The words you are searching are inside this book. To get more targeted content, please make full-text search by clicking here.

Verslag van het Burgerlijke Openbare Werken (BOW) van Nederlands Indië (1902-1903)

Discover the best professional documents and content resources in AnyFlip Document Base.
Search
Published by Raymond Valiant, 2022-06-11 09:13:22

Verslag van BOW van Nederlands Indië 1902-1903

Verslag van het Burgerlijke Openbare Werken (BOW) van Nederlands Indië (1902-1903)

137

Op het einde van het jaar bedroeg de gesprongen en gestapelde hoeveelheid steen, verdeeld over
drie steengroeven waarvan twee nog in exploitatie, 16 665 M 3.

Mede werd in het begin van het jaar ter hand genomen het in eigen beheer aanmaken van de voor
het vervoer der zware koeriesteen noodige prauwen.

Als model voor die vaartuigen, die om voor het aangewezen doel geschikt te zijn een zeer stevigen

bouw en voldoende groot laadvermogen moesten bekomen, is gevolgd een van de door eenige handels-
firma’s alhier voor het transport ter reede gebezigde en door de inlandsche scheepstimmerlieden ter

plaatse vervaarde laadprauwen, zoogenaamde tongkangs. Het bleek onmogelijk om de prauwen bij onder-
handsche aanneming te doen aanmaken. Het verzamelen van de houtwerken, vooral van het kromhout,
heeft veel bezwaar opgeleverd. Aanvankelijk kon het hout ter plaatse en in de onmiddellijke omgeving,

zij het dan ook tegen hooge prijzen, opgekocht worden; later echter is men verplicht geweest het voor

een gedeelte uit in de afdeeling Noorderdistricten gelegen wildhoutbosschen te doen kappen en langs de

Maros-rivier en verder over zee, naar het werk aan te voeren. Voor een ander deel is het verkregen van

de zuidkust van Celebes, alwaar van het bouwen van prauwen veel werk gemaakt wordt en van waar

het door de booten der K. P. M. te Makasser aangebracht is. Het zwaardere kromhout is van Soerabaja

betrokken en voor de beplanking werd van daar aangevoerd djatihout gebezigd.

Reeds van den beginne af zijn pogingen in het werk gesteld een zeker aantal tonkangs aan de zuid-

kust van Celebes te doen aanmaken. Niet aanstonds is zulks mogen gelukken, om reden de inlandsche

scheepsbouwers aldaar zich uitsluitend toeleggen op het aanmaken van zeilvaartuigen, die door hun ranken

vorm en lichten bouw voor het transport der zware koeriesteenen ongeschikt zijn. Nadat een tongkang
hier ter plaatse gereed gekomen en een werkbaas, genoegzaam op de hoogte van den aan dergelijke vaar-
tuigen te geven vorm en hunne afmetingen, tot het geven van de noodige inlichtingen en het houden

van toezicht op den bouw, naar de zuidkust gezonden was, kon omtrent den aanmaak van zes prauwen
binnen een niet al te groot tijdsverloop tot eene schikking gekomen worden.

Deze prauwen, die in October ter plaatse aangekomen waren, zijn, tengevolge van de mindere be-

drevenheid der scheepsbouwers aan de zuidkust en het aldaar niet beschikbaar zijn van zwaar en lang

hout van minder zuiveren vorm, van minder nette afwerking, van minder stevigen bouw en van kleiner

afmeting en laadvermogen dan de alhier aangemaakte tongkangs. Alvorens in de vaart gebracht te kunnen

worden, was nadere afwerking en versterking noodig. Op het einde van het jaar waren twee der zes prauwen
geheel gereed en in de vaart.

Te Makassen- zelve zijn 6 tongkangs aangemaakt, waarvan op het einde van het jaar vijf in gebruik
waren, terwijl de zesde op weinig na, voltooid was.

Ten einde in de gelegenheid te zijn eene proef te nemen met het in vrije levering verzamelen van
zand en koraalsteen, alsmede ter verkrijging van de noodige ruimte voor het opslaan van de uit Europa
verwachte ijzerwerken voor den aanlegsteiger, werd in de eerste maanden van het jaar begonnen met het

maken van eene voorloopige zandaanplemping langs de bestaande Wilhelminakade, ter lengte van 200 en
ter breedte van 20 M. aan de zeezijde door een van bamboe vervaardigden en met koraalsteen gevulden
kistdam afgesloten. Het noordelijk deel van genoemde kade was voor bedoelde aanplemping als het w'are

van zelve aangewezen, aangezien reeds in beginsel vaststond, dat in het belang van handel en scheepvaart

met den bouw van de havenwerken aan het noordeinde zoude worden aangevangen. Dan kunnen het

Gouvernements-handelshoofd en de twee zuidelijk daarvan gelegen groote particuliere steigers, waar de

groote stoomschepen aanleggen in gebruik blijven tot het nieuwe werk ver genoeg voltooid zal zijn, om
in de voor de groote vaart bestaande behoefte aan los- en laadgelegenheid in genoegzame mate te voorzien.

In Mei kwam de voorloopige aanplemping gereed. Het bleek hierbij, en ook later, dat voor het in

vrije levering op het werk aanvoeren van zand en koraalsteen een voldoend aantal vaartuigen bij de

inlandsche prauwvoerders te vinden waren, waarop echter de tengevolge van het in den Westmoesson van

1901—1902 mislukken van den rijstaanplant over een groot deel van Zuid-Celebes geheerscht hebbende

schaarschte aan voedingsmiddelen, van geen geringen invloed geweest is. Vermoedelijk is het ook daaraan

toe te schrijven, dat gedurende het afgeloopen jaar de opkomst van de bij de verschillende werkzaamheden

op dagloon werkende koelies over het algemeen bevredigend geweest is. Het zijn echter in hoofdzaak
menschen van buiten de hoofdplaats, zoowel uit het Gouvernementsgebied als uit de onafhankelijke

18

138

vorstendommen; voor het verrichten van arbeid, waarbij eenige geoefendheid en krachtsinspanning ge-
vorderd wordt, hebben zij slechts geringe waarde en van dergelijken arbeid zijn ze dan ook bepaald

afkeerig. Zelfs de uit Maknsser geboortige werkbazen en mandoers hebben moeite zich tegenover ben, voor
zoover zij van de noordelijke vorstendommen afkomstig zijn, verstaanbaar te maken, bovendien vertoeven
zij slechts korten tijd op bet werk, zoodat bet niet mogelijk was door schifting en verwijdering van de
minderwaardige elementen, een kern van deugdelijke en geoefende werkkrachten te vormen. De boofdplaats
zelve leverde slechts weinige koelies aan bet werk; deze lieden geven voor zoover zij daarvoor krachtig
genoeg zijn, de voorkeur aan bet laden en lossen en bet vervoeren van bandelsgoederen, welke arbeid

tegenwoordig zwaar betaald wordt, als een gevolg van de belangrijke toename van den doorvoer van

coprab in de laatste jaren, waardoor voor de behandeling van bandelsgoederen vaak banden te kort komen.
In afwachting van bet gereedkomen van bet definitieve ontwerp werd voor de bovengenoemde voor-

bereidende werkzaamheden, behalve de bij de Gouvernementsbesluiten van 21 Augustus 1901, No. 21 en
van 12 October d. a. v., N°. 13, toegestane bedragen van ƒ 6400 en van f 5000, respectievelijk voor den aan-
koop van de aan particulieren alhier toebeboorende steigers en bet nemen van een proef met bet wdnnen
van koeriesteen, alsnog bij Gouvernementsbesluit van 14 April 1902, N". 36 eene som van ƒ 37 000 ter

beschikking gesteld voor den aanmaak der tongkangs, bet maken van de vooiioopige aanplemping en bet

voortzetten van de koeriesteen-exjjloitatie.

Intu.sscben was bij Gouvernementsbesluit van S April 1902, N°. 62 de beschikking gekregen over

eene som van f 10 210 voor bet aanmaken van een kraanvlot, met daarop geplaatste stoomkraan van

1.5 ton licbtverrnogen, ten behoeve van den te maken aanlegsteiger. Dit vlot, dat door tusscbenkomst

van bet Departement der Burgerlijke Openbare Werken te Tandjong-Priok vervaardigd is, werd door de

bopperbarge «Bantam» van daar naar Makassar gesleept, en nadat alhier de stoomkraan gemonteerd

was, kon bet tegen bet einde van November op bet werk in ontvangst worden.
genomen

Voorts zijn ten behoeve van bet opnemen der zvvare koeriesteenen uit de groeve en bet laden

daarvan in de tongkangs, eveneens te Priok twee over rails verplaatsbare bandkranen aangemaakt die in

Mei ontvangen werden, terwijl bet voor bet transport dier steenen uit de groeven naar de landboofden

en in de 3'eWo-rivier noodige Deeauville materiaal ten deele uit den voorraad der geschorste werken in

de Solovallei verstrekt, ten deele te Soerabqja bij particulieren ingekocht is.

Mede werd in bet begin van bet jaar door tusscbenkomst van de Departementen der Burgerlijke

Openbare Werken en van de Marine aan de firma Rileij Hargreavis en Co. Limited te Singapore de

levering van twee groote soort bouten stoombarkassen, voor sleepdienst in te richten, opgedragen. Begin

Augustus waren beide bootjes «Makassar I en II» door genoemde firma geleverd en naar ftioMw gebracht.
Van daar zijn ze via Tandjong-Priok en Soerabqja naar bun plaats van bestemming gesleept door stoom-

schepen van de Gouvernements-Marine, waarbij tengevolge van bet zeer lang en met buitengewone kracht

doorstaan van den Oostmoesson veel vertraging ondervonden werd. Vooral voor bet oversteken van

Soerabaja naar Makassar werd bet raadzaam geacht de kentering af te wachten, hetgeen ten gevolge bad,
dat de bootjes eerst tegen bet einde van October ter plaatse aangekomen zijn. Het ligt in de bedoeling,

dat beide vaartuigen, na afloop van bet w'erk, door bet Departement van Marine tegen taxatie worden

overgenomen.

In Februari werd de eerste en in .luni de zesde en laatste bezending der in Europa vervaardigde

ijzerwerken voor den te maken aanlegsteiger ontvangen. Deze ijzerwerken werden gedeponeerd langs de

Wilbelminakade en in de onmiddellijke omgeving daarvan, terwijl de kleinere onderdeelen werden opge-
borgen in twee aan die kade gelegen Gouvernements loodsen.

In April kwam bet definitieve ontwerp van bet gebeele werk gereed, waarop door den Directeur

der Burgerlijke Openbare Werken machtiging werd gegeven om, in afwachting van de autorisatie der

Regeering, een aanvang te maken met bet eigenlijke werk en daarvoor over de noodige fondsen te be-

bescbikken. De voorbereidende werkzaamheden voor bet bouwen van den aanlegsteiger, waren reeds in

Maart begonnen.

Deze bestonden in bet van Java ontbieden van tijdelijk per.soneel en bet aanmaken van een op een

bamboevlot geplaatste stelling voor bet inbeien van te maken W'erkbruggen met behulp van welke

men voornemens was bet 18e en 19e alsmede bet 36e en 37e juk van den aanlegsteiger, (gerekend van af

bet noordelijke uiteinde) te plaatsen, teneinde verder op vier plaatsen te gelijk met behulp van uit de

139

bestaande gedeelten uitgebrachte zwevende stellingen te kunnen doorwerken. Reeds bij het heien van de

palen der beide werkbruggen bleek de uiterst slapjie geaardheid van den zeebodem ter plaatse van den

te bouwen aanlegsteiger. Niettegenstaande die palen zóó lang genomen waren dat zij + 4 M. beneden den

bodem reikten, bleven de zakkingen bij geringe valhoogten van het heiblok tot het laatst toe zeer groot,
terwijl de buitenpalen, waarvoor in verband met de groote lengte, kanaristammen genomenwaren, telkens

bij het opheffen van het heiblok door hunne drijfkracht opgelicht werden, zoodat het om deze palen op

diepte te brengen noodig geweest is, daaraan ballast te bevestigen. Het was duidelijk, dat de bruggen
slechts een geringe draagkracht bezaten, zoodat zij dan ook niettegenstaande bij de hieronder beschreven

belastingsproeven het zwaar belasten angstvallig vermeden is, belangrijk verzakten. aan de
Ten einde den stand der beide werkbruggen in horizontalen zin nader te verzekeren zijn

landzijde van uit de twee hoeken in schuine richting trossen uitgebracht, terwijl aan de zeezijde hetzelfde

geschiedde met aan twee voldoend zware ankers bevestigde ankerkettingen, die op de beide hoeken der

bruggen bevestigd werden, nadat zij met een takel strak waren aangehaald. Het nemen der belastings-

proeven bleef echter een gevaarlijk werk, dat evenwel met beleid is uitgevoerd en zonder eenig ongeval

tot een goed einde is gebracht.
Het was natuurlijk noodzakelijk de draagkracht van den bodem nader te onderzoeken, waartoe op

beide werkbruggen, in de aslijn van den te maken aanlegsteiger, proefpalen, met het schroefblad van

Ü.90 M. diameter reikende tot op de door het ontwerp aangegeven diepte, geplaatst en belast zijn.

De proef belasting werd in tw'ce gedeelten opgebracht: de eerste maal overeenkomende met het eigen

gewicht van de constructie, de tweede maal overeenkomende met het eigen gewicht, plus eene belasting

van den steiger met 800 KG. per M*. proefpalen bleek het draagvermogen geheel ontoereikend te zijn.
In beide gevallen en voor beide

Vóór de laatstgenoemde belasting geheel opgebracht was, gaf de grond aan den daarop uitgeoefenden

druk geheel toe en zakten beide palen plotseling en snel zóó diep weg, dat de proef belasting kwam te

rusten op de werkbruggen, die daartegen nauwelijks bestand waren.
Daarna werd onderzocht of het door de palen, binnen nog practische grens, dieper te brengen, mogelijk

zoude zijn, aardlagen van grootere en voldoende vastheid aan te treffen.
Bij het dieper indraaien der palen bleek de geaardheid van den bodem over grootere diepte dezelfde

te blijven, totdat eindelijk de vastheid plotseling zeer snel toenam, hetgeen merkbaar was aan het kleiner
worden der zakkingen en de grootere voor het draaien vereischte kracht. Spoedig konden de palen door

aan de handspaken werkende koelies niet meer in beweging gebracht worden en waren daarvoor twee op

de spaken werkende drieschijfstakels noodig, waarmede ten slotte ook geene beweging meer in de palen

te brengen was. Het schroefblad van den eenen paal bleek te liggen op rond 24 M., dat van den anderen

op 23.60 M. beneden de nul van de peilschaal aan het vroegere Marine- thans sloepenhoofd, het voor het
Beide palen zijn daarna met 8000 KG. belast, waarbij geene noemenswaardige
werk aangenomen peil.

zakkingen geconstateerd werden. Een intusschen ingesteld grondonderzoek bracht aan het licht, dat ter

plaatse van den te maken aanlegsteiger de zeebodem, die aldaar gemiddeld op 13 M. beneden het

aangenomen peil ligt, over de grootste noordelijke helft van het werk bestaat uit eene eenige meters dikke

modderlaag, waaronder tot eene diepte, afwisselende van -j- 23.50 tot 24.50 zachte grijze klei, die naar

beneden zóó weinig in vastheid toeneemt, dat in de onderste lagen de stijfheid er van te vergelijken is
met die van taai deeg. De geaardheid van die kleilaag kan wel het best beoordeeld wmrden uit het feit,

dat een lepelboor van 3'/, Engelsche duim diameter, bevestigd aan een boorstang van 1 Eng. duim vier-

kant, met het grootste gemak door de kleilaag tot op den vasten ondergrond gebracht kon worden, waartoe
aan die stang, bestaande uit aan elkaar geschroefde stukken lang 3 M. eene lengte van meer dan

20 M. gegeven moest worden. Het weder uittrekken van de boor met behulp van een drieschrijfstakel
leverde niet het minste bezwaar op. De overgang van de zachte kleilaag tot den vasten ondergrond heeft
dan ook zeer plotseling plaats; deze bestaat uit zeer zware en zeer harde donker gekleurde klei, zóó hard,
dat, zoodra eene avegaarboor van 2 Eng. duim diameter geheel met dien grond gevuld was, het niet
mogelijk was haar dieper te brengen, en voor het lostrekken dommekrachten aangewend moesten worden.
Ten einde den ondergrond over voldoende diepte te kunnen aanboren, is het dan ook noodzakelijk geweest

eene hoorbuis van 4" inwendigen diameter in te drijven. van den te maken aanlegsteiger, mede
Over de noordelijke helft van het werk zijn, landwaarts

140

bormgen verncht; deze toonden aan, dat naar die zijde de bovenkant van den vasten ondergrond vrijwel

horizontaal is en dat op de daar ook voorkomende slappe grijze kleilagen het zand ligt, waaruit het op-

oopend strand bestaat. Dit zand, vermoedelijk afkomstig uit de iets zuidwaarts van Makasser in zee

uitmondende Gowa-nvier, is aan de benedenzijde met grijze klei vermengd, terwijl in de bovenlagen veel
vuilnis en afval aangetroffen worden. Dit verhindert echter niet, dat de zandafzetting, die natuurlijk door

haar gewicht tot zekere diepte in den zachten ondergrond gedrongen is en dezen samengeperst heeft

een

vrij groot draagvermogen heeft. Alle langs de Wilhelminakade geplaatste steigers, die echter geen van alle
buiten het strand in zee uitsteken, hebben zich dan ook vrij goed gehouden.

Bij het Gouvernements-handelshoofd, zijnde een ijzeren steiger op schroefpalen, heeft zich echter ver-
zakking voorgedaan. Het stapelen van goederen op dat hoofd is wel steeds verboden geweest, doch het is

met waarschijnlijk, dat aan dat verbod steeds de hand is gehouden. Ook bij de hierboven vermelde

voorloopige zandaanplemping zijn geen groote en plotselinge zakkingen, die heenwijzen op het in beweging

omen van den ondergrond, voorgekomen, en zulks niettegenstaande op het noordelijke deel ervan meters

oog koraalsteen opgestapeld is geworden. Wel is na opruiming van dien steen aan den dag gekomen, dat
eene met onbelangrijke inzinking van die aanplemping in den oorspronkelijken zandbodem heeft plaats gehad.

Ook over het zuidelijke gedeelte van den te maken aanlegsteiger, en in de lengte-as ervan, heeft

een nader grondonderzoek plaats gehad, waaruit gebleken is, dat de vaste ondergrond afgezien van eenige

kleme oneffenheden, ook in zuidelijke richting zich vrij wel horizontaal voortzet. Ook de laag zachte grijze

onvermengd wordt hier aangetroffen, hoewel van geringere en naar het zuiden toe afnemende dikte,
daar zij toch bedekt is door
als eene voortzetting van het eene zuidwaarts in dikte toenemende zandafzetting, te beschouwen is

strand, dat. in verband met de aan de benedenzijde steeds flauwer wordende

e mg, in breedte toeneemt. Het zand heeft zich met de zachte klei vermengd; maar naar gelang de
dikte van neemt de hoeveelheid bijgemengde klei de
de zandlaag grooter wordt,, af en daarmede

vastheid van het zand toe. Bij de nabij het zuidelijke uiteinde van den te maken aanlegsteiger verrichte

onng werd op zh 16.50 M. beneden het VV. N. V. eene vrij vaste zandlaag aangeboord, waarvan het

met slechts weinig grijs slib vermengd bleek te zijn. Over =t 4 M. bleef de vastheid vrijwel
dezelfde om
daarna zeer merkbaar en snel af te nemen. Blijkbaar was men wederom in de slappe klei

aangeland. De vaste ondergrond werd op eene diepte van 24 M. aangetroffen.

Hetgeen omtrent de uiterst slappe geaardheid van den zeebodem, vooral over het noordelijke gedeelte

v-T ’ licht gekomen was, maakte een van het bestaande ontwerp afwijkende constructie

noodzakelijk Het stond natuurlijk dadelijk vast, dat het noodig zoude zijn over het grootste gedeelte der
den aanlegsteiger de schroefpalen tot op ondergrond in te draaien. Aangezien uit
eng e van den vasten

een later nabij het zuideinde ingestelde belastingsproef gebleken is, dat het draagvermogen van de besproken

zandlaag aldaar ook te wenschen overliet, is, bij het uitwerken van het nader te vermelden gewijzigde

ontwerp, er op gerekend, dat over de geheele lengte van den steiger de palen tot op den vasten bodem

gebracht zullen worden. Zulks werd mede wenschelijk

geacht, opdat bij het in gebruik zijn van den

aan egsteigei niet angstvallig tegen het stapelen van goederen op een zeker gedeelte ervan zal behoeven

gewaa t te worden, terwijl met het oog op het zooveel kleinere tolvrije terrein en de minder gemakkeliike

communicatie tusschen dit terrein en den aanlegsteiger een en ander onvermijdelijk door de in het

avenp an gjibrachte wijzigingen door het op den steiger mogen stapelen van goederen, handelen

scheepvaart ten zeerste zullen worden geriefd.

Voor het dieper brengen van de schroefpalen is het noodig deze, welke volgens het oorspronkelijke
uit de stukken, het eene lang 8 en het andere 9 M. en in de midden- en
ontwerp in de voorrij bestaan

ac terrij uit 2 stukken elk van 8 M. lengte, te verlengen met cle op het werk aanwezige schroefpaalstukken
van de laatst genoemde lengte.

Aangezien de bovenkant der palen ligt op - 1.57= M. en die van den vasten ondergrond varieert van

ron genomen, . 23.50 tot 24..0Ü M., terwijl, zooals hierboven medegedeeld is, het niet doenlijk is de palen
brengen, moeten stukken, wier lengte in de achter-en middenrij ligt tusschen
ot in dien vasten bodem te

tusschen 2 en 3 M., van de palen afgesneden worden. Dit geldt echter alleen

hel gedeelte ™ den «eiger, dat met behulp van de reed, op het ,erk a.nwedge «ukken schroefpaal
ge ouwd. Bij het mt Europa
dat palen de lengte ontbieden van de ontbrekende lengte schroefpaal is er op gerekend
voor alle overige van het af te snijden stuk den meter niet overschrijdt.

