The words you are searching are inside this book. To get more targeted content, please make full-text search by clicking here.
Discover the best professional documents and content resources in AnyFlip Document Base.
Search
Published by Stichting PKN, 2019-02-18 16:24:33

1-5-gecomprimeerd

1-5-gecomprimeerd

DE UTR ECHTSE PIJPENINDUSTRIE IN DE LAUWERECHT,

door P.K.Smiesing

'In het eerste nummer van de Pijpelogis che Kring Nederland ver-

scheen het artikel over Utrechtse pijpenmakers, waarin aan de
hand van pijpekoppen voor het eerst werd aangetoond, dat onder
de rook van Utrecht op beperkte schaal pijpen werden gemaakt.
Van de pijpenmakers zelf was nog weinig bekend.
In dit verslag zijn de gegevens verwerkt, die na enige jaren
archiefonderzoek verzameld werden. Deze geven ons een inzicht
van de opkomst en ondergang van de pijpmakerijen in het ge-
recht Lauwerecht, van het leven en werk van de pijpenmakers
en hun relatie met de pijpenmakers uit Schoonhoven.

De eerste pijpenmakers en het merk IP.

Het zal nagenoeg bekend zijn dat de eerste piJpen in ons land
door Engelsen werden gemaakt. Ook Utrecht maakt hier geen uit-
zondering op.Aangezien het Utrechtse Gemeente Archief over de-
ze nieuwe burgers echter weinig informatie geeft, er worden
b.v. zelden beroepen genoemd, zullen we ons moeten bepalen tot
de bodemvondsten van hun produkten, de pijpfragmenten.
Een duidelijke aanwijzing voor een vroege Utrechtse produktie
vormden de vondsten van pijpekoppen met het Utrechtse Stads-
wapen. Andere kopjes vertonen een hielmerkje waarop dit wapen-
tje gecombineerd werd met de initialen IP.Ook vinden we veel-
vuldig pijpekoppen met het merk IP en een plantje tussen deze
letters,dat een tabaksplant voorstelt.(a fb.1)

·~~:. ·~ .-

, ··· "·· .

-

AFB, l

27

Opmerkelijk is dat de piJpJes met de twee laatste merkjes qua

vorm gelijk zijn.We moeten daarom wel aannemen dat ook de pij-

pen, gemerkt met het plantje uit Utrecht afkomstig zijn.

In Engeland zijn pijpmakersmerken met een tabaksplant tussen

de initialen erg bekend. Deze plant werd ook opgenomen in het

wapen van het Londens pijpmakersgilde, dat in 1619 werd opge-
richt.

Keren we terug naar het Utrechtse Gemeente Archief en verdie-

pen we ons in het huwelijksregister van de Engelse kerk, dan

vinden we twee namen die aan de initialen voldoen, n.l. John

Price en John Pryde.In Londen was de naam Price in pijpmakers-

kringen een bekende naam. Zelfs was er een pijpenmaker met de

naam John Price, die na 1633 niet meer genoemd wordt.

In het jaar 1634 huwt John Price met de Utrechtse Anna Hen-

driks. Mogelijk is hij de Londense pijpenmaker.

- Een tweede aanwij zing in die richting vormt zijn adres" aen
,I de wal by de Weertpoort ", waar zoals we later zullen z ien,
zich ook de pottenbakkersovens bevonden. De pottenbakkers bak-

ten de pijpen tegen een bakloon en omdat het ondoenlijk was

om de ongebakken pijpen over lange afstanden te vervoeren,

dienden de pijpenmakers hier zo dichtbij mogelijk te wonen.

Tot 1647 kunnen we het echtpaar Price volgen in de registers

van de Jacobikerk, waar hun zeven kinderen gedoopt werden.

In die registers wordt hun naam fonetisch weergegeven: Parijs,

Pris,Pries,Preys en Prijs . Ook in Amsterdam is een Engelse

pijpenmaker bekend onder de naam Timothe Prijs, die daar in
1626 huwde.

John Price verwierf in 1640 het burgerschap van de stad . In de

alfabetische lijst van de nieuwe burgers lezen we:"Jan Parijs

wt Engel and ".

John Pryde huwde in 1640 en was soldaat van beroep; nadien vin-

den we hem in de boeken niet meer terug.

De tweede he lft van de 17e eeuw .

Uit de tweede helft van de 17e eeuw bereiken ons meer gegevens
over pijpenmakers. De belangrijkste van hen was ongetwijfeld
Jan Willems Vlack. Hij bezat maar liefst vier huizen waarvan
hij er drie verkocht. Ze lf bewoonde hij een huis in de Lauwe-
recht waarvoor hij i n 1663 vergunning aanvroeg voor een ver-
bouwing.In een archiefstuk uit 1651 werd zijn beroep op prach-
tige wijze weergegeven als " toubacqspypmaecker" .
Op 5 oktober 1671 togen de Meester pottenbakker Jacobus Vlug
en de Meester pijpenmaker Jan WHlems Vl aci naar de notari s
Nico laas Vonk om de volgende _overeenkomst te bezegelen:

28

Voor de prijs van zeven stuivers voor elke pot pijpen ver-
plichtte Vlug zich alle pijpen te bakken, die bij Vlack ge-
maakt werden.Vlrg beloofde daarbij de pijpepotten met deksel
af te sluiten. Dat deze maatregel geen overbodige luxe was,
bewijzen de bodemvondsten van pijpfragmenten met glazuurspat-
ten! Vlack bepaalde wanneer zijn pijpen gebakken werden. ·
voorts mocht Vlack zijn pijpen niet bij een ander laten bak-
ken en Vlug mocht daarentegen deze pijpen nooit weigeren.
Waren de pijpen niet hard genoeg gebakken, dan dienden deze
voor hetzelfde geld overgebakken te worden.
Kwam Vlack te overlijden dan moest ook door Vlug de pijpen
worden gebakken van Vlacks weduwe of van hun zoon Benjamin.
Deze Benjamin Vlack vinden we later terug als herbergier in
de herberg St.Joris, waar de gasten naast een koele dronk ook
tabak konden roken uit de produkten van de familie Vlack.
Na het overlijden van de "comparanten" dienden de weduwen het
contract na te leven en te onderhouden.
Jan Willems Vlack overleed net als zijn zoon Benjamin in het
jaar 1709. Bij dezelfde notaris vonden we het contract van de
pijpenmaker Pel Eversen van Beek en zijn schoonmoeder Grietje
Joris. In deze overeenkomst, opgetekend op 21 januari 1671,
werd de overname geregeld van het pijpmakersgereedschap van
zijn overleden schoonvader Philip van der Valk, in leven een
bekende pijpenmaker in de Lauwerecht.
Voor de som van zes en dertig Carolus guldens werd van Beek
eigenaar van vormen,schroeven,planken en tonnen en al het ove-
rige gerei dat nog in de woning van zijn schoonouders aanwezig
was . Voorts verklaarde Grietje deze som reeds in goed gangbaar
geld ontvangen te hebben.
Uit de D.T.B . registers vernamen we nog dat Pel Eversen van
Beek en Sunannichjen van der Valk op 24 mei 1670 in he~ huwe-
lijk traden. De pijpenmaker Philip van der Valk werd 16 augus -
tus 1669 begraven. De pijpen gemerkt FVDV moeten van hem af-

komstig zijn.
De pijpenmakers van Beek en Vlack, die beiden lezen noch
schrijven konden, tekenden hun contracten me t respectievelijk
een cursieve ren met een Ven een W door elkaar. Of deze te-
kens ook hun merken waren zullen bodemvondsten kunnen uitmaken.
Een andere pijpenmaker was Jacob Dirksz.Deyl. Hij verkree g in
1662 het burgerrecht van de stad Ut recht.
Een reconstructie van de stamboom van de pijpenmakers familie
Versluijs voert ons naar het stadj e Schoonhoven, waar in 1690
Jan Huijgen Ver s luijs en Glaasj e Cornelis in het huwelijk tra-
den. Oms treeks 1700 kwamen ze met hun jonge gezin naar Utrecht

en vestigden zich in de Lauwerecht.

29

Jan Hurïgen Vers/u;fs x 1690 ClaH~je Cornelis

-1733'? -17 57

8 kinderen w .o.

P;erer x 1724 Heyltje v. Sunderen Henrldk x 1731 Hilleqonda Josscliny

- 1780 - 1758 1708-!767' -1797

x 2· 1759 Maria Kuvel

6 kinderen w o 7 kinderen w .o.

Hendd k. x 17 55 Anna v Keulen D anie l Johannes
1740- 1737-1801
172 9 -1 781 - 1792

x 1768 Aletta Rijnders x 1765 Antonia Hogendijk

4 kinderen w.o. 8 kinderen w .o. l l kinderen w .o.
P ieter x 17 78 Johanna Maree
Hillegonda x 1804 Hendrikus Sofia
1755-

1776 - 1769- 1767-

x 1790

Barend Roelofs

Het Gerecht Lauwerecht.

De Lauwerecht was een zgn. ambachtsheerlijkheid en was leen-
roerig aan de Domproosdij. Tot de Franse revolutie was het be-
heer in handen van particulieren . In 1653 werd de heerlijkheid
Johannis van Gent van Appelteren overgedragen aan Margaretha
Pellicorne. Na een proces met de familie Pellicorne, werd Mr.
Jan Jacob van Westeren in 1715 ambachtsheer van het gerecht .
Tussen de Lauwerecht en de stad bevond zich de Bemuurde Weerd
die, zoals de naam al doet vermoeden, door een muur was omge-
ven. Vanaf deze scheiding strekte de bebouwing zich al s een
lint uit langs de Vecht. Buiten deze straat omvatte het ge-
recht ook het land, dat zich uitstrekte tot de Veengraft of
Swarte Water.
Ook hier bevond zich een rijtje huizen, zodat het gerecht met
het "Swarte Water","de Draeyweg", de "Corte Lauwerecht", en de
"Lange Lauwerecht" uit vier bebouwde gedeelten bestond . In
het laatste gedeelte, de Lange Lauwerecht, waren de pijpmake-
rijen gevestigd. Deze huizen stonden aan de Westzijde van deze
straat langs de Vecht , met een uitgang aan de rivier.(zie f oto)
De pottenbakkers woonden al vanouds in de Lauwerecht.
Door de hoge temperaturen in de pottenbakkersovens was er een
verordening die de pottenbakkers uit de stad weerde. Ook binnen
de Bemuurde Weerd vormden deze ovens een groot brandgevaar voor
de dichte bebouwing.
Daarom weken de pottenbakkers uit naar het gerech t Lauwerecht.
De pijpenmakers troffen hier een goede gelegenheid voor het
bakken van hun pijpen, terwijl het bakken t an deze pijpen een
aardige bijverdienste vormde voor de pottenbakker.

30

De Lauwerecht,waar vroeger pijpenmakers woonden .

De potten waarin vroeger deze pijpen gebakken werden, hadden
een vastgestelde inhoud en werden eveneens door de pottenbak-
kers vervaardigd. Voor het bakken van een pot pijpen werd een
bakloon gevraagd van zeven stuivers.
De bewoners van het gerecht hadden geen burgerrecht van de
stad Utrecht, maar dienden dit vaak tegen betaling te v~rkrij-
gen. Dit burgerrecht was o.a. nodig om een gilde te "winnen".
Omdat de pijpenmakers in geen enkel gilde werden opgenomen, is
het niet geheel duidelijk waarom enkele van deze ambachtslie-
den "nieuwburger" werden van de stad Utrecht. Mogelijk brach-
ten deze pijpenmakers hun product binnen de stad aan de man.

De rol van de vrouw bij het pijpmaken.

Voor het maken van een pijp van de beste kwaliteit waren maar
liefst 32 handelingen nodig. De verschillende bewerkingen die
de pijp een mooi aanzien gaven, werden door vrouwen en kinde-
ren uitgevoerd.
Na de diverse bewerkingen van de klei volgde het rollen, het
modelleren t ot een ruwe massieve pijp, pasklaar voor de vorm,
waarna het "kasten" vo lgde. Dan werden na het boren van het
rookkanaal met een ijzerdraad de twee koperen vormhelften door

31

middel van een bankschroef samengedrukt en werd met de stopper
het gat in de kop geduwd. Na het drogen, kwamen de pijpen in
handen van de vrouwen en meisjes. Met een speciaal mesje wer-
den de pijpen " getremd", d.w.z. de overtollige klei werd van
de koppen weggesneden. Met een passend rond stukje hout de
"botter" werd de koprand mooi gevormd.

