The words you are searching are inside this book. To get more targeted content, please make full-text search by clicking here.

Gedigitaliseerde versies van het PKN blad, nummers 1 t/m 80

(443 paginas)

Discover the best professional documents and content resources in AnyFlip Document Base.
Search
Published by Stichting PKN, 2017-05-29 01:29:21

PKN bladen Archief nrs 1 - 80

Gedigitaliseerde versies van het PKN blad, nummers 1 t/m 80

(443 paginas)

Keywords: PKN Blad archief

9. E.de Jongh, "Realisme en schijnrealisme in de Hollandse schilderkunst van de 17de eeuw' ,
in: cat .tent. Rembrandt en zijn tijd, Palais des Beaux Arts Brussel, 1971 pag.143-194 .

10. E.de Jongh, "Inleiding", in: cat.tent. Tot lering en Vermaak. Betekenissen van Hollandse
genre voorstellingen uit de 17de eeuw, Rijksmuseum Amsterdam, 1976, pag.14-31

11. John B.Knipping, Iconograghy of the Counter Reformation in the Netherlands. Heaven on
Earth, Nieuwkoop/Leiden 1974

12. R.van Luttervelt,' Schilders van het Stilleven, Naarden 1947
13. J.v.d.Meulen, "Sir Walter Ralegh en Elisabeth-pijpen?", Pijpelogische Kring Nederland V,

nr.17 (1982), pag.20-23
14. I.Schöffer, H.van der Wee, J.A.Bornewasser (red.), De Lage Landen van 1500 tot 1780,

Amsterdam-Brussel 1983
15. Roemer Visscher, Sinne-poppen, Amsterdam 1614. Herbewerkte uitgave Dr. L. Brurmnel,

Den Haag 1949
16. A.C.J.de Vrankrijker, Het Maatschappelijk Leven in Nederland in de Gouden Eeuw,

Amsterdam 1937
17. N.E.A.Vroom, De Schilders van het Monochrome Banketje, Amsterdam 1945
18. M.L.W. , "Over Vanitas-voorstellingen'i, in: cat.tent. IJdelheid der ijdelheden. Hollandse

Vanitas-voorstellingen uit de 17de eeuw, Stedelijk Museum 'De Lakenhal' Leiden, 26
juni- 23 aug. 1970, pag. 5-7

F. Tymstra, Luchtige pijpenpraat

B461

(PKN 1987, 9 (36), 85-87)

In nummer 33 van de P.K.N. werd via een oproep gevraagd, of er onder onze leden bezitters
waren van doorrokers met afbeeldingen van vliegtuigen. De reden daarvan was het lezen
van twee advertenties uit de dertiger jaren van de Firma Goedewaagen. De eerste
advertentie heeft betrekking op de London-Melbourne race, waaraan de Uiver deelnam op
20-10-1934. De geweldige prestatie door de bemanning van de Uiver geleverd, was
aanleiding om ter nagedachtenis van deze historische vlucht niet alleen gedenkborden
maar ook pijpen uit te brengen.

Op de advertentie is te lezen, dat het hier handelt over
plateeldoorrokers, d.w.z. handbeschilderde doorrokers in
kleur. Doorrokers hadden meestal een zwarte parasteel en
een metalen busje met firmanaam, dat als verbinding
diende tussen de kop en de steel. Vroeger werden ook
doorrokers gemaakt, die, geheel uit klei gegoten werden.
Men spreekt dan van het Tip-Topmodel De advertentie
van Goedewaagen heeft het alleen over tabakspijpen en
sigarenpijpen.
Wie op de hoogte is van de vlucht van de Uiver, weet dat
de inwoners van Albury op fantastische wijze geholpen
hebben tijdens de nachtelijke landing. De directie van
Goedewaagen heeft als dank de burgemeester een
gedenkbord van de Uiver toegezonden. De verrassing was
groot, toen de slecht ter been zijnde burgemeester Waugh
en zijn vrouw kort daarna een bezoek aan Nederland
brachten en natuurlijk werd de Goedewaagen fabriek niet overgeslagen. Hij had grote
belangstelling voor het maken van de lange Gouwenaar en vond de enorme
verscheidenheid in pijpen frappant. Bij het vertrek kreeg hij een mooi boek over Gouda mee,
alsmede enkele souvenirs. Wie weet zat daar ook de herdenkingspijp van de Uiver bij!

Pijpelogische Kring Nederland 393

We mogen veronderstellen dat deze pijpen toch wel enig succes moeten hebben gehad,
aangezien Goedewaagen eind 1934 opnieuw naar aanleiding van een vlucht
herdenkingspijpen uitbracht.

In dit geval gaat het over de kerstvlucht naar West-Indië, op 15 december 1934. Het
vertrekpunt was Amsterdam, de uiteindelijke bestemming Aruba. Ook deze vlucht werd tot
een goed einde volbracht, hetgeen vroeger niet vanzelfsprekend was.
De kerstvlucht van 'de Uiver naar Batavia, die 4 dagen na de Snip vertrok, verongelukte
boven de Syrische woestijn door blikseminslag.
De pijpen van de Snip waren in prijs gelijk aan die van de Uiver. Plateelpijpen waren door het
beschilderen met de hand een arbeidsintensieve en tijdrovende bezigheid. Daarom kostte
een plateeldoorroker I½ tot 2x zo veel als een gewone doorroker.
U zult inmiddels begrepen hebben, dat het mij nog niet gelukt is genoemde
herdenkingspijpen te vinden. Wel kreeg ik n.a.v. de oproep 2 reacties, die ik U niet wil
onthouden.

Ferrie Kompier bezit een doorroker met een
plaatje van een vliegtuig. Op het busje staat
"Goedewaagen Holland" en het mondstuk is
van steen. De voorkant van de kop loopt aan
de onderzijde uit in een vork (zie afbeelding)
Naast het kleine vorkmodel maakte
Goedewaagen ook een grotere. Op het
gegoten stukje steel staan wat onduidelijke
tekens. Zou dat de registratievan een
vliegtuig kunnen zijn?

Jos Engelen heeft een Goedewaagen
doorroker met een zeskantige kop. Het
metalen busje is van koper en de steel van pararubber. Omdat de pijp flink doorgerookt is,
kan de afbeelding goed worden afgelezen. ln de lucht vliegen gevechtsvliegtuigen, op zee
is een oorlogsbodem te zien en verder soldaten om het land te verdedigen. De
voorstellingen geven de landmacht, de luchtmacht en de marine weer. Onderaan de kop
staat de verduidelijkende tekst: "Mobilisatie 1939". (zie afbeelding)

Mochten in de toekomst alsnog de herdenkingspijpen boven water komen, dan graag een
berichtje aan de schrijver.

Peter Ritmeester, De koningspijp 394

165B

(PKN 1987, 9 (36), 88-89)

Pijpelogische Kring Nederland

Deze kwalificatie is zonder meer van toepassing op dit vorstelijke exemplaar. Een complete
presentatiepijp in uitzonderlijke gave toestand is een zeldzame vondst. Voor zover ik weet de
enige en van de tot nog toe bekende exemplaren zonder twijfel de fraaiste.
Deze voorname sinjeur groef ik eind november op in een bouwput aan de Utrechtse Vecht.
Hij moet daar tussen het puin, scherven en andere afvalresten zo'n 200 jaar gewacht hebben
op z'n herontdekking. Wat een ongelooflijk toeval!

NADER BEKEKEN
Uit de omgevingsvondsten die ik in deze stortplaats tegenkwam, waaronder ook diverse
pijpenkoppen met zijmerkdecoratie, mag worden opgemaakt dat dit exemplaar uit het
derde kwart van de 18de eeuw stamt. Er is geen twijfel over het feit dat de pijp een
voornaam persoon voorstelt. Een koning zeer waarschijnlijk. Maar wie, dat is de grqte vraag.
In dat tijdvak was Willem V stadhouder, maar het is nauwelijks aannemelijk dat hij, ook gezien
zijn populariteit, hier afgebeeld werd. Nader onderzoek zal het mysterie wellicht ontsluieren.
Voor suggesties hou ik mij aanbevolen.

