The words you are searching are inside this book. To get more targeted content, please make full-text search by clicking here.
Discover the best professional documents and content resources in AnyFlip Document Base.
Search
Published by Koninklijke Vereniging van Organisten en Kerkmusici, 2020-10-20 04:21:11

HO 2013-1

HO 2013-1

het ORGEL

Tijdschrift van de Koninklijke Vereniging van Organisten en Kerkmusici

04 Het orgeloeuvre van Johan G. Koers
10 Het orgel in de Marekerk te Leiden
18 Het Utrechts Orgelarchief Maarten Albert Vente (II)

Jaargang 109 (2013) nummer 1


colofon Cover:
Detail orgelkas
Nummer 1 jaargang 109 (2013)
Het Orgel Tijdschrift van de Koninklijke Vereniging van Organisten en Marekerk te Leiden
Kerkmusici, voor het eerst verschenen in 1886. De Koninklijke Vereniging
van Organisten en Kerkmusici is in 2009 opgericht op christelijke grondslag. Foto: Jan Smelik
Doelstelling: de behartiging en bevordering van de orgelcultuur en de
kerkmuziek.
Leden van verdienste
Kees Hoeksma (erevoorzitter) - Piet Kee - Rein van der Kluit (erevoorzitter)
Overleden: Hendrik Andriessen - Klaas Bolt - Adriaan Engels - Dirk Andries
Flentrop - Jaap de Haan (erevoorzitter) - Cor Kee - Albert de Klerk - Ewald
Kooiman - Gustav Leonhardt - Willem Mudde - Adriaan C. Schuurman - Willem
Vogel
Bestuur KVOK
Frits Zwart (voorzitter), Hans Beek (1ste secretaris), Ad Krijger (2de secretaris),
Cor Rooijackers (penningmeester), Maarten Diepenbroek, Jack Gardeniers,
Willeke Den Hertog-Smits, Olga de Kort-Koulikova en Jeroen Pijpers
Adres secretariaat: Hans Beek - Klipper 49 - 9801 MT Zuidhorn - 0594 507876
[email protected]
Adres penningmeester: Cor Rooijackers - Professor Schermerhornlaan 91 -
5707 KG Helmond - 0492 548488 - [email protected]
Ledenadministratie KVOK
Harco Clevering - Jabbingelaan 21 - 9591 AL Onstwedde - 0599 331890 -
[email protected]
Bankrekeningen KVOK
Nederland POSTBANK 10 20 03 - ABN AMRO 45 48 03 184
IBAN no. NL17ABNA0454803184 / SWIFT-BIC code ABNANL2A
België Bank van de Post 000-3258201-68
Duitsland Oldenburgische Landesbank 710 87159 01 (Bankleitzahl 280 200 50)
Website
wwww.kvok.nl
Lidmaatschap KVOK
Men kan zich als lid opgeven bij de ledenadministratie. Leden kunnen zich
abonneren op de verenigingstijdschriften Het Orgel, Muziek&Liturgie en het
actualiteitenblad NotaBene (zie hieronder). Ze krijgen tevens de ZomerAgenda
(eenmaal per jaar een overzicht van orgelconcerten in de zomer) toegezonden.
Het lidmaatschap loopt parallel aan het kalenderjaar en wordt automatisch
verlengd indien niet één maand voor de vervaldatum is opgezegd.
Abonnementsvormen tijdschriften KVOK
Leden van de KVOK kunnen uit de volgende abonnementsvormen kiezen:
Muziek&Liturgie + NotaBene € 50 (Europa € 60, buiten Europa € 65)
Het Orgel + NotaBene € 60 (Europa € 70, buiten Europa € 75)
Muziek&Liturgie + Het Orgel + NotaBene € 75 (Europa € 90, buiten Europa
€ 95)
Contributie
Informatie over de contributie en de tijdschriften waarop leden zich kunnen
abonneren kunt u vinden op de website van de KVOK. Ook kunt u contact
opnemen met de penningmeester.
Redactie Het Orgel
hoofdredacteur Jan Smelik - H. van Steenwijckstraat 10 - 8331 KK Steenwijk

