolge van de op mij ver-

strekten last , uit, om zich te overtuigen dat deze bepaling

reeds werkelijk ter executie is gelegd ; en in het tegenover-

gestelde geval , daartoe ten spoedigsten te doen procederen, al-

zoo het vanzelve spreekt, dat de voortdurende handhaving van

het bedoelde Artikel juist geschikt is, om de Fabrikanten der-

zelver regt van eigendom op eene billijke wijze te verzekeren;

Ik zal UEd . Achtb. spoedig berigt ten aanzien van het in dezen

vermeld object , tegemoet zien . .

De Gouverneur der 'ftrovincie Limburg

84

Voor de fabriek van Jean Lenssen is dit kennelijk niet meer
van belang, want in of kort voor 18 19 heeft hij zijn pijpen-
fabricage over de grens gebracht (16). Het vertrek van de
Fransen in l8l~en de gewijzigde econo-mische omstandigheden
zorgden ervoor , dat de Venlose bedrijven met exportkarakter
geen bestaansgrond meer hadden, waardoor we de bietsuikerpro-
ductie en de pijpenfabricage van Lenssen uit het stadsbee ld
zien verdwijnen (17). Waarheen is niet bekend. Verschillende
gebouwen van het voormalige klooster gaan in andere handen
over . Rond 1826 is makelaar P.J.Berger de eigenaar geworden .
In 1830 bewoont een timmermansgezin met twee kinderen de oude
pijpenfabriek. Jean Lenssen zelf is in 1820 'koopman' en in
1822 wordt hij 'fabricant de sel ' genoemd. Tot 1825 bleef hij
raadslid. In 1830 bewoont hij het pand Nieuwstraat 17 (een
deel van het kloostercomplex). Misschien alleen nog in naam,

want na 1825 schijnt hij uitstedig te zijn .

'Het Westerwald' in Limburg

Het moet voor Jean Lenssen niet moeilijk zi3n geweest om arbe i-

ders aan te trekken voor zijn pijpenfabriek. Hij laat hele ge-

zinnen overkomen uit zowel HÖhr als Grenzhausen, gezinnen die

volgens de ' Staat der Bevolking van de Stad en Bantuin Venloo,

opgenomen in January 1815' alle wonen in ongenummerde woningen

op het terrein van de fabriek van Jean Lenssen. Als bij zonder-

heid valt daarbij te vermelden , dat die uit HÖhr (H) als ka-

tholiek te boek staan, terwijl die uit Grenzhausen (G) protes-

tant zijn. Van tenminste twee kinderen weten we met zekerheid,

dat ze werken . Toch mogen we wel aannemen, dat er onder de 60

arbeiders van 1816 meer kinderen hand- en spandiensten ver-

richt zullen hebben.

De nunnners met een+ staan speciaal als 'pij penbakkerspaar'

vermeld. Dat klopt wel met het gegeven uit 181 2 ( 18), waarin

sprake is van 3 pijpenmeesters, 70 werklieden en 1 klerk . Door

de in Venl o (V) geboren kinderen is te vermoeden van welk jaar

af de ouders in Venlo werkzaam zijn.

mansnaam vrouwsnaam voornaam geboorte- leeftijd
plaats

Holzenspies Elisabeth Kemppach 5 1 weduwe
L'Amoureux Marie 7 dochter
2 Bl oem Peter V
Gertrude 30 vrijgezel
Jong . G 58 weduwe
G

3 Bloem Jacob G 26
4 Bl oem Elisa G
5 Bloem J ohan G 28
6 Bloem Catherine 17
G 15

85

mansnaam vrouwsnaam voornaam geboorte- leeftijd

plaats

7 Bloem Cath. Maria G 13

Kennelijk is Peter het hoofd van de familie na de dood van

8 vBardee.idre. n+ Mathias H 45

9 Hermans Marie Cathe H 38

Breiden Peter Mathias V 5

Breiden Hendrik V 2

10 Breiden+ Willem H 44

11 Kalb Elisabeth Ransbach 32

Breiden Peter Xanten 12

Breiden Willem V 10

Breiden Peter Jacob V 9

Breiden Johan V7

Breiden Peter Francis V 6

Breiden Anne V 9 mnd

12 RÖden Elisabeth H 44 weduwe

13 Breiden Anne H 17 doch ter

Alleen deze twee vrouwen blijken in 1820 nog in Venlo te

wonen. Anne is dan getrouwd met Johan Hendrik Greefrath.

14 Demond Peter H 39

Holzenspies Annemarie G 27

Dernond Elisabeth V 1

15 Dorn Peter H 28 vrijgezel

Wat een verrassing een lid van de beroemde familie Dorn

rond 1815 op Nederlandse bodem aan te treffen!

16 Kamp Helene H 42 getrouwd

17 Gend Catherine H 8 dochter

Uitdrukkelijk staat vermeld, dat Helene get rouwd is, dus

geen weduwe . Ze is mogelijk gescheiden . Dochter Catherine

werkt met haar 8 jaren ook in de fabriek .

18 Gros Elisa H 20 vrijgezel-

Zij woont op hetzelfde adres als nr. 34 . lin

19 Holzenspies Peter G 24

20 Rems Catherine G 28

Holzenspies Willem V 6 weken

21 HÖver Christine H 25 vrijgezel-

lin

22 Kesseler Hendrick H 39 weduwnaar

Kesselaar Peter H 12

Kesselaar Elisabeth H 10

23 Klultjen Jacob H 27

24 Alberts Aldegonde V 23

25 Klultjen Jo hann V 6

86

mansnaam vrouwsnaam voornaam geboorte- leeftijd

Kleutjen Elisabeth plaats

Roermond I!

In Roermond \s kennelijk Kleutjen verstaan of opgegeven. Ik

waag de veronderstelling uit te spreken, dat Klultjen eigen-

lijk Kluitgen heet, omdat die naam in HÖhr voorkomt. In

1835 blijkt bij Jacques Knoedgen in Chokier aan de Maas in

België ene Jean Kleutgen uit Venlo te werken, die dan 26

jaar oud is (19). Dat kan haast niemand anders zijn dan Jo-

hann Klultjen, die immers met zijn 6 jaar al in de fabriek

mee wirkt.

26 Krotz Peter H 40

27 Bre-iden Annemarie H 40

Krotz Anne H 14

Krotz Marieanne V 11

Krotz Elisabeth V 11

Krotz Annemarie V 5

Krotz Willem V 2

Krotz Antoinette V 5 weken

Vermoedelijk werkt Anne mee, omdat achter haar naam speci-

aal vermeld staat 'jonge dogter'. Later zullen wij haar

naar alle waarschijnlijkheid in 1843 als pijpenfabrikante

in Venlo terug ziën.

28 Leij endecker Frederick G 51

Remms Annemarie 'in helliger' 4 1

29 Leijendecker Jacob G 18

30 Leijendecker Anton G 14

31 Leijendecker Frederick G 24 vrij geze 1

32 Rems Johan G 62

Rems Cath.Wilhelm. G 52

Rems Elisabeth G 24

Rems Jacob G 21

Rems Agnes Herborn 18

Rems Jan Willem G 14

Rems Willem V 8

Hoewel nie t aangegeven staat, dat de oudste kinderen 'ar-

beijder' zijn, mogen we toch wel aannemen, dat ze in de fa-

briek van Lenssen werken.

33 Rijchardt Willem H 52

Beurskes Marie V 29

Rijchardt Peter V 5

Rijchardt Anne V 3

34 Steinebach Peter H 51 getrouwd

Met wie hij getrouwd is, is niet duidelijk. Hij woont even-

wel op hetzelfde adres als Elisa Gros die vrijgezellin is ..

87

35 Steinebach ? Marieanna H 5 1 weduwe Kleutj e n

36 Steinebach Mari eanna H 19 docht er

Niet duidelijk i s of 'weduwe Kleutjen' s laat op haar meis-

jesnaam, of dat zij voor de tweede maal weduwe i s geworden

bij de dood van een verder onbekende heer Kleutj en, die mis-

schien wel Kluitgen heette . Maar misschien i s z ij wel de

van Peter Steinebach geschei den levende mevrouw Steinebach,

vr oege r weduwe Kl e utjen .

37 Wingender Anton H 37

38 Gros Mari anne H 30

Wingender Annemarie H 6

Wingender Marianne H 4

Wingender Peter V 2

Een tweede verrassing: leden van de familie Wingender op

vaderlandse b odem! Overigens moet Anton zich pas laat in

Venlo gevest i gd hebb en gez ien de geboorteplaatsen van zi jn

kinderen.

39 Wingender Annemaria H 25 vrijgezellin

Het is niet onmogelijk, dat zij een zus ter i s van bovenge-

noemde Anton , die immers ook zijn eers t e dochter Annemarie
noemt.

Al s 'koopman in p ij pen' staan in 18 15 apart ve rmeld :

40 Holzenspie s Willem G 28

Janssen Anne Cathe Kaldekerken 29

Rolzenspies Elisabeth Kaldekerken 2

41 Kehr Ni colas Vallenda r 40 weduwnaar

Kehr He nderick Wegberg 6 zoon

Beide ' koopmannen' wonen op het t erre in van J . Lenssen . Dit

duidt erop, dat beide in de fabriek gewerkt kunnen hebben.

Als ' knegt bij Lenssen' komen in 181 5 voor en wonen eveneens

op het te rrein van de pijp enfabri ek :

Joris Peter Rheydt 41

Lomans Elisabeth Mulheim 46

a .d.Roer

Joris Catherine V II
Joris J n Diederick V
Joris Wilh .Hendrik V 10
6

Klumpkes Jan Swalmen 39

Lappen Dorothee Kaldekerken 37

Klumpkes Adolphe V 7
Klumpkes
Klumpke s Marie Sibille V ., 4
2
Johann V

In 1820 1 S Jan kenne lijk overleden: zij n vr ouw i s dan spin-

88

Gekroonde WS p1Jp, gevonden te Venlo . Op de rechterzijde van
de hiel is een afwijkend zijhielmerk te zien. Mogel i jk is het
een lokaal produkt.

In Venlo opgegraven ovoïde p1Jpen met het (imitatie?) Goudse
wapen op de zijkant van de hiel. Lokale pijpmakersprodukten?

89

ster en zoon Adolphe is dan met ziJn 12 jaar al kuiper van be-
roep.
Nu wonen er in 1815 nog twee gezinnen , waarvan de vaders in
HÖhr geboren zijn. Deze wonen echter in de stad, dus niet op
het terrein van J.Lenssen, en zijn bovendien van beroep pos-
tillon. Het zijn - voll edigheidshalve - Reyner van Daal die
met een Tegelse en Stephan Jacobs die met een Venlose getrouwd

1S.

DE PIJPENFABRICAGE IN VENLO II

De tweede generatie
Vo l gens de Staat der bevolking wonen er in Venlo in 1820 geen
pijpmakers meer die uit HÖhr of Grenzhausen afkomstig zi jn,
a lthans niet meer op hun oude adres , het terrein van het voor-
malige klooster Mariaweide .
Nu bevindt zich in de Gemeentelijke Archiefdienst van Venlo
een stuk, gedat eerd op 23 januari 1817 (20) met de ' Opgave der
binnen de stad Venloo bestaande pijpen fabrieken en van dezel-
ve gebruikt wordende merken' . Het was dit document, dat mij
door de doorgehaalde namen op he t spoor zette van de tweede
generatie Venlose pijpmakers.

c;; .......)

::z:~'.I

_,-;?,) /4,:;;

Onder ' getal der fabrieken'staat l;onder'namen van fabrikanten ' :
Lenssen (met één streep doorgehaald)
Greefrath (meermalen doorgehaald) 1

90

Onder 'voornamen':
Jan Hendrik (waarvan alleen Hendrik doorgehaald)

Verder staat er bij de opgave der merken onder 'wapens': het
wapen van Venlo,, bestaande in den halven Leeuw op een anker;
met de spreuk: Festina lente Cauta fac omnia mente.

Onder 'letters' staat er: W,S. - D - BBW - 46.