AFMETINGEN:
Hoogte kop, 91
mm (vanaf
onderzijde hiel
tot bovenkant
kroon). Diameter
ketel bovenzijde:
32 mm. Lengte
steel: 137 mm.
Diameter steel:
27 mm.
Diameter
rookkanaal: 3
mm. Grootste
breedte: 67,6
mm (uiterste
zijkanten van de
pruik).

BIJZONDERE

KENMERKEN:

Aan de

voorzijde van de hiel is een soort oog gemaakt (diameter 3,6 mm). Het zou mogelijk gediend

kunnen hebben om hem op te hangen. Direkt achter het mondstuk is met een mesje een

inkeping gemaakt in de nog zachte klei. Aan de afwerking te zien is de pijp met de hand

gemaakt. Op de wenkbrauwen zijn nog vage sporen van zwarte verf zichtbaar. Verder zijn

dergelijke sporen niet zichtbaar. Het gelaat is omkranst door een weelderige pruik en is

uitzonderlijk scherp geprofileerd. Direkt onder de kin begint een fraaie kanten das, eindigend

in een geschulpt wapenschild, helaas zonder heraldische motieven. In tegenstelling tot de

meeste presentatiepijpen is deze niet gemerkt. Ik zal te zijner tijd nader ingaan op het

fenomeen van deze groten onder de pijpen en hopelijk ook wat meer kunnen melden over

dit bijzondere exemplaar.

Pijpelogische Kring Nederland 395

J. van der Meulen, Recente vondsten uit Alphen aan den Rijn

16B

(PKN 1987, 9 (36), 90-95)

INLEIDING
Toen het omleidingskanaal langs de Paradijslaan, in Alphen aan den Rijn, uitgediept moest
worden, vanwege het overkluizen van dit water d.m.v. caissons, deed zich de unieke
gelegenheid voor ter plaatse enig onderzoek te verrichten. Van deze locatie mocht
verwacht worden dat het belangrijk materiaal kon opleveren, niet alleen omdat het oude
dorp door het kanaal wordt omsloten, maar vooral omdat vroeger op de oostelijke oever de
pijpenmakerijen hebben gestaan. Spoedig bleek dat de bedding regelmatig was
uitgebaggerd, zodat op de bodem nauwelijks interessante vondsten werden aangetroffen.

De walkanten waren echter wel rijk aan materiaal, zoals aardewerk, pijpenkoppen, stelen en,
in mindere mate, fragmenten van pijpenpotten, kleiringen en haspels. Aan de merken op de
pijpenkoppen bleken deze veelal afkomstig te zijn van lokale pijpenmakers. Van een
pijpenmakersstort is evenwel geen sprake, hiervoor was de diversiteit en verspreiding te groot.
Het bevestigt de mening dat de pijpen van Alphense pijpenmakers op de andere oever van
de Rijn gebakken zouden worden (6).

Het kanaal is in 1660 gegraven, hetgeen tevens blijkt uit het pijpenmateriaal dat afkomstig is
uit de periode 1670 tot begin deze eeuw. Op de ongeroerde zanderige rivierklei werd
incidenteel romeins aardewerk aangetroffen, wat niet verwonderlijk was omdat in de naaste
omgeving een castellum gelegen moet hebben.
Systematisch werd al het materiaal verzameld, ook de zaken die op het eerste gezioht niet
belangrijk leken te zijn. Zoals iedereen weet is dit noodzakelijk voor een verantwoorde
opgraving, maar in de praktijk wordt hiermee nogal eens de hand gelicht. Ditmaal had ik mij
er gelukkig aan gehouden en werd hiervoor beloond Bij het schoonmaken van de
pijpenpotragmenten kwamen enige zaken te voorschijn die tijdens het veldwerk niet waren
opgevallen.

