Op zoek
naar Adriana
Een kleine
familiegeschiedenis
Anneke Kulik-Bakker
voorouders die je niet
gekend hebt
gebeurtenissen in
vroeger tijd
waar je geen weet van hebt
ze hebben er toe geleid
dat jij er nu bent
je hebt je plaats in
het geheel
en ook straks je kinderen
en nog weer later je
kleinkinderen
Colofon
© 2017 Anneke Kulik-Bakker
Ontwerp: Isabelle Vaverka
Beeldbewerking: Fred Kulik
Druk en bindwerk: Pro-book, Utrecht
ISBN: 978-90-823083-3-4
NUR: 242
Uitgeverij A&FP
[email protected]
www.anfproducties.nl
Ter nagedachtenis
aan mijn betovergrootmoeder
Adriana Glas-Dekker
Vissersvrouw in de 19e eeuw
in Egmond aan Zee
Opgedragen aan
Marieke, Eline, Lode en Juno
Mijn stamboom
betovergrootmoeder 1850 Tijs Glas
Adriana Dekker 1824–1904
1829–1909
overgrootvader Neeltje Koper
Arie Glas 1888 1861–1935
1863–1932
grootmoeder David Hendrik
Ariaantje Glas van de Velde
1924 1897–1947
1896–1980
moeder 1951 Jan Bakker
Hendrika Cornelia 1925
(Riet) van de Velde
1927–1996
Anneke Bakker Fred Kulik
1952 1974 1950
dochter zoon
Marieke Kulik Lode Kulik
1978 1986
kleindochter kleindochter
Eline Gommers Juno Vaverka
2010 2017
6
Over mij en dit boekje
Familieverhalen worden waardevoller met de tijd.
Zo beleef ik het nu tenminste. Misschien heeft het
met mijn leeftijd te maken dat ik dit zo ervaar en dat
ik dit verhaal daarom graag wil doorgeven aan de
generaties na mij? Het zou zomaar kunnen.
In Op zoek naar Adriana vertel ik over de familie
geschiedenis van een paar visserso orbelletjes.
De oorringetjes zijn een erfsieraad van mijn betover
grootmoeder Adriana. Na haar dood werden de
oorbelletjes gedragen door mijn grootmoeder Jaantje
en daarna, op een bijzondere manier, door mijn
moeder Riet. In een nieuw ontwerp worden ze nu
gedragen door mijn dochter Marieke. Kleindochter
Eline heeft sinds kort gaatjes in haar oren, dus wie
weet gaat zij dit erfsieraad later ook wel dragen.
Het geeft me voldoening te weten dat het verhaal
rondom de vissersoorringetjes nu bewaard wordt
in dit kleine familieboekje.
Het boekje bestaat uit drie delen. Het eerste deel
Door een sieraad uit de vergetelheid getild vertelt hoe
de vissersfamilie van mijn moeder in Egmond aan
Zee met elkaar verbonden is en hoe de oude vissers
oorringetjes van Adriana een nieuw leven krijgen.
In het tweede deel, Een in woorden geschetst
miniatuur van Adriana Glas-Dekker, verbeeld ik me,
als achter-achterkleindochter van Adriana, wie zij
7
in haar tijd geweest zou kunnen zijn. Drie klein
dochters van Adriana, de zussen Neeltje, Jaantje
en Marie, waren al op jonge leeftijd weduwe. Ik heb
hen alle drie gekend als sterke en zelfstandige
vrouwen. Jaantje was mijn oma. De mannen van
Neeltje en Marie zijn ‘op zee gebleven’. Mijn oma
was als enige van haar zussen niet met een zeeman
getrouwd. Mijn opa werkte bij het spoor en stierf
op vijftigjarige leeftijd aan een hartstilstand op het
perron van Zwijndrecht. Geen van de drie zussen
is later hertrouwd.
Ook Cornelis en Arie, twee broers van Neeltje,
van mijn grootmoeder Jaantje en van Marie, ‘bleven
op zee’. De vrouw van Cornelis, Dirkje Gravemaker,
was in 1926 net in verwachting van hun eerste kind
toen ze van de pastoor het bericht kreeg dat het
schip met haar man aan boord vergaan was. De pas
weduwe geworden Dirkje kreeg een zoon. Hij werd
Cornelis genoemd, naar zijn vader. Mijn oma Jaantje
kreeg kort daarop een dochter, mijn moeder. Zij werd
Hendrika genoemd, naar de moeder van haar vader,
en ze kreeg als tweede naam Cornelia.