141

Behalve dat op de bovenomschreven wijze aan den steiger voldoende draagkracht verzekerd moest
worden, dienden bovendien nog meerdere kwade kansen waaraan dit onderdeel van het werk blootgesteld
was, uit den weg geruimd te worden.

Volgens het oorspronkelijke plan zouden de plaatsen voor schroefpalen komen te midden van den
de voorzijde van het nieuwe terrein te storten steenendam.
aan

In verband met de zeer slappe geaardheid van den zeebodem was het aan geen redelijken twijfel
onderhevig, dat belangrijke zettingen van dien dam te wachten waren. Ook de bij de proefpalen zich
voorgedaan hebbende plotselinge en snelle zakkingen wezen daarop.

Evenzeer stond het vast dat de inzinking van den dam in den bodem niet geleidelijk zoude plaats
hebben of, met andere woorden, dat zij haar maximum nog niet zoude bereikt hebben, wanneer dam en

zandaanplemping daarachter tot laagwater opgewerkt waren, maar dat integendeel de grootste zakkingen

eerst zouden voorkomen onder de werking van het gewicht van de boven laagwater op den dam aan te

brengen betonneering en van den daarop op te trekken kaaimuur, alsmede van de op volle hoogte gebrachte

zandophooging daarachter.

Daardoor zoude het noodzakelijk geworden zijn den dam, alvorens tot het betonneeren en het

opmetselen van den kaaimuur over te gaan, onder eene bovenbelasting van minstens even groot gewicht
beton en den muur en met de tot hoogte gebrachte zandophooging er achter tot rust te laten
als van het

komen. Nu liet het zich, met het oog op den zijdelingschen druk van het zand en den geringen weerstand
van de slappe kleilagen tegen zijdelingsche wegpersing zeewaarts, voorzien, dat de zettingen van den dam
zich niet zouden bepalen tot vertikale en alzoo voor den aanlegsteiger minder gevaarlijke zakkingen, maar
dat tevens verschuiving van den dam zeewaarts zoude plaats hebben. De geheel in de steenmassa besloten

schroefpalen zouden deze beweging -- het zal wel niet gezegd behoeven te worden met welke noodlottige

gevolgen moeten mede maken.

Door, zonder nadere wijziging van ontwierp, overigens het terrein terug te brengen tot die breedte,

welke strikt noodig is voor het daarop plaatsen van de recherche gebouwen, wier platte grond, in verband

met de omstandigheid, dat de ijzeren kappen daarvoor reeds uit Europa geëischt waren, geen wijziging

mocht ondergaan, ware het mogelijk geweest met name het lichaam van den dam te storten op dat

gedeelte van het strand alwaar de zandafzetting geacht kan voldoende vastheid te bezitten om, zonder

gevaar voor het in beweging komen van den zachten ondergrond, het gewicht te kunnen dragen. Echter

zoude dan de diepte langs de voorzijde van den steiger ontoereikend geweest zijn.

Daarom werd besloten den dam alleen landwaarts te verplaatsen en den steiger zijne oorspronkelijke
plaats te doen behouden; echter moest hierbij nog eene bijzondere voorziening getroffen worden ten doel
hebbende aan dezen genoegzamen zijdelingschen steun te verleenen.

Dat dit hoog noodig is, blijkt uit het volgende.

Toen de bovengenoemde proefpalen na afloop van de belastingsproeven, van de behoorlijk verankerde

werkhruggen, waartegen zij steunden, losgemaakt en aan de kop-einden bevestigde touwen gevierd werden,
weken zij onmiddellijk zonder de minste aarzeling meters ver uit. Die neiging tot uitwijken wordt in niet

geringe mate in de hand gewerkt door de omstandigheid, dat de 3 stukken, waaruit die palen bestaan,

ten gevolge van de bij de gebruikelijke wijze van koppeling onvermijdelijke speling, een zeer slap en
knikkend geheel vormen.

de Het was dus noodzakelijk om, voorafgaande aan den bouw van den steiger, den bodem voor het aan
schroefpalen verleenen van voldoenden zijdelingschen steun geschikt te maken. Men heeft gemeend

dit te kunnen bereiken door van uit het oploopende strand eene zandstorting aan te brengen, reikende

met den bovenkant tot 8.70 of SM. beneden laagwater en zóóver zeewaarts uitgebracht, dat, met

een talud van op 1 aan de voorzijde en met inbegrip van eene 2 M. dikke steenbekleeding, de voet

niet verder buiten voorkant aanlegsteiger zoude uitsteken dan die van den steenen dam van het oor-

spronkelijke ontwerp (zie de hierbij gaande teekening).

De zeer slappe modderlaag van ± 2 M. dikte in aanmerking genomen,kon eene belangrijke inzinking

van de zandstorting en het verkrijgen van eene dikte van minstens 5 M. van deze ter plaatse van de

achter- en middengalerlj van den doorgaanden steiger met grond verwacht worden. Dit nu werd voor het

vasthouden van de palen voldoende geacht. De zandstorting eene grootere hoogte te geven werd niet
raadzaam geacht wel om reden er gevaar zoude kunnen ontstaan, dat, niettegenstaande de
en zulks

142

bescherming der later aan te brengen tteenbekleeding, het zand door den in den westmoesson, vaak vrij
zwaren golfslag werd weggespoeld; terwijl er tevens voor gewaakt diende te worden, dat de zachte klei-

lagen door het gewicht van de daarop rustende zandstorting en steenbekleeding niet zeewaarts zouden

weggeperst worden.

Behalve het vasthouden van den steiger heeft de zandstorting nog eene andere taak te vervullen.

Wel is waar heeft de landwaarts verplaatste steenen dam, doordien zijne hoogte en die van de zandaan-

plemping er achter zooveel geringer is, alsmede door den beteren grondslag, minder neiging zeewaarts

af te schuiven; voor zooveel die neiging echter nog bestaan mocht, wordt zij door de zandstorting
tegengegaan. Vóór de dam zich zal kunnen moet immers het als een aangesloten massa te

beschouwen zand in beweging gebracht en de wrijving tusschen dit en den oorspronkelijken bodem

overwonnen worden.

In het oorspronkelijke ontwerp was er op gerekend, dat tusschen den achterkant van de recherche,
gebouwen en den voorkant van de bestaande kade een strook grond voor het buiten het tolvrije terrein
opslaan van goederen beschikbaar zoude komen en zulks wel om de kade voor de passage geheel vrij te
kunnen houden. Door die ruimte te laten vervallen en de gebouwen onmiddellijk langs den voorkant
van de kade te plaatsen bleek het mogehjk om, met behoud van een 4 M. breeden weg langs den voor-
kant van het tolvrije terrein over de noordelijke helft daarvan, den voorkant van den kaaimuur, gerekend
van af den achterkant van den doorgaanden aanlegsteiger, 10 M. landwaarts te verplaatsen.

Ofschoon aanvankelijk op 12 M. was gerekend, is in het gewijzigde ontwerp definitief 10 M. aan-
gehouden, om reden door zulks te doen ook de tusschen den doorgaanden aanlegsteiger en het tolvrije
terrein te maken bruggen, met uitzondering van eenige zonder bezwaar hier te lande aan te maken
onderdeelen konden gebouwd worden van de bereids voor den steiger aangevoerde ijzerwerken. Negen
dergelijke bruggen, breed 6.88 M. komen, gelijkelijk over de lengte van den steiger verdeeld, voor.

Van af de kade geven tegenover die bruggen in het ijzeren afsluithek aangebrachte hekdeuren toe-

gang tot het tolvrije terrein. der recherche gebouwen, met het eene front aan de zee, met het andere
De oorspronkelijke plaatsing

aan de bestaande Wilhelminakade, kon in het gewijzigde ontwerp niet gehandhaafd blijven om reden,
wanneer zulks wel geschiedde, bij de behandeling van in- en uit te klaren goederen de gedeelten van die

kade en van den nieuw te maken weg aan de voorzijde van het talvrije terrein vóór de gebouwen tot

groot ongerief van het verkeer geheel in beslag zouden genomen worden. Mede was het te voorzien, dat,

bij de veelvuldige zware uit zee komende westmoesson-buien, van het overwaaiende spatwater veel

bezwaar zoude ondervonden worden. Daarom zijn de gebouwen geplaatst met het eene front aan de dwars

over het tolvrije terrein van de hekdeuren naar de toegangsbruggen leidende wiegen. Ten einde de deuren
in het andere front buiten het tolvrije te doen uitkomen, was het noodig de gedeelten van het afsluithek
tusschen de gebouwen onderling den Z vorm te geven, zoodat elk der ruimten tusschen die gebouwen

voor de helft binnen en voor de helft buiten het tolvrije terrein valt.

De in het havenplan gebrachte wijziging behoeft dus niet tot gevolg te hebben het voortduren van

den thans hoogst gebrekkigen toestand, in het leven geroepen door het langs den voorkant van de
bestaande kade gedeponeerd zijn van goederen en het daarop stationneeren van transportkarren, zoodat
zeer vaak de'passage niet alleen voor voertuigen maar ook voor voetgangers geheel gestremd is.

Aangezien in het belang van den dienst niet alleen de kantoren der recherche en van den haven-
meester in één gebouw vereenigd dienden te blijven, maar het bovendien noodzakelijk geacht werd het
kantoorgebouw zijne plaats in het midden van het te maken terrein te doen behouden, is het, om reden
gevreesd werd, dat gedurende den westmoesson aan de zeezijde last van het overwaaiende spatw'ater zoude
worden ondervonden, met behoud van het aantal en de afmetingen der vertrekken en onder toevoeging
van rekirades, langer en minder breed ontworpen en bovendien aan de zeezijde over de geheele lengte
van een breed galerij-afdak voorzien tot meerdere beschutting van de aan die zijde gelegen vertrekken
tegen de zware van uit zee komende slagregens, die te Makassar de zwaarste westmoesson-maanden veel-

vuldig voorkomen.
Als aanvulling van het oorspronkelijke ontwerp is te beschouwen de'plaatsing van wrijfstoelen vóór

den zoo goed als aan de open zee gelegen aanlegsteiger, welke voorziening met het oog op zijne gewijzigde

constructie dringend noodig voorkwam.

143

In het begin van Juni werd een voorstel tot wijziging van het definitieve ontwerp in den hierboven

aangegeven zin bij den Directeur der Burgerlijke Openbare Werken ingediend. Nadat op den 16den dier
maand aan den G-ouverneur van Celebes telegrapbiscb was bericht, dat tegen de voorgestelde wijzigingen

geen bezwaar bestond, werd onmiddellijk met de zandstorting een begin gemaakt. Deze is van af bet

noordelijke einde van den aanlegsteiger over 200 IM. lengte aangebracbt. Het storten van bet zand kon
niet verder voortgezet worden aangezien daardoor bet aan bet Gouvernements-bandelsboofd
zuidwaarts

aanleggen van stoomschepen zoude belemmerd worden.

Aanvankelijk werd bet zand zonder meer in zee geworpen, toen bet echter bleek, dat bet aan de

voorzijde een belangrijk flauwer talud aannaam dan waarop gerekend was en dit uitsluitend moest worden

toegeschreven aan bet zich onder bet langzaam bezinken te veel verspreiden van bet uiterst fijne zand,
is met gunstig resultaat de proef genomen met bet storten door de drijvende 5 M. lange bouten kokers,

boven van voldoend wijde trechters voorzien en beneden met ijzers bezwaard.

Tegen einde Juli was men met de zandstorting zoover gevorderd, dat een aanvang gemaakt kon
worden met bet plaatsen van de scbroefpalen voor den aanlegsteiger. Mét behulp van de reeds vroeger

gebouwde werkbruggen zijn, gerekend van af bet noordelijk uiteinde van den steiger, de jukken 22, 28,

40 en 41 geplaatst, daarna is op vier plaatsen te gelijk met behulp van vlotten, bestaande uit tusscben

bouten raamwerk besloten bamboe, geworden.

Gaandeweg bleek de zandstorting zeer in vastheid toe te nemen. Was bet toch in den beginne
raogelijk de palen uit de band door bet zand been te draaien, later moest daarvoor eerst met één daarna

met twee driescbijfsblokken aan de handspaken getrokken worden. Zeer spoedig konden de palen, na op
diepte gebracht te zijn, dan ook geheel losgelaten worden.

Niettegenstaande de jukken voorloopig slechts aan de bovenzijde middels de in bet midden en aan
de beide einden van de dwarsdragers bevestigde tralieliggers onderling gekoppeld werden, bleek de vaste
stand van bet gereed gekomen gedeelte steiger voldoende verzekerd om een proef te nemen met bet in-
draaien van de palen op van uit de beide bestaande gedeelten uitgebracbte zwevende stellingen.

Het werken op de vlotten toch werd, in verband met den intusscben met kracht doorgekomen Oost-
moesson, zeer bemoeielijkt door bet geregeld eiken dag tegen den middag opsteken van den zeewind. De
koelies raakten door bet hevig slingeren van de vlotten spoedig vermoeid zonder veel kracht te kunnen

uitoefenen, terwijl voor bet opbijscben aan de op de vlotten geplaatste bokken der 8 en 9 M. lange
stukken scbroefpaal en bet stellen daarvan in de koppelbussen vaak op kalmer zee gewacht moest worden.

Niettegenstaande bet tijdverlies verbonden aan bet uitbrengen van de zwevende stelling, waarvoor
4 ijzeren liggers van 9 M. lengte gebruikt worden, bet weder terugschuiven daarvan en bet daarmede

gepaard gaande verplaatsen van den bijscbbok, hetgeen noodig is om de paalmutsen en dwarsdragers te
kunnen opbrengen, is bet toch gebleken, dat deze werkwijze leidt tot besparing van tijd en geld, te meer
daarvoor bet brengen van de palen door de zandstortingen bet op stuit draaien er van geen takels meer
gebezigd behoefden te worden, maar daarvoor kon worden volstaan met een dubbele ploeg koelies, die
doordat zij een vasten vloer onder de voeten hebben, meer kracht kunnen uitoefenen, te laten werken

aan langere handspaken. Aangezien de ervaring tevens leerde, dat bedoelde werkwijze, die trouwens in
den Westmoesson de eenig mogelijke is, absoluut geen gevaar opleverde, werd daaraan dan ook de voor-
keur gegeven. De vlotten konden benut blijven voor bet aanvoeren van de ijzerwerken en bet opbrengen
van de langsdragers.

Nadat in December de beide van uit de twee werkbruggen begonnen gedeelten met elkaar in ver-

binding gebracht waren, is verder aan de twee uiteinden doorgewerkt. Op bet einde dier maand was de

doorgaande aanlegsteiger, wat betreft bet plaatsen der palen, bet opbrengen der dwarsdragers, bet onder-

ling koppelen der jukken middels de tralieliggers, bet opbrengen van de langsliggers der midden- en

uiterste rijen, van en met juk 15 tot en met juk 50, alzoo over eene lengte van 107 M. gereed gekomen.
Bovendien waren van de in dat vak achter den steiger geplaatste twee toegangsbruggen van de eene alle

negen en van de andere zes palen geplaatst.

Van den doorgaanden steiger waren over 17 vakken de horizontale langs- en dwarsverbonden en de
aan deze en de paalmutsen bevestigde diagonalen aangebracbt.

In Augustus werd een begin gemaakt met bet storten van bet uit koraalsteen bestaande damlicbaam.

Over de lengte van bet aangeplempte terrein (+ 200 M.) werd die storting verricht, daarbij de voor bet

144

plaatsen van de achroefpalen der. toegangsbruggen noodige openingen uitsparende. Teneinde de inzinking

van den dam in den bodem te leeren kennen en te kunnen uitmaken of het al dan niet noodig zoude

zijn om, alvorens het beton te storten en den kaaimuur op te metselen, den dam onder eene bovenbe-

lasting van koeriesteen en de tot volle hoogte gebrachte zandophooging daarachter tot rust te doen komen,

zijn, aan het storten van de koraalsteen voorafgaande, in het midden van de tusschen meer genoemde

bruggen gelegen damvakken gasbuizen geplaatst, aan het benedeneinde van ijzeren grondpla ten, 3 Engelsche

voeten in het vierkatit, voorzien.

werd Over het gedeelte van de zandstorting alwaar de palen van den aanlegsteiger bpreids geplaatst waren,
de 0.50 M. dikke bekleeding van koraalsteen over bovenkant en talud aangebracht; ten einde het

zeer fijne zeezand nog beter af te sluiten is later over de laag koraalsteen tot vulling van de tusschen-

ruimten tusschen de steenen verbrijzeld takkoraal gestort, welk hoekig en kantig materiaal, dat op de
eilanden wordt aangetroffen, de eigenschap bezit van zeer vast samen te pakken. Het ligt in de bedoeling
dit materiaal ook onmiddellijk achter tegen den dam te storten, ten einde te voorkomen, dat bij golfslag
het fijne zeezand door de holten in den dam wegvloeit. Achter den kistdam der voorloopige zandaan-

plemping aangebracht, heeft het reeds uitstekende diensten bewezen en voor een groot deel is het aan de

goede afsluiting van het zeezand te danken, dat die aanplemping zich gedurende dezen westmoesson zoo
goed gehouden heeft. Men heeft er wel over gedacht verbrijzelde takkoraal te bezigen voor de zandstorting,

ook omdat het zich onder steiler talud dan het uiterst fijne en bewegelijke zeezand, laat storten. De vrees
voor moeilijkheden bij het indraaien der schroefpalen heeft er echter van teruggehouden.

Als bewijs van het groot samenpakkend vermogen diene de mededeeling, dat het ter dikte van

10 cM. over een muilen zandbodem aangebracht een voor voetgangers uiterst gemakkelijk begaanbaar

terrein vormt.

Nadat tegen het einde van de maand October de beide sleepbootjes aangekomen waren, werd een
daarvan voor het in de vaart brengen gereed gemaakt, het noodige bedieningspersoneel daarvoor en voor
de vier te Makasser gereed gekomen tongkangs aangeworven en het vaarwater in de Tello-Tivier en hare

monding nader opgenomen en voor zooveel noodig bebakend. Intusschen was een laadhoofd ter plaatse
genoemde rivier gebouwd, zoodat in November het naar het werk
van één der steengroeven langs de

aanvoeren van de koeriesteen een aanvang nemen kon.

Het kwam wenschelijk voor de aangevoerde steen in de allereerste plaats te bezigen voor het van

eene bovenoelasting voorzien van een gedeelte van het damlichaam, eerstens omdat het zaak was ten

aanzien van het al of niet noodige van het belasten van den dam met het oog op de regeling der werk-
zaamheden zoo spoedig mogelijk zekerheid te verkrijgen, tweedens omdat gedurende den ophanden zijnden

ivestmoesson diende te worden uitgemaakt of de bij stormweder op de kust gerichte golfslag ter reede
alhier in verband met der golven verwekte schuddingen en trillingen, van invloed
de door het breken

kan zijn op de zettingen en zakkingen van den dam.

het De belasting is aangebracht in het midden van het vak tusschen de Iste en 2de toegangsbrug van
noordelijke'uiteinde van het werk, en wel zoodanig, dat de gasbuis aldaar geplaatst is in het midden

van het 10 M. lange proefvak. Nadat het tot 1.5 M. beneden laagwater (-h-3.70) reikende damlichaam aan
de voorzijde en over de kruin tot laagwater met koeriesteen bestort was, is deze verder ter breedte van

4 M. tot gelijk met de hoogte van bovenkant kaaimaar opgestapeld.

Uit de waargenomen zakkingen der gasbuis bleek, dat bij den aanvang van de belastingsproef de

inzinking van het onbelaste damlichaam van koraalsteen 0.21 M. bedroeg en onder het opbrengen van de

koeriesteen zeer geregeld toenam, zoodat zij, nadat de koeriesteen tot de opgegeven breedte en hoogte
bedroeg. Ook daarna bleef de inzinking geregeld toenemen, zoodat de nood-
opgestapeld was, 0.82 M.
zakelijkheid
van het belasten van den dam, althans over het noordelijke gedeelte van het werk, voldoende

duidelijk aan het licht gekomen was.

Aangezien ruw westmoessonweder het einde van het verslagjaar nog niet voorgekomen was, kon
op

omtrent den invloed van den golfslag op de zakking van den dam nog niets blijken.

Nadat de belasting in het proefvak opgebracht was, is nog over het gedeelte‘van de zandstorting,

alwaar de schroefpalen van den aanlegsteiger bereids geplaatst waren, eenige koeriesteen gestort.

Ten aanzien van de zandstorting ook wat betreft het geheel onbeschermd gebleven deel daarvan,

behoefde niet gevreesd te worden, dat gedurende den Westmoesson het zand door den golfslag zoude

145

kunnen losgewoeld en zeewaarts gespoeld worden. Wegens de zeer ernstige gevolgen verondieping van

den zeebodem langs de voorzijde van den aanlegsteiger en het gevaar loepen van dien steiger tijdens den
aangelegenheid, zooals bereids aangestipt is, reeds bij het van het gewijzigde
bouw heeft deze opmaken

ontwerp een punt van nauwgezette overweging uitgemaakt. Op deze aan de zeezijde door een reeks van

eilandjes en zandplaten beschermde reede werd echter een zich tot 5 M. beneden laagwater mot genoegzame
kracht voortplantende golfbeweging om op die zand nog in beweging te kunnen brengen niet
diepte het

bestaanbaar geacht. Wel werd het raadzaam geacht het damlichaain over de geheele lengte van de zand-

aanplemping en met de kruin tot op 1.50 M. beneden laagwater (Springtij) te storten. Over dien lagen
dam kunnen de golven toch zoo goed als ongebroken heenloopen terwijl de diepte, die
woelingen in de

van het breken der golven tegen de genoemde steenstorting het gevolg mochten zijn, beperkt blijven, tot

de ruimte achter den dam.