De Utrechtse pijpen waren gezien de afwerking van mindere kwa-
liteit. Het waren hoofdzakelijk pijpen met zijmerken, korte
pijpen die in de vormen al een merk kregen. Een ui tzondering
vormden de lange pijpen gemaakt door Daniel Versluijs, die
zich alleen door het kleine Utrechtse stadswapentje,op de zij-
kant van de hiel, onderscheidden van de Gouwenaars, die voor-
zien werden van het Goudse stadswapen . Dit type pijp onderging
enkele bewerkingen meer . Ze werden o .a. geglaasd met een agaat-
steen en het merkje DVS werd met een s tempeltje in de hiel ge-
druk_t. (afb.2) Deze laatste bewerkingen werden ook door vrouwen
gedaan.

AFB,2 .t

2 3 4 5 c m.

Het bovenstaande onderstreept hoe belangrijk het voor een pij-
penmaker is met een vrouw te trouwen, die vertr ouwd is met het
omgaan me t klei. De huwelijken van Utrechtse pijpenmakers be-
vestigen dat ze vaak huwen me t do ch ters van hun collega's .
Meisjes die al jong meewerkten in de bedrijfjes van hun vader.
De pijpenmaker Joseph Feeks huwde Johanna Hogendijk, dochter
uit het Schoonhovens pijpenmakersgeslacht Hogendijk. Ook het
huwelijk van Johannes Vers luij s met Anthonia Hogendijk in
1756 duidt op banden met de Schoonhovense pijpenmakers.
Uit de vele voorbeelden noemen we nog het opmerkelijke huwe-
lijk tussen neef en nicht, Hendrik Versluijs III, zoon van
Johannes, en Hillegonda Versluijs, een dochter van Daniël.

De pijpenmakers uit de achttiende eeuw.

Alvorens een overzi cht t e geven van alle bekende Utrechtse
pijpenmakers na 1700 bekijke n we de merken.
Alle merken werden voorzien van de voorletters van de namen
van de makers; zo had Pieter de Graaf het meik PDG. Ook zien
we dat de eerste letter van de tweede l e ttergreep van de ach-

32

ternaam in het merk werd uitgedrukt, b.v. IGB voor Jan Glans -
beek. (afb. 3)

o'"'4i

•et 0 •Q

i>• e"

AFB,3 1

0 2 3 4 5 cm.

Vanaf ongeveer 1700 werden door Jan Huijgen Versluijs pijpen
gemaakt : zijn gezin is bij de produktie betrokken. Uit dit ge-
zin komen twee pijpenmakers voort, die na de dood van hun va-
der omstreeks 1730 een eigen bedrijf beginnen. Het zijn de
broers Pieter en Hendrik Versluijs. De laatste zullen we Hen-
drik I noemen . Pieter plaatste twee verschillende merken op
zijn pijpen,n . l . PVS met de vogel in de boom en de PVS links
op de ketel met rechts de zwaan.
Hendrik had dezelfde merken met HVS en nog vijf merken, waar-
van het merk met zijn complete naam het opmerkelijkst is. Het
is ook mogelijk dat, gezien het grote aantal merken met HVS,
de zoon van Pieter, Hendrik II, voor een aantal daarvan ver-
antwoordelijk is. Deze laatste pijpenruaker werkte waarschijn-
lijk eerst bij zijn vader en later bij zijn oom Hendrik I.
We weten dit, omdat er in 1753 een inkomstenbelasting wordt
geheven van l½ % van het jaarinkomen. Uit het manuaal van de-
ze heffing krijgen we een aardig overzicht van de kleine zelf-
standigen uit die tijd .
Buiten de twee bedrijfjes van Hendrik en Pieter Versluijs vin-
den we Pieter de Graaf,Gerrit van Westdijk en Ari van Tergouw.
Deze vijf pijpenmakers betaalden allen vrijwillig de belasting,
dat betekent dat zij een jaarinkomen hadden van 400 gulden of
meer. Dit bedrag werd als minimum vastgesteld.
De beide pottenbakkersbazen Cornelis van Blaricum den Oude en
Cornelis de Jonge verkl aarden daarentegen geen jaarinkomen van
400 gulden te hebben.
Pieter de Graaf was pijpenbakker van beroep en had mogelijk
een oven speciaal voor het bakken van pijpen. De pijpen met
he t merk de gekroonde 18 en de letters PDG vertellen ons dat
hij pijpen maakte. In hoeverre de andere pijpenmakers gebruik
maakten van zijn bakge legenheid, is niet bekend.
Zijn zoon Simon de Graaf komen we tegen vanaf 1777 (zijn huwe-

33

lijk) tot begin 1781 (doop van zijn tweede kind).
Uit de alfabetische lijst van de nieuwe burgers lezen we dat
hij in 1778 het burgerschap verwierf en net als zijn vader pij-
penbakker was.De pijpekop die we vonden met de gekroonde vis
en de letters SDG moet door hem gemaakt zijn.
Van Gerrit van Westdijk vond i k twee verschillende merken en
een pijpekop met zi j n complete naam er op.(afb.4)

AFB,4

0 2345

Gerrit van Westdijk werd in Schoonhoven geboren en huwde daar
op I dec. 1739 met Elizabeth van Buuren. Het ging het echtpaar
in deze stad niet voor de wind, zij verloren drie kinderen die
Pro Deo begraven werden. Zoals we zagen werkte Gerrit in 1753
al in de Lauwerecht en maakte de pijpen met de gekroonde vogel
in de boom en de gekroonde vis, beide merken met de letters
GWD of GVWD. Op 21 juli 1772 kocht Gerrit het huis waarin hij
al jarenlang zijn bedrijfje had.Hiervoor stak hij zich zo in
de schulden dat na zijn dood e ind november 1773 zijn bez ittin-
gen openbaar werden geveild. Uit een advertentie in de" U-
trechtse Courant" van 26-1-1774 waarin deze veiling openbaar
werd gemaakt, blijkt dat deze pijpenmaker erg bekend was.

Men _z,I o,P ZarnrdaJ? d~n s February 1774, binnen Utrecht publiek opveiten en Verkopen, een van ouds vennurde,

en Nenn:;ry,e HERBERGE, genaamd den DOORNBOOM, met zyn Plaats, rojule Kolfbaan en Weezen, en -

pla:ficr TumtJe daar annex; ~•legen oon 't Sud, Zmgel ,u'Tch:n de Wecrd . en Catharync Pcort, zynde 't Gerech:shuill

van de Nieuwe-Weerd. - Item een HUIS en ERVE, voorheen etn BROODBAKKERVE, than• tot een PYPl:MA-
KER VI!: geappropricerd ! alwaar die Funétie met veel fuc.:t!.S Jaaren a;:tcr elkander is geëxerceerd en nog gecontinueerif
~ord, (hand: voor aan in de La1Hve1recht, met een uitgang tot in de Rivier dt Vegt, nagelaaten ?>y G~rirvonH'ttdyt,
z,,,,Jn leeve:1 Pypc_maker. A lies breder bv lltllctten ge{pecificeerd, nader onderrigting teo Cotnptoile V,in
L,,n,,, Notaris en Makel,ar !,innen Uu:,:ct-c. . Conirod.,..

7-ul!cnde op D ingsdag den 7 Fehruary 17 74, ten Sterf buize van ~emelde <Àrri: va•• W,JlJyt, worden Vcrkogt, anebct

P;-_peoiakers Gereedfchap, mits;:aders Meubilen en Tuincieraa1; alsmede circa negen Karren gocJe Pyp"rde.

Merkwaardig is dat de pijpenmakerij nog steeds werd voortgezet,
hoewel zijn pijpenmakersgereedschap en 9 karren goede pijp-
aarde eveneens geveild werden. Of zijn zoon Hendrik van West-
dijk dit bedrijf voortzette is niet zeker, opierkelijk is ech-
ter dat Leendert Eskens,de schoonvader van Hendrik, deze pij-

34

penmakerij kocht .
Van Ari van Tergouw weten we nog weinig, maar de vele piJpe-
koppen met de Letters AVT gecombineerd met resp. het Utrechtse
stadswapen en dt zwemmende zwaan moeten afkomstig zijn van Ari
van Tergouw, een naam die wellicht de plaats van herkomst, de
pijpenstad Gouda, weergeeft . (afb. 5)

,=--...r--

1.

I
,/\.~.,-. -:.
/ ~. ;--. /' . . .



0 2 3 4 5 cm. AFB , 5

Een andere lijst laat ons de situatie zien zoals die in 1784
was.In deze lijst vinden we de namen van personen tussen 18 en
60 jaar, die in staat werden geacht het land in tijd van nood
te dienen. Deze lijst was voor het onderzoek van groot belang.
omdat achter deze namen de beroepen werden vermeld .
We vonden de pijpenmakers Johannes Versluijs en Dirk de Graaf,
de pijperunakersknechten Jan Eijkelkamp,Hermanus van de Mast en
Jan Glansbeek. Niet genoemd werden Pieter de Graaf en Joseph
Peeks, die beide boven de 60 jaar waren. Joseph Peeks,ook Pex
of Pix genoemd, werd geboren in Peer, een plaatsje aan de Dom-

V~ - '

l

·\

•• ·;.J

35

mel in het nu Belgische Limburg. Hij verschijnt in 1735 in
Gouda alwaar hem een attestatie werd gegeven om in Schoonhoven
te trouwen met Johanna Hogendijk. Deze attestatie werd door de
Goudse St.Janskerk afgegeven om een gemengd huwelijk mogelijk
te maken tussen Joseph, die rooms- katholiek, en zijn bruid die
gereformeerd was.
Wanneer het paar naar Utrecht kwam, weten we niet, maar het
was vóór 1765, het jaar waarin Johanna overleed.
Omdat een vrouw in de pijpenmakerij onmisbaar was, hertrouwde
Joseph reeds 10 maanden later met Johanna Maas, waarschijn-
lijk een schoonzuster van de pottenbakker Cornelis van Blari-
com. Gezien het grote aantal pijpekoppen met de initialen IP,
gecombineerd met het Utrechtse stadswapen, de gekroonde vis en
de zwemmende zwaan, die uit opgravingen naar boven kwamen,moe-
ten we aannemen dat deze Joseph Peeks een geruime tijd pijpen
maakte onder de rook van Utrecht.
Wat de betekenis is van de zwemmende zwaan, die karakteristiek
is voor de pijpenmerken uit de Lauwerecht, werd nog niet dui-
delijk . (afb.6)

0 4 c m.

Keren we terug naar de lijst, dan bemerken we dat de broers

Pieter en Hendrik Versluijs van het toneel verdwenen zijn.

Ook Hendrik II en Daniël Versluijs missen we. Wel treffen we

Johannes Versluijs aan, en aangezien deze zich ook Jan en Han-

nes noemde, kan hij met de laatste voornaam de vormen van ziJn

vader Hendrik I (RVS) gebruikt hebben. t

Van de pijpenmaker Dirk de Graaf, waarschijnlijk geen familie

36

van Pieter de Graaf, vonden we geen aantoonbare merken . Moge-
lijk werd hem dit, door de gelijkenis van DDG en PDG, verboden .
Wel werden slor.,iige pijpekoppen gevonden met figuurmerken, zo-
als de kwispedoor en die met kelkblaadjes en een naar de roker
gekeerde kroon.(afb. ?)

AFB,7

0 2 3 4 5 cm .

