The words you are searching are inside this book. To get more targeted content, please make full-text search by clicking here.

Uitgeverij Essener Thema's Maatschappijleer VMBO BK les-werkboek 23/24 - Inkijkexemplaar

Discover the best professional documents and content resources in AnyFlip Document Base.
Search
Published by Uitgeverij Essener, 2023-07-12 08:42:37

Thema's Maatschappijleer VMBO BK les-werkboek 23/24 - Inkijkexemplaar

Uitgeverij Essener Thema's Maatschappijleer VMBO BK les-werkboek 23/24 - Inkijkexemplaar

Thema’s Maatschappijleer VMBO BK 2023 2024 SCHOOLJAAR Dit boek is van: .......................................................................................................................................................................................................... klas .......................................................................................


Thema’s Maatschappijleer VMBO BK George Rinkel Janine Middelkoop Jenny Schings Judith Tadema Merijn Brada Raymon Raaphorst Rick van Midde Karin Peusens 2023-2024 SCHOOLJAAR Basisberoepsniveau Kaderberoepsniveau


Met dank aan Ferdie Westen Jasper van den Broeke Jenny Schings Marlies Hagers Merel Kuipers Mirjam Tuinder Pieter Schouten Rozelijn van Gurp Simone de Lange Theo Rijpkema Theo Schuurman Speciale dank aan Madeleijn van den Nieuwenhuizen (@Zeikschrift) die deze uitgave inhoudelijk heeft beoordeeld op diversiteit en inclusiviteit Ontwerp binnenwerk Martine Dhondt, Rotterdam Sander Schaper, Studio Nico Swanink, Haarlem Vormgeving binnenwerk Studio Nico Swanink, Haarlem Omslagontwerp Studio Nico Swanink, Haarlem Statistisch beeldwerk Marc Kolle Marjolein Luiken Tekstcorrectie Corrie Roosjen Marrit Sybrandy Ik wil (niet) vliegen! in Wat is maatschappijleer? Auteur: Marc ter Horst Illustratie: Wendy Panders Verhalen in Jongeren, Media en Relaties Auteur: Anke Kranendonk Illustraties: Gemma Pauwels Strip in Politiek ComicHouse.nl Scenarist: Frank Jonker Tekenaar: Hans van Oudenaarden Portretten jongeren in Jongeren Nynke Sietsma Thema’s Maatschappijleer VMBO Basisberoepsniveau - Kaderberoepsniveau Les-werkboek 2023-2024 ISBN 978 90 8674 527 2 © 2023 Uitgeverij Essener BV, Wormerveer Uitgeverij Essener is onderdeel van Malmberg. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm, digitale verwerking of op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande toestemming van de uitgever. Uitgeverij Essener heeft zijn uiterste best gedaan om bronnen en rechthebbenden van beeldmateriaal dat in deze uitgave te zien is, te achterhalen. Wanneer desondanks beeldmateriaal wordt getoond waarvan u (mede)rechthebbende bent en voor het gebruik waarvan u niet als bron of rechthebbende wordt genoemd, ofwel voor het gebruik waarvan u geen toestemming hebt verleend, kunt u contact opnemen met ons via www.essener.nl. De foto’s getoond in deze uitgave hebben niet noodzakelijkerwijs een rechtstreeks verband met de teksten.


Inhoudsopgave 1 Wat is maatschappijleer? 5 2 Jongeren 27 3 Politiek 55 4 Pluriforme samenleving 89 5 Media 113 6 Werk 143 7 Criminaliteit 165 8 Relaties 191 Voor leerlingen Kaderberoepsniveau Op sommige plekken in het boek zie je voor een tekst of opdracht een verticale streep staan. Deze onderdelen van het boek zijn bedoeld voor leerlingen van het Kaderberoepsniveau. Leerlingen van het Basisberoepsniveau mogen deze overslaan. Bekijk video’s Bij een aantal opdrachten kom je een QR-code tegen. Door deze code te scannen kun je een video bekijken die te maken heeft met de opdracht. Een QR-scanner vind je in de app-store, of hij is al op je telefoon of tablet geïnstalleerd. Vernieuwde online leeromgeving In de vernieuwde online leeromgeving van Thema’s vind je alles wat je nodig hebt voor maatschappijleer. Je vindt er lesteksten, vragen, opdrachten en invulsamenvattingen. Ook de video’s en websites die bij de lesstof horen kun je hier heel eenvoudig bekijken. Nieuw dit jaar zijn de fl itskaarten. Hiermee kun je de begrippen oefenen en jezelf overhoren. Vraag je docent of de digitale lesmethode ook beschikbaar is voor jouw klas. We wensen je dit jaar veel succes en plezier! dit jaar zijn de fl itskaarten. Hiermee kun je de begrippen oefenen en jezelf overhoren.


Wat is maatschappijleer? 1.1 De maatschappij 6 1.2 Wat leer je bij maatschappijleer? 10 1.3 Maatschappelijke problemen 14 1.4 Klimaatverandering, een maatschappelijk probleem 18 • Ik wil (niet) vliegen! 20 1.5 Wat vind jij? 22 Begrippenlijst 25


1.1 De maatschappij DE SAMENLEVING IN HET KLEIN Meester Bart is leraar Engels op een vmbo-school in de Bijlmer. “In mijn lokaal barst het van de culturen. Ik heb jongeren in mijn klassen met een Nederlandse achtergrond, maar ook met een Surinaamse, Antilliaanse, Ghanese, Chinese, Turkse en Marokkaanse achtergrond. In mijn lokaal staan 29 stoelen. Eén voor mij, de rest voor mijn leerlingen. Ze hebben allemaal een eigen verhaal. Een groep jongeren die samen hun stukje maatschappij vertegenwoordigen. De samenleving in het klein.” Naar: Facebook Meester Bart “Mijn klas is de samenleving in het klein” Samenleven Samenleven doe je in het klein en in het groot. In je gezin leef je samen met je ouders en je broers en zussen. Je gaat ook om met je vrienden, je klasgenoten en, als je een baantje hebt, met je collega’s. Je hebt anderen nodig Niemand kan zonder andere mensen. Je ouders geven je eten en drinken, liefde en aandacht en ze leren je van alles. Met je vrienden praat je over wat jou bezighoudt en je kunt met ze sporten, shoppen en uitgaan. Ook mensen die je niet kent, doen allerlei dingen voor je. Bijna alles wat jij nodig hebt, is door anderen gemaakt. De kaas op je brood, de apps op je telefoon, enzovoort. Bovendien is er van alles voor je geregeld. Bijvoorbeeld dat je met de bus of de trein kunt reizen, dat internet het doet, dat de winkels vol liggen en nog veel meer. Afspraken maken In de Nederlandse samenleving leven ruim 17 miljoen mensen samen. Omdat iedereen afhankelijk is van anderen, zijn er regels nodig. Deze bepalen hoe we met elkaar samenleven en samenwerken. Er zijn twee soorten regels: gedragsregels en wetten. Gedragsregels zorgen ervoor dat we rekening houden met anderen. Je niest bijvoorbeeld in je elleboog en je bedankt mensen als ze iets voor je hebben gedaan. Daarnaast zijn er allerlei wetten door politici gemaakt waar we ons aan moeten houden. Bijvoorbeeld dat je 1,5 meter afstand moet houden op straat vanwege het corona-virus. En dat stelen strafbaar is. Maatschappijleer Bij maatschappijleer leer je hoe de Nederlandse samenleving in elkaar zit. Je leert over gedragsregels en hoe mensen die aanleren. En hoe de politiek wetten maakt om problemen op te lossen. In dit boek staan acht hoofdstukken over een thema, zoals Politiek, Criminaliteit en Media. Zo leer je telkens een stukje van de samenleving kennen. 6


1 Welke twee soorten regels zijn er? • • 2 Maak de volgende zinnen af: a. Een samenleving heeft regels nodig, omdat: b. Gedragsregels zorgen ervoor dat: 3 Niemand kan zonder andere mensen. Hieronder staan twee zinnen waaruit blijkt dat jij anderen nodig hebt. Maak steeds de zin af. - Als ik mijn rijbewijs wil halen, heb ik hulp nodig van - Als ik op vakantie ga, ben ik afhankelijk van 4 Als je een bijbaantje hebt als oppas of krantenbezorger, zijn mensen ook afhankelijk van jou. Geef een voorbeeld van een situatie waarin iemand afhankelijk is van jou. 5 SpangaS A Noem een gedragsregel die je van een tv-serie zoals SpangaS kunt leren. B Noem een gedragsregel die je op school leert, van bijvoorbeeld je klasgenoten of je leraar. 7 In de serie SpangaS kwamen tot 2022 leerlingen van een school in aanraking met liefde, eenzaamheid, verdriet en vriendschap. SpangaS heeft een eigen YouTube-kanaal, een Instagram-pagina en er zijn SpangaSboekjes en -magazines. Er zijn twee films, een theatervoorstelling en zelfs een game over het Spangalis College gemaakt.


6 Met wie ga je om? Je leeft met veel mensen samen. Mensen van wie je houdt, maar ook mensen die je helemaal niet kent. In deze opdracht laat je zien met welke mensen je te maken krijgt op een schooldag. A Maak eerst op een blaadje of op je telefoon een lijstje van tien personen (of groepen personen) met wie je afgelopen week te maken hebt gehad: - vijf personen met wie je in het klein samenleeft (zoals je ouders of je docent); - vijf personen met wie je in het groot samenleeft (zoals een buschauffeur of iemand van de IT-helpdesk). B Zet jezelf nu in de cirkel en zet de tien personen om je heen. C Zet tussen jezelf en de personen om je heen een lijn. Mensen met wie je in het klein samenleeft krijgen een rode lijn, mensen met wie je in het groot samenleeft krijgen een blauwe lijn. D Voor de mensen met wie je een sterke band hebt: maak de lijn van jou naar hem of haar extra dik. E Schrijf bij elke lijn een kenmerk van de band die je met hem of haar hebt, bijvoorbeeld: ‘verliefd op’, ‘vriendin’, ‘broer/zus’, enzovoort. F Vergelijk jouw tekening met die van een klasgenoot. Wat valt je op? 7 Wet of gedragsregel? Hieronder staan negen situaties. Kruis aan welke situatie over een wet gaat en welke over een gedragsregel. situatie wet gedragsregel 1. Je wacht tot het verkeerslicht groen wordt. SQUARE SQUARE 2. Je sluit bij de kassa achter in de rij aan. SQUARE SQUARE 3. Tot je 16e ga je naar school. SQUARE SQUARE 4. Je niest in je elleboog. SQUARE SQUARE 5. Je zegt ‘u’ tegen de schooldirecteur. SQUARE SQUARE 6. Als je werkt, betaal je belasting. SQUARE SQUARE 7. Je stopt met fietsen om te appen op je telefoon. SQUARE SQUARE 8. Je zegt “dankjewel” tegen een collega die voor je wil invallen op het werk. SQUARE SQUARE 9. Je mag bij voetbal alleen als keeper de bal met de hand spelen. SQUARE SQUARE 8