0521 521276 - [email protected]
redacteuren Jan Hage (orgelmuziek)
René Verwer (orgelmuziek)
Jan R. Luth (kerkmuziek)
Cees van der Poel (orgelbouw)
Geert Jan Pottjewijd ([email protected])
De deadline voor inzending van de kopij voor Het Orgel is op de vijftiende dag
van de oneven maanden.
Corrector
Roel te Velde - Vianen
Vertalingen samenvattingen
Op de website www.hetorgel.nl staan samenvattingen van de artikelen die in
Het Orgel verschenen zijn. Vertalers: Dale Carr (Engels), Christian Michel
(Duits) en Willemijn Roodbergen (Frans)
Vormgeving
Jan en Gerda Smelik - Steenwijk
Druk
Drukkerij Verloop - Ablasserdam
Website
www.hetorgel.nl
Advertenties
Bureau Van Vliet B.V., Postbus 20, 2040 AA Zandvoort - 023-5714745.
Contactpersoon dhr. Ruud van Viersen ([email protected]).
Website: www.bureauvanvliet.com

© KVOK 2013
ISSN 0166-0101

2 HET ORGEL 2013 | nummer 1


INHOUD

04 Gekanaliseerde emotie

Over het orgeloeuvre van Johan G. Koers

David de Jong

10 Het orgel in de Marekerk te Leiden

Cees van der Poel & Sietze de Vries

18 Het Utrechts Orgelarchief 10

Maarten Albert Vente (II)

Jaap den Hertog

26 Column

Jan Smelik

28 De orgelsymfonieën 18

van Arie J. Keijzer

Deel 2: De symfonieën IV,V en VI

Henco de Berg

36 Orgelbouwnieuws

Budel , r.-k. Parochiekerk Onze Lieve Vrouw Visitatie
St.-Nicolaasga, St.-Nicolaaskerk
Monnickendam, Grote Kerk
Sneek, Martinikerk


46 Besprekingen 28

3HET ORGEL 2013 | nummer 1


Gekanaliseerde emotie

Over het orgeloeuvre van Johan G. Koers

David de Jong Bij Boeijenga Music
Publications verschenen vier bundels
met orgelwerken en liederen van de
Friese componist Johan G. Koers.
Onlangs werd eveneens een cd
uitgebracht met orgelwerken van
Koers, uitgevoerd door Dirk S.
Donker en ondergetekende op het
orgel van de Grote of Martinikerk te
Sneek.
Nu komt er elke maand wel nieuw
werk voor orgel op de markt.
Het betreft in de meeste gevallen
gebruiksmuziek voor de eredienst,
die in sommige gevallen ook haar
weg vindt naar de concertzaal. Het
is echter een zeldzaamheid dat het
hedendaagse concertrepertoire voor
orgel wordt verrijkt met een compleet
oeuvre. Een goede aanleiding om
in Het Orgel het werk van deze
componist onder de aandacht te
brengen.

Johan G. Koers

4 HET ORGEL 2013 | nummer 1


DE MUZIEK

Johan G. Koers, geboren in 1953 in het Friese Oranjewoud, haalde De compromisloze wijze waarop Koers in dit werk met kwarten
zijn einddiploma B voor orgel bij Piet Post en vervolgde zijn orgel- schuift, laat ook nog een zekere invloed van de neobarok zien.
studie bij Haite van der Schaaf. Ernstige rugproblemen maakten het
hem echter onmogelijk nog examen voor het diploma C te doen. In Zijn tweede werk, de Toccata, heeft lange tijd onder het stof gelegen,
plaats van het concerteren heeft hij zich toegelegd op het doceren en juist omdat het geschreven is als een wat minder ernstige tegenhanger
de muziekjournalistiek. van de Triptyque. Op aandringen van leerlingen is echter ook dit zwie-
Diverse getalenteerde organisten zijn hun orgelstudie bij Johan Koers rige werk meegenