The words you are searching are inside this book. To get more targeted content, please make full-text search by clicking here.

Gedigitaliseerde versies van het PKN blad, nummers 1 t/m 80

(443 paginas)

Discover the best professional documents and content resources in AnyFlip Document Base.
Search
Published by Stichting PKN, 2017-05-29 01:29:21

PKN bladen Archief nrs 1 - 80

Gedigitaliseerde versies van het PKN blad, nummers 1 t/m 80

(443 paginas)

Keywords: PKN Blad archief

Peter von Hout, Bijzondere opzetstukken uit Gouda

(PKN 1985, 8 (31), 60-62)

Inleiding
In eerder gepubliceerde artikeLen (1) over pijpenpotten uit Gorinchem en Utrecht is sprake
van zogenaamde opzetstukken. Deze opzetstukken zijn aangetroffen bij pijpenpotten, die bij
een pottenbakker, op de draaischijf, vervaardigd zijn (afb.2). Opzetstukken werden door de
pijpenmaker op de gedraaide pijpenpotten gezet om deze te verhogen. Het materiaal voor
deze opzetstukkenbestaat uit een wit bakkende klei, die gemagerd is met kaf.

De bijzondere opzetstukken

Tijdens een stadsvernieuwingsproject in
Gouda, aan de Vest-Drapiersteeg, werden
naast het eerder gevonden type
opzetstukken een aantal bijzondere
opzetstukken aangetroffen. Het bijzondere
van deze opzetstukken is dat er door de
pijpenmaker pijpekoppen in verwerkt zijn
(afb.1). De pijpenkoppen liggen in de
lengterichting in elkaar geschoven. Om de
pijpekoppen beter in elkaar te laten passen
werd meestal de hiel van de pijpekop
afgebroken (afb.1).
Omdat de pijpenpotten verschillende
malen gebruikt moesten worden, voor het
bakken van kleipijpen, probeerde men te
voor- komen dat er voortijdig scheuren ontstonden in de potten. Mogelijk is dit de reden dat
men pijpenkoppen in de opzetstukken verwerkte. Door de pijpenkoppen ontstonden immers
holle ruimten, waardoor de warmte gelijkmatiger getransporteerd werd.

De bijzondere opzetstukken zijn te dateren in
de eerste helft van de 18de eeuw, aan de
hand van de vorm van de verwerkte
pijpenkoppen.

Noten:

1. A.Bruijn en P.v.Hout. Een pijpenpot uit
Gorinchem (vervolg). Westerheem 31, nr.5,
1982.
P.von Hout. 17de eeuwse pijpenpotten uit
Utrecht. Pijpelogische Kring Nederland, nr.30,
1985.

Hierbij bedankt de auteur L.B. Schouten, M.Q.
Steenbergen en F. Kneefel voor de
toestemming om hun materiaal te publiceren.

Afb. 2 Een gerestaureerde pijpenpot uit 337
Gorinchem, die verhoogd is met een opzetstuk.
(Coll. F. Kneefel)

Pijpelogische Kring Nederland

Leen van den Berg, Sigarenzakjes met rebussen en zoekplaatjes
(Een stukje vergeten historie)

(PKN 1985, 8 (31), 63-65)

Rebussen en zoekplaatjes waren al eeuwenlang een volksvermaak voor ze in het midden
van de 19de eeuw op sigarenzakjes verschenen. Vooral aan het einde van die eeuw
kwamen ze praktiscl op elk zakje voor. Ook in het begin van de 20ste eeuw, weliswaar in
mindere mate, stonden ze nog op de achterzijde van de sigarenzakjes totdat ze na de
tweede wereldoorlog verdwenen waren.
De zakjes ademen een sfeer uit van een tijd, waarin de mensen zich nog niet zo opgejaagd
gedroegen en urenlang bezig konden zijn met dit soort spelletjes. Het was ook de tijd waarin
sigaren hoofdzakelijk los verkocht werden, omdat het huidhoudbudget niet toeliet om een
doos of kist in te slaan. Het was de zogenoemde zondagse sigaar. Niet alleen tabakszaken
maar ook: babiers, kruideniers, café's en hotels verkochten sigaret in deze zakjes, zoals de
reklames aangeven.

Als extra service aan de klant werden op de sigarenzakjes rebussen en zoekpiaatjes gedrukt,
welke natuurlijk prompt verzameld werden. Jammer is het dat vele zakjes verknipt werden en
daarna in schriften zijn geplakt. Op deze wijze zijn veel reklarnes verloren gegaat die vaak
echt de moeite waard waren en aangaven wat er nog meer behalve sigaren verkocht werd
en door wie.
Gelukkig komen er toch ook veel complete zakjes boven water, ze vallen vaak van ellende
uit elkaar, maar kunnen nog wel bewaard worden door er wat restauratie werkzaamheden
aan te verrichten. Naast de zakjes met rebussen en zoekplaatjes komen ook andere, vaak
zeer interessante tevoorschijn, zoals de kroningszakjes van Koningin Wilhelmina uit 1898, zakjes
met kruiswoordpuzzels en met merken en prijzen van de sigaren van weleer.
Stap voor stap krijg je, boven verwachting, toch nog een hele verzameling bij elkaar. Het
zoeken moet ondertussen ook beginnen naar de technische details van deze materie,
bijzonderheden over druktechnieken, drukkerijen en de litho's.

Dr. J.M. Fuchs: Wie lacht daar. Nederlandse zoekplaatjes, raadsels, rebussen uit voorbije
tijden. Amsterdam 1962
Dr.J.M. Fuchs en W .J. Simon: Raadsels, rebussen, puzzels uit alle tijden. Amsterdam 1970

Pijpelogische Kring Nederland 338

P.K. Smiesing, De Hollandse kleipijp als hulpmiddel in de optische
industrie

(PKN 1985, 8 (31), 66-67)

In het juninummer van de P.K.N.(1) werd de vondst gemeld van een tot fluitje vermaakte 17e
eeuwse pijpesteel. Tegelijkertijd verscheen in het bulletin van de Koninklijke Nederlandse
Oudheidkundige Bond (2) een artikel, waarin ook enkele vondsten werden vermeld van 17e
eeuwse pijpestelen die op dezelfde wijze bewerkt waren. De fluitjes werden in New York aan
de Hudsonrivier opgegraven op de plaats waar eens het fort Orange was gelegen.
Vermoedelijk werden deze fluitjes door Hollandse kolonisten, die het fort tot 1664
bewoonden, gebruikt om signalen door te geven. Ook hierin werd rekening gehouden met
de mogelijkheid dat deze fluitjes als kinderspeelgoed werden gebruikt.

Twee eeuwen later, in de tweede helft van de 19e eeuw komen de stelen van de Hollandse
kleipijp weer op opzienbare wijze in het nieuws. In die periode was de optische industrie op
zoek naar nieuwe glasmengsels voor het vervaardigen van lenzen (3). Het vinden van een
grondstof, waaruit roerstaven konden worden vervaardigd, geschikt om in het laboratorium
de gloeiende massa dooreen te roeren, vormde echter het grootste probleem. Nadat in het
lab van een glasfabriek van de firma Zeiss, in het Duitse plaatsje Witten, alle mogelijke
materialen getest waren, kreeg de jonge onderzoeker Dr. Scott een ingeving. Hij rende naar
de plaatselijke winkel waar o.a. pijpen werden verkocht en kocht daar, tot verbijstering van
de winkelier, alle lange "Hollandse aarden pijpen" op. In zijn laboratorium brak hij de koppen
van de stelen en stak een steel in het hete glasmengsel. Tot zijn verrassing bemerkte hij dat
deze roerstaaf van witte klei de hitte verdroeg, niet smolt en geen stoffen aan het mengsel
afgaf.
Vanaf dit moment konden verschillende glassoorten vermengd worden en ontwikkelde zich
het onderzoek van nieuwe glasmengsels op de optische eigenschappen. Dankzij de
Hollandse pijpensteel werd een nieuwe roertechniek ontwikkeld in de optische industrie,
waardoor de optiek van tal van optische instrumenten belangrijk kon worden verbeterd. In
de fotografie werd ook gebruik gemaakt van de hittebestendige eigenschap van de kleipijp.

