The words you are searching are inside this book. To get more targeted content, please make full-text search by clicking here.
Discover the best professional documents and content resources in AnyFlip Document Base.
Search
Published by , 2015-10-06 04:16:11

Syllabus_1AAVS1_2015-2016

Syllabus_1AAVS1_2015-2016

Barchaan Sikkelduin ontstaan door het opwaaien van de zandkorrels aan de bolle
zijde van een duin en het afrollen aan de holle zijde waarbij de zijkanten
Barrièrerif sneller bewegen naar voren dan het midden van de duin.
Basalt
Batholiet Door koralen gevormde ophoging nabij het land.
Bauxiet
Beaufortschaal Fijnkorrelig basisch stollingsgesteente, meestal gestold in veelhoekige
Belgisch nulpunt zuilen.
Zeer grote massa stollingsgesteente die in de aardkorst is
Bergklimaat binnengedrongen en meestal uit graniet bestaat.

Binnenzee Belangrijkste grondstof voor aluminiumbereiding.
Biosfeer
Biotoop Schaal met twaalf onderverdelingen waarin de windkracht en de
Blizzard windsnelheid worden beschreven.
Blokdiagram Zeeniveau bij laagwaterstand bij springtij (LLW) te Oostende, 0m
Bodem Oostends Peil (O.P.).
Bodemerosie Klimaat met bijzondere eigenschappen door de hoogteligging, namelijk
Bodemkaart lagere luchtdruk, sterke instraling van de zon, veel UV-stralen en lagere
Bolhopen temperaturen.
Boomgrens
Bora Zoutwatergebied, geheel of gedeeltelijk omsloten door land.
Bovenloop
Breccie Bovenste deeltje van de aardkorst en het onderste deel van de
atmosfeer en de hydrosfeer voor zover er biologisch leven mogelijk is.
Breedtecirkel
Levensgebied waarin de levensvoorwaarden overal gelijk zijn.
Breedteligging
Hevige winterstorm uit het noorden met lage temperaturen en zware
Breukschaal sneeuwval in het Boven-Mississippibekken.
Breukstructuur Tekening van het reliëf in drie dimensies, namelijk hoogte, lengte en
Breukvlak breedte.
Broeikaseffect
Bovenste deel van de aardkorst, waarin de planten wortelen.

Door water- en winderosie verdwijnen van de bovenste lagen van de
bodem.
Kaart die met kleuren en tekens de kenmerken van de bodem en de
onmiddellijke ondergrond weergeeft.
Bolvormige sterrenhopen, heel oude sterrengroep uit vele duizenden
sterren, ontstaan als de eerste condensatiedruppels in spiraalnevels.
Grens waarboven ten gevolge van de temperatuur geen bomen meer
willen groeien.

Koude valwind die aan steile kusten van de Adriatische Zee voorkomt.

Hoger gelegen deel van een rivier waar vooral erosie optreedt.

Gesteente bestaande uit aan elkaar gekitte hoekige brokstukken.

Cirkel evenwijdig met de evenaar, ook parallel genoemd, steeds kleiner
wordend naar de polen toe, namelijk 40.000km aan de evenaar,
26.000km op de 50e breedtegraad en nog slechts een punt aan de polen
Kortste afstand van een punt langs de lengtecirkel tot aan de evenaar,
uitgedrukt in graden, minuten en seconden en variërend tussen 90°N
en 90°Z.
Breuk die aangeeft hoeveel maal de werkelijke afstand verkleind is op
kaart.

Voorkomen van breuken in de aardkorst.

Vlak waarlangs een gesteente is gebroken en dat zichtbaar wordt na
het splijten ervan.
Warmtebehoudend effect van de atmosfeer door de concentratie van
kooldioxide en andere broeikasgassen.

1 AA VS 1 351 © 2015 Arteveldehogeschool

Broek Laag en drassig oorspronkelijk meestal bebost terrein, vandaar in
samenstellingen als elzenbroek, wilgenbroek, e.d.
Brongebied Gebied waar een rivier haar oorsprong vindt, meestal een verzameling
van bronnen, moerassen en beekjes.
Bruinkool Fossiele nog niet volledig verkoolde brandstof in het stadium tussen
Bush turf en vette steenkool.
Caätinga
Grassavanne met wijdverspreide en bladarme bomen.
Calciet
Plantenformatie met bladerloze bomen en struiken in het droge
Caldera voorjaar in Noordoost-Brazilië.
Calorie Mineraal calciumcarbonaat (CaCO3), voornaamste bestanddeel van
kalksteen.
Cambrium Grote ketelvormige depressie ontstaan door het inzakken van een oude
vulkaan of door explosie waarbij de vulkaantop wordt weggeblazen.
Campos
Canyon Eenheid van energie, 4,1868 joule (J).

Capillaire werking Geologische periode van 570 tot 504 miljoen jaar geleden, begin van
het Paleozoïcum, gekenmerkt door de eerste grote verspreiding van
Carboon fossielen van schaaldieren.

Cenozoïcum Savannen in Brazilië.
Chemische
houtindustrie Kloofdal, dal met verticale wanden.
Chemische
gesteente Werking van vloeistoffen door oppervlaktespanning, zodat de vloeistof
zich op en neer kan begeven in smalle openingen al naar gelang van de
Chinees klimaat oppervlaktespanning.
Circumpolair Geologische periode van 365 tot 290 miljoen jaar geleden, gekenmerkt
Cluster door wijdverspreide kalksteenformaties en kolenlagen die uit
(sterrenkunde) moerasvegetatie zijn gevormd.
Jongste hoofdtijdperk, beginnend 65 miljoen jaar geleden,
Cokes onderverdeeld in Tertiair en Quartair.
Industrie waarbij hout omgevormd wordt tot grondstof voor nieuwe
Colluvium producten, hierbij wordt de houtstructuur vernietigd.
Condensatie Gesteente dat ontstaat als in water opgeloste stoffen weer worden
Conglomeraat afgescheiden door verdamping of verandering van de chemische
Conjunctie samenstelling, zoals gips, zout, kalksteen.
Consequente rivier Subtropisch middelbreedtenklimaat, nat in de zomer en tamelijk droog
in de winter als gevolg van het moessonregime.
Continent
Draaiend rond de Poolster.
Continentaal plat
Samenhangende groep galaxieën, met bijbehorende stof- en
deeltjeswolken, die samen bewegen in dezelfde richting, met ongeveer
dezelfde snelheid.
Vergaste steenkool door het onvolledig verbranden en tijdig blussen
van vette steenkool in een cokesoven.
Hellingsmateriaal samengespoeld aan de voet van een helling of in
kleine dalen.

Overgang van waterdamp naar water.

Gesteente bestaande uit aan elkaar gekitte niet-hoekige stukken steen.

Stand van maan en zon aan dezelfde kant van de aarde.

Rivier waarvan de richting de steilste helling van het landschap waarop
de rivier is ontstaan weergeeft.
Heel grote oppervlakte land die men kan doorkruisen zonder een zee
over te steken.
Zacht hellend vlak aan de buitenrand van de continenten, tot 200m
diep.

1 AA VS 1 352 © 2015 Arteveldehogeschool

Continentale helling Zone met steile hellingen tussen het continentaal plat en de
Convectie oceaanbodem, vormt de begrenzing van de continenten.
Convectieregens Geheel van verticale luchtbewegingen ontstaan door verwarming
onderaan de luchtkolom.

Regen ontstaan door stijgen van de lucht met condensatie als gevolg.

Coördinaten Grootheden die de juiste ligging van een punt, een lijn of vlak bepalen.
Corioliskracht
Corona Afbuigende kracht, door Coriolis beschreven, die de aardrotatie op een
Corrasie rechtlijnige beweging uitoefent, in het noordelijk halfrond gebeurt
Corrosie deze afbuiging naar rechts en in het zuidelijk halfrond naar links.
Cryoturbatie Buitenste gasomhulsel van de zon dat bij totale zonsverduistering
Cuesta zichtbaar is als een lichtkrans.
Culminatie(hoogte) Afslijpende werking die door wind, stromend water, gletsjers of
Cultuurlandschap branding meegesleepte rotsfragmenten uitoefenen op vaste
Cycloon gesteenten.
Dagboog
Dagbouw Geheel of gedeeltelijk oplossen van vaste deeltjes in water.

Verstoring van de normale gelaagdheid in zandige of kleiige
bovenlagen van de grond door herhaaldelijk bevriezen en ontdooien.
Asymmetrische heuvel met een steil front en een zachthellende rug,
ontstaan door erosie in subhorizontale lagen met verschillende
weerstand.
Grootste hoogte, doorgang van een hemellichaam door de meridiaan
van een plaats.
Landschap waarin de mens sterk heeft ingegrepen door het
aanbrengen van allerlei elementen zoals akkers, weiden, gebouwen,
wegen, dijken, bossen.
Lagedrukgebied met de daar rond wentelende winden die naar het
centrum gericht zijn.
Boog die de zon tijdens haar schijnbare beweging rond de aarde in één
dag boven de horizon beschrijft.

Winning van delfstoffen in een open groeve.

Dagzoom Doorsnijding van een grondlaag met het terreinoppervlak.
Dal(vallei)
Dalbodem Langwerpige, min of meer rechtlijnige negatieve reliëfvorm die bestaat
Datumgrens uit twee naar elkaar toe hellende dalwanden.
Dauw Riviervlakte tussen oever en dalwand, hoeft niet steeds aanwezig te
Dauwpunt zijn.
Grens waar de datum verspringt, hiervoor wordt meestal de meridiaan
van 180° genomen.
Condensatie van waterdamp op voorwerpen met een temperatuur
lager dan het dauwpunt.

Temperatuur waarop het water in de atmosfeer condenseert.

Debiet Hoeveelheid water die per seconde door de natte doorsnede stroomt.
Declinatie
Declinatiecirkel Afstand van een hemellichaam tot aan de hemelevenaar gemeten langs
een declinatiecirkel.

Cirkel die door de hemelnoordpool en de hemelzuidpool gaat.

Dekzand Door de wind afgezet zand op het einde van de ijstijden.

Delta Riviersedimenten die in een grote, vaak ondiepe watermassa zoals
Deltagebied baaien en meren onder water worden afgezet, kan zich pas volledig
ontwikkelen wanneer er geen getijdenstroming aanwezig is die het
materiaal zou wegvoeren.
Sterk vertakt mondinggebied van Schelde, Maas en Rijn gelijkend op
een natuurlijke delta.

1 AA VS 1 353 © 2015 Arteveldehogeschool

Dendrochronologie Ouderdomsbepaling aan de hand van de studie van jaarringen van
Denudatie bomen.
Afslijting en verwering van het vaste gesteente door het verwijderen
van de verweringslaag.

Depressiegrond Colluviale grond aan de voet van een helling of in een depressie.