Uit het zooeven medegedeelde is reeds af te leiden, dat tot bescherming van het aangeplempte
terrein langs den bamboezen kistdam een steenstorting aangebracht is, waarvoor de zwaarste koraalsteenen
gebezigd zijn en waarmede het tegengaan van uitspoeling van het strand langs den teen van dien kistdam
beoogd werd. Hetgeen voorzien was, geschiedde; te weten, dat bij onstuimige zee het bovenste deel van
de onder een regelmatig talud gestorte steenen door den haal der golven zeewaarts getrokken werd. Door
echter steeds maar bij te storten is ten slotte een profil verkregen dat eenige overeenkomst vertoont met
het voor aan golfslag blootgestelde havendammen veelal gebruikelijke.

Aan de bovenzijde, zoover de invloed van den golfslag zich krachtig doet gelden, is het talud zoo
flauw hellend geworden, dat, althans van de grootste koraalsteenen en daardoorook van de enkele kleinere

er tusschen, de vaste ligging genoegzaam verzekerd is, terwijl benedenwaarts daarvan eene helling wordt
aangetroffen overeenkomende met het natuurlijke talud der gebezigde steensoort. Het strand vertoont

trouwens ook hetzelfde beeld, hetwelk eene aanwijzing bevatte in zake de hoogte die aan de zandstorting
gegeven kon worden, zonder dat voor den invloed van.de golfbeweging gevreesd behoefde te worden.

Tot op het einde van het jaar werd totaal een bedrag van ƒ 145 056.09 verwerkt, waartoe, in afwach-

ting van de door de Regeering op het gewijzigde ontwerp te verieenen autorisatie, over de boven de

hiervoren vermelde voor de voorbereidende werkzaamheden toegestane bedragen benoodigde fondsen

beschikt w'erd. Genoemd ontwerp vergezeld van een suppletoiren eisch voor de ten behoeve van den

aanlegsteiger meerder benoodigde ijzerwerken werd in het begin van December bij het Departement der

B. O. W. ontvangen en nog in dezelfde maand der Regeering ter autorisatie aangeboden.

De wijziging van het plan heeft tengevolge gehad eene verhooging der kosten met ƒ 182180.—,
waaronder f 108 178. voor de hoogerbedoelde ijzerwerken. Daar staat echter tegenover, dat, tengevolge
van eene sterke daling der ijzerprijzen, de kosten van het aanmaken der ijzerwerken voor den steiger,
de overkappingen, recherche-gebouwen en het afsluithek, belangrijk minder bedragen hebben dan in de

voorloopige begrooting, op grond waarvan voor het geheele werk op eene uitgave van ƒ 1 200 280. gerekend

werd, aangenomen was.
De onkosten van uitzending enz. niet bijbegrepen, was, met inbegrip van 3 "/„ voor onvoorziene

uitgaven, in genoemde begrooting voor de vervaardiging van alle bedoelde ijzerwerken eene som van
ƒ 413 583. uitgetrokken, terwijl de levering dier ijzerwerken bij openbare aanbesteding voor -totaal
ƒ 252 017. kon gegund worden, hetgeen alzoo op eene besparing van ƒ 162 811.— neerkomt. Dit bedrag

moet nog vermeerderd worden met ƒ 1245. in de voorloopige begrooting met inbegrip van 10 "/o voor
onvoorziene uitgaven uitgetrokken voor het in Indië aanmaken van eenige ijzerwerken voor de gebouwen
en het afsluithek, welke ijzerwerken echter tenslotte toch uit Europa geëischt zijn.

§ 8. Andere reeden op de Buitenbezittingen

De vaargeul in de binnenbaai waaraan de hoofdplaats Tandjong Pinang der Residentie fïiottw gelegen
is, wordt gaandeweg ondieper. Tot nu toe ondervond de scheepvaart er evenwel nog geene nadeelen van.

De haven te Tandjong Pandan (Eiland BilUton) verkeert in goeden staat. Het vaarwater in de
Tjeroetjoep rivier bleef vrijwel hetzelfde, niettegenstaande zich aan de kust zandbanken beginnen te vormen.

Scheuren in den Ooster-havendam; tengevolge van verzakking, kwamen ook dit jaar voor, doch werden
zooveel mogelijk gedicht.

19

146

De aanlegplaats bij het tolkantoor te Pontianak (Residentie Westerafdeeling van Borneo) voldoet niet

langer aan de behoeften en eischt uitbreiding. De rivier schijnt ter plaatse door aanslibbing ondieper
geworden te zijn. De vaargeulen ter reede van Pontianak en in de Padang Tikarbaai worden door bank-

vorming gestadig ondieper.

Omtrent den toegangsweg naar Bandjarmasin langs de Martapoera-riviej: (Residentie Zuider- en Ooster-
afdeeling van Borneo) geldt dezelfde opmerking als in het vorige verslag vermeld werd.

Ter verbetering der meer-middelen in de baai van Gorontalo (Residentie Menado) werd bij Gouver-
nementsbesluit dd. 19 Mei 19p2, N“. 25, eene som van ƒ 7786 toegestaan voor den aanmaak van twee
corps-morts, groote soort, met ankertuig. In het verslagjaar kwamen zij evenwel nog niet gereed.

De toestand der haven te Ternate (Residentie Ternate) was bevredigend. Het plaatsen van vier

meerpalen tot het vastleggen der aan het los- en laadhoofd liggende schepen, kwam in dit jaar gereed.

De peilschaal-waarnemingen aan den mond der rivier van Koepang (eiland Timor) werd in 1902

voortgezet. Het verschil tusschen den hoogsten en laagsten waargenomen waterstand bedroeg 2.10 M.

DERDE ONDERAPDEELING.

Rivier- en Waterkeeringswerken.
§ 1. Rivier- en Waterkeeringswerken op Java en Madoera,

Nadat bij Gouvernementsbesluit van 22 Juli 1902, N“. 39, eene suppletie van ƒ 9836 was toegestaan,
werd in September van dit verslagjaar voortgegaan met de herstelling van den oostelijken havenmuur
voorbij het gat van Tentee te Batavia.

Ten einde den stand der schotten, waartusschen het beton gestort moet worden, beter te vestigen,

bestond eerst het voornemen om aan beide zijden van den muur palen in te heien en deze onderling te
koppelen. Toen dit plan niet of lastig uitvoerbaar bleek, heeft men de schotten onderling door trek-

stangen verbonden en daarboven dommekrachten aangebracht, waardoor het mogelijk was die schotten

aan den benedenkant vast tegen het nog bestaande metselwerk aan te klemmen. Zoodra dit bereikt was,

werden de dommekrachten door stempels vervangen.

Gebruik is gemaakt van trascement-beton in eene verhouding van 1 porlandcement, Moeria-

tras, 8 zand en 6 grind, omdat dit beter tegen zeewater bestand is dan enkel portlandcementbeton.

Moeilijkheden zijn, na de beschreven wijziging in de constructie der schotten, niet meer ondervonden.

Ongeveer 24 a 30 uren na het storten werden de schotten uit elkaar genomen en verplaatst, hetgeen

steeds in de daguren geschiedde. Met het betonstorten werd op de lage waterstanden gewacht en was het
daarom vaak noodig ’s nachts door te werken.

Op het einde van dit verslagjaar was de muur op 61 M'. na gereed, terwijl van het toegestane
bedrag nog ruim ƒ 4573 beschikbaar bleef.

Bij Gouvernementsbesluit van 10 Juni 1902, N". 65, werd een bedrag van ƒ 28 636 toegestaan voor
het met 300 M. verlengen van den in het vorige jaar gereed gekomen lagen kaaimuur langs den rechter-
oever van de Tjiliwong. Het werk kwam gereed en heeft ƒ 27 418.76® gevorderd.

De open tegelgoot in het Parapatan-kanaal, waarvan in het vorige verslag sprake was, kwam gereed
en heeft geheel aan het doel beantwoord. Van het toegestane bedrag bleef, ƒ 1.37® onverwerkt.

De corps-morts, behoorende bij de schroefpalen-steiger voor het aanleggen van petroleum tank-

schepen te Tandjong-Priok, werden gelegd en daarmede het geheele, bij Gouvernementsbesluit van
23 December 1900, N°. 28, geautoriseerde werk voltooid. Van het beschikbaar gestelde bedrag ad/ 29 720

is ƒ 24 628 gebruikt.

De verdere herstelling van het remihingwerk van den kolensteiger aan het Oosterboord te Tandjong-

Priok, waartoe bij Gouvernementsbesluit 29 Juli 1901, N". 13, machtiging werd verleend, kwam gereed.

van

Van het toegestane bedrag ad ƒ 18 234 is ƒ 17 811 verwerkt, uitmakende een bedrag van ƒ 200.12“

per gelaschte paal.

Behoort hij verslao- B O W 1902.

Plaat 2.
Jdtk. debrv.J.&Jl.v.Lcx/ipmhnpscrb doiij/aaij.





147

Voor het bemetselen van de Tawarag-leiding, een onderdeel van het voorontwerp ter verbetering van

het water toe- en afvoer te Semarang, welk ontwerp in een afzonderlijke paragraaf zal besproken worden,

wérd bij Gouvernementsbesluit van 26 April 1902, N". 14, eene som van ƒ 55 086 toegestaan. Hiertoe

werd besloten, omdat deze leiding in hooge mate aan vervuiling blootstaat, herhaaldelijk tot zeer ernstige

en gegronde klachten aanleiding gaf. De bemetseling zal aanvangen bij brug 98 en eindigen bij de uit-

monding in de afgesloten Semarangsche rivier bij duiker 62. De capaciteit bedraagt 1.33 M®. per sec. tot
aan het verdeelwerk bij brug 82; daar beneden 0.785

Aan den boogvormigen bodem is een pijl van gegeven, de opstaande wanden sluiten hier hellend

tegen aan, zoodat de bovenbreedte 0.30 M. grooter is, dan de koorde van den boog. Als metselspecie is

gebruikt 1 kalk op roode cement en l'/j zand, alzoo minder kalk dan de gewone analyse aangeeft,

en dit wel omdat de gebruikte marmer-kalk van Sidajoe van veel betere kwaliteit bleek te zijn dan de

anders aangewende soorten. De pleisterspecie had een samenstelling van 1 portlandcement Moeriatras

en 3 zand, terwijl voor beton dezelfde specie op 6 steenslag is toegepast.
In Mei werd begonnen met het verzamelen van de verschillende materialen, waarbij alleen met het

zand eenige last werd ondervonden.

In Augustus werd een aanvang gemaakt met de ontgraving en in September kon het metselwerk
worden onderhanden genomen.

Bij de uitvoering werden geen moeilijkheden van eenige beteekenis ondervonden, zoodat ultimo
December van de 1552 M'. reeds + 1090 M'. gereed kwam. Bij de uitvoering is het ontworpen profil

eenigszins gewijzigd en in stede van eene boogbrug N". 62 eene brug met ijzeren liggers en dubbeldek

gebouwd.

Mede kwamen gereed de bruggen 88 en 82« benevens 3 toegangsbruggen tot woonerven en 3 bruggen

in kampongwegen. Verwerkt is geworden in totaal ƒ 42 202.86. Het werk wordt in 1903 voortgezet.

Bij Gouvernementsbesluit van 20 Februari 1902, N“. 40, werd machtiging verleend tot het maken

van een gemetselde goot ter verlenging van de bestaande goot in de kampong Blaoeran naar de Gembongan-

leiding ter hoofdplaats Soerabqja. Dit werk werd noodig geacht om het reeds gereed gekomen gedeelte
meer aan het gestelde doel te doen beantwoorden.

Deze gemetselde open goot, alleen ter plaatse van de kampongwegen overwelfd, heeft eene lengte van
ruim 150 M. eene bovenwijdte van 1.16 M., half cirkelvormigen bodem met eene straal van 0.45 M. en eene

diepte in het midden van 1.70 M. De helling bedraagt 1 mM. per M.

Het werk is voltooid voor ƒ 5039.66, zoodat een bedrag van f 667.34 onverwerkt bleef.

Voor de verbetering van de afwatering van de wijk Kalisari mede ter hoofdplaats Soerabqja, werd

bij Gouvernementsbesluit van 7 Augustus 1902, F". 2, een bedrag van ƒ 9737 toegestaan.
Deze wijk wordt begrensd (zie de hierbij gevoegde situatie) ten westen door de kali Pegirian, ten

Noorden door den weg kali Anjar en verder door de beneden- en boven Kali-Ondo-leiding. Vóór de vol-

tooiing der kunstwerken te Goebeng geschiedde de afwatering in Oostelijke en in Zuidelijke richting op

de reeds genoemde Kali-Ondo-leidingen die door een gemetselden duiker in open verbinding met de kali

Pegirian stonden. Na de tot standkoming dier werken, en nadat de bovenleiding onder de kali

door was geleid ten einde ook op den tegenoverliggenden oever spoelwater te brengen, was alleen nog

maar afwatering in Oostwaartsche richting mogelijk, althans zoolang als het peil in de bovenleiding door

spuiing op de Pegirian-rivier niet werd verlaagd. De laagste gedeelten van het terrein en enkele poelen
waterden af door een ijzeren buis bij XIIIS, onder de bovenleiding door, in eene aanwezige regenwater-
sloot, die beneden de gebouwde verdeelsluis in de beneden Kali-Ondo-leiding uitmondt.

De afwatering liet veel te wenschen over; het terrein bleef op menig punt drassig, het ménage- en
stalwater verzamelde zich op de laagste plekken. Om hierin verbetering te brengen werd van de omstan-
digheid, dat de waterstanden in de Perigian-rivier na de voltooiing der Goebeng-werken lager zijn geworden,

partij getrokken, om in die richting afwatering te zoeken.

De hoofd-afwateringsgoot, die door den gang Kalisari en dus midden door het hier beschouwde

gebied is getraceerd, neemt 3 zijgoten op, waarvan goot A dient voor afvoer van het water uit de goten

loopende langs den weg Kali-anjar. De afwatering van deze laatste goten was niet om te keeren, omdat
de tot vlak aan den weg reikende bebouwing het verdiepen daarvan bezwaarlijk maakte.

In totaal is het af^ateringsgebied groot 15.15 H.A.; waarvan 2 H.A. gelegen ten noorden van den

148

weg Kali-anjar. Evenals bij de vroeger beschreven afwatering van wijk T (verslag over 1899) is per H.A

gerekend op 18.221 liter per seconde.
De hoofdgoot bestaat uit eene enkele rij betonbuizen van 0.70 M. diameter tusschen de schachten 1

en 4 en van 0.80 M. diameter voor het verdere gedeelte. De totale lengte is 264 M., het verval bedraagt 0.37 M.

De zijgoten zijn, met uitzondering van een klein gedeelte van de goot C, open gemetselde leidingen.
Voor doorspoeling zijn de goten B en C in verbinding gebracht met de boven Kali-Ondo-leiding, de
bestaande goten langs den weg Kali-anjer met de beneden Kali-Ondo-leiding. De toevoer van water is

middels houten schuiven te regelen.

De afwatering van het betrokken terrein wordt door deze werken op zeer bevredigende wijze ver-
zekerd. Slechts in enkele, zelden voorkomende gevallen, wanneer de afvoer langs de Socrabaja-rivier

bijzonder groot en daardoor het peil in de Pegirian-rivier hoog is, zal een tijdelijke inundatie van de laagst
gelegen punten niet te voorkomen zijn, een ongerief waarin men moet berusten.

Het werk kwam in dit verslagjaar gereed, de toegestane som werd geheel verwerkt.

Uit de ingestelde onderzoekingen en waarnemingen heeft zich de overtuiging gevestigd dat de, door

de op de oostelijke helling van de Smeroe stroomende rivieren, aangerichte en wellicht nog aan te richten
schaden het gevolg zijn van zulke groote krachten, dat het onmogelijk moet geacht worden daartegen

afdoende maatregelen te nemen. Bovendien verkeert men steeds in het onzekere waar en in welke mate

de verwoestingen zullen plaats hebben, zoodat van voorbehoedende maatregelen slechts weinig sprake kan zijn.

Van het maken van splitsingen of vereenigingen van rivieren, zooals w’erd aanbevolen door de com-
missie, ingesteld bij beschikking van den Directeur der Burgerlijke Openbare Werken van 27 Maart 1899,
N". 4813/D, moet bij nader inzien en op grond van later waargenomen verschijnselen worden afgezien,
omdat de daaruit voortvloeiende gevolgen met geen mogelijkheid zijn te overzien. Ook het maken van

een permanenten stuwdam met spuisluis te Gesong in de kali Moedjoer ten behoeve der Aterau-bevloeiing
wordt niet dienstig geacht. Met het vergraven der rivieren zal de gewenschte beveiliging toch niet tot
stand kunnen worden gebracht of eenvoudig het gevaar verplaatst worden, en een permanente stuwdam
zou slechts ophoogingen van zand veroorzaken, die door spuiingen niet zouden kunnen worden opgeruimd
en bovendien zou, door verandering van het regime der rivier, zooals bij deze besoeks reeds herhaaldelijk
plaats vond, de' toestand zich plotseling en ten nadeeie van het kunstwerk kunnen wijzigen.

Men zal zich dus tevreden moeten stellen met minder ingrijpende maatregelen en tijdelijke middelen

om direct gevaar te keeren. Voor de daarvoor in te koopen .materialen zal jaarlijks een zeker bedrag ter
beschikking van het hoofd van plaatselijk bestuur gesteld worden.

Niettemin is het wenschelijk de reeds ingestelde waarnemingen geregeld voort te zetten, met welke

werkzaamheden echter gevoeglijk de te Loemadjang geplaatste opzichter der Burgerlijke Openbare Werken

kan belast worden.

De reeds in het vorige verslag vermelde oevervoorziening van de Serajoerivier bovenstrooms van de

spoorwegbrug nabij de dessa Kesoegihan (Residentie Banjoemas) kwam, door veelvuldig voorkomende
bandjirs en vertraagde aanvoer van het benoodigde hout, ook in dit jaar nog niet geheel gereed. Van de
15 aan te brengen kribben zijn 8 geheel en 5 voor ongeveer de helft voltooid. Eén dezer onvoltooide

kribben werd door een bandjir nagenoeg geheel weggeslagen.
In totaal was tot ultimo 1902 verwerkt ƒ 32 955, zoodat nog f 7 382 beschikbaar bleef.
Voor het maken van een bandjir-kanaal uit de kali Pepe, met bijbehoorende werken, ter beveiliging

van Soerakarta tegen bandjirs, werd bij Gouvernementsbesluit van 3 October 1902, N». 14, een bedrag van
ƒ 426 553 toegestaan, waarvan ƒ 334 292 voor het graven van het kanaal J 62 477 voor een stuw- en
inlaatsluis, ƒ 23 466 voor eene brug voor gewoon- en tramverkeer en ƒ 6318 voor kleinere kunstwerkjes.

Eene beschrijving van het werk is vervat in eene nota van den ontwerper en executant, den Ingenieur

der Ie klasse A. Veoksom de Haan, opgenomen als § 4 van dit hoofdstuk. gedeelte bestemd was voor
In dit verslagjaar werd slechts f 11 309 verwerkt, waarvan het grootste

uit te betalen schadeloosstelling. In totaal werd niet meer dan 20 000 M“. grond verzet.

g 2. Rivier- en waterkeeringswerken op de Buitenbezittingen

een Bij Gouvernementsbesluit van 19 April 1902, N“. 10, werd machtiging verleend tot den bouw van
aanlegsteiger voor prauwen voor de opslagloods te Balikpapan (Residentie Zuider- en Gasterafdeeling

149

van Borneo). Dit werk waarvoor ƒ 15 549 is toegestaan kwam op het aanbrengen van het dubbele dek na
gereed. Tot ultimo 1902 was verwerkt ƒ 18 573.

De reeds in het vorig verslag vermelde oeververdediging der RoWto-rivier kwam gereed Van het
toegestane bedrag groot ƒ 14 972 bleef ƒ 26. onverwerkt.

Het meten van eene beeohoeiing lange den teohteroever der iKortapoera-riyier te Bamdjermadn werd
b.j Gnnvemementebesluit van 3 Mei 1802, N-. 81, geantoriseerd. De palen van dere beeohoeiing et.an op
onderimgen afet.nd van 1.2.3 M. en rijn lang 10 tot 12 M, Aehter de op iaagwater aangebraehte waterstoof

rijn damplanken van 4 M. lengte en 8 oM. dikte ingeheid, daarboven .5 e.M. dikke besehoeiingepl.nten
aangebracht. Elke paal is door ijzeren stangen van
5 c.M. dikte verankerd.

Wegens de lage waterstanden werd de aanvoer van het benoodigde ijzerhout zeer vertraagd, zoodat
gereed kon komen. Van het toegestane bedrag ad ƒ 10 920 is ƒ 4 755
dit werk met verwerkt.

Ie Ternate werden voor het aanleggen van schepen aan het los- en laadhoofd (Hertog Hendrik pier)

fom'Mrr f geplaatst. Dit werk, waarvoor bij Gouvernementsbesluit van 16 September
1900. N 5, een bedrag
van ƒlO 587 werd toegestaan, is in dit jaar gereed gekomen en heeft gekost ƒ 7177
waaronder evenwel de
kosten der aan het Marine-Etablissement

te Soerabaja vervaardigde corps-morttso
»
niet begrepen zijn.

Het werk; .leggen van een dubbel vast-spoor op het los- en laadhootd te Ternate en een decauville

spoor naar en om de nieuwe kolenloods., bijwaarvoor beschikking van den Directeur der Burgerlijke

Openbare Werken van 9 December 1901, N». 18509/D, een bedrag van ƒ 4210 werd toegestaan, kon

door

vertraging in de levenng der houtwerken, nog niet gereed komen. Ve— rwerkt werd eene som van f 170^

TT dJ.i,t O\JIIX va-ij / 1/Uö.

Van spoor kan, volgens Staatsblad dd. 6 November

1902, N», 398, ook door particulieren worden

gebruik gemaakt tegen eene vastgestelde vergoeding van ƒ 5 per etmaal voor het gebruikmaken van de
van ƒ 7.50 per
baan en etmaal voor het gebruikmaken van de rails en

der
spoorwagens

De herstelling van den als zeewering dienstdoenden kaaimuur te Koepang, Residentie Timor (vide

vorig verslag) werd bij Gouvernementsbesluit van 8 Januari 1902, N". 17, geautoriseerd. Ultimo van dit

jaar was men hiermede nog niet gereed. Van het toegestane bedrag ad ƒ 25 280 is nog ƒ5998 beschikb.aar

§ 3. Het verbeteren van den water toe- en afvoer te Semarang.