(4) In het begin van onze eeuw werden pijpenkoppen aangewend als
magnesiumlamp.Om de kop werd een in spiritus gedrenkte draad van
lampenkatoen gewikkeld en bevestigd (zie afbeelding). In de kop
werd de benodigde hoeveelheid magnesiumpoeder gedaan. Bij het
gebruik werd de spiritus aangestoken en in het stukje steel geblazen.
Volgens het handboek van de fotografie verbrandt de verstuivende
magnesium dan met een schitterend licht. Het blazen met de mond
werd echter gevaarlijk genoemd. Daarom werd geadviseerd de steel
te verbinden met "een elastieke buis met peer", zoals die voor het
openen van momentsluiters werd gebezigd.

afb. zeer eenvoudige magnesiumlamp

Noten:
1. H. Tupan: Een fluitje van een pijpesteel. P.K.N. 8e jrg. nr.29, 1985
2. P.R. Huey: Archaeological excavations in the site of fort Orange, a Dutch West India
Company trading fort built in 1624. Bulletin K.N.O.B. tijdschrift van de Koninklijke
Oudheidkundige Bond, jrg. 83, nr.2/3, juni 1985, pg. 68-79
3. F. Scheffel: Wonderen van glas. 1944, pg. 178-179
4. Dr.J.E. Rombouts: Handboek der praktische fotografie, 1902, pg. 382

Pijpelogische Kring Nederland 339

F. Tymstra, De watersnood van 1916 op pijpen afgebeeld

(PKN 1985, 8 (31), 68-72)

Inleiding
Historische gebeurtenissen vormen al eeuwen lang een dankbaar object om op allerlei
voorwerpen te worden afgebeeld. Ook de kleipijp is, getuige de vele voorbeelden, daarvan
niet uitgesloten. In 1916 werd een serie
pijpen uitgebracht met afbeeldingen van
de toen actuele watersnood die grote
delen van ons land trof. Aanleiding tot de
ramp was de weersgesteldheid gedurende
de eerste twee weken van januari in 1916.
Op dat tijdstip was de windsnelheid ruim 3x
groter dan het normale gemiddelde over
de maand januari en er viel veel regen. De
veelal zuid-west tot westenwind zorgde
voor hogere waterstanden dan normaal.
De waargenomen windsnelheden en
windstoten waren, hoewel groot, voor een
storm in ons land niet abnormaal, maar
door de ongunstige richting en de lange
duur van de storm, die zich over twee
vloedgetijden uitstrekte, werden op 13 en
14 januari grote hoeveelheden water de
Zuiderzee ingedreven. De in het land
aanwezige kanalen konden het water niet vlot genoeg afvoeren. Een tweede factor in de
weersgesteldheid was de relatief hoge temperatuur van gemiddeld 6,2 graden celsius met
weinig nachtvorst. Deze temperatuur, in combinatie met de aanhoudende regen hadden
de dijken week gemaakt en daardoor verzwakt. De golven, die over de dijken
heenzwiepten, tastten de voet aan de binnenzijde van de dijk aan. Op 13 januari voltrok zich
het onheil. Op meer dan 10 plaatsen scheurde de dijk open en daardoor kwamen grote
delen van ons land onder water te staan. Het ergst getroffen waren de dorpen en steden in
Waterland, maar ook in Spakenburg, Nijkerk, Eemnes, Zwolle, Meppel, Zaandam en
Rotterdam stroomde het water binnen. Hoewel er relatief weinig slachtoffers onder de
mensen vielen was de schade enorm. Dijken, wegen, huizen, spoor-en tramwegen werden in
een paar uur verwoest. Vee en pluimvee verdronken bij duizenden, land-en
tuinbouwgronden liepen grote schade op. Om het herstel te bekostigen werd een nationale
inzamelingsactie gehouden, die bijval kreeg vanuit het buitenland. De giften stroomden
binnen en uiteindelijk werd een bedrag van meer dan 2 miljoen gulden bijeengebracht. Van
dit geld werden de vluchtelingen, die in korte tijd haard en huis verloren, ondersteund en
kregen de getroffen gemeenten vergoedingen voor dijk- en stadsherstel.