Het wapen van de stad Venlo

De ambtenaar die dit stuk klaar maakte, vond in eerste instan-
tie de jongeman Greefrath kennelijk belangrijk genoeg om hem
te vermelden. Ik vermoed, dat deze Greefrath de klerk is die
Lenssen voor zijn pijpenfabriek in dienst heeft. Lenssen zelf
heeft nog vele andere affaires, de klerk moet zijn belangen in
de pijpenfabriek behartigen. Bij nader inzien heeft de ambte-
naar ten stadhuize zijn fout ingezien en streept - onhandig
genoeg - beide achternamen door. Daarna zal hij het stuk op-
nieuw hebben moeten schrijven, dat dan wel voorzien van 's bur-
gemeesters handtekening naar Maastricht kon worden opgestuurd.

In de Staat der Bevolking 1815 komt een weduwe voor met twee
ongetrouwde zoons, waarachter op dat moment geen beroep staat
ingevuld, te weten:

Bossems Marquerite KÜckhovenx 70 weduwe katholiek

Greefrath Cornelis Venloo 20 zoon

Greefrath Jan Venloo 22 zoon

(Vermoedelijk ziJn beider leeftijden verwisseld, want in 1820

blijkt Jan - Joh.Hendrik - 24 en Cornelis 27 jaar te zijn)

Kuckhoven"":""""'I li• gt onder Mo•• nchen-Gladbach X
Grefrath als plaats ligt ten zuiden van de lijn Venlo-Kempen

91

Volgens hun leeftijden Zl.Jn ze lang. voor Lenssen zijn p1.Jpen-
fabricage begon al in Venlo geboren. Hun vader zal, als hij a l
pijpmaker is geweest dat beroep niet van huis ui t hebben uit-
geoefend. In 1820 blijken beide zoons dan toch pijpenbakker te
zijn. Jan is dan gehuwd met een van de arbeidsters uit Lens-
se.ns fabriek, en wel met Anna Breiden . Haar moeder Elisabeth
RÖden woont bij het paar in. (Nrs . 12 en 13 uit de lijst onder
'Het Wes terwald' in Limburg)
Volgens het bevolkingsregister van 1820 wonen in de Klaas-
s traat 18:

Gree fradt Joh . Hendr ik Venlo 24 pijpenbakker

Breiten Anna HÖer 22 huisvrouw

Gree fradt Corn. Francis Venlo 1 zoon

2

RÖden Elisabeth HÖer 50 zonder beroep,weduwe

Greefradt Corne lis Venlo 27 pijpenbakker,jongman

Op hetze lfde adres wonen dan ook nog:

Mulle r Carel Helmstadt 2 2 diens tknegt,pij-

in Brunswijk pen bakker

Gondlach Willem Grosalmerood id.

Hessen

Helaas ontbreken allerlei andere gegevens die een verhaal ove r
pijprnakers zo interessant kunne n maken . Niets ove r merken,ove r
kle iaanvoe r, werkloon of soorten pijpen. Alle en i n 1826 een
nie uwe brandbrie f v an he t prov inci aal bes tuur:

Maastricht den 30 November 1826

Zij ne Majestei t onderrigt gewor den zijnde dat in sorrunige Pro-
vincien de bepaZingen van HoogstdeszeZfs besZuit van 25 Decem-

ber 1818, (StaatsbZad N° 47) betr effende de mer ken der Pijpen-
fabrieken, niet worden in acht genomen, zie ik mij verpZigt
UEd. Achtb. ui t te nodigen om te zorgen, dat aan de nauwkeuri-
ge handhaving van voors . besZuit, voor zoo veei UEd . Achtb .

Stad betr eft, voortdurend de hand gehouden warde, waar van
UEd . Achtb . zich het best zulZen kunnen verzeker en door van
tijd tot tijd te onderzoeken of werkeZijk door de Pijpenfabr i -

kanten te uwent geene andere merken gebezigd worden, dan die
bij UEd . Achtb . missieve van 1 October 1819 N° 141 aan mij
zijn opgegeven geworden .

De Staatsraad Gouverneur
der provincie Limburg ( 21)

In 1830 blijkt h ij z1.Jn be drijf uit gebreid t~ h ebbe n.

92

Nu wonen er in de Klaasstraat 16:

Greefrath Jan Hendrik Venloo 36 pijpenfabrikant
HÖr bei 32
Brij t".fTI Anna Coblentz
Venloo 10
Greefrath Francis Venloo 8
Greefrath Venloo 2
Greefrath Johannes Venloo 4
Greefrath Herman HÖr bei 56 weduwe
Anna Coblenz
Roeden Elisabeth Venloo 39 pijpenmaker
Venloo 19 pijpenmaker
Greefrath Cornelis Venloo 16 pijpenmaker
Brij ten Mathijs Venloo 22 pijpenmaker
Brij ten Hendrik Venloo 24 pijpenmaker
Brij ten Johan HÖr bei 25 pijpenmaker
Kluitgen Hendrik Coblenz
Wingender Peter Venloo 18 pijpenmaakster

Reichardt Johanna

Mathijs en Hendrik Brijten zijn de twee zoons van het pijpbak-
kerspaar Mathias Breiden-Marie Cathe Hermans (Nrs 8 en 9. uit
de lijst onder ' Het Westerwald' in Limburg).
Johan Brijten is de zoon van het pijpenbakkerspaar Willem
Breiden- Elisabeth Kalb (Nrs JO en 11 onder 'Het Westerwald' in
Limburg) .
Johanna Reichardt is de dochter van het paar Willem Rij chardt-
Marie Beurskes (Nr 33 uit de lijst onder 'Het Westerwald' 1.n
Limburg) .

In 1840 woont het gezin van Joh .Hendrik Greefrath niet in Ven-
lo. Omdat en in 1835 en in1839 in Louisenburg twee kinderen
van hem geboren zijn, en omdat we weten dat er in Venlo op 7
juli 1829 (22) twee pijpmakerijen zijn met 12 werklieden, ter-
wijl op 30 januari 1834 in twee pijpmakerijen nog maar 2 man
en twee vrouwen werkzaam zijn ( 23), mogen we gevoegelijk aan-
nemen, dat hij in 1833 of 1834 ve rtrokken is.
Venlo wordt in die jaren vanuit Brussel bestuurd . Of deze ver-
andering in de staatkundige toestand te maken heeft met zijn
vertrek naar Duitsland is niet duidelijk. Mis schien de hele
familie, maar in ieder geval zijn oudste zoon bevindt zi ch in
1846 in het Noordfrans e Givet, waar op dat moment twee even-
grote pijpenfabrieken (Blanc-Garin&Guyot en Gambie r) samen
aan ruim 300 mensen we rk· verschaffen (24). In dat jaar wordt
zijn kleinzoon Jan Hendrik geboren, zoon van zijn oudste zoon
Cornelis Francis en Antoinetta Dominica Kratz. Twee kleindoch-

93

Brei den

X

Elisabeth Röden
(ca ,1771 Höhr)

Peter Kr~tz
(ca 1775 Höhr)

X Annà Bre i d e n - -
(ca 1798 Höhr)
Annemarie Bre iden
(ca 1775 Höhr)

1

Antoinetta Dominica Kratz- xJ..1 Cornelis Francis
(1816 Venlo)
(1819 Venlo )

2 Johannes Hendrik

(1822 Venlo)

3 Ann a Maria Eli sab

(1825 Venlo)

4 Sybi lla Elisabeth

(1835 Louisenbu rg
5 Wilhelm Frans Gr

(1839 Louisenbu rg

11 Jan Hendrik Greefrath Gedurende de

(1846 Givet) Peter Kr~t z
2 Anna Maria Elisabeth Greefrath Annemarie Bre
Elisabeth Röd
(1848 Venlo) Anne Brei den
3 Maria Sibilla Carolina Gree f r ath Johan Hendrik
Cornel is Gre
(15-3-1851 Venlo) Cornelis Fran
Antoi netta Do

Greefrath
--x

Marquerite Bossems
(ca 1745 Kückhoven)
1 Cornelis Greefrath
,._ (ca 1793 Venlo)

---x L2 Johan Hendri k Greefrath
Greefrath (ca 1795 Venlo) •

-1

Greefrath

beth Greefrath De familiebetrekkingen
van enige pij pmakers
h Gree frath in Venlo gedurende de
g)
reefrath periode 1802 - 1853
g)

-

periode 1802-1853 waren in Venlo werkzaam:

eiden -1 804-1819;-1830-1840-

-1 804- 1819;-1830-
den -1819 -1830-

-1819 -1830- ;- 1848-dec . 1853
k Greefrath - 1819 -1830-;-1848-dec . 1853
eefra th
- 1819 - 1830-
nci s Greefrath
- 1848-dec.1853
omi ni ca Kratz -1 848- d e c . 1 853

-,t
O"I

ters worden dan resp. in i848 en 1851 in Venlo geboren. En zo
weten we, dat de familie weer terug is uit het buitenland .

..Maar niet voor lang .

Volgens het bevolkingsregister van 1850 wonen nu buiten de ei-
genlijke stad in de Bantuin in twee huizen de volgende gezin-
nen:

Rustplaats nr. 1516

Greefrath Johan Hendrik 1795 Venlo pijpenbakker

Breiden Anna 1795 HÖhr

Greefrath Anna Elisabeth 1825 Venlo

Sibilla Elisabeth 1835 Louisenburg

Wilhelm Frans 1839 Louisenburg

Zeitler Maria 1844 Venlo

Zeitler Wilhelmina 1846 Venlo

Greefrath Maria Sibilla Carolina 15-3-1851 Venlo

dochter van

Rustplaats nr. 149

Greefrath Frans Cornelis 1819 Venlo pijpenbakker

Kratz Antoinetta Dominica 1816 Venlo

Greefrath Jan Hendrik 1846 Givet

Anna Maria Elisabeth 1848 Venlo

Kennelijk was de ruimte in het eerste huis groot genoeg om
behalve aan een kleinkind ook nog aan twee wezen onderdak te
geven. Ook mogen we aannemen, dat vader en zoon afzonderlijk
hun bedrijf uitoefenden, want een document uit 1851 leert ons,
dat er in Venlo twee pijpenfabrieken zijn (25).
Op 22 december 1853 vertrekken beide gezinnen weer naar Duits-
land en wel naar Essen, zonder de twee wezen die dan op,geno.men
worden in het kindergesticht van de kolonie Veenhuizen .
En hiermee is dan aan de pijpenfabricage in Venlo een einde
gekomen.

DE PIJPENFABRICAGE IN VENLO III

Een archiefstuk van 30 januari 1834 (26) leert ons, dat er dan
in Venlo twee pijpenfabrieken zijn, waarin 2 mannen en 2 vrou-
wen werkzaam zijn. Johan Hendrik Greefrath met de zijnen moet
dan al uit de stad vertrokken zijn.
Het dagloon bedraagt 1,25 fr. Per jaar is 16,000 kg klei nodig .
Aangezien 100 kg klei 25 frs kost, vertegenwoordigt dat een
waarde van 4000 frs. Er worden 172.800 pijpen gemaakt, die per
gros 2,50 frs kosten, wat een waarde vertegenwoordigt van 3000

95

frs. Hoe pijpmakers met zo'n verlies moeten leven, is miJ een
raadsel. Deze hoeveelheid pijpen werd overigens bij Lens sen
ruim 20 jaar eerder in één maand gemaakt.
Om welke pijpmakers gaat het nu eigenlijk?
Een document uit 1839 geeft ons hierover uitsluitsel (27) . Het
gaat om G.Dohr, die in 1829 nog wel belasting betaalde, maar
niet in 1839. Of de zaken ook slecht gingen . Hij woont in de
Klaasstraat. De tweede naam op hetzelfde blad is Kratz, die
eveneens geen belasting betaalt en op de Maagdenberg woont,
hoewel er ook id. staat onder Klaasstraat. Maar dit moet een
vergissing zijn.