8 Regels zijn regels Bekijk de foto hiernaast. Op het bordje bij de roltrap staat: ‘Dogs must be carried’. Dat betekent: ‘Je moet je hond hier dragen’. A Deze man houdt zich aan de regels. Dat doet niet iedereen. Noem een regel die jij of je leeftijdgenoten weleens overtreden. B Leg uit waarom jij of anderen die regel soms overtreden. 9 Samenvatting paragraaf 1.1 Gebruik de volgende woorden om de samenvatting compleet te maken: WETTEN - ANDEREN - GEDRAGSREGELS - GEZIN - AFHANKELIJK Je leeft met heel veel mensen samen. Samenleven doe je in het klein, bijvoorbeeld in je . Maar je leeft ook samen met heel veel mensen die je niet kent. Bijna alles wat je nodig hebt, is gemaakt door . Denk bijvoorbeeld aan de apps op je telefoon. Je bent dus van hen . Om te zorgen dat iedereen kan samenwerken zijn er regels nodig. Er zijn twee soorten regels: en . “Weg met telefoons in de klas” Telefoons moeten worden verboden op middelbare scholen, vindt het CDA. Scholen stellen nu zelf gedragsregels op, maar dat levert vaak gedoe op. Daarom is het beter om een verbod in een wet op te schrijven, zegt de partij. Het Alfrinkcollege in Deurne heeft al een verbod ingesteld. Volgens een docent letten leerlingen daardoor beter op. Leerlingen van het Twents Carmel College in Losser schrikken van het bericht. “We bekijken ons rooster nu op de telefoon. Het zou raar zijn als dat niet meer kan.” Naar: AD, RTL Nieuws 9 ACTUEEL A Wat is het verschil tussen gedragsregels en wetten? B In het bericht worden voor- en nadelen gegeven van een telefoonverbod. Bedenk nog een voordeel.


1.2 Wat leer je bij maatschappijleer? 10 “IK ZAG LACHGAS NIET ALS DRUGS” Michael: “Op een verjaardagsfeestje had iemand een tank geregeld en al mijn vrienden deden het. Ik vond het heel leuk. Het geeft gewoon een goed gevoel. Ik zag lachgas helemaal niet als drugs. Mijn vader is dokter en hij vertelde me over de gevaren: dat het slecht is voor je zenuwstelsel. Daar schrok ik van, sindsdien heb ik het niet meer gedaan.” Naar: Het Parool “Sindsdien heb ik het niet meer gedaan” Waarom vindt de één het normaal om te blowen en zal een ander er nooit aan beginnen? Dat komt doordat mensen verschillende dingen belangrijk vinden en daardoor andere keuzes maken. Waarden en normen Sommigen willen lekker feesten, anderen zijn gek van sporten. Dat zijn waarden: alles wat iemand belangrijk vindt. Ook eerlijkheid en gezondheid zijn voorbeelden van waarden. Als gezondheid belangrijk voor jou is, heb je als regel dat je veel gezonde dingen eet zoals groente en fruit. Dat zijn normen: regels over hoe je je moet gedragen. Waarden kun je meestal omschrijven met één of twee woorden. Normen beginnen vaak met zoiets als ‘Je mag niet ...’ of ‘Je moet ...’. Waarden en normen hebben altijd met elkaar te maken. Je vindt het misschien niet leuk dat je ouders je verbieden om naar een concert te gaan, maar je scheldt ze niet uit. Respect is dan een belangrijke waarde voor je. Belangen Bij de keuzes die mensen maken spelen ook hun belangen een rol. Met een belang bedoelen we het voordeel dat je ergens bij hebt. Als je moet kiezen tussen een lesrooster zonder tussenuren en een met iedere dag vier tussenuren, dan kies je natuurlijk voor het eerste. Je bent dan eerder vrij. Soms botst het belang van de één met het belang van de ander. Voor een docent kan jouw lesrooster zonder tussenuren juist heel onhandig zijn, omdat hij of zij dan op twee dagen moet komen. De docent heeft dan een ander belang. Bij veel problemen in de maatschappij kom je zulke tegenstellingen tegen. Macht Bij het maken van keuzes word je beïnvloed door anderen. Stel dat een vriendin tegen je zegt: “Jij gaat toch zeker ook naar het schoolfeest?” Het is lastig om dan nee te zeggen. Jouw vriendin heeft hier macht, de mogelijkheid om het gedrag van anderen te beïnvloeden. Ook je ouders hebben macht. Ze kunnen je verbieden om met vrienden op vakantie te gaan. De overheid verbiedt je om alcohol te drinken en bepaalt vanaf welke leeftijd je rijles mag nemen.


1 Maak de zinnen af: Een waarde is: Een norm is: 2 Mensen hebben verschillende normen en waarden. Maar dat is niet altijd zo. Bedenk een norm die (bijna) altijd voor iedereen geldt. 3 Lees de intro linksboven op bladzijde 10 over lachgas. Noem een waarde en een norm van Michael. Waarde: Norm: 4 Bij de keuzes die je maakt spelen belangen een rol. Maak de zinnen af: - Als ik op de fiets naar school wil, heb ik belang bij goede fietspaden, want: . Als vakkenvuller in een supermarkt heb ik belang bij , want dan kan ik eerder die scooter kopen. - Als scholier heb ik belang bij , want: . 5 Bedenk twee vormen van macht die de overheid over jou heeft. ⏹ De overheid verbiedt mij om alcohol te drinken. ⏹ ⏹ 6 Waarden en normen 11 Bekijk hiernaast de antwoorden op de vraag: ‘Wat vind je belangrijk?’. Maak nu je eigen top vijf. Je mag dezelfde waarden en normen gebruiken als hiernaast, maar je mag ook zelf iets bedenken. 1. 2. 3. 4. 5.


7 Armoede A Over welke waarde gaat deze poster? B Verandert jouw gedrag door deze poster? Leg je antwoord uit. 8 Waarden en normen Hieronder staan waarden en normen. Zet een W bij de waarden en een N bij de normen. SQUARE Je mag iemand niet slaan. SQUARE Je moet je bord leeg eten. SQUARE Trouw. SQUARE Vrijheid. SQUARE Vrede. SQUARE Op tijd komen. SQUARE Een vriend verraad je niet. SQUARE Je mag niet vreemdgaan. SQUARE Gezondheid. 9 Wat vind jij belangrijk? In het schema hieronder staat een aantal waarden. 1. Welke 5 waarden vind jij het meest belangrijk? Maak hiervan een top 5. Zet de getallen 1-5 in de tweede kolom. 2. Welke waarde vind jij het minst belangrijk? Zet bij deze waarde een kruisje in de derde kolom. 3. Schrijf de top 5 van de klas in de vierde kolom. 4. Doe hetzelfde met de minst belangrijke waarde. Welke waarde vindt de klas het minst belangrijk? 5. Bespreek de overeenkomsten en verschillen klassikaal. waarde jouw top 5 minst belangrijk top 5 klas minst belangrijk klas Respect Leuk werk Verkering Veiligheid Geloof Veel geld Avontuur Gezondheid Vriendschap Eerlijkheid 12


A Voor Extinction Rebellion is ‘milieubescherming’ een belangrijke waarde. Bedenk daarbij een norm. Begin met: ‘Je mag niet ...’ of ‘Je moet ...’ B Hebben de actievoerders van Extinction Rebellion macht? Leg je antwoord uit. 13 Samenvatting paragraaf 1.2 Gebruik de volgende woorden om de samenvatting compleet te maken: FRUIT - WAARDE - KEUZES - BELANGEN - MACHT - NORM Mensen vinden verschillende dingen belangrijk. Iets wat je belangrijk vindt, noem je een . Daarbij hoort een gedragsregel: een . Als je gezondheid belangrijk vindt, dan heb je als gedragsregel dat je veel eet. Bij de die mensen maken, spelen ook hun een rol. Dat is het voordeel dat je ergens bij hebt. Sommige mensen kunnen het gedrag van anderen beïnvloeden. In zo’n geval heeft die persoon . 10 Wie heeft de meeste macht? Wie van de vier heeft volgens jou de meeste macht? Leg je antwoord uit. 1 2 3 4 De paus Een soldaat President Biden Een chirurg Actie bij de ‘Nachtwacht’ Jongeren van Extinction Rebellion hebben actiegevoerd in het Rijksmuseum in Amsterdam. Ze zaten met een spandoek voor het schilderij de ‘Nachtwacht’ van Rembrandt. Tijdens de actie sprak Yara (19) de bezoekers toe: “We ontkomen er niet meer aan: de aarde warmt op, de zeespiegel stijgt en het weer wordt extremer.” De actiegroep blokkeerde de afgelopen maanden ook regelmatig snelwegen in Nederland. Extinction Rebellion maakt zich “ernstige zorgen over de klimaatcrisis”. Naar: NOS, Het Parool 11 ACTUEEL


1.3 Maatschappelijke problemen 14 ZIEK DOOR ENERGIEDRANKJE Een jongen (15) uit Zoetermeer is in het ziekenhuis opgenomen na het drinken van 3 liter energiedrank. Kinderarts Rolf Pelleboer: “Ik zie zoveel jongeren met maagproblemen en hartkloppingen: het is troep!” Op de blikjes staan sinds kort waarschuwingsteksten. Pelleboer: “Denkt de minister dat die kleine lettertjes helpen?” Wat is een maatschappelijk probleem? Ruzie met je ouders en liefdesverdriet zijn voorbeelden van persoonlijke problemen, maar het zijn geen maatschappelijke problemen. Criminaliteit en discriminatie zijn wél maatschappelijke problemen, net als gezondheidsproblemen door energiedrankjes. “Liefdesverdriet is rot, maar het is geen maatschappelijk probleem” Een maatschappelijk probleem heeft altijd vier kenmerken: 1. Het is een groot probleem waar veel mensen mee te maken hebben. Met jouw liefdesverdriet hebben niet veel mensen te maken. 2. Er zijn verschillende meningen over. Over liefdesverdriet hebben we allemaal dezelfde mening: iedereen vindt het rot. 3. Je hoort vaak over het probleem in de media: op internet, televisie en de radio. 4. De overheid, bijvoorbeeld een minister of een burgemeester, bemoeit zich ermee. De overheid kan jouw liefdesverdriet niet oplossen. Een voorbeeld van een maatschappelijk probleem zijn files. Veel automobilisten hebben daar elke dag last van. Sommige mensen willen daarom meer wegen aanleggen. Anderen zien liever beter openbaar vervoer. In de regering zit een speciale minister die zich met verkeersproblemen bezighoudt. Vragen stellen Als je een maatschappelijk probleem goed wilt begrijpen, moet je het volgende onderzoeken: 1. Wat is het probleem? 2. Wie zijn er onder andere bij het probleem betrokken? 3. Wat willen ze precies en welke belangen hebben ze? 4. Wat zijn de oorzaken van het probleem? 5. Op welke manieren kan het probleem worden opgelost? 6. Wat is jouw oplossing? Geef duidelijk aan waarom. Wat vind jij? Bij maatschappijleer vragen we je regelmatig hoe jij een maatschappelijk probleem zou oplossen. Wat moet er volgens jou gedaan worden? In een klas verschillen de meningen natuurlijk. Net als in de hele Nederlandse samenleving. Daarom is het belangrijk dat je met elkaar daarover in gesprek gaat en probeert elkaar te begrijpen. In paragraaf 1.5 leer je hoe je een goede mening geeft.