Broer Arie was in 1953 op terugreis van
Noorwegen naar IJmuiden toen hij met zijn trawler,
de Catharina Duyvis, overvallen werd door de storm
die ook de watersnoodramp in Zeeland veroorzaakte.
De krant De Tijd schreef op zaterdag 7 maart 1953
over de laatste uren van Arie en zijn schip een
indrukwekkend en hartverscheurend verhaal dat als
bijlage achter in dit boekje is opgenomen.
Hun hele leven lang, wanneer er een storm
opstak, voelden Neeltje, Jaantje en Marie zich
8
verbonden met ‘de mannen op zee’. Bij verlies en
verdriet troostten ze elkaar met de woorden ‘we
hebben ons hoofd maar te buigen’. Het hoofd buigen
was voor hen een vanzelfsprekend onderdeel van
rechtop kunnen staan.
Omdat mijn betovergrootmoeder Adriana
zoveel verlieservaringen te verwerken kreeg heb ik
vooral vanuit mijn identiteit van geestelijk verzorger
naar haar gekeken. Ik vermoed dat Neeltje, Jaantje
en Marie hun levenshouding niet van een vreemde
hadden. In mijn verbeelding zag ik in Adriana dan
ook een vissersvrouw met een sterke mentaliteit en
een grote veerkracht. Een vrouw die in haar leven
een geestelijke zekerheid ervoer die in haar vissers
familie van generatie op generatie werd doorgegeven:
een perspectief van een ‘Behouden Thuiskomst’.
Het derde deel heeft als titel Als de ziele luistert.
In dit deel heb ik lijnen laten samenkomen. Van mijn
betovergrootmoeder Adriana, via mijn grootmoeder
Jaantje en mijn moeder Riet, naar mijzelf. Was er
een rode draad te vinden?
Zonder Fred en Isabelle was Op zoek naar Adriana
niet als boek tot stand gekomen. Ik wil hen beiden
hier daarom graag bedanken. Fred voor de fotografie
en beeldbewerking en Isabelle voor de mooie
vormgeving van het geheel.
Anneke, voorjaar 2017
9
Inhoud
DEEL I p.11
Door een sieraad uit
de vergetelheid getild
DEEL II p.31
Een in woorden geschetst
miniatuur van Adriana Glas–Dekker,
Vissersvrouw in Egmond aan Zee, 1829-1909
DEEL III p.79
Als de ziele luistert
BIJLAGE p.89
De laatste uren van de Catharina Duyvis
(IJM60) en van schipper Arie Glas
Gebruikte bronnen p.96
10
Deel I
Door een sieraad uit
de vergetelheid getild
11
De doos met sieraden
“Misschien moeten we de doos met sieraden van mamma
maar eens uit de kluis halen. Wat vind jij, daarvan An?” vroeg
mijn vader me op een dag. Toen mijn moeder op 6 december
1996 gestorven was, verzamelde mijn vader al haar sieraden in
een grote kartonnen doos. Zeventien jaar lang lag deze doos
in een kluis bij de Rabobank in Spijkenisse. We zijn hem samen
gaan ophalen. Het was spannend om hem te openen, want
na zoveel jaar wisten we niet meer precies welke sieraden er
allemaal in zaten. We zijn met drie kinderen thuis. Ik ben de
oudste, dan komt mijn zus Ariënne en daarna mijn broer Jan
Peter. Mijn vader wilde de sieraden graag op een goede manier
onder ons drieën verdelen. Jan Peter vond dat Ariënne en ik
het onderling maar moesten uitmaken. “Bij ons verdwijnen
ze toch ook weer in een la en kijkt niemand er meer naar om.
Ik weet precies hoe dat gaat”, zei hij. En Bianca, mijn schoon
zusje, voegde toe: “Ze zijn van jullie moeder. Ik vind dat
ze daarom naar Ariënne en naar jou toe moeten.” De sieraden
zouden dus verdeeld gaan worden tussen Ariënne en mij.
Maar hoe pak je zoiets aan?