Devoon Geologische periode van 413 tot 365 miljoen jaar geleden, gekenmerkt
door massale rivier- en woestijnafzettingen en door de eerste wouden.

Diagenese Alle veranderingen die een sediment ondergaat vanaf zijn vorming.

Diaklaas Voegen of spleten in gesteenten die ontstaan onder invloed van
Dieptegesteente spanning.
Diepzee Plutonisch gesteente, kristallijn gesteente ontstaan door stolling van
Dierenriem magma binnen in de aardkorst, zoals graniet en dioriet.
Differentiële erosie Deel van de zee of oceaan waar geen directe invloeden meer van
Discontinuïteitsvlak buitenaf merkbaar zijn
Zodiak, gordel van sterrenbeelden met vooral dierennamen waarin we
Discordantie in de loop van het jaar de zon zien opkomen.
Verschillen in erosie die optreden afhankelijk van de eigenschappen
Dobsoneenheid van de gesteenten.
Scheidingsvlak tussen twee schillen van de aardbol met verschillende
dichtheden.
Laagvlak dat een hiaat in de sedimentatie vertegenwoordigt, bij een
grote discordantie, waarover meestal miljoenen jaren gaan, maken de
laagpakketten een hoek met elkaar.
Dikte van de ozonlaag in equivalent van een duizendste centimeter
ozon op 0°C en bij normale druk.

Doldrums Gordel van windstilte nabij de evenaar.

Doline Komvormige kuil in kalksteengebieden.

Donk Lage en geïsoleerde, boven het omgevende laaggelegen en vlak gebied
Doodtij uitstekende, zandheuvel.
Periode waarin het verschil tussen ebbe en vloed gering is, omdat de
aantrekkingskracht van de zon die van de maan tegenwerkt.

Doorlatendheid Maat voor de snelheid waarmee het water door een gesteente sijpelt.

Droge vallei Vallei die vroeger door een rivier is gevormd die er nu niet meer door
stroomt wegens verandering van de loop of omdat die ondergronds is
Drukgebied, gaan stromen.
dynamisch
Drukgebied, Luchtdrukzone ontstaan onder invloed van de rotatie van de aarde.
thermisch
Luchtdrukzone ontstaan onder invloed van warmte of koude
Druksplijting toestanden op die plaats.
Schistositeit, splijtingsvlakjes tussen plaatvormige mineralen die door
samendrukking evenwijdig geschikt zijn, loodrecht op de drukrichting.

Drumlin Lensvormige heuvel gevormd door gletsjerpuin.

Duinen Strook zandhopen evenwijdig met de zee gevormd door zand dat van
Dwarsbreuk het droge strand opwaait.
Eclips Breuk waarvan de verplaatsing louter horizontaal is, loodrecht op de
slenk in de oceanische ritsen, delen van de oceanische rug zijn langs
dwarsbreuken lateraal verplaatst.
Verduistering van de zon, doordat de maan belet dat de stralen op
bepaalde plaatsen op aarde invallen.

Eclipticavlak Vlak van de aardbaan rond de zon.

Ecliptische breedte Booglengte gemeten op de cirkel door de ster en de eclipticapool.

1 AA VS 1 354 © 2015 Arteveldehogeschool

Ecliptische lengte Booglengte tegen de wijzers van de klok in gemeten op de ecliptica
vanaf het lentepunt tot het snijpunt van de cirkel door de ster en de
eclipticapool met de ecliptica.

Eeuwige sneeuw Sneeuw die in de zomer niet meer afsmelt.

El Niño Verandering in de toestand van de Stille Oceaan en de atmosfeer, door
warmer oceaanwater in de evenaarszone, waardoor de oostelijke
Elektromagnetisch passaten verzwakken en zo ook neerslag valt op de gewoonlijk drogere
spectrum oostelijke kustgebieden van Peru en Ecuador.
Elektromagnetische
straling Geheel van golflengten van stralingen.

Emissiespectrum Energie die zich voortplant in de vorm van straling of een golf en die
bestaat uit gelijktijdige trillingen in een elektrisch en magnetisch veld.
Spectrum geproduceerd door een stralingsbron, opgevangen zonder
door een tussenliggend medium te zijn gepasseerd, in tegenstelling tot
een absportiecentrum.

Eoceen Geologisch tijdvak van 54 tot 38 miljoen jaar geleden.

Eolisch zand Grofkorrelig los gesteente, afgezet door de wind.

Epicentrum Plaats op het aardoppervlak, gelegen loodrecht boven het
Epigenese hypocentrum, hier komt de grootste schade voor.
Rivierpatroon dat ontstaan is op een vroeger bestaand oppervlak en
door insnijding is bewaard.

Equatoriaal Aan de evenaar gelegen, tussen 5°N en 5°Z.

Equidistant Afstandsgetrouw in bepaalde richting.

Equinox Gelijke duur van dag en nacht als de zon op een van de snijpunten van
de hemelmeridiaan met de ecliptica staat.

Erg Zandwoestijn met veel duinen.

Erosie Schurende en transporterende werking van water, wind en ijs.

Eruptie Uitbarsting van een vulkaan, geiser, olie- of gasbron.

Estuarium Trechtervormige riviermonding ontstaan door de schurende werking
Etmaal van de ebstroom die zoet water op de zoutwaterwig naar zee drijft.
Eucalyptus Tijdsverloop van 24 uur, in het burgerlijk leven komt een etmaal
overeen met de gemiddelde zonnedag.
Typisch Australische boomsoort in gebieden met voldoende neerslag,
de hoogte kan enkele tientallen meters bedragen en het hout is heel
geschikt voor de meubelindustrie.

Eutrofiëren Voedselrijk maken.

Evenaar Denkbeeldige lijn die overeenkomt met de grootste cirkelomtrek op
aarde en gelegen op gelijke afstand van de twee polen, verdeelt de
Evenwichtsprofiel aarde in een noordelijk en een zuidelijk halfrond.
Ideale lengteprofiel van een rivier waarbij er geen verticale
Exosfeer rivierwerking meer gebeurt.
Fahrenheit- Buitenste deel van de atmosfeer waarin geïsoleerde gasatomen
temperatuur voorkomen, die atomen kunnen de zwaartekracht overwinnen en in de
interplanetaire ruimte verdwijnen
Temperatuurschaal waarbij het vriespunt van water is gesteld op 32°C
en het kookpunt van water op 212°C.

Firn Overjarige sneeuw die door ontdooien en bevriezen korrelig wordt.

Fjeld Tot een plateau afgeschaafde bergvlakte in Scandinavië.

Fjord Trogdal uitgeschuurd door gletsjers en later door de zee overspoeld.

1 AA VS 1 355 © 2015 Arteveldehogeschool

Fluviatiel Door rivieren.
Föhn
Fossiel Warme valwind.
Fossiele
brandstoffen Al of niet versteende rest van plant of dier of een afdruk ervan.
Fotosynthese
Brandstoffen die in het verleden gevormd werden, zoals turf,
Frontale depressie bruinkool, steenkool, aardolie en aardgas.
Chemisch proces in planten waarbij met behulp van zonlicht
Frontvlak voedingsstoffen worden aangemaakt uit mineralen, water en
kooldioxide, een bijproduct van dit proces is zuurstof.
Fumarolen Lagedrukgebied samengesteld uit een warmte- en koufront die
Fysisch substraat uiteindelijk samensmelten tot een occlusiefront, gebied met slecht
Fytoplankton weer.
Galaxie Hellende scheidingsvlak tussen warme en koude lucht, de helling is
Galerijwoud kleiner dan 1 op 50 tot 10 op 100, waarbij een helling van 1/50 betekent
Gebergte dit dat op 50 km van het front het frontvlak 1 km hoger ligt.
Gedegenereerd bos Vulkanische gassen die ontsnappen in een breuk van een vulkanisch
Geiser gebied.
Gelifluctie Natuurlijke kenmerken van het aardoppervlak, zoals reliëf,
Geofysica bodemgesteldheid, e.d.
Geografische
coördinaten Plantaardig plankton.
Geoïde
Geologie Sterrenstelsel zoals ons Melkwegstelsel met een grotere concentratie
Geomorfologie sterren in spiraal- of bolvorm.
Geostrofische wind Bos aan de oever van een rivier in een gebied dat anders te droog is
Geplooide lagen voor bos.
Reliëftype met grote hoogteverschillen en steile hellingen, de hoogte
Getuigeheuvel bedraagt meer dan 500 m.
Bos dat ten gevolge van menselijk ingrijpen niet meer volledig tot
maximale ontwikkeling komt.

Bron in een vulkaangebied die heet water spuit op geregelde tijden.

Proces van hellingserosie in koude gebieden waarbij de modderige
opdooilaag tijdens de zomer lobvormig van een helling glijdt.
Wetenschap die zich bezighoudt met de natuurkundige verschijnselen
van de aarde als planeet.
Boogmaten in lengte- en breedteligging die een plaats op de aardbol,
op kaart, situeren met als nulpunt het snijpunt van de meridiaan van
Greenwich met de evenaar.
Equipotentiaal oppervlak van de aarde, het vlak waar de zwaartekracht
overal gelijk is.
Studie van de ontwikkeling van de aarde aan de hand van de studie van
de ondergrond.
Wetenschap die de reliëfvormen, de evolutie en de processen die deze
reliëfs vormen bestudeert in al hun aspecten.
Uit luchtdrukverdeling berekende wind waarvan de richting evenwijdig
is aan de isobaren.
Lagen die plooien vertonen, waarbij men een onderscheid maakt
tussen anticlinalen en synclinalen.
Min of meer geïsoleerde heuvel, ontstaan doordat al het omliggende
gesteente weggerodeerde, behalve op de plaats waar de heuvel zich
actueel bevindt, de heuvel getuigt a.h.w. dat het landoppervlak van de
omgeving aanvankelijk aanzienlijk hoger lag dan tegenwoordig het
geval is, alle oorspronkelijk afgezette lagen dienen nog aanwezig te zijn,
zo niet is het een restheuvel.