Volgens de Staat der Bevolking van 1840 woont in de Klaas-
straat 21:

Doorn Willem Grenshausen Nassau 57 pijpenbakker

Kluitgen Anne HÖer 50

Bij weduwe Door hangt later in de Klaasstraat58 nog het uit-
hangbord 'De twee pijpen' uit (28). Ook in 1843 (29) waarin
zijn naam doorgestreept is en in 1848 in de 'Opgave der Muta-
tiën, welke omtrent de in de Stad Venlo bestaande Fabryken,
Trafyken sedert Ie January 1843 zijn voorgevallen' (30) komt
zijn naam als Door voor . 'Doorn' blijkt dus geen 'Dorn' te
zijn maar 'Dohr' .

'Kratz' blijkt in 1843 en 1848 'Anna Kratz' te ziJn. Niet dui-
delijk is waar zij woont in 1840. Waarschijnlijk niet in Ven-
lo. De 'Kratz ' van 1839 woont 'Magdenberg'. Met deze naam is
welhaast zeker Peter Kratz bedoeld, die in 1815 Pe ter Krotz
(Nr 26 uit de lijst onder 'Het Westerwald' in Limburg) heette.
In 1830 en 1840 woont hij als pijpenfabrikant op de Maagden-
berg resp. 115 en 134 .
Vergelijken we de gegevens van 1815, 1830 en 1840, dan zien we
het volgende:

1815 Mariaweide

Krotz Peter HÖhr 40 pijpenbakkerspaar
Breiden Annemarie HÖhr 40
Anne HÖhr 14 j ongedogter
1 Krotz Marie Anne Venlo 11
2 Krotz Elisabeth Venlo 11
3 Krotz Annemarie Venlo 5
4 Krotz Willem Venlo
Antoinette Venlo 2
5 Krotz 5 week~n
6 Krotz

96

1830 Maagdenbe rg 115

Kratz Pete r HÖhr 54 pijpenfabri kant

Breidr n Anna Maria HÖhr 55

1

2 Kratz Maria Elis abeth Venlo 24

3 Kratz El isabeth Venlo 24

4

5 Kratz Peter Willem Venlo 17 kantoorbediende

6 Kratz Antoinette Venlo 13

Dominika

Volgens de registers van 1830, 1840 en 1850 moe t Antoinette

Domini ca in 1816 geboren zijn. Zij is dus niet dezelfde als

de Antoinette die in januari 1815 '5 weeken ' oud is . Di t

k i nd moet vroeg gestorven zijn, waarna de volgende doch t e r

naar haar zusje Antoinette Dominica genoemd werd.

7 Krat z Jan Josef Loui senburg 8

Peter Paulus

Breiden Peter Xanten 22 pi jpenmaker

1840 Maagdenburg 134

Kratz Peter HÖhr 64 weduwna ar Aar-
den pij penfa-
1 brikant
2 Kratz
3 Kr atz Marie Anna Venlo 35
4 Kratz Elisabeth Venlo 35
5 Anna Maria Venlo 29
6 Kratz
Antoinette Venlo 23
7 Kratz
Domenia
8 Kr atz
9 Kratz Johan- Josef Louisenburg 18
10 Kratz
11 Kratz Peter Paul

Willem Loui senburg 11

Kare l Wachtendonk 6

Mathias Louisenburg 3

Maria Louisa Venlo . /6

Conclusies en gi ssingen

Peter Krotz is Pet er Krat z . Na ziJn dienstverband met Le nssen
woont hij rond 1822 in Louisenburg (Pruisen) . Hij woont daar
nog in 1829. In 1830 woont hij met z ijn vrouw Anna Maria Brei-
den i n Ven lo.Jan Josef Peter Paulus kan een nakomertje z i j n .
Dat lijkt al bijna niet meer mogelijk voor Wi llem (nr.8), h oe-

wel Anna Maria Breiden toen nog leefde. Ze zou dan ongeveer

97

54 jaar zijn geweest bij ziJn geboorte. Is hier misscnien
sprake van een buitenechtelijk kind van (nr.l)Anne Krotz
(Kratz) of (nr.4) Annemarie Krotz (Krat~), die beiden in 1830
elders verblijven? Anna Maria woont in 1840 weer bij haar va-
der. Zijn de nrs 9, 10 en 11 ook van haar buitenechtelijke ver-
houdingen? De Staat der Bevolking uit 1840 geeft daar geen
uitsluitsel over. Is Peter misschien hertrouwd en voor de
tweede maal weduwnaar geworden? Of zijn het kinderen van de
kantoorbediende Peter Willem (nr.5), die in 1840 rond de 27
jaar zou zijn geweest?

In 1843 is de fabriek van W.Door (lees Guillaume Dohr) doorge-
s treept. Anna Kratz staat dan nog genoemd. Als zij de Anne
Krotz van 1815 is, is zij de oudste dochter van het echtpaar
Kratz-Breiden. Mogelijk is haar vader overleden en heeft zij
dan het vaderlijk bedrijf voortgezet. Het document van 28 fe-
bruari 1848 (31) geeft aan, dat zowel Door Wals Kratz Anna
te ni·et zijn gegaan. En verder zegt het stuk: ' Onder niew.J
opgerigte Trafyken en Fabryken komt geen pijpmakerij meer
voor'. In het bevo lkingsregister van 1850 staat de familie
Kratz niet meer vermeld, op Antoinetta Dominica na, die dan
getrouwd is met Cornelis Francis Greefrath met wie zij in Gi-
vet geweest is. Zij zal met haar man en schoonvader de pijpen-
makerij nog enige jaren voortzetten, totdat er ook voor hen
geen droog brood meer te verdienen valt. Onderzoek in de ar-
chieven van Essen zal moeten uitwijzen, of het hun daar beter
is vergaan.

Geraadpleegde archiefstukken en literatuur

1 Karl GÖbels: Rheinisches TÖpferhandwerk 1971

2 W.Th.M.Hendriks: Venlo, koop- en handelss tad door de eeuwen

19 7 1

3 De Luif, uit Venlo's he den en verleden. Ie jrg.no 4 1953

4 H.Uyttenbroeck: De straten te Venlo

5 De Luif, uit Venlo's heden en verleden. Ie jrg.no 4 1953

6 Oud-Archief Hanssen 2337 400-1 181 2

7 Jaarb oek 1957 Sociaal Historisch Centrum van Limburg 1957

8 Ouè Archief Hanssen 2329 374-1 1816

2329 374-2 1816

2337 400-3 1812

2337 400-4 1812

2337 400-5 1812

2337 400-21 z.j.

2337 400-38 1813

2337 400-42 1812

98

2337 400- 57 181 1

2337 400-58 1812

2337 400-59 1813
~ 2337 400-67 1812
9 Ouà-Archi ef Hanssen 2329 374-6 1817

JO Anneken Pettersen: Pipefabrikken pa Bragernes og dens

Grunnlegger Jacob Boy

Henning Alsvik: Pipene fra Bragenes Fabrikken 1943

Il Don DÜco: De naam van de pijp, Pijpelijntjes jrg.5 nr 1 1979

12 J~rgen Ahlefeldt-Laurvig: Clay pipes from Denmark

BAR S92, blz. 223 Oxford 1980

13 Oud-Archief Hanssen 2329 374-7 1817

14 D.H.Duco: Goudse Pijpen, blz. 27 (voorlopige versie)

Amsterdam 1978
15 Oud-Archief Hanssen 2329 374-8 1819

16 De Luif, uit Venlo's heden en verleden Ie jrg. no 4 1953

17 W.Th.M.Hendriks: Venlo, koop- en handelsstad door de

eeuwen 1971

18 Oud-Archief Hanssen 2337 400·-5 1812

19 J.Fraikin: Pipe Makers in Wallonia, BAR SI06(1),

blz. 46 Oxford 1981
20 Oud-Archief Hanssen 2329 374-7 1817

21 Oud-Archief Hanssen 2329 374-9 1826

22 Oud-Archief Hanssen 2329 374-3 1829

23 Oud-Archief Hanssen 2337 400-27 1834

24 D.Duco: De historie van de Gambierfabriek, Pijpelijntjes

jrg. 6 nr. 2 1980

25 Oud-Archief Hanssen 2337 400-61 1851

26 Oud-Archief Hanssen 2337 400-27 1834

27 Oud-Archief Hanssen 553 102-1 1839

28 W.Th.M.Hendriks: Venlo, koop- en handelsstad door de .

eeuwen 1971

29 Oud-Archief Hanssen 2329 374-27 1843

30 Oud-Archief Hanssen 2329 374-28 1848

31 Oud-Archief Hanssen 2329 374-28 1848

Alsmede de Bevolkingsregisters over de jaren 1815,1820,

1830,1840 en 1850.

99

Literatuur .
The Archaeology of the Clay Tobacco Pipe , VI. Pipes and kilns
in the Londen region. Met bijdragen van D.Higgins, E.&B.Jar-
zembowsk~, Allison Laws, Deidre le Faye, R. le Cheminant, A.
Oswalt, A. Thompson en S. Walker. ISBN O 86054 154 1.
Het boek bevat 293 bladzijden en 100 illustraties. B. A.R. 97
Te bestellen bij: B. A. R.

122 Banbury Road,
Oxford OX2 7BP
Engeland
De prijs i s fl2 . 00

100

Se JAARGANG NR.17 JUNI,1982.

Van de redaktie .•

De pijpenbeurzen van 20 maart in het Amsterdam Art,Antique
and Collectors Centre en van 27 maart in Leiden waren bij
uitstek geschikt om bekende en nieuwe pijpenverzamelaars _te
ontmoeten.
In Amsterdam was de beurs bescheiden van omvang, maar door
het voortdurend komen en gaan van zo'n 250 bezoekers toch de
hele dag gezellig, Ter gelegenheid van deze "Themadag" ver-
scheen het Looiernieuws (5e jaargang nr.3) met een artikel
van de Heer G.A.Brongers over tabakscuriosa.
Bezoekers kregen het blad gratis, ieder die alsnog geinteres-
seerd is kan het nummer voor !3,50 bij het A.A.A. C- Centre
afhalen.
De P.K.N. middag in Leiden droeg het karakter van een instuif .
In een grotere zaal dan voorheen werd de mogelijkheid geboden
om bij te praten en stukken voor de collectie te vergaren.
De meeste bedrijvigheid werd tussen half twee en drie uur
gesignaleerd, daarna werd het stiller. Lag dat aan het onver-
wachte mooie weer of werd een lezing "gemist"? De redaktie
zou hierover graag wat reacties willen vernemen·.
Verheugend is in elk geval dat het aantal bezoekers toeneemt.

De op ons verzoek meegebrachte pijpen zijn gefotografeerd en
inmiddels afgedrukt. In één van de volgende nummers komen we
hierop terug.We wil len niet nalaten om de leden die de pijpen
meebrachten hartelijk te bedanken, want zonder uw medewerking
wordt het voor ons erg moeilijk.

OPRECHTE HAARLEMSE COURANT,19 Oktober 1811.

Van Wim Post ontvingen we het volgende stukje:

GERRIT van der WANT, overleden zijnde, heeft de Zoon
ARY van der WANT het merk AVS uit den Boedel van Z&Jn
Vader gekogt, en de PIJPEN van dezelve qualiteit maken-
de, verzoekt de gunst en recommandatie; hij woond in
de Keizerstnaat, No.59, te GOUDA .

Zijn er misschien meer leden die in oude kranten een leuke
vondst hebben gedaan?

1

DE VREDE VAN AKEN

door P.K.Smiesing

In het PKN-nummer 15 werden in het artikel "Het Goudse p1.Jpma-
kersgeslacht Verzijl" van J.v.d.Meulen enige fraaie pijpekop-
pen besproken en afgebeeld (afb.5 t/m 8) met de portretten van
het keizerlijke echtpaar Frans I en Maria Theresia van Oosten-
rijk. De auteur vermoedt dat deze fraaie pijpen gemaakt werden
t . g.v. het uitroepen van Frans I tot keizer van Duitsland, in
1745, en daarom zeer waarschijnlijk bestemd waren voor de ex-
port naar Duitsland.

Zelf bezit ik een pijpekop (zie afbeelding), waarvan het re-

lief door het vele gebruik van de pijpevorm vaag is geworden.