Het verdelen van de sieraden
Een tijdje later zitten Ariënne en ik samen met mijn vader
aan de grote tafel bij hem thuis in Spijkenisse. Alle sieraden
liggen uitgestald voor ons. “Ik heb het zo gedaan dat ik
sieraden van gelijke waarde bij elkaar heb gelegd. Ik stel voor
dat jullie straks om de beurt een keus maken. Als jullie allebei
hetzelfde kiezen dan loten we.” Mijn vader had er goed
over nagedacht. Om beurten kiezen we een sieraad. Dat loopt
wonderwel heel soepel. We hoeven niet te loten omdat we
verschillende voorkeuren hebben. Ik wil erg graag het kettinkje
dat mijn moeder dagelijks droeg omdat dat bij mij niet alleen
12
13
herinneringen aan haar oproept, maar ook aan Marieke toen
ze klein was. Marieke is mijn dochter en nu inmiddels zelf ook
moeder van een dochter: Eline. Marieke noemde het kettinkje
van mijn moeder vroeger altijd het ‘fietsbrilletje’ van oma.
Ze bleef er vaak met haar haren in vasthaken. “Au oma, mijn
haar zit vast. Au oma, je prikt me met je fietsbrilletje.” Ik hoor
het haar nog zeggen.
Het kettinkje met het ‘fietsbrilletje’ van
mijn moeder waar Marieke vaak met
haar haar in vast haakte
14
Het kettinkje zat
vastgeprikt op een
kaartje. Het handschrift
is van mijn vader
Droeg ze altijd
Mamma
Gemaakt van oorbelletjes
van de grootmoeder van
oma van de Velde
(de meisjesnaam van
mijn oma van de Velde
is Ariaantje Glas)
Ik kies nog een sieraad uit. Het is een gouden kapspeld. Mijn
oma droeg deze aan een kettinkje, zoals mijn moeder later de
oorbelletjes van mijn betovergrootmoeder aan een kettinkje
droeg. Misschien was deze kapspeld oorspronkelijk van mijn
overgrootmoeder, maar hij kan ook van Adriana geweest zijn,
net als de oorbelletjes. Dan zouden deze twee dus bij elkaar
horen. Ik vraag er mijn vader naar. Maar hij weet ook niet meer
te vertellen dan dat wat hij op het kaartje geschreven heeft.
15
Mijn moeder was enig kind. Ze had geen gaatjes in haar
oren. Toen zij deze oude oorbelletjes erfde, liet zij daarom
de ringetjes op een broche vastzetten. Deze broche droeg
ze de rest van haar leven aan een kettinkje. Altijd. Ook als
ze een andere ketting droeg. Dan droeg ze er gewoon twee.
Wij, haar kinderen, besteedden daar nooit zoveel aandacht aan.
We vroegen haar daar ook niet naar. Maar nu had ik mijn
moeder graag willen vragen waarom dit sieraad haar zo
dierbaar was dat ze het elke dag droeg. “Was dit omdat de
oorbelletjes al zo lang in de familie waren? Wat betekende
dat voor jou? Weet jij wat voor vrouw deze voormoeder
van ons was?” Ik vind het jammer dat ik mijn moeder hier
nu niet meer naar kan vragen.
door een sieraad
uit de vergetelheid getild
mijn betovergrootmoeder
ver weg in de tijd
dichtbij in haar oorbelletjes
met welke blik
kijkt zij naar zichzelf ?
welke herinneringen
draagt ze mee in haar hart?
16
De kapspeld
Mijn moeder met haar kettinkje met
de oorb elletjes achter in de tuin in
de Oranjelaan 20 in Spijkenisse
17
De vragen laten me niet los. Welke verhalen zouden mijn
betovergrootmoeder kenmerken? Het enige dat ik van haar
weet is dat ze een vissersvrouw was in Egmond aan Zee.
En ik weet dat ze oudkatholiek was. Dat is alles. Ik weet zelfs
niet hoe ze heet. En er leeft niemand meer die mij dat kan
vertellen. Ik besluit op onderzoek uit te gaan.
Het spoor terug
In het Noord-Hollands archief in geboorte-, trouw- en
overlijdensaktes vind ik haar naam: Jannetje (Ariaantje,
Adriana) Dekker. In haar overlijdensakte staat dat ze is over
leden als Adriana Dekker. Ze leefde in Egmond aan Zee
van 1829-1909. In 1850 trouwde ze met weduwnaar Tijs Glas,
die visser van beroep was. In de huwelijksakte staat dat Tijs
in 1848 eerder gehuwd was met Pietertje Wijker. Uit dat
huwelijk werd in 1849 hun zoon Klaas geboren. Drie maanden
na zijn geboorte sterft Pietertje. Tijs trouwt daarna in 1850
met Adriana. Adriana wordt door haar huwelijk de stiefmoeder
van Klaas.