Een volgende inzage in het pijpmakerswereldje krijgen we in
het jaar 1793. In dat jaar verschijnt een plakaat met het be-
sluit tot de heffing van de I00ste penning, 1% van het vermo-
gen, te betalen door degenen die een vermogen hadden van 1000
gulden of meer. Deze heffing was nodig om de mogelijke kosten
te dekken bij een inval van de Fransen. In het manuaal vinden
we de bekende namen van de pijpenmaker Pieter de Graaf, die in
1793 al langer dan 40 jaar pijpenbakker was, van de pijpenma-
ker Jan Versluijs die ruim 30 jaar pijpen maakte, en van Jan
Glansbeek die in 1784 nog knecht was .
Vervolgens lezen we de namen van drie pijpmakersknechten; Ba-
rend Roelofs,schoonzoon van Jan Versluijs,Pieter van der
Sluijs en Jan van der Sluijs.(Dit moet Pieter Versluijs zijn,
kleinzoon van Pieter I. Jan van der Sluijs behoort niet tot
de familie Versluijs . Het archiefonderzoek leert ons dat dit
twee verschillende families zijn. )
Van Jan Glansbeek vonden we een pijpekop met IGB en een veel-
bladige roos als merk.
Deze zes ambachtslieden verklaarden eensgezind" niet gegoed
om te furneren (=betalen)".
De weduwe van Joseph Peeks betaalde echter grif, maar zij
stond ook te boek als rentenierster.

Het verval .
Terwijl het verval in de pijpenindustrie in Gouda al in het
begin van de zestiger jaren van de achttiende eeuw merkbaar
was, ondervonden de pijpenmakers in de andere steden er nog
weinig hinder van. Dat vond zijn oorzaak in de geringe loon-
kosten van de kleine familiebedrijfjes, zoals die in de Lauwe-

37

recht waar de arbeid veelal door eigen kinderen werd verricht,
in tegenstelling met Gouda, waar de welstandsgrens beduidend
hoger lag. Hierdoor was het produkt uit de pijpenstad aanmer-
kelijk duurder.
Om deze concurrentie het hoofd te bieden besloot het Goudse
stadsbestuur ten behoeve van de Goudse pijpenmakers een fa-
briek te stichten voor het maken van korte pijpen. Dit gebeur-
de in 1784 in het Pesthuis onder het bestuur van het pijpma-
kersgilde. Onder de leiding van een bekwame baas en vrouw wer-
den 24 kinderen uit het "Alemoezeniershuis" van tien tot veer-
tien jaar oud te werk gesteld tegen een loon van 15 stuivers
per week. De pijpen werden door de Goudse pijpenmakers en han-
delaren afgenomen tegen 7! stuiver per gros. Het mocht even-
wel niet baten.
Toen in het jaar 1791 het verlies van dat jaar 153 gulden be-
droeg, sloot het stadsbestuur de fabriek.
Ook drongen goedkope Duitse pijpen ons land binnen. In Bilt-
hoven vond ik b.v. een pijpesteeltje met het opschrift : Ioh.
T.Stauber in Grentzhausen (Westerwald). Deze Duitse pijpen
waren soms voorzien van Goudse merken. Ook Utrechtse pijpen-
makers maakten zich hieraan schuldig.
Zo vond ik een pijpekop versierd met de gekroonde vis en de
letters IP erboven. Op de hiel werden echter twee Goudse wa-
pentjes aangebracht met de letter S (s=slegte,een aanduiding
voor pijpen van de tweede kwaliteit, de betere soort had één
wapentje). De initialen IP, in Gouda onbekend,zijn van Joseph
Peeks. (afb. 8)

AFB,8

Eind achttiende eeuw werd de terugslag ook merkbaar in de
Utrechtse pijpenindustrie. De verandering van de rookgewoon-
ten (de opkomst van de sigaar en de houten pijp) en de door
oorlogen schaars geworden tabak deden hun invloed gelden op de
pijpmakerijen in de Lauwerecht.

Het einde .

Bij de volkstelling van 1813 vinden we nog ééi familie bezig
met de pijpenfabricage. Het zijn Hendrik Versluijs, zoon van

38

Jan en kleinzoon van Hendrik I en zi J n vrouw Hillegonda, laat-
ste telgen van het vermaarde pijpenmakersgeslacht Versluijs .
Deze volkstelli~g vindt plaats onder het Fran se bewind en we
lezen in het frans het beroep " garçon de pipe", pijpmaker s-
knech t, hoewel in Utrecht geen pijpenmaker sbaas meer werkzaam
was. Mogelijk bedotte Hendrik op deze manier de belasting.
Misschien modderde Hendrik met alle door de familie nagelaten
pijpenvormen en schonk hij ons de s l ordige gedeukte pijpen met
de onleesbare VS-merken. In het register van de patentschuldi-
gen van 1818 zoeken we vergeefs naar pijpenmakers uit de Lau-
werecht,die menig Utrechtenaar een pijpj e troos t verschaften
in die moeilijke tijd.

GERAADPLEEGDE BRONNEN .

Archief en Librye Gouda . Doop-, Trouw- ,Begraafregister nrs.75,
76, 77 betr. stichting van de stadspijpenfabriek 1783- 1791 .
Gem . Archief Utrecht (G. A. U.)I I 3440,Minuten van transporten en
plechten gepasseerd voor het gerecht Louwenrecht 1734- 1786.
G. A. U.,II 1189, Manuaal van het familiegeld, buitengerechten
1679- 1686 .
G.A . U., II 3360, Lijsten van personen tusschen 18 en 60 jaar,
wonende in de gerechten buiten de Weerdpoort en in staat om
het land in geval van nood te dienen,1 784 .
C.A . U. III 613. Controle nominative des habitants de la viUe
d ' Utrecht et de la banlieu.
G. A. U.,II 2059, Manuaal voor de heffing van 1~ % van het inko-
men in Lauenrecht en Hooglanden,1753 .
G. A. U. , Manuaal van de honderdste penning, 1793.
G. A.U., Alphabetische lijst der nieuwe burgers, I en II.
G. A. U., D. T. B. registers .
Streekarchief Schoonhoven, D. T. B. registers.
Friederich F.H. W., Pijpelogie, 1975.
Goedewaagen D. A. "Schoonhoven als concurrent van de Goudsche
pijpenstad". In : Die Goude, 1943.
Lange van Wijngaarden G.J. de, Geschiedenis en beschrijving der
stad van der• Goude, 1817, deel 2.
Oswald A., Clay pipes for the archeologist, 19?5.
Smiesing P. K., "Utrecht se pijpenmakers II In : Maandblad Oud- U-
trecht 51e jrg . blz . 73- 76, 19?8.

(Foto Utrechtse Courant - Gemeent e Ar chief Utrecht, foto La u-
werecht en tekeningen van de schrijver.)

39

EEN LASTIG VOLKJE) DIE GOUDSE PIJPMAKERS,

door Leen van den Berg.
In 1747 heerste er in Gouda een hevige twist tussen de piJpma-
kers en pottenbakkers. Het laat zich gemakkelijk raden waar de
herrie over ging, natuurlijk zoals wel meer gebeurd was,het
bakloon van de pijpen.
De pijpmakers trokken naar het stadhuis en dwongen de Heren
Burgemeesteren hen toe te staan, voortaan ovens in hun eigen
huis te mogen zetten.Doch toen ze enige ondervinding kregen
met het pijpenbakken, bleek al spoedig dat ze nu veel onvoor-
deliger uit waren en besloten hun pijpen maar weer naar de
pottenbakker te brengen.De pottenbakkers kwam dit besluit be-
grijpelijk goed uit, daar hun bedrijf zonder het aanvullend
pijpenmateriaal niet rendabel was. De rust was weergekeerd,

40

maar ni e t voor lang , want het jaar daar op ontstond opnieuw be-
r oering door het gebrek aan Friese turf . Dit gebrek was e r de
oor zaak van, da~ de pottenbakkers niet konden bakken en de
pijpmakers daardoor hun bedrijf moesten stilleggen .
Op den 16e meid 1748 ver gaderden 400 t ot 500 man , pottenbak-
kers en pij pmakers, voor het huis van pottenbakker Pluim.
De ver gadering werd zeer r oeri g , de emoties laaiden hoog op ,
maar voor het op gewe ldad i gheden uit liep kwam de hoofdofficier
van Gouda, Cornelis Moering met zi jn manschappen t e r plaatse
en wist a ldaa r de zaak i n de hand te houden.Mede door de aan-
komst van enige schepen met turf, kwamen de gemoederen weer
tot bedaren .
Al met a l was het jaar 1748 het j aar van meer opstand en on-
rust . Over de oor zaak ervan z i jn wel een paar redenen te noe-
men . De onderlinge conc urrentie werd steeds gr oter en de ver -
koop van pijpen aan het buitenland begon toen a l t e st agneren ,
door invoerb eperkingen en ho ge invoerre ch t en . De t eken en van
het komend verval war en al lang aanwez ig, maar het Gilde van
de pijpmakers verzuimde daar vroegtij dig op te r e ageren.
Door deze laksheid kwam het, dat de meeste pi jpmakers niet
voorb ereid waren op de achteruitgang in hun indus trie waar-
door er regelmatig onrust in de gel ederen van de pijpmakers
ontstond .

Bronnen: Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden .
door A.J . van der Aa. 1843 .(Gouds ar chief)
Van Staker s en stichter s . Anoniem
Zeeuw Gezicht,5e jaargang nr. 2 , 1980 .

VERZOEK AAN ALLE LEDEN .

Graag zouden wij he t blad zo gevariëe rd mogelij k willen houden .
U kunt er aan meehelpen door wetenswaardigheden ,nieuwtj es , co-
pieën van tabaksmerken en leuke afbee ldingen naar ons toe te
stur en . Ook de melding van nieuwe boeken en a rtikel en z ijn wel-
kom.Al s he t U moe ilij k valt een ve rhaal tj e te schrij ven , stuur
ons dan de gegevens, wij zorgen voor de afwerking . Als U ideeën,
opmerkingen of kriti ek hebt die het blad t en goede komen, dan
kunt U dit altijd aan de r edaktie t e kennen geven.
Het Afrika Museum heef t een tentoonstel ling in voorbereid ing
ove r "Pij pen en de rol van het r oken in de Afrikaanse samenl e-
ving" . Wi e een Afr i kaan se pi jpencol l ecti e heeft wordt verzocht
z i ch in ve r binding te s t e llen met dit museum.
Het adres luidt: Afrika Museum, Postweg 6, 657 1 CS Berg en Dal
tel:08895- 2044 , t.a . v . de conservatrice Mw . C.M. S .Ei senburger .

41

EEN RECHTSZAAK ROND HET MERK DW,

door P.K.Smiesing.

In de re chtszaal van het kantongerecht van Gouda was het op

woensdag 30 januari 1878 een drukte van belang. Onder de vele

belangstellenden waren bijna alle Goudse pijpenfabrikanten

aanwezig. De oorzaak van deze drukte was de s trijd van twee

van hun collega's P.Goedewaagen en G. J.Wagenaar om het merk

DW. In 1867 kreeg Pieter Goedewaagen van het stadsbestuur van

Gouda vergunning om dit merk op zijn pijpen te plaatsen . Toen

zijn concurrent Wagenaar in november 1877 dit merk, zonder

toestemming van het Goudse stadsbestuur, op zijn lange pijpen

had geplaatst , diende hij een klacht in.

Over deze kwestie hadden beide heren al eerder onenigheid.

Toen, in maart 1877 , achtte het kantongerecht in Gouda zich

niet bevoegd een uitspraak te doen, omdat slechts enkel e fa-

brikanten als getui gen waren gehoord. In juni 1877 werd de

beklaagde door de Rotterdamse rechtbank zelfs van alle rechts-

vervolging ontheven omdat hij het merk DW op de kop plaatste

en nie t op de hiel . De getuigende fabrikanten bevestigden dat

alleen het merk op de hiel a ls fab rieksmerk werd beschouwd.

Tijdens de gemeenteraadsverkiezingen werd er een stroo ibilj e t

verspreid, waarin pijpenfabrikanten de handelwijze van Wage-

naar streng afkeurden. Omdat het bilj e t door de voornaamste

fabrikanten was ondertekend werden deze fabrikanten door het

Openbaar Ministerie a l s getuigen gedagvaard. Op de zitting

verklaarden zij dat het wel de gewoonte is het merk op de

hiel te plaatsen, maar dat het ook heel goed op de kop gezet

kon worden.
De ambtenaar van het O.M. zag nu een overtreding van het Ko-

ninklijk Besluit van 25 december 1818. waarin een reglement

werd opgenomen over het merkgebruik van pijpenfabrikanten.

Hij eiste een boe t e van 100 gulden of 14 dagen gevangenisstraf .

De verdediger Mr.H.J.Kranenburg was h e t daar niet mee eens.