A. Beschrijving van het bestaande gotenstelsel.

Na de tot standkoming van het TTeaier-üawdjïr.kanaal in 1894 is de voormalige Semarangsche-rivier
met anders dan de toevoerleiding die Weat-Semarang vam water voorziet.

Tusschen de inlaatsluis de circa 600 M. lager

en weten; gelegen kaaimanstuw door de Genie gebouwd

kunstwerk) komen drie afkappingen voor, te

1 . voor de Boeloeleiding, de zoogenaamde Vrijmansluis.

2“. voor eene leiding, die zich even ten noorden van bet buskruitétablissement splitst in twee takken
wdweoaardWrvtaensgteevldiojekeerdOoaskhteeltdijkieRe ezsicdidho,eonrntiaem-eeiedrfmdegdeloovkrarloononpkeet elinenngeijzvnee, rredoneorstadwqeaunaarOdtsuocsdttokoaovnret dr evadkneasmdtrepanoknsBgotdeKjoannrgoasencgmhaeesnnemwdeerwgdeedeleridmineegnt
dezelfde derde leiding vereenigt.

een 3». om beweegkracht te leveren aan den voormaligen buskruitmolen. Dit molenwater doorloopt na
voor bet arbeidsvermogen benoodigd
verval van ± 1.50 M., bet établissement in noordwestelü’ken

richting, stroomt langs den Westkant van bet Residentie-erf en voorziet dat gedeelte der stad dat ten
den Bodjongschen weg
noordwesten van ligt en ten noorden door de Semarangsche rivier wordt begrensd
vari wflitcr.
° ’

Boeloeleiding splitste zich vóór den aanleg van bet Westerbandjir-kanaal in
benedenloop genoemd, werd afgesneden
twp.

rsedifdT;

!ootak nu r benedenloop inlaatsluis bij den stuwdam te PenggiUng, terwijl de Oostelijke

+H BoeloeleidLder Boeloeleiding vormt en de Babadan wordt genoemd. Deze

15oZ water en bevloeit als kali Babadan eene oppervlakte van nauwelijks
. bouw, die zich ten esten van de stad uitstrekt tusscben bet Weßterbandjir-kaiva.a\ en de Semarangsche-riwiei

150

Het gedeelte van de stad Semarang, gelegen op den linkeroever der rivieren ten Noorden van den

weg Boeloeßandoesari, ontvangt dus uit twee leidingen water, nl.:
1». de Oostelijke tak van de sub 2 der voornoemde afkappingen
uit de afgesloten Semarangsche-rWieT

genoemde leiding,

2°. de molenleiding van het voormalige buskruit-établissement.

Beide leidingen, zullen achtereenvolgens in haar loop door de stad gevolgd worden.

De eerstgenoemde leiding loopt, zooals reeds werd medegedeeld, langs den oostkant van den Bodjong-

schen weg. Bij den weg langs Kranggan splitst zij zich in tweeën, waarvan de linkertak den Bodjongschen

weg blijft volgen en uitloopt op een riool, dat onder het stadhuis door in de rivier uitmondt, tetwijl de

rechtertak langs den weg Depok—Kranggan loopt en eveneens eindigt in een riool, dat onder de huizen

van het dichtbevolkte Chineesche kamp tusschen Gang Warong en Pedamaran op de Semarangsche

rivier loost. verdere vertakkingen dezer Bodjong- en Krangganleidingen wordt het deel der
Door middel van

stad tusschen den Bodjongschen weg en de kali Semarang van water voorzien.

Van de grootendeels aarden leiding langs den Bodjongschen weg valt niets bijzonders te vermelden,
behalve de gewone toestand van vernioddering, die voorkomt zelfs bij leidingen, die meer water hebben

af te voeren.

In de, door het daarin eenvoudig neergeworpen vuil en door het bezinken van onreine stoffen,

ondiep geworden Krangganleiding, beweegt zich traag een bijna zwarte, slijkerige vloeistof, die evenwel nog

levende kracht genoeg blijkt te bezitten om zich te verdoelen in verschillende zijslootjes. Deze zijslootjes

hebben evenwel een groot deel van het jaar niets af te voeren, stinken natuurlijk geweldig en getuigen

sterk voor het beginsel dat, waar geen voldoende water is, ook geen leidingen moeten bestaan. Voorbij

den dwarsweg Doewet—Peloran gaan de slooten in gemetselde goten over, die vóór langs de hier tot aan

den kant van den weg gebouwde huizen loopen en over een groot deel met planken zijn overdekt.

De geringe hoeveelheid, al zeer verontreinigde vloeistof uit de Krangganleiding is niet in staat de

faecalien regelmatig in de rivier te stuwen en de eenige verversching in het riool, dat het
opgenomen

einde der leiding vormt, zal wel haast enkel worden teweeggebracht, door het nu en dan binnenstroomen

van rivierwater tijdens hoogen waterstand in de rivier, dat er bij lagen waterstand wederom uit kan loopen.

De tweede aanvoerleiding voor West-Semarang loopt langs de westelijke grens van het Residentie-erf

en vervolgens naar Pendrikan, passeert hier den weg en splitst zich daarna in tweeën. De oostelijke tak

buigt zich van den weg af om dicht bij den dwarsweg Karang Tenggah op den Bcdjongschen weg uit

te komen, dezen tot Blakang kebong te volgen, zich dan naar het Noorden te wenden en door het Maleische

kamp op de rivier uit te loopen. Deze leiding, die van af den dwarsweg Doewet—Gendingan bemetseld is,

is ook in den Oostmoesson ruim van water voorzien.

De westtak volgt den oostkant van den weg langs Pendrikan, Pontjol en Blakang kebon en vereenigt

zich dan met de hiervoor beschreven Bodjangleining.

Op circa 150 M. van het splitsingspunt verdeelt de Pendrikanleiding zich en voorziet de kampong
Pendrikan voldoende van stroomend water, dat gedeeltelijk weer bij Pendrikan in de leiding aan den

noordwestkant van den weg terecht komt en voor een deel eerst bij de zuidwestelijke grens van het fort
Prins van Oranje.
Even voorbij dit laatste vereenigingspunt verdeelt de leiding zich naar een sloot op

het terrein van het fort, terwijl de hoofdtak den weg blijft volgen, om zich nog driemaal te vertakken,

en evenals deze takken met de Bodjongleiding te vereenigen. De Penkrikan-Pontjolleiding aan den Zuid-

oostkant van den weg, vertakt zich bij Karang Tenggah, ter weerszijden van den dwarsweg, en later nog

eenmaal bij het offierskampement te Pontjol. Dit waterloopje passeert de Genielaan en komt in de kam-

pong Gendingan terecht, waar het water gedeeltelijk naar Bodjong en voor een ander deel naar Blakang

kebon loopt.

Behalve de slooten langs Karang Tenggah, Gendingan en Petekan hebben de Pendrikan- en Pontjol-

leidingen meer dan voldoende water, ook zelfs in den Oostmoesson; Pontjol en Blakang kebon zelfs een

groot deel van het jaar te veel, zoodat het hooge grondwater aanleiding geeft tot buitengewone vochtig-
daar meest laag op den grond gebouwde huizen en bij normalen regenval in den Westmoesson
heid in de

langs Blakang kebon vele erven onderloopen. der Krangganleidingen laat zich voor een deel verklaren a s
Deze tegenstelling met het watergebrek

151

een gevolg van vroegeren toestand. Toen de buskruitmolen in gebruik was was aan n- .
noodi* nog
het
dtijven v„ dien „o.en, de deed, dee genoeende

d.t doel door de Gen.e aengolegd. Sedert de opheffing v.n verlLterdden bnekrnitmolen had de toestand
o-selijkmatige verdee.ing v.n het beschikba“ w.,er“
toZThre "“

toegeschreven aan gemis aan eenheid in het waterbelieer.

Het stadsgedeelte, aan den rechteroever der rivier gelegen, Oost-Semarang genaamd wordt uit de

van water voorzien, een riviertje, dat ten oosten van Semarang loopt. (De prise d’eau is niet
engman on
de kaart H

d!eij e
aangegeven) Bij Poetjang Gading is een stuw gebouwd met aftappingen op beide oevers,
eiding verdeelt
zich bij Blantjir (eveneens niet aangegevenl in de Tambok Selo leidino’
wederom'splits, tkinSe„,.„„gle,ding die ziob „p haar beurt bij brog 109 Pn

een

n een noordehjke irrigatie-leiding langs den karrenweg Djomblang—Melatm

"T -"'ip alen van de goten eenmaal in de drie dagen al het water der Fengamn.nyiev -or het door-

d”ese » gotbn v.n Oo„ krijgt en de andere twee
was de aanleiding
tot

T' wordt bij Karangtoerie verdeeld in twee leidingen langs dien we<.

voÏl kan door middel Lr veTgalvan een houten schuif water geloosd worden op
-H
een af
ch e nkjes van
aarden leidingen hier en van half
gedeelte der stad
hout of bamboe voorzien, tot daar, waar de dichtheid der huizen-massa toeneemt Dit

vormt met Pakodjan en het eigenlijke Chineesche kamp een geheel van dicht on elk

ZT “T "Z '■“ " <*““ ™» 4. n“ ”t' aeS
thetnê.
, “ ■*'" »"■ 8™»“ vetoMreiniging wel hirt beTuch
te „o„„e„
TT' leiding loop, langs de noordzijde
van de Noorderw.lslra.,
rta„j.le,<l„g. Dete

passeert daar den weg in zuideliikp or» •j •• . ’ e™ tangs

arbeid plaats hebben. De gezondheidstoeslnd derbl!f i!!/!,!?!''!!."
in

° lu uezß Duurt

laat veel te wenschen over.

;= =; r-L“i

af aan een DjomUang staat bij den dwarsweg Melaten een water

Deze loost langs H oèstwLrTLTende irdffigTpTtalf ‘“'l

vZ c'iini:* T “‘"dT '■“* -2.n;k:n,tn"

leidlig door de kaZlv «)Zr '’T'"” »»•'eo»e gegraven

weer naar de leiding bij den wee D noordelijke het water

den westkust van dien “ Pengapon, waar deze den weg naar het station passeert,

langs het see.trrd, wee p ■>»” we)>'■’ bovengenoemde sloot van den



o„treffiiginrZ\hra'"rrts""V“''‘”) 7' '“‘“''bingon deelt in den toestand van ver-

bevolkte buurten oopen, waar ze met veel te geringe afvoeren door dicht
gaan.

152

A. Achtereenvolgende plannen tot verbetering,

in de leiding langs de oostsijde van

is „p te stuwen, da. het door den mk langs ene., g “ gevoerd. De daardoor
Depot, Pebmn, Kranggon ’ beweerd werd, de werksaam-
Cbineesche wijken werd neergelaten, reten tusschen

verooraaakte hoogere waterstand boven e ver “ „„t de geneeskundige diens.

beden op he. buskruitétablissement. .'J» f /

de Civiele en Militoire w« stellen der schuif te veel water wegvloei, langs de

:cr:.er:p -r: erttsr reerder-rers „„ Gouvernements.innch.inge„ en lijdersin

het Hospitaal. toenmalige,. Resident van S»»«m«P, w.aarin er op ge-

aanleiding van een scnrijven van aeu

Naar

aan het verzoek van den
Gemedienst,^wezen
werd, dat, bijaldien

al het water naar Pentjo zou s
gegeven,
werd gevolg van den kruitmolen prijs werd
te drijven, werd
■West-Semarang en in overweging werd iP

geteld, iu bat belang dev »“

bij Gouvernementsbesluit van 2 Februar , •, van den Waterstaat en der

,a.riu sittiug hadden de Intrenieurs

aoekeu. Deve commissie bnekrnitmolen, had in opdracht

Genie, de Assistent-Eesident voor de b„,truitmolen gebruikte

“tet rUUn De;:rtementvLTt’ irlogvan en van de bevolking «gelijkertijd konden -orden

gebaat. v.-: ,..vm,vpr+. In waarbii werd overgelegd een

Bij missive van 28 December 1878, N». IdUO, dienae zij ....

Eerstaanwezend-Ingenieur Van

voorontwerp Van den Ingenieur H. Hamming, opgemaa op

der ontwerp, met inbegrip van

ommissi
.
Egmond en overeenkomstig de bedoeling
op ƒf 28 535. DDee «ppUlaaatselijJke commissie
j"onde verbouwing van bestaande bruggen en
duikers, waren geraamd

iTeneeskuL. en tcdgt. betuigde bu.r bijval met >■«

T con.— van het Leger, aan wien

het Wapen der Genie, den Kolonel Ermeling, op een Plaatse ij on

van April 1879 oordeelde de kolonel Ermeling de l,g, eer te veel dan te

der bevolking en verklaarde, dat Semarang, voor zoo weinig verheffing boven het
weinig water had reden niet gewenscht;
afwateringspeil. De ee bodem en genoemde
htt
voor eene plaats met zoo weinig

hoeveelheid spoelwater te vermeerderen a

zich met vereenigen en gaf de richting ,

met het voorontwerp kon hij

■ worden gezocht. , wwaaiteerrvveerrudeeeelings van West-Semarang in.

T„ de Wenicur Crok eene nota over de

In Februari i8»i dienae ae mgeu.cu. pƒ goedkeuring verwerven van den

1881

Dit ontwerp, waarvan de kosten geraamd ware of de ontwerpen van de Ingenieurs

I„,peot.u, der Burgerlijke Opeubaré Werken f Open
Hamming en Cbok ter verdere behandeling den Directeur
der Burgerlijke

de boogerge„oe„de eorumieei, opnieu, bijeen iereepen

In 1882 moet het pian «-pt is echter bü een voor-
van öi J
de kwestie der waterverdeeling andermaal in e an ® medegedeeld,

teneinde Ingenieur

nemen gebleven, althans in een brief van den Eerstaanwezend

dat voor de verbetering der waterverdeeling nog iniöuoweeriduceen voorstel ingediend
Chineescbe kamp, dat echter niet
. rlfv Spmaranasche-vi\ier tot stand,
,
de afsluiting van ae
In 1894 kwam

voor bet verbeteren van den waterafvoer der Str<mt Piampiton

tot uitvoering kwam. _ onnieuw aanhangig gemaakt en
Eerst in 1897 werd
de verbetering van den van den

met het opmaken van een voorloopig ontwerp belast de Burgerlijke Openbare
Wen begonnen.
1898 gereed; tegen de daarbij aangegeven beginselen, vo gens ve

water'toe- en afvoer zouden worden opgemaakt, "

Werken geen bezwaar, zoodat met het opmaken van de definitieve voorstel

Behoort Inj verslaf 8.0. W 1902.

phi a t 3.

lAth.debrs. JbHvla7yenAiy,Vfi,J)en IJaay.





153

Deze beginselen zijn:

ken IHet leidingstelsel van Semarang zal verbeterd worden, voornamelijk door het zich ook te doen uitstrek-
rechts van de Semarang-Tivier, voorts door, zooveel mogelijk met gebruikmaking van de bestaande lei-

dingen, een net te verkrijgen, dat door doelmatige capaciteit en constructie beter aan het doel beantwoordt.

tot 2». Dit doel is de stad te voorzien van stroomend water tot het besproeien van wegen en erven,
het blusschen van brand voor de bevolking. Bovendien zullen de
en tol wasch- en badgelegenheid

leidingen opnemen bad- en spoelwater, en waar dit noodig is, tot afvoer van regenwater dienen.

Privaten en stallen mogen er niet op loozen, ook mag er geen stalvuil en dergelijke ingeworpen
worden. (Hieraan bleek later niet de hand te te zijn en is dit dan ook vervallen}.
houden

Het net wordt zoo eenvoudig mogelijk samengesteld, zoodat de vertakkingen steeds ten slotte

afzonderlijk in de Semarang-rWier, het Havenkanaal of de Torbaja-rïwïex zich ontlasten en slechts zoo
min mogelijk in elkaar. Waar de afvoer van regenwater op andere wijze mogelijk is, zal die afzonderlijk

verbeterd worden.

8". Voor de capaciteit der leidingen wordt gerekend op een normaal debiet van den gemiddelden

Oostmoesson-afvoer de Semarang-iivier, dat echter zoo dikwijls de rivier dit toelaat, aanmerkelijk ver-

meerderd kan worden.

Aan bewoners langs de leiding kan vergunning worden gegeven, om, wanneer het debiet het normale

overtreft, water af te tappen door leidingen op hunne kosten en op aanwijzing van den Gewestelijken
waterstaat gemaakt.

De leidingen woiden waterdicht bemetseld tot boven den hoogsten daaraan te verwachten

water-

stand en moeten zoo noodig, ook berekend zijn op afvoer van hemelwater.

C. Uitgewerkte voorstellen tot verbetering van den water toe- en afvoer.

Het ontwerp, opgemaakt met inachtneming van deze beginselen, is in 3 gedeelten gesplitst, te weten :

a. de werken noodig om aan Oost-Semarang water toe te voeren, afkomstig uit de zich op den
linkeroever der afgesloten Semerangsche-Tivier bevindende price d’eau, die nu alleen
West-Semarang van

water voorziet. Op deze wijze zal de nu ten behoeve van Oost-Semarang door middel van de Semerang-

leiding uit de Pengaran-rwÏQr aangevoerde, geheel ontoereikende hoeveelheid worden aangevuld.

b. de verbetering van het gotenstelsel van Oost-Sémarang.

c. de verbetering van het gotenstelsel van West-Semarang.

Deze onderdeden zullen in het kort toegelicht wmrden, waarbij verwezen wordt naar de bijgevoegde
teekemng van het algemeen plan der waterverdeeling oorspronkelijk behoorendebij de nota van toelichting
dd. 18 Augustus 1900.

a. Aanvoer van water uit de Semarang-rivier naar het gotenstelsel van Oost-Semarang.

Zooals reeds werd medegedeeld is de aanvoer uit de Pengaran-xWiQï geheel onvoldoende voor een

goede doorspoeling der goten van Oost-Semarang. Zoo werd in de maand Mei van 1901 een gemiddeld
debiet van 0.24 M3. in de Semarang-loiding gemeten. In Maart was die hoeveelheid aanmerkelijk grooter

geweest (± 0.4 M3.) maar van half December tot half Januari, toen er veel irrigatie-water noodig was,

meestal kleiner dan 0.1 M^

De geconstateerde minirnum-afvoer van de Smammp-rivier boven den stuwdam, bedraagt 1.20 M’.

wel is dit niet een absoluut minimum, omdat de waarnemingen nog niet lang genoeg verricht zijn en is
niet alles
voor de spoelleidingen beschikbaar, doordat een deel voor irrigatie moet beschikbaar blijven

en ook in de afgesloten Semarang-xhfier eenig water moet blijven, maar toch is het duidelijk, dat West-

Semarang, wat de hoeveelheid spoelwater betreft in zeer veel gunstiger condities verkeert dan de Oostelijke

helft der stad en dat bij eene billijke verdeeling het mogelijk zal zijn Oost-Semarang van spoelwater uit
de Semarang-x'wiex te voorzien.

De hierbedoelde toevoerleiding die normaal 540 L. zal aanvoeren, doch eene capaciteit van 1.175 Mh

moet hebben om met tusschenpoozen eene grootere hoeveelheid voor doorspoeling
ontleent haar water bij de kaaimanstuw, waarvan het stuwpeil verhoogd
der goten te kunnen
moest worden. Tegen

deze wijziging bestond geen bezwaar, aangezien de stuw oorspronkelijk, d. i. vóór de afsluiting van de

20

154

rivier, op veel grootere afvoeren was berekend. Over het eerste gedeelte wordt gevolgd de, later te
bespreken, leiding B voor West-Semarang. Even voor den weg van Randoesari verlaat zij deze leiding om

middels een houten aquaduct de rivier te passeeren. Van af kw. N°. 3 (een duiker) tot kw. No. 4 (een

syphon onder de afvoerleiding Randoesari) volgt zij de noordzijde van den weg en heeft daar, met het

oog op de weinig beschikbare ruimte een rechthoekig profil, in baksteen uitgevoerd. Verder op traverseert
een weinig in ophooging de sawah’s tot Karangtoeri alwaar aansluiting met de leiding S. van
de leiding

Oost-Semarang wordt verkregen. In dit gedeelte komen twee syphons voor, waarmee achtereenvolgens de

weg naar Pellorayi en de afvoerleiding kali Gennek wordt gepasseerd.

Overeenkomstig de aangenomen beginselen is de geheele lengte bemetseld tot boven den hoogsten

waterstand. In het ontvverp is ook opgenomen het verbeteren van den waterafvoer van het doorsneden

terrein, waartoe de kali Genoek zal verruimd worden, totdat zij eene capaciteit heeft van + 16 M’.

De kosten van deze werken geraamd op f 206 490, kwamen zoo hoog voor, dat gevreesd werd, dat

daarop het tot stand komen zou afstuiten, weshalve later eenige bezuinigingen zijn aangebracht. In de

eerste plaats zal de verbetering van den waterafvoer achterwege blijven; alleen zal zorg gedragen worden,
door den bouw van de noodige doorlaten, dat deze niet slechter wordt dan hij nu is. In de tweede plaats
zal de leiding alleen over dat gedeelte bemetseld worden, waar de plaatsruimte te gering is of W’aar zij

aanleiding kan geven tot eene ongewenschte verhooging van den grondwaterstand. In de derde plaats kan

de syphon bij de snijding van den weg naar PeUoran vervallen, aangezien die weg niet voor voertuigen
begaanbaar is en er tegen een ophooging als noodig is om een gewoon brugje te kunnen toepassen, vol-

strekt geen bezwaar bestaat.

Deze vereenvoudigingen zullen de bouwkosten op ƒ 81 000, w. o. ƒ 82 000 voor schadeloosstellingen,

terugbrengen. Waarschijnlijk zal op dit laatste bedrag nog wel iets te bezuinigen zijn.

b. Verbetering van het gotenstelsel van Oost-Semarang.