Ik ontdek het bestaan van het Museum van Egmond en van
de Stichting Historisch Egmond. De gastvrouw in het museum
attendeert me op de ‘online genealogie van Rob Gomes’.
Zo kan ik de stamboom van Tijs en Adriana traceren. De verste
voorvader Glas die ik terug kan vinden is Pieter Jansz.Glas.
Hij werd rond 1615 in Egmond aan Zee geboren.
In de stamboom van Tijs en Adriana ontdek ik hoe de familie
Glas met elkaar verbonden is. De vissersoorbelletjes gaan
van Adriana naar haar kleindochter Ariaantje. Daarna worden
ze vanaf 1980 als broche aan een kettinkje gedragen door
Adriana’s achterkleindochter Hendrika Cornelia (Riet).
Op 4 januari 2015, de 90e verjaardag van mijn vader, worden
18
ze voor het eerst weer als oorbelletjes gedragen door Adriana’s
achter-achter-achterkleindochter Marieke.
Adriana en Tijs krijgen samen nog dertien kinderen. Er valt
me bij de namen van hun kinderen iets bijzonders op. Een
dochter of zoon die geboren werd na de dood van een broertje
of zusje kreeg steevast de naam van het gestorven broertje
of zusje. De eerste zoon van Tijs en Adriana werd Pieter
genoemd. Misschien naar Pietertje, de eerste vrouw van Tijs?
Of misschien naar de verre stamgrootvader Pieter Glas uit 1615?
Het jongetje stierf. Zijn naam ging over op het broertje dat
na hem geboren werd. De tweede zoon van Tijs en Adriana
werd ook Pieter genoemd. Toen ook dit jongetje stierf en
er daarna een dochtertje geboren werd ging zijn naam over
op zijn zusje en kreeg zij de naam Pietertje. Dat de naam
Pieter(tje) bleef voortbestaan was kennelijk belangrijk. Vlak
voor mijn oma geboren werd stierf een ouder zusje van haar.
Dit zusje, Ariaantje, was vernoemd naar haar grootmoeder
Adriana. Toen in het jaar na het overlijden van Ariaantje mijn
oma werd geboren werd de naam van haar gestorven zusje
Ariaantje aan haar gegeven. Zo bleef de naam voortbestaan.
Het was vast omdat zij naar haar vernoemd was dat mijn oma
de gouden oorbelletjes van haar grootmoeder Adriana kreeg.
Als haar oudere zusje niet gestorven was dan had mijn oma
een andere naam gehad en dan had dat zusje waarschijnlijk de
oorringetjes gekregen. Hoe mijn betovergrootmoeder aan haar
oorringetjes kwam weet ik niet. Het kan zijn dat ze een graantje
heeft meegepikt van familie die naar het goud dook van het
Britse oorlogsfregat Lutine. Dit schip was in 1799 met man en
muis vergaan. Het liep in een zware noordwesterstorm tussen
Vlieland en Terschelling op een zandbank aan de grond.
Na de Titanic is dit het beroemdste scheepswrak ter wereld.
Het had goud- en zilverstaven ter waarde van een miljoen
Britse pond aan boord. Voor die tijd een enorme hoeveelheid
19
geld. Het wrak van de Lutine ligt op een stuk zeebodem met
schuivend zand. Tussen 1800 en 1801 werd onder rijkstoezicht
een klein deel van de lading geborgen. Maar daarna verzandde
het wrak meer en meer. Het raakte diep onder het zand.
Bij toeval werd in 1857 ontdekt dat door veranderde stromingen
veel zand van het wrak was weggespoeld. De Alkmaarsche
Courant van 17 augustus 1857 meldt:
“Den 10e Augustus is van Egmond aan Zee uitgezeild de
visscherspink Egmond ’s Hoop van de reeders G. De Groot
en Commissie, met bemanning voorzien van helmen en
duikerstoestel om zo mogelijk de schatten te bergen van
het in 1799 bij Terschelling gestrande Engelse schip Lutine.”