1 AA VS 1 356 © 2015 Arteveldehogeschool

Gidsfossiel Organisch skelet in een afzettingsgesteente met een grote ruimtelijke
Gletsjer spreiding en een beperkt voorkomen in de geologische tijdschaal.
Gnomische Grote, langzaam bewegende sneeuw- en ijsmassa, die bestaat uit een
projectie verzamelbekken en een gletsjertong.
Gondwana Kaartprojectie waarbij het projectiepunt in het midden van de aardbol
GPS ligt.
Graniet Vroeger continent dat Zuid-Amerika, Afrika, Indië, Australië en
Gravimeter Antarctica omvatte.
Groeiend heelal Global position system, systeem voor plaatsbepaling op aarde
Grondsoort steunend op radiosignalen afkomstig van Amerikaanse satellieten.
Grondstof Dieptegesteente dat traag gestold is en uit grote kristallen kwarts,
Gyroscoop veldspaat en biotiet bestaat.
Haf
Toestel om variaties in het aardgravitatieveld te meten.
Hagel
Permanente uitbreiding van het heelal.
Hamada
Hardkop Soort van de grond, bepaald door de verhouding van de
korrelgroottefracties zand, leem, klei.
Heide Onbewerkt materiaal dat omgevormd wordt tot een bruikbaar
element.
Heliosfeer Instrument waarin de as van een sneldraaiend symmetrisch lichaam
Helling altijd in dezelfde richting wijst en dus kan dienen als kompas.
Hemelevenaar Door een smalle landtong of schoorwal ontstane inham aan de
Hemelmeridiaan Oostzeekust.
Hemelpool Neerslagvorm bestaande uit ijskorrels die in onweerswolken door een
Heuvel hevig stijgende lucht herhaaldelijk in een kringloop mee naar de
bovenste lagen van de wolk worden gesleurd, de korrels blijven groeien
Hogedrukgebied tot ze te zwaar worden en neervallen.
Holle weg
Holoceen Vlak woestijngebied waarin vast gesteente dagzoomt.
Hoofdtijdperk
Door erosie en denudatie gespaarde restberg bestaande uit hardere
gesteenten.
Afwisseling van schrale bomen en typische grassen en kruiden in een
gebied dat oorspronkelijk loofbos was, maar door veeteelt verschraald
is.
Ruimte in en om het zonnestelsel die door de zonnewind wordt
beïnvloed.
Verbindingslijn tussen een hoger en een lager reliëfdeel, vormt een
hoek met het horizontale vlak of de waterpaslijn.
Vlak loodrecht op de hemelas en door het middelpunt van de aard- en
hemelsfeer.
Cirkel loodrecht op de hemelevenaar door de hemelnoordpool en
hemelzuidpool.

Elk van beide uiteinden van de hemelas, het verlengde van de aardas.

Koepelvormige hoogte met eerder steile hellingen die in een top
samenkomen.
Anticycloon, gebied waarin de wind met de wijzers mee divergeert
vanuit het centrum op het noordelijk halfrond, de luchtdruk is hoger
dan 1013 hPa.

Weg die door erosie lager ligt dan de aangrenzende percelen.

Meest recente tijdvak in de geologische tijdschaal, begon 10.000 jaar
geleden.
Era, grootste eenheid van de geologische tijdschaal, onderverdeeld in
periodes.

1 AA VS 1 357 © 2015 Arteveldehogeschool

Hooggebergte Gebergte met toppen boven 2000 m, te onderscheiden in jonge en
Hoogland oude hooggebergten.
Hoogte
Hoogtelijn Algemene term voor hoger gelegen land, in tegenstelling tot laagland.
Hoogtezone
Hoogveen Aantal meter van een plaats boven de zeespiegel.
Horizon
Horizont Lijn op een kaart die punten van dezelfde hoogte verbindt.
Horoscoop
Horst Gebied dat tussen twee hoogtelijnen ligt.

Hot spot Veen gevormd uit landplanten waaronder veenmos zich opstapelt.

Hydrosfeer Gezichtseinder, waar de lucht en het aardoppervlak elkaar schijnen te
Hygrometer raken.

Hypocentrum Laag waarin specifieke bodemontwikkeling voorkomt.
Hypsometrische
kaart Voorspelling van iemands toekomst uit de stand van sterren en
IJstijd planeten bij zijn geboorte.
Door breuken begrensde strook die op een hoger niveau is komen te
IJzel liggen.
Gloeipunt, plaats waar een opstijgende magmastroom uit de
Instraling asthenosfeer door de aardkorst dringt, neemt een vaste plaats in ten
Interfluvium opzicht van het inwendige van de aarde.

ITCZ Watermantel, geheel van oceanen, zeeën, meren en rivieren.

Intrusie Instrument waarmee de vochtigheid van de lucht kan gemeten
Inversie worden.
Plaats in de aardkorst waar de sterkste energieontlading gebeurt, aan
Ionosfeer de hand van de diepte onderscheidt men diepe (300-700 km),
intermediaire (100-300 km) en ondiepe (0-100 km) aardbevingen.
Isobaar Kaart waarop de absolute hoogteligging t.o.v. het officiële nulpeil met
Isohyeet hoogtelijnen is aangeduid.
Isohypse Koude periode waarbij de ijskappen uitbreiden tot buiten hun normale
Isopach omvang.
Isopleet Onderkoelde regen, afgekoeld onder 0°C maar niet bevroren, die op
koude oppervlakken valt en onmiddellijk bevriest, ofwel regen die op
een bevroren grond valt.
Hoeveelheid energie die per oppervlakte-eenheid in het aardoppervlak
binnendringt per tijdseenheid.

Gebied dat tussen 2 rivieren gelegen is.

Intertropische convergentiezone het gebied waar de noordoostpassaat
en de zuidoost-passaat elkaar ontmoete, gaat gepaard met hevige
tropische regens.

Gesteente dat tussen ander gesteente geperst werd door vulkanisme.

Laag in de atmosfeer die naar boven in temperatuur toeneemt in plaats
van afneemt.
Bovenste deel van de atmosfeer waar de atomen een elektrische lading
bezitten omdat ze elektronen verloren hebben, de geïoniseerde lagen
reflecteren er radiogolven en de temperatuur stijgt er snel zodat men
dit deel ook thermosfeer noemt.
Lijn op een weer- of klimaatkaart die alle plaatsen met dezelfde
luchtdruk, herleid tot het zeeniveau, verbindt.

Lijn die op een klimaatkaart plaatsen met dezelfde neerslag verbindt.

Hoogtelijn.

Lijn die punten verbindt van gelijke dikte van een geologisch laag.

Lijn die punten van gelijke waarde, waarvan de ligging bepaald is op
basis van in telgebieden gemeten verschijnselen, met elkaar verbindt.

1 AA VS 1 358 © 2015 Arteveldehogeschool

Isostasie Theoretisch evenwicht tussen de verschillende delen van de aardkorst
Isotherm die drijvend beschouwd worden en daardoor afhankelijk van hun
Jaarschommeling massa dieper of hoger liggen.
Lijn die op een klimaatkaart alle plaatsen met dezelfde temperatuur
verbindt.
Geeft het verschil in gemiddelde temperatuur aan tussen de warmste
en de koudste maand.

Jungle Dicht tropisch woud in Zuid- en Zuidoost-Azië.

Jura Geologische periode van 210 tot 140 miljoen jaar geleden, die
Kaar gekenmerkt wordt door het voorkomen van een groot aantal ondiepe
Karren zeeën en een verscheidenheid van reptielen.
Nisvormige uitholling in toppen en kammen van hooggebergten die in
het geologisch verleden met ijs bedekt was.
Door smalle richels gescheiden min of meer evenwijdige geulen op een
kalksteenoppervlak, plateau of helling.

Karstgebied Kalksteengebied met typische oplossingsverschijnselen.

Kilocalorie 1163 wattuur of 1000 calorie.

Klei Gesteente bestaande uit gemiddeld 5% zand, 80% silt en 15% leem.

Klimatogram Combinatie van een curve en een staafdiagram die de gemiddelde
temperatuur en de gemiddelde neerslag per maand voorstellen.

Kolenkalk Samengeperste kalkachtige lagen liggend tussen de steenkoollagen.

Komgrond Uit zeer fijne slibdeeltjes bestaande laaggelegen gebieden in de
Kooldioxide nabijheid van kreken en rivieren.
CO2, gas dat ontstaat bij verbrandingsprocessen en een broeikasgas
vormt binnen de atmosfeer.

Korrelgrootte Diameter van de gesteentekorrel.

Korrels Kleine deeltjes waaruit een gesteente bestaat.

Korst Buitenste laag van de aarde, rust op de mantel en is de buitenste schil
Koufront van de lithosfeer, bestaat voornamelijk uit relatief licht materiaal, zoals
de oceaankorst uit sima en de continentale korst uit sial.
Gedeelte van een frontale depressie waarin de warme lucht door de
koude wordt verdrongen.

Kreek Erosiegeul gevormd door getijdenwerking.

Kreekrug Rug in Oudlandpolders, ontstaan uit een kreek in een verzande
waddenzee.

Geologische periode van 140 tot 65 miljoen jaar geleden, gekenmerkt

Krijt door kalkafzettingen, laatste periode van het Mesozoïcum, de tijd

waarin de grote reptielen uitstierven.

Krimpen van de Veranderen van de windrichting op een bepaalde plaats tegen de

wind wijzers van het uurwerk.

Kristallijn gesteente Hard vast gesteente, gekenmerkt door de aanwezigheid van kristallen
en ontstaan door stolling van vloeibaar materiaal.

Creep, traag proces van hellingserosie waarbij afwisselend uitzetten en

Kruipen inkrimpen voor een zaagtandbeweging zorgt van de deeltjes nabij het

oppervlak.

Zone voorbij de baan van Neptunus, ongeveer tussen 30 tot 100 AE

Kuipergordel gemeten vanuit de Zon, Pluto's baan ligt in dit deel van ons zonnestelsel
en daarom beschouwen veel wetenschappers Pluto niet als een

planeet, maar als een element van de Kuipergordel.

Kwarts Mineraalnaam voor siliciumdioxide.

1 AA VS 1 359 © 2015 Arteveldehogeschool

Kwartsiet Metamorf gesteente dat gevormd is uit zandsteen en bijna geheel uit
Kwelder kwarts bestaat.
La Niña
Begroeide op- of aanwas in het kustgebied van Nederland.
Laagland
Laagveen Omstandigheden waarbij het oppervlaktewater van de Stille Oceaan
Lagedrukgebied kouder is dan normaal, waardoor de passaatwinden versterken en de
Lagune moesson in Azië zware regenval brengt.
Landengte Gebied lager dan 200 m en bestaande uit vlakten, lage heuvels en lage
Landijs plateaus.
Landschap
Landwind Veen gevormd uit waterplanten zoals riet.
Lapilli
Latente warmte Depressie, gebied waar de wind tegen de wijzers van de klok in
convergeert op het noordelijk halfrond, de luchtdruk is lager dan 1013
Lateriet hPa.
Laurasië
Lawine Door een strandwal bijna geheel afgesloten stuk zee.

Leem Smalle strook land die twee stukken land verbindt.

Lengtecirkel Dik, aaneengesloten ijspakket dat in koude periodes of gebieden het
land bedekt.
Lengteligging
Deel van het aardoppervlak met eigen kenmerken.
Lengteprofiel
Lentepunt Wind in kustgebieden die vanuit het land naar zee waait.

Libratie Vast materiaal doorvulkaan uitgestoten van de grootte van een erwt.