Afb.1
Fragment
van een
pijpenpot

Pijpelogische Kring Nederland 396

PIJPENPOTTEN
De eerste verrassing kwam toen ik een scherf (20x22 cm) met de rand van een pijpenpot
gereinigd had. Op de breukranden waren afgebroken pijpenstelen te zien die op
onregelmatige afstanden in de wand waren opgenomen (afb.1). Al snel rees de vraag
waarom men dit had gedaan, hierbij kwam ik op de volgende mogelijkheden:
-het diende als versterking van de pijpenpot
-ter besparing van klei, werd afvalmateriaal hergebruikt
-om een goede en gelijkmatige warmteverdeling te bevorderen
-als hulpmiddel bij de vervaardiging van pijpenpotten

Evenals bij de opzetranden (4) , waarin pijpekoppen opgenomen werden, is ook de functie
van het gebruik van de pijpenstelen niet duidelijk. Mogelijk is het een combinatie van een
aantal factoren. Opmerkelijk is dat ook in Brentford (Engeland) pijpenstelen in de wand van
de pijpenpot verwerkt werden (5).
Tegen de buitenzijde van de pijpenpot zijn 2 a 3 lagen vermagerde klei aangebracht die
naar de rand toe geleidelijk dikker worden (tot ca. 1,5 cm). De aanwezigheid van een dunne
laag poreuze klei aan de binnenzijde, tot ongeveer 3 cm onder de rand, doet vermoeden
dat de pot een opzetstuk moet hebben gehad om de inhoud te vergroten.
Op veel scherven van pijpenpotten en op het rechter breukvlak van het hier afgebeelde
fragment zijn sporen van groen-bruine glazuur zichtbaar, die tevens onder en tussen de lagen
amorfe klei voorkomen.
De grauw-witte scherf is ongeveer 1 cm dik, waarbij de lagen op de buitenzijde niet zijn
inbegrepen.
Aan de buitenzijde ongeveer 1 cm onder de schuin naar binnen afgesneden rand is aan de
afdruk in de klei te zien dat de pot ter versteviging omwlikkeld is geweest met een dubbele
ijzer(?) draad.
Uit het fragment kan berekend worden dat de doorsnede van de pot ongeveer 35 cm moet
zijn geweest Deze afmeting komt overeen met de diameter van de 18de eeuwse potten uit
Utrecht (3), Gorinchem (I) en Rotterdam. De potten die in Gouda en Zwolle (2) gebruikt
werden zijn in de regel iets kleiner.

Bij het schoonmaken van

een stuk poreuze klei, dat

als bescherming rond de

buitenzijde van de

pijpenpot was

aangebracht, kwamen

afdrukken tevoorschijn van

ijzer(?)draad dat rondom

de pot was gewonden (zie

boven).

De afdruk van de rand van

de pijpenpot en de dikte

van het fragment

(afb.2)bewijzen dat dit

fragment als basis heeft

gediend voor het opzetstuk.

Aan de binnenzijde, het gedeelte dat tegen de wand van de pijpenpot heeft gezeten, is de

afdruk van een draadconstructie zichtbaar. Het blijkt dat de pot niet alleen horizontaal

omwikkeld was maar dat er ook dwarsverbindingen waren. Wellicht gebruikten de Alphense

pijpenmakers uitsluitend draad om hun potten te repareren en niet de krammethode zoals in

Gorinchem gangbaar was.

HIELMERKSTEMPEL
In de polder Kerk en Zanen, ten zuiden van Alphen, worden veel pijpenkoppen gevonden.
Dit materiaal is veelal afkomstig uit Gouda. Het gaat hierbij om verspreide vondsten
afkomstig uit huisvuil. Er werd nauwelijks materiaal van Alphense pijpenmakers aangetroffen.