In de periode van 1857-1860, zestig jaar na de stranding
hebben vooral de Egmondse duikers, waaronder Gerrit Wijker,
veel zilver- en goudstaven naar boven gehaald. Hij was de broer
van Jan Wijker, die de stiefvader van Neeltje Koper was, de
moeder van mijn oma. Sommige families in Egmond aan Zee
ging het tijdelijk goed voor de wind. Ineens werden er schepen
gefinancierd of huizen gekocht. Het zou heel goed kunnen
dat de oorbelletjes van Adriana uit die periode stammen.
Maar weten doen we het niet.
Wat ik wel weet is dat veel vissers, ook in Egmond aan Zee,
gouden oorringen droegen. Vroeger was dat gebruikelijk.
Het verhaal gaat, dat wanneer een visser zou verdrinken en
ergens aan land zou aanspoelen, de waarde van zijn gouden
oorbellen genoeg was om hem een christelijke begrafenis
te geven. De meeste vissers waren erg gelovig. Hun oorbellen
waren dus eigenlijk een soort uitvaartverzekering.
Mijn grootmoeder
Jaantje als jonge vrouw.
Wie weet leek ze op haar
grootmoeder Adriana?
20
21
Het meisje in het matrozenpakje (derde rij, tweede van
links) is Jaantje Glas, mijn grootmoeder. Deze foto is
gemaakt in Haarlem, in 1911. Jaantje was toen 14 jaar
22
23
De oude vissersoorringetjes
in een nieuw ontwerp
Marieke heeft gaatjes in haar oren en ze draagt graag oorbellen.
Ik vroeg aan haar wat ze ervan zou vinden om de oude vissers
oorringetjes een nieuw leven te geven. “O, dat vind ik leuk
om die te gaan dragen. Maar ik hou vooral van bewegende
oorbellen”, was haar reactie. We gingen met Marieke’s
wens naar de edelsmid. Zij maakte een ontwerp voor ons.
Afgesproken werd om de oorspronkelijke vissersoorringetjes
in het nieuwe ontwerp intact te laten. We spraken ook af
dat in het nieuwe ontwerp, waar nodig, het goud van de trouw
ring van mijn oma gebruikt mocht worden.
De binnenste oorringetjes zijn de oorspronkelijke ringetjes
van Adriana. De buitenste ringen zijn gemaakt uit het goud
van de trouwring van mijn oma. Beide oorringen zijn ‘vrij
bewegend’ met elkaar verbonden. Marieke droeg haar oorbellen
voor het eerst op 4 januari 2015, de negentigste verjaardag van
mijn vader, bij de presentatie van het boek Als Kunst Thuiskomt.
Voeding voor mijn verbeelding
Naast sieraden zijn er in de familie Glas ook mis- en
sacrament boekjes, bijbeltjes, rouwkaarten, bidprentjes en
krantenknipsels bewaard gebleven, en niet te vergeten de
toespraken die mijn moeder hield bij de uitvaarten van mijn
oma, en de zussen van mijn oma, Neeltje en Marie. Ze voedden
mijn verbeelding over wie mijn betovergrootmoeder Adriana
geweest zou kunnen zijn. In haar toespraken belicht mijn
moeder een tijdsbeeld dat laat zien wat voor de familie Glas
belangrijk was, wat dragende motieven waren in hun leven.
Zij kwamen uit een tijd van materiele schaarste. Ze hadden veel
armoe gekend en waren daarom altijd heel erg zuinig op alles.
24
De broche aan het
kettinkje van mijn
moeder
De trouwringen
van mijn oma
Ariaantje Glas en
mijn opa David
van de Velde
De nieuwe
oorbellen
25
Elk dubbeltje werd omgedraaid. Uit noodzaak omdat het
moest, maar ook omdat ze vonden dat hun kinderen het beter
moesten krijgen dan zij het zelf hadden gehad. Daar hadden
ze alles voor over, en daar was ook hun strenge opvoeding op
gericht. Ze vonden dat je je kinderen moest ‘harden’, en dat
je hen vooral niet mocht verwennen. Belangrijk was dat ze
leerden om te overleven.
Ook Lies, een achternicht van mijn moeder, voedde mijn
verbeelding. Ze is nu 89 jaar en net als mijn moeder een
achterkleindochter van Adriana en Tijs. De moeder van Lies,
Jansje Wijker, en mijn oma, Jaantje Glas, waren nichtjes
van elkaar. Lies vertrouwde mij haar herinneringen aan de
vissersfamilie uit Egmond aan Zee toe.