Het in de omgeving van Utrecht gevonden kopje heeft de volgen-

de maten: hoogte 43,5 mm, breedte 23,5 rrnn, kopopening 16,5mm .
Volgens tabel 3 van de dateringsmethode Friederich1 werd de

pijp tussen 1745 en 1750 gemaakt. Het hielmerk de gekroonde

73 mogen we dan toeschrijv egnesacahniedAerynisvbaonekHeonu3t•ei, d ie in 1773
overleed2, Speurend in de en in de

spaarzame literatuur over dit type pijpekop kwam ik het vol-

gende te weten. In "Pijpelogie11 l vinden we op pag. 108 even-

eens zo'n pijpekop afgebeeld. De verklaring op pag. 43 meldt,

dat de portretten van het Oostenrijkse keizerpaar duiden op de

Vrede van Munster. Echter in Munster werd honderd jaar eerder,

in 1648, de vrede getekend die de 80-jarige oorlog beëindigd e .

Hier moet de Vrede van Aken bedoeld zijn. Het hielmerk de ge-

kroonde 76 was van Barend den Hagenaar.
In het jaarverslag van de Pijpenkamer I con51 zien we op pag.20

een Zwolse bodemvondst afgebeeld met de vermelding dat het een

2

imitatie betreft van de zogenaamde "Vrede van Aken-pijpjes"
uit Gouda. Het hielmerk is hier de gekroonde 65.
Uit de geschied•nisboekjes vernam ik dat de Vrede van Aken een
einde maakte aan de Oostenrijkse Successie-oorlog, die van
1740 tot 1748 duurde. Ook de Republiek raakte bij deze oorlog
betrokken. In 1744 verklaarde Frankrijk ons de oorlog en bij
Lafeld versloegen de Fransen het Engels-Hollandse leger. Zelfs
Berg op Zoom, een stad die voordien nog nooit veroverd werd
viel in handen van de Fransen. In 1747 ontstaat er een volks-
beweging ten gunste van Oranje. Helaas was Willem IV niet de
sterke man waar men op hoopte. Toch blijft er na de Vrede van
Aken, voor ons een hele opluchting, een sterke band tussen
Oostenrijk en Oranje. Willem IV benoemt de hertog van Bruns-
wijk-WolffenbÜttel tot veldmaarschalk van het Unieleger. Later
treedt de hertog op als waarnemend kapitein-generaal en als
voogd over de eveneens in 1748 geboren prins Willem.
Mogelijk waren dit voor een Oranje-gezinde pijpmaker redenen
genoeg om zijn produkt te versieren met de portretten van het
Oostenrijkse keizerpaar.

Bronnen:
1. F.H.W.Friederich - Pijpelogie, A.W.N.-monografie no 2, 1975
2. S.Laansma - Pijpmakers en pijpmerken van 1724 tot 1865,1977
3. Dr.H.P.H.Jansen - Kalendrium geschiedenis van de lage lan-

den in jaartallen, 1977
4. Joh. van Hulzen - Onze vaderlandse geschiedenis, 1951
5. Don Dûco - Jaarverslag Pijpenkamer Icon, 1976

Aanvullingen en correcties

-Ron Lagas geeft een aanvulling op het artikel over "He-t Goud-
se pijpmakersgeslacht Verzijl" uit PKN no 15. In de omgeving
waar J .v.d.Meulen zijn Verzijl-pijpen heeft opgegraven, heb ik
ook enige exemplaren gevonden. Een pijp komt in het artikel
niet voor het betreft hier een pijp met op de voorzijde het
opschrift "Eendracht maackt macht" en op de achterzijde het
Goudse wapen. Het hielmerk is de leeuw in Hollandse tuin.
- Correcties van het artikel over pijpenfabricage in Venlo,
in PKN no 16 .
blz. 81, onderste helft. Lees: Van januari tot en met mei is

de maandproductie 170.000 pijpen. Over de maanden
juni, juli, augustus en september gemiddeld 108.000
pijpen. Maar de gemiddelde maandproductie over juli,
augustus en september 86.000 pijpen. Heeft die enz .
Blz. 87, no 22: drie maal Kesseler. Blz 87, Leyendecker.

3

EEN ONVERWACHTE ONTMOETING IN LAUSANNE

Ronddolend in het oudste en meest schilderachtige gedeelte van
Lausanne (Zwitserland), tussen de Kathedraal en het Kasteel
in, werd mijn oog getroffen door een metalen uithangbord bo-
ven een antiquairswinkel met als opschrift: "Musée de la Pipe
et objets du Tabac". In de etalages , tussen voornamelijk wa-
pens in, verdwaald enkele meerschuimen en kleipijpen terwijl
een ingang van het museum nergens te vinden was . Met een idee
van: Het zal wel niets voorstellen maar ik ga toch maar eens
binnen vragen heb ik de stoute schoenen aangetrokken en ben
in de winkel een kijkje gaan nemen. Midden in de tjokvol ge-
vulde ruimte kwam de verrassing : Een ingang naar een middel-
eeuwse, gewelfde en uiterst goed geoutilleerde kelder, waar
Jaques Schmied thans na 30 jaar van intensief verzamelen voor
het publiek vanaf 1979 zijn Museum heeft ingericht. Een El
Dorado voor verzamelaars en geinteresseerden om een kijkje te
nemen !
Via een stenen trap, waarlangs de geschiedenis van de pijp en
tabak beschreven staat en affiches van St. Claude de muren
sieren, komt men in de eigenlijke expositieruimte waar 25 vi-
trines gevult zijn met meer dan 2000 voorwerpen . De pijpen
zijn per vitrine gerangschikt zowel naar materiaal als naar
het land van herkomst . Een hele vitrine met japanse en chine-
se waterpijpen, aangevuld met vietnamese exemplaren. Vitrines
vol met porcelijnen koppen met de meest uiteenlopende decora-
ties en motieven. Kleipijpen uit Engeland, Nederland, Duits-
land en vooral Frankrijk ( een rijke Gambiercollectie ont-
breekt evenmin). Houten pijpen vooral uit de zwitserse en
franse Jura waaronder prachtexempl aren. Meerschuimen pijpen
in hoeveelheden en uitvoeringen waar je duizelig van wordt.
Zilverarmaturen en metal en pijpen ontbreken evenmin . Jammer
was het dat een catalogus met exacte omschrijvingen en date-
ring van de nummers op dat moment ontbrak. Tevens kwamen door
de overdaad aan geexposeerde exemplaren de schoonheid en vorm-
rijkdom van de afzonderlijke voorwerpen wat in het gedrang.
Kortom, een Museum dat U niet mag missen, mocht U in de omge-
ving van Lausanne vertoeven! De entreeprijs van 5 zwitserse
francs is het dubbel en dwars waard,ook gezien de lovende re-
acties in het aanwezige Gouden Gastenboek. Het is gemakkelijk
te vinden in de Rue de l ' Academie 7,1005 Lausanne-Cité en is
geopend van maandag tot en met vrijdag van 9.00-1 2.00 uur en
van 14.00-18. 00 uur.

Jos lngelen

4

DE PIJPMAKERIJEN IN DE FRANSE TIJD

In het Al gemeentRij ksarchief te 's Gravenhage bevinden zich de
gegevens van het Ministerie van Financi ën van 1795- 1813 ( inv .
nr. 871). Bij de stukken is een invent arisatiel ij st,uit 1808,
van het aantal fabr ieken en trafieken (bedrijven), gerangschikt
per gemeente. Tevens is er een beschrijving van het we l en wee
van deze industrieën . Opvallend i s dat vooral in de aardewerk-
nijverheid een neergang te bespeuren i s . De oorzaken van dit
verval zijn uitvoerig uit de doeken gedaan bij de opgave die
door Gouda is ingestuurd. Dit is niet verwonderlijk, omdat
vooral Gouda veel van zijn verdiensten put uit de p1Jpennering .
Ook bij Gorinchem en Schoonhoven merken we dat er een terug-
gang is in deze tak van de aardewerkindustrie. De belangrijks te
redenen zijn ; 1. De invoer van buiten l andse pijpen , waarop te
weinig heffingen rus t en, die tevens vaak worden ontdoken . 2 .
De uitvoer van pijpen is t e zwaar belast. 3. Verbod op de in-
voer van pi jpen in Pruissen. 4. De hoge belast ing op steenko-
len. 5 . De namaak van Goudse pijpen, door het buitenland, welke
voorzien zijn van de bekendste merken en het wapen van Gouda .
6. De toenemende kosten van arbeidslonen en materialen. 7. De
zware belasting op pijpaarde . 8 . De export wordt belemmerd door
de afwezigheid van vrije zeevaart .
De ernst van de teruggang van deze nijverheid k omt duidelijk
tot uitdrukking bij het aantal pijpmakers, dat vanaf 175 1, toen
er nog 374 fabrikanten waren, in 1808 teruggelopen i s naar 124
bazen . Ook het aantal pijpenbakkersovens is van 29 verminderd
tot 12. Uiteraard heeft dit ernstige gevolgen voor de werkge-
legenheid . In 1750 hadden ongeveer 5000 mensen hun bestaan in
de pijpmakerij en en de toeleveringsbedrijven. Dit aantal- is in
1806 teruggelopen tot 2400, terwijl e r in 1808 nog geen 1000
arbeider s in deze industrie werkzaam zijn . De letterlijke tekst
van het bovengenoemde stuk is als volgt:

Staat der Fabrieken en Trafieken binnen Gouda, in 't Departe-
ment Maas land.

Benaming der Fabrieken en aantal :Pijpmakerijen 179, waar van
nog geheel of ten deelen werkende zijn als Fabrieken of win-
kels 124.
Vorigen Staat :In den Jare 1751 klaagde men reeds over verval
der fabrieken; men verzogt en verkreeg bij de Staten van Hol-
land eene belasting op den invoer van vreemde pijpen. Echter
was toen het getal der fabriekeurs 374. Zijnde het getal der
pijpenbakkersovens, geweest 29, welke alle bestendig werkzaam
waren, teroijl de fabriek indien tijd in goeden Staat ;,xrn .

5

Tegenwoordigen Staat : De pijpenbakkersovens z~Jn van 29 op 12
vermindert, de overigen zijn afgebroken of staan sti-=t:"; terwijl
de resteerende nog geen 2/3 gedeelte bakken, hetgeen te voren
gebakken wierd, toen er 29 waren . Zijnde dus deze fabriek tans
in groter verval, en kwijnender toestand dan dezelve immer ge-
weest is.
Middelen tot herstel of aanmoediging:Niets l<an mee1°der t ot
herstel en aanmoediging strekken, dan: Dat even als in vorige
tijden, meerder op den invoer van vreemde pijpen gelet warde,
en zorg dragen, dat de belasting daarop gesteld ingevorderd
warde . Dat voorts alle divoiren (plich ten) aangewend warde;
Vooreerst, bij 't Gouvernement van Vrankrijk, dat de belasting
bij het zelve op den invoer voornamentlijk aan den Linker
Rhijnoever, Braband, het land van Cadsand, en voormalig Vlaan-
deren in 1798 gelegd, opgeheven mogen worden . en ten anderen
bij het Gouvernement van Pruissen, dat het verbod van invoer,
van Hollandsche pijpen, mogt ingetrokken worden . Dat vorders
tot instandhouding en aanmoediging dier kwijnende fabriek niet
alleen de geheeîe ophef, of ten minsten vermindering van be-
lasting op de- uitvoer van pijpen, naar buitenlands moge daar
gesteld worden maar ook, dat deze fabrieken evenals voorheen,
mogen genieten eene vermindering op de belasting van de steen-
kolen en jouisseeren ( genie t en) van de hun toegezegde Remis-
sien (kor tingen, opheff ingen) , waartoe reeds met zo veele on-
kosten van Requesten ( verzoekschri f t en) als anderzins, aanzoek
is gedaan en waartoe reeds Lange hoop is gegeeven, dog tot nog
toe gene dispositie (beschikki ng) is gevolgd, terwijl, zij in-
tusschen onder de zware belastingen blijven zugten, en meer en
meer te gr onde gaan .
Aanmerkingen:Deze fabrieken leveren geen gering blijk op van
nationale industrie, daar dezelve zo in deugdzaamheid als
fraaiheid alle andere buitenlandsche verre te boven gaan . Zij
zijn zeer nuttig en noodzakelijk voor deze stad de enigste
plaats in dit Koningrijk, alwaar deze tak van industrie nog in
zijnen ganschen omvang en uit gestrektheid in wezen is. En dit
wel des te meer daar geen zesti ende gedeelte van den ontvang
naar buitenlands en geen twaalfde gedeelte na buiten de stad,
voor materialen, wegens de gefabriceerde goeder en verzonden,
en al het overige aan Arbeidslonen onder de ingezetenen dezer
stad uitgegeeven, en in omloop gebragt word. Toen deze f abr ie-
ken bloeiende waren, telden men alhier twi ntig duizend inwoon-
deren, tans op de helft verminderd. En deze nuttige fabr ieken
moeten geheel vervallen, zonder de kragtdadVJe ondersteuning
van dit Gouvernement . Het is dan ook op die . gronden dat de