Dit ontwerp omvat eene bemetselde hoofdleiding S, aldus genoemd naar de Semarang-leiding, waar-

van zij eene voortzetting is, eene niet bemetselde zijleiding voornamelijk afvoerleiding S, en de bemetselde

zijleidingen <S 2, 4 en 5, alle in oostelijke richting eindigende in de kali Gawe, benevens aan de west-

zijde de gedeeltelijk bemetselde zijleiding S 3 naar de Seynarangsche rivier. Voor eene behoorlijke door-

spoeling van de zijgoten wordt noodig geacht eene hoeveelheid van 180 L. per goot, voor de hoofdleiding

zelve 0.785 M».

De loop der hoofdleiding 3 is, volgens dit ontwerp als volgt.

Nadat de Semarang-leidimg den meest westelijken tak van het Oosferèa'/idjir-kanaal door middel van

eene aquaduct is gepasseerd, vereenigt zij zich met eene aftapping uit genoemden tak, die de voortzetting

der kali Tjandi naar het Bandjir-kanaal vormt. Bij dit vereenigingspunt begint de bemetselde leiding S,
die bij brug N". 109, den karrenweg Djomblang-Maten passeert.

Hierna heeft de eerste verdeeling plaats naar de zijleiding S, door middel van een naaldstuw en

een duiker onder den weg. Van af brug N°. 108 volgt de leiding S, den grooten weg naar Semarang en

verdeelt zich bij duiker No. 107 ten tweeden male, passeert den weg door dien duiker en volgt dan den

westkant van den weg. Even boven duiker N". 106, is een overlaat geprojecteerd, ter plaatse waar nu

reeds een dergelijk houten werkje bestaat. De aansluitende afvoerleiding moet tot aan de rivier op profil
worden gebracht. Van af dezen overlaat tot brug N“. 98 wordt de leiding overdekt met gegolfd ligger-blik

en een laagje beton van 5 cM. boven de golven. Dit overdekte gedeelte wordt van duiker N®. 106 tot

brug N“ 98 met een trottoir bedekt. Hier en daar zal de overdekking onderbroken worden om gelegen-

heid te geven uit de leiding water te halen, bovendien zullen voor het verzamelen van regenwater, om

de 100 M. ter zijde van het trottoir roosters wordèn aangebracht boven zinkputten, die middels een

betonbuis met de leiding in verbinding staan.

Bij de bruggen N°. 96 en 82 en den duiker N“. 83 verdeelt de leiding zich naar de zijleiding S 3,

4 en 5 door middel van eenvoudige naaldstuwen en vervolgt daarna tot brug N®. 62 onverdeeld den

ouden loop met behoud van alle bestaande kunstwerken. Oorspronkelijk heeft het in de bedoeling gelegen

de leiding van af brug N®. 63 naar het havenkanaal om te leggen, om het verontreinigde water zoo ver

mogelijk buiten de bewoonde buurten te loozen. De hiervoor noodige onteigening en de aanlegkosten
bleken te hoog te zijn om aan dat plan gevolg te geven.

155

De maximum-afvoer, volgens de formule van Buekli zal op het einde van de leiding ruim 1.20 M’.
bedragen, de werkelijke capaciteit is 1.80 M“.

Het eerste gedeelte van de leiding SI is eene bestaande gemetselde goot met half cirkelvormig
profil en 1 M. diameter. Daarna blijft ze over haar geheele lengte onbemetseld en volgt als verbeterde
afvoerleiding de laagste terreinpunten tusscben den grooten weg en den voornoemden karrenweg, om
dezen laatsten bij brug N". 115 te passeeren. De maximum-afvoer zou bij dit punt ruim 1.70 M3. kunnen
bedragen, terwijl de capaciteit bij eene waterdiepte van 0.70 M. + 1.450 M3. is, waarbij de leiding bij de

laagste gedeelten overloopt. S 2 beeft geen groot afwateringsgebied, niet meer dan de halve wegbreedte

over ± 2.7 K.M. Tot brug N“. 95 worden drie gedeelten. overdekt ter hoogte van 1 M. boven den bodem.

Bij brug N”. 82 snijdt S 2 de leiding S 4 alwaar eene verdeeling plaats beeft, hetgeen ook gebeurt bij duiker

No. 125 met S 2 en S5. (Bij nader inzien w'erd bet wenscbelijker geacht S 5 niet te laten aanvangen bij

duiker N°. 83 maar eerst bij duiker N°. 125). De bemetseling van de leiding S 2 eindigt bij duiker N". 88

alwaar zij den weg langs Pengapon passeert en in de bestaande leiding naar de fcaH-Gawe overgaat. Tusscben
de bruggen N°. 82 en 125 komen twee overdekte gedeelten voor van 53 en 44 M. lengte. Van af brug

N". 125 is bet afwateringsgebied 26.3 H.A. groot.

S 3 wordt slechts bemetseld tot aan bet riool onder bet emplacement van bet tramstation, dat een

diameter beeft van 0.80 M. De maximum-afvoer wordt berekend op 0.204 M3. per secunde.

S 4 beeft bij de snijding met den weg Mlaten-Karangbidara een afwateringsgebied van 3.7 H.A! en

een berekenden maximum-afvoer van ± 0.216 Aan bet einde der leiding klimt die afvoer tot 0.617

In S 5 komen twee overdekte gedeelten voor, de capaciteit der leiding is gesteld op 0.75 M^.
Ook op dit ontwerp, dat begroot was op ƒ 363 903, zijn naderhand eenige vereenvoudigingen voorgesteld.
In de eerste plaats kwam bet onnoodig voor aan beide zijden van den Djomblangscben weg diepe
goten te hebben, te meer daar de goot aan den Oostkant van den weg slechts dienen moet voor afvoer
van bet regenwater op de helft van dien weg gevallen. Beter werd bet geoordeeld de bestaande, gedeeltelijk
aarden, gedeeltelijk bemetselde sloot te dempen en te vervangen door eenvoudige gootjes voor afwatering

van den weg. De kruising a nivearr van de leiding S 2 met S 4 komt dan te vervallen.

In de tweede plaats kunnen de geprojecteerde trottoirs langs dezen weg vervallen. Wel zouden deze
een groote verbetering vormen, maar bun aanleg behoeft niet samen te gaan met bet in orde brengen
van de goten.

In de derde plaats zou men aanvankelijk kunnen volstaan met de bemetseling eerst te doen aan-

vangen op bet punt, waar de leiding door bet opnemen van veel afval sterk verontreinigd begint te

worden, d. i. op ongeveer 1 K.M. bovenstrooms van brug N". 98.

In de vierde plaats zou ook de bemetseling der leidingen S4, S 5 en S 2 aanvankelijk achterwege

kunnen blijven en later achtereenvolgens geheel of gedeeltelijk bij wijze van op zich zelf staande verbete-

ringen kunnen worden uitgevoerd, nadat de noodzakelijkheid daarvan is aangetoond.

In de vijfde plaats kon bet aangenomen verval in de inlaten der secundaire leidingen gereduceerd
worden. De bodems dezer leidingen kunnen dan rijzen, waardoor de goot minder diep en dus goedkooper
wordt en een sterker verhang kan optreden.

In de zesde plaats zal wellicht de leiding S 3 geheel kunnen vervallen.

Brengt men deze vereenvoudigingen aan, dan worden de kosten met ƒ 235 000 verminderd en dus
teruggebracbt op ƒ 129 000.

Met dit bedrag zou men dan voorloopig kunnen volstaan, maar op den duur zullen de aanvankelijk
ƒ 105 000 begroote verbeteringen wel niet geheel achterwege kunnen blijven, al zal bet wellicht mogelijk
zijn door bet toepassen van tegelgoten heel wat te besparen.

C. De verbetering van het gotenstelael van West-Semarang.

Sedert bij Gouvernementsbesluit van 11 Juni 1196, N°. 11, de buskruitinolen is opgebeven, verzetten

zijn belangen zich niet meer tegen den aanleg van een rationeel leidingnet voor doorspoeling van West-

Semarang. De aftapping bij de Vrijmansluis kan nu vervallen en aangetrokken worden op de aftapping
bij de kaaimanstuw.

Van uit deze stuw gaan nu twee leidingen uit, de Bodjongleiding (B) en de Pontjolleiding (P).

156

Eerstgenoemde leiding, die de vroegere leiding bij de Vrijmansluis van water zal voorzien, staat bij kw.
N°. 2 de leiding R af voor Oost-Semarang. Zij passeert bij brug N“ 19 den weg langs Randoesari en splitst
zich dan spoedig in de zijleidingen BI en 82. De P-leiding loopt langs den oostkant van het Residentserf
en splitst zich bij brug 1S“. 22 in de leidingen PI en P2. De verdere loop der leidingen, zoomede van
hare aftappingen, blijkt voldoende uit het «Algemeen plan der waterverdeeling», waarnaar dus verwezen
wordt. Tevens is daarop aangegeven hoeveel de normale afvoer van elk der goten bedraagt. Bij de
bepaling daarvan is aangenomen, dat per goot eene hoeveelheid water vereischt wordt van 90 L.,
doch dat het mogelijk moet zijn tusschenbeiden de dubbele hoeveelheid toe te laten voor eene extra
doorspoeling. Voor de 8 aftappingen van de P-leidingen is dus noodig 720 L., voor de 13 aftappingen
van de B-leidingen 1170 L., waarbij evenwel nog komt 540 L. voor de R-leiding. In totaal en normaal is
dus noodig eene hoeveelheid van 2430 L. per secunde.

Het debiet der Semarang-Twier kan, zooals hooger reeds werd medegedeeld, dalen lot 1.21
welke hoeveelheid dan nog niet eens geheel beschikbaar is. Er zal dus een periode kunnen zijn, dat er
te weinig water is om alle leidingen de noodig geoordeelde hoeveelheid toe te voeren. Dit is echter geen
overwegend bezwaar, omdat men zich voor dien, meestal zeer korten tijd kan behelpen met eene regeling,
waarbij de goten om beurten het spoelwater ontvangen.

De hijgeschreven cijfers geven evenwel niet aan de capaciteit, die de leidingen moeten verkrijgen,
want, niet alleen moet het mogelijk zijn, voor eene flinke doorspoeling, de dubbele hoeveelheid door te
laten, doch ook moeten vele leidingen tevens geschikt zijn voor afvoer van terreinwater.

Aangezien dit ontwerp geheel is af te scheiden van de uitvoering der ontwerpen A -en B, bovendien
nog een punt van nader onderzoek en bespreking moet uitmaken, zal hier niet in verdere details getreden
worden. Alleen dient nog vermeld te worden dat deze verbeterftrg begroot is op ƒ 487 184. doch dat
daarop wellicht, evenals bij de andere ontwerpen, belangrijk kan worden bezuinigd.

D. Eind-voorstellen.

Nadat het schema voor de ontwerpen A en B was vastgesteld, kon worden overgegaan tot het

opmaken van partieële eindvoorstellen.

Zoo kwam gereed, en werd geautoriseerd, de verbetering van de Tawangleiding d. i. de leiding S

van af brug 98 tot brug 62, werd een ontwerp ingediend voor het gedeeltelijk bemetselen van de Karang-

toerileiding (leiding S tot aan brug 98) en werd begonnen aan het ontwerp voor de verbindingsleiding R.
Het eerste ontwerp werd reeds besproken in § 1 van deze onderafdeeling. De daar vermelde capaciteit

van 1.33 is als volgt bepaald. Voor elk der 3 aftappingen S 2, S 4 en S 5 wordt 180 L. noodig geacht.

Voor S 3 wordt niets in rekening gebracht; moet die leiding eenig water ontvangen, dan kan de afvoer
der andere leidingen, desnoods bij beurten, iets worden verminderd. Voor een behoorlijken afvoer van

het vuil door de hoofdgoot S is noodig geacht 0.79 M3., een vrij willekeurig gesteld bedrag. De totale

aanvoer moet dus zijn 3x0.18-1-0.79 = 1.38

De aanvoer door de Semarang-leiding kan tot 0.24 M3. dalen, waarvan dan nog 0.09 M“. moet

worden afgestaan aan de leiding S 1, zoodat het ontbrekende, of 1.18 Mh, zoo mogelijk, door de R-leiding,

moet worden geleverd.

Het ingediende ontwerp voor het verbeteren van de Karangtoeri-leiding is eene voortzetting van het
hiervoor genoemde werk. Wil de verbetering van de Tawang-leiding het effect opleveren dat daarvan
verwacht wordt, dan is niet alleen het maken van de toevoerleiding R noodzakelijk, doch ook de bemetseling
van de S-leiding, tot dat punt, waar de vervuiling van het water bescheidener afmetingen aanneemt.
Werd aanvankelijk gemeend, dat men zou kunnen volstaan met eene bemetseling tot 1 K.M. boven brug

N°. 98, de sedert gewijzigde omstandigheden maken het wenschelijk deze bemetseling voort te zetten tot
aan het punt waar de R-leiding de S-leieing bereikt, d. i. tot 1620 M. boven brug N“. 98. Die veranderde
omstandigheden zijn, dat sedert het opmaken van het voorontwerp de stad zich in zuidelijke richting
heeft uitgebreid en dat in 1902 dit gedeelte officieel als Chineesche wijk is aangewezen, waardoor hier
spoedig een aaneengesloten rij huizen, als tusschen de bruggen 98 en 106 wordt aangetroffen, zal verrijzen.

In afwijking van het voor de Tawangleiding gekozen dwarsprofil, zijn de wanden hier loodrecht

genomen, omdat de leiding over 760 M. overdekt zal worden en omdat gebleken is, dat de hellende

Behoort bij verslag- 1902.

rhuil 4

Litk . (khrs. J.& H.van dêtvMaa^.





157

geschiedt door i* de lLgle.ric"hlfng'to MLTgepltrtirpllTkTlkÏ De overdekking

liLers ’ Tvan
den eenen naar den anderen kant loopende houten '

Hierin " zijn op

diohtg.Taaftdoor de bevoegde anloriteit, geno.kkelij k te verwijderen planken worden ’
dezer leiding, in de verbindingswegen en de toegangen tot de
«'^erbbruggingen

in breedte tusseben de leuningen afwisselende van 5 o tot 2 5 M

ue bestaande overlaat naar de Pedjagalanleiding is, in afwijking Van het voorontwerp, vervallen.
het Ooster-bandjirkanaal Semarangleìding geen bandjir-
Sedert de tot stand komíng van neemt de

water meer op.

(1620 M. in plaats van 1000 M. j, in de tweede nlaats doo bemetseling

kaii.tinTn'de derde plaats door de hoogere eenheidsprijsen voor ™L™“ g'lT “
van

84. B..oilig|„g gg hoofdpi..,. s..r.k.rt. »ggg„ Bandjir.,

Bandjirkanaal uit de kali Pepe.

Het definitief ontwerp afleiding van de Pene-rivier

voor ;

waartrorv u a

4%5'“ï OctobLgereed. Bij Gouvernementsbesluit van 3 1902

ƒƒ 426 503 voor een bandjirkanaal uit de kali Pepe met bijbeboorende

werken met

spoorwegbrug in de lijn Semarang-Vorstenlanden. Bovengenoemde som laat z’ieb splitsen in twee ««ne

wordLde kosten voor grondverzet begroot op ƒ 384 292 dip deelen:

doch door do Regeering v •

vnn



de Regeering te bekostigen. ’ ®Sroot op ƒ92 261. door

■>- »^-hande.

nfsondL'rrwTd^behindl”''afgcloopen. werd dit onderdeel ui. het ontwerp gelicht om later

Capaciteit vau het kauaal.

Het Bandjirkanaal is berekend op een maximum-afvoer van 800 p sec On vmnd u

nmgen (directe afvoerbepalingen ,
zwaarbjk te doen daar dan de
Tebadbij de hoogste bandjirs hebben nooit plaate e "T

d.elver buiten bare T T'’” °

Pepe oevers treedt en

was in de voor-ontwerpen van de Ingenieurs Slinkers eb Van Dp stroom staat)

öf t„,S,600 MS. Waarnemingen van waterstanden tijden. .M gerekend op een afvoer van
„.*.172" ef,Februari 1897 deden be.luihm '** “
op l T ° ‘'“‘‘j"
een grooteren

brug over de Pepe in o”n”' '"J <■«

M 8 in Janiriterwijl bij den grootsten wordt
aJngenomen be7wsa>-HIR TlLtpir(Als waterpasnulvlak is 1902
de lijn Selo-Djogm tijdens dien bandjir

gsneten afvoer van 240

Dwarsprofil en richting van het kanaal.

Het kanaal heeft eene bodembreerltp vnn -

*
-i

Km! Tonis, met taluds van loa p 1. Hel verhang per ‘‘‘'P»'
bedraort M
f"
a .v.aa.ee„g .
“nplavemnnt 5.,0-
utJuraagi U-bü M.

riet peil van den bodem werd hoofdzakelijk benaald door Hpti <■

nlijLd” vl”van de doorsnijding
met de spoorbaan kon toegelaten worden. De
verS,„beperkt de verhooging. die de baan bij de door.niiding kan

v.n.e.rs„rrtrsrrii^:‘

Het kanaal, lang ongeveer 5 K.M. vokt IT"" n'

uUmoldTde hoofdplaats loopt en te Gempoelan in de i.’oZo-rm«r ’i " Noorden van

ter TLgebeten, 5 K.M. lager ligt dan de uitmonding KM t

van h« tan.., ,e,ijt ligt „et het „a.lveld volgt hefl:., '''

158

Om het water van de Pepe in die vallei te brengen, welke ten Oosten van de spoorbaan Solo-Semarang

aanvangt, wordt bet even boven de dessa Moenggoeng waar de Pepe in Oostelijke richting, ongeveer die

der vallei loopt, afgeleid. van de Pepe boven de afleiding en
Het kanaal volgt dan over de eerste 500 M. ongeveer de richting

buigt zich dan noordwaarts in de richting van de vallei. waarvan de eerste alleen
Boven bet punt van afleiding worden de Samben- en de Laragan-leidingen,
tevens dient tot voeding
dient tot afvoer en de tweede, die bovendien nog water uit de Pepe ontvangt,

van eenige leidingen ter boofdplaats, in de Pepe geleid.

Bedijking van het kanaal.

Bij bandjir treedt de Pepe reeds boven de dessa Koemplang, waar de weg naar Malang Djiwan deze

snijdt, buiten bare oevers en zet bet omliggende terrein onder water. Om te voorkomen, dat dat bandjir-

water zuidwaarts naar de boofdplaats stroomt, is een dijk aangelegd, loopende van bet terrein, dat boven

bandjirpeil ligt. ten Westen van dessa Soemher Trankilan naar den afsluitdam in de Pepe. Daar beneden

doet de grondberging tevens dienst als waterkeering, die beneden de dessa Kandang Sapi, waar de heuvels

van de vallei bet Zuidelijk terrein beschermen, zou kunnen vervallen.
Een dijk van de booge gronden ten Oosten van dessa Koemplang aansluitende aan de grondberging
ten
Noorden of langs den linker oever van bet kanaal, dient in de eerste plaats om den spoorweg, die

van Solo naar Semarang loopt, te beschermen. op hoogte maaiveld een berm van 15 M.
Tusscben de grondberging en de kanaalboorden is

breedte gelaten.

Kunstwerken.

Stuw met inlaatsluis.

De Pepe, die door de hoofdplaats loopt, moet zooveel mogelijk gevoed worden om behoorlijke door-

spoeling te behouden. Voor de maximum hoeveelheid, daartoe benoodigd is aangenomen 40 Mh Alzoo

werd vereischt een stuw aan het begin van het kanaal en een inlaatsluis, om de Pepe te kunnen afsluiten,

wanneer bij bandjir in de Solo-rivier geen water mag worden ingelaten. De inlaatsluis heeft 10 openingen
van 1.50 M. wijdte, waarvan de drempel ligt op + 90.60, ongeveer bodemhoogte Pepe. In verband met de

aangenomen maximum hoeveelheid voedingswater, was daardoor de hoogte van den stuwkruin -+■ 92.04

bepaald, terwijl de lengte, op den kruin gemeten 78.50 M., volgde uit den hoogsten waterstand, dien men

boven de stuw wilde toelaten, -f- 95.20 en den maximum afvoer over de stuw bij gesloten inlaatsluis,

zijnde 800 M®. •1 -I . -1 /-kr' _i 1 I OO OK oKA TVT ia riQ-r» a+rkT*+VtC»lr
stortoaK;
Achter den stuwmuur, kruinsbreedte 1.25 M., onderbreedte, op H- 88.35, 3.5Ü M., is een

geprojecteerd, diep 1.25 M., breed 12.-20 M. waarvan de bodem ligt op -|- 88.35 Het geheele kunstwerk
aanstamping van bergsteen, waarvan de bovenkant ligt op + 87.60 of rond 5 M. beneden
rust op eene waar volgens de boringen vaste klei meer of minder vermengd met kalksteentjes werd

het maaiveld,

gevonden. Onder den stuwmuur en den drempel van den stortbak liggen koffers, die 1.10 M. dieper reiken.

De overgang van dit kunstwerk naar het kanaal daarachter wordt gevormd door een stortebed van 15M.
breedte, in samenstelling geleidelijk overgaande van metselwerk door beton afgedekt tot eene eenvoudige

aanstamping van berg- en riviersteen.
«•. -1 -1 .
,. leimuren en 1• 1 X Koc/»V»rOTror»
._i beschreven
Voor het profil der 1 het ondersneden profil, zooais dit

vleugels is gekozen

staat in het Tijdschrift van het K. I. v. Ing., Afd. Ned.-Indië, jaargang 1896 9/, Bijlage A., blz. len volg.

De openingen der inlaatsluis worden gesloten door houten schuiven, bewogen door ijzeren wind-

werkjes, bestaande uit eene draaibare moer waarop een tandrad is bevestigd, dat door middel van rondsel

en kruk wordt rondgedraaid. Door die moer loopt een schroefstang, waaraan de schuif bevestigd is.

Het geheele kunstwerk wordt opgetrokken van berg- of riviersteen, stuw- en stortbak afgedekt door
laag beton in portlandcementspecie. Een spuisluis wordt onnoodig geacht, daar de inlaatsluis als

eene

zoodanig dienst kan doen.