Lies samen met mijn
moeder achter in de tuin
bij Lies thuis. Het meisje
links is Lies, rechts naast
haar staat mijn moeder
26
27
De kinderen der Zee
Op de tentoonstelling Holland op z’n mooist in het Dordrechts
Museum zag ik de schilderijen van Jozef Israëls (1824-1911) over
het vissersleven aan de Noordzeekust in de tijd van Adriana.
Vooral de schilderijen Na de storm en De verdronken visser
maakten indruk op me.
Jozef Israëls en Nicolaas Beets (1814-1903) waren beiden
geraakt door de tragiek van het vissersbestaan. Ze maakten
daar in 1878 samen een boek over, De Kinderen Der Zee. Nicolaas
Beets schreef gedichten bij de schetsen van Jozef Israëls. De
gedichten en schetsen tonen hoe de vissersgezinnen hun leven
in de zeedorpen aan de Noord-Hollandse kust leefden, en
daarmee ook hoe Adriana en haar familie in Egmond aan Zee
geleefd zouden kunnen hebben. De vrouwen en kinderen op de
schetsen waren immers tijdgenoten van Adriana. Naast mijn
herinneringen aan de verhalen van mijn oma, mijn moeder en
Lies over hun vissersfamilie inspireerden deze schilderijen
en schetsen mij bij het schrijven over mijn betovergrootmoeder
Adriana.
De genen van je voorouders vormen een deel van je wortels.
Maar ook hun opvoeding, het werk dat ze doen of gedaan
hebben, en hun idealen spelen een rol. Carl Gustav Jung
(1875-1961) zegt dat we diep in onszelf archetypische beelden
meedragen die we geërfd hebben van onze voorouders. En dat
we die beelden ook weer overdragen op volgende generaties.
Dat maakt het voor mij interessant om mij te verdiepen in
het leven van mijn voorouders.
28
Jozef Israëls
Groningen 1824–1911, Den Haag
Na de storm, 1858, doek, Amsterdam,
Stedelijk Museum
Zou vader komen? De zee is rustig, maar het moet
gespookt hebben. In het vissersgezin is de spanning
te snijden. De oudere vrouw vreest het ergste, haar
dochter tuurt de zee af en zelfs de jongste voelt
onheil. Israëls bracht de angstige voorgevoelens
subtiel in beeld. Poëtisch, vonden critici. Het
schilderij was het eerste van een reeks rond het
thema vissersdood.
29
Jozef Israëls
Groningen 1824–1911, Den Haag
De verdronken visser, 1861, doek, Londen,
The National Gallery
Vissersleed op groot formaat. Eén visser vond de
dood en wordt nu thuisgebracht. Met gebogen
hoofden trekt de stoet over het duin, de weduwe en
haar kinderen voorop. Verslagen, onwezenlijk nog.
Hier geen vissersromantiek, maar rauw realisme:
de schaduwkant van het vissersbestaan. Verdriet.
Het spreekt uit alles: het grauwe weer, de rouwstoet
en het scheepswrak.
30
Deel II
Een in woorden
geschetst miniatuur van
Adriana Glas–Dekker
Vissersvrouw in
Egmond aan Zee
1829-1909
31
1829 — Adriana’s jeugd
in de oude vissersoorringetjes
van Adriana
opent zich een andere wereld
wie was zij?
hoe leefde ze?
veel blijft ongekend
en toch… misschien…wie weet…
is er meer van haar in ons aanwezig
dan wij vermoeden?
32
De vader en moeder van Adriana krijgen twaalf kinderen.
Zeven dochters en vijf zoons. Vier zussen en twee broers zijn
ouder dan Adriana. Adriana is hun zevende kind. Ze wordt op
vrijdag 18 september 1829 om 23.30 uur ’s avonds in Egmond
aan Zee geboren. Ze is een Derper. Zo worden de mensen
in Egmond aan Zee genoemd. Vier van de vijf kinderen die na
Adriana geboren worden sterven jong. Adriana heeft dat meer
of minder bewust als kind meebeleeft.
Haar zusje Cornelia sterft in 1831, en broertje Cornelis in 1832.