De Firma van der Want en Barras
Deze Goudse fabriek werd door George A.A. Barras en Gerrit Frederik van der Want in 1898
opgericht. In de eerste jaren van hu bestaan leidden de twee firmanten het bedrijf, dat uit
twee af delingen bestond. Enerzijds werd aardewerk gefabriceerd onder de naam REGINA,
anderzijds werden pijpen uitgebracht onder het merk HOLLANDIA. De fabriek claimde het feit
de " Eerste Nederlandsche Fabriek van Geemailleerde Pijpen " te zijn. Dat waren geglazuurde
pijpen, die niet op de traditionele manier gekast werden, maar met behulp van gietklei
gegoten werden in gipsen mallen. Tot deze groep behoorden de overbekende doorrokers
en plateelpijpen. In 1911 stapt Gerrit Frederik wegens gebrek aan opvolging uit de zaak (hij
had geen kinderen) en doet zijn belang over aan 5 zijn neven Dirk en eveneens Gerrit
Frederik. In de praktijk leidde Barras het bedrijf. In de beginjaren verhuisde de fabriek
regelmatig. Via de Keizerstraat, de Turfmarkt en de Zeugstraat belandde de fabriek in 1917
uiteindelijk aan de Oosthaven. Daar heeft de fabriek tot 1979 gedraaid. : Tot 1917 hield de
fabriek zich in hoofdzaak bezig met de fabricage van pijpen. Een opmerkelijke serie is die uit

Pijpelogische Kring Nederland 340

1916, naar aanleiding van de watersnood. Deze doorrokers werden voorzien van
afbeeldingen van de ramp. Voordat de pijp voor de tweede keer de oven inging, werd ze

voorzien van een vuurvast plakplaatje en glazuur.
Na de tweede brand waren plaatje en glazuur
met elkaar samengesmolten. Van de
Watersnoodpijpen zijn 13 afbeeldingen
bekend.Een interessante vraag is of de
afgebeelde voorstellingen natuurgetrouw zijn
weergegeven. Het antwoord is bevestigend.
Hoewel de tekeningen primitief zijn geschetst,
bleken ze gecopiëerd te zijn uit tijdschriften en
ansichtkaarten. Van 6 afbeeldingen heb ik de
lokatie kunnen achterhalen.Op één ervan staat
zelfs in de begeleidende tekst de plaats genoemd:
"WATERSNOOD 1916 MARKEN" . In vergelijking tot
de originele foto' s is het merkwaardig dat de
plaatjes op de pijpen spiegelbeeldig zijn afgedrukt.
-

Afbeeldingen
afb.1 De kerk van Schellingwoude, die o.a.
gediend heeft om het vee onderdak te
verschaffen

afb.2 Watersnood 1916 Marken,omgeslagen
visscherswoningen. In Marken vielen meer dan 15
slachtoffers.Totale schade bedroeg in Marken
f.500.000,-.
WATERSNOOD 1916

Afb.3 Durgerdam. Stolpboerderij met kap en langs
de weg een hek. Hoofdzakelijk materiële schade, hier is veel vee verdronken.

afb.4 Doorbraak bij Monnickendam. Veel waterschade. Monnickendam diende als
toevluchtsoord voor de vele vluchtelingen.

afb.5 Houten woningen die door het
binnendringende water van de palen zijn
weggeslagen op het eiland Marken.

afb.6 Doorbraak bij Katwoude. In totaal
waren er in de Waterlandse zeedijk 11
doorbraken, die een gezamenlijke lengte
van 350 hadden. Het grootste gat had een
lengte van 47 meter.
Veel dank is verschuldigd aan Joh.de Haan
uit Ilpendam voor het inzien van zijn
documentatie.