1 Jeugdwerkloosheid is een maatschappelijk probleem. Vul telkens in waarom dat zo is. a. Jongeren zitten soms een tijdje zonder werk. Er hebben dus veel . b. Niet iedereen denkt er hetzelfde over. Er zijn dus verschillende over. c. Je leest er vaak over in de , zoals het internet en de krant. d. De ministers geven geld uit om jeugdwerkloosheid op te lossen. Dus bemoeit de zich ermee. 2 Is het corona-virus een maatschappelijk probleem? Beantwoord eerst de volgende vragen. a. Hebben veel mensen ermee te maken? JA / NEE b. Zijn er verschillende meningen over de aanpak van het virus? JA / NEE c. Hoor je er veel over in de media? JA / NEE d. Bemoeit de overheid zich met dit probleem? JA / NEE Conclusie: het corona-virus is WEL / NIET een maatschappelijk probleem. 3 Leg uit waarom een slechte wifi-verbinding geen maatschappelijk probleem is. 15 Kachel uit door crisis Zo’n 3,3 miljoen Nederlandse huishoudens laten de verwarming uit, ook als het koud is. Dat blijkt uit onderzoek. Ze doen dit vanwege de hoge prijzen voor gas en stroom. In een gemiddeld huis in Nederland was het afgelopen winter 18 graden. Bij Brenda is het nog kouder: 13 graden. “Ik heb geen geld om de hele dag de verwarming aan te zetten. Dat zou me 700 euro per maand kosten”, vertelt ze tegen RTL Nieuws. De politiek heeft lang gepraat over het probleem. Er is nu besloten een maximumprijs voor gas en stroom in te stellen. Naar: RTL Nieuws 4 ACTUEEL A Leg uit dat de hoge prijzen voor gas en stroom een maatschappelijk probleem zijn. Gebruik de vier kenmerken in de lestekst op bladzijde 14. B Hoe zou jij dit probleem oplossen?


5 Het grootste probleem We vroegen jongeren: “Wat zijn volgens jou de grootste problemen in Nederland?” Dit waren de antwoorden: A Vul de hokjes hierboven in: zet een 1 bij het probleem dat jij het belangrijkste vindt, dan een 2, enzovoort. B Probleem nr. 1 = , omdat: C Probleem nr. 2 = , omdat: D Kun je nog een probleem noemen dat niet in de lijst staat en waarvan jij vindt dat het een groot probleem is? 6 Maatschappelijk of persoonlijk? Hieronder zie je drie foto’s. Welke foto’s gaan over een maatschappelijk probleem? Schrijf hier een M bij. Welke foto’s laten een persoonlijk probleem zien? Schrijf hier een P bij. SQUARE SQUARE SQUARE 16 SQUARE opwarming van de aarde SQUARE discriminatie SQUARE werkloosheid SQUARE pesten SQUARE veel verschillende culturen in Nederland SQUARE oorlog SQUARE veiligheid op straat en op school SQUARE armoede SQUARE terrorisme SQUARE drugsgebruik


7 Over welke maatschappelijke problemen praten ze? praat over angst voor terroristische aanslagen. praat over veiligheid op straat. praat over vandalisme. praat over milieuvervuiling. 8 Wat doe je? Stel, je merkt bij het uitgaan dat er jongeren zijn die een mes of een busje pepperspray bij zich hebben. Wat doe je? Kruis één mogelijkheid aan en geef een korte uitleg. SQUARE Ik neem de volgende keer ook iets mee waarmee ik me kan verdedigen. SQUARE Ik neem niets mee, maar let wel goed op dat ik bij een vechtpartij meteen weg kan lopen. SQUARE Ik meld het bij de politie, zonder mijn naam te noemen. SQUARE Ik ga niet meer naar dit soort uitgaansgelegenheden. SQUARE Ik 17 “Ik mag van mijn ouders ’s avonds na 12 uur niet alleen naar huis fietsen. Je weet maar nooit wat je kan overkomen.” Lisa, 15 “Ik krijg op mijn kop als ik afval op straat gooi.” Francis, 11 “Het is toch onbegrijpelijk dat jongeren tijdens oud en nieuw vuurwerk naar de politie en hulpverleners gooien.” Joep, 45 “Laatst hoorde ik dat bij Schiphol iedereen werd gefouilleerd door zwaar bewapende politie.” Johan, 22 Samenvatting paragraaf 1.3 Gebruik de volgende woorden om de samenvatting compleet te maken: DISCRIMINATIE - MAATSCHAPPELIJKE - MANIER - MENINGEN - MENSEN - MEDIA - OORZAAK - OPLOSSING - OVERHEID Drugsgebruik, en criminaliteit zijn voorbeelden van problemen. De kenmerken van zulke problemen zijn: - er hebben veel mee te maken; - er zijn verschillende over; - je hoort vaak over het probleem in de ; - de bemoeit zich ermee. Als je het probleem goed wilt begrijpen, stel je jezelf de volgende vragen: Wat is het probleem? Wie zijn erbij betrokken? Wat willen ze? Wat is de ? Op welke kan het worden opgelost? En: wat vind ik de beste ?


1.4 Klimaatverandering, een maatschappelijk probleem 18 SPIJBELEN VOOR HET KLIMAAT De Zweedse scholiere Greta Thunberg werd wereldwijd bekend toen ze ging spijbelen voor het klimaat. Ze vond dat de overheid te weinig deed voor het milieu. Miljoenen scholieren gingen net als Greta de straat op om in hun land aandacht te vragen voor het klimaat. Dana (17) deed mee aan de demonstratie van Youth for Climate: “Ik ging met de hele klas. Dat is belangrijk. Het gaat om onze toekomst.” “Het gaat om onze toekomst” De klimaatverandering In deze paragraaf bekijken we een maatschappelijk probleem van dichtbij, namelijk de uitstoot van broeikasgassen door kolencentrales. Daarbij gebruiken we de zes vragen uit paragraaf 1.3. 1. Wat is het probleem? Kolencentrales zorgen voor stroom maar stoten ook broeikasgassen zoals CO2 uit. Daardoor gaat de temperatuur op aarde omhoog en verandert het klimaat. Het zeewater stijgt, wat gevolgen heeft voor onze veiligheid. Ook de natuur heeft er last van. 2. Wie zijn er onder andere bij het probleem betrokken? • Scholieren, bijvoorbeeld van Youth for Climate, die merken dat het klimaat verandert waardoor hun toekomst gevaar loopt. • De energiebedrijven, die de taak hebben betrouwbaar en goedkoop stroom te leveren. 3. Wat willen ze precies en waarom willen ze dat? • Youth for Climate eist dat alle kolencentrales direct gesloten worden. Daardoor komen er een stuk minder broeikasgassen in de lucht. • De energiebedrijven willen voorlopig doorgaan met de kolencentrales. Sommige centrales zijn nog nieuw, zonde om ze nu al te sluiten. Bovendien, als we de vijf Nederlandse kolencentrales sluiten, hebben we nog steeds stroom nodig. Bijvoorbeeld uit gascentrales, maar die vervuilen ook. Of overal windmolens neerzetten, maar dat is lelijk. Of stroom uit het buitenland gaan halen, en daar staan ... kolencentrales. 4. Wat zijn de oorzaken van het probleem? Door het verbranden van brandstoffen als olie, kolen en gas is er de afgelopen 100 jaar veel CO2 in de lucht gekomen. Toen wetenschappers zeiden dat CO2 heel slecht voor het klimaat was, nam niet iedereen dat serieus. Bovendien waren alternatieven zoals zonne- en windenergie erg duur. Mensen gingen daarom liever door met olie, kolen en gas. 5. Op welke manieren kan het probleem worden opgelost? De overheid heeft een wet gemaakt waarin staat dat Nederland in 2050 helemaal geen CO2 meer mag uitstoten. En dat energiecentrales die kolen gebruiken in 2030 gesloten moeten worden. Ook komen er op veel plekken grote windmolenparken. 6. Wat is jouw oplossing? Nu kun jij je eigen mening geven. Wat moet er volgens jou gedaan worden? In een klas verschillen de meningen natuurlijk. Net als in de hele Nederlandse samenleving.


1 De klimaatverandering is een maatschappelijk probleem, omdat: • • • • 2 Bedenk een argument dat mensen kunnen hebben tégen een windmolenpark. 3 Kun je nog een maatregel bedenken die de overheid kan nemen om klimaatverandering tegen te gaan? 4 In de lestekst worden twee betrokkenen genoemd: de jongeren en de energiebedrijven. Bij een maatschappelijk probleem zoals de klimaatverandering zijn er vaak verschillende belangen. a. Maak de onderstaande zinnen af: 1. Het belang van de jongeren is: 2. Het belang van de energiebedrijven is: b. Macht is de mogelijkheid om het gedrag van anderen te beïnvloeden. Wie heeft volgens jou meer macht, Greta Thunberg of de overheid? Leg je antwoord uit. 19 Samenvatting paragraaf 1.4 Gebruik de volgende woorden om de samenvatting compleet te maken: GELD - MAATSCHAPPELIJK - KOLEN - BROEIKASGASSEN - BEWONERS - MAATREGELEN De klimaatverandering is een probleem. Dat komt omdat fabrieken, auto’s en vliegtuigen zoals CO2 uitstoten. Daardoor stijgt het zeewater en lopen van gebieden dichtbij zee gevaar. Ook de natuur heeft er last van. Om de gebieden weer veilig te maken zijn er nodig, zoals het sluiten van energiecentrales die gebruiken. De veroorzakers van het probleem willen best meehelpen met oplossingen, maar het moet niet te veel kosten.