159

Brug voor gewoon- en tramverkeer.

250 M beneden de stuw is een brug

geprojecteerd, rechthoekjes op de as van het kanaal tot

herstel van de verbroken gemeenschap in den weg naarJfaZana-DhW iw„„„„i

"Hö K u i. j. ‘j. ” iwciTij Ql6 Qoor ii6t ka.naa,l ffösnGciGn wordt

en heeft 6 liggende op + 94.91 op ijzeren liggers van 13 M lengte
De pijlers en landhoofden worden opgetrokken van riviersteen gefundeerd op + 87 14

4.82 S,tatend

an T ' de trambaan, dienende voor

ZlTi van suiker en materialen ten behoeve de ondernemimr
die het kanaal
pr uc oudememing Malang-Djiwan.

-De bestaande van
weg,
vau

onder een scherpen hoek snijdt, wordt omgelegd.

Spoorweg brug
.

landhoiden pijler!mg5geeelsedgngeeedgldDiejekdenieen,eslpodzdovoeoeiosrrdwsbapdeetagsitntoaSnpoaierknnomgdjeaeedrcnaatnbavganar-aionnVngo, 1reis4nedt.en4iene0blaeMnthbidjar.deunendgdlaeijglkdgiwneegibrj.dmotNueoew,eddtr.u-Iwsnmtode-r.ondedeStenpwooooopmrrwdgseeteneglee.mgnadea.ntsZcohoaaplpsijrewedozsradl mietndnoioadkeebnnudaogaonr vehanentwgkoawrndeaeradnl

Kleine kunstwerken.

De
zoo nauw, dat

wLdt inaelatLdeze bij bandjir

Lls"Udiaennt 7tstuw, waarvan
wordt beneden het punt van afleiding gevoed door een open duikersluisie

slechts bij groot verval de noodige hoeveelheid, geschat op 0.604 M\, en
slechts kan stijgen tot 5 M3. Om het groote verval vóór het sluisje te krijgen een

de kruin 0.80 M. boven den bodem der leiding ligt. De verdere kunstwerk
duikertjes in den Malang-Djvwan ter
en ten Zuiden van de grondberging, doorvoering van het water van afvoersloten, loopende ten Noorden
even boven de plaats waar het water
en een stortmiiurtje in de verlegde Larangan- en Samóm-leiding
van de diepere Samóan-leiding wordt opgenomen

Uitvoering.

uitbetaling van de schadevergoeding voor boomen, gewassen en huizen, vallende binnen het
genomen, had plaats gehad,
terrein door bovenomschreven werken in beslag kat!tin het

van

spoorbaan. Verzet werd 20000

§5 Verlaging der waterstanden in de Soerabaja-rivier beneden Gaebeng

Mi «„TnT r beneden en in de twee takken, de

''oofdptaata Soerabaja verdeelt, werd voor bet

vereetakrtrt vooT’.r "" ‘‘‘* "™'“ '■“fP'-ofillen werden opgenrelen, welke konden worden
de

daaruit bhlleeekk,
herSald drarnbherhaald, l 1890 van af de sluizen tot het verdeelpunt opnemingen
der Soerabaja-nYiev de
dat sedert

059 r"rdtrr‘L"7‘‘‘‘‘'“ *■'“ ■“ ‘‘“O -*■ “»

‘Ot

bbrnugi. PPegirian, al1waar eene verhooging uitzondering van een klein gedeelte van brug Tjantian tot

. ® van 0,02'’ M. werd odc noo nr

"'era gevonden, vro„ 0,48 tot 0.22 M. dieper geworden

van

u •

•.

sevaan b is eene verlaging van den laagwaterspiegel der rivier gepaard

g aomen, zoodat thans met springvloed het 7.eew«+ov
zeewater
' nei

tot Goebeng merkbaar is.

den opmeting der rivierprofillen, dat de uitschuring van

Goebeng w!dwas dit echter verlaging van den laagwaterspiegel bij de sluis

e geva Terwijl in 1901 het laagste water een stand bereikte van 1.45
.

160

S. H. V. F. ( Soerabajaasch Havenvloedpeil) daalde dit in 1902 tot 1./6 Waterstanden beneden 1.50
kwamen
.

in de maand October 1902 voor gedurende 88 uren, in November gedurende 128 uren en in

December gedurende 89 uren. In de maanden Mei tot en met Augustus daalde de waterspiegel slechts bij

uitzondering tot 1.40 -f-.

De vaardiepte is, bij een waterstand te Goebeng van 1.50 M. S. H. V. F. op de Soerabaja-TiYier

dezelfde gebleven als vroeger, bij den destijds voorkomenden laagsten waterstand;-van af het verdeelpunt

is op de kali Mas tot aan de douane-gebouwen eene vermindering van gemiddeld 8 c.M.; van de douane-

gebouwen tot aan zee eene vermeerdering van gemiddeld 0.60 M. aanwezig. Op de Pegirian-iiYier was

(bij den bovengenoemden waterstand van 1.50 te Goebeng) de toestand ongunstiger; tot aan brug kali-

Anjar was de vaardiepte verminderd met 0.19 M.; van daar tot brug Tjantian met 0.81 M.; van hier tot

brug Pegirian met 0.465 M.; daarentegen van brug Pegirian tot zee toegenomen met 0.18 M.

7-N _ 1 1 H .Ml.«-Tl Y-«O H Höi* 'f.P PTA t.P
De rivierbodem na den der stuwen te te
Ji den en

7 van de uitschuring van bouw Lroeöeng u-oe-

reden

noengsari ligt niet zoo zeer in dien bouw zelven in den regel ondervindt een riviervak benedenstrooms

van een stuw anderen invloed dan een plaatselijke uitschuring, onmiddellijk beneden het kunstwerk
geen

als wel in de belangrijke vermindering, die het debiet der Soerabaja-iiYiei bij Goebeng in West- en Oost-

moesson heeft ondergaan. T ."1 "M -v-w-k./-V +/A 11 i ■ /“V

« 7 • • Melirip Irrt T7
.
de Soerabaja-iiYier beneden zooveel mogelijk te kanaliseeren, en van
Het streven is geweest,

die rivier voor den afvoer der bandjirs van de Brantas zoo weinig mogelijk gebruik te maken, reden

waarom de Porrong-iiYier is verruimd en hare capaciteit zóóveel is vergroot, dat zij als regel de bandjirs

der Brantas alleen kan afvoeren.

t• 1 K/:.U/Mirlön KpViftlvp vAranhil 1 pnH A
oehaive verscniiienue
-r-v rt X

De moest evenwel eene groote capaciteit behouden, aangezien,

kleinere beken, daarin de kali Marmojo uitmondt, waardoor het maximum debiet der Soerabaja-riYiei op
350 AP. werd bepaald, een debiet, dat slechts bij hooge uitzondering voorkomt. Bovendien is het Wonohromo-
kanaal (zijdelingsche afvoer der Soerabaja-iiYier) zoodanig verruimd, dat langs de kali Mas en de Pegirian-

rivier in maximum slechts 120 en 60 M’. tot afvoer komt.

Door deze vermindering van het debiet is de evenwichtstoestand verbroken, die zich tusschen bodem-

hoogte, debiet, eb- en vloeustanden in zee, aangevóerde vaste stoffen (zand en slib),

in den loop der jaren had gevormd.

De betrekkelijk geringe hoeveelheid water, die bij Melirip op de Soerabaja-TiYiei wordt toegelaten,

voert slechts weinig zand en slib der Brantas mede j deze geringe hoeveelhëid vaste stoffen bezinkt ten

deele in het te ruim geworden profil der Soerabajorriwier. Over eenige jaren zal zich een nieuwe evenwichts-

toestand boven Goebeng en Goenoengsari gevormd hebben. De door de Soerabaja-riYier medegevoerde va.ste
stoffen zullen grootendeels door het Wonokromo-k.anaal worden afgevoerd, slechts voor een klein deel bij
Goebeng passeeren. Met het verminderde debiet' der Soerabaja-TiYier is alzoo gepaard gegaan een sterk
verminderde afvoer van vaste stoffen, welke vermindering een blijvende is. Hieruit volgt, dat, wanneer

door eenige oorzaak uitschuring van den bodem der beneden-rivier ontstaat, de bovenrivier niet bij machte

is, die uitschuring aan te vullen.

11 T 1 T -.-w-v Ho Trvn
ij meegewerkt; zooais de
Verschillende oorzaken nu kunnen hebben vrij
tot de bedoelde uitschuring

sterke stroom bij de geregelde 14 daagsche spuiing, de kracht van het bij Goebeng opgestuwde en
overstortende water, en de krachtiger uitstrooming bij eb van het bij vloed opgestuwde en uit zee
ingestroomde water. Door al deze oorzaken is een zekere hoeveelheid zand en slib uit de beneden-rivier

verwijderd, die niet meer kan worden aangevuld.

TN. 1 geconstateerde en 1 ftOO /-vo» /-l vvrlo TTOrl n mr»or van lano*-
De nog van laag-
11' -I r\r\r\ reeds 1902 o

oorzaak der in 1900 in doorgaande verlaging den

waterstand ligt vooreerst aan de uitschuring van den rivierbodem en in de tweede plaats aan de minimale

hoeveelheden water, die in de drooge maanden bij Goebeng worden doorgelaten.

Werd in vroegere jaren te Melirip op de Soerabaja-ii\iev in den Oostmoesson ongeveer 40 M®. door-
gelaten (Zie verslag 1894, Pag. 172) dit minimum-debiet, waarbij
toen de prauwvaart mogelijk heette, is

in de latere jaren verminderd tot 25 M3. en daalde in 1902 zelfs tijdelijk tot 18 Deze geringere

voeding der Soerabaja-nvieT, mogelijk geworden door de opstuwing van den waterspiegel bij de stuwen

te Goenoengsari en Goe.beng, is geschied in het belang der irrigatie van de afdeeling Sidoardjo. rN /“VT r
—- _ .« .
j X X l-v

Bovendien kan ook, door de aanwezigheid der stuwen, meer water worden afgetapt ten behoeve der

bevloeiing van de sawahs in het zuidelijke gedeelte van het regentschap Soerabaja, zoodat de verminderde,

161

bij MeKrip op de Soerabaja-rWiev afgelaten, hoeveelheid water nog slechts voor een deel ter beschikking
van de prauwvaar ter hoofdplaats komt. De beneden Goebeng
DIJ Uitzondering wel eens verminderd tot 4 passeerende hoeveelheid is dientengSe■ voW

Deze vermindering van den afvoer verklaart de vermindering in vaardiepte op de kali Mas en de
de Pegtnan-nvier, niettegenstaande de uitschuring van den bodem dier takken.
€n

hoogerldpeunntomIvnavnahnogoenvddeieerrrrezobedekezwpuarariteu;nw;uvidateadrletaghveaonosgtedarengdegenenowewimjzoidgreddeenciojfdmearsgstealnmijdkaisgghbendiijeetnvlzooebndedzewarfagrmeewneiesorsenwlddoerrddveoinnodrgt ecmoancalkutdeneorgd een

tot

VIERDE ONDERAPDEELING.

Drinkwaterleidingen.

§ 1. Artesische drinkwaterleiding te Batavia

Belangrijke werken werden ten behoeve der drinkwatervoorziening niet uitgevoerd.

in d f Tanohabang nam in het verslagjaar weder aanmerkelijk af, en was vooral
laatste helft van te voldoen, als ggevolgg van ddee groote
e het jaar onvoldoende om aan de behoefte

toename van het waterverbruik door de lang aanhoudende droogte.

22.6600 MM . mgestort, den Hoofdingenieur chef van het Grondpeilwezen, werd daarom de stijgbuis met

zoo dat de bovenkant daarvan sedert 14 November 1902 ligt op 7.10 M. BP

Het debiet was op die hoogte belangrijk grooter (2276 L. per minuut in November),
is vergelijking met voorgaande jaren diene de volgende staat:

• Gemiddeld debiet in Liters per minuut over:

J A A E.

Het geheele jaar. De eerste vijf De laatste zeven
maanden. maanden.

1898 . . 2 340
1899. . 2170
1900 2 06.5
1 921
1901. 1660 2 310 1900
2144 1751
. . 1782 1575

1902. . .

.

wa De daarin opgenomen debieten gelden voor eene aftaphoogte van 9.70 M. -+- B P 1en daarbü is vnnr
het
DecemLjaar 1902 betreft, aangenomen, dat het debiet in November en

October, omdat het m eerstgenoemde maanden niet meer op de hoogte van + 9.70 is gemeten Deze
zal zeer niveau voor die
aanname slechts weinig van de werkelijkheid verschillen daar de metingen op een lager

maanden weinig van elkaar verschillende

“ cijfers geven.

g»-» V «.yll,

van Dmconiegesticht, gereleveerd, zal de boring van een nieuwen put op het erf
bestandenthans ingericht voor Hoofdbureau van het
d7Tal f
verbonden, eene groote verbetering in den
Lt Zdezzee Mijnwezen, welke put met
boring werd evenwel in 1902 nog geen toestand brengen.

aanva.no' crpmanVf

tid.uva,iig gemaaKt.

be„id.i,v»„eld,

urululuüelü aemet bij een overdruk van 0.8 atm. in den windketel 606 L. per minuut en bij een

overdruk van 0.6 atm. 1.219 L. per minuut.

21

162

De gemiddelde hoogte van het niveau in den ketel bedroeg daarbij respectievelijk 5.76 M. en 5.68 M. + B.P.
De buitengewoon lang aanhoudende droogte wa.s oorzaak, dat in de laatste helft van het verslagjaar
van het debiet der overige putten niet meer werd opgenomen. De waarnemingen eischen, dat de reservoirs
vooraf geheel geledigd en schoongemaakt worden en daarna van des avonds 7 uur tot den volgenden
ochtend 5 uur van de afvoerleidingen worden afgesloten.
Het debiet wordt dan berekend uit de periodieke aflezingen van het niveau in het reservoir, telkens
na verloop van een bepaalden tijdsduur.
Het gevolg daarvan is, dat er des ochtends steeds minder water in het reservoir voorhanden is dan
op andere dagen, als het reservoir niet vooraf geledigd wordt, en dit klemt vooral bij die reservoirs,
welke uit andere putten des nachts w'orden bijgevuld; zoo b.v. de reservoirs van Glodok en Batoe toelis
uit de Tanahabangleiding, dat te Parapotten uit de leiding van den Salembaput.
Daar elke droppel water voor het gebruik noodig was, kwam het, ook in verband met de heerschende
cholera, niet verantwoord voor, de metingen door te zetten.
De metingen over de eerste zes maanden van het jaar gaven de volgende uitkomsten :

Hoogte boven Debiet in Liters per minuut:

Nummers en namen der putten. den reservoirbodem 1901. 1902.
waarop het debiet
I, Beursplein berekend is. ' 80 * 29
72 69
11. Glodok 0.50 M. 64 59
111. Batoe toelis 040 . 1.55 108
0.30 . 96 91
IV. Koningsplein 420 ■ 887
V. Parapottan » 174 174

VI. Salemba 0.90
VIL Meester Cornelis .

0.30 .
1.60 »
1.50

.

Behalve van den put te Meester Cornelis, zijn de debieten lager, en van sommige putten aanmerkelijk
lager dan het vorige jaar, zooals uit den staat blijkt

Hiervóór werd reeds melding gemaakt van het boren van een nieuwen put op het erf van het
Hoofdbureau van het Mijnwezen te Molenvliet tot verbetering van de watervoorziening uit den put Tanah abang.

Ook voor het boren van een put op Menteng ter verbetering van de watervoorziening aldaar en langs
Kcmdangdia, en ter bijvulling van het reservoir te Parapottan voor de buurten langs Koningsplein-Oost,

werd machtiging verleend. Eveneens voor het boren van een tweeden put te Meester Cornelis ten behoeve

van de watervoorziening in Kampong Melajoe en Bidaratjina en langs den ouden passerweg.

Door het mijnwezen werd evenwel met deze boringen in het verslagjaar nog geen aanvang gemaakt.

De buitengewoon droge Oostmoesson gaf aanleiding tot vele klachten over watergebrek, vooral in

de benedenstad.

Om hierin zooveel mogelijk tegemoet te komen werd bij den put te GtodoA; gedurende een paar maan-
den het water uit de stijgbuis opgepompt en het reservoir zooveel mogelijk gevuld gehouden.

Van den put te Tanah abang werd, zooals reeds vermeld, met hetzelfde doel de stijgbuis ingekort.
Aan particuliere schepen werd aan de uitlooi:)pijpen te Batavia in het verslagjaar verstrekt eene

hoeveelheid van 8182.640 Mb tegen betaling van ƒ 4091.32.
Op ultimo December 1902 waren 34 particuliere verbruikers aangesloten aan het buizennet van de

artesische leidingen te Batavia en Meester Cornelis.
Er werd in totaal verstrekt 19 266.725 M’., waarvan 17 828.95 M“. tegen betaling van ƒ3565.79.

163

§2. Artesische watervoorziening van Tandjong Priok.

Zooals in het vorige jaarverslag reeds vermeld is, werden dit jaar de leidingen uit den put IV en
hoofdleiding, zoodat thans aan den kaaimuur in de binnenhaven
uit den passerput afgesloten van de

uitsluitend water verstrekt wordt uit den put Tjilintjing. Deze put geeft goed water en de afsluiting van
de overige putten, die ziltig en donkerder gekleurd water geven, doet verwachten, dat de aan de uitloop-
pijpen voor de schepen verstrekte waterhoeveelheidweder zal toenemen. Door eene wijziging in het leidingnet

wordt het water uit put I\ en uit den passerput thans alleen voor industrieele doeleinden, alsmede voor
spoel- en badwater, gebezigd.


De aftapkranen van de uitlooppijpen naar de haven worden thans geregeld eiken dag gedurende

d; 3 minuten opengezet om waterstilstand en waterbederf te voorkomen. Met het aanbrengen van meerdere
uitlooppijpen zal worden begonnen, zoodra de voorstellen tot verbetering van de granietvloeren langs de

hangers zullen zijn geautoriseerd, omdat gelijktijdige uitvoering dezer werken wenschelijk is. Nog steeds
wordt voor drinkwater ten behoeve der schepen grootendeels Bataviaasch artesisch water gebruikt

De verstrekking aan de uitlooppijpen in 1902 blijkt uit den navolgenden staat;

Voor 1 Voor Gouvernements- Totaal Ontvangsten
in tonnen. ft ƒ1
vaartuigen.
(M=.). per M3.
19 02. particuliere Aan den Direct.
schepen. leverancier
Januari der Marine.
Februari
Maart 129 215 344 ƒ 129
86 75 111
April 441 36
141 800 717 141
Mei 625 253
Juni 92 • 153 173 92
Juli 114 247.5 100
100 145.5
Augustus 40 196 59
September ;. . 59 10 961 207.5
October 207.5 90 824
November 75 360 993 60.5
60.5 92 106
December 50 58 5 406 551
106 505 227
551 719 216
227
ƒ 1 925
216

1 925 1349 2132

Dus werden verstrekt te Tandjong Priok aan particuhere schepen 1925 M’.

aan den waterleverancier der Marine ten behoeve der Gouvernementsschepen . 1349 >•

..

aan Gouvernementsschepen direct 2132

Te zamen. 5406 Mb
8182
..

en te Batavia (zie § 1 boven)

Totaal voor schepen. 13588

..

tegen 8490 M’. in 1901 en 12 688 M3. in 1900.

164

Verstrekking ten behoeve van vreemde oorlogschepen had in dit verslagjaar niet plaats.
Bij beschikking van den Directer der Burgerlijke Openbare Werken dd. 24 Juni 1902, N". 10021/D,,
werd vergunning verleend om ten behoeve der werkplaatsen der Koninklijke Paketvaart Maatschappij
water uit put IV te verstrekken tegen eene vergoeding van ƒ 0.20 per Mb Van deze vergunning is gebruik
gemaakt tot eene hoeveelheid van 524 Mb waarvoor dus geïnd werd een bedrag van f 104.80.

§3. Artesische watervoorziening te Bandoeng.

De vijf, ingevolge Gouvernementsbesluit van 10 Mei 1893, N“. 4, geboorde artesische putten, zijn op
26 Februari van dit verslagjaar aan het Civiel Bestuur overgegeven. De debieten bedroegen toen 225, 666,
714, 1398 en 1760 liter per minuut, respectievelijk op 2.00,1.08,1.20,5.16 en 0.78 M. boven den beganen grond.

Het voorloopig voorstel tot het maken eener drinkwatervoorziening, gevoed wordende uit deze vijf
artesische putten werd, om te dienen van consideratien en advies in handen gesteld van den chef van
het grondpeilwezen. Deze gaf als zijne meening te kennen, dat het voordeeliger zou zijn nog een vijftal
putten meer te boren en het aantal alzoo te brengen op tien, geen reservoirs te maken en het water uit
eiken put binnen een bepaald rayon rechtstreeks door middel van buisleidingen te verdeelen, In verband
hiermede werd de opdracht gegeven dit denkbeeld uit te werken, waaraan een begin van uitvoering is gegeven.

Gevolg gevend aan een daartoe gedaan verzoek, heeft de Directeur der Bandoengsche kinine-fabriek

het artesische water uit den put N°. 111 scheikundig onderzocht. De resultaten van dit onderzoek waren
als volgt:

Een L. water gaf bij indamping 0.267 Gr. vaste stof bij 120° C. ingedroogd, waaruit bij verwarming
tot 200° C. nog 0.008 Gr. hydraatwater ontweek.

De samenstelling van het residu was:
0.081 Gr. Si O,

0.052 » Ca O

0.011 n Fj 03, Al, O

3

0.041 . Na,, O

0.011 . K., O

0.008 r, hydraatwater

0.204 .

0.063 » COj en sporen Cl.

0.267 Gr.

Op grond hiervan kan het water van zeer geschikte hoedanigheid genoemd worden; voor voeding
van stoomketels is het evenwel minder goed, doordat het water alkalisch is door alkalisilicaten.