Adriana is dan twee en drie jaar oud. Ze zal zich daar niet veel
meer van herinneren. Adriana is negen jaar als haar jongere
broertje Engel op vierjarige leeftijd sterft. Als drie later haar
broertje Klaas ook sterft is zij twaalf jaar. Ze is nu oud genoeg
om dit bewust te ervaren.
ze is geen uitzondering
alle kinderen maken dit mee
de dood hoort erbij
ze groeit er mee op
ze leeft in een zeelandschap
aan de kust
achter het duin
vertrouwd met tij en ontij
de zee is onmetelijk
en bij tijd en wijle meedogenloos
het werkterrein van de vissers
het is een gevaarlijk bedrijf
ze weet niet beter
33
ze hoort de vissers zeggen: Schets van Jozef Israëls,
we zullen niet leren zwemmen Waar blijft hij?
dan duurt ons lijden korter (in De Kinderen der Zee)
wanneer we vergaan
de dood zelf is niet erg
als het even kan loopt ze het duin op
uitkijkend over zee
naar haar vader en broers
ze luistert naar de wind
het weer kan
onverwacht omslaan
ze voelt wanneer er storm op til is
dan wordt de zee gevaarlijk
dat weet ze
van kinds af aan
ze heeft geleerd
niet teveel nadenken
niet teveel voelen ook
uit zelfbescherming
hard zijn voor jezelf
op ondragelijke momenten
oogkleppen op en doorleven
wat er ook gebeurt
flink zijn
doorgaan
altijd maar weer doorgaan
zo doet iedereen het
haar familie bestaat uit
geharde sterke mensen
34
35
weerbare mensen
met een hechte onderlinge band
iedereen is nodig
dat maakt hen sterk
de vrouwen troosten elkaar
de zee geeft en de zee neemt
de woorden worden diep
in haar ziel gegrift
al haar familie is oudkatholiek
zoals de meeste vissersfamilies
in Egmond aan Zee
in de kerk is daar
de oude pastoor
met zijn Bijbelse verhalen
zijn rituelen en sacramenten
voor haar onbegrijpelijk
en tegelijkertijd
volkomen vanzelfsprekend
ze zet haar oren wijd open
ze moet wel
want ze kan niet lezen en schrijven
ze is nooit naar school geweest
ze luistert naar de stormverhalen uit de bijbel
ze verbindt die met haar eigen meisjesleven
met haar eigen angst
voor stormen
in dit kustlandschap
het begint met
het opwaaiende zand
dat je ogen verblindt
36
duinen kunnen worden weggeslagen
huisjes door de zee verzwolgen
er zijn strandingen voor de kust
vissersboten vergaan
de zee
altijd en eeuwig
onberekenbaar
ze maakt het mee
ervaringen
die haar vormen
ze hoort praten over vrees
vrees voor slechte visvangsten
vrees voor ziekten aan boord
wees niet bevreesd
zegt de pastoor zondags in de kerk
het verhaal van de schipbreuk van de apostel Paulus
ook hij doorstaat in zijn leven
veel gevaren en beproevingen
toch gaat hij door
ze ziet de vissersvrouwen
het ene kind sterft en ondertussen
is het volgende al weer op komst
moeders vaak in de rouw
vaak naar de kerk
voor weer een uitvaart
van een eigen kind
of dat van een buur
Adriana leert van hen
Uw wil geschiede en
beter niet denken aan de dag van morgen
37
elke dag heeft genoeg aan zichzelf
de voortdurende zorg om voldoende eten
voor de kinderen
de zorg om de mannen
het telkens weer afscheid nemen
van de vaders, de broers, de ooms
elke afvaart weer
bij elke uitreis steeds de wetenschap
dat dit het laatste zou kunnen zijn
en dan het wachten
wachten
wachten
en nog eens wachten
biddend
hopend
het uit alle macht
in zee kijkend
waar blijft hij?
ook Adriana wacht
als ze klein is
wacht ze als dochter op haar vader
later als ze getrouwd is
wacht ze als vrouw op haar man
nog weer later
wacht ze als moeder op haar zoons
en als grootmoeder op haar kleinzoons
op de uitkijk staan
zouden ze al terugkomen?
en als het lang duurde
de angst
zouden ze ooit nog wel terugkomen?