Lichtjaar Hoeveelheid warmte die geabsorbeerd of vrijgemaakt wordt wanneer
Lijnschaal een stof van de ene toestand in de andere overgaat en op zijn stol-,
Lijzijde smelt- of kookpunt blijft.
Roodbruingekleurde grond in tropische gebieden door de snelle
oxidatie van de mineralen.
Vroeger continent dat Noord-Amerika, Groenland, Europa en delen van
Azië omvatte.
Sneeuwmassa die plotseling naar beneden stort van hellingen in het
hooggebergte.
Los gesteente dat voor het grootste gedeelte uit silt bestaat, kan
gevormd zijn als onoplosbare verweringsrest van kalk- en
krijtgesteenten, door bezinking als alluvium, of als afzetting na het
sorterende transport door wind, in de bodemkunde wordt de term
leem ook gebruikt als synoniem voor silt.
Meridiaan, halve cirkelboog die de twee polen verbindt, allen even
lang, namelijk 20.000km.
Kortste afstand van een punt langs de breedtecirkel tot de
nulmeridiaan, uitgedrukt in graden, minuten en seconden en variërend
tussen 180°W en 180°O.
Curve van de hoogteligging van het wateroppervlak van een rivier vanaf
de bron tot de monding.
Snijpunt van hemelmeridiaan en ecliptica waarin de zon opkomt op 21
maart.
Schijnbare kanteling van de maan in de breedte door de hoek van de
maanbaan met de ecliptica in de lengte door de variabele snelheid op
de ellipsvormige baan om de aarde.
Afstand die het licht aflegt in één jaar met de snelheid van 300.000
km/s, wat 9,5 biljoen km per jaar betekent.
Lijn bij een kaart waarmee de werkelijke afstanden afgelezen kunnen
worden.

Van de wind afgekeerde zijde.

1 AA VS 1 360 © 2015 Arteveldehogeschool

Lithosfeer Buitenste vaste schil van de aarde. Bevindt zich boven de asthenosfeer
Loefzijde en bevat zowel de oceaankorst en continentale korst als het buitenste
Lokale tijd deel van de mantel.
Los gesteente
Löss Naar de wind toegekeerde zijde.
Loxodroom
Luchtdruk Tijd die gevolgd wordt in een welbepaalde uurgordel, het middaguur
stemt overeen met de culminatie van de middelbare zon boven de
Maan centrale meridiaan van de uurgordel.

Maanwandeling Materiaal dat bestaat uit afzonderlijke losse korrels.
Magnetosfeer
Magnitude Fijnkorrelig los gesteente door de wind afgezet, dat bij verwering een
Mangrove leembodem vormt.
Mantel Kromme lijn op aarde die alle meridianen onder een constante hoek
snijdt.
Maquis Gewicht van een kolom lucht die drukt op 1 cm2. De luchtdruk wordt
Mariene afzetting normaal genoemd bij 1013 hPa of mb.
Marmer Satelliet van een planeet, afgekoelde lichamen die in bijna
cirkelvormige banen rond een planeet wentelen, sommige zijn heel
Massief klein, met afwijkend gedrag en vorm.
Maximum 21/07/1969, eerste wandeling van de mens, meer bepaald van de
Meander Amerikaan Neil Armstrong, op het maanoppervlak
Mediterrane
vegetatie Deel van de ruimte waarin het aardmagnetisch veld meetbaar is.
Melkweg
Melkwegstelsel Sterhelderheid, volgens klassen, zoals 0m, 1m, 2m, waarbij elke hogere
Melting pot klasse gemiddeld 2,5-maal minder helder is dan de lagere klasse.
Merzlota
Vloedbos op de slikvelden voor de kusten van tropische gebieden.
Mesa
Deel van de aarde, omvat het grootste volume van de aarde, gelegen
tussen korst en kern, wellicht is de samenstelling vergelijkbaar is met
die van de aarde bij zijn vorming.
Ondoordringbare altijd groene doornige heesters in het Middellandse
Zeegebied.
Sedimenten afgezet door de zee, ze benaderen oorspronkelijk het best
het horizontaal oppervlak.
Metamorf gesteente gevormd uit kalksteen en bijna geheel bestaande
uit calciet.
Gebied dat in oude tijden geplooid werd en in latere periodes weer
werd geëffend. Dit begrip wordt ook gebruikt voor een reliëfgebied dat
duidelijk oprijst uit de omgeving.

Kern van een hogedrukgebied waaruit winden vertrekken.

Kromming die zich ontwikkelt terwijl een rivier de holle oever erodeert
en sedimenten afzet op de bolle oever.
Vegetatietype dat men aantreft aan de Middellandse Zee, met
doornachtige struiken met verharde glanzende bladeren ofwel lage
struikbegroeiing en grassen op droge gronden.

Projectie van het Melkwegstelsel in het heelal.

Galaxie waartoe de aarde behoort, te zien als een zwak lichtende band
op de hemelkoepel.

Smeltkroes van volken met verschillende culturen.

Gebied waarin de bodem het hele jaar door tot op grote diepte
bevroren blijft (permafrost) en enkel in de zomermaanden een
bovenlaagje ontdooit.
Tafelvormige berg uit horizontale lagen opgebouwd als erosie rest van
vroeger plateau.

1 AA VS 1 361 © 2015 Arteveldehogeschool

Mesosfeer Deel van de atmosfeer waarde temperaturen dalen tot -80 °C. De
(klimatologisch) bovenste grens is de mesopauze.
Mesosfeer
(tektonisch) Gedeelte van de mantel gelegen tussen de asthenosfeer en de kern.
Mesozoïcum
Geologisch hoofdtijdperk van 245 tot 65 miljoen jaar geleden dat
Metamorf onderverdeeld wordt in de periodes Trias, Jura en Krijt.
gesteente Gesteente die ontstaan zijn door de omzetting van
afzettingsgesteenten of magmatische gesteenten onder hoge druk of
Metamorfose temperatuur.
Metasfeer Door een sterke verhoging van druk en/of temperatuur veroorzaakte
Meteoor scheikundige omzetting.

Meteoriet Zone gelegen tussen de thermosfeer en de exosfeer.
Middelbreedten-
klimaat Lichtverschijnsel dat optreedt als een brok materiaal uit het heelal in
de dampkring komt en verbrandt, ook vallende ster genoemd.
Middelgebergte Brok materiaal uit het heelal dat op aarde valt en eventueel een
meteorietkrater nalaat.
Middernachtzon Klimaatzone tussen 40°N of 40°Z en de poolcirkel, gekenmerkt door
Mioceen vier duidelijk te onderscheiden seizoenen.
Gebergte waarvan de hoogte van de toppen schommelt tussen 500 en
Mist 2000 m, een oud middelgebergte heeft brede ronde kruinen en sterk
versneden plateaus, de horizonlijn is vlak tot licht golvend.
Mistral
Het in de loop van 24 uur niet ondergaan van de zon tijdens de pooldag.
Moesson
Geologisch tijdvak van 26 tot 7 miljoen jaar geleden met grote
Mollisol plooiingen zoals de Alpen en de Himalaya.
Morene Laaghangende wolk, te merken als zeer kleine waterdruppels die
Morfologisch ontstonden door condensatie van waterdamp, de zichtbaarheid is
Mui minder dan 1km.
Koude valwind die van de Alpen naar de kusten van de Middellandse
N.A.P. Zee waait.
Arabisch woord dat 'seizoen' betekent, wind die permanent waait,
Nadir zoals de passaat, maar halfjaarlijks van richting verandert, de
zomermoesson is aanlandig en nat, de wintermoesson aflandig en
Natuurlandschap droog.

Natuurlijke Ontdooid bovenste deel van een permafrost.
vegetatie
Neogeen Erosiemateriaal van een gletsjer, naar gelang van de plaats spreekt men
over eindmorenes, midden- of zijmorenes en grondmorenes.

Betreffende de vormen van zowel het natuur- als het cultuurlandschap.

Door de eroderende werking van het zeewater gevormde laagte in een
strandwal.
Normaal of Nauwkeurig Amsterdams Peil, het vloedpeil in de open IJ,
het riviertje dat door Amsterdam stroomt, 2,33m hoger dan het
Belgisch nulpeil.

Punt loodrecht onder ons.

Landschap met uitsluitend natuurlijke elementen, zoals bergen,
valleien, rivieren, gesteenten, plantengroei en dierenwereld, die door
de mens helemaal niet beïnvloed werden.

Planten die zonder tussenkomst van de mens in de natuur voorkomen.

Geologisch tijdperk van 23 miljoen tot 1,8 miljoen jaar geleden,
onderdeel van het Mesozoïcum.

1 AA VS 1 362 © 2015 Arteveldehogeschool

Nevel Laaghangende wolk, te merken als zeer kleine waterdruppels die
ontstonden door condensatie van waterdamp, de zichtbaarheid is
Nife minder dan 2km.
Afkorting van nikkel en ijzer, dit is de samenstelling van de kern van de
Nunatak aarde die een zeer hoge dichtheid heeft.
Bergtop die boven een landijsmassa uitsteekt en meestal afgesleten is
Oase door glaciale erosie.
Gebied in de woestijn met voldoende water voor permanente
Oerstroomdal plantengroei.
Oerwoudvegetatie Breed rivierdal langs de rand van een ijsmassa dat de rivieren doet
afbuigen
Oeverwal Vegetatiesoort bestaande uit een dicht plantendek met bomen die
verschillende bladerdaken vormen.
Oligoceen Natuurlijke ophoging langs rivieren door de herhaaldelijke
Oortwolk overstromingen waarbij eerst het grovere, zanderige materiaal wordt
O.P. afgezet en zo hoger komt te liggen dan de verdere komgronden.
Oppositie
Geologisch tijdvak van 38 tot 26 miljoen jaar geleden.
Ordovicium
Reservoir van kometen op 1 à 2 lichtjaar van de zon beschreven door
Organogeen de Nederlandse astronoom Oort.
gesteente Oostends Peil, nulpeil voor hoogtemetingen in België, gelijk aan het
Oriënteren gemiddeld springlaagwaterpeil in Oostende.
Orogenese
Stand van aarde tussen maan en zon.
Orohydrografische
kaart Geologische periode van 504 tot 441 miljoen jaar geleden, alleen in zee
had zich toen nog maar leven ontwikkeld met de vissen als verste
Orthodroom stadium.
Orthogonale Gesteente ontstaan door opeenhoping van plantaardige en dierlijke
projectie organismen, zoals steenkool en kalksteen.
Paleoceen Juiste richting bepalen of een kaart zo draaien dat de richting op de
kaart overeenkomt met die in de werkelijkheid.
Paleogeen
Paleozoïcum Eigenlijke gebergtevorming.
Palsa
Pampa Kaart die bestaat uit twee delen, namelijk orografie of de hoogte t.o.v.
Pangea het zeeoppervlak weergeven door kleuren, hoogtelijnen en
Panne hoogtecijfers, en hydrografie of de rivieren, kanalen en afwatering
weergegeven door blauwe lijnen.
Parsec
Rechte lijn op de aardbol.