Pijpelogische Kring Nederland 397

Opmerkelijk was evenwel de vondst van een

langwerpig taps stukje pijpaarde met één vlakke zijkant

(afb.3). De basis is met een mes bijgewerkt zodat een

grondvlak van 5,5 mm overbleef. Op de vlakke

onderzijde staat een negatieve intaglio (ingesneden)

voorstelling van een pijpenmakersmerk. Dit

hielmerkstempel met bet merk de gekroonde B, geeft

bij gebruik een gestoken scherpe afdruk, die een

vergelijking met het positief van een metalen stempel

glansrijk kan doorstaan. De vormgeving is gelijk aan het

gebruikelijke houten handvat van een metalen

stempel. Het geheel is echter kleiner (afm. 4,2 cm),

omdat het merk direkt aan de greep vastzit en niet aan

het einde van een dunne stift. Over de herkomst van

dit stukje pijpenmakersgereedschap valt niets met

zekerheid te zeggen. Immers in de naaste omgeving werden geen andere pijpen vondsten

gedaan. Bovendien werd zowel in Gouda als Aarlanderveen op identieke wijze het merk de

gekroonde B gezet. Het dateren van de vondst levert ook problemen op, omdat geen

vergelijkingsmateriaal voorhanden is. Ik vermoed echter dat dit gereedschap omstreeks 1800

is gebruikt. Dit baseer ik voornamelijk op het idee dat men toen zocht naar goedkopere

produktiemethoden, vanwege de teruggang van de nijverheid. Door bij de graveur een

positief hielmerkstempel te laten maken en hiervan de afdrukken te gebruiken voorhet

merken van de pijpen, werd een snelle slijtage van het stempel voorkomen. De pijpaarden

stempels konden eenvoudig weer bijgemaakt worden, maar een nieuw stempel laten

graveren bracht de nodige onkosten met zich mee.

PIJPENKOP MET STEELOPSCHRIFT
Hoewel de pijpenkop met het merk de keeshond (afb.4) in Àmsterdam is opgegraven is er
mogelijk toch een relatie met Alphen aan den Rijn. Immers de pijpenmaker Cornelis Pietersz.
van Rijk (1756-1798), die vanaf ca. 1780 zijn ambacht uitoefende, gebruikte de merken CVR
en de keeshond (6,7). De keeshond was het symbool van de patriotten, die in de volksmond

"Kezen" werden genoemd. Vooral tijdens de 4e Engelse oorlog
(1780-1784) wisten dezen hun invloed aanzienlijk uit te breiden. Hun
doel was om zowel de macht van de regenten als de invloed van
stadhouder Willem V terug te dringen. Men deinsde er niet voor
terug om daarbij zijn toevlucht te nemen tot kinderachtigheden. Zo
verboden de Staten van Holland, die voor het meerendeel
patriottisch waren, het zingen van het Wilhelmus en het roepen van
"Oranje boven". Men ging zo ver dat oranjewortels voortaan
peentjes genoemd moesten worden
en princesseboontjes moesten als
slaboontjes verder door het leven
gaan.

Op de steel van de afgebeelde pijp staat op de linkerzijde
'VRIJ”, en op de rechterzijde BR”. Deze letters zijn
vermoedelijk het begin van het steelopschrift: VRIJHEID,
GELIJKHEID op de ene zijde en BROEDERSCHAP op de
andere. Aangezien deze tekst afwijkt van het randopschrift
van het verpakkingsmerk van Cornelis van Rijk (afb.5) moet in
twijfel worden getrokken of hij de maker van deze pijp is
geweest. Bovendien zijn mij geen lokale vondsten bekend
van dit type pijp gemerkt met de keeshond. Wel wordt het
Goudse ovoïde type regelmatig opgegraven, echter zonder
steelopschrift. Uit de tekst op de steel valt te concluderen dat

Pijpelogische Kring Nederland 398

de pijp na de vestiging van de Bataafse Republiek (1795) is gemaakt. Met de intocht van de
Fransen kwamen ook de uitgeweken patriotten terug die zich deze slogan hadden
aangemeten.