6

Commissarisseiz deze1• fa01°ieke,1 rr.e t alZe Eer·bied, hunne vorige
gedane aanzoeken de vrijheid neemen op het nederigsten tg he1•-
halen en aan de , Vaderlijke zorg van zijne Majesteit aan te be-
velen . En wel voor Eerst hun verzoek in 1806 bij Request aan
zijne Majesteit gedaan, en op de gunstigste wijze bij zijne
Majesteit ontvangen, en toen gesteld in handen van den Minis -
ter van Koophandel en Colonien, in gevolge eene allezins ver
Eerende kennisgeving van den toenmaligen Minister Secretaris
van Staat van zijn Majesteit ontvangen, om namentlijk van het
Fransche Gouvernement opheffing te er langen van de zo zware en
drukkende belasting op de reeds gemelden invoer van pijpen ge-
legd. Ten tweeden, hun verzoek in dat zelve jaar gedaan om ver-
mindering van irrrpost (verbruiksbelasting) op steenkolen voor
hun Fabrieken . Ten derden, hun veelvuldig herhaald aanzoek, dat
met meerder ernst en schrupuleuse recherches moge gewaakt wor-
den, tegens de invoer van vreemde pijpen. Ten vierden, over
hunne, mede verscheidene malen met grote kosten aan zegels als
anderzins herhaalde supplicatoire ( aanvullende) aanzoeken, om
eindelijk eens te mogen jouisseeren van de bij publicatien be-
loofde remissien. Alle welke tot nog toe vrugteloze aanzoeken,
gepaard met het nog aUes surpasseerend (overtreffend) gebi•ek
aan afzending naar buitenslands, veele ~ 2n deze fabrieken of
geheel of ten deelen doen stilstaan.
Consideratie (overwe ging) van de Burgemeester: I n 1750 waren er
nog 374 Gildebroeders of pijpmakersbazen. Van deze fabriek ge-
rekend in deszelf- geheele omvang ten opzichte van andere tra-
fieken aan dez e veel te pas komende en dus tot dezelfs instand-
houding kunnende en moetende mede werken, rekend meer dat de
helft der inwooners, en dus 5000 menschen hun bestaan hebben,
waarvan een groot aantal tans broods gebrek hebben. Van het
maken van eene pijp word in 17 differenten articulen (geledin-
gen) arbeidslonen betaald, en worden dezelvent ' t zij alleen
hetzij bij gedeeitens gelijk 32 malen behandeld. Voor twee ja-
ren was het getal van ' t werkvolk in de pijpmakerijen, zelve
werkende en uitsluitend daar in gebezigd wordende, nog 2400.
In dit voorjaar nog geen 1000, en waarschijnlijk nu nog veel
minder. Het komt de Burgemeester voor, dat alles zo kort moge-
lijk contraheerende (samengevat), het verval van deze Fabrie-
ken, de voornaamste van allen en waar mede de s t ad staat en
vald, voornamentlijk hier in bestaat:
1° In de naijver der Buytelanders en de aanmoediging hunner
Regeringen om de Goudsche pijpen niet alleen na te maken maar
ook die nagemaakte te voorzien met de voornaamste Merken van
,de Goudsche Fabriqueurs, en zelfs met het wapen van deze stad;
en dezelve op die wijze in het land clandestien te brengen,

7

onder de benamingen van Mineralen Wateren als anderzins frau-
deerende de belasting van? stuivers op den invoer gesteld, en
welke belasting diende aanmerkelijk verhoogd, of in navolging
den invoer geheel verboden te worden, en met meer exactitude
(nauwkeurigheid) en vigilantie (waakzaamheid) daarop gewaakt
te worden.
2° In het zwaar belasten van Goudsche pijpen, bijzonder in
Vrankrijk en het volstrekt verbod van invoer bijzonder in alle
de voormalige districten van Pruissen, en ook in de tegenwoor-
dige, waar door het debit (afzet) in het Oostelijke en noord
oostelijke gedeelte van Europa, tot zelfs in Azia geheel ter
niete raakt.
3o De steeds toenemende duurte van materiaalen arbeidslonen
alhier, en het verzwaren der impositien zonder eenige remis-
sien, bijzonder ook op de steenkolen, gepaard met andere aan-
moedfgingen van vrijdommen op de beschreven Middelen te ver-
leenen, niet tegenstaande de iterativen (herhalingen) en nog
in deliberatie (behandeling) zijnde aanzoeken.
4° In het bezwaren der pijpen, met uitgaande rechten, welke op
3 persent gerekend worden, en het niet opheffen der belasting
op pijpaarde ad f 2:10-: per last wegens inkomende regten.
Voor het overige is de Burgemeester bereid om, indien deze
zijne consideratien in aanmerking mogten komen; en effectu-
eeren, dat hier omtrent nadere en uitgebreider elucidatie(uit-
leg) mogte gerequireert (opgeeist) worden met bewijzen ge-
staafd, die ten spoedigsten te doen suppediteeren (opsturen).

Uit de opgave van de pottebakkerijen blijkt de nauwe relatie
die bestaat tussen pottebakkerijen en pijpmakerijen.

Benaming der Fabrieken en aantal:Pottebakkerijen, waaronder
verscheidene Oeconomische Frankforterpotten Fabrieken 13.
Vorigen Staat:Bloeiend
Tegenwoordigen Staat:Kl.vijnend, door de tijds omstandigheden
zeer verminderd.
Aanmerkingen:Het floreeren der pijpmakerijen contribueerd tot
deze Fabrieken zeer veel.
Consideratien van de Burgemeester:Zo niet voor eenige jaren
door een dezer Fabrikeurs wijlen J.Gibbon waren uitgevonden
geworden de manier van namaking der zogenaamde Frankforterpot-
ten, waar voor hij met eene Gouda medaille als toen is be-
kroond geworden, zo zouden deze Fabrieken tot groot nadeel der
pijpmakerijen mogelijk geheel verlopen zijn. Het debiet intus-
schen van deze potten, welke nu in verscheid~ne van deze Fa-
brieken nagemaakt worden, houd dezelve nog eenigzins boven

8

water, dog ook aanmoediging, remissien- ~s aan dezelven ten
uitersten nodig.

Ook Gorinchem en Schoonhoven melden dat de pijpennijverheid in
slechte s taat verkeren.

Staat der Fabrieken en Trafieken binnen Gorinchem, ~n ' t De-
partement Maasland.

Voor zooveel onder deze Rubriek kunnen gebracht worden een
twaalftal Pijpmakers die zich alhier bevinden, valt deswege
alleen aan te merken dat derzelver debiet door den gestremden
Handel sterk vermindert en mitsdien ook ten dezen alleen de
vrede het waar hulpmiddel is.

Bij Schoonhoven lez en we dat hier 6 pijpmakerijen zijn, die
vroeger bloeiende, nu in verval geraken.

J.v.d.Meulen.

VRAAGBAAK . . . .

Onderstaand fragment heb ik in 1960 gevonden te Venlo. Het
zijhielmerk komt mij vreemd voor en kan ik niet thuis brengen.
Wie heeft ooit een dergelijk zijhielmerk gevonden of wie kan
mij hierover enige informatie verschaffen?
Reacties sturen naar F.F.Kompier, Haarlerrnnerstraatweg 47,
1165 MJ Halfweg.

9

HET PIJPMAKERSGESLACHT HOLZENSPIES TE STEVENSWEERT

In het artikel Pijpenfabricage in Venlo I door F.Kompier (PKN
4e jaargang nr.16) geeft de auteur op pagina 85 - 88 een over-
zicht van de in 1816 bij Jean Lenssen te Venlo werkende gezin-
nen, zowel mannen, vrouwen als kinderen. Een naam hiervan trok
mijn bijzondere aandacht en wel nr.19-20: Holzenspies Peter,
oud 24 jaar, gehuwd met Catherine Rems, 28 jaar en beiden af-
komstig uit Grenzhausen (1). Daarnaast werd nog vermeld als
zoon Willem, 6 weken oud. Was dit dezelfde als de Peter Hul-
senspies, in P.K.N. nr. 15 genoemd uit Stevensweert?
Samen met de heer H.Rutten uit Stevensweert is ondergetekende
verder onderzoek gaan doen, hetgeen het volgende resultaat op-
leverde: De Peter Holzenspies en Hulsenspies is een en dezelf-
de. Zijn periode in Venlo is de start geweest van zijn activi-
teiten in de pijpmakersbranche in Nederland. Peter Holzen-
spies (2), geboren in 1790 in Grenzhausen en gehuwd met Anna
Catharina Rembs (geb. 1785 te Grenzhausen) moet tussen 1812 en
1815 met tal van familieleden en andere gezinnen door Jean
Lenssen aangetrokken zijn om in zijn fabriek in Venlo te gaan
werken. De bekendheid met het pijpenmakersvak in HÖhr-Grenz-
hausen zal hieraan niet vreemd zijn geweest. Wij zien dan ook
dat het jonge echtpaar, wonende in Venlo op het terrein van
Lenssen, spoedig gezinsuitbreiding kreeg in de personen van
Willem, geboren in 1815 en Jacob, geboren in 1816. Rond 1819
beeindigde Lenssen zijn bedrijf in Venlo en dit wordt gestaafd
door het feit dat de twee volgende kinderen van Holzenspies,
dochter Elisabeth in 1818 en Peter Willem in 1821 in Maaseick
in Belgie geboren werden (3). Niet zeker is het of Peter ook
in Maaseick als pijpenmaker de kost heeft verdiend al moet
dit niet uitgesloten worden geacht aangezien er in die perio-
de in Maaseick een bloeiende pijpenfabriek moet hebben bestaan
(Ritzen?)(4). In 1819 vinden wij de eerste relatie met Ste-
vensweert want op 23 dec. 1819 wordt Peter HÖlzenspies, woon-
achtig in Maaseick, voorgedragen om diaken te worden in de
Kerkeraad van de Hervormde Gemeente te Stevensweert. Deze be-
noeming werd bevestigd op 27 februari 1820. In welk jaar HÖl-
zenspies exact de pijpenfabricage gestart is in Stevensweert
is (nog?) niet te achterhalen doch G.C.Helbers memoreert in
het blad "die Goude" in 1949: In de Kerkrekening 1820-1821,
fol. 61 van de Ned. Hervormde Gemeente te Stevensweert wordt
gesproken over HÖlzenspies, die buiten de Veldpoort aldaar
een oven heeft gemaakt van Duitse klei voor het bakken van
pijpen. Dit in relatie met het zetten van bekénde Goudse mer-
ken door pijpmakers buiten Gouda. Welk merk HÖlzenspies heeft

10

gebruikt in deze periode is niet met zekerheid bekend doch
vanuit mondelinge overlevering zou dit mogelijk de bekende
Goudse KruispiJp geweest kunnen zijn . In 183 2 wordt Peter Hol-
zenspies in het Register der Patentschuldigen te Stevensweert
genoemd als "Faiseur de pipes a fwner avec un domestique r: en
in 1835 vinden wij terug dat Peter Hulsenspies als merk de
letter K. zette (5) .