Hij wees er op dat beklaagde voor het ze lfde feit van alle

rechtsvervolging was ontslagen. Hierop raakten de gemoederen

danig verhit, waarna de kantonrechter de uitspraak bepaalde

op 6 februari 1878 .

Deze uitspraak vond ik echte r niet meer terug.Wel een pijpe-

kop met DW op de kop . Het merk DW op de hiel vertelt ons dat

deze pijp door P.Goedewaagen werd gemaakt. In een andere ver-

zameling trof ik zo 'n zelfde kop met 56 als hielmerk van G.J.

Wagenaar. t

Uit : Utrechtsch Provinciaal & Sted.Dagblad, nr.32,1-2-1878.

42

DE PIJPENSTAD ST,OMER ,

door F. Tymstra t

Zoals Gouda zich de "pijpenstad van Holland" mag noemen , zo
kan ongetwijfeld St . Omer aanspraak maken op de naam" pijpen-
stad van Frankrijk".Vooral in de 19e eeuw was dit stadje, ge-
legen in de omgeving van Calais, een toonaangevend centrum in
de pij penfabricage. Van de drie grote Franse fabrieken waren
er twee in St . Omer gevestigd, namelijk die van L.Fiolet en
Dumeril-Leurs .
Voor de verklaring van het ontstaan van de pijpenfabricage
moeten we in de tijd teruggaan naar de zeventiende eeuw. Kort
nadat de tabak in Frankrijk geintroduceerd was begon men o.a .
in de omgeving van St.Omer t abak te verbouwen. Dit werd zo'n
succes, dat al gauw een levendige handel in tabak ontstond.
De tabaksverwerkende fabrieken bleven niet achter . Door ver-
schillende soorten tabak uit binnen- en buitenland met elkaar
te vermengen,ontstond een melange die over de hele wereld veel
gevraagd werd. Bij de tabaksverkopers ontbrak in de winkel de
pot met het opschrift "TABAC DE ST.OMER" in geen geval .
De vraag naar tabak hing nauw samen met de vraag naar pijpen.
In het noorden van Frankrijk werden in het begin geirnporteer-
de pijpen uit Holl and gebruikt , maar aan het einde van de 17e
eeuw ontstond in diverse plaatsen in de omgeving (o.a Dèvres,
Dieppe,Dunkerque,Arras en Saint-Omer) pijpenfabricage .
Die van St . Omer i s uiteindelijk het meest levensvatbaar geble-
ken.
Van de twee groots t e fabrieken is die van Fio l et de oudste.
Officieel in 1765 opgericht heeft deze fabriek tot 192 1 be-
staan.Oprichter was Thomas Fiolet,een meester- pijpenmaker .
Na zijn dood bleef de fabriek een familiebedrijf . De bekend-
ste pijpenmaker uit dit geslacht is Louis-Maximilien II die
leefde van 1809- 1892 . Van hem z ijn de volgende gegevens be-
kend: Hij zette een nieuwe fabriek aan de Rue de Faucon (nu
Rue Thiers).Zijn machines werden aangedreven door een motor
van 12 paardekrachten . In de 3 ovens werd een jaarproduktie ge-
haald van 60.000 gros pijpen . Met inb egrip van vrouwen en kin-
deren hadden ongeveer 700 mensen werk.Louis M.Fiolet was zeer
sociaal voe l end. Hij stichtte een eigen fonds, waar zijn ar-
beiders in tijden van nood een beroep op konden doen.
Hij is ook de man gewees t die f i gural e pijpen op de markt
bracht. Vooral deze pijpen, gemerkt met het stempel L.F . maak-
t en zij n produkten overal bekend . Op de tentoonstelling in

43

Crystal Palace (1851) behaalden Fiolet maar ook Dumeril-Leurs
eervolle onderscheidingen. In de tentoonstellingscatalogus
werd vermeld dat Fiolet meer dan 1200 verschillende modellen
maakte.Beroemd waren zijn fantasiepijpen en die waarop histo-
rische personen waren afgebeeld. Ook de geglazuurde pijpen
(geintroduceerd door zijn vrouw) werden veel verkocht.
In 1892 ging de fabriek over naar zijn schoonzoon George Aude-
bert.De fabricage van pijpen werd geleidelijk minder en om-
streeks 1920 sloot de fabriek haar poorten.

De fabriek van Duméril werd pas in 1845 gesticht.Grondlegger
was Constant Dumeril. Behalve fabrikant was hij burgemeester
van Saint Omer en president van de Kamer van Koophandel. Hij
stierf in 1877. Na zijn dood volgde zijn zoon Emile hem op.
De fabriek hield in 1885 op roet produceren.
In haar korte 40-jarig bestaan heeft de fabriek toch een gro-
te bekendheid genoten. Ondanks dat de produktie minder dan de
helft was van Fiolet.
De pijpen van Duméril ware n van een evenzo goede kwaliteit als
die van Fiolet. Ook Duméril haalde zijn onderwerpen uit de
historie, maar daarnaast werden vele pijpen uitgebracht met
motieven uit het leger,de fauna en de danswereld.
In het museum te Saint Omer is een prachtige fabriekscollectie
van Dumeril te bezichtigen. Ook zijn er bronzen modellen aan-
wezig.

s:'a,&--i~L-e- Je q~Je,j 'de, /te,,vu,. .

C JJunze'riL/L ears fils et C~e.,,

à, ,,6 ~ 0,M/1.,eif, ( Pas-cl~-Calais)

~ ~V<>H•" .,(;.:,b..-..-t-1.ti" 'Jie ,v(.n.AÁ e1-d-U.Mlr' 41A"'~•...J d~l~., d""<f'M"') ;.C.c,J ~'1U.V'--«~"'-oC-- ;-""\eb:~ ~~w.1~"'
?""' ,..,..,.~,;.,;.,,t.<C<W)Wet1'<0'\,l, ...
;,.,..~.ue "'"""' 1a.vt,(..J'C!"!N~/ ro..,,,_,,r.te ?e.,d)';~;,,,.,.....,j h ...., ......
1 ~. .ro~r~. . . ..1Ql.ll, ,M'1W, NO \A-.1 t".M'":!~J-1,, ;,,,..,,f~ '-"1'1"'1N,WI )'"\,IA' 41,N-·,J_ VO\otl1 da..,;~1 c.....s
.e~{u

,;i, 1;;>;'.J..' . - { u ~;J""'"'"-'/"°"'"'-'"'"':;)~--<x...,,,~ jcw<YMtr.

[,,"'ff";",J:2~-""'t..v~~~- f"'s""=~?•e.x.~;..,...,,,..,....,.,..,.,ow,1~~,:,~,,.gc,,..eM-
"''''.j°""...,_1~,,,.,t;,,.j'•~0""'4C._,,._ ~..-,,w.w.l ,0i.c,...,,.,,<M-.J ~ i . - ~WI<- '.,).,,,t,,,..ft;.v'vooc.n,,.,.;,,J;ow;).

av,c.,, -c-A:a..ct:~de-.

~ d a,<Jo..O -l '1,.,,,_.,..,...J..,,v<XA<) Ao.l...,ir.

{: fJJ-UtU«J: /4am"JLf &- C':.

44

eurs

~-

x~ m.

(DuménL Leurs.",

PIJPEN UIT DE CATALOGUS VAN DUMERIL-LEURS.

45

In juli 1977 bracht ik een bezoek aan Saint-Omer. Ik had het
geluk pijpekoppen te vinden op een braakliggend stukje grond
aan de Rue Thiers. De koppen zijn ongetwijfeld van L.Fiolet,
die hier zijn fabriek had staan. Op een van de stelen kwam
zijn naam voor.
In totaal bevatte de vondst een 120-tal fragmenten, doorgaans
gladde modellen. Op een flink aantal pijpen kwam het Goudse
wapen aan één zijde van de hiel voor, waaruit weer eens blijkt
dat Gouda van deze fabriek concurrentie t e duchten had.
Voorkomende hielmerken zijn: het klaverblad,de gekroonde WS,H,
14,17,46,72 en de 16 gekroond en ongekroond.Op de zi jkant van
de hiel kwamen veelvuldig bijmerken voor zoals het Goudse wa-
pen,punten,sterren,cirkels maar ook cijfers. Frappant waren de
pijpen met het merk 17.Als bijmerken kwamen de cijfers 1, 2 ,4,
6,8,9, 10,11,12,13 en 16 voor.De kop met het bijmerk 1 was de
kleinste en oplopend die met 16 de grootste. Waarschijnlijk
heeft dit te maken met de klassificatie in grootte.
In de vondst bevonden zich een aantal TD-pijpen van verschil-
lend formaat.Deze pijpen waren vooral bedoeld voor de export
naar Engeland. Grappig is hier het bijmerk "het hart".(Enge-
l and heeft pijpen met een hartvormige hiel gemaakt).
Het schatten van de ouderdom van de gevonden pijpen is niet
al te moe ilijk.Daar de fabriek door Louis Maximilien Fiolet
is gesticht kan men de pijpen dateren tussen 1830 en 1890.
De pijpen vertegenwoordigen een uitstekend produkt. De klei
werd na het bakken spierwit.Welke klei men voor de fabricage
gebruikte is niet geheel na te gaan. Aan het einde van de 17e
eeuw werd nog klei uit Engeland aangevoerd, maar later ver-
werkte men ook klei uit de omgeving (o.a. uit Dèvres en Au-
troche). Het is zelfs mogelijk dat de klei uit Andenne aange-
voerd werd, hoewel die als "duur" bekend stond.

Literatuur.

Le tabac et les pipes de Saint-Omer, door Georges Coolen.Uit:
Bulletin Trimestriel de la Société Academique des Antiquaires
de la Morinie, 1970.
Les pipes en terre Francaises,door Jean Leo,1971.
Catalogus van Duméril-Leurs,enige bladzijden,midden 19e eeuw.
Faces on French Clay Pipes, door Roger Fresco-Corbu.Uit: Coun-
try Life, juni 1962.
Tobacco: lts History and Associations,door F.~.Fairholt,F.S.A.
London 1859,Michigan 19 68 .

46

,~~ ·..

:-T~•D- :

0 1 2 3 4 5 cm

OPGEGRAVEN MODELLEN VAN L.FIOLET.

47

4e JAARGANG NR.15 DECEMBER, 1981.

Op het ogenblik telt de P.K.N. 170 lid/abonnees. Financieel
gezien zou het beter zijn als we doorgroeien tot 250. Dat be-
tekent dat we er binnen niet al te lange tijd 80 bij moeten
zien te krijgen.
Tot nog toe is de groei in hoofdzaak tot stand gekomen door
de mondreclame.Al die leden die anderen hebben weten aan te
sporen tot het verzamelen van pijpen en de leden die nieuwe
abonnees wisten aan te brengen verdienen namens ons allen een
oprecht woord van dank.
Misschien kent U nog geïnteresseerden die geen lid zijn. Laat
hen eens met het blad kennis maken.
En heeft U er wel eens over nagedacht om een abonnement als
geschenk te geven?Deze maanden zijn daar zeer geschikt voor.
Ook op een andere manier kunnen we het ledental vergroten.
We denken aan het neerleggen van inschrijfformulieren bij
musea, pijpententoonstellingen en tabakswinkels.Wij als re-
dactie zullen ons daarvoor inzetten.Mocht u nog "gunstige"
adressen weten of andere ideeën hebben, schrijf of bel ons
dan even. Wilt U inschrijfformulieren hebben ? Dan een bericht
aan Leen van den Berg, die U het gevraagde aantal zo spoedig
mogelijk toestuurt .We hopen dat ons doel gauw bereikt wordt.

REACTIES VAN LEDEN,

- De Heer Puister meldde dat in P.K.N.12,blz Il een storende
fout is gemaakt . Er staat Askanli, dit moet zijn Ashanti .

- De Heer F.F .Kompier bezit een pijpje, niet vermeld in het ar-
tikel over Saint-Omer, P.K.N. 14,blz 46. De pijpekop draagt
het merk de ongekroonde 17 met zijgetal 3.