Kaartprojectie volgens loodrechte richting op het raak- of snijvlak van
de bol.
Geologisch tijdvak van 65 tot 54 miljoen jaar geleden; het begin van het
Tertiair.
Geologisch tijdperk van 65 miljoen tot 23 miljoen jaar geleden,
onderdeel van het Mesozoïcum.

Geologisch hoofdtijdperk van het Cambrium tot het Perm.

Pingo waarvan de ijskern uitsluitend door oppervlaktewater wordt
gevoed. Ze komen vooral voor in hoogveengebieden.

Boomloze grasvlakte in het zuiden van Zuid-Amerika.

Supercontinent dat op het einde van het Paleozoïcum alle continenten
omvatte.

Uitgewaaide kom in de duinen.

Afstand tussen de aarde en een ster die een parallax van 1
boogseconde zou vertonen (206 264,8 AE), 1 parsec is dus 3,26
lichtjaar.

1 AA VS 1 363 © 2015 Arteveldehogeschool

Pas Laag gedeelte in een bergrug of bergpas, in Frankrijk col genoemd.
Passaat
Wind die het hele jaar door zonder onderbreking waait vanaf de
Pediment hogedrukgebieden bij de keerkringen naar de lagedrukgebieden bij de
Pedologie evenaar.
Peri-equatoriaal Gelijkmatig tot ca. 10° hellende vlakte, in vast gesteente met meer dan
Perihelium een dun dek van los materiaal.
Periode
Bodemkunde.
Perm
Permafrost Aan weerszijden van het equatoriaal gebied (tussen 5° en 23°).
Petrografie
Phanerozoïcum Plaats op planetenbaan of kometenbaan dichtst bij de zon gelegen.
Pingo
Plag Tijdseenheid op de geologische tijdschaal die gewoonlijk gedefinieerd
Planatie wordt door overheersende diersoorten, onderverdeeld in tijdvakken
Planetenstelsel en vormen samen met andere periodes de hoofdtijdperken.
Plankton Geologische periode van 290 tot 245 miljoen jaar geleden, die
gekenmerkt wordt door wijdverbreide woestijnen.
Plateau
Altijd bevroren ondergrond.
Platentektoniek
Plattegrond Wetenschap die de gesteenten bestudeert.
Pleistoceen
Plioceen Geologische periode waarin levensvormen met harde delen voor
duidelijke fossielen zorgen, omvat de laatste 542 miljoen jaar.
Podsol Lokaal, min of meer kegelvormig heuveltje in periglaciaal klimaat,
Poel waarvan de kern uit een masieve ijslans bestaat.
Stuk uitgestoken gras of heide, gebruikt als bemesting of strooisel in
Polair minimum stallen.
proces waarbij de erosie een ondulerend reliëf afvlakt. Het afgevlakte
Polder gebied wordt planatieoppervlak of planatiegebied genoemd.

Polygoonbodem Stelsel met een ster, planeten en hun satellieten.

Verzamelnaam voor een groot aantal verschillende planten en dieren
die in zee zweven.
Hooggelegen vlak of zachtgolvend gebied dat hoger ligt dan de
omringende gebieden, met een horizon en begrensd door steile
hellingen, dikwijls versneden door diepe dalen met steile dalwanden.
Geheel van bewegingen van aardplaten die op de asthenosfeer drijven
waarin convectiestromingen aanwezig zijn.
Kaart op grote schaal van een klein gebied, met veel details, zoals
straten, pleinen, gebouwen, en veel namen.
Geologisch tijdvak van 2 tot 0,01 miljoen jaar geleden dat de laatste
ijstijd omvat.
Geologisch tijdvak van 7 tot 2 miljoen jaar geleden dat het einde van
het Tertiair vormt.
Zandige bodem gekenmerkt door sterke uitloging en een humus- en
ijzeraanrijking in de B-horizont, ook asbodem genoemd vanwege de
grijze kleur.

Depressie in een kustvlakte door inklinking van de ondergrond.

Kern van lage luchtdruk boven 55° à 60°N en Z, in feite is polair is een
verkeerdelijk aanvaard begrip door de klimatologen daar het gebied
van lage luchtdruk eigenlijk subpolair ligt, maar het blijft echter
internationaal gebruikt.
Stuk land dat veroverd is op water, zoals zeepolders en rivierpolders. In
een polder wordt de afwatering kunstmatig geregeld.
Bodems met een oppervlakkig patroon van veelhoeken of kransen van
grover materiaal en perkjes van fijner materiaal ontstaan door
opvriezen en dooien in periglaciale omstandigheden.

1 AA VS 1 364 © 2015 Arteveldehogeschool

Poolcirkel Parallelcirkel op 66°27’N of 66°27’Z, respectievelijk op de
Pooldag noordpoolcirkel of zuidpoolcirkel.
Dag waarop de zon niet onder de horizon verdwijnt gedurende 24 uur
Poollicht of 1 asomwenteling.
Noorderlicht, lichtschakeringen die 's nachts waarneembaar zijn op
Poolnacht hogere breedten als gevolg van het ioniseren van gasatomen, de
Porfier ionisatie gebeurt door het vangen van protuberansendeeltjes in de
Prairie atmosfeer, komt op 200 en 700km hoogte voor.
Precambrium Nacht waarop de zon niet opkomt gedurende 24 uur of 1
asomwenteling.
Precessie Stollings- of ganggesteente met ongelijke korrelgrootte en veel
gebruikt als straatsteen.
Profiel
Protuberansen Grasgebied in Noord-Amerika.

Puinwaaier Geologische tijd voor het Cambrium van ongeveer 4,5 miljard tot 570
miljoen jaar geleden.
Quartair Verschuiving van de hemelnoordpool om de eclipticapool in ca. 25.800
Quasar jaar tijd, waardoor de hemelnoordpool niet altijd samenvalt met de
poolster.
Rechte klimming Lijn die voor alle punten tussen twee plaatsen de hoogteligging
weergeeft.
Reg
Lichtende gaswolken op de zon.
Regen
Waaiervormige accumulatievorm die ontstaat als een rivier in een
Regenschaduw brede vlakte uitmondt, de puinwaaier wordt aan de top het snelst
Regressie opgehoogd en helt in de richting van de vlakte.
Regurbodem
Relatieve Geologisch tijdperk dat de laatste 1,8 miljoen jaar omvat.
vochtigheid
Reliëf Quasi-stellaire radiobron, verst verwijderde sterrenstelsels op meer
Remanent dan 7 miljard lichtjaren.
magnetisme Booglengte gemeten op de hemelevenaar vanaf het lentepunt tegen
Remote sensing de wijzers van de klok tot aan het snijpunt van de hemelmeridiaan door
Restheuvel de ster met de hemelevenaar.
Resurgentie
Retrograde Keienwoestijn in de Sahara waar het fijner materiaal is weggeblazen.

Neerslagvorm die uit waterdruppels bestaat, deze druppels ontstaan in
onze streken bijna altijd uit sneeuwvlokken, gevormd door condensatie
van waterdamp tot ijskristalletjes op stofdeeltjes en bij het vallen
ontdooien ze weer.

Lijzijde of kant van het gebergte waar weinig neerslag valt.

Terugschrijding van de zee als gevolg van een zeespiegeldaling, een
bodemrijzing of allebei.

Verweringsbodem van vulkanische oorsprong.

Aanwezige hoeveelheid waterdamp per m³ x 100, of ook de maximale
hoeveelheid waterdamp bij dezelfde temperatuur en druk.

Afwisseling van hoogten en laagten.

Fossiel magnetisme dat in de gesteenten bewaard is gebleven uit de
tijd van hun vorming.
Afstandswaarneming, geheel van luchtfotografie, radar, laser e.d.
waarnemingen van op afstand.

Zie getuigenheuvel.

Oplossingsgat in kalksteen waardoor de rivier weer te voorschijn komt.

Tegengestelde of teruglopende beweging van een maan ten opzichte
van zijn planeet.

1 AA VS 1 365 © 2015 Arteveldehogeschool

Revolutie Omwenteling of periodieke beweging van een lichaam rond een punt.
Riftster Drie-armige stervorm die ontstaat aan het oppervlak van een
continentale plaat als deze koepelvormig omhoog geduwd wordt.
Rijm Rijp, ontstaat op dezelfde wijze als dauw, maar bij temperaturen
beneden het vriespunt, de waterdamp gaat onmiddellijk over in kleine
Rill- en geulerosie ijskristalletjes.
Vorm van erosie waarbij geulen ontstaan in de bodem doordat de
Ritsen neerslagintensiteit hoger is dan de hoeveelheid water die in de bodem
kan binnendringen en het afspoelende water bijgevolg geulen doet
Rivier met ontstaan.
enkelvoudige Middenoceanische ruggen, enorme, langgerekte bergketens op de
bedding oceaanbodem, gemiddeld 1000 km breed en 3 km hoog., vormen één
Rivierduin aaneensluitend geheel van meer dan 80 000 km lang, over de hele
Rivieroase aardbol.
Rolsteen
Runoff Rivier gekenmerkt door één bedding met stabiele oevers.
Rustig sterrentype
Duin opgewaaid uit de zandafzettingen van een rivier.
Saltatie
Satelliet Vruchtbaar gebied in een woestijn door de aanwezigheid van
Savanne rivierwater.
Savanneklimaat Afgeronde steen door het transport in water, wind of ijs.
Schiereiland
Afspoeling van neerslagwater op het aardoppervlak
Schiervlakte Kleine ster met 0,5 à 1,4 zonmassa, blijft miljarden jaren op de
hoofdreeks, heeft een gele tot geelwitte kleur en een
Schijngehalte oppervlaktetemperatuur van 5000 à 7000 °C.
Schild Sprongsgewijze voortbewegen van bodemfragmenten overeen
Schildvulkaan oppervlak hetzij door de wind, hetzij door water.
Schistositeit Hemellichaam dat rond een planeet wentelt, bijvoorbeeld de maan is
de enige natuurlijke satelliet van de aarde naast vele kunstsatellieten.
Schorre Aaneengesloten graszone met bossen, groepen of alleenstaande
bomen.
Scrub Peri-equatoriaal klimaat, altijd warm met een kort droog en een lang
Sedimentatie- nat seizoen
bekken Deel van het vasteland aan drie zijden door water omringd.
Seismologie
Zeer vlak gebeid dat ontstaan is door afvlakking t.g.v. erosie van het
oorspronkelijk reliëf, en waarbij de hellingen in de loop van de tijd
steeds minder steil werden.
Elk der afwisselende vormen van de maan zoals we deze van op de
aarde zien.