“Het vliegtuig vliegt toch” Een paar jaar geleden had koning Willem-Alexander een tweede huis in Mozambique. Journalisten vroegen hem of dat niet slecht voor het klimaat was, heen en weer vliegen tussen Nederland en Mozambique. “Het vliegtuig vliegt toch,” antwoordde onze koning. Waarschijnlijk bedoelde hij: dat vliegtuig vliegt toch wel, of ik nou meega of niet. Maar dat is niet helemaal waar. Voor de KLM heeft het alleen zin om te vliegen als er genoeg mensen betalen. Dus als Willem-Alexander en Máxima en de drie prinsessen een paar keer niet meevliegen, is het vliegtuig misschien net te leeg. Dan denkt de KLM: in plaats van tien vluchten kan het ook wel met negen vluchten per week naar Mozambique. Dat scheelt één keer per week 10.000 kilometer met een Boeing 777. Ongeveer 300.000 kilo CO₂. Naar: Boek Palmen op de Noordpool “Ik heb al een paar keer gestaakt voor het klimaat. Maar nu willen mijn ouders dit jaar naar Thailand. Met het vliegtuig. En eigenlijk wil ik gewoon mee. Maar vliegen is zó slecht voor het klimaat. Aan de andere kant doe ik al best veel. Ik ben al jaren vegetariër, ik koop zo veel mogelijk tweedehands kleren en ik probeer minder lang te douchen. Mijn vriend zegt dat ik gewoon mee moet gaan. Normaal maken we nooit verre reizen. En het vliegtuig vliegt toch. Wat maakt het nou uit wat wij als klein landje doen? Maar ja, als iedereen dat zegt ...” Aniek de Vries (16 jaar) Ik wil (niet) vliegen! Een retourtje Thailand levert per persoon een uitstoot op van 2.700 kilo CO2. Om dat goed te maken kun je bijvoorbeeld: 1,4 jaar rijden in een elektrische auto in plaats van een benzineauto; 2,1 jaar 10 zonnepanelen gebruiken; 5,9 jaar vegetarisch eten; 15 jaar maximaal 5 minuten per dag douchen. Bron: Milieu Centraal Bij de productie van voedsel komt CO2 vrij. Hieronder staat per kilo van deze producten hoeveel kilo CO2 er vrijkomt. Bron: Science Het klimaat verandert. De temperatuur op aarde stijgt. Dit komt door de toename van broeikasgassen zoals CO2 in de lucht. Opwarming is niet te stoppen, maar gaat minder hard als we wereldwijd minder CO2 uitstoten. Daarom neemt Nederland - zelf en samen met andere landen - maatregelen. Wat kun jij doen? 38% oneens 24% twijfel 38% 21% eens oneens 30% twijfel 49% eens “Als mensen minder vliegen, dan verandert het klimaat minder snel.” “Als minder vliegen beter is voor het klimaat, dan vlieg ik minder.” Bron: HvA Adwin Bosschaart 20


1 a. Aniek (op bladzijde 20) doet al veel voor het klimaat. Welke van de dingen die zij doet, doe jij ook? b. Bedenk met de klas ten minste 20 dingen die je kunt doen of juist moet laten voor een beter klimaat. Je docent schrijft ze op het bord. Welke vind jij de beste? 2 Ik vind dat jongeren WEL / NIET meer recht van spreken hebben over het klimaat dan ouderen, omdat: 3 “De koe is toch al dood”, kun je zeggen als je een hamburger wilt eten. Dat is net zo’n argument als “het vliegtuig vliegt toch”. Leg uit waarom dit argument niet klopt. 4 Bekijk de twee taartdiagrammen. Zoek op hoeveel jongeren vinden dat minder vliegen leidt tot minder klimaatverandering. Zoek nu op hoeveel jongeren bereid zijn minder te vliegen. Leg uit wat bijzonder is aan het verschil tussen deze twee percentages. 5 Bekijk de tabel linksonder. Nu je weet hoeveel CO2 vrijkomt bij sommige producten, ga je deze dan minder eten? Leg uit waarom wel of niet. 6 Bedenk dat je een van de volgende personen bent en Aniek het advies moet geven of ze wel of niet moet vliegen. Ik ben DE VADER/MOEDER VAN ANIEK - DE VRIEND VAN ANIEK - EEN VRIEND DIE OOK BIJ DE KLIMAATSTAKING WAS en ik vind dat Aniek WEL / NIET moet gaan, want: 21


1.5 Wat vind jij? 22 TASJESDIEF DOODGEREDEN Een vrouw die in Amsterdam een 19-jarige tasjesdief doodreed, heeft een werkstraf van 180 uur gekregen. De jongen pakte haar tas uit de auto. De vrouw reed vervolgens achteruit, de dief achterna. Daarbij kwam de jongen klem te zitten tussen de auto en een boom. Hij overleed ter plekke. Volgens de rechter heeft de vrouw ‘zeer onvoorzichtig’ gereden. De één vindt het heel erg wat de vrouw in het verhaal hierboven deed. Een ander vindt dat de tasjesdief het heeft verdiend. Als je zegt hoe je ergens over denkt, dan geef je je mening. Bij maatschappijleer hebben we het over maatschappelijke onderwerpen en problemen. In de klas moet je regelmatig je mening geven over dit soort problemen. Het is daarbij belangrijk dat je naar elkaar luistert. Op die manier begrijp je beter waarom iemand iets vindt. Een goede mening Voor een goede mening zijn drie dingen nodig: • Je moet eerst de feiten weten. Een feit is iets wat echt gebeurd is. Iets wat je dus kunt bewijzen. Jongeren hebben tegenwoordig steeds meer schulden. Dat is een feit, want het is door onderzoek bewezen. • Je moet iets van verschillende kanten bekijken. Als twee vrienden ruzie hebben vraag je aan allebei waarom ze boos zijn. Dan pas zeg je wat jij ervan vindt. • Je moet argumenten hebben. Een argument is iets wat je vertelt om uit te leggen waarom je iets vindt. Een ander begrijpt dan beter waarom je iets vindt. Waarden Je kunt verschillende soorten argumenten gebruiken. Bijvoorbeeld een argument dat gebaseerd is op feiten uit een onderzoek. Bij maatschappijleer gaat het vaker om argumenten die gebaseerd zijn op waarden. Als je veel van dieren houdt, kan dat voor jou een reden zijn om geen vlees te eten. Over dit soort argumenten kun je van mening verschillen. Zo hoeft een dierenliefhebber niet per se vegetariër te zijn. “Een dierenliefhebber hoeft niet per se vegetariër te zijn” Gevoelige onderwerpen Juist argumenten gebaseerd op waarden of geloof zorgen soms voor spanningen in de samenleving. Dat geldt ook voor onderwerpen die gevoelig liggen. Denk maar aan een gesprek over homoseksualiteit. Waarom denkt je ene klasgenoot heel anders over dit onderwerp dan een andere? Met welke waarden heeft dit te maken? Het doel van een gesprek in de klas is dat je leert naar andere meningen te luisteren zonder deze meteen te veroordelen. Alleen dan is er sprake van een échte samenleving.


1 Maak de volgende zinnen af: a. Bij maatschappijleer leer je over . b. Bij maatschappijleer leer je ook om een goede te geven. 2 Welke drie dingen zijn nodig voor een goede mening? • • • 3 Lees de intro linksboven op bladzijde 22 over de tasjesdief. a. Noem drie feiten over deze zaak. 1. De vrouw 2. De jongen 3. b. Wat zou je kunnen doen om de zaak van verschillende kanten te bekijken? 4 Ik ben het WEL / NIET eens met de stelling: “Een dierenliefhebber hoeft niet per se vegetariër te zijn”, want: 5 Feit of mening? feit of mening? 1. Lego Masters is een waardeloos programma. 2. 12 x 13 = 156. 3. De paus woont in Rome. 4. Mijn opa is de leukste opa van Nederland. 5. Het is gezonder elke dag verse groente te eten dan elke dag patat. 6. Discriminatie is in Nederland verboden. 7. Witte Nederlanders kunnen niet dansen, want daar zijn ze veel te stijf voor. 23


• Het klassengesprek Bij maatschappijleer hebben we het over maatschappelijke onderwerpen en problemen. Mensen hebben vaak verschillende ideeën over hoe je deze problemen moet aanpakken. Om elkaar goed te begrijpen, is het belangrijk dat je je eigen mening kunt uitleggen. En ook dat je goed naar elkaar luistert. Om daarmee te oefenen houdt je klas regelmatig een klassengesprek. Klassengesprek Voer met enkele klasgenoten een klassengesprek over de volgende stelling: “Energiedrankjes moeten verboden worden voor jongeren onder de 18 jaar.” 24 Regels voor een klassengesprek Als je met elkaar in gesprek gaat, zijn een aantal dingen belangrijk. • Heb respect voor elkaar. Zelfs al ben je het absoluut niet met elkaar eens. • Luister goed naar de ander. Als je zorgvuldig luistert, kun je beter doorvragen. • Laat elkaar uitpraten. Je docent bepaalt wie er aan het woord is. • Verplaats je in de ander. Vraag door als je een argument niet begrijpt. Volgorde van een klassengesprek 1. Kies een stelling. 2. Geef je mening en gebruik hierbij argumenten. 3. Stel je klasgenoten vragen zodat hun mening duidelijk wordt. 4. Luister naar elkaar en vat elkaars argumenten samen. 5. De docent schrijft alle meningen en argumenten op het bord. 6. Begrijp je de argumenten van je klasgenoten? 7. Schrijf op waarover jullie het eens en waarover jullie het oneens zijn. 8. Evalueer het gesprek. Wat ging goed en wat kan beter? Samenvatting paragraaf 1.5 Gebruik de volgende woorden om de samenvatting compleet te maken: ARGUMENT - FEIT - MENING - GEVOELIG - VERSCHILLENDE - PROBLEMEN Bij maatschappijleer leer je over maatschappelijke onderwerpen en . Ook leer je je te geven, dat is hoe je ergens over denkt. Voor een goede mening moet je leren iets van kanten te bekijken. Ook moet je uitleggen waaróm je iets vindt. Je noemt dit een . Een is iets wat waar is en wat je kunt controleren. Sommige onderwerpen liggen . Denk maar aan een gesprek in de klas over homoseksualiteit.


25 Begrippenlijst Een waarde is Een norm is Een belang is Macht is Een maatschappelijk probleem heeft vier kenmerken: 1. 2. 3. 4. Een mening is Een feit is Een argument is 25


Aantekeningen 26


Jongeren 2.1 Hoe word je wie je bent? 28 2.2 Een leven lang leren 32 2.3 Rolpatronen 36 • Laten zien wie je bent 40 2.4 Cultuur 42 • Ik zit eraan vast 46 2.5 Jouw mening over een ander 48 Begrippenlijst 53


2.1 Hoe word je wie je bent? 28 “DOE WAT MET JE MENTALE ISSUES” Ronnie Flex heeft veel last van vliegangst. “Ik heb zes shows in het buitenland gecanceld wegens mijn vliegangst. Ik haal me van alles in mijn hoofd en voel complete paniek. Ik heb geen problemen om over mijn angst te praten. Iedereen is weleens bang en praten helpt gewoon. Omdat ik weet hoe heftig paniek en angst is, steun ik het initiatief #heyhetisoke. Aarzel niet en doe wat met je mentale issues. Check de Instapagina #heyhetisoke en deel je verhaal.” “Iedereen is weleens bang” Aangeboren en aangeleerd Sommige eigenschappen heb je al vanaf je geboorte. Gevoel voor muziek of goed kunnen rekenen zijn aangeboren eigenschappen. Ook seksuele voorkeur of voetbaltalent zijn aangeboren. Je kunt ze niet, of maar heel moeilijk veranderen. Wat je wel kunt veranderen, zijn alle dingen die je tijdens je leven leert: je aangeleerde gedrag. Als klein kind leer je lopen, praten, naar de wc gaan, enzovoort. Sommige dingen leer je juist af. Zo kunnen kinderen die vaak driftig zijn door hulp van een arts hun gedrag veranderen. Ons gedrag is voor een deel aangeboren en voor een deel aangeleerd. Een voorbeeld. Je kunt met je stem klanken maken. Dat is aangeboren. Maar de taal die je spreekt, is aangeleerd. In Nederland leren kinderen Nederlands praten, in Turkije leren ze Turks. Socialisatie Omdat je bent opgegroeid in Nederland, zijn veel van je waarden, normen en gedrag hetzelfde als die van andere Nederlanders. Je spreekt Nederlands en je eet – waarschijnlijk – boterhammen met hagelslag. Het gedrag dat bij de Nederlandse samenleving hoort, leer je tijdens je hele leven aan. Dit noemen we socialisatie: het aanleren van normen, waarden en gewoontes die bij jouw groep of samenleving horen. Als je bijvoorbeeld op een nieuwe school in de brugklas komt, moet je je aanpassen. En op je werk leer je bijvoorbeeld om klanten netjes te helpen. Hoe leren we? Socialisatie gebeurt op vier manieren, namelijk: • Imitatie. Door anderen na te doen, leer je. Kinderen leren swipen op een tablet doordat ze hun ouders nadoen. • Informatie. Je leert ook door alle informatie die je krijgt: van je ouders, leraren, vrienden, internet, tijdschriften en tv. • Ervaringen. Dingen die je meemaakt hebben invloed op je gedrag. Als je tijdens het uitgaan vaak geweld meemaakt, blijf je misschien vaker thuis. • Experimenteren. Wat werkt en wat niet? Als je iemand wilt versieren, merk je snel of je het verkeerd aanpakt. De volgende keer probeer je dan iets anders.