Bronnen:
N.J.Boon: Herinneringsalbum van den Grooten Watersnood, januari 1916.
Gouds Archief: Adresboeken van de gemeente Gouda 1898 tot 1920. Joh.de Haan:
documentatie, o.a. ansichtkaarten.
Hadewijch Martens: Kunstaardewerkfabriek Regina.(1984) H.P.Moelker: De stormvloed in
Waterland januari 1916.(1975)

Pijpelogische Kring Nederland 341

Kees Faas, De Orde van het Gulden Vlies

(PKN 1985, 8 (32), 76-77)

In oktober 1985 werd Koningin Beatrix tijdens haar staatsbezoek aan Spanje onderscheiden
met de Orde van het Gulden Vlies. Deze hoogste Spaanse onderscheiding werd in 1430 door
Philips de Goede in Brugge gesticht en is
via Maximilliaan I, uit het huis Habsburg,
aan Oostenrijk gekomen. Het hoofddoel
van de orde was de verdediging van de
christelijke godsdienst; nevendoel was
een grotere bloei van de ridderstand.

Onder de Nederlanders, die de orde
kregen bevinden zich:
Willem van Oranje en de koningen
Willem I, II en III en vele edelen,
waaronder Jan van Wassenaar,
burggraaf van Leiden. Zijn wapen,
omgeven door de keten van het
Gulden Vlies met de ramsvacht, is te
zien in de St. Bavokerk te Haarlem.

De Gulden Vlies juwelen bestaan uit een
keten met een gouden ramsvacht, door
Philips de Goede ontleend aan de
Griekse mythologie. Het betreft de vacht
van een aan Zeus geofferde ram,
geplaatst in een tempel en bewaakt
door een nooit slapende draak. Jason
en de Argonauten wisten echter toch
het Gulden Vlies te bemachtigen. De
orde werd regelmatig afgebeeld op
munten (afb.4) en komt ook op enkele
pijpenkoppen voor.
Op de eerste pijpekop (afb.1), gemaakt
tussen 1730 en 1740 (43 mm hoog), staat
aan de linkerzijde Karel V (1500-1558) afgebeeld. Wellicht betreft het een herdenkingspijp,
want in 1530 werd deze vorst uit het Habsburgse Huis door de Paus tot Rooms-Keizer
gekroond. Op zijn rechterhand draagt hij de rijksappel en links het zwaard (vgl. Pijpelogie van
Friederich blz.113,no.1). Onder zijn voeten staan drie Franse lelies en aan weerszijde van zijn
hoofd staat de tekst CAR. DE 5. De rechterzijde van de kop (afb.2) toont de Orde van het
Gulden Vlies. Boven de keten is een bladerkroon en binnen de keten twee gekruiste
zwaarden en de tekst PLUS ULTRA (de allergrootste).
De tweede pijp (afb.3) werd rond 1750 in Gouda gemaakt (hoogte 38 mm). Het hielmerk is
de liggende leeuw en het type komt overeen met afb.5-8 in PKN nr.15, blz. 63 (Het Goudse
pijpenmakersgeslacht Verzijl, door J. van der Meulen).
Keizer Frans I, die staat afgebeeld was in 1736 gehuwd met Maria Theresia van Habsburg,
keizerin van het Duitse rijk en soeverein vorstin van de Oostenrijkse erflanden. In 1745 werd
Frans tot Rooms-Keizer gekroond. Duidelijk is te zien dat hij de keten van de Orde van het
Gulden Vlies draagt.

Pijpelogische Kring Nederland 342

E.A. Zwaneveld, De Goudsche pijp

(PKN 1985, 8 (32), 78-89)

Via Jos Engelen ontving de redaktie, van de fam. Bergmans, een interessant artikel over de
produktie van kleipijpen in de fabriek van P.Goedewaagen & Zn. Dit artikel is geschreven
door E. A. Zwaaneveld en gepubliceerd in het maandblad "Victoria" in 1908.
Hoewel wij er de voorkeur aan geven om originele artikelen te publiceren maken wij deze
keer een uitzondering, vanwege het informatief karakter van het stuk, alsmede de vele
illustraties die afgebeeld staan. Ondanks het verouderd taalgebruik zullen wij het gehele
artikel overnemen, waardoor men zich beter in de sfeer kan inleven.