De verrichte debietmetingen bij de 5 bestaande artesische putten leverden de navolgende resultaten;
Put I. Het debiet was vrij wel bestendig op 225 L. per minuut op + 2 M.
Put 11. Na schoongespoeld en dieper geboord te zijn bedroeg het debiet:

492 L. p. m. op -+- 7.56 M.
545 L. p. m. op 4- 5.56 M.
600 L. p m. op + 3.56 M.

Put 111. Na schoongespoeld en dieper geboord te zijn bedroeg het debiet:

508 L. p. m. op -I- 7.60 M.
577 L. p. m. op + 5.62 M.
652 L. p. m. op + 3.60 M.
714 tot 732 L. p. m op 4- 1.48 M.

Put IV. Het debiet bedroeg op 18 Januari 1417 L. p. m. op 4- 5.16 en op 20 Februari 1398 L. p. m.

eveneens op 4- 5.16.

Put V. Op 24 Februari was het debiet 1760 L. p. m op 4- 0.78.

§ 4. Artesische watervoorziening te Semarang.

De uitkomsten van de gedurende het verslagjaar verrichte debietwaarnemingen aan de artesi.sche
putten ter hoofdplaats Semarang zijn vermeld in den volgenden staat.

165

puten. COcop CD COcopo co g CD 8 > o DO oeld.

1 1— O

L. L. L. TI

M. M. L. L. L. L.
in
in in M. in M. M. M. schongesp
in
in in M.
min. min. min. min.der mint-' co ï> »
in in in in in in

Num er min. in

min.

per Styghogte per Stüghogte per Stüghogte per Stüghogte per Stüghogte per Stüghogte per Stüghogte laatst
Debiet
Debiet Debiet Debiet Debiet Debiet Debiet Het

1 1
1111
KH 1 111 1 1 1
1
i 1 1 1
1
1 1 1
1
Fort Prins van Oranje 1 1
.

1

1 1

1 *

1 1

HHl-H Paradeplein 4^ CJI 'o 4^ po co o 'co CD C7»4^ CO I—» b Üi ) 58.80

CD 1 Cn.05b £
1

1 00CD DO

1

1— 1— Gevangenis aloón aloon CO O * 102.6 s CD O io 05
h- < .
h- b co CDO

DO Ol 1 1 115.3 b o -.1 po'co

i 05

R. K. Weeshuis .... DO<1 4^ b CD .•vj CO .o <1 4- 28.62 DO b o .o*-v] DO

1

1 1 DO bo

1 1

4^p 1

< Centrale gevangenis . . Oi .05 i 4^ CO * 4»- CO H-i DO 4>^ 4^ DO DO O'co co

— b DO

1 1 O» co05 'ODO CD ODO

< Karangbidara coCD O 4^-4^ 4»- b o» 4^co co 'co 4>-05bo

p CD 1 1 4^DO DO b!o
poCO
1 CO CDCO

H- *— iawangplein DOco CD O» Orbo O 21.60 DO CO 1

o bco 1 1 05

ÜI <1

E Hulp stadsverband. . 05 O O CD Üi bo o'co co o« 0.415
M . Cl co DOb -sj
1 1
Maleische kamp.... 1
1 1 CO00 CD Si X»CD CO

1 1

4^ pob 05 36.40 4^ pb b Ot
1
' 1 co.00 4!>- CO 05 CO DOb *
o
t— CDO DO

M Jvaligawe 1005 pbco DO-sj o b00

1 co co 00 pkl

1 1 DO 4i>. O bo h-i CC co O 05c co oDO

b Ambingan lO p'cd DO
....
4»* 4*- p Ü»00 DOObo 4^ 22.20
DOO
1 24.01 p O 00 4>- I—* CDO DO

X -H Karangtengah, 221.4 DO Oi cnDO 1.20 4^ cn Xoco <1 üi
CJIDO 1.32 05O
.... 1 <1 co 4^
co
1 ‘
cn00 00
o co H-

1 t—• -O co oDO

XIII Gang Besen | CO CO 1

1

1 1 .-0 o\ 1 1902
1 Q. 1902
1 1
1
b -=! Kalibaroe coO 2.72 1
1
1 1‘ i 82.8
1 96
1 2.20 1 CO 85.7
1 2.63
11

M <3 Kettingkwart. Melatten. O GO COCD 2.43
Stadsverband 05 DO 4^ 00 tOi
I 1 78.9 -2

X< 1 1
1

05b bo co O» 4^

1 CO

1 1 OiO
1
1 1
1
<1 l—i t—( Pontjol 1 -
....
1 11

1

1

1

1

1

i 1 1

M< HH w alCD ört- ®* Or5. w o6. oaaq io O
1
io 1

1 1
1
1 1

,1

b Karangtoerie h Oi bi Ö CO

CO 05 CO 10.56 b --1

1 E s co 00

1

X reliodjan co co copo*-vl g 26.50

o 'co 00 iO CO i 1

1

1

0 gemiddelde debiet per put en per minuut bedraagt 87 L. of ongeveer

Tn krachtvermelde beschouwingen, blijven dus cleze watervoorziening

Te Djomblang is een nieuw reservoir van 30 inhond o-phnmirri iwf

,

tlvUMinsT buisleiding gelegd naar 1902 Tn
erbindmg kwam met de bestaande leiding
deze leidingen werden 8 bydranten gebracht. naar Karancjtoeri, welke nog met 307 M. ’ werd On
Dit bij Directeursbescbikking van 7 .Juli 1085DD
geautoriseerde werk beeft ƒ 4868 gekost.

a.nvl„lttnr.üJ hef 1”“.,“° „i. de bronnen Mo„bl en ia«„g kan, in

aanfluiting met het vorige verslag, het navolgende worden medegedeeld

yryJXKLsziL AIICUC^CUeeiU.

»Pport‘"C*ord “” “riTZ ‘■™.■“«"-“««"«“■■ P- 'I- VA» B„s,e i„ begin J.„„„i „ibj.bracht
pport, „p de mogelijkheid
v.n mliltrMie nit den I,ovenloop der kali Sitoman wordt

geweren,

166

werd het wenschelijk geacht proeven te nemen met üuorescéine op de wijze als door den speléologist

Nadat gebleken was, dat eene grootere hoeveelheid van deze stof noodig is
aangegeven.
E. A. Martel is

dan oorspronkelijk vermoed werd, werd bij Directeursbeschikking van 24 Juli 1902, N». 11886/A voor

het voortzetten dier proeven eene som van ƒ 943 toegestaan. Door de omstandigheid, dat fluoresceine

• slechts tot beperkte hoeveelheden in Indië verkrijgbaar was, ondervonden deze proeven veel vertraging,

zoodat op het einde van het verslagjaar omtrent den uitslag nog geen rapport was uitgebracht.

§ 5. Artesische waterwoorziening wan andere plaatsen in de Residentie Semarang,

Bij Directeursbeschikking van 2 Januari 1902, N°. 42/D, werden fondsen beschikbaar gesteld voor de

uitbreiding der drinkwatervoorziening te Salatiga, bestaande in het aanbrengen eener pijpleiding ter

voorziening der Gouvernementswoningen van water. Van het beschikbare bedrag ad J 444 voor uitgaven

in Indië is ƒ 421 noodig geweest. -1 . -1 1 ... • unilftftrt
in oieei
1• •Lli'irj. f vrr»lr»c»r\ • ,npf.. nn P,nlftt.. OD
1 net deoiet
blijft opzichten voldoen; op
De te Salatiga bestaande drinkwaterleiding alle

14 secunde-liter. - A Mnnrt 1909 N°. 20. bil de zeven
4 Maart zu, mj zeven
.... ingevolge o van in . ae

In de afdeeling Keiidal zijn Gouvernementsbesluit

reeds bestaande nog vier artesische putten bijgeboord.

-- , 1. j Viof iT'riorfl.t.ipnpt. ScllOOD26m3iü-k.t 611 VB-I1

7-\ 7. TTQTk

' de afdeeling Demah werden eenige leidingen van het irrigatienet njaig

In

water voorzien, ten behoeve van drink- en badwater in den Oostmoesson. volgenden fit.n. .
staa
... ...
1

T~v

Het debiet der artesische putten te Demah en Kendal blijkt uit den

Debiet in Gemeten Diepte
der bronlagen

Num er. Plaatsen der putten. liters op hoeveel M. beneden
per minuut. boven B. G.
den beganen
grond.

IV Afdeeling Demak. 10 0.20 111.92—113.10
V Aloon-aloon 49 0.48
24 0.52 94.65—101.58
Kawedanan 110.46—112.20
38 0.70
VI Siti Inggil 500 0.70 94.62—101.54
V Afdeeling Kendal. 150 0.50 112.13—115.45

Dessa Balok 63.40 69.12

VI 99.08—108.45
107.92—112.45
IX Aloon-aloon
98.15—103.87
111,84—117.
120.25—122.24

§ 6. Watervoorziening van Joana.

De drinkwatervoorziening van de plaats Joana en van een groot deel der districten Joana en Mantoep

(afdeeling Pati der Residentie Semarang) heeft steeds groote moeilijkheden opgeleverd. Drinkbaar bodem-
water komt toch, zelfs op groote diepte
niet voor, het is öf brak èf om andere redenen voor drinkwater

ongeschikt, terwijl de nog aanwezige bronnen aan den voet van het gebergte en daardoor dus op te grooten
afstand van de beschouwde streek zijn gelegen. In den Oostmoesson was men dan ook geheel afhankeh]

opgevangen hemel- en terreinwater. Later heeft men oven len e

van het in open aarden reservoirs

167

Soesoeggan-\e\.é.mg gegraven, die gevoed wordt door de bronnen en beekjes in bet zoogenaamde Pohbangosche

bronnen-gebied, op 10 paal ten Noordwesten van Jocina aanvangt, over hare geheele lengte den
Boeloemanis-Joana blijft weg

volgen, en dient voor de watervoorziening in de doorsneden landstreek. Bovendien

werd zij dienstig gemaakt voor de irrigatie der aan weerszijden gelegen sawah en suikerriettuinen.

Deze werken kunnen echter niet op voldoende wijze in de waterbehoefte voorzien, omdat de open
invallen van den Westmoesson geheel opgedroogd zijn en doordat Soesoeggan-
reservoirs dikwijls vóór het

leiding op het einde van den Oostmoesson slechts een gering debiet heeft, waarvan dan nog een belang-

rijk deel door kwel en verdamping verloren gaat. Op de plaats Joa/na heerscht dan ook meermalen groot

gebrek aan drinkwater, waarin, nóch het uit de gevoede open aarden reservoir op het
erf van den Controleur, nóch de gemetselde regenbakken op het erf van den wedono en bij de particuliere

woningen op voldoende wijze kunnen voorzien. In dat watergebrek deelen dan ook de op den rechteroever
der Joana-rivier gelegen dessa’s en voor een deel de dessa’s langs
den weg Trangkil-Joana. Het weinige

dan nog aanwezige water is dan bovendien van zeer slechte hoedanigheid. Het heeft dan een vuile,

bruin-grijze kleur, bevat allerlei rottende zelfstandigheden van dierlijken en plantaardigen oorsprong, en
blootgesteld aan alle nog mogelijke infecties, die tijden dikwijls uitbrekende
is tenslotte waaraan de in

ziekten zonder twijfel zijn toe te schrijven. Reeds sedert lang werd getracht aan dezen op den duur
onhoudbaren toestand een einde te maken. Pogingen echter, om door het horen van artesische putten in

het gebrek aan drinkwater te voorzien, hadden een onbevredigend resultaat, terwijl het zeer veranderlijk

dehiet der in het gebergte gelegen natuurlijke bronnen en de geconstateerde vermoedelijke verplaatsing

van eenige dier bronnen, het maken van betrouwbare ontwerpen voor eene afdoende watervoorziening

steeds zeer in den weg stonden. Ten slotte is men er nog eindelijk toch in geslaagd om eene bron te

vinden, die voor het doel geschikt leek en wel de bron Broeboelan of Boerni in het district Mergotoehoe
20 KM. ten Noorden van Joxna en gelegen nabij de dessa Sonejan.
of ruim

Ken door den apotheker F. H. Meulemans te Semarang ingesteld onderzoek leerde, dat het water
chemisch aan alle eischen, die gesteld worden aan goed drinkwater, voldoet. De beschikbare drukhoogte
is belangrijk, de gemeten waterhoeveelheid voldoende voor de voorgestelde watervoorziening en capteering
der bronnen zeer goed mogelijk. In verband met het hierover uitgebracht rapport werd besloten een

ontwerp op te maken, waarmede in dit verslagjaar werd begonnen.

§ 7. Watervoorziening van Lassem en Rembang

lot vermeerdering van het debiet der bestaande waterleiding voor Lassem en Rembang, werden in
het afgeloopen jaar nog een paar kleine bronnen gecapteerd en het water naar de aanwezige buisleiding geleid.

§ 8. Watervoorziening van Biora.

Voor de drinkwatervoorziening van de afdeelingsboofdplaats Blora, wordt bet water ontleend aan de.
Kadjar-Geneng, gelegen nabij de grens der afdeeling Blora en Rembang.
bron

Het waterverbruik is gesteld op 20 L. per hoofd, zoodat voor de 16 100 zielen tellende bevolking

een aan voer wordt vereisobt van 322 per etmaal. Dit verbruik zal nagenoeg geheel plaats vinden in

de 14 daguren. Om echter ook bet nacbtdebiet nuttig te kunnen aanwenden, waardoor op de aanlegkosten

der aanvoerleiding kan worden bezuinigd, is in de plaats Blora een reservoir gebouwd, dat juist groot

genoeg is om bet nacbtdebiet te bevatten.

Aan de bron zal nu dus niet meer 3.73 L. per secunde behoeven ontleend te worden. Het gemeten
minimumdebiet daarvan is belangrijk grooter, bedraagt n 1. 16.33 L. s.

Het water wordt opgevangen in een 14 M. lang, gemetseld verzamelriool, dat in een bronreservoir

uitloopt. Het beschikbare druk verlies, tot aan bet boogreservoir 189.65 M., zou tot te grooten waterdruk
in de buiswaterleiding aanleiding kunnen geven, weshalve twee tusseben-reservoirs zijn ingescbakeld.

Van af het bronreservoir voert een 100 mM. wijde buis bet water naar bet 2326.5 M. verwijderde

en 26.18 M lager gelegen eerste tusseben-reservoir.

De verbinding van het eerste met het tweede tusschen-reservoir geschiedt door een 2456.7 M. lange
en 80 m.M. wijde buis. Het vervalverlies bedraagt 66.17 M.

Uit het laatste tusschen-reservoir loopt eene 110 m.M. wijde buis, langs post Medan, de aloen-aioen

168

van Blora naar de dessa Petag en eindigt daar in het reeds genoemde hoogreservoir De afstand tusschen

beide kunstwerken bedraagt 13026 M., de beschikbare drukboogte is 47.80 M.

De capaciteit van deze buisgedeelten bedraagt, volgens de formule van Darcy, respectievelijk 5.225,

4.514 en 8.802 L. s., in beide eerste strekkingen alzoo belangrijk meer dan vereiscbt wordt. De eerstvolgende
kleinere, in den handel voorkomende buizen zouden evenwel een te kleinen aanvoer geven.

zijn Van de 11 op verschillende plaatsen, in overleg met het plaatselijk bestuur, opgestelde hydranten,
er 6 direct aan de hoofdleiding aangesloten en de overige 5 door buisleidingen
van 70 m.M.

De leiding bestaat geheel uit gegoten ijzeren mof buizen en ligt gemiddeld op 0.40 M. beneden den

beganen grond. De noodige afsluiters, spui- en luchtkranen zijn op de daarvoor geschikte plaatsen aangebracht.

Het hoogreservoir is gebouwd in het noordelijke gedeelte der kotta, aan het einde der hoofdleiding.

Al de hydranten liggen dus tusschen de bron en dit reservoir, waardoor eene afzonderlijke, veel wijdere,

distributie-leiding is uitgewonnen.

Het reservoir is opgetrokken in bergsteen; het is inwendig cirkelvormig, uitwendig door een regel-

matigen achthoek begrensd en bestaat uit een hooggeplaatsten waterbak met een vloer van beton-gewelven,

rustende op straalsgewijs geplaatste ijzeren liggers. Deze liggers liggen met het eene uiteinde op den
buitenmuur, met het andere einde op een, in het middelpunt van het reservoir gebouwden pijler. Om de

spanning der gewelven te verminderen zijn, overdwars, tusschenliggers aangebracht, welke dienen ter
opvanging van de kortere straalsgewijs geplaatste liggers. Het geheel is onderling gekoppeld en in de

muren verankerd.

De waterbak heeft een straal van 5 M., waterdiepte van 1.45 M. in het midden en van 1.85 M.

aan den omtrek, zoodat de inbond 111 M3. bedraagt. Doordat de afvoerbuis 10 cM. boven den vloer

uitmondt, is de nuttige inbond 106 Mh
De vloer ligt 2.50 M. boven den beganen grond en is van 0.50 tot 0.40 M. dik. De ruimte onder

den waterbak bevat de verschillende afsluiters en wordt als bergplaats gebezigd.

De fundeering reikt tot 2.50 M. onder den beganen grond en rust op een 4.50 M dikke zandaan-

vulling. Een en ander is geschied met het oog op den zwaar scheurenden ondergrond. Het hoogreservoir
is afgedekt met een kap van gegalvaniseerd dakijzer, waarin een dakvenster toegang kan verkenen tot

den waterbak. Een houten plafond zal het water tegen stralende warmte beschermen.

De gebruikelijke overloop- en spuibuizen ontbreken ook hier niet.

Dit werk, waarvoor bij Gouvernementsbesluit van 27 Ajiril 1899, N". 17, een bedrag van f 71 027,

waaronder ƒ 50 665 voor uitgaven in Nederland, was toegestaan, kwam in dit verslagjaar gereed. De tot
standkotning werd vertraagd door moeilijkheden ondervonden bij den bouw van het hoogreservoir, welks

fundeering afwijkend van het gearresteerde ontwerp werd uitgevoerd, hetgeen ook aanleiding gaf tot de
bij Gouvernementsbesluit van 25 Februari 1902, N“. 11, toegestane suppletie van ƒ 7869.

flet voor uitgaven in Indië alzoo beschikbaar gestelde bedrag ad /' 27 781 is geheel verwerkt.

g 9 Watervoorziening van Soerabaja

Tot voortzetting van projectwerk' en voor het technisch en administratief beheer der uitvoering van
werken gedurende het verslagjaar werd bij Gouvernementsbesluit van 81 December 1901, N“. 35, toegestaan

ƒ 57 200. Bij het einde des jaar was hiervan verbruikt ƒ 51 262.87®, waaronder ƒ 29 850 voor tractementen
van het, hij dezen dienst geplaatste, vaste waterstaatspersoneel en ƒ 1620 voor bureauhuur.

Bedoeld personeel bleef bestaan uit 8 Ingenieurs en 8 Opzichters, tot in het laatste deel van het

verslagjaar, toen het met nog 2 Opzichters werd versterkt. de laatst ontworpen cnderdeelen der werken
Het projectwerk werd geheel ten einde gebracht. Ook

waren tegen het einde des jaars in uitvoering genomen. en
In Nederland was in Maart gecontracteerd voor de 4de en sde of beide laatste, buizen-perceelen

wel met de Friedrich Wilhelmshütte, op overeenkomstige voorwaarden als voor het 3de perceel (zie vorig
verslag) maar met aflevering ter i’eede Soerabaja vóór ultimo November 1902 en tegen ƒ 74.88 per ton.
Door het Technisch Bureau van het Dejwtement van Koloniën werd ook overigens alles verricht om

hulpstukken, afsluiters, dichtingsmaterialen, brandkranen, straatfonteinen enz., naarmate deze van hier

geëischt werden met bekwamen spoed te doen leveren en uitzenden.

169

Bij het einde van het verslagjaar en inclusief wat ten vorigen jare werd aangevoerd, waren zoodoende
ontvangen aan:

Rechte mofbuizen 14 810 ton
4g5
Flensbuizen en diverse hulpstukken

Afsluiters, brandkranen, straatfonteinen en andere uitrustingsdeelen. . 285
225
Bloklood
25
Werk

Diversen (rond) gQ

Of te zamen aan materialen 15 910 ton.

Blijkens de betrekkelijke, uit Nederland ontvangen, rekeningen en cognossementen vertegenwoordigden
deze, inclusief vracht tot reede Soerahaja, een waarde van ƒ 1 410 000 welk cijfer, in verband met over-

eenkomstige in het vorige jaarverslag, uitwijst, dat hiervan voor 1902 te stellen is f 915 000.

Voor bet vervoeren naar- en het behandelen en opslaan dezer materialen op- het buizenemplacement

te Semoet werd in dit verslagjaar verbruikt ƒ 21 267 52, makende met het daarvoor in 1901 besteede

(ƒ -5558.41 -p ƒ 2709.45; zie vorig verslag) totaal ƒ 29535.38.

Voor onderhoud, beheer en bedrijf gedurende dit verslagjaar van bedoeld emplacement en de daarop

aanwezige persinstallatie werd bij Gouvernementsbesluit van 22 Januari 1902, N». 19, toegestaan ƒll 400. Ver-

werkt werd ƒll 537.46'. De overschrijding hield verband met uitgaven, welke tengevolge

van bet

afkeuren van materialen noodig waren, en die op den betrokken leverancier zullen worden verhaald.

Alle ontvangene en hiervoor in aanmerking komende materialen waren bij bet einde des jaars aan

de persproeven onderworpen, met een over ’t geheel zeer bevredigenden uitslag. Het breukverlies toch was

gemiddeld slechts 0.4 pet.

Voor bet vervoeren der materialen naar de plaatsen van verwerking werd naar een daarvoor samen-

gestelde begrooting bij Gouvernementsbesluit van 1 Maart 1902, N». 26, toegestaan ƒ 56 000. Hiervan was

onder ultimo December besteed / 46 336 12, w. o. ƒ 15 787 voor vracht aan Staatsspoorwegen bet overige

voor karrenvervoer en kosten van laden, lossen enz. Voor die som waren toen langs de leidingsleuven


gebracht:

rechte mof buizen j3 032

diverse hulpstukken 240
afsluiters en diverse uitrustingsdeelen
bloklood 474
290
werk
diversen 27

-+- 44

Totaal 43 870 ton.

of rond 86 pet. van wat (zie hooger) in totaal uit Europa was aangevoerd.