Literatuur
I. A.Bruijn en P.von Hout. Een pijpenpot uit Gorinchem. Westerheem XXXI, nr.3 en 5, 1982
2. A.Carmiggelt. Over pijpen, potten en ringen; een pijpelogische vondst te Zwolle.

Pijpelogische Kring Nederland 8e jrg.,nr.29, 1985
3. P.von Hout. 17e eeuwse pijpenpotten uit Utrecht. PKN, 8e jrg.,nr.30, 1985
4. P.von Hout. Bijzondere opzetstukken uit Gouda. PKN, 8e jrg, nr.31, 1985
5. A.Laws and A.Oswald. The kiln of William Heath, eighteenth century Brentford pipemaker.

The Archaeology of the Clay Tobacco Pipe VI, Pipes and Kilns in the London Region.
BAR British Series 97, 1981
6. J.van der Meulen. De "Gouwenaars" van Alphen aan den Rijn. Repro-Holland bv, Alphen
aan den Rijn, 1986
7. G.C.Helbers en n.A.Goudewaagen. Goudsche Pijpen. Atlantic, Amsterdam, 1942

P. Meijlink, Vondsten onder water

167B

(PKN 1987, 9 (36), 96-97)

Diving Dutchman is sinds 1973 een van de grootste onderwatersportverenigingen van
Amsterdam. Eén van onze activiteiten is onderwaterarcheologie, natuurlijk met de nodige
ups en downs. De laatste twee jaar is het echter in een stroomversnelling terecht gekomen.
De interesse is gewekt toen zo'n 2½ jaar geleden de eerste pijpenkoppen en steeltjes aan het
oppervlak kwamen. Met gepast enthousiasme werden de vondsten schoongemaakt en
uitgestald in een vitrine. Aan determinatie werd nog niets gedaan, ook omdat we niet wisten
hoe we dit moesten uitvoeren.
De vondsten werden toen nog met een vrije duik geborgen. Aangezien het water in de
Sloterplas (Amsterdam) in de zomer erg troebel is, was de opbrengst klein. Hierdoor waren wij
genoodzaakt in de winter te duiken als het water helder is. De opbrengst werd groter maar
het water was belangrijk kouder, dus werd gedacht aan apparatuur om het materiaal snel
aan het oppervlak te brengen. Na een lange periode van tekenen, discussiëren enz., was
het apparaat gereed. Op zich was het idee niet nieuw maar in de amateurduikwereld mag
dit apparaat wel uitzonderlijk genoemd worden. Het apparaat werkt volgens het z.g.n.
Venturi systeem en brengt het materiaal vermengd met water naar het oppervlak.
Met dit gereedschap zijn wij nu druk bezig met het "zuigen" op de bodem van de Sloterplas.
Recentelijk hebben we een groot aantal pijpenkoppen en enige stenen kogels geborgen. Uit
naspeuringen blijkt dat de vindplaats bestaat uit gestort oud stadsafval. Uit de datering van
de pijpenkoppen en kogels kan de helling van de stortplaats in de 17de en 18de eeuw
geplaatst worden. De stenen kogels stammen uit de periode circa 1375-1550. Wij verwachten
nog veel interessante vondsten te kunnen bergen.
De vindplaats wordt als volgt onderzocht. We bepalen eerst, door middel van het zuigen van
gleuven over de lengte van de helling, waar de concentratie aan scherven en
pijpenkoppen het grootst is. Dan wordt er ca. I m2 aangewezen en afgebakend en
afgezocht op vondsten. De totale vindplaats is ongeveer 20 meter breed en op een diepte
van 2 tot 5 meter. Door de omvang van de vindplaats en het koude water, waardoor wij niet
langer dan 45 minuten in het water blijveri, onderzoeken wij de helling steekproefgewijs. Zelfs
op deze wijze verwachten wij de gehele winter bezig te zijn.
In Twiske, bij Landsmeer, is een plas waar soortgelijke vondsten worden aangetroffen. Deze
vindplaats blijkt echter van recentere datum te zijn, gezien het oude porcelein van het
American hotel in Amsterdam en de stenen mostertpotjes van de firma Luycks. Het aantal
aanwezige pijpekoppen is beduidend minder dan in de Sloterplas. De bodemgesteldheid
van de plas, waar door de jonge leeftijd nog grondverschuivingen kunnen optreden, sluit het