- Op verzoek van de Heer P.Tengnage l is het literatuuraanbod
vermeld in P.K. N.14 blz 48 nog steeds van kracht.
Al s aanvulling het postgironummer van de AMRO-BANK te Hilver-
sum: 32750

49

- Naar aanleiding van de door mij ges telde v raag in P.K.N. nr.
14,blz 26 stuur ik U hierbij een s amenvatting van de reaktie s
welke mij zijn toegestuurd. Tot hu toe zijn er twee l eden die
mij schreven dat ook zij in het bezit zij n van dit type pijp
met hielmerk EB . Deze waren gevonden in Gouda en Amsterdam-
Bijlme rmeer. Ook mijn exemplaar is in de Bijlmerrneer gevonden .
Van verschillende leden kreeg ik de volgende verklaring samen-
gevat. De besproken pijp is een zgn. Dutch funne l elbow angle
Trade pipe . Een hande ls- of exportpijp dus,die op verschillen-
plaatsen in de V.S. in deze vorm en met he t hielmerk EB gevon-
den i s.
De initialen zijn van de Engels e pijpenmaker Edward Bird , die
van 1630 t ot 1665 in Amsterdam gewoond en gewerkt heef t.
Omdat deze pijpen geen hiel hebben konden ze beter en gemak-
kelijker. verpakt worden voor verscheping naar e lders.
Deze gegevens zijn ontleend aan "The Archeology of the clay
tobacco pipe B.A.R. 1979 pag.96-97 en 128- 129.
Tot slot wil i k de leden die ger eage erd hebben bedanken en
mocht er nog iemand zijn met meer informatie over dit type
pijp, dan hoor ik da t graag om er zo mogelijk later op terug
t e komen. M.M . Groeneveld, Liendenhof 83 , 11 08 HD Ams terdam .

Van de Heer P . K.Smiesing ontving de r edact ie wat aanvullende
gegevens uit het bovenvermelde boek .
Deze pij pen werden gevonden r ond fort "Oranje" in de tegen-
woordige staat New York,dat in begin 17e eeuw hoofdzakelijk
door Hollandse kolonisten werd bewoond.
De pijpmaker Edward Bird was afkomstig uit het Engel se Surrey
en voch t omstr eeks 1624 mee in het Hollandse leger. In 1630
huwde hij Aael tje Govaert . Na haar dood he rtrouwde Edward i n
1661 met Anna Maria van der Heijd e en werkte in Amsterdam t ot
z ijn dood i n 1665. De pi jpen met het merk EB werden in vier
verschillende variaties gevonden.

- ORANJEPIJP, ELIZABETH I-pi jp of .. . . ?

Het i s mij opgevallen, dat Don DÜco meerder e malen getracht
h eeft aan te tonen dat er géén Elizabethpi jpen zouden bes taan.
Te beginnen in "Vij ft i g 17e eeuwse pijpen uit de verzameling
van Don DÜco" ,waar in hij opmerkt , da t de zgn. barokpij pjes
ook wel foutief Elizabethpijpjes worden genoemd. Een vergi s -
s ing die t och niet zo gemakkeli jk gemaakt kan worden.
Daarna in " Nieuwsbulletin Pij penkamer I con" nr. 1 1976, waar-
i n hij uitvoerig tracht aan te tonen- en wel aan de hand van
een pijp met vage afbeeldingen- dat he t hiel nie t gaat om de
afbee lding van Elizabeth, maar van Amalia van Solms en aan de

50

andere zijde van Frederik Hendrik . (een goede foto van het
pijpje kan gevonden worden op blz. 38 van "Pijpelogie" door
F.H.W.Friederic\) . Het op dezelfde pagina, en m.i . enig echte
Elizabethpijpje,duidelijk weergegeven,blijft door Don DÜco on-
besproken.Ik ben de gelukkige bezitter van zo'n pijpje,in 1972
op een stortplaats in Vlissingen gevonden.
Don DÜco blijft bij zijn mening in het jaarve r slag 1976 van
Pijpenkame r Icon, bl z . 13 . Een van zijn argumenten is, dat de
in Nederland werkende Engel se pijpmakers in 1625 toch geen
voordeel konden halen uit een herdenkingspijp van Elizabe th.
Ik zou van het bovenstaande geen punt maken , ware het niet,
dat de verwarring rond deze pijpjes nog vergroot wordt door:
Eric G.Ayto in "Cl ay Tobacco Pipes",Shire Album 37,blz 4,

waarin hij stelt: " A few elaborately decorated pipes were
made during the first half of the Century (17th century) and,
aUhough there were some English versions they are thought to
be mainly of Dutch origin . The designs were either stamped or
incised by hand (on both bowl and stem) or moulded in relief.
Two wellknown examples are the head of Raleigh about to be
swallowed by a crocodile or serpent (which might wel?,, repre-
sent King James I , who tried hard to suppress the habit of
smoking tobacco) and a rather charming pipe showing what might
be the faces of Carles I and Henrietta Maria and which may
have been i ssued to commemorate their wedding in 1625 . "

Hoewel Ayto geen afbeelding geeft van het door hem bedoelde
pijpje heb ik, gezien zijn verwijzing naar de Neder l andse af-
komst, het aan zekerheid grenzende vermoeden, dat hij he t over
het Elisabeth I,dan wel Fre derik Hendrik/Ama lia v . Solms dan
wel Charles 1/Henrietta Maria pijpje heeft.
De vraag blijft dan: Wie wilden de Engelse pijpmakers nu wel
eren? En wie voor de drommel staat dan afgebeeld op "mijn"
pijpje? Zie onderstaande foto .

Etienne Puister
Lepelstraat 1
4381 HJ Vlissingen

51

HET GOUDSE PIJPMAKERSGES LAC HT VERZIJ L, -

door J.v.d.Meulen

Bij grondwerkzaamheden in een weiland bij Waddinxveen stuitte
ik op een groot aantal pijpen . Vroeger had men een greppel
volgestort met afval uit een pijpenfabriek. Aan de hand van
hielmerken,steelfragmenten en grospenningen viel op te maken,
dat het afval hoofdzakelijk van de pijpmaker Frans Verzijl af-
i<omstig was.
Op de Kunst- en Antiekbeurs "De Doelen" in Rotterdam, augus -
tus 1979, was op de P.K.N. - stand een vitrine met deze vondsten
ingericht. Hierdoor kwam ik in contact met de fam . A.Verzijl
uit Den Haag. Zij waren zo vriendelijk mij de genealogie van
hun geslacht te verstrekken, waardoor het schrijven van dit
artikel mogelijk is geworden.
In de stamboom van de fam. Verzijl zijn slechts de namen ver-
me ld van telgen die direkt of indirekt bij het pijpmaken of
de tabaksnijverheid betrokken zijn geweest en de personen die
noodzakelijk waren om de afstamming te vervolgen . De stamou-
ders van de pijpmakersfamilie Verzijl waren Maarten Fransz.
Verzijl en Marie Emb rechts. Van hun elf kinderen zullen er
twee een generatie voortbrengen waarvan velen de kost in de
pijpmakersbranche verdienen.Van deze twee , Hubertus (I) en
Frans Maa rtens z .(II),nemen we eerst de nakomelingen van Huber-
tus onder de loep .
Martinus (IA) de zoon van Hubertus , was de eerste in de fami-
lie die zijn brood in de tabaksnering verdiende. In een akte
van 31 juli 1693 (1) treedt hij op als getuige, zijn beroep
is toebackvercooper . Zijn kleinzoon Martinus (IAla) treedt in
zijn voetsporen en vestigt zich als winkelier in tabak in Gou-
da. Hij behoorde tot de partij der patriotten en was blijkbaar
een vurig partijganger . Op donderdag 28 juni 1787 nam hij als
kapitein van het Goudsche Genootschap voor Wapenhande l "Een-
dracht maakt Magt" deel aan de aanhouding van Wilhelmina van
Pruisen te Goejanverwel l esluis. Na het binnentrekken van de
Pruisische troepen in Gouda begonnen de represailles tegen de
eigendommen van de patriotten. Bij Martinus werden de ruiten
van zijn winke l op de Lange Tiendeweg ingeslagen( 2).
Van de vijf zonen van Martinus zijn er vier pijpmaker gewor-
den. Zijn op een na oudste zoon, Christiaan (IA2), was de
eerste in de famil i e die het ambach t van pijijmaker uitoefende.
Hij heeft waarschijnlijk reeds voor 1724 zijn proeve van be-
kwaamheid afgelegd, want in het oudst aanwezige merkenboek

52

•GENEALOGIE VAN DE PIJPMAKERSFAMILIE VERZIJL

Maarten Fransz.Verzijl - Maria Embrechts

I. Hubertus Maartensz.(1656)a
IA Martinus (1689),tabakverkoper.
!Al Jan (1725)
IAla Martinus (1780),winkelier in tabak
IA2 Christiaan (1724),pijpmaker b
het dubbele anker 1730-1766,
IA3 Frans (1730),koopman,pijpmaker
Hollandse duit/leeuw 1729-1785
gekroonde L 1753-1774
gekroonde WM 1757 (gehuurd)
IA3a Cornelis (+1806)c,pijpmaker
de slange 1770-ca 1785
gekroonde L 1774-1806
Hollandse tuin 1786-1806
IA3b Maria (+1820),pijpmaakster
gekroonde L 1806-1820
Hollandse tuin 1806-1820
IA4 Martinus (1731).pijpmaker
LS 1759-1763
Dortsche maagd 1730-1769
schenkkan 1759-1769
IA4a Martinus (1762),pijpmaker
LS 1763-1770
IA4b Johannes (1783),pijpmaker,winkelier
de 5 schijven 1769-ca 1778
het dubbele anker 1769-ca 1778
wapen van Leiden 1769-1776
Dortsche maagd 1769-voor 1782 ge-
rooieerd.

53

IA5 Bernardus (1731),pijpmaker
de drie klaverbladen 1730-1756
gekroonde L 1753-1774
IA5a Hubertus (1777 ) ,pijpmaker
IA5b Martinus (1791)
IA5bl Gerarda Catharina (+1865 ) ,
pijpmakersvrouw.

II.Frans Maartensz.(1665)
I IA Jan Fransz . (1704)
IIAl Agatha (1741 ) ,pijpmakersvrouw
IIB Emanuel Fransz.(1703)
IIBl Frans Emanuelsz. (1728 )
I IBla Johanna (1759 ) ,pijpmakersvrouw
I IBlb Emanuel (1776),pijpmaker
36 1778-1781
IIB2 Huybert (1729),pijpmaker
leeuwekop met ring 1730-1771
IIB3 Gerrit (1738),pijpmaker
gekroonde VR 1750-?
gekroonde M1739-1772 (verhuurd)

noten: a . tussen haakjes is de t r ou:wdatwn aangegeven.

b. het mer k en de periode van gebruik door de
pijpmaker.

c.( +) over lijdingsdatum .

54

van Gouda ( 1724-17_35) staat niet vermeld dat hij in die peri-
ode tot het gilde is toegetreden (3). Het merk dat hij tot
z1Jn dood, in P:766, heeft gezet was "het dubbele anker". Uit
z1Jn huwelijk zijn geen kinderen geboren.
Over Frans Verzijl (IA3) zijn veel gegevens bekend. Hij was op
vele manieren betrokken bij de handel in tabak en tabakspijpen.
In archiefstukken staat hij vermeld als koopman in pijpen,
maar uit de merkenboeken van het gilde weten we dat hij op 23
mei 1729 zijn proef als pijpmaker heeft gedaan, voor de som
van 8 gulden. (zie afbeelding)

Als merk zet hij "de Hollandse duit", later "Leeuw in de Hol-
lands e tuin" genoemd. Dit merk heeft hij tot zijn dood in 17 85
in eigendom gehouden.
Samen met zijn broer Barend ( IA5) heeft hij ook enige tijd
het merk "de gekroonde L" op zijn pijpen gezet. Zij lieten in
het cliché van "de gekroonde L" hun familiewapen, de drie
boompjes aanbrengen. Op 1 maart 1757 huurt Frans van Willem
Witsius het merk "de gekroonde WM" (8). Uit de akten blijkt
tevens, dat Frans op veel manieren een graantje prob eerde mee
te pikken. Op 11 december 1738 sluit hij een compagnonschap
met Adriaan van Houten inzake de negotie van tabak (4).
Blijkens het requestenboek P. 1748-1752 fol.97 verzoeken Swa-
nenburg en Frans aan de Magistraa t van Gouda verlof om, tot
voortzetting van hun negotie in pijpaarde, een klein schuurtj e
te mogen timmeren achter hun grote schuur op de Turfsingel bij
de Moordrechtsche Verlaat. Blijkens een andere akte, uit 1753,
hadden Jan Danens, Frans Verzijl en Bastiaan Overweesel, allen
pijpmakersbazen, al meer dan 23 jaar voor eigen r ekening sche-
pen bevracht op Hamburg, Bremen en andere plaatsen zonder ooit
iets te betalen aan het schippersgilde. Sinds 1752 betaalden
zij echter voor ieder schip 5 gulden en 6 stuivers aan het
gilde. Aangezien men hen nu wilde verplichten gebruik te maken
van de op genoemde plaatsen varende beurtschepen verzoeken zij
aan de Ed.Groot Achtb.Heeren van de Magistraat der Stadt Gou-
da, hen en alle andere kooplieden in deze hun vrijheid te l a-

55

ten, zoals het ook in Amsterdam,Rotterdam en andere s teden
gebeurt. Voor elke bevrachting zullen zij aan het schippers-
gilde 5 gulden en 6 stuivers betalen (5).
Op 26 mei 1753 wordt aan Frans Verzijl en Bastiaan Overweesel
namens de Magistraat aangezegd, dat zij geen schepen meer mo-
gen huren om hun pijpen naar Boskoop te vervoeren, aangezien
dat schade berokkent aan het schippersgilde. Frans heeft hier-
op geantwoord, dat hij zich in het gilde zal inkopen (5).
De omzet van de pijpenfabriek van Frans Verzijl is zeer om-
vangrijk geweest. Dit blijkt als de koning van Pruisen in 1754
een invoerrecht heft van 12,50 op een gros pijpen en daarna
de in- en doorvoer zelfs geheel verbiedt. Jacob de Vos en
Frans verliezen samen in één jaar 30.000 gulden aan afzet (7).
Tussen pijpmakers kan het soms hoog oplopen, dit blijkt uit
een akte uit 1767, waar Abraham van den Berg zijn excuses
moet maken voor de beledigingen die hij geuit heeft tegen
Frans Verzijl, mede-directeur van de Maatschappij der Pijpen-
bakkers (6). Vanaf 1780 worden de transakties van Frans afge-

sloten onder de firmanaam Frans Verzijl & Zoonen .

Zijn kinderen Cornelis ( IA3a) en Maria (IA3b) zullen de ze
naam in stand houden tot het overlijden van Maria .
Cornelis (IA3a) de oudste zoon van Frans werd in 1734 in Gou-
da geboren.

In het Proefboek van de respectieve Pijpmakers Gilde Broeder s
staat vermeld, dat Cornelis op 10 januari 1770 zi jn pijpmakers-
proef deed en als merk "de Slange" zette(IO) . Op 15 september
1781 dragen de kinderen van zijn oom Barend (IAS) hem het
merk " de gekroonde L" over (9) . Op 25 januari 1786 laat Cor-
nelis het merk "de Hollandse Tuijn" van wijlen zijn vader over-
schrijven (7). Evenals zijn neef Martinus (IAla) was hij een
patriot en ook zij n pijpmakerij, aan de zuidzijde van de Gou-
we, werd geplunderd .
Op 8 juli 1806 krijgt Maria Verzijl (IA3b), enig en universeel
erfgenaam van haar broer Corneli s , t oes t emming om de pijpen-
fabriek voort te zetten. Zij zal de merken die ze van haar
broer erfde blijven voeren en de zaak l eiden tot zij in 1820
overlijdt.
Martinus Verzijl (IA4) werd oorspronkelijk, ter onderschei -
ding van zijn vader (IA), Martinus de Jonge genoemd. Na het
overlijden van zijn vader veranderde dit in Martinus de oude
om verwarring met zijn gelijknamige zoon (IA4a) te voorkomen.
Op Il januari 1759 koopt Martinus (IA4) op een publieke vei-
ling het pij pmerk "LS" voor 400 gulden ( I 1). 'tcJok voerde hij
het merk "de Dortsche Maagd" (7). Twee maanden voor zijn over-

56

lijden, op Il oktober 1769, maakt hij ziJn te s tament. Hierin
staat dat indien zijn zoon Jan (IA4b) de pijpmakerij en pij-
penhandel voortt wil zetten hij deze zal erven, evenals het
huis in de Peperstraat.
Hoewel Jan, ook wel Johannes (IA4b) genaamd, zijn pijpmakers-
proef in 1769 aflegde en het merk "de vijf schijven" gebruik-
te, is het niet duidelijk of hij zijn vader opgevolgd heeft
in diens bedrijf (12) . In het Pijpmakersarchief staat in de
huurboeken wel vermeld, dat hij Jan Verblauw op 7 mei 1776 in
dienst nam voor 4 jaar. Doch het merk "de Dordtsche Maagd",
van zijn vader (IA4), bleek reeds vóór 1782 geroyeerd te ziJn
(7). In 1783 vestigt Jan zich in Antwerpen als winkelier in

tabak.
De broer van Jan, Maarten (IA4a), is maar kort in het pijpma-
kersambacht werkzaam geweest. Nadat hij in 1763 zi jn proe f
deed, heeft hij zich in 1770 op het oorlogsschip "Nassau" als
matroos aangemonsterd.
Na in 1731 zijn proef afgelegd te hebben, zette Bernardus
(IAS) zijn merk "de drie klaverbladen" (3) . In hetzelfde jaar
huwde hij Machtelt Vermeulen, dochter uit een gezin waar het
pijpmaken niet onbekend was. Haar broer Cornelis bepaalde in
zijn testament, in 1744, dat Cornelis van der Wal gehuwd met
Adriana Vermeul, aan Maggeltje een som van 600 gulden in we-
kelijkse termijnen van een gulden en 10 stuivers moet betalen.
Dit is haar aandeel in het pijpmerk "de Slange" welke vóór
1746 verkocht was aan Lucas de Jongh.
Van Hubertus (IA5a), de zoon van Barend (Bernardus), weten we
dat hij pijpmaker is geweest, maar in het Pijpmakersarchief
zijn verder geen gegevens over hem te vinden .
De kleindochter van Barend, Gerarda Catharina (IA5b l), trouw-
de met de pijpmaker Johannes Cornelisse Oudshoorn. Hij zette
het merk "de t wee duiven".

De andere tak van de pijpmakersfamilie Verzijl, Frans Maar-
tensz.(II), heeft ook een aantal pijpmakers en pijpmakers-
vrouwen voortgebracht. Agatha (IIAl) huwde op 4 juli 1741 Jan
Souffreu, zoon van een bekend Gouds pijpmakersgeslacht.
Op 4 november 1760 verkoopt Anthonie Sofreu, aan zijn zoon
Jan, het merk "P" voor een tractement van zes flessen wijn (7).
Op 7 augustus 1770 koopt Jan van Boudewijn Klaris het pijp-
merk "de Meermin" (7). De zaken gingen blijkbaar goed, want
op 5 maart 1771 huurt hij van Pieter van der Staal het merk
11de gekroonde 62" voor een periode van 13 weken, tegen een
vergoeding van 6 stuivers per week (13).

57

Ook de kleindochter van Emanuel Fransz.(IIB) trouwde met een
pijpmaker. In 1759 werd de echt verbonden tussen Johanna
(IIB 1a) en Cornelis van der Wal. Hij voerde het merk "het
melkmeisje" (7) .
De broer van Johanna, Emanuel (IIBlb) ook wel Hermanus genaamd
is slechts kort pijpmakersbaas geweest. Vanaf 1778 heeft hij
het merk 3611 11 gezet tot hij op 1 mei uit het gilde treed t.
Huybert Verzijl (II B2) blijkt een pijpmakerij en een pijpen-
winkel te bezitten op de Raam in de Nobelstraat. Van hem is
alleen het merk 11 de leeuwekop met ring" bekend . Dit merk ge-
bruikte hij vanaf 1730, tot zijn dood in 1771.
Zijn broer Gerrit (IIB3) is naast pijpmaker tevens broodbak-
ker geweest (14). Op 3 juni 1750 koopt Gerrit van Pieter van
Reede, de broer van zijn vrouw Clasijna, het merk " de ge-
kroonde VR" voor 20 gulden (15). Op 7 apri l 1772 verhuurt
Gerrit zijn merk " de gekroonde M11 aan Cornelis Kalf ( 16).
De laatste telg uit het geslacht Verzijl die de kost in de
tabaksnering verdiende was Bernardus Johannes Verzijl. Hij
is op 5 december 1893 te Gouda geboren en was sigarenmaker
van beroep.

BRONNEN :

1. Not.A.Schoonhoven no . 501
2. Lijst der Huizen, die geplundert of Glaase z1Jn ingeslagen

tusschen den 17e en 18e september 1787 , binnen de Stadt
Gouda . (secretenkast)
3. S.Laansma, Pijpmakers en pijpmerken 1724-1865
4 . Not.H.van Heuven no.681,fol.847
5. Portefeuille Gilden III,M8,dossier no. 11
6. Not.W.v.d.Wagt no.843 , fol . 15
7. G.C.Helbers,D . A.Goedewaagen. Goudsche Pijpen.
8. Pijpmakersarchief P.A.9a. Boek van gekochte en gehuurde
merken no 40 .
9. Pijpmakersarchief P . A.9a . Boek van gekochte en gehuurde
merken no 104.
10. Pijpmakersarchief P.A.6
ll. Pijpmakersarchief.Boek van gekochte en gehuurde merken
no 47.
12. Proefboek van de respectieve Pijpmakers Gilde Broeders.
Pijpmakersarchief P.A.6
13. Pijpmakersarchief P.A.99 no.82
14. Not.C.Brack.no 807,fol 278
15. Pijpmakersarchief P .A. 9a .no 56
16. Pijpmakersarchief P.A. 9a .no 88

58

VONDSTVERSLAG .

In het eerste g~deelte van dit verslag zullen hoofdzakelijk de
niet versierde pi jpen aan de orde komen . Dezen waren voor het
meerendeel met ' de gekroonde L'en 'de l eeuw in Hollandse tuin'
gemerkt . Het merk 'de gekroonde WM' kwam s lecht s zeer spora-
disch voor . Door de vondst van witte kleischijfjes, ook wel
pijpmakerspenningen of grospenningen genaamd, met de afdruk
van een Zeelandia munt ui t 1760 en met een VOC munt uit 1751
en de vele steelfragmenten waarop uitsluitend de naam van
F . Verzijl voorkomt kunnen we de pijpenstort met zekerheid aan
Frans Verzijl ( 1729-1785) toeschrijven. De gebruikelijke date-
ringsmethode (HxBxO) blijkt voor dit materiaal niet in al l e
geva llen het juiste resultaat op te leveren . De gevonden pijpen
kunnen op onderstaande wijze ingedeeld worden;

A. Pijpen voorzien van het merk 'de gekroonde L' .
1. Merk op de hiel onderaan de ketel (afb . 1-6) . De afbeel-
dingen I en 2 geven de minimum en maximum maten aan van
dit t ype.
2. Merk op de plaats van de hiel (afb.7-8)
3. Merk op de ketel aan de voorz ijde, dus naar de roker
toe (afb.9-16)
Vele pijpen zijn voorzien van het wapen van Gouda met
daarboven een S (afkorting van Slegte=gewone).

B. Van het merk 'de gekroonde WM' zi jn weinig exemplaren gevon-
den. De afgebeelde pijp (afb.17) bezit twee merken . Op de
hiel is name lijk 'de gekroonde L' als merk gezet , terwijl op
de ketel het merk 'WM' te zien is . Dit laatste merk is in
de mal gegraveerd .

C. Pijpen met het merk 'de Hollandse duit','de l eeuw i n Hol-
landse tuin ' of 'de Hollandse t uin'. Ook hier zien we dat
het merk op drie plaatsen kan voorkomen .
!. als hielmerk (afb. 18-25)
2. op de plaats van de hiel (afb.26)
3. op de voorzijde van de ketel (afb.27-29)
Opvallend is dat hoewel de pijpen meestal het wapen van
Gouda op de zijkant van de hiel dragen de letter S er boven
ontbreekt . Mogelijk is het een andere (mindere?) kwaliteit
pijpen.