Personeelssamenstelling en productie:

1832 Peter Holzenspies met knecht .
1834 Peter Holzenspies met vrouw en twee kinderen (6).

Productie: 1000.000 stuks per jaar: Eenzevende tegen een
prijs van 2 francs 32 centimes per gros.
Zeszevende tegen een prij s van I franc 03 centi-
mes per gros .

Gebruikte grondstof: 5000 kilo pijpenaarde met een waarde
van 17 francs per 1000 kilo.
1839 Pieter HÖlzenspies met echtgenote, vier kinderen en Geor-
ge Willem Stauber als werkknecht, allen als pijpenbakker
in het bedrijf werkzaam (7).
1843 Werkzaam 6 volwassenen en 3 kinderen met een productie
van 4000 gros .
1847 Drie volwassenen en 5 kinderen. Jaarproductie 3000 gros
(8) .
1848 Drie vo l wassenen en 5 kinderen. Jaarproductie 3000 gros
(9). De omzet is aanmerkelijk verminderd in dit be dr ijf
in het tijdvak van 1 jan. 1843 tot 1 jan. 1848.
1849 Hier wordt de gehele familie ten tonele gevoerd: Peter
HÖlzenspies als fabrikant in pijpen met echtgenote en de
vier kinderen, waarvan er intussen twee getrouwd zijn.
Jacob met Jacobiena Zeijner en Peter met Elizabeth Did-
den. Daarnaast staan nog als pijpmaker vermeld Jacob
Rembs, geboren in 1793 in Grenzhausen en diens zoon Jo-
hannus Rembs, geboren in 18 32 in Maaseick (10).
1851 Peter werkt dan in zijn bedrijf met 5 knechten.
1858 Waarschijnlijk wegens zijn gevorderde leeftijd gaat het
bedrijf over naar zijn zoon Jacob, die het samen met 5

11

knechten voortgezet. Jacob, in 1849 winkelier genoemd,
kocht in 1857 een pand aan de Hoogstraat.
1860 Overlijden van Peter Holzenspies.
1852-1860 Er zijn 5 a rbeiders in de fabriek werkzaam (3 mannen
en 2 vrouwen). Het dagloon ligt tussen de 30 en 40 cent.
"Hunne fabrikaten vinden goeden aftrek" ( 11).
1861-1863 Werkzaam 7 arbeiders (4 mannen en 3 vrouwen).
1862 Overlijden van Willem, de oudste zoon. Deze wordt reeds
in 1834 genoemd als inlands kramer in de regio, met aar-
den tabakspijpen in gemeenten van de 6e rang, inkoop-
waarde f 25,00. In 1858 wordt Willem inlands kramer bij
Jacob en deze neemt in 1862 Willem's taak als marskramer
erbij.
1863-1869 Werkzaam 8 arbeiders (4 mannen en 4 vrouwen).
1869-18 74 Werkzaam 9 arbeiders (5 mannen en 4 vrouwen).
1875 Alleen Jacob wordt nog genoemd als p ijpenmaker.
1878 Werkzaam 2 mannen.
1879 Niemand meer genoemd. Waarschijnlijk het einde van het
bedrijf. Jacob wordt genoemd als landbouwer.

GEMEENTE

~

1

In 1883 wordt de sloop b eschreven van een piJpoven (12) gele-
gen op de " Stadswerken11 (perceel nr. 1328). Het betreft hier
een terrein gelegen op een ravel lijn, buiten de wallen, waar
Jacob zijn pijpen bakte (zie kaart Stevensweert-oven II).
Peter Willem, de derde zoon , wordt in 1849 en' 1858 nog a ls
pijpenmaker genoemd. In 185 1 wordt hij als koster en organist

12

benoemd bij de . Ned. Hervormde Gemeente (13).

Stamboom van dè familie Holzenspies:

Willem Holzenspies Willem Holzenspies
Geboren 1815 te Venlo
X Overleden 5-10 1862 te
Stevensweert
Elisabeth Fuchs
Overleden 26-8 1837 Stevensweert X

-l~ Maria Catharina Didden

Peter Holzenspies Jacob Holzenspies
Geboren 1790 te Grenzhausen Geboren 11-7 1816 te Venlo
Overleden 6-5 1860 Stevensweert Overleden 20-2 1900 te
Stevensweert
X
X
Anna Catharina Rembs
Geboren 1785 te Grenzhausen Anna Jacobiena Zeijner
Overleden 3-2 1858 Stevensweert

Elisabeth Holzenspies
Geboren 13-7 1818 Maaseick

X

Andries Finken

Peter Willem Holzenspies
Geb. 16-10 1821 Naaseick
Overleden 16-4 1883 te
Stevensweert

X

Gertrudis Elisabeth Didden

Familie Rembs.

In 1792 worden als pijpmaker te HÖhr en lid van het Gilde ge-
noemd:
Jacob Rembs, Jacob Wilhelm Rembs, Johann Rembs sr. en Johann
Rembs jr.
In 1815 worden bij Jean Lenssen in Venlo genoemd: Johan Rems,
oud 62 jaar, gehuwd met Catharina Wilhelmina Rems, oud 52 jaar
samen met 5 kinderen t.w.: Elisabeth 24 jaar, Jacob 21 jaar,
Agnes 18 jaar, Jan Willem 14 jaar en Willem 8 jaar.
Het valt aan te nemen dat deze familie Rems of Rembs (is Johan
62 jaar, misschien de in 1792 genoemde Johann Rembs jr?) fami-
lie is van de vrouw van Peter Holzenspies, vooral gezien het
feit dat zij eerst samen in Venlo gewerkt hebben, daarna bei-
den in Maaseick gewoond hebben en vervolgens in Stevensweert
want: Zoon Jacob, in 1793 geboren in Grenzhausen, wordt in
1815 bij Lenssen genoemd. In 1849 wordt hij, intussen weduw-

13

naar, vermeld als knecht bij Holzenspies in Stevensweert waar
hij ook in 1866 overlijdt. Diens zoon Johann(es) Rembs, gebo-
ren in Maaseick(!) in 1832 is eveneens pijpenbakker in 1849
bij Holzenspies en vertrekt in 1866, wanneer het bedrijf min-
der goed loopt en gaat naar Luik, waar hij ook als pijpenmaker
wordt genoemd.

Geraadpleegde archiefstukken en literatuur

]. Staat der bevolking van de Stad en Bantuin Venloo, opgeno-
men in Januari 1815. F.Kompier (P.K.N . 4e jaargang nr.16).

2. Bevolkingsregister Gemeente Stevensweert.
3. Register van de Burgerlijke Stand Maaseick.
4. Pipiers de Belgique, door Jean Fraikin .
5. Archief Stevensweert, los inlegvel, nr. 1275.
6. Statistiek der Manufacturen, Archief Stevensweert, nr. 1566.
7. Volkstelling 1839 . Archief Stevensweert, nr . 1363 .
8. Staat der Fabrijken 1847. Archief Stevensweert, nr. 1566.
9. Staat der Fabrijken 1848. Archief Stevensweert, nr. 1566.
JO.Volkstelling 1849. Archief Stevensweert, nr.1364.
Il.Verslagen van de toestand der Gemeente Stevensweert.
12.Archiefstuk Stevensweert, nr.2758.
13.Archief Hervormde Gemeente, nr.9.

Jos Engelen.

OPROEP

Van 29 oktober 1983 tot eind januari 1984 zal in het Drents
Museum te Assen een tentoonstelling worden georganiseerd over
pijp en tabak. Alhoewel dit qua tijd nog ver van ons af ligt,
zijn we nu reeds bezig met de organisatie van het geheel.
Omdat het Drents Museum onmogelijk zelf de gehele tentoonstel-
ling, waarin overigens ruime aandacht aan de kleipijp zal wor-
den besteed, kan vullen, doe ik hierbij een beroep op de leden
van de P .K. N.
Iedereen die interessante voorwerpen heeft op het gebied van
pijp en tabak (en met name de kleipijp) en deze eventueel voor
de tentoonstelling beschikbaar zou willen stellen wordt ver-
zocht met ondergetekende contact op te nemen. Voorwaarde is
echter dat de voorwerpen niet te algemeen en te frequent voor-
komen. Mocht U een stuk hebben dat volgens U aan beide crite-
ria voldoet, dan gaarne een briefje met beschrijving aan:
Harry Tupan , Historische Afdeling Drents 11useuru, Postbus 134,
9400 AC Assen. Tel. 05920-1 274 1

14

EEN PRESENTATIEPIJP VAN DE FIRMA GAMBIER.

De Franse kleipäjpenfabrikant Gambier uit het Franse Givet,
s taat bekend om zijn zeer fraaie produkten. Vanaf het oprich-
tingsjaar 1780 tot 1926, het sluitingsjaar van de tabakspijpen-
afdeling van de Gambierfabriek, zijn talloze figurale pijpen
vervaardigd . Niet alleen r ookpijpen werden gemaakt, doch ook
zeer grote pijpekoppen, die vanwege hun omvang, niet voorbe-
stemd waren om uit te roken.
De hier beschreven pijp behoort tot de laatste categorie. Al-
hoewel beschrijvingen van dergelijke pijpen mij uit de litera-
tuur nauwelijks bekend zijn, mogen we aannemen dat ze als sym-
bool van een zeer hoogwaardig vakmanschap gemaakt zullen zijn.
Daar er meer van dezelfde exemplaren bekend zijn( ! ), betekent
dit dat ze wellicht verspreid zullen zijn onder de (grotere)
afnemers. Mogelijk als reclamepijp, om zo de reeds genoemde
hoogwaardige kwaliteit van de Gambierpijpen in het algemeen te
accentueren. Ook hebben zij als pronkstuk op bepaalde tentoon-
stellingen gefungeerd, om de aandacht van het publiek te trek-
ken (2). Niet voor niets wordt dit type pijp in Frankrijk "pi-
pe de présentation" genoemd .
De zich in mijn verzameling bevindende presentatiepijp is 19e
eeuws en wordt door Franse verzamelaar s "le Pascha" genoemd

afb . 1 afb. 2

15

(afb. 1). De voorzijde (16 x 10 cm) toont ons het gegroefde
en bebaarde gezicht van een oude arabier, waaruit een grote
expressie spreekt. De tulband is bij de inzet van de veer af-
gezet met "diamanten", door de emailleurs met rood, blauw en
geel emaille beschilderd . Zowel de kraag als de tulband zijn
over de gehele oppervlakte met ragfijne bloemmotieven in haut-
reliëf versierd. De linker zijkant van de ketel toont ons een
even fraai aanzicht (afb.2). Belangrijk is het merk dat we
zien onder de eerste schakel van de halsketting van de pasja.
In een, van een parelrand voorziene cirkel staan de initialen
J.G. (Jean Gambier). Dit merk geeft ons de zekerheid dat deze
pijp in de ateliers van Gambier te Givet vervaardigd is. Een
soortgelijke pijp (inde collectie van Musée du SEITA te Pa-
rijs en genaamd "l'Emir") is namelijk niet gemerkt, waardoor
men dit exemplaar niet aan de fa. Gambier kan toeschrijven,
doch sJechts bestempelt als zijnde "Frans" en "19e eeuws"(3).
Dit stuk is, gezien de fijne witte klei, de bepaalde karakte-
ristieke versieringsmotieven en de vormgeving zeker aan Gam-
bier toe te schrijven. Om nog even op de pasja terug te komen;
ook de onderzijde is bijzonder mooi versierd met een vreemd-
soortig satergezicht, omkranst met wijnranken (afb.3). Het be-
treft hier een van de saters die Bacchus, de Griekse God van
de wijn, altijd begeleidt.
De relatie tussen de pasja en de Bacchusbegeleider is mogelijk
te zoeken in het feit dat een overtuigd Mohammedaan geen alco-

afb. 3
Foto's G.Oosterveen- Assen.
De foto's mogen niet gereprodu-
ceerd worden zonder toestemming
van de eigenaar.