Gelijk in bet vorige jaarverslag vermeld, was als eerste onderdeel der werken in uitvoering gekomen

bet brongebouw Tojoarang. Dit gebouw werd geheel voltooid en is sedert ten laste der daarvoor toege-
stane gelden in onderhoud
gebleven. Over bet verslagjaar werd daaraan nog verwerkt ƒ 8248.20’, zoodat

latende'dit(vide vorig verslag) onder ultimo December jl. daaraan totaal was besteed ƒ2l 391.99'. een

overschot van f 4530 tegenover bet bedrag der begrooting. Eenige wenscbelijk gebleken wijziging in de

diepte van fundeering en uitvoering der gewelven in trasbeton, in stede van in portlandcementbeton,

kunnen gelden als redenen van dit overschot.

Het tweede, ten vorigen jare in uitvoering gekomen onderdeel der werken was het

In aanvulling van het G. B. van 12 October 1901, N“. 11, 4o'\etwerd bij dat van 5 Januari 1902, N". volle,

voor dit werk noodig geraamde bedrag van ƒ 141 000.- toegestaan. Over het verslagjaar werd verwerkt

ƒ 98 329.32, waardoor ónder ultimo December j.l. totaal was besteed ƒ 117 9.57.59. Het werk was daarvoor

zoover gereed, dat alleen nog de uit Europa verwachte en tot de reservoir-inrichting behoorende buis-

leidmgen en afsluiters waren aan te brengen en de afdekking over een klein gedeelte, zoomede de afbouw,
als pleister-, verfwerk enz., vielen te
voltooien.

Het derde, ook reeds in het voorgaande jaarverslag genoemde, onderdeel, de telefoonleiding langs

22

170

de verschillende hoofdpunten der werken, werd in den aanvang van dit verslagjaar voltooid, voor

zooverre dit ten dienste van de uitvoering dier werken gewenscht was. De volledige afwerking bleef echter

aangehouden, aangezien bij de definitieve inrichting de eischen van exploitatie wijzigingen in de voorloopige
inrichting zullen vorderen. Over 1902 werd voor dit werk uitgegeven ƒ 1393.19, waardoor tot ultimo
December j.l. van het als toegestaan reeds vermelde bedrag verw'erkt was ƒ 4060.26

De als 4de onderdeel der werken te beschouwen onteigeningen geven slechts tot deze nadere mede-
deeling aanleiding, dat de in het vorige jaarverslag vermelde onbelangrijke overschrijding van de daarvoor

toegestane fondsen bij G. B. van 28 Februari 1903, N". 57, werd goedgekeurd. N". 9, sub a en h de
Als sde en 6de onderdeel der werken werd bij G B van 12 Februari 1902,

uitvoering toegestaan van de buisleiding van bron Tojoarang naar het Benedenste-ontlastreservoir
zoogen.

en die van dit reservoir zelve, resp. tot bedragen van ƒ 6484.— en ƒlO 370. — In het verslagjaar kwamen

beide deze onderdeelen zoo goed als gereed, onder verwerking daarvoor van resp. ƒ 4314.74 en ƒ 9309.43®.

Als 7de onderdeel werd bij G. B. van 5 Juni 1902, 5 aangevuld door dat van 24 Juli 1902,

N“. 10, de uitvoering toegestaan van de hoofdaanvoerleiding en de beide groote rivierovergangen in deze,

tot een bedrag van ƒ 146 000.
—.

Onder ultimo December was hiervan verwerkt ƒ 82 444.25 en was de 38 KM. lange buisleiding geheel

gelegd, behoudens voor wat betreft een aantal kleinere en de beide groote rivierovergangen tot een geza-
menlijke lengte van ± 800 M. Met het inrichten der bruggen voor het langs deze aanbrengen der buizen

was een begin gemaakt.

Bste onderdeel der werken werd bij Gouv. besluiten van 27 Maart, 11 en 26 September 1902, Nes. 2.5,

46 en 28, in verschillende gedeelten de uitvoering toegestaan van de hoofdafvoerleidingen en het stads-

buizennet tot een gezamenlijk bedrag van ƒ 152 480.—. Onder ultimo December waren gelegd van de totale

lengte ad + 133 K.M., 75.2 K.M. of + fib'/j'Vo en van het totaal buizengewicht, ad ± 6100 ton,

4373 ton of + 71Vj"/o) terwijl verwerkt was ƒ 69 893.08®.

Als 9<>e onderdeel kwam, ingevolge G. B. van 16 October 1902, N'. 24, in uitvoering het brongebouw

—.Plintahan, waarvoor werd toegestaan ƒl7 830. Onder ultimo December was hiervan verwerkt ƒ 7131.97'’

en kon de eigenlijke bronomvanging geheel naar wensch geslaagd heeten, terwijl begonnen was met op
de gereed gekomen fundeeringen het bouwwerk verder op te trekken.

Als lOcle en laatste onderdeel der werken werd bij G. B. van 4 December 1902, iN". 20, goedgekeurd

de uitvoering der bronleiding Plintahan en van het in deze gelegen, zoogen; Bovenste ontlast-reservoir,

te zamen tot een bedrag van ƒl6 025 .

Onder ultimo December was hiervan verwerkt ƒ 2 257.62® in hoofdzaak voor het verzamelen van

materialen, voor graafwerk aan den fundeeringsput van het bovenste ontlastreservoir en aan de leidingsleuf,

en was met het leggen der buisleiding reeds een begin gemaakt.

De sommen bijeentellende, welke naar hooger vermeld, over dit verslagjaar hier te lande voor deze

drinkwatervoorziening zijn verwerkt, komt men tot een bedrag van ƒ 407 333.11®. Gezamenlijk met het

overeenkomstige cijfer van ƒ 133 029.89'® voor het jaar 1901 (een klein bedrag voor wat speciaal nog

voorbereidende opnemingen mocht -heeten, weggelaten) brengt dit de uitgaven in Indië tot ultimo

December 1902 op ƒ 540 363.01. ontvangen goederen ad ƒ 1 410 000
Bijgeteld het cijfer, hooger vermeld als waarde van uit Europa

was dus tot einde van het verslagjaar verwerkt rond ƒ 1 950 000.—.

§ 10. Tijdelijke watervoorziening wan Soerabaja.

In aansluiting met hetgeen hieromtrent in bet vorige verslag voorkomt, diene dat bij Gouverne-
mentsbesluit van 1 Februari 1902, N°. 2, bet geraamde bedrag van ƒ 72 800 werd toegestaan
voor eene

tijdelijke watervoorziening van Soerabaja. In bootdtrekken is bet ontwerp als volgt.

Op het terrein te Darmo worden een drietal Nortonpijpen in den grond gedreven, bestaande uit

ijzeren buizen van 4" middellijn. Over 3 M. lengte zijn deze buizen van V2" gaten voorzien, waarom been

geperforeerd koper van ± 100 openingen per is gelegd. De aldus ingericbte buizen verkrijgen een
totale lengte blauwe klei, die onder de zandlaag wordt
van ± 8 M., en reiken met bet ondereinde in de

171

aangetrofien. De boveakant van het geperforeerde gedeelte ligt minstens 1 M. beneden den bovenkant

van de zandlaag. In de Nortonbuizen worden zuigbuizen van 2V/' middellijn neergelaten, die door middel

van kruisstukken verbonden zijn aan eene zuigleiding, die met een Worthingtonstoompomp in verbinding

staat. Het opgepompte water wordt geperst in 8 ijzeren waterreservoirs van 15 inbond elk, van waaruit

lange ijzeren buisleidingen het water in op prauwen gestelde ijzeren bakken voeren. Uit die prauwen
worden de 20 langs de rivier opgestelde bakken (zie vorig verslag') gevuld.

Onmiddellijk na de machtiging werden de noodige maatregelen voor de uitvoering getroffen. De

levering van de benoodigde watertanks werd, na eene openbare inschrijving, gegund aan drie Soerabajascbe

firma’s, die binnen den gestelden termijn bet werk oplevprden, zoodat reeds in April met bet opstellen

van die tanks kon worden begonnen en met de waterverstrekking een aanvang gemaakt. Den Isten Junj

werd een geregelde dienst ingesteld. Al spoedig was bet vertrouwen van de bevolking in bet beschikbaar

gestelde water gewonnen, zoodat een paar uren na de vulling de meeste tanks reeds waren afgetapt. In

November beerscbte te Soerabqja een zóó nijpend gebrek aan drinkwater, dat naar elke vermeerdering

reikhalzend werd uitgezien. Zonder uitbreiding van materieel werd nu tijdelijk de exploitatie zoodanig

geregeld, dat dagelijks eene hoeveelheid van 150 IVF. beschikbaar kwam. Deze maatregel hield op, toen
ongeveer einde December de regens eenigszins aan den waternood tegemoet kwamen.

Over het algemeen is met zeer matige snelheid gepompt; de dubbel werkende Worthingtonpomp
maakte slechts 32 ü 34 slagen per minuut, waarbij de afmaling 50 a 60 c.M. bedroeg
en een rendement

van 150 L. per minuut wordt verkregen. In de laatste dagen van December verminderde vrij plotseling
de capaciteit van één der putten. Na lichting der putbuis bleek, dat de openingen van bet geperforeerde

koper gedeeltelijk verstopt waren door kalk en zand en bet euvel dus eenvoudige wijze was
op
te‘
verhelpen. Voordat tot lichting werd overgegaan is eerst een 4e put gemaakt, zoodat bet nu mogelijk
is,

zonder bet bedrijf te storen, één der putten van tijd tot tijd buiten werking te stellen.

Tot ultimo 1902 was verwerkt ƒ 31 424 waarvan ongeveer ƒ 25 OOG.— voor rekening der installatie

komt. Exploitatie en onderhoud vorderen ± f 900 per maand.

§ 11. Watervoorziening te Lawang,

In dit verslagjaar werd een ontwerp ingediend tot uitbreiding der Gouvernements buiswaterleiding
te Lawang naar kampoong Simping, nadat te voren debietwaarnemingen waren verricht bij het brongebouw
P in de buisleiding nabij Lawang en bij de hydranten.

Ingevolge Directeurs Besluit van 29 Maart 1902, N«. 4824/A, werd een bacteriologisch onderzoek

ingesteld van het water uit de prise d’eau dezer leiding. Uit dit onderzoek bleek, dat het water volkomen

steriel was en ook een chemische analyse, die trouwens reeds vroeger ook was verricht, gaf gunstige

resultaten. Ten einde echter elke kans op infectie van het water te voorkomen, werd een ontwerp opgemaakt

tot bemetseling der bestaande prise d’eau boven den opvangmuur, welk plan geautoriseerd werd bij

Directeursbeschikking van 27 Augustus 1902, N“. 13994/D, tot een bedrag van ƒ 2535. Hiervan werd tot

ultimo December verwerkt ƒ 1987.

Gedurende de twee laatste maanden van het jaar nam het aantal verbruikers van het water der

drinkwaterleiding met twee toe. Aan de twaalf verbruikers werd verstrekt 3542 tegen ƒ 0.10 per

De door sommige verbruikers herhaaldelijk uitgesproken twijfel aangaande de juistheid der aanwijzingen
de watermeters heeft geleid tot een onderzoek van deze meters; de uitkomst bleek evenwel bevredigend.
van

§ 12. Watervoorziening van het krankzinnigengesticht te Lawang.

Voor de watervoorziening van het krankzinnigengesticht te Lawang wordt, in afwijking van het

voorloopige ontwerp, waarbij, het water zou opgepompt worden uit de bron Telogosari, gebruik gemaakt

van het brongebouw der bestaande buiswaterleiding naar het station-emplacement en de kotta Lawang.

Metingen hadden geleerd, dat het beschikbare debiet ruim voldoende was om in beide behoeften te

voorzien. Het groote voordeel werd verkregen, dat de pompinstallatie kon vervallen, omdat de bron

Polaman zoo hoog is gelegen, dat eene hoogdrukwaterleiding daarvoor in de plaats kan komen. Een punt

van overweging heeft het uitgemaakt om, waar de kotta iMxvang gelegen is tusschen de prise d’eau en

het krankzinnigengesticht, gedeeltelijk gebruik te maken van bestaande leidingen. Toen evenwel eene

172

kosten-berekening had uitgewezen, dat hiermede geene besparing werd bereikt, is er de voorkeur aan

af den bestaanden bezinkbak eene eigen leiding aan te leggen, omdat op die wijze beide

gegeven van
nimmer met elkaar in botsing kunnen komen. De nieuwe buisleiding volgt nu zoover mogelijk
belangen
en verder op den postweg de spoorbaan en den toegangsweg naar het
het tracé der bestaande leiding

gesticht. Het gedeeltelijk verlaten van den postweg was noodzakelijk, omdat anders de druklijn beneden

de buis zou kunnen dalen. ,

- Zr, wflfprD-phrmk van 150 L. T>er nooiQ, wa+t

troi'i oon

Bij de berekening van de capaciteit is uitgegaan van een watergenruiK van 100 pci

zeer zeker aan den ruimen kant is, waar voor het kampement te Tjimuhi en het hospitaal te Magelang

een cijfer van 75 L. is aangenomen. Voor het gesticht dat na de uitbreiding 1400 hoofden kan bevatten,

zal dus per etmaal 1400 y 0,150 = 210 Mk moeten worden aangevoerd of 2.5 L. per secunde.
1
•• 1 1..1
•1
1

Ten einde op de kosten van de buisleiding te bezuinigen, is een reservoir gebouwd, waardoor

mogelijk is het nachtdebiet te accumuleeren en de verschillen in het daggebruik te compenseeren. Het
totaal
reservoir bestaat uit twee gedeelten, elk lang 7 M., breed 6.8 M. en diep 2.50 M gevende
een

inbond van 193 M 3, daar de onderste waterlaag van 30 cM. dikte met wordt gebruikt. De afdekking

geschiedt door ijzeren liggers, waartusschen betongewelfjes, en is afwaterend bewerkt. Door aangebrachte

ieder der vakken beurtelings buiten gebruik worden gesteld en schoongemaakt. en

afsluiters kan

overloopbuis zorgt er voor, dat de waterspiegel niet boven een zeker peil kan stijgen, terwijl voor het

reegelen van den luchtdruk eene opening in de deur zal worden gemaakt.

° Met het oog op de groote wenschelijkheid om bij brand onmiddellijk met het onder druk staande
• Als eisch
worden. werd gesteld,
leidingwater te kunnen blusschen zijn een ruim aantal brandkranen aangebracht.
*dat bij een aanvoer van 6.5 Liter met een straal van 11 M. hoogte kan gespoten

De buisleiding tot aan het reservoir heeft eene inwendige middellijn van 7 cM, de aanvoerleidmg

van uit het reservoir eene middellijn van 12.5 cM. en het verdeelnet overal van 9 cM., terwijl alleen de

buis naar de stallen 6 cM. diameter verkrijgt. Een aantal zijleidingen brengt het water naar de plaatsen

van verbruik. T, • 3 in TnriiA typvnrnfird een , van
Dit werk 1 inaie gevoraeiu een
gereed en heeft aan uitgaven in beclraiï va,
kwam in dit verslagjaar

3183. waarmede het geautoriseerde bedrag geheel verwerkt was.

ƒ

§ 13. Gebruik wan water aan den Donan te Tjiiatjap

Aan schepen werd in dit verslagjaar verstrekt eene hoeveelheid van 3569 M’. water, waarvoor ƒ 4425.03

i§ betaald.

§ 14. Artesische watervoorziening te Panaroekan.

verslag toegelichte, werk kwam gereed. Van het bij Directeursbeschikkmg
toegestane bedrag is in Indië ƒ 880.— verwerkt.
van Dit, reeds in het vorige
11 April 1901, N". 5061/D,

§ 15. Watenwoorziening van Padang

Reeds in het verslag over 1901 is vermeld, dat het debiet van den artesischen put NO. I m Kampong

Djawa sterk achteruit liep. Deze vermindering nam in dit verslagjaar voortdurend toe tot de toevoer in

en het reservoir dus droog kwam te liggen. In de maand Juli wer overgegaan o

Juni geheel ophield evenwel zoo matige resultaten werden bereikt, dat men tot eene

schoonspoeling van den put, waarmee

grondige herstelling besloten werd. Het bleek, dat de 4" stijgbuis achterloops was geworden en het water
uit de dieper gelegen bronnen in hooger gelegen lagen verdween.
In October kwam de herstel mg, d g

door nastortingen was vertraagd, gereed. De 4" stijgkolom bleek een debiet te geven van i ers M.
daar omheen gelegen 16 cM. stijgbuis een debiet van 26 liters per minuut op eene van
hoogte

boven beganen grond. De tegenwoordige capaciteit is altijd nog belangrijk lager dan de oorspronkelijke,
die 230 liters bedroeg op eene hoogte van 1.13 M. Sedert de herstelling heeft evenwel de waterverstrekking
,

weder geregeld plaats; het leidingnet wordt niet meer afgesloten en het water dus, zoowel overd g

die inmiddels grootendeels door

’s nachts uit alle hydranten verstrekt. De koperen aftapkranen,

baldadige bevolking waren vernield en geroofd, zijn door kleine ijzeren, op lagere hoogte boven den gron
Het water stijgt nu weer
geplaatste, kranen vervangen, die zooveel mogelijk zelfsluitend werden ingericht.

173

tot 1 a 1.10 M. boven den vloer van het reservoir en daalt overdag slechts weinig. Het metselwerk rondom
de putbuis
aftapkranen 18 ingericht tot reservoir voor het uit de 16 cM. stijgbuis vloeiende water en hierop zijn 2
gesteld. Een voorstel is gedaan den vloer in het groote reservoir
om met ± 35 cM. te ver-

lagen en het voorloopige reservoir de'' r 16 cM. stijgbuis te verruimen

o. o iiüVCI 1 UXIIItJIJ.

Wat de overige artesische putten te Padang betreft, zoo is gedurende 1902 het debiet weder eenie-
zins gewijzigd.


Het debiet van put N“. II was op einde 1902 42.8 L. per minuut op eene hoogte van 2 M. beneden
den beganen grond.

Van put N». 111 was het debiet 74.5 L. per minuut op 0.65 M. boven den beganen grond.

Voor put NO IV werd een cijfer gevonden van 8Ö.7 L. per minuut op 0.60 M. boven den beganen
met bet jaar 1901 blijkt du., dat het debiet van put N-. 111 vrij .iationair ie
grond. In ™rge .jkrng

‘'"Ï f 'V daarentegen verminderde. Een ontwerp tot di.tributie uit

put JN . 111, in 1901 ingediend is in den loop van 1902 ingetrokken.

na. wjxjvc-li.

Reeds op het einde van het vorige verslagjaar was begonnen met de boring van een nieuwen put
springbron, die onder damp-
N. V op de Blantoeng. In de maand Januari ontwikkelde zich hieruit een

drukkmg het water, vermengd met fijn zand, vele meters hoog deed opstijgen. Na een veertigtal uren hield
dit echter op en werd
de boring tot op een diepte van 128 M. voortgezet. Het debiet bedroeg op 2 Maart

“inuut; op het einde van dit verslagjaar was dit terug geloopen tot 240 L. per minuut op
boven beganen grond.
U.oU MAl.

Een voorstel om het reservoir van put I uit dezen nieuwen put te voeden kon vervallen, toen de

erstellmg bij eerstbedoelden put uitgV.evoerd deze wederom een vrij stationair debiet terne- e-af

terug gai.

a de voltooiing van put N°. V, werd een aanvang gemaakt met het boren van een 6en put beoosten
het spoorwegstation op het terrein van het oude kruithuis. Door de groote steenmassa's, waarop hier werd
gestud, IS deze putboring gestaakt en verplaatst bewesten het station langs den
weg Sawahan tegenover
den Nieuwen Cantineweg.
Deze boring- was op he-t einde van 1902 tot eene diente 48 M. vevord.rH
gevoraera.
X V.V.IXC, V4.J.CJJUC van ivi.
vttu

e voornemen bestaat om met het oog op het, algemeen zeer geringe, blijvende debiet der putten
nog een 7den put te boren, waartoe thans onderhandeld word ter verkrijging van het noodige terrein op Foeroes.

§ 16. Watervoorziening van de Emmahaven.

In de watervoorziening van de Emmahaven, had geen verandering plaats; slechts werd een hvdrant
geplaatst nabij het nieuw gebouwde desinfectie-gebouwtje,

De waterverstrekking aan schepen kon het geheele jaar door plaats vinden en bedroeg 14 327 M».

jwaarvoor I. per M’. werd betaald, terwijl 061 M 3. kosteloos aan Gouverneinentsvaartuigen werd afge-

daan. In de maanden October en November trad een tijdperk van langdurige droogte in, met het gevolg

dat gedurende eenigen tijd niet aan alle aanvragen geheel kon worden voldaan.

De filters werden schoongemaakt en eenige lekkages in de buisleiding hersteld. Het reservoir ver-
keerde in goeden staat.

§ 17. Drinkwaterleiding te Soiok.

In dit verslagjaar liep het debiet van den artesischen put, welke voorziet in de behoefte aan drink-

water ter afdeelingshoofdplaats Sohk, belangrijk achteruit. Eene meting direct aan den put gaf een debiet

aan van 0.-i7l L. per secunde, eene latere meting bij het groote reservoir bracht dit cijfer op 0 506 L

per secunde.

§ 18. Drinkwaterleiding te Fort de Koek.

De bestaande waterleiding te Fort de Koek voldoet reeds sedert eenige jaren niet meer aan de toe-
genomen behoefte. Reeds in het vorige verslag werd er op gewezen dat, in den droogen tijd, herhaaldelijk
het militair hospitaal gebrek aan water had, en dat, om daarin te voorzien, het noodig was de hydranten
gedurende eenige uren af te sluiten. Het debiet der bron is wederom iets verminderd; de afvoerpijp voor

e bevolking te Ting-Karang ligt boven den waterspiegel in het hrongebouw.


Click to View FlipBook Version