Naast de gladde pijpen zijn er tevens pijpen met "knorrenver-
siering"(kelk- of lobbenpijp) gevonden. De merken bevinden
zich steeds aan de voor zijde van de ketel. De afb . 30 , 34,35
zijn gemerkt met'de gekroonde L' . De leeuw in H~llandse tuin'
staat op afb . 3 1 en 33 . Van nr. 32 zijn beide merken gevonden .

59

12

67 8

11 12

14 15

16

cm i

60

21
19

············

/l} 24 25 26~

22 23

23 29

c m,

61

VERSIERDE PIJPEN.

De afgebeelde en beschreven pijpen hebben hoofdzakelijk be-
trekking op de producten, die door Frans Verzijl zijn gemaakt.
Naast onderstaande exemplaren werden in het zelfde gebied nog
vele andere versierde- en pijpen met zijmerk opgegraven,
Onderstaande nummers hebben betrekking op de foto's.
1. "Vissebek". Aan de roerzijde is deze pijp gemerkt met 'de
leeuw in Hollandse tuin'. Op een bijbehorend steelfragment is
d.m.v. een bandstempel de naam van de maker, F.Verzijl, aange-
bracht. Meerdere "vissebekpijpen" werden in de naaste omgeving
gevonden. Dit waren producten van de concurrentie en hadden de
volgende hielmerken; 'het lam onder de boom','de gekroonde 41'
en de drie tweëen 222 (zie ook P.K.N. nr. 4).
2. Karikatuurpijp? Deze bijzondere pijp toont aan de vooorzij-
de het profiel van een mannekop, waarvan het gelaat naar links
is afgewend . Aan de linker en rechterzijde staan respectieve-
lijk de letters VP . De afgebeelde persoon en de betekenis van
de pijp zijn mij onbekend. Het hielmerk is 'de gekroonde L'.
In mijn verzameling bevinden zich enige exemplaren met een
sterk gelijkende voorstelling . Opvallend is dat zowe l de ini-
tialen onder de kop als de merken verschillen. De volgende
kombinaties zijn mogelijk;a. initialen .I.I W, hielmerk 'het
lam onder de boom', b . initialen HD, hielmerk 'de gekroonde
46', c. geen initialen,hielmerk onbekend (hiel ontbreekt),deze
kop is groter dan de andere.
3,4 . Wapen van Hamburg. Van dit type zijn twee modellen gevon-
den, die in grootte verschillen namelijk 55 mm en 47,5 mm. De
grootste heeft als merk 'de leeuw in Hollandse tuin' en is
niet geglaasd, de kleinere op de foto is wel geglaasd en heeft
als merk 'de trompetter'.
5-8. Een zeer fraai versierde pijp, vermoedelijk gemaakt ter
ere van Frans I (Duitsland) als hij tot keizer uitgeroepen
wordt. Tevens is zijn vrouw Maria Theresa van Oostenrijk afge-
beeld. De reden van dit versieringsmotief is zeer waarschijn-
lijk de omvangrijke export van Frans Verzijl naar Duitsland,
die tot 1754 plaats vindt. Het hielmerk is 'de leeuw in Hol-
landse tuin'. Datering voor 1754.
9-12. Hoewel de vorm sterk verschilt van de vorige pijp is
hier dezelfde gebeurtenis weergegeven. Boven de medaillons van
de keizer en keizerin staat "VREDE IN ONZE DAGEN". Pijpen uit
dezelfde mal kunnen op twee manieren gemerkt \ ijn nl. 'de ge-
kroonde L'en 'de leeuw in Hollandse tuin'. De steel is ver-
sierd met bloemenranken (niet op de foto).

62

234

56 7 8

g 10 11 12 5 CM

l . . . - - - - - - - ' - - L - - - - - ' - -_ , _ _ __

63

13-16. Deze kop is vrijwel identiek aan de vorige, doch in een

andere mal gemaakt. Boven de portretten staan de namen van bei-

de vorsten resp . "FRANC,ST()?" en "MARIA TRES". Hielmerk 'de

gekroonde L' .

17-18. Deze pijp is uitgegeven ter ere van het huwelijk (1760)

van Carolina, de dochter van Willem IV, met de graaf van Nas-

sau-Weilburg. Als onderschrift "PRINS en PRINC va(n) NASS:

WEILBURGH". Hoogte van de kop is 49 nnn, merk 'de leeuw in Hol-

landse tuin' .

19-20. Deze oranje pijp laat de beeltenissen zien van stadhou-

der Willem Ven zijn vrouw Wilhelmina van Pruisen. Rond het

wapenschild op de linkerkant staat de spreuk van de Orde van

de Kouseband; "HONI SOIT QUI MAL Y PENSE". Om de medaillons

van het koninklijk paar staat: "VIVAT de PRINS en PRINCES van

ORANI" - Hielmerk 'de leeuw in Hollandse tuin', hoogte van de

ketel 55 nnn. Datering omstreeks 1775.

21-22. Ook de Franse kroonprins Lodewijk XV is onderwerp tot

versiering, getuige het opschrift "VRANKRY(K) DAUPHIN" . Het

blijkt, zowel uit historische gegevens als via de Friederich

dateringsmethode, dat de pijp omstreeks 1723 gemaakt moet zijn.

Hielmerk is 'de leeuw in Hollandse tuin'.

23-24. Motiefpijp met wapenschilden, geflankeerd door een en-

gel en een leeuw, die banieren dragen. Op het lint, links en

rechts van de kroon aan de rand van de ketel, staat op twee

manieren geschreven ter ere van welk land de pijp is geprodu-

ceerd nl. "SPANI" en "HISPAN". De datering (1750), vlak na de

vrede van Aken, geeft aan dat dit een herdenkingspijp is.

Als hielmerk zien we 'de leeuw in Hollandse tuin'.

25-30. Rijk versierde kop met de beeltenissen van vele Euro-

pese vorstenhuizen. Van links naar rechts zijn achtereenvol-

gens de portretten te zien van keizer Frans I, keizerin Maria

Theresa, twee onder elkaar geplaatste wapenschilden, vervol-

gens de koning van Engeland (George III), de koning van Prui-

sen (Frederik II) en tenslotte nogmaals twee wapens. Gezien

de afgebeelde personen, die een belangrijke rol gespeeld heb-

ben in de zevenjarige oorlog, moet deze pijp na de vrede van

Hubertusburg (1763) gedateerd worden. Volgens de HxBxO metho-

de van Friederich zou hij uit het begin van de 19e eeuw stam-

men, dit lijkt mij niet juist. Meerdere pijpmakers kunnen

hetzelfde historische feit op hun producten vereeuwigd hebben.

Van dit versieringsmotief zijn mij twee exemplaren bekend met

de volgende hielmerken;'de leeuw in Hollandse tuin'(zie foto)

en 'de gekroonde P'. i

31-32. Centraal op de voorzijde (naar de roker toe) van deze

64

13 14 15 16

17 18 19 20

21 22 23 24

65

pijp staan de wapens van de zeven provinciën, gezien van bo-
ven naar beneden en van links naar rechts : Holland, Gelder-
land,Zeeland, Utrecht, Friesland, Overijssel en Groningen.
De mogelijke reden van de decoratie is het feit, dat Willem IV
de eerste stadhouder over al deze gewesten was (ong. 1750).
Het hielmerk is 'de leeuw in Hollandse tuin'.
33-34. Mogelijk is de handel op Denemarken de oorzaak geweest
tot het graveren van een mal Wáarbij boven het wapenschild
'DENEMARKE' staat. Rond het schild, ter zijde gestaan door twee
wilde mannen, vinden we de letters G+W+G enz., waarvan de be-
tekenis mij niet bekend is. Omstreeks het midden van de 18e
eeuw is deze pijp, met het hielmerk 'de leeuw in Hollandse
tuin', in produktie genomen.
35-36. Bijzonder duidelijke reliëfpijp, waarop de band tussen
Oostenrijk en Hongarije tot uiting komt. Op het lint wordt
Maria 'Theresa geeerd als "KONINGIN VAN HONGAR(i j e)". Het wapen
wordt geflankeerd door soldaten uit Oostenrijk (links) en Hon-
garije (rechts). Helaas ontbreekt de onderzijde van de ketel,
zodat het onderschrift en het hielmerk onbekend zijn. Datering
na 1760.
37-38. Oranjepijp, waarop het gezin van Johan Willem Friso
(Willem IV) staat afgebeeld . Gezien de leeftijd van de kinde-
ren (Willem V, geb . 1748 en Carolina, geb . 1743) zal de pijp
omstreeks 1750 gekast zijn. Dit stemt overeen met de HxBxO
dateringsmethode . Afgaande op de vele oranjepijpen die Frans
Verzijl gemaakt heeft moeten we concluderen dat hij een over-
tuigde oranjeklant was. Op de ketel kunnen we de volgende op-
s chriften lezen; " HET VORSTELYKE ; HUYS VAN ORANIE:" er, "VI-
VAT ORANIE". Hielmerk 'de leeuw in Hollandse tuin'.
39-40. Hoewel het niet bekend is of de fam. Verzijl het merk
'de komfoor' ooit gezet heeft, bevond zich in de pijpenstort
een pijp die aldus gemerkt was. Op de ketel staan diverse wen-
sen, zoals "DE GOEDE VRINTSCHAP" en in kleinere letters 11MET
SMAAK TE CONSUMEREN", hieronder de naam A:I:SON:. De voorstel-
ling in het centrum is een cherubijn, gezeten op een wijnvat
met een roemer in de ene en een pijp in de andere hand. Waar-
schijnlijk is het een reklamepijp en in opdracht van de hr.
Son gemaakt. Datering omstreeks 1765.
41-43. Fraai versierde pijp met afwijkend model. De vriend-
schapsbetrekkingen met Engeland zijn het onderwerp van de de-
coratie op deze pijp. Op de banieren staan de Engelse Tudor-
roos en de Hollandse leeuw met daar tussen twee ineen gesla-
gen handen . Rond het medaillon aan de voorzij~e staat "HONI
SOIT QUI MAL Y PENSE" . Een gekroonde leeuw en een eenhoorn

66

25 26 27 28

29 30 31 32

33 34 35 36

67

houden het schild vast. Hieronder staat "GOD. BLES• THE•
KING·" . Op de hiel 'de leeuw in Hollandse tuin'. Datering
1765?
Van hetzelfde type als de vorige is een variant gevonden. Aan
de onderzijde staat nu "IE MAINTIENDRAY",tevens ontbreken de
beide handen. Bovendien is de Hollandse leeuw in de banier ver-
vangen door drie eikebladeren.
44-46. Als extra versiering, ten opzichte van de vorige twee
beschreven pijpen, is op de vormnaad aan de achterzijde van
deze pijp een gestileerde plant, met vier bladeren en een
bloem, aangebracht. Verder bestaan er slechts kleine verschil-
len met boven genoemde pijpen. De tekst onder de voorstelling
luidt;"DIEU HET MON DROIT". Evenals de hierna beschreven pijp
is hij gemerkt met 'de gekroonde L'.
Op een andere pijp met dezelfde vorm en naadversiering staat
aan de linker- en rechterzijde de beschermheilige "ANTONUS
de PADUA" (afb.36). Boven de heilige, met een. kind op de arm
en een tak in zijn hand, staat zijn naam gegraveerd. De steel
is versierd.

Niet afgebeeld is de p1Jp waarop diverse wapens van Zeeland
voorkomen. Aan de ene zijde staat het wapen van Borssele(?)
geflankeerd door twee eenhoorns. Aan de andere zijde zijn de
wapens van Terneuzen,Middelburg,Vlissingen en Veere samenge-
voegd in een tableau met het onderschrift Zeelandia.
De onderzijde van de ketel ontbreekt.
Regelmatig worden grote versierde koppen gevonden,waarop twee
leeuwen een gekroond wapen vasthouden. In het lint boven de
voorstelling staat "FRE: REX SWEDEN. De koppen kunnen zowel
met de "gekroonde L" als met "de leeuw in de Hollandse tuin"
gemerkt zijn.Datering ca 1770.
Van hetzelfde type is ook een variant bekend. In het lint
staat nu "VIVAT. REX PRUISEN". Het wapenschij d wordt vast-
gehouden door twee wildemannen met manshoge knotsen.
Hielmerk is "de leeuw in Hollandse tuin" .