Groot gedeelte van een continent dat in het Precambrium is gevormd.

Vlakke, platte vulkaan door dunne lava gevormd.

Mate waarin gesteenten splijtvlakken vertonen.

Gebied volop begroeid met zoutminnende planten, dat zich uitstrekt
van beneden het gemiddelde hoogwaterniveau tot een hoogte die nog
kan worden overstroomd bij springtij of stormvloeden, in Nederland
heet het 'kwelder'.

Doorn- en struiksteppe in Australië.

Gebied waar rivieren samenvloeien en sedimenten deponeren.

Studie van de seismische golven en hun voortbeweging in de lagen van
de aarde om diepe delen van de aarde te verkennen.

1 AA VS 1 366 © 2015 Arteveldehogeschool

Seizoen Jaargetijde, elk der natuurlijke tijdperken waarin het jaar wordt
Selectieve verdeeld als gevolg van de geleidelijk veranderende stand van de
sedimentatie aardas t.o.v. de invallende zonnestralen.
Semi-natuurlijke
plantengroei Afzettingen volgens de korrelgrootte.
Sextant
Shelf Natuurlijke plantengroei die door de mens werd gewijzigd:
bosgebieden verdwijnen ten voordele van graslanden, woestijnen
Sial breiden zich uit.
Instrument om de hoek tussen een hemellichaam en de horizon te
Siderische maand meten.
Continentaal plat, deel van het continent dat door zeeën is
Sikkelbank overstroomd.
Silicaten Afkorting van silicium en aluminium, dit is het lichtere materiaal van de
Silt continentale korst, zoals granieten, gneis, granodioriet, en ook een
Siluur dunne schil afzettingsgesteenten.
Sima Tijd die verloopt tussen twee gelijke standen van de maan, vastgesteld
Sirocco t.o.v. dezelfde vaste ster en dezelfde plaats op aarde, heeft een duur
Slenk van 27 dagen 7 h 43 min.
Slenkmeer Sikkelvormige zandige afzetting in meanderbochten door
herhaaldelijke overstroming.
Slikke
Verbindingen van zuurstof met silicium en kationen.
Sneeuw
Kleiachtige bodemdeeltjes tussen 2 en 50 (of 60) micron.
Sneeuwgrens
Sokkel Geologische periode van 441 tot 413 miljoen jaar geleden, gekenmerkt
Solfatare door het ontstaan van zeedieren en planten.
Akorting van silicium en magnesium, de zwaardere gesteenten van de
Solifluctie oceanische korst, vooral basalt.
Zuiden- of zuidoostenwind afkomstig uit de Sahara, warm en droog in
Solstitium Noord-Afrika en vochtig in Zuid-Europa.
Speleologie Langgerekt, ingezakt deel van de aardkorst tussen evenwijdige
Springtij breuken.
Springvloed Meer ontstaan in een gedeelte van de aardkorst dat ingezakt is tussen
Stalactiet twee evenwijdige breuken of slenk.
Vlak gebied dat bij vloed overstroomd wordt en bij eb droogvalt,
getijdengebied, doorsneden door kreken, in Nederland heet slikke een
wad, vandaar Waddenzee.
Neerslagvorm die uit kleine ijskristalletjes bestaat die samengegroeid
zijn tot sneeuwvlokken, die dwarrelen omdat hun gewicht nauwelijks
de luchtweerstand kan overwinnen.

Onderste grens tot waar sneeuw voorkomt.

Voetstuk uit harde gesteenten bedekt met deklagen uit jongere
geologische periodes.

Zwavelhoudende fumarolen, een nawerking van vulkanisme.

Beweging van de grond hellingafwaarts, vaak veroorzaakt door
afwisselend bevriezen en dooien van de bovenste bodemlaag zoals in
toendragebieden.
Zonnestilstand (zomer- en wintersolstitium) voor het noordelijk
halfrond op 21 juni en 22 december.

Onderzoek van onderaardse grotten.

Extra hoog- en laagtij bij volle maan of oppositie.

Zeer hoge vloedstand tweemaal per maand.

Druipsteen aan het plafond van een kalksteengrot.

1 AA VS 1 367 © 2015 Arteveldehogeschool

Stalagmiet Druipsteen op de grond van een kalksteengrot.
Steppe
Ster Vegetatiesoort waarin (dorre) grassen overheersen.
Stereografische Hoofdlichaam in een zonnestelsel, is dikwijls een gloeiende gasbol,
projectie observeerbaar als een puntvormig lichtend hemellichaam.
Sterrendag
Sterrenkundige Kaartprojectie vanuit een punt naar het raak- of snijvlak van de bol.
ligging
Sterrenstelsel Tijd die verloopt tussen twee opeenvolgende culminaties van de zon
Stijgingsregens t.o.v. dezelfde meridiaan.

Stofstorm Geografische ligging, lengte- en breedteligging van een plaats.
Stootoever
Groep sterren die samenhoren.
Straalstroom Neerslag ontstaan door het stijgen en afkoelen van vochtige lucht
tegen gebergten.
Strandwal Met veel stof en zand beladen wind in woestijnen en gebieden waar de
mens de vegetatie heeft weggenomen.
Stratosfeer Holle oever van een rivier, daar waar de rivier uitholt.
Jetstream, west-oost meanderende windtunnel gelegen tussen de
Stratovulkaan overlappende lagen van een tropopauze, geeft de ligging aan van de
Strekking van een hoge- en lagedrukgebieden op onze breedten.
laag Langwerpige rug, evenwijdig aan de kust, gevormd door
Structureel bekken zeeafzettingen.
Stuwwal Laag in de atmosfeer op een hoogte van 50 à 55 km; waarin de
Subarctica temperatuur constant blijft tot ca. 30 km en daarna stijgt tot dezelfde
Subarctisch gebied temperaturen als op zeeniveau, bevat de ozonlaag.
Vulkaan opgebouwd uit lagen.
Subductiezone
Subhorizontale Oriëntatie van een waterpaslijn op een laagvlak.
lagen
Subsequente rivier Gebied dat lager ligt dan de ruimere omgeving om geologische
redenen.
Subtropisch bos Opgestuwde wal door gletsjertong die in rivierdal dringt.
Subtropisch
maximum Gebied gelegen aan de zuidrand van het noordpoolgebied.
Suburbanisatie Klimaatzone die zich uitstrekt van de zuidrand van het
Synclinale noordpoolgebied tot aan de noordpoolcirkels.
Zone in de aardkorst, waar de ene aardplaat onder de andere schuift
Synclinorium en in de asthenosfeer verdwijnt.

Taiga Lagen met een kleine afhelling.

Rivier waarvan de richting loodrecht staat op die van de consequente
rivier.
Bos dat bestaat uit bomen die in het regenseizoen bladeren dragen,
met een weelderige onderbegroeiing.

Maximum gelegen tussen 30° en 40°N en Z.

Verlaten van de kernstad en het platteland om in de banlieue te gaan
wonen.
Neerwaarts gebogen plooi.
Geheel van anticlines en synclines, waarvan de kruinen en de troggen
in het centrum het diepst liggen en progressief hoger komen naarmate
men zich van het centrum verwijdert
Vegetatiesoort bestaande uit naaldwouden.

1 AA VS 1 368 © 2015 Arteveldehogeschool

Talud Steile rand tussen twee vlakkere gebieden.

Tektoniek Betrekking hebbend op de beweging en de structuur van de aardkorst.

Temperatuur Warmte- of koudegraad van een bepaalde plaats in graden Celsius (°C)
Temperatuurs-
inversie Verschijnsel dat in een bepaalde luchtlaag de temperatuur met de
hoogte stijgt in plaats van daalt.
Terras Rivierterras of fluviatiel terras, restant van een vroegere dalbodem
waarin een rivier zich heeft ingesneden, wordt door een steile rand
Tertiair gescheiden van de huidige dalbodem of van lager gelegen terrassen.
Terugschrijdende Geologische periode van 65 tot 2 miljoen jaar geleden die bijna het
erosie gehele Cenozoïcum omvat.
Theodoliet Erosie bij stroomversnellingen die daardoor stroomopwaarts
Thermiek verschuiven.
Instrument om hoeken zowel in horizontale als verticale richting te
meten.

Opwaarts gerichte warme luchtstroming van beperkte omvang.

Tijdvak Geologische tijdseenheid om een periode onder te verdelen.

Toendra Vegetatiesoort met mossen, grassen en dwergstruiken.

Topografische kaart Kaart op grote schaal die een landschap weergeeft met veel details.

Tornado Hevige wervelstorm in het zuidoosten van de Verenigde Staten.
Transforme
plaatrand Grens tussen twee platen die langs elkaar bewegen.
Transgressie
Transgressie- Overschrijding van de zee over het land als gevolg van een
oppervlak zeespiegelverhoging en/of bodemdaling.
Trias Oppervlak waarover de zee zich landinwaarts verplaatst bij
transgressie.
Trilobiet Geologische periode van 245 miljoen tot 175 miljoen jaar geleden
waarin de woestijnvorming uit het Perm werd voortgezet.
Trogdal Geleedpotige die in de eerste helft van het Paleozoïcum talrijk leefde
Tropisch in ondiepe zeeën.
regenwoudklimaat U-vormig dal met vlakke dalbodem en hoge, zeer steile flanken,
uitgeschuurd door gletsjers.
Troposfeer
Altijd warm en nat klimaat met kleine temperatuurschommelingen.
Tsunami
Onderste deel van de atmosfeer waarin de weersverschijnselen
optreden als gevolg van op- en neerwaartse bewegingen van de lucht
door afname van de temperatuur met de hoogte.
Vloedgolf ontstaan bij zeebeving.

Tussenwindstreken Richtingen noordoosten, noordwesten, zuidoosten, zuidwesten.

Tweelingplaneet Dubbelplaneet, planeet met wachter die niet veel kleiner is dan de
Tyfoon planeet waar hij rondcirkelt.
Uiterwaard
Tropische wervelstorm in Zuidoost-Azië.
Uitloging
Uitstraling Deel van een riviervlakte die slechts door lage dijken tegen
overstromingswater wordt beschermd.
Uitspoeling, in natte klimaten zakt het overtollige water in de bodem
en neemt verschillende stoffen mee.

Uitzenden van warmtestralen door het aardoppervlak.

Uitvloeiings- Vulkanisch gesteente, ontstaat door stolling van magma aan het
gesteente aardoppervlak.

Uurgordel Zone van 15 lengtegraden waarin dezelfde lokale tijd wordt gevolgd.