Pijpelogische Kring Nederland 399

gebruik van “air-lift" apparatuur uit. Het systematische onderzoek van deze plaats zal
voorlopig op de lange baan geschoven worden.
Verder staat, vlakbij de haven van Burgh Haamstede, de oude toren van “Plompe toren” op
de dijk. In het verleden is het bijbehorende dorp in een vloed verdwenen. Op diverse
plaatsen zijn reeds restanten van dit dorp ontdekt. Het getij en de diepte vormen echter een
probleem. De meest interessante plek bevindt zich namelijk op een een diepte van 26 meter.

Rekening houdend met het doodtij blijft er weinig tijd over om serieus te
zoeken. Ook de afstand is een belemmering maar het blijft een
boeiende plek voor een enkele duik.
Zoals duidelijk mag zijn uit het voorgaande zijn er veel plaatsen waar we
onze onderwaterarcheologie kunnen uitvoeren. Desondanks wil ik
namens onze archeologische groep vragen of er iemand bij de P.K.N.
een plaats kent waar, onder water, pijpenkoppen te vinden zijn. Hierbij
gaat het ons niet om vindplaatsen af te snoepen maar uit pure
belangstelling.
Wij hopen op een reaktie van uw kant en zijn altijd bereid informatie over onze vondsten en
werkzaamheden te verschaffen. Ik wil namens ons allen nog dank zeggen aan Leen van der
Berg voor het wijzen op beschikbare literatuur en de hulp bij het determineren.
Namens de Archeologische groep Diving Dutchman/Amsterdam P. Meijlink Vlietstraat 148
1075 VE Amsterdam

F. Tymstra, Luchtige pijpenpraat (II)

B861

(PKN 1987, 10 (37), 2)

Naar aanleiding van het artikeltje in het vorige nummer ontving de redactie een aanvulling
van Bert van der Lingen. In zijn collectie bevindt zich de bewuste UIVER-pijp van de firma
Goedewaagen. De plateelpijp vertoont een lineaire tekening in groen, zwart, rood en oranje
glazuur. Niet een vliegtuig, maar een ooievaar (uiver) is afgebeeld. Het mondstuk is van zwart
plastic. Naast deze tabakspijp bracht Goedewaagen ook een sigarenpijpje uit van de Uiver.
Hiervan is de ketel smaller en kleiner, maar de voorstelling is gelijk. Beide pijpen waren te
bezichtigen op de Uiverexpositie in het Aviodome op Schiphol in 1984.

Naar aanleiding van de

gevorkte doorroker met DC 3

schreef Piet Smiesing dat hij

een soortgelijk model in zijn

collectie bezat. Het betreft hier

een pijp van de Goudse

fabriek Zenith. Curieus detail is

dat de pijp afkomstig is van de

oud-Burgemeester van

Rotterdam, André van der

Louw. Hij heeft de pijp in de

zeventiger jaren doorgerookt, waaruit valt op te maken dat het plaatje van de DC 3 nog

lange tijd in gebruik is geweest. Op het busje aan de steel staat de firmanaam “Zenith

Gouda “ ingedrukt. Aan beide zijden van het busje zijn twee gele en twee rode verfstrepen

aangebracht. Het mondstuk is van pararubber en de kop is een groter gevorkt model dan de

pijp die in het vorige nummer staat afgebeeld.

Pijpen met de afbeelding van de DC 3 blijken wat algemener voor te komen dan verwacht,

want ook Joh de Haan meldde ons dat hij zo'n doorroker bezat. De herdenkingspijp met de

afbeelding van de SNIP is nog niet gevonden, blijkbaar moeten we niet naar vliegtuigen,

maar naar vogels uitkijken.

Pijpelogische Kring Nederland 400


Click to View FlipBook Version