De Goudsche Pijp

Eenigen tijd geleden vatte ik het voornemen op om den lezers eens een en ander mede te
deelen aangaande de pijpen-industrie te Gouda. Met dit doel voor oogen richtte ik tot de
Heeren P. Goedewaagen & Zn., fabrikanten van pijpen en grof aardewerk te Gouda het
verzoek om hunne fabrieken eens te mogen bezichtigen. Welwillend werd mij dit toegestaan
en in gezelschap van den zoon des eigenaars, deed ik zoo'n aangename wandeling door
de verschillende werkplaatsen, dat dit bezoek niet gemakkelijk uit mijne herinnering zal
verdwijnen. Ik zal nu trachten, alles wat ik zag en hoorde zoo duidelijk mogelijk mede te
deelen. Deze taak is mij bizonder verlicht door de bereidwilligheid, waarmee genoemde
Heeren mij de welgeslaagde kiekjes van de verschillende afdeelingen hunner bloeiende en
grootste pijpenfabriek van Gouda ter verduidelijking en opluistering van mijne beschrijving ter
beschikking stelden.

Bij het binnentreden van het kantoor trekt een zwart bord, waarop een negental kunstig
vervaardigde modellen van pijpen zijn tentoongesteld, onze aandacht. Het zijn de pijpen,
die vervaardigd werden tijdens het bezoek vanonze geëerbiedigde Koningin in gezelschap
van Hare Moeder in de maand April van 1897. En als bewijs van dit Hooge bezoek prijken
sedert dien tijd de handteekeningen in het vreemdelingenboek. Bij het verlaten van het
kantoor treedt men de monsterkamer binnen. Aan den wand ziet men twee borden, waarop
alle in de fabriek vervaardigde soorten pijpen (dit getal bedraagt ruim duizend) zijn
tentoongesteld. Van de eenvoudige stompjes tot de meest bewerkelijke modellen trekken

hier de aandacht. Een zelfde model treft
men ook soms in verschillende kleuren aan.
Kortom voor een ieder zonder onderscheid is
uit deze groote verscheidenheid gemakkelijk
een keus te doen. Met deze monsterborden
voor zich zal ieder aanschouwer moeten
bekennen: "Daar is voor elk wat wils."

Van hier begaven wij ons naar de berg- of

bewaarplaatsen der verschillende soorten

ruwe pijpaarde. Bovenstaande reproductie

(afb.1), vervaardigd naar een

goedgeslaagde fotografische opname,

geeft een getrouw beeld der bergplaats

voor de Belgische of in den omgang ook wel Maastrichtsche klei genaamd. Deze klei, die

afkomstig is uit de Ardennen in den omtrek van Namen wordt uit den grond gehakt. Hierdoor

ontstaan diepe kuilen, die den naam dragen van "puit", d.w.z. put, met daarin uitlopende

gangen. Per scheeps- of spoorgelegenheid wordt de Belgische pijpaarde aangevoerd. Ook

zijn gelijksoortige bewaarplaatsen ingericht voor de Duitsche en Engelsche pijpaarde. De

Duitsche klei, die uit de omstreken van Coblenz afkomstig is, wordt in vrij regelmatige plakken

van kleilagen afgestoken. De Engelsche klei wordt evenals de Belgische aan onregelmatige

stukken uit den grond gehakt. Men ziet toe, dat de lucht en zonnewarmte vrijen toegang tot

de klei hebbenen deze dus allengs droger doen worden. Eerst als de stukken voldoende

Pijpelogische Kring Nederland 343

gedroogd zijn, kan met de verdere bereiding begonnen worden. Op den linkerkant (afb.2)
ziet men de ruwe klompen gedroogde klei, zooals die uit de voorraadschuren zijn gehaald.
Deze groote klompen worden tot kleinere stukjes geklopt en daarna in een grooten bak, die
voor een groot deel met water is gevuld,
geweekt. De gebruikelijke term luidt
"zooken" . Is de klei voldoende doorweekt,
dan laat men het overtollige water door
een in den bodem aangebrachte kraan
wegloopen. Uit den aard der zaak is de
gezookte klei veel te nat om verder
bearbeid te worden.