1 AA VS 1 369 © 2015 Arteveldehogeschool

Valwind Wind die uit de bergen naar beneden komt.
Vast gesteente
Veenkolonie Rotsen waarin de korrels zo sterk aaneengekit zijn, dat je er stukken uit
kunt loshakken.
Veenlaag Streekdorpen ontstaan bij het afgraven van turf, meestal langgerekt
aan kanalen.
Veld Turf, waterrijke laag, bestaande uit plantenresten, ter plaatse ontstaan
uit plantengroei in een ondiep en stilstaand kunstmoeras en dus geen
gevolg van sedimentatie, de veenlaag werd bij latere transgressie door
sedimenten bedekt.
Landschap ontstaan door degradatie van de oorspronkelijke
bosvegetatie door beweiding.

Veldcapaciteit Maximale hoeveelheid water die een bodem kan bevatten.

Vennen Ondiepe vijvers gevormd op ondoorlatende ondergrond.
Verduistering
Eclips, verschijnsel waarbij een hemellichaam helemaal of gedeeltelijk
Verharding in de schaduwkegel van een ander hemellichaam komt en daarbij geen
zonlicht meer ontvangt.
Verlanding Lithificatie of steenwording, vorm van diagenese, waarbij losse
Verticale sedimenten worden omgevormd tot een vast gesteente, meestal door
Verval compactie of samendrukking en/of cementatie of aaneenkitting.
Natuurlijke ophoping van een gebied door afzetting, waardoor de
Vervoersenergie wateroverlast verdwijnt.

Verwering Loodlijn op het horizonvlak van de waarnemer naar het zenit.
Verwilderde rivier
Verwoestijning Afhelling, verschil in hoogte tussen twee plaatsen in een rivier,
Verzilting gewoonlijk uitgedrukt in cm.
Vlakbodemdal De som van de potentiële (Ep = m.g.h.) en kinetische energie (Ek = 1
Vlakte of laagvlakte /2.m.v2), m.a.w. de energie van stromend water en bewegende
Vloedgolf deeltjes op een bepaalde hoogte t.o.v. het nulpeil.
Verbrokkeling en ontbinding van gesteente door oplossing in water
(chemisch) of zuren (biologisch) of door vorst (fysisch).
Rivier met talrijke stroomarmen, die zich herhaaldelijk splitsen en weer
samenvloeien.
Woestijn die oprukt in steppe- en savannegebieden, door
overbeweiding of verdroging van het klimaat.
Zouter worden van de bodem door verdamping en neerslag van zouten
of binnendringen van zeewater in de riviermondingen.
Rivierdal met een vlakke dalbodem die begrensd wordt door steilere
hellingen.
Effen laaggelegen gebied, met heel geringe hoogteverschillen, de
horizonlijn is steeds effen.

Zeer hoge golf ontstaan bij storm of een zeebeving.

Wadi Droge rivierbedding die alleen na regenval water bevat.
Warmtefront
Waterscheiding Gedeelte van een frontale depressie waar de koude lucht door de
warme verdrongen wordt.

Hoger gelegen gebied, rug of bergkam tussen twee stroomgebieden.

Waterstanden Hoogte van het water in de zee, met gemiddeld laag water (LW) - 0,70
Weer m O.P., gemiddeld hoog water (HW) = 4,30 m O.P. en HW bij
Weerplot springvloed = bijna 5 m O.P.
Toestand van de onderste luchtlagen van de atmosfeer op een bepaald
ogenblik en op een bepaalde plaats.
Symbolische voorstelling van de weerwaarnemingen op een bepaalde
plaats en een bepaald tijdstip.

1 AA VS 1 370 © 2015 Arteveldehogeschool

Weersatelliet Ruimtetuig dat om de aarde cirkelt en foto's en metingen maakt van de
atmosfeer ten behoeve van de weerkunde en die gegevens doorseint
Weerstation naar de aarde.
Wet van
biologische evolutie Verzameling meetinstrumenten voor weerwaarnemingen.

Wet van Wet die stelt dat fossiele fauna's en flora's elkaar in de tijd op volgen in
superpositie een bepaalde volgorde, voor de fauna zijn dit bacteriën,
ongewervelden, vissen, amfibieën, reptielen, zoogdieren en de mens.
Wind Wet die stelt dat in een serie van boven elkaar liggende, horizontale of
Winderosie schuin hellende afzettingen de bovenliggende laag jonger is dan de
onderliggende, breuken, kantelingen en plooien van lagen zijn dus
jonger dan de afzetting ervan.
Luchtverplaatsing aan het aardoppervlak van gebieden waar de
luchtdruk hoog is naar gebieden waar hij laag is.

Erosie door de schurende werking van met zand beladen wind.

Windrichting Richting waaruit de wind waait.

Windstreken Richtingen noorden, zuiden, oosten, westen.
Wrijvingsenergie
Energie die bij een rivier ontstaat door het schuren van het water tegen
WT de bedding, uitwendige wrijving, en tegen de andere waterlaagjes,
Zand inwendige wrijving.
World Time, ook GMT of Greenwich Meridian Time, de middelbare
zonnetijd van de meridiaan van Greenwich, als universele tijd of
wereldtijd aangenomen en gebruikt voor het vastleggen van het
ogenblik van belangrijke verschijnselen.

Korrelgroottefractie, met deeltjes van 50-60 micron tot 2 mm.

Zandleem Gesteente dat gemiddeld uit 30% zand, 60% silt en 10% klei bestaat.

Zeebeving Aardbeving met epicentrum in zee.

Zeehaven Haven toegankelijk voor zeeschepen.
Watermassa die zich door constante winden aan de oppervlakte van de
Zeestroom zeeën en oceanen verplaatst, warme zeestromen verplaatsen zich
vanuit tropische zones naar de polen; koude zeestromen omgekeerd.
Zenit Schedelpunt of punt loodrecht boven het hoofd.
Zenitale
zonnestand Zonnestand waarbij de zon verticaal boven een bepaalde plaats staat.

Zonnedag Gemiddelde tijdsduur tussen twee meridiaandoorgangen van de zon.

Zonnestilstand Het niet verder naar het noorden of het zuiden voortschrijden van de
zon op haar schijnbare beweging om de aarde, de zomerzonnestilstand
Zonshoogte doet zich voor op de noordelijke keerkring op 21 juni, de
Zoutmeer winterzonnestilstand op de zuidelijke keerkring op 22 dec.
Zoutpan
Zwarte aarde Hoek gevormd door de richting van de invallende zonnestralen.
Zwerfsteen
Zwevend zijdal Meer in een warm gebied waar het door de rivieren aangebrachte
water verdampt en zout achterblijft.
Afgesloten gedeelte van een zee waarin zoutwater gevangen wordt,
zodat na verdamping zout achterblijft.
Tsjernoziëmbodem, humusrijke lössbodem in halfvochtige gebieden
met oorspronkelijke grasvegetatie.
Kei of rotsblok die door landijsbedekking getransporteerd is naar een
gebied ver van zijn oorsprong.

Zijdal dat niet op hetzelfde niveau aansluit met een hoofddal.

1 AA VS 1 371 © 2015 Arteveldehogeschool

1 AA VS 1 372 © 2015 Arteveldehogeschool

BIBLIOGRAFIE

Geciteerde en geraadpleegde werken

Cartografie

Beyaert, M., Antrop, M., de Maeyer, P. (2006). België in kaart: de evolutie van het
landschap in drie eeuwen cartografie. Tielt: Lannoo, Brussel: Nationaal Geografisch
Instituut.

De Maeyer, P. (2009). Cartografie. Gent: Academia Press.
De Maeyer, P., De Vliegher, B. (2003). Inleiding tot de Cartografie. Gent: Academia Press.
De Maeyer, P., De Vliegher, B., Brondeel, M. (2004). De spiegel van de wereld:

fundamenten van de cartografie. Gent: Academia Press.
Depuydt, F. (1977). Ontdek de wereld. Cartografie. Kapellen: DNB.
Somers, S. (2011, oktober 19). Europa lanceert eindelijk eigen gps. De Morgen, p. 10.
Starckx, S. (2011a). Eratosthenes berekent de omtrek van de aarde. Eos, 98-99.

Kosmografie

Bodifee, G. (1985). Het vreemde van de aarde. Kapellen: Pelckmans.
Cuypers, J. (2001). De sterren. Brugge: Vereniging voor Sterrenkunde.
De Cleene, D. (2007, december 20). Waarom bereiken de wintertemperaturen pas hun

dieptepunt nadat de zon over haar laagste stand heen is?. De Standaard;
wetenschapswinkel
De Rijck, K. (2008, maart 21). Waarom hebben eb en vloed een cyclus van zes uur?. De
Standaard. Wetenschapswinkel.
Hawking, S. (2002). Het heelal: verleden en toekomst van ruimte en tijd. Tielt: Lannoo.
Meus, G. (2002). Beknopte geschiedenis van het heelal. Mol.
Neyt, R., Van Kerrebroeck, C. (2004). Syllabus Kosmografie. Gent: Arteveldehogeschool.
Starckx, S. (2011b). Foucault toont aan dat de aarde draait. Eos. 108-109.
Stroeykens, S. (2008, december 11). Wanneer gaat de zon onder in het westen?. De
Standaard. Wetenschapswinkel.
Van Dijk, T. (2011, november 13). Waarom zien we altijd dezelfde kant van de maan?. De
Standaard. Wetenschapswinkel.
Vereniging voor sterrenkunde (s.d.). Sterrenkaart.
Walrecht, R. (1996). Vakantieplanisfeer voor Midden-Europa. Amersfoort.
Wega (2002). Cursusboek sterrenkunde. Leuven: Wega.

Weer- en klimaatkunde

Chorley, R., Barry, R. (2003). Atmosphere, Weather and Climate. Londen: Routledge.
Gore, A. (2006) Een ongemakkelijke waarheid : het gevaar van het broeikaseffect en wat

we eraan kunnen doen. Amsterdam: Meulenhoff/Manteau.
Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut. (2013). IPCC 5e Assessment Report.

Opgeroepen op Augustus 19 2014 van http://www.knmi.nl/klimaat/IPCC/SPM.
Lauer, W. (1995). Klimatologie, Braunschweig: Westermann.
Linacre, E., Geerts, B. (1997). Climates & Weather Explained. Londen: Routledge.

1 AA VS 1 373 © 2015 Arteveldehogeschool

Neyt, R., Van Kerrebroeck, C. (2004). Syllabus Weer- en klimaatkunde. Gent:
Arteveldehogeschool.

Marshak, S. (2001). Earth. Portrait of a planet, Londen: W.W. Norton & Company.
Mcllyeen, R. (2000). Fundamentals of Weather and Climate. Stanley Thornes Pub.
Salby, M. (1996). Fundamentals of Atmosphere Physics, Intern. Academic Press.
Smets, E., Van Assche, J. (s.d.). Vegetatietypen op aarde. Leuven: Instituut voor

Plantkunde, KULeuven
Strahler & Strahler (2002). Introduction Physical Geography. John Wiley & Sons.