68

•·

37 38 39 40

41 42 43

44 45 46

69

Zeer fraai van reliëf ziJn de pijpekoppen waarop een rokers-
scene is afgebeeld (zie ook P.K.N.nr.3,blz.8). Boven het ta-
feree l lezen we "DE GOEDE VRINTSCHAP",(zie foto nr.47) soms
nog aangevuld met de wens "EN VREDE" . Deze koppen zijn ge-
merkt met "de leeuw in Hollandse tuin".

47

Met uitzondering van nr.47, zijn alle foto's gemaakt door de
heer W.Krommenhoek, waarvoor ik hem hartelijk wil bedanken.
Alle afgebeelde pijpekoppen bevinden zich in de collectie van
de schrijver .

2311

70

WIE HELPT?

Bij een eerste ! rchiefonderzoek in het oude garnizoensstadje
Stevensweert in Limburg ten behoeve van de recente opgraving
waarmee hij doende was, stootte de amateurarcheoloog H.Rutten
toevallig op een los inlegvel (archiefnummer 1275).

De tekst luidt aldus: Den 10 Augustus 1835 heeft Peter Hulsen-
spies verklaard van voor merk op zijne pijpen te gebruiken de
letter K.
Uit verslagen van de toestand der gemeente blijkt verder dat
er van 1852 tot 1860 3 mannen en 2 vrouwen in de fabriek werk-
zaam waren met een dagloon tu ssen de 30 en 40 cent.
"Hunne fabrikaten vinden goeden aftrek".
Het arbeidersbestand breidde zich langzamerhand steeds meer
uit: 1861-1863 - 4 mannen en 3 vrouwen

1863-1869 - 4 mannen en 4 vrouwen
1869-1874 - 5 mannen en 4 vrouwen
In 1878 worden nog 2 mannen vermeld en als eigenaar Jacob H81-
zenspies. Na 1878 wordt de fabriek niet meer vermeld.
De vermelding "pijpenbakker" in een koopacte uit 1880 toont
aan dat Peter Willem Hulsenspies waarschijnlijk zowel de pij-
pen vervaardigde alsook deze in zijn eigen bedrijf bakte.
Vreemd is echter dat tot op dit moment tussen alle gevonden
pijpjes nog geen enkele aldaar gevonden is met de letter K.
Waar komt de K vandaan'! Heeft Peter Hulsenspies deze misschien
overgenomen?
In Goudse Pijpen van Don DÜco staat de letter K vermeld op
naam van Cornelis Brem 1801-na 1819 en op naam van de Wed.
Cornelis Brem voor 1838-1847.
Weet één van de leden van de P.K. N. misschien of zij de naam
Peter Hulsenspies ergens zijn tegengekomen en bezit iemand
misschien pijpjes met de l e tter K welke mogelijkerwijze uit
dez e periode stammen? Wie helpt mij verder ? Ik zal U gaarne op
de hoogte houden van de voortgang van het onderzoek.
In het boek: Beschrijving van het Hertogdom Limburg, bijeen
gebracht door G.M.Poell, 1851 en heruitgegeven door De Lijster

71

in 1981 kwam ik hetvolgende tegen:

Bij de omschrijving van de handel staat 1n 1851 vermeld,

te Maastricht - 3 pijpenbakkerij en

te Roermond - 1 pijpenfabrijk

te Venlo - 1 pijpenfabrijk

Jos Engel en

LI TERATUUR.

- 60 PIJPEN, uit het Ni emeyer Nederlands Tabacologisch Museum .
Getekend door Frans v . d . Vrande , be schreven door Georg A.Bron-
ger s . Uitgave van de Koninklijke bedrijven Theodorus Niemeyer,
t e Groningen . 1981.
Het werkje is vooral een kijk- boek waarin pij pen uit allerhan-
de materi alen de revue passeren.Bij a lle getekende pijpen
staan de werke lijke maten vermeld .
He laas is he t boek a l uitverkoch t. I nlichtingen kunnen ingewon-
nen worden bij het N. N.T.Museum,Brugstraat 24, Groningen.

- De kl eipijp in de zeventiende eeuwse Ne derl anden . 0xfo rd 1981.

door D. H.DÜco . Prijs 55 ,- Privé uitgave.

De Engelse ed itie i s opgenomen in deel V van de B. A. R. reeks.

Het boek i s ve rkrij gbaar door s torting van /55, - op postgiro

3104088 t. g . v . he t Pij penkab i net Amsterdam .

Het boek behandelt de vorm en versiering van de 17e eeuwse

pijp van 32 Nederland se s t eden. 1

72

4e JAARGANG NR.16 MAART,1982.

t
Van de redaktie . • .

- Dit is het l aatste nummer van de 4e j aargang . Een jaar erva-
ring met het nieuwe formaat en de concakten met drukkerij
Vreeland zijn ons goed bevallen. Voor de heer Aalderink was
geen moeite te veel om ervoor te zorgen dat het blad de toets
der kritiek ruimschoots kon doorstaan. Wij willen hem hier-
voor hartelijk bedanken en hopen dat we gezamelijk nog vele

edities zullen uitgeven.
- Ook dit jaar zal er weer een pijpenmiddag gehouden worden.

De PK.N verwacht u allen op zaterdag 27 maart in Leiden. Als
plaats van samenkomst is weer het gebouw van Celbiology op
het terrein van het Academisch Ziekenhuis uitgekozen. De lig-
ging is op slechts 5 minuten lopen van het station verwijderd.
Op deze middag zal er een ruilbeurs georganiseerd worden van
pijpen,literatuur e.d. Daarnaast willen we inventariseren wat
er in de diverse verzamelingen aanwezig is aan 17e eeuwse
versierde pijpen en 18e en 19e eeuwse pijpekoppen met alleen

een opschrift (zie voorbeeld).

De door u meegenomen p1Jpen met betrekking op de bovenstaande
onderwerpen zullen ter plaatse gefotografeerd worden. Alleen
de eigenaars van de gefotografeerde pijpen kunnen tegen een
geringe vergoeding een afdruk bestellen. T.z.t. verschijnt er
een artikel over deze onderwerpen in ons blad. De zaal zal
vanaf 13.00 uur geopend zijn. De beurs begint om 13.30 uur
en eindigt om 16.30 uur. Dit jaar bestaat ook de mogelijkheid
broodjes te bestellen. Opgave van het aantal personen dat wil
deelnemen aan de pijpenmiddag en de lunch dient te ges chieden
vóór 20 maart bij Hans v.d. Meulen, Utrechtse Jaagpad 115,
2314 AT Leiden. Introducees zijn natuurlijk ook welkom. Komt
allen en vergeet niet om ruilmateriaal, 17e eeuwse versierde
pijpen en pijpekoppen met opschrift mee te nemen.

73

l1USEUMLIJST.

In het vorige nummer verzochten wij de leden mee te werken
aan een inventarisatie van Musea en oudheidkamers, die voor-
werpen exposeren op ons verzamelgebied, pijpen en tabacologica.
Tot nog toe hebben we te weinig reakties ontvangen om er ' iets
mee te kunnen doen. Misschien mogen we nogmaals uw medewer-
king vragen. Vooral de kleinere musea waarin iets van pijpen
zijn ondergebracht hebben onze belangstelling.Staat er mis-
schien bij u een in de buurt?
En zoals eerder vermeld, wie meedoe t krijgt het r e sultaat te
zijner tijd toegestuurd .

ADVERTENTIE .
Aangeboden:
- ca·. 30 boeken over pijpen en tab ak, waaronäer Westerhof.
- een bruidegomspijp 1.n kastje.
Gevraagd (te koop of te ruil)
- emaille reclameborden op het gebied van de tabak. Ruil voor

o. a . pijpen of andere reclameborden.
H.Tupan, Vondelstraat 19, Hoogeveen. Tel.: 05280-64692

PIJPENTENTOO~STELLING.

In de Oudheidskamer te Zoetermeer, Julianalaan 21, worden een
vijftigtal pijpen tentoongesteld. Het betreft hier opgegraven
pijpen uit de 17e, 18e en 19e eeuw. De openingstijden van de
Oudheidskamer zijn op zaterdag van 14.30 tot 16.00 uur.

RUILBEURS.
Op 20 maart zal in het 'Art,Antique and Collectors Centre'op
de Looiersgracht 38 te Amsterdam e en ruilbeurs worden georga-
niseerd. De beurs zal hoofd zakelijk bestaan uit rookgerei,
zoal s si garenbandjes, sigarekokers en pijpekoppen. Openings-
tijden zijn van 10.00 uur tot 17.00 uur.

Vergeet~ niet de accept-girokaart terug te sturen?

Kopy voor nr. 17 i nzenden vóór 15 april .

74

PIJPENFABRICAGE IN VENLO _l

door F.F.Kompie r

•Achtergronden

De beperkende maatregelen die Frederik II, de koning van Pr ui-
sen, in 1754 de invoer oplegde in de vorm van een accijns van
2,50 gulden op elke gros Hollandse pijpen, om niet lang daarna
zelfs alle pijpeninvoer volledig te verbieden door deze tot
contrabande te verklaren, was al een behoorlijke klap voor de
Goudse nijverheid. Nog erger was de concurrentie die Gouda
werd aangedaan door de pijpmakers uit wat we voor het gemak
maar 'het Westerwaldgebil:!d' noemen. Ook niet Westerwaldplaat-
sen als Vallendar, Siegburg, Keulen en Frechen hebben ertoe
bijgedragen, dat de Goudse pijpindustrie in de tweede helft
van de 18e eeuw hard achteruitging. (1) Er had zich zogezegd
'vorder Haustür der Ni ederländer' een concurrentie ontwikkeld,
waartegen de Goudse pijmakers zich wel moesten verzetten. Zon-
der veel resultaat overigens.
In de tweede helft van de 18e eeuw werden in ons land de rij-
ken steeds rijker en de armen steeds armer. Wie geld had, liet
het geld voor zich werken, zonder dat het geld aan de gewone
man ten goede kwam. Nog erger was de toestand in de Generali-
teitslanden, waartoe sinds 1715 ook Venlo behoorde . Nam de han-
del de eerste 25 jaren van het stadhouderschap van Willem V
(1751-1795) nog sterk toe, vooral in de lange vredesperiode na
de Zevenjarige oorlog (1756-1763) en ook omdat veel regenten
in 1748 uit hun ambten waren gezet en hun geld in de handel
hadden gestoken, na de Vierde Engelse oorlog (1780-1784) ech-
ter was het met de materiële voorspoed van de Republi ek. gedaan.
In 1795 wordt Venlo een deel van Frankrijk. De Republiek der
Zeven Verenigde Nederlanden was de Bataafse Republiek geworden,
dankzij de hulp van de Franse 'Sansculotten'. Die moesten wel
gekleed en gevoed worden. Het Haagse Verdrag met Frankrijk r e-
gelde o.a. 1100.000.000 aan oorlogskosten, en behalve Venlo ,
Maastricht en Staats-Vlaanderen kregen de Fransen ook de vrije
vaart op de Sche lde, de Maas en de Rijn. De hele linkerzijde
van de Rijn was trouwens Frans gebied geworden. Bracht de
komst van de 'Sansculotten' aanvankelijk nog meer armoede en
ellende, de Franse ambtenaren zorgden a l gauw door hun gedegen
bestuur voor een nieuwe economi sche ordening . Juist door de
inlijving bij het grote Frankrijk kon het hele gebied van de
Maas en dus ook Venlo, dat in 1798 zo'n kleine 4000 zielen
telde, in contact komen met alle markten in da t Franse rij k.

75

Plattegrond complex Mariaweide in het jaar 1798

c.:,

,.

;:q

A Verblijf pensionaires
Dit werd de eigenlijke pijpenfabriek

B Kerk en klooster
C Tot dan aan particulieren verhuurde kleine woningen. Drie

poorten vanaf de Nieuwstraat geven toegang tot het klooster-
complex.
D Oud gastenhuis en houtopslag
E Turfschuur, washuis, waterradhuis, brouwhuis en schuur. De
beek stroomt onder de noordwestelijke stadsmuur door, via
de bleek weer verder langs de Beekstraat.
F Schuur
G Oude stadsmuur
H Kapel in de t uin

76

Mariaweide . Pijpenfabriek van Lenssen. Gezien vanaf de voor-
zijde (A).

77


Click to View FlipBook Version