In de ruimte, die op de teekening
aangegeven is tusschen de bewaarplaats
der ruwe klompen en de plank, waarop de
werkman deze klompen tot kleinere stukjes
breekt, bevindt zich de plaats, waar alles,
wat in de fabriek aan ongebakken klei
afvalt, wordt bijeengebracht. Deze "schrobbeles", zooals deze afval wordt genoemd, wordt
tegelijkertijd met de doorzookte klei in de kleimolen dooreen gemalen en op deze wijze tot
een homogene massa gemaakt, die langzaam onder aan de molen uit een opening te
voorschijn komt en door een ijzer- of koperdraadje wordt afgesneden. De nu verkregen
blokken gemalen pijpenklei worden naar den kelder gedragen, waar zij worden neergelegd
om aldaar een soort van rottingsproces te ondergaan. Alvorens verder te gaan, zij er hier
reeds op gewezen, dat elke soort van pijp ook een meer bepaald daarvoor geschikte soort
klei nodig heeft. De noodige verschillende soorten worden door menging der voorhanden
zijnde hoofdsoorten verkregen. De voor het mengsel benodigde hoeveelheden der ruwe
pijpaarde worden geklopt, gezookt en in den kleimolen nogmaals innig vereenigd. De
voorraad in den kelder is voldoende voor de fabricage gedurende ruim ½ jaar. Naar gelang
nodig is, worden de blokken klei, die zoo ongeveer een jaar gelegen hebben, uit den kelder
gehaald, nogmaals flink in den kleimolen gemalen en daarna naar de fabriek gebracht om
aldaar tot pijpen verwerkt te worden. In het voorbijgaan werd mijn aandacht nog gevestigd
op een geel gekleurde, ijzerhoudende kleiaarde. Van deze kleiaarde, waarvan de
bewerking overigens in niets van de andere soorten afwijkt, worden de in den handel
verkrijgbare roode pijpen gebakken.

Na deze werkzaamheden, die alle betrekking hadden op het klaarmaken van de noodige
grondstof, de "pijpaarde" , komt de thans geschikte pijpenklei in vrij regelmatige vierkante
blokken ter beschikking van den “roller”. Met een ietwat kunstenaarsoog doet de "roller" een
greep in de klei en geeft in een ommezien aan het door hem afgeknepen klompje klei den
vorm van een schietlood aan een dik koord.
Dit is nu de grondvorm van de aanstaande pijp. De roller gaat steeds voort met het maken
van deze grondvormen, en maakt bosjes, die uit 18 stuks van deze allerprimitiefste pijpen
bestaan.
Na den roller komen de bosjes in handen van den "kaster". Stuk voor stuk neemt de "kaster"
deze nog zoo weinig op een pijp gelijkende kleimassa's in de hand. Hij plaatst het
schietloodvorrnige dikkere gedeelte op de goot en brengt de "wijer" door het koordvormige
verlengsel. De "wijer" is een ijzerdraad, dat vooraan een uiterst klein plaatje heeft. Op gevoel
schuift het koordvormige verlengsel tusschen duim en voorste vinger der linkerhand en even
snel verdwijnt de wijer in wat straks de opening in de pijpeschenk zal vormen. Is de wijer tot
op circa 1cM. van de kop gekomen, dan plaatst de kaster het geheel in een koperen vorm.
Deze koperen vormen, die aan de fabriek zelf ontworpen, gegoten en verder afgewerkt
worden, bestaan in het eenvoudigste geval uit twee volkomen op elkander passende
deelen.

Pijpelogische Kring Nederland 344












Click to View FlipBook Version