Geologie

Berendsen, H.J.A., (1997). De vorming van het land. Inleiding in de geologie en de
geomorfologie. Assen: Van Gorcum.

Bolt, B. (1995). Aardbevingen. Geologische geheimen onthuld. Natuur en Techniek.
Wetenschappelijke Bibliotheek.

Brems, D. (2004). Magmatische gesteenten. Lezen in steen. (pp.11-15). Leuven: Afdeling
Geologie KU Leuven.

Broothaers, L. (1995). Geologie van Vlaanderen, een schets. Brussel: Ministerie van de
Vlaamse Gemeenschap.

Denis, J. e.a. (1992). Geografie van België. Brussel: Gemeentekrediet.
Diriken, P. (s.d.). Geogids. Reeks van verschillende gebieden in Vlaanderen. Kortessem:

Georeto.
Everaert, W., e.a. (1989). De aarde waarop wij leven.
Freeman (1994). Understanding Earth.
Goossens, D., (1984). Inleiding tot de geologie en geomorfologie van België. Enschede:

Van de Berg.
Goossens, M., Van Hecke, E. (1996). Algemene aardrijkskunde. Pelckmans.
Gullentops, F., Wouters, L. (1996). Delfstoffen in Vlaanderen. Brussel: Ministerie van de

Vlaamse Gemeenschap.
Knack (2011, november 24). Christoffel Columbus veroorzaakte kleine ijstijd. Knack.
Knag (2000). Geografie educatief.
McGeary, D., Plummer, C. (1994). Ontdek de geologie. Hilversum: Teleac/NOT, Utrecht:

Kosmos.
Muchez, P. (2014). Mineralen, ertsen en maatschappij. Lezen in steen. (pp.2-10). Leuven:

Geologie KU Leuven.
N.N. (1993). Mineralen en gesteenten. Baarneveld: Uitgeverij Bosch & Keuning.
N.N. (2000). Paleozoïsche geologie van de Ardennen. Studiedag Geologie KULeuven.
N.N. (s.d.). Gesteenten. CD-rom. Delft: Volterre Educatieve Software.
Pannekoek, A., Van Straaten, L. (1984). Algemene Geologie, Groningen: Wolters-

Noordhoff.
Pelland, C. (1990). Stenen, mineralen en fossielen. Amsterdam/Brussel: Elsevier.
Philips, R. (s.d.). Gesteenten, mineralen en fossielen van de hele wereld. Spectrum

Natuurgids.
Sintubin, M. (2004). De geologische geschiedenis van België. Fotografische impressies.

Leuven/Den Haag: Acco.
Sintubin, M. (2010). De wetenschap van de aarde. Leuven/Den Haag: Acco.
Swennen, R. (2014). Lezen uit “sedimentaire gesteenten”. Lezen in steen. (pp.16-17).

Leuven: Afdeling Geologie KU Leuven.
Vandenberghe, N., Adriaens, R. (2014). Vroegere klimaten afleiden uit gesteenten. Lezen

in steen. (pp.24-26). Leuven: Afdeling Geologie KU Leuven.

1 AA VS 1 374 © 2015 Arteveldehogeschool

Vandenberghe, N., Adriaens, R. (2014). Van kleisedimenten en hun evolutie naar
metamorfe gesteenten. Lezen in steen. (pp.18-23). Leuven: Afdeling Geologie KU
Leuven.

Waugh, D. (1990). Geography an integrated approach. Walton-on-Thames: Nelson.
Zonneveld, J. (1989). De aarde als woonplaats. Assen: Van Gorcum.

Geomorfologie

Berendsen, H.J.A. (1997). Landschap in delen. Overzicht van de geofactoren. Assen: Van
Gorcum.

Berendsen, H.J.A. (1997). Landschappelijk Nederland. Assen: Van Gorcum.
Berendsen, H.J.A. (2000). Fysisch-geografisch onderzoek. Thema’s en methoden. Assen:

Van Gorcum.
De Moor, G., De Dapper, M. (1989). Fysische Geografie. Gent: Universiteit Gent.
Denis, J. (1992). Geografie van België, Brussel: Gemeentekrediet.
Depuydt, F., e.a., (1995). Fascinerende Landschappen van Vlaanderen en Wallonië in

kaart en beeld. Leuven: Davidsfonds.
Farndon, J. (1998). De aarde ontdekken. Davidsfonds Infodok.
Goossens, D., (1984). Inleiding tot de geologie en geomorfologie van België. Enschede:

Van de Berg.
Goudie, A. e.a. (1994). The encyclopedic dictionary of Physical Geography. Cambridge:

Blackwell Inc.
Gysels, H. (1993). De landschappen van Vlaanderen en Zuidelijk Nederland. Apeldoorn:

Garant.
Kroll, E., Laban, C., Van der Meer, J. (1998). Klimaat in beeld, Hilversum: Teleac/NOT.
Michel, F. (2006). Krachten op de aardkorst. Veen Magazines.
Mys, M., Vanmaercke, D. (1977). Fysische Geografie. Ontdek de Wereld. Antwerpen: DNB.
Strahler, J. (1997). Physical Geography. J. Wiley & Sons.
Summerfield, M. (1993). Global Geomorphology, New York: Longman.
Zonneveld, J. (1981). Vormen in het landschap. Hoofdlijnen van de geomorfologie.

Utrecht/Antwerpen: Het Spectrum.

Bodemkunde

Ameryckx, J. (1985). Elementaire bodemkunde. Gent: Universiteit Gent.
Ameryckx, J., Verheye, W., Vermeire, R. (1995). Bodemkunde. Gent: Universiteit Gent.
Databank Ondergrond Vlaanderen. (2014). Bodemkaart van België volgens het

international World Reference Base (WRB) classificatiesysteem (voorlopige versie).
Geraadpleegd op http://www.geopunt.be/catalogus/datasetfolder/024a15a4-a6f9-
41ca-b28a-f17e3f5623f9.
Deploey, J. (1986). Bodemerosie in de lage landen. Acco.
Dondeyne, S., Van Ranst, E., Deckers, J.(2012). Converting the legend of the Soil Map of
Belgium to World Reference Base for Soil Resources. Case Studies of the Flemisch
Region. Brussel: Vlaamse Overheid.
IUSS Working Group WRB. (2014). World Reference Base for Soil Resources 2014,
International soil classification system for naming soils and creating legends for soil
maps. World Soil Resources Reports Nr. 106. Rome: FAO.
Moeyersons, J. (1991). Bodemdegradatie. Brussel: Centrum voor onderwijsmedia.

1 AA VS 1 375 © 2015 Arteveldehogeschool

Lijst van definities

Neyt, R., Tibau, G., Van Nieuwenhuyze, E. (2004). Geogenie ASO-wetenschappen 5&6.
CD-ROM. Antwerpen: Uitgeverij De Boeck.

Bijkomende literatuur

Algemene gegevens

Verschillende kaarten met geografische informatie over Vlaanderen,
http://www.geopunt.be

Geografische informatie over alle landen,
https://www.cia.gov/library/publications/the-world-factbook/index.html
http://www.graphicmaps.com/aatlas/world.htm
http://www.landenweb.com
http://www.nationsonline.org/oneworld
http://www.sitesatlas.com

Aardrijkskundige filmpjes
http://home.scarlet.be/~brun1956/WAA/GeoTrailerBib.html
https://www.youtube.com/user/UDBGeogenie?gl=BE
https://www.youtube.com/user/zwartl

Cartografie

Verschillende onderwerpen cartografie,
http://mapyear.org/the-world-of-maps-book/

Kaartprojecties,
http://www.colorado.edu/geography/gcraft/notes/mapproj/mapproj_f.html
http://cartography.geo.uu.nl/students/heerestorms.html
http://www.progonos.com/furuti/MapProj/Normal/TOC/cartTOC.html
http://www.csiss.org/map-projections/index.html
http://egsc.usgs.gov/isb//pubs/MapProjections/projections.html

Knowhow NGI,
http://www.ngi.be/NL/NL2.shtm

Historische kaarten,
http://www.geopunt.be/kaart?viewer=Vergelijk_kaarten_app/index.html?lang=nl

Kosmografie

European Space Agency,
http://www.esa.int

National Aeronautics and Space Administration (NASA),
http://www.nasa.gov
http://www.jpl.nasa.gov

Vlaamse volkssterrenwachten
http://www.volkssterrenwachten.be

Windows on the Universe,
http://www.windows.ucar.edu

Zoom astronomy,
http://www.enchantedlearning.com/subjects/astronomy

Reis door het heelal en de Melkweg,
http://users.skynet.be/sky03361
http://canopus.physik.uni-potsdam.de/~axm/mwpan_vr.html

1 AA VS 1 376 © 2015 Arteveldehogeschool

Beelden van de planeten,
http://pds.jpl.nasa.gov/planets

Je gewicht op een andere planeet,
http://www.exploratorium.edu/ronh/weight/index.html

Virtual solar system,
http://www.nationalgeographic.com/solarsystem/splash.html

Astronomy picture of the day,
http://antwrp.gsfc.nasa.gov/apod

Interactief planetarium,
http://www.fourmilab.ch/yoursky

Zichtbare aarde
http://www.fourmilab.ch/cgi-bin/Earth/action?opt=-p

Vereniging voor sterrenkunde,
http://www.vvs.be/

Sterrenbeelden,
http://www.astro.wisc.edu/~dolan/constellations/constellationjavalist.html

Weer- en klimaatkunde

Weer in België,
http://www.meteo.be/
http://www.weeronline.nl

Weer in Nederland,
http://www.knmi.nl/
https://wow.knmi.nl/onderwijs

Het wonderlijke weer,
http://www.hetweer.org/hetwonderlijkeweer

Weerkunde,
http://www.physicalgeography.net/fundamentals/chapter8.html

Tijdzones,
http://www.timeanddate.com/

El Niño en El Niño,
http://www.elnino.noaa.gov
http://www.pmel.noaa.gov/tao/elnino/nino-home.html

Straalstromen,
http://www.wunderground.com/data/640x480/2xeu_jt.gif

ITCZ,
http://www.ssec.wisc.edu/data/comp/latest_cmoll.gif

Wolkenfoto’s,
http://www.weather-photography.com/gallery.php?cat=clouds
http://www.wolkenatlas.de/wbilder.htm

Temperatuur- en neerslaggegevens van steden,
http://www.worldclimate.com

Klimaatsverandering,
http://www.climatechallenge.be/nl/
http://www.worldunderwater.org/#/

Geologie

Begrippenlijst geologie,
http://www.digischool.nl/ak/2efase/begrippen/b_geolog.htm

1 AA VS 1 377 © 2015 Arteveldehogeschool




Click to View FlipBook Version