16

holische dranken mag .nuttigen. De rijken echter, en daaronder
valt ook de pasja, zondigen zeer regelmatig. Mogelijk is dit
gegeven op deze manier aan de kaak gesteld.
De vervaardiging van de pijp heeft heel wat voeten in de aarde
gehad als men beziet dat de vorm waarin de · pasja gemaakt is,
uit vier delen bestaat! Dit is, hoe minitieus ook afgewerkt,
te zien aan de vormnaden op de ketel. Het diepe reliëf van de
vorm, alsmede het vierdelig zijn, zal een niet al te grote
produktie van de pasja in de hand gewerkt hebben. In verband
met de spoedige slijtage en het op den duur niet meer goed
sluiten van de vier losse vormdelen, betekent, dat de pijpen-
vorm geen lang leven heeft gehad.

Harry Tupan
noten:
(1) De pasja is, naast het in dit artikel beschreven stuk, be-

kend in twee Franse- en een Belgische verzameling.
(2) zie: Catalogue Musée du SEITA, Paris, 1979, pg. 35-36.

De in deze catalogus beschreven pijp is speciaal vervaar-
digd voor "l'exposition nationale 1849".
(3) zie: Catalogue Musée du SEITA, Paris, 1979, pg.36.
Rapaport,B., A complete guide to collecting antique pipes,
Pennsylvania, 1979, pg.21.

ADVERTENTIES

- Gevraagd: Nieuwsblad voor Pijprokers .
Uitgave van het Niemeyer Adviescentrum voor pijprokers .
Jaargang 1 t/m 4 (1962-1963-1964-1965).
Jaargang 5: nummers 3-5-6
Jaargang 9: nummers 5-6
Jos Engelen

- Wie wil complete Zenith (van der Want) pijpen,baronite, rui-
len tegen oud Hollandse pijpekoppen? Ruime soortering aan-
wezig. P.Bakker

ERIC AYTO,

Marcel Zitman schreef ons,dat de Engelse pijpmaker Eric Ayto
een speciale pijp gemaakt had ter gelegenheid van het huwelijk
tussen Prins Charles en Lady Diana. De pijp is in een kleine
oplage gemaakt en in Nederland vrijwel niet verkrijgbaar ge-
weest. De firma v.d. Pigge uit Haarlem had vorig jaar 10 exem-
plaren kunnen bemachtigen, die inmiddels alle verkocht zijn.

R OYAL WEDDING :,

2,9 th JULY 1981

Op de pijp staan Charles en Diana afgebeeld met de bijbehoren-
de huwelijksdatum.Op de zijkanten van de hiel staat een 8 en
een 0 . Al gauw kwam de gedachte naar voren of deze cijfers iets
te betekenen hadden. Na enig gepuzzel zou men er het merk van
Ayto in terug kunnen vinden; eight-0.
De bevestiging kwam van de Heer van Soest, die Eric persoonlijk
kent.De verrassing werd groter toen hij opmerkte dat Ayto zijn
naam ook op andere manieren kenbaar maakt.Zo stuurde hij onder-
staande afbeelding van een kartonnen kaart op. Op dit soort
kaarten zijn de pijpen van Ayto verkrijgbaar. De twee ronde
gaten dienen om de pijp met behulp van een elastiekje vast te
houden (zie volgende pagina) .
In het wapen staan tussen de gekruiste pijpen de letter Een
een 8 in een rondje. Nu is het niet meer moeilijk om daar de
naam Eric Ayto uit af te lezen.
Maar wat dacht U van de waaiervorm op het schild boven de l e t-
t e r E? Inderdaad ook hier staat de naam van de pijpmaker ver-
borgen. De waaier stelt acht tenen voor, in het engels: eight
toes.Wat de uitspraak betreft i s deze vrijwel gelijk aan de
naam Ayto.
Of men de gegoten pijpen van Eric Ayto wel of niet waardeert
is een kwestie van smaak,maar toegegeven moet worden dat deze
pijp enmaker een grote prestatie verricht door Lin zijn éénmans-
bedrijf voortdurend nieuwe modellen t e ontwikkelen.

18

VRAAGBAAK ...

Onlangs ben ik in het bezit gekomen v an twee pijpekopp en d i e
nogal afwijken van de rest in mijn verzameling voorkomende
s oorten . Gezien de vorm en zwart- grijs bakkende klei doe t de
eerste enigzins denken aan het exemplaar van de hr.Puister
(P.K.N. nr . 12). De decoratie bestaat ech t e r uit s tippen .

afb. 1 afb.2

Het tweede exemplaar betreft een eenvou-
dig glad geglaasde kop waarvan de steel-
aanzet en de hoogte opvalt.

Wie zou mij meer over de ze fragmenten
kunnen vertellen?
Reacties graag aan: P. Bakker

19

SIR WALTER RALEGH EN ELIZABETH- PIJPEN?
door J.v.d . Meul en

a : Sir Walter Ralegh- pijpen .

Regelmatig ontstaan er discussie's of Sir Walter Ralegh- pijpen

(dit is de juiste spelling)9,J2 een goede benaming is voor het

type pijp, als op de ketel een mannekop met snor en puntbaard

en op de steel een fabeldier staan afgebeeld, of dat men deze

Jonas- pijpen moet noemen. Helaas zijn er tot op heden geen

historische bronnen bekend waarin één van beide benamingen

wordt gebruikt. i)oor de argumenten, zowe l voor als tegen, op

een rij te zetten is het wellicht mogelijk enig inzicht in

deze zaak te krijgen .

Argumenten die voor Sir Walter Ralegh (SWR) - pijp pleiten; J .

Prenten van SWR vertonen grote gelijkenis met de gezichten op
de pijpen}, 9 , 12 2 . SWR heeft veel gedaan om het pijproken in

brede kring populair te maken.2 3. Hij was geliefd bij het ge-

wone volk, vanwege zijn gewaagde escapades, avontuurlijke rei-

zen en zijn uiteindelijk martelaarschap . 4. Zowel de terech t -

stelling van SWR (1618) als de vlucht van veel Engelse pijp-

makers werd veroorzaakt door het optreden van Jacobus I . S. In

het begin van de 17e eeuw is de pijp regelma tig voorzien van

het Tudor-roos merk, dit wijst op de emotionele banden van

de uitgeweken pijpmakers met het voormalige vorstenhuis Tudor

van Engeland . 6 . In Engeland komt dit typei'1p' 8n auwelij ks ta-
7. Het fan
1voor, mogelijk door sancties van hogerhand.

siedier op de steel kan, gezien de prentkunst van omstreeks
1600 , zowel een krokodil, slang of een grote vis voorstellen. 2

Als tegen- a rgumenten het volgende; !. De legende, dat SWR door

een krokodil opgeslokt zou zijn en vervolgens weer uitgespuwd

vanwege zijn afschuwe l ijke smaak, veroorzaakt door het veel-

vuldig pijproken, blijkt in de geraadpleegde literatuur over

SWR niet voor te komen.9, 10,12 2 . Het motief zal de Hollanders

weinig aangesproken hebben, zij waren nauwelijks betrokken hij

de interne prob l emen van Engeland.

Redenen die voor de benaming J onas-pijp pleiten ; l. De vondst

van een steel waarop IONAS staat, met het jaartal (1683) . 10

2. Het dier op de steel kan zeker voor een grote vis (walvis,

s teur?) aangezien worden.

Tegen Jonas-pijpen zijn de volgende tegenwerpingen te maken;

1. Er is mij geen prent bekend waarop Jonas staat, welke ver-

gelijkbaar is met de voorstelling op de ketel. 2 . Vooral de

uitgeweken Engelse pijpmakers hebben dit type~ijp gemaakt.

Waarom is deze pijp niet of n~uwelijks in Engelanrt gPprod u-

20

ceerd als het slechts een onschuldige afbeelding van Jonas
geweest zou zijn?
Veel Engelse pijpmakers zijn naar Holland uitgeweken , nadat
de anglikaanse Jacobus I de troon had bestegen . Hij maakte het
de eenvoudige handwerklieden moeilijk door zijn geloofsvervol-
gingen. Voor de pijpmakers kwam daar nog zijn afkeer van het
roken bij, wat nadelig was voor de a fzet van hun produkten.
Het is niet verwonderlijk dat de gevluchte Engelsen vanuit het
"veilige" Holland hun antipathie gestalte gaven door het be-
roemdste slachtoffer van Jacobus I op hun pijpen te vereren.
Dit kan tevens de oorzaak zijn dat SWR-pijpen zo weinig in
Engeiand voorkomen . Men riskeerde een onplezierige confronta-
tie met de overheid . 8 In dit licht bezien is het fabeldier op
Je steel niet de krokodil, uit de al of niet bestaande legen-
de maar zoals Brongers terecht opmerkt "een slang als .symbool
van het kwade waaraan Raleigh in de meest letterli jke zin ten
onder is gegaan". 2 Mogelijk is de strijd van SWR tegen de
Spanjaarden ook een reden geweest waardoor dit type pijp toch
populair is geworden. De Hollanders waren immers vanaf 1621
weer in oorlog met Spanje. Later kan de historische betekenis
van de pijp verloren zijn gegaan, mede door de toename van het
aantal lokale pijpmakers . Omdat het mak en van een mal een
kostbare zaak is zullen sommigen aan de pijp een nieuwe ge-
schiedenis willen verbinden. Het is voor de hand liggend dat
men er het bijbelse verhaal van Jonas in de walvis in ziet .
Om de betekenis voor anderen duidelijk te maken liet de pijp-
maker Jonas in de mal graveren. Uit de mij ter beschikking
staande gegevens en argumentaties kom ik tot de conclusie, dat
de in het begin van de 17e eetM afgebeelde persoon op de ge-
zichtspijpen Sir Walter Ralegh moet zijn geweest . Wellicht is
later, al of niet incidenteel, de benaming Jonas-pijp in zwang
gekomen. Het is ook mogelijk dat beide termen naast elkaar in
omloop waren . Veel feiten zijn nog door de nevelen der histo-
rie voor ons verborgen. Een ieder die beschikt over aanvullin-
gen en/of verbeteringen, wil ik verzoeken, indien mogelijk met
literatuur verwijzing, mij hiervan in kennis te stellen.

b: Elizabeth-pijpen.
Zeldzamer dan de Sir Walter Ralegh-pijpen ziJn de figuurpij-
pen waarbij op de ene zijde een mannekop me t puntbaard en op
de andere zijde een vrouweportret staat. In de literatuur ko-
men we diverse benamingen tegen. De Engelse pijpmaker/schrij-
ver Ayto beweert dat op deze pijpen Charles I en Henrietta
Maria staan afgebeeld, 13 helaas laat hij geen foto van de be-
doelde pijp zien. Het is mij niet bekend of dit type pijp ooit

21

in Engeland gemaakt of gevonden is, maar in Holland treft men
ze wel aan. Het lijkt mij onwaarschijnlijk dat het de beelte-

nis van Charles I zou zijn, want hij was een tegenstander van
de puriteinen, 18 een groepering die juist veel aanhangers had
onder de ambachtslieden. Veel pijpmakers zijn juist vanwege de
geloofsvervolgingen uit Engeland gevlucht.17 Een andere theo-
rie is dat het afbeeldingen zouden zijn van Frederik Hendrik
en Amalia van- Solms, die in 1625 in het huwelijk treden.14,15
Voor deze benaming is veel te zeggen. Frederik Hendrik was ge-
liefd bij het volk, hij had als bijnaam "de Stedendwinger" om-
dat hij zo succesvol was in zijn strijd tegen de Spanjaarden!6
Het is niet uitgesloten dat hij om deze reden is vereeuwigd.
De meest gebruikte benaming voor dit type pijp is evenwel Eli-
zabeth-pijp. 1,7 Er zijn mij prenten van Elizabeth I bekend die
inderdaad een grote gelijkenis vertonen met de afbeelding op
de pijp. 11 De vraag rijst vervolgens wie is de persoon die op
de andere zijde staat afgebeeld? Elizabeth was niet getrouwd
en reeds in 1603 overleden. Als datering voor deze pijpjes
wordt mees tal aangenomen dat de produktie na 1620 is gestart,
dus na de dood van Sir Walter Ralegh. Vanwege vaderlandslie-
vende gevoelens en ter nagedachtenis aan SWR en hun geliefde
vorstin Elizabeth I heeft men deze pijp in produktie genomen.
Ook over de motieven op de rijk versierde steel verschillen de
gedachten. Friederich beschrijft de steel als "prachtig be-
werkt met rozen en granaatappels, de laatst genoemde als even-
zovele symbo len van koninklijke macht en vruchtbaarheid". 7
DÜco geeft een andere verklaring voor de graveringen. Hij
schrijft:"in een ovaal twee handen als teken van huwelijks-
trouw en granaatappeltjes als teken van reinheid11 .14 Relaas

geldt ook voor deze pijp dat we slechts kunnen gissen naar de
werkelijk afgebeelde personen. Voorlopig zie ik echter geen
reden om de reeds ingeburgerde benaming Elizabeth-pijp te ver-
anderen in b.v. Amalia van Solms-pijp.