38
het dragen van die onzekerheid
werd dat ooit gewoon?
wende dat?
ze leerde
een visser verdronk niet
hij bleef…op zee…
het leven is moeilijk en hard
het is armoe troef
er zijn geen middelen om
daar iets aan te veranderen
de pastoor zegt
pak je kruis op
dat leert ze
dat kan ze
39
1850 — Adriana’s huwelijk
Adriana trouwt in de oudkatholieke Sint Agnes parochie
in Egmond aan Zee. Deze parochie raakt aan het begin van
de 18e eeuw losser en losser van de steeds centralistischer
wordende katholieke kerk van Rome. Als in 1798 de
‘Staatsregeling’, de scheiding van Kerk en Staat, een feit is
en de volledige vrijheid van godsdienst uitgeroepen wordt,
wordt Johannes Glasbergen de nieuwe pastoor van de
Agnes parochie. Tot die tijd hielden de oudkatholieken hun
erediensten in een vervallen schuilkerkje in een oude schuur,
maar met de komst van Johannes Glasbergen besluiten de
vissers om een nieuwe kerk te gaan bouwen in de Zuiderstraat.
De eerste steen voor dit godshuis wordt in 1801 gelegd. In dit
kleine eenvoudige oudkatholieke kerkje in de Zuiderstraat
trouwen Adriana en Tijs met elkaar. Op zondag 23 juni 1850
zegent pastoor Glasbergen hun huwelijk in. Hij is dan al
tweeënvijftig jaar pastoor in het vissersdorp.
In ruim honderd jaar tijd, van 1798-1900, heeft de Agnes
parochie maar twee pastoors gekend. Pastoor Johannes
Glasbergen, die maar liefst 62 jaar lang pastoor is, en pastoor
Johannes Jacobus van Greuningen die, na hem, 40 jaar lang
pastoor is. Beide pastoors spelen een belangrijke rol in het
leven van de vissersfamilies in Egmond aan Zee. Ze zijn
machtig en hebben veel invloed, vooral op de vrouwen.
Wanneer hun mannen op zee zijn gaan de vrouwen met hun
problemen meestal naar de pastoor. Hij is hun raadg ever,
vaak ook in praktische zaken. Dat leidt nogal eens tot conflicten
tussen thuiskomende vissers en de pastoor, wanneer blijkt
dat de vrouwen in overleg met hem beslissingen hebben
genomen waar de vissers het niet mee eens zijn.
40
Adriana groeit op tot een sterke vrouw
het leven van vissersvrouw
zit haar in de genen
als ze twintig jaar is
trouwt ze met Tijs Glas
misschien wel uit noodzaak
Tijs is weduwnaar
zijn eerste vrouw Pietertje Wijker
is gestorven
Tijs bleef achter met hun zoon Klaas
net drie maanden oud
er is veel ‘binnen trouw’ in het zeedorp
dochters van vissers trouwen
met zoons van vissers
er zijn veel huwelijken tussen
achterneven en achternichten
vissersweduwen en -weduwnaars
die met kinderen achterblijven
trouwen met elkaar
ze moeten wel
om de gezinnen draaiende te houden
huwelijken worden altijd op zondag gesloten
omdat er dan niet uitgevaren wordt
wie weet draagt Adriana
op haar huwelijksdag
haar oorbelletjes
het zou zo maar kunnen
41
in haar huwelijksnacht slaapt Adriana
in haar doodshemd
ze draagt het verder niet meer
maar bergt het op
het ligt gewassen klaar
voor als ‘het zover is’
zo doen de vrouwen dat
’t Uitgaan der Redding Boot,
Oude ansicht Egmond aan Zee
42
43
44
Intermezzo I
Jacob Glas —
broer van Tijs en
zwager van Adriana
Bij het huwelijk van Tijs en Adriana is ook de broer van
Tijs, Jacob Glas, aanwezig. Hij is zeven jaar jonger dan Tijs.
Jacob is een beroemde Egmonder geworden. Hij was de
onverschrokken Jaepie-Jaepie, roeier en later bootsman
(schipper) op de Egmondse reddingsboot van 1860-1904.
Hij bracht meer dan 170 schipbreukelingen aan wal.
Jacob voor de reddings
boot in het oude boots
huis. Oude ansicht
Egmond aan Zee, 1900
45
Oude ansicht Egmond aan Zee, 1900. Iets ten noorden
van de Voorstraat. Rechts is de reddingbootschuur te
zien. Je kijkt zo het dorp in richting de oudkatholieke
46