1 Noem van een klasgenoot iets wat aangeboren is en iets wat hij of zij heeft aangeleerd. Naam medeleerling: Aangeboren is: Aangeleerd is: 2 Waarom is taal aangeboren én aangeleerd? 3 Lees de intro bovenaan bladzijde 28 over Ronnie Flex. Is vliegangst aangeboren of aangeleerd? Leg je antwoord uit. 4 We leren een groot deel van ons gedrag door socialisatie. a. Noem vier manieren waarop socialisatie plaatsvindt. • • • • b. Welke van de vier manieren past bij de volgende zinnen? - Je ouders willen dat je om 22:00 uur thuis bent. - De gymleraar laat zien hoe je moet dribbelen. - Dean blowt nooit meer sinds hij er een keer ziek van werd. 5 Donald en Gua 29 Een onderzoeker wilde weten of je een aap kan opvoeden als een mens. Daarom liet hij de chimpansee Gua thuis samen met zijn eigen zoontje Donald (1 jaar) opgroeien. Donald en Gua kregen hetzelfde eten en werden dagelijks in bad gedaan. Ze speelden met elkaar als broertje en zusje. Bij verdriet troostten ze elkaar. Toch liep het mis. Het lukte niet om Gua Engels te leren praten. En Donald ging grommen naar zijn moeder en begon, net als Gua, in de muur te bijten! Toen werd het experiment maar gestopt. Gua ging terug naar de dierentuin. A Welke menselijke eigenschappen nam Gua over? B Welk woord hoort niet in het volgende rijtje thuis? Streep dit woord door. DONALD - GUA - ENGELS PRATEN - AANGELEERD GEDRAG C Leg uit waarom je dit woord hebt doorgestreept.


6 Op wie lijk jij? • Beantwoord de vragen in de tweede kolom. • Noteer in de laatste kolom of je hierin lijkt op je vader of op je moeder, of op iemand anders. vraag antwoord ik lijk op ... Wat is je haarkleur? Ben je druk of rustig? Ben je goed in rekenen? Schrijf je met links of met rechts? Ben je een avond- of een ochtendmens? Wat is je lievelingseten? Wat is je favoriete sport? 7 Max Verstappen 30 “IK BEN NIET GEPUSHT” Max Verstappen is de eerste Nederlandse wereldkampioen ooit in de Formule 1. En hij was op zijn 17e de jongste Formule 1-coureur ooit. Max heeft de liefde voor de autosport niet van een vreemde. Zijn vader Jos deed meer dan honderd keer mee aan Formule 1-races. Zijn moeder Sophie was een heel goede kartracer. “Ik heb als kind niets anders gezien”, zegt Max. “Aan tafel was racen hét gespreksonderwerp.” Toch was racen echt zijn eigen keuze. “Dit was zonder twijfel mijn kinderdroom, die vier wielen en die motor. Ik houd ervan hard te gaan en grenzen op te zoeken. Mijn ouders hebben mij niet gepusht. Dit is wat ik zelf wou. Dit is mijn passie.” Naar: autobahn.eu A Het succes van Max Verstappen komt vooral door zijn AANGEBOREN / AANGELEERDE eigenschappen, want: B Max Verstappen zegt: “Ik houd ervan hard te gaan en grenzen op te zoeken.” Welke manier van leren past daar het beste bij? 8 Aangeboren of aangeleerd? Hieronder staat een aantal situaties. Zet het cijfer 1 erbij als de situatie te maken heeft met een aangeboren eigenschap, het cijfer 2 bij een aangeleerde eigenschap, en 1+2 als het een combinatie van beide is. 1, 2 of 1+2 1. Een timmerman slaat op zijn duim en schreeuwt het uit van de pijn. 2. Een meisje is verliefd op een ander meisje. 3. Een jongen treedt samen met zijn moeder op tijdens een zangwedstrijd. 4. Een voetballer krijgt vaak een rode kaart vanwege zijn ruwe spel. 5. Een zoon wil net als zijn vader boer worden.


9 Van wie ben jij fan? Jongeren imiteren soms een popster, een bekende voetballer of een actrice. Van wie ben jij fan? A Ik ben fan van . Dit is mijn favoriet, omdat B Noem een eigenschap van jouw favoriet die je hebt overgenomen of die je wel zou willen overnemen. Leg uit waarom je juist deze eigenschap noemt. Eigenschap: Uitleg: 31 Samenvatting paragraaf 2.1 Gebruik de volgende woorden om de samenvatting compleet te maken: ERVARINGEN - AANGEBOREN - SOCIALISATIE - AANGELEERD - INFORMATIE - NADOEN - REKENEN - EXPERIMENTEREN Wie je bent, heeft te maken met je eigenschappen en gedrag. Aangeboren eigenschappen, zoals goed kunnen kun je niet of bijna niet veranderen. Het aanleren van normen, waarden en gewoontes noem je . Je kunt iets leren door: 1. Imitatie (= iemand ) 2. Alle die je krijgt 3. Je (alle dingen die je meemaakt) en 4. Door dingen uit te proberen (= te ). “Haaland scoort beangstigend vaak” Trainer Pep Guardiola van voetbalclub Manchester City is onder de indruk van zijn spits Erling Haaland. De Noor scoort namelijk heel veel doelpunten. “De aantallen zijn beangstigend”, zegt Guardiola. “Erling is zo hongerig en wil zo graag scoren. De kwaliteit die wij in de ploeg hebben, helpt hem daarbij. Maar wat hij doet, kan ik hem niet leren. Hij heeft een ongelooflijk goed instinct. Dat heeft hij van zijn moeder en vader gekregen, hij is daarmee geboren.” Naar: RTL Nieuws 10 ACTUEEL A Onderstreep een zin in het nieuwsbericht die te maken heeft met het begrip ‘socialisatie’. B Welk deel van Haalands voetbalkwaliteiten is volgens zijn trainer aangeboren, en welk deel is aangeleerd? Noem van elk een voorbeeld.


2.2 Een leven lang leren 32 RIJ MONO, FIETS MONO De afgelopen jaren neemt het aantal doden in het verkeer weer toe. Een van de oorzaken is afleiding door een telefoon. De overheidscampagne ‘MONO’ wil hier iets aan doen. Mono betekent ‘één ding’. De minister van Verkeer: “Vroeger dacht je bij slingerende auto’s aan dronken bestuurders. Nu weet je dat iemand bezig is met zijn telefoon. We dénken dat we twee dingen tegelijk kunnen, maar dat is niet zo. Appen en rijden gaan niet samen. Neem het risico niet. Rij MONO, fiets MONO.” Je leven lang leren In paragraaf 2.1 ging het over socialisatie. Dit gebeurt op allerlei plekken en op allerlei manieren. • Socialisatie begint bij de opvoeding in het gezin. Je leert er als kind lopen en praten, maar ook dat een boek lezen leuk is. • Op school leer je naast wiskunde en Engels ook samenwerken. Verder leer je op tijd komen en huiswerk maken. • Je praat veel met vrienden en vriendinnen, waarbij je elkaars gedrag, meningen en belangstelling beïnvloedt. • Op een sportclub leer je niet alleen de spelregels, maar ontwikkel je ook doorzettingsvermogen. • Op je werk moet je – net als op school – prestaties leveren en met anderen samenwerken. • Ben je gelovig, dan leef je volgens de regels van je geloof. Je eet dan bijvoorbeeld geen varkensvlees. • Media zoals televisie en internet geven informatie, maar ze beïnvloeden ook je gedrag en ideeën. • Ook de overheid heeft veel invloed op ons. De overheid maakt wetten waarin staat wat wel en wat niet mag. De overheid geeft ook voorlichting, zoals met de campagne ‘MONO’ in het verhaal hierboven. Het doel van socialisatie is dat mensen in de maatschappij goed kunnen samenleven. Je weet wat er van jou wordt verwacht. En wat jij van anderen kunt verwachten. Het socialisatieproces Hoe weet je of je op de juiste manier socialiseert? Dat gebeurt doordat je voortdurend wordt aangesproken op je gedrag. Als je in een winkel voordringt, zeggen anderen daar iets van. We noemen dit sociale controle, mensen in je omgeving letten op hoe jij je gedraagt. “Je wordt voortdurend aangesproken op je gedrag” Sociale controle kan positief zijn, bijvoorbeeld een complimentje van je leraar. Maar ook negatief, bijvoorbeeld strafwerk of een bekeuring. De positieve en negatieve reacties die je bij sociale controle krijgt, zijn bedoeld om je gedrag te beïnvloeden. Zonder na te denken Veel dingen die je aanleert, worden onderdeel van je gedrag. Zoals rechts rijden in het verkeer en je hand opsteken als je iets wilt vragen. Deze dingen doe je automatisch en je hoeft er niet meer over na te denken.


1 Wat is het doel van socialisatie? 2 Noem vier personen die betrokken zijn bij de socialisatie van een kind van 12 jaar. • • • • 3 Lees de intro boven aan bladzijde 32 over ‘MONO’. Welk begrip uit de lestekst hoort hierbij? Leg uit. 4 Een klein kind is erg vervelend en gooit steeds zijn speelgoed door de kamer. Bedenk een positieve reactie en een negatieve reactie die je kunt geven. Positief: Negatief: 5 Goede cijfers 33 1.000 EURO VOOR EEN 9+ Rapper Boef (27) heeft op Instagram regelmatig leuke acties voor fans. Deze keer geeft hij 3 keer 1.000 euro weg. “Het enige wat je moet doen is zorgen dat je deze maand een 9+ scoort op een van je toetsen”, schrijft Boef op Instagram. De fans die niet meer op school zitten, roept hij op om dan maar hun neefje, broertje of zusje te motiveren. “Zorg voor goede cijfers op school, ik zorg voor goede cijfers in je zak.” Naar: De Telegraaf A Leg uit dat de actie van Boef een voorbeeld is van socialisatie. B Wat werkt het beste om jouw gedrag te beïnvloeden: een positieve of een negatieve reactie? Leg je antwoord uit.