Geraadpleegde literatuur;

1. G.A.Brongers, Nicotiana Tabacum, Theodorus Niemeyer N. V.,

Groningen, 1964, blz.34/35

2. G.A.Brongers, Van gouwenaar tot bruyère pijp, Gaade, Ame-

rongen, 1978, blz . 50/51

3. D.DÜco , Sir Walter Raleigh pijpekop, Nieuwsbulletin Pijpen-

kamer Icon, Ie jrg. nr.!, 1975

4. D.DÜco , Vijftig zeventiende eeuwse pijpen, Monografieën

over pijpen, nr. 2 , 1975 4

5. F.H.W.Friederich, Pijpelogie (III), Westerheem, vol. XIII

22

nr.3, 1964, blz. 59/60

6 . F.H.W.Friederich, Pijpekoppen, Fibul a, se jrg . no.!, 1964,

blz. 3 t

7. F.H.W.Friederich, Pijpelogie, AWN. - mon ografie no.2, 1975,

blz. 38/39, 41/42

8 . D.A.Goedewaagen, Een fi guurpijp met historie, Vrienden van

de Nederlandse ce ramiek, Me dede lingenblad no. 15, 1959,

blz. 186/ 188

9. R. Lacey, Sir Walte r Ralegh , Sphere Books, 1975

10. I .C .Wa lker, Sir Walter Ralegh Pipes, Quarterly Bulletin

Archeological Society of Virgini a, vol . 26 , no . 4 , 19 72

11 . N. Williams, Elizabeth I, Fibula-Van Dishoeck, Bussum, 1973

12 . J . Winton, Si r Walter Ralegh, Coward Me Cann & Geoghegan ,

New York, 1975

13. E.G.Ay t o, Clay Tobacco Pipes, Shire Alb um 37, 1979 , blz . 4

14 . D. Düco, Elizabeth of Amalia?, Nieuwsbulletin Pijpe~kamer

I con, 2e jrg . nr. 1, 1976, blz.6

15 . D. DÜco, Jaarverslag Pijpenkamer Icon, 1976 , blz .6

16 . P.Louwerse, Geillus treerde Vaderlands e Geschieden is , van

Holkema & Warendorf N.V., Amst erdam, 1939

17. J , v .d .Meul en en H. Tupan, De Leidse Tabakspijpmakers, Stu-

beg, Hoogezand , 1980 , b l z. 15

18 . Drs . Sj.de Vries en Drs .P.Schr aa , Geschiedenis II, nieuwe

tijd, Elsevier, Ams terdam, 1965

VRAAGBAAK . . .

On langs kreeg ik een s t e elfragment in handen waar ik graag wat
meer over zou wil len weten. Het fragment vertoont we l enkele
kenmerken van Wes terwaldpijpen (zie Eddie Nijhof P . K. N.nr . 13),
maar .het opschrift in de med a illons wordt niet genoemd i n het

artikel.
Op de linker zijde is IOHNES te le zen , wat mogelijk s t aa t voor
Johannes. De r echter tekst is zee r vaag , misschien staat hier
KNETH . De overgang van steel naar kop i s vers ierd met knorren .
Der gel i j ke versieringen worden in boven staand artikel wel weer-
gegeven , maar verschillen t ot aal met dit ruim 4 cm l ange s tee l-
fragment. Wie weet de pijpmaker en herkomst van deze pijp?
Mi chel Vroomans

23

Se JAARGANG NR.18 SEPTEMBER,1982.

Van de redaktie .•.

In de vakantieperiode kunnen velen wat meer tijd besteden aan
het bijwerken van de verzameling en het bezoeken van musea.
Als u in de vakantie nog collecties heeft gezien die de moeite
waard zijn om aan onze lijst met musea te worden t oegevoegd ,
wilt u dit dan melden aan de redaktie?
Ook wetenswaardige anekdotes zien wij gaarne tegemoet.

Van enkele leden hebben we een reaktie ontvangen over de P.K.N
middag. Het algemeen gevoelen was dat de lezing en dia's toch
wel gemist werden. Wij zullen in de toekomst met deze wensen
zoveel mogelijk rekening houden. Uiteraard worden ideeën en
opmerkingen in dank aanvaard.

In het najaar staan weer enige grote beurzen op het p rogramma.
Allereerst de beurs voor rookgerei, in het A.A.A.C.Centre aan
de Looiersgracht 38 te Amsterdam, op 9 en JO oktober. Veel le-
den hebben deze aktiviteit reeds bezocht, dus is het niet no-
dig dit gebeuren verder nog aan te prijzen.

In de Jaarbeurshallen te Utrecht wordt op 20 en 21 november
weer de grote Nationale Verzamelaars Jaarmarkt gehouden. Op
deze markt, die geopend is van 10-17 uur, waren vorig jaar
meer dan 275 stands met verzamelobjekten aanwezig. Dit is dus
een goede mogelijkheid om nieuwe contakten aan t e knopen.

Gelezen in . .•

Bij het onderzoek naar de mummie van Ramses II (Egypte)ontdek-
te men in de linnen doeken, die om en in de mummie zaten een
van de vroegste aanwijzingen van het bestaan van tabak in E-
gyp te. De lett e rlijke tekst is als volgt: "Een gemakkelijke
gevolgtrekking was dat iemand in het musewn achteloos, zo niet
oneerbiedig, met een sigaret bezig was geweest . Het bleek ech-
ter zo te zijn dat de pollen en bladresten van deze tabaks-
soort diep in de borstholte voorkwamen, ver van de opening in
de buik, waarlangs de ingewanden waren verwijderd. Het verhaal
over de slordigheid met een sigaret is nadien nog verder ont-
kracht door de vondst van een kever die op (levende) Nicotiana
parasiteert!
Natuur en Techniek, 49e jrg, nr.10, oktober 1981

25

EEN PIJPENMAKER ALS AUTEUR?

door Arnold Carmiggelt.

In 1979 werd ik door een eigenaar van een antiquariaat te
Zwolle geattendeerd op een boekje getiteld: "Mijn bezoek aan
Bismarck in den zomer van 1875".
Het boekje gaat over een pijpenfabrikant, die een reis naar
Bismarck onderneemt om deze heer van "Eisen und Blut" te
vragen of hij het plan heeft Nederland bij Duitsland te an-
nexeren.
De kaf t van het boekje vermeldt, dat de schrijver Jochem van
Ondere is en verder de vermelding pijpenfabrikant en ouder-
ling te Gouda. Dit was dan ook de reden dat ik dit boekje
kocht. Het werd in 1876 uitgegeven bij A.ter Gunne in Deven-
ter.
Thuisgekomen keek ik de lijst van Goudse pijpenmakers door,
maar hierbij was geen pijpenmaker te vinden die de naam Jo-
chem van Ondere droeg . Wat nu? Hadden we met een pseudoniem
te doen? En zo ja, van welke pijpenmaker dan?
Nu komen we in deze periode wel een pijpenmaker tegen met de
naam Johannes van Bovene. (in vergelijking met van Ondere)
In het adresboek van Gouda uit 1875 (1876 ontbreekt) 1877 en
1879 werd onder "Eredienst" geen melding gemaakt van een van
Bovene als ouderling te Gouda.Het raadsel bleef dus nog on-
opgelost.
Maar geruime tijd later ontving ik een brief van het gemeen-
telijk Archief Gouda waarin vermeld stond, dat het Gouds Ar-
chief het boekje zelf ook bezat.
Oud gemeentearchivaris Geselschap had met potlood op dit
boekje genoteerd dat Jochem van Ondere pseudoniem was voor
Dr.A.J.Vitringa.
Deze Annes Johan Vitringa, geboren op 29-9-1827 te Harderwijk
was van beroep recto~ van de Latijnse school.
Op 17 juli 1861 komt hij van Enkhuizen naar Gouda, waar hij
ruim een jaar blijft.
Waarschijnlijk heeft hij hier met het pijpenmakersbedrijf
kennis gemaakt. Op 2 oktober 1862 vertrekt hij naar Deventer.
Helaas was het boekje niet door een pijpenmaker geschreven,
dus mocht U het tegenkomen..••••••

*

.J

Bezoek de ROOKGEREibeurs op 9 en 10 oktober in de LOOIER.

26

OVER DE LENGTE VAN 17E EN 18E EEUWSE KLEIPIJPEN,

door Fred Tymsfra.

Een opgegraven complete pijp wordt in een verzameling tot één
van de mooiste stukken gerekend. Aangezien de kans om zelf
een complete pijp te vinden uitermate klein is komen de mees-
te ver zamelaars niet verder dan pijpen met een flink stuk
steel. Dan hoor je wel eens zeggen: 11 Er mist nog maar een
klein stuk van.a Ik heb mij wel eens afgevraagd hoe ze aan die
kennis komen. Ongetwijfeld spelen er een aantal zaken mee,
zoals het kleiner toelopen van de steel en de kennis, opgedaan
door het vinden van eindstukken.
Toch is dit een zeer onbetrouwbare manier en ik ben in de li-
teratuur gedoken, die mij voorhanden was, op zoek naar duide-
lijker informatie. Toen bleek, dat er nogal verschillend en
verwarrend over geschreven was.In onderstaande literatuur-
vergelijking heb ik de kennis, opgedaan bij het vergelijken
en meten van tientallen complete pijpen gebruikt.

Friederich schrijft het volgende(noot 1):
"De lengte van de steel verschilt bijna in ieder tijdvak

sterk. Kijk maar: laat 16e eeuw: 6- 8 cm; 17e of laat 19e
eeuw 10- 18 cm; 18e en 19e eeuw 30 tot 50 cm en meer."
Recente bodemvondsten hebben aangetoond, dat deze veronder-
stelling onjuist is. Over de laat 16e eeuwse pijp is nog te
weinig bekend, maar duidelijk is dat de 17e eeuwse pijp voor
wat betreft de steellengte zich niet laat vangen tussen de JO
en 18 cm. De meest voorkomende lengte van 17e eeuwse pijpen
ligt boven de 18 cm, terwijl zelfs meerdere malen pijpen
gevonden zijn, langer dan 40 cm. De marge die Friederich voor
de 18e eeuwse pijp neemt is vrij groot; 30 tot boven de 50 cm.
Ook dit is niet geheel juist, pijpen korter dan 30 cm zijn
geen zeldzaamheid .
In 11 Goudsche Pijpen11 (noot 2) geeft D.A . Goedewaagen geen maten
aan, maar vermeldt dat na 1660, toen het gilde opgericht werd
er korte,halflange en lange pijpen zijn gemaakt.
Bodemvondsten geven voor pijpen uit de tweede helft van de 17e
eeuw inderdaad verschillende lengtes aan .Maar de vr aag blijft
wanneer een pijp kort,halflang of lang genoemd kan worden.
DÜco verme ldt dat volgens archiefstukken de 17e en 18e e€Lwse
pijp wordt ingedeeld naar steellengte. (noot 3)
Helaas zijn de bronnen niet vermeld en onduidelijk is of de
archiefstukken spreken over een i ndeling i n steellengte of
de lengte van de totale pijp . Het is gebruikelijker dat maten

27


Click to View FlipBook Version