6 Sujit groeide op als kip Toen de ouders van Sujit Kumar overleden, was hij nog maar een baby. Zijn opa, die voor hem moest zorgen, sloot hem op in het kippenhok. Vijf jaar lang woonde hij daar tussen de kippen. Hij leerde door nadoen: hij hipte rond als een kip, fl adderde met zijn armen en pikte naar zijn voedsel. Sujit leerde dus niet praten of lezen. Tot hij werd ontdekt door Elizabeth Clayton. Zij besloot voor hem te gaan zorgen. In een speciaal huis leerde hij lopen als een mens, van een bord eten met mes en vork, praten en tanden poetsen. Uiteindelijk ging hij zelfs naar school. Leg uit dat voor socialisatie contacten met andere mensen het belangrijkst zijn. 7 Sociale controle A Sociale controle gebeurt onder andere op school, in de supermarkt of in de trein. Verzin nog twee plaatsen waar je te maken kunt krijgen met sociale controle. • School • Supermarkt • Trein • • B Zet nu alle vijf de situaties uit vraag A op de socialecontrolemeter hiernaast. Zet ze telkens op de plek waar de situatie volgens jou thuishoort. C Kijk naar de sociale-controlemeter van een klasgenoot en bespreek de verschillen. D In een dorp is vaak meer sociale controle dan in een grote stad. Hoe komt dat? 34


8 Van wie leer je het meest? Geef op de lijn hieronder aan hoeveel invloed de genoemde mensen en plaatsen hebben op jouw socialisatie. Zet het nummer met de meeste invloed helemaal links, dat met de minste invloed helemaal rechts. Zet de andere nummers ertussenin. 1. je ouders 3. de overheid 5. de media 7. je werk 2. je geloof 4. je school 6. je vrienden 8. een (sport)vereniging veel invloed weinig invloed Vergelijk als je klaar bent de volgorde van de nummers met die van een klasgenoot. Zijn er verschillen? Leg je keuze aan elkaar uit. 35 Samenvatting paragraaf 2.2 Gebruik de volgende woorden om de samenvatting compleet te maken: NEGATIEF - VRIENDEN - OVERHEID - GEZIN - CONTROLE - HUISWERK Socialisatie gebeurt op allerlei plekken. Bijvoorbeeld in je , waar je leert dat je spullen moet delen. Op school leer je maken. Je gedrag wordt ook beïnvloed door je . Verder vindt socialisatie plaats op een sportclub, op je werk, door je geloof en door de media. Ook de heeft veel invloed op ons. Sociale betekent dat mensen op je gedrag letten. Dit kan positief zijn, maar ook . Nieuw-Zeeland verbiedt roken voor nieuwe generatie Winkels in Nieuw-Zeeland mogen geen sigaretten meer verkopen aan mensen die na 1 januari 2009 geboren zijn. Dat staat in een nieuwe wet. Winkeliers die dat toch doen, riskeren een boete tot ruim 90.000 euro. De Nieuw-Zeelandse minister wil zo een rookvrije toekomst creëren. “Duizenden mensen zullen langer en gezonder leven. Dat scheelt 5 miljard dollar voor ons zorgsysteem.” PvdA-Tweede Kamerlid Mohammed Mohandis is enthousiast: “Dat moeten wij hier ook doen.” De laatste jaren is het aantal rokers in Nieuw-Zeeland flink afgenomen, tot 8 procent van de bevolking. In Nederland rookt nog zo’n 20 procent. Naar: RTL Nieuws 9 ACTUEEL A Gebruik de lestekst op blz. 32. Op welke manier probeert Nieuw-Zeeland de inwoners te socialiseren? B Nieuw-Zeeland maakt gebruik van POSITIEVE / NEGATIEVE sociale controle om het rookverbod te laten slagen, want:


2.3 Rolpatronen 36 “OP SCHOOL WAREN GEEN MEISJES ZOALS IK” Keet Oldenbeuving (16), alias Skatekeet, werd op haar 15e Europees kampioen skateboarden en deed mee aan de Olympische Spelen van Tokio. “Ik denk dat ik 7 was toen ik wist dat ik professioneel skateboarder wilde worden. Zodra ik op mijn skateboard stapte, voelde ik me een ander persoon. Meer mezelf, denk ik. Het is nu gemakkelijker voor meisjes om te skaten. Toen ik begon was het nog echt een jongenswereld. ‘Ben je een jongen of een meisje?’ Die vraag hoorde ik de hele tijd. Best stom, maar ja.” “Ben je een jongen of een meisje?” Rolpatronen In elke samenleving bestaan ideeën over hoe je je zou moeten gedragen. Denk maar aan de kleding die je draagt of het werk dat je doet. Dat heeft te maken met rolpatronen. Een rolpatroon is hoe iemand zich volgens anderen moet gedragen. Een serveerster moet vriendelijk zijn tegen klanten, ook al heeft zij een rotbui. En een huisarts mag jou heel persoonlijke vragen stellen. Rolpatronen zie je vaak in reclames. Daarin gaat de man aan de slag met een nieuwe boormachine en de vrouw ruikt blij aan schoon wasgoed. We noemen dit rolbevestigend gedrag. Rolpatronen veranderen steeds. Vroeger zorgde de vrouw voor de man en de kinderen, zij kookte en deed het huishouden. De man werkte. Tegenwoordig hebben de meeste vrouwen een betaalde baan. Mannen doen vaker dan vroeger het huishouden en zorgen ook voor de kinderen. Gendernormen De normen die ‘horen’ bij het man-zijn of vrouw-zijn, noemen we gendernormen. Gendernormen en rolpatronen zijn handig, omdat je daardoor weet wat je van een ander kan verwachten. Maar ze hebben ook nadelen. Soms voel je je helemaal niet prettig in zo’n rol. Sommige meisjes gaan liever skateboarden dan met Barbies spelen. En sommige jongens willen liever op ballet dan op voetbal. Dit is roldoorbrekend gedrag, gedrag dat niet direct bij de verwachtingen van iemands rol past. Als er een baby wordt geboren, roept de verloskundige: “Het is een meisje” of: “Het is een jongen”. Maar niet iedereen met het lichaam van een jongen, voelt zich vanbinnen een jongen. En niet iedereen met het lichaam van een meisje, voelt zich vanbinnen een meisje. In dat geval ben je transgender. De laatste jaren is er steeds meer aandacht voor mensen die niet in een hokje passen. Ook gendernormen veranderen. Steeds vaker wordt geprobeerd om genderneutraal te zijn. Dan maak je geen onderscheid meer tussen vrouwen en mannen. Zo kun je op verschillende plekken genderneutrale kinderkleding en speelgoed kopen.


1 Noem een rolpatroon dat nu anders is dan vroeger. Gebruik een ander voorbeeld dan in de lestekst staat. 2 Lees de intro bovenaan bladzijde 36 over Skatekeet. Is hier volgens jou sprake van roldoorbrekend gedrag? 3 Leg uit dat sociale controle het soms moeilijker maakt om écht jezelf te zijn. 4 Combineer Trek telkens een lijn tussen de zinsdelen links en rechts die bij elkaar horen. Zie het voorbeeld. 1. Als een huisarts zijn eigen problemen aan jou vertelt 2. Door roldoorbrekend gedrag, 3. Als je je gedraagt ‘zoals het hoort’, 4. Geen onderscheid maken tussen vrouwen en mannen 5. Normen die ‘horen’ bij het man-zijn of vrouw-zijn 5 Niet in een hokje 37 A. kunnen rolpatronen veranderen. B. zijn gendernormen. C. dan is er sprake van rolbevestigend gedrag. D. noemen we genderneutraal. E. dan is er sprake van roldoorbrekend gedrag. A De reclame van Zeeman is ROLBEVESTIGEND / ROLDOORBREKEND, omdat: B Bedenk hoe een reclame eruitziet waarbij heel sterk rekening wordt gehouden met de gendernormen. Vergelijk de antwoorden in de klas. Wat valt op? ZEEMAN KOMT MET BIJZONDERE RECLAME Jongens in roze tutu’s en met piratenzwaard of meisjes achter een drumstel: de reclame over de nieuwe kindercollectie van Zeeman is genderneutraal. Caroline van Turenhout, manager bij Zeeman: “Kinderen denken niet in hokjes. Bij kleding maakt het niet uit voor wie het is bedoeld, maar gaat het erom wie het leuk vindt om aan te trekken. Laat kinderen lekker zelf kiezen wat ze leuk vinden.” Overigens blijven de jongens- en meisjes afdelingen wel gewoon bestaan. Naar: Zeeman


6 Mijn reactie op Shanons post A Een vraag voor de meisjes. Wie geef jij gelijk? Ik geef RAISA / FRANCIS / ALLEBEI gelijk, omdat: B Een vraag voor de jongens. Als je verkering hebt met een meisje, vind jij dan ook dat je vriendin zich zo moet kleden als de populaire meiden in de klas van Francis? Leg je antwoord uit. C Leg uit dat het besluit van Raisa te maken heeft met gendernormen. 7 Welke foto weg? Hieronder zie je vier foto’s. Noteer welke foto er volgens jou niet bij hoort en waarom. TIP! Het gaat om het begrip ‘rolpatronen’. LET OP! Er zijn meer goede antwoorden mogelijk. Foto hoort er niet bij, omdat: 38 “Ik reageer op Shanon die postte dat ze het raar vond dat je je benen moet scheren en dat je alleen populair bent als je grote billen hebt. Bij mij in de klas zitten 12 meisjes en 18 jongens. Bijna alle meiden maken zich helemaal op en dragen strakke shirtjes en strings. Dan denken ze dat ze populair zijn. Ik doe dat niet, dus ben ik niet populair. Mijn (ex-)vriendin Raisa en ik hadden elkaar beloofd dat we ons niet zouden opmaken, behalve voor een feestje of zo. Maar nu kwam ze een maand geleden naar mij toe en zei: “Ik heb een vriendje nodig. Dus ik kap met die belofte.” En nu loopt ze er als een hoer bij. Sorry voor het woord. Maar ze heeft nu wel een vriendje. Dit is raar, want dat betekent dat je je dus moet opmaken en rare truitjes en strings moet dragen om een vriendje te krijgen en dat vertik ik. Dus dan zal ik maar alleen door het leven moeten.” Francis 1 2 3 4


8 Klassengesprek Voer met enkele klasgenoten een gesprek over een van de volgende stellingen. TIP! Lees voordat je begint bladzijde 24. Daar staat hoe je een klassengesprek voert. 1. “Er moet geen verschil zijn tussen speelgoed voor jongens en voor meisjes.” 2. “Jongens horen stoer te zijn, meisjes zorgzaam.” 3. “Meisjes moeten in officiële wedstrijden ook tegen jongens kunnen sporten.” 4. “Het is goed dat winkels genderneutrale spullen verkopen.” 39 Samenvatting paragraaf 2.3 Gebruik de volgende woorden om de samenvatting compleet te maken: ROLBEVESTIGEND - GENDERNORMEN - BETAALDE - STOER - ROLPATROON - VROEGER Van jongens wordt verwacht dat zij zich gedragen. Dit heeft met het te maken. Rolpatronen blijven niet altijd hetzelfde, maar veranderen. bijvoorbeeld waren bijna alle vrouwen huisvrouw. Nu hebben ze vaak een baan. zie je vaak in reclames, bijvoorbeeld als een man een boormachine gebruikt. We noemen dit gedrag. Mensen die zich juist niet aan deze normen houden, laten roldoorbrekend gedrag zien. “Superblij met X” Raven van Dorst is “superblij” dat het gelukt is: een nieuw paspoort met een ‘X’ bij ‘geslacht’. Die ‘X’ betekent ‘genderneutraal’. Zo’n paspoort moet je via de rechter aanvragen. Raven noemt het traject en de bijkomende kosten “een uitputtingsslag”. “Het kostte even 37 jaar, maar dan heb je ook wat. Speciaal m’n snor laten staan voor de gelegenheid”, grapt Van Dorst op Instagram. Van Dorst is geboren als intersekse persoon, met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtskenmerken. Naar: AD 9 ACTUEEL A Wat betekent genderneutraal? B Van Dorst moest het nieuwe paspoort via de rechter aanvragen. Het kan dus niet via de normale weg, namelijk bij de gemeente. Wat vind je daarvan? Bespreek je antwoord met een klasgenoot.


• Laten zien wie je bent 40 NAAM: Ties, 15 jaar, derde klas havo OMSCHRIJF JEZELF EENS? “Mensen denken dat ik een punker ben, maar het is meer ‘grunge’. Gewoon alternatief. In mijn vriendengroep houden we allemaal van oude punkmuziek, maar ik houd ook van ‘indie-muziek’. Voor de lockdown gingen we vaak naar concerten. Vrienden kraakten een leegstaand kantoor, daar maken we samen muziek.” HOE ZIEN JE KLASGENOTEN JOU DENK JE? “Ik zie er wel iets anders uit dan de meesten in mijn klas. Punk heeft een bepaalde cultuur. Punkers proberen zo veel mogelijk te doen wat ze zelf willen, dat spreekt me aan. Wij trekken ons niets aan van wat anderen zeggen.” ZIJN ER SUBCULTUREN IN JOUW KLAS? “Niet echt, iedereen ziet er hetzelfde uit. Het lijkt wel alsof mensen zich te veel zorgen maken over wat anderen denken. Mensen willen niet gepest worden of zich buitengesloten voelen.” WAT WIL JE LATER WORDEN? “Ik hoop dat ik iets in de muziek kan doen. Ik drum al sinds ik kleuter was en ik ben ook bezig met gitaarspelen. In de zorg werken lijkt me ook wel wat.” NAAM: Wessel, 13 jaar, brugklas havo OMSCHRIJF JEZELF EENS? “Als een gezellig, druk iemand. Ik hockey en train twee keer per week. Ik geef ook training aan jonge kinderen.” HOE ZIEN JE KLASGENOTEN JOU DENK JE? “Ik denk niet als een hockeyer. Dat is geen aparte groep, hockeyers kleden zich misschien wat sportiever. Niet in een joggingbroek hoor. Het zit superlekker maar het ziet er niet mooi uit. In mijn klas zijn meiden veel bezig met hun uiterlijk. Sommigen vragen iedere dag of ze wel mooi zijn en maken dan een selfie. Best irritant. Dan denk ik: dat vroeg je gisteren toch ook al? Ik hou niet zo van die ijdeltuiterij.” ZIJN ER SUBCULTUREN IN JOUW KLAS? “Niet echt. Je hebt gewoon vriendengroepjes. Niet omdat ze er op een bepaalde manier uitzien. Als je er heel apart uitziet, krijg je op sociale media al snel commentaar, daarom doen mensen dat niet zo snel.” WAT WIL JE LATER WORDEN? “Sportmanager. Ik wil ook wel professioneel hockeyer worden, maar dan verdien je veel minder. Dus liever manager.” NAAM: Meïra, 13 jaar, brugklas havo/vwo OMSCHRIJF JEZELF EENS? “Ik ben creatief. Ik teken veel en kan mijn eigen kleding naaien. Ik doe ook aan ballet en ik ga minstens twee keer per week naar het strand. Dan zit ik met de voeten in zee of zoek schelpen. Soms ga ik zwemmen.” HOE ZIEN JE KLASGENOTEN JOU DENK JE? “Als een stil persoon die achter in de klas zit. Ik zeg bijna nooit wat. Er is groepsvorming in mijn klas. De ene groep bestaat uit alleen maar meisjes die allemaal op elkaar lijken, de andere groep bestaat uit jongens die allemaal op elkaar lijken.” ZIJN ER SUBCULTUREN IN JOUW KLAS? “Bijna alle kinderen in mijn klas hebben rijke ouders en sommige meisjes pronken daarmee. Ik vind dat niet goed voor de wereld en het is irritant. Er zijn vooral hockeymeisjes in mijn klas. Ze dragen hun lange haar in een staart. Bij de jongens heb je atletiekjongens en gamers.” WAT WIL JE LATER WORDEN? “Iets waar ik blij van word, niet zomaar een baan om alleen maar geld mee te verdienen. Het liefst wil ik detective in New York worden.”


Vragen over de interviews Lees de interviews goed door. Maak daarna op een apart blad de volgende vragen. 1 Op wie van deze jongeren lijk jij het meest? Schrijf de naam op en wat jullie overeenkomsten zijn. 2 Met wie van deze jongeren verschil jij het meest? Schrijf de naam op en waarin jullie verschillen. 3 Heb je ook een overeenkomst met de jongere bij jouw antwoord op vraag 2? 4 Is het voor een vriendschap belangrijk dat je op elkaar lijkt? Leg je antwoord uit. 5 Felipe, Wessel, Meïra en Ties zeggen dat de meeste jongeren in hun klas er hetzelfde uitzien. a. Leg uit wat het begrip ‘socialisatie’ hiermee te maken heeft. b. Leg uit wat het begrip ‘rolpatronen’ hiermee te maken heeft. 6 Meïra en Wessel hebben het over gendernormen. Uit welke stukjes tekst blijkt dat? 7 Florianne, Felipe en Ties hebben een verschillende stijl, maar delen wel eenzelfde norm. Welke norm is dat? 8 Schrijf nu de vragen uit de interviews over en beantwoord ze zelf. Doe het zo dat iemand die jou niet kent een goed beeld van je krijgt. Laat je antwoorden daarna aan een klasgenoot lezen. Klopt het beeld dat je van elkaar hebt met de antwoorden? 41 NAAM: Felipe, 16 jaar, vierde klas mavo OMSCHRIJF JEZELF EENS? “Ik ben altijd bezig met acteren en had een rolletje in een Videolandserie. Ik ga graag om met andere acteurs. Bij ons is alles bespreekbaar. Als we elkaar zien knuffelen we en geven elkaar een kus. We filosoferen over het leven. Mijn klasgenoten zijn terughoudend in het bespreken van veel onderwerpen. Ik denk dat ik en mijn vrienden ‘open minded’ in het leven staan.” HOE ZIEN JE KLASGENOTEN JOU DENK JE? “Als een outsider denk ik. Ik kleed me anders. Ik houd erg van mode, fashion is mijn hobby. Sommige klasgenoten vinden me een beetje raar in hoe ik doe en hoe ik me kleed, denk ik. Joggingpakken zijn echt een ‘no-go’ voor mij.” ZIJN ER SUBCULTUREN IN JOUW KLAS? “Niet echt. De meeste klasgenoten lijken op elkaar en zijn veel bezig met de mening van anderen. Dat zie je ook terug in hun kleding. Zo saai. Ze zijn bang om op te vallen en durven niet zichzelf te zijn. Ik gedraag me juist precies zoals ik wil.” WAT WIL JE LATER WORDEN? “Filmacteur. Voor de camera dus, niet in het theater.” NAAM: Florianne, 17 jaar, eerste jaar Grafisch Lyceum OMSCHRIJF JEZELF EENS? “Gewoon alternatief. Ik heb mijn eigen kledingstijl en draag waar ik zin in heb. Meestal heel meisjesachtig. Ik hoor eigenlijk niet echt bij een groepje. Ik zat hiervoor op het vmbo, daar was ik de creatieveling denk ik. Ik ben erg gedreven en werk hard.” HOE ZIEN JE KLASGENOTEN JOU DENK JE? “Op mijn vorige school werden de leerlingen van mijn groepje gezien als de rustige, beetje alternatievelingen. Wij waren beleefd tegen de docenten en zochten geen ruzie. Er is altijd een groep die dat iets voor kneuzen vindt.” ZIJN ER SUBCULTUREN IN JOUW KLAS? “Op de school waar ik nu zit, is iedereen knettercreatief, ook met kleding. Een meisje uit mijn klas is motorchick, met piercings. Echt een ‘legend’. Een ander meisje maakt haar eigen truien en weer een ander is veel met spiritualiteit bezig. Iedereen is zichzelf, zo vet. Ik durf nu ook meer te experimenteren, mijn kleding is uitbundiger.” WAT WIL JE LATER WORDEN? “Schrijfster en animator. Het liefst wil ik later mijn eigen animatieserie maken. Maar als ik bij een reclamebureau 3D-ontwerpen mag maken, vind ik dat ook tof.”


2.4 Cultuur 42 TYPISCH NEDERLANDS Het hoeft maar een paar dagen te vriezen, en dan krijgt heel Nederland schaatskoorts. Overal in het land gaan mensen het ijs op, en worden er door ijsverenigingen tochten georganiseerd. Maud (21): “Het mooiste is de snelheid, de wind om je heen. Het is supercool.” Schaatsen op natuurijs is iets typisch Nederlands. Het staat dan ook op de lijst met voorbeelden van de Nederlandse cultuur die door VN-organisatie UNESCO is samengesteld. Op de lijst staan verder de Vierdaagse van Nijmegen, Sint Maarten, het Zomercarnaval in Rotterdam en het Sinterklaasfeest. “Schaatsen is supercool” Cultuur Veel Nederlanders hebben dezelfde waarden, normen en gewoontes. Met Koningsdag is iedereen vrij, we spreken Nederlands en de meeste mensen hebben een fiets. We gedragen ons naar de cultuur van de samenleving waarin we opgroeien. Cultuur is alle waarden, normen en gewoontes die mensen in een bepaalde groep met elkaar delen. Er is een Nederlandse cultuur: waarden en normen die voor de hele samenleving gelden. We vinden vrijheid van meningsuiting bijvoorbeeld erg belangrijk. Dat noemen we de dominante cultuur, een cultuur die bij een heel land hoort. Deze cultuur leren we door socialisatie (zie paragraaf 2.1 en 2.2). Subculturen Binnen Nederland zie je ook allerlei kleine groepen. We noemen dat subculturen. Een subcultuur is de cultuur van een kleine groep mensen. Subgroepen hebben hun eigen kenmerken. Limburgers en Brabanders vieren bijvoorbeeld uitgebreid carnaval. In de rest van Nederland is dat niet zo. Ook het geloof kan een subcultuur zijn. Zo is ongeveer 5  procent van de Nederlanders moslim en houdt zich aan de regels van de islam. Andere Nederlanders zijn bijvoorbeeld katholiek, hindoe of joods. Of ze hebben helemaal geen geloof. Jij zit zelf ook in verschillende subculturen. Je bent een scholier, je doet misschien aan sport of je houdt van een bepaalde soort muziek. Dat zijn allemaal subculturen met eigen gewoontes. We zeggen ook wel: elke groep heeft zijn eigen cultuur. Vaak kun je ze herkennen aan hun uiterlijk, kleding of muziek. Denk maar aan gothics of leden van een motorclub. Jongerencultuur Als jongeren veel dingen met elkaar delen, zoals muziek, kleding en andere gewoontes, vormen ze met elkaar een jongerencultuur, een groep jongeren met dezelfde waarden, normen en gewoontes. Als je bijvoorbeeld van K-Pop houdt, ga je samen met andere fans naar concerten. Een ‘klik’ hebben Je hoort bij een subcultuur omdat je graag omgaat met mensen die op je lijken. Bijvoorbeeld omdat ze hetzelfde gevoel voor humor hebben of net als jij op voetbal zitten. Die overeenkomsten zorgen ervoor dat je een ‘klik’ hebt en goed met elkaar kunt opschieten.


1 De Nederlandse cultuur is alle waarden, normen en gewoontes die mensen in ons land met elkaar delen. Geef hieronder van alle drie de onderdelen een voorbeeld dat met jou te maken heeft. • Waarden: • Normen: • Gewoontes: 2 Wat is het belangrijkste verschil tussen de dominante cultuur en een subcultuur? 3 Welke jongerenculturen zijn er bij jou op school? Je kunt er zelf twee bij schrijven. SQUARE Skaters SQUARE Rappers SQUARE Emo’s SQUARE Kakkers SQUARE Nerds SQUARE SQUARE Stoners SQUARE Sporters SQUARE 4 Noem minstens twee subculturen waar jij bij hoort. Leg ook steeds kort uit waaraan je kunt merken dat je bij deze subcultuur hoort. 5 Welke subcultuur? Hieronder staan afbeeldingen van subculturen. Schrijf bij iedere foto om welke subcultuur het gaat plus een kenmerk van deze subcultuur. 43


6 Make love, not war 44 De hippies zag je voor het eerst in Amerika. Ze vielen op doordat ze in groepen samenwoonden, hasj rookten, lang haar hadden en lange wijde blouses en jurken droegen. Ze vonden geld niet zo belangrijk. In Amsterdam sliepen de hippies ’s nachts buiten in het Vondelpark of op de Dam. Hippies demonstreerden tegen de oorlog. Ze deelden bloemen uit aan soldaten en riepen: “Make love, not war.” BIJ SCOUTING TELT IEDEREEN MEE Amy (16): “Scouting is helemaal mijn ding. Bij scouting kun je altijd helemaal jezelf zijn. Want wie je ook bent, hoe je er ook uitziet, wat je ook kunt: bij scouting telt iedereen mee. Je wordt gerespecteerd om wie je bent. Ik kwam bij scouting via een buurmeisje. Ik voelde me meteen thuis. Het creatieve, de sfeer, de manier waarop mensen met elkaar omgaan: dat sprak mij heel erg aan. Bij scouting ontdek je waar je goed in bent.” “BILALS DOOD KOMT DOOR DRILLRAP” Vrienden en familie van Bilal Aydin linken zijn dood aan drillrap. De 20-jarige Bilal werd eind december 2019 doodgestoken in Den Haag. In drillrap worden de drugshandel en het geweld dat daarbij hoort verheerlijkt. In video’s dragen jongeren bivakmutsen en zwaaien met steekwapens. In Engeland krijgen sommige drillrappers een woordenverbod: ze mogen niet rappen over drugs, geweld of rivaliserende bendes. Naar: Danny op Straat (NTR) Als hippies nu zouden leven, waar zouden ze dan tegen protesteren, denk je? Welk kenmerk van een jongerencultuur vind je het meest bij scouting passen en waarom? Geef je mening over de stelling: “Popsterren zijn voorbeelden voor jongeren, of ze nu willen of niet.” Geef ten minste één argument bij je mening. 7 Bij een groep horen 8 Voorbeeldfunctie


9 Klassengesprek Voer met enkele klasgenoten een gesprek over een van de volgende stellingen. TIP! Lees voordat je begint bladzijde 24. Daar staat hoe je een klassengesprek voert. 1. “In Nederland bestaat geen dominante cultuur.” 2. “Als je bij een jongerencultuur hoort, ben je een meeloper.” 3. “Nederlanders zijn tolerant.” 4. “Er zijn in Nederland niet echt verschillen tussen de subculturen.” 5. “De meeste jongerenculturen hebben geen waarden en normen, alleen gewoontes.” 45 Samenvatting paragraaf 2.4 Gebruik de volgende woorden om de samenvatting compleet te maken: CULTUUR - DOMINANTE - GEWOONTES - LIMBURGERS - JONGERENCULTUUR - SUBCULTUREN - VRIJHEID Alle waarden, normen en van een groep mensen noem je een . De van meningsuiting en Koningsdag behoren tot de cultuur. Toch zijn er ook verschillen tussen Nederlanders. Naast de dominante cultuur zijn er ook veel met allerlei eigen normen en waarden. Een goed voorbeeld van zo’n groep zijn . Zij hebben hun eigen gewoontes, zoals carnaval vieren. Een subcultuur van jongeren noem je een . Oneens! Pauze tijdens ramadan De KNVB wil spelers die meedoen aan de ramadan tegemoetkomen. Daarom heeft de voetbalbond nieuwe afspraken gemaakt. Als de zon ondergaat tijdens een wedstrijd in de ramadan-periode, kan de scheidsrechter de wedstrijd even stilleggen. Zo kunnen de voetballers die vasten even wat eten en drinken. De KNVB volgt hiermee het voorbeeld van de Engelse Premier League. De Marokkaans-Nederlandse voetballer Karim El Ahmadi noemt het “een heel mooi gebaar”. “Het eten en drinken duurt hooguit twee minuten. Het is mooi voor de spelers, dit is heel belangrijk”, aldus de oud-voetballer van Feyenoord. Naar: NOS, AD 10 ACTUEEL A Rekening houden met de ramadan hoort WEL / NIET bij de voetbalsubcultuur, want: B Rekening houden met de ramadan hoort WEL / NIET bij de dominante cultuur in Nederland, want:


Ik zit eraan vast Shit man, ik weet het niet. Wat moet ik doen? Laten weghalen? Ik heb er hartstikke veel geld voor betaald. Een heel jaar heb ik pizza’s bezorgd om te kunnen sparen. Ziek veel ruzie thuis gehad omdat mijn pa en ma zo’n ding niet wilden. Ze vonden het asociaal en lelijk. Ik dacht: laat maar, als ik 18 ben, hebben jullie niks meer over me te zeggen en doe ik het lekker toch. Op mijn verjaardag lag ik in de stoel en wachtte net zolang totdat het ding goed zat. Het stond schitterend. Thuis zei niemand er iets over, dat vond ik wel jammer. Twee maanden lang liep ik apetrots rond. Iedereen mocht zien wat ik had. En ik maar lachen. Het leek wel alsof mijn vrienden meer ontzag voor me hadden. Ik begon me een beetje de koning van de buurt te voelen. Ik vond een superleuk meisje op Tinder. Niet dat ik er vaak op zit, hoor. Soms, uit verveling. Totdat ik haar zag. We appten elkaar direct. 46


47 Ze vroeg waar ik woonde, op welke school ik zat. Nou ja, ze vroeg wel meer … We hadden plezier samen. Ze vroeg me een foto te sturen, dan zouden we daarna een afspraak maken. Volgende week zondag zou ze naar mij toe komen. Ik vroeg nog of ze een lachende of serieuze foto wilde. ‘Allebei,’ had ze gezegd. Dat heb ik gedaan, twee foto’s opgestuurd. Daarna heb ik niks meer van haar gehoord. Ik appte, mailde, zond berichten via Insta. Niks. Nu is het zondag. Ik ben op het station. Misschien komt ze toch, dacht ik. Nadat de trein vertrokken was, stond ik op een leeg perron. Ze was niet gekomen. Toen durfde ik haar te appen: ‘Kom je nog?’ Ik heb tien minuten gewacht, toen kreeg ik antwoord: ‘Ik háát gouden tanden.’ 47


2.5 Jouw mening over een ander 48 STEEDS MINDER KLEDERDRACHT Nog maar 100 vrouwen in Spakenburg lopen in traditionele klederdracht. Dat waren er 10 jaar geleden nog 600. Mevrouw Koelewijn (70): “Als ik gewone kleren zou moeten dragen, voel ik mij niet op mijn gemak. In klederdracht ben ik gewoon mezelf.” Maar jongeren in Spakenburg moeten er niet aan denken. “Het is dan net alsof ik uit een museum ben weggelopen. Of erger: alsof ik ouderwetse ideeën heb”, zegt Joke (18). Naar: NPO, AD “In klederdracht ben ik gewoon mezelf” In hokjes denken Als je iemand voor het eerst ontmoet, heb je al snel een beeld van die persoon. Dat beeld heeft te maken met jouw eigen normen en waarden. Joke in het verhaal hierboven denkt dat vrouwen in klederdracht ouderwetse ideeën hebben. Zo’n uitspraak is een vooroordeel. Misschien is mevrouw Koelewijn veel moderner dan je op het eerste gezicht zou denken. Als je vooroordelen hebt, denk je ‘in hokjes’. Iemand in een hokje stoppen doen we heel vaak. Bijvoorbeeld als je denkt dat meisjes niet kunnen skateboarden. Een boertje laten Bij het woord norm hoort het woord normaal. Je vindt iets normaal als het past bij jouw normen. Maar wat jij normaal vindt, kunnen anderen abnormaal vinden. Drie dingen bepalen waarom normen en waarden kunnen verschillen: • De groep waar je bij hoort. Als je werkt, vind je het normaal dat je om elf uur naar bed gaat. Studenten zien dat heel anders. • De plaats waar je woont. In Nederland laten we geen boeren tijdens het eten. Maar in China laat je met een boertje juist horen dat het eten lekker was. • De tijd waarin je leeft. Vroeger was seks voor het huwelijk niet normaal, nu voor veel mensen wel. Tolerantie Soms zie je mensen die hun haar groen geverfd hebben of overal tatoeages hebben. Misschien vind je het maar niets, maar je probeert het wel te begrijpen. Dan heb je een tolerante houding. Tolerantie is het accepteren van mensen met andere normen en waarden dan jij hebt. Respect Tolerantie heeft veel met respect te maken. Heb je respect, dan ga je niet iemand uitschelden omdat hij anders is dan jij denkt. Zelfs bij een ruzie ga je niet slaan of dreigen. Respect heeft dus ook te maken met fatsoensnormen. Er zitten natuurlijk wel grenzen aan tolerantie en respect. Als iemand iets van je steelt of jou lastigvalt, hoef je dat niet te accepteren. Je kunt er dan iets van zeggen of naar de politie gaan.


Click to View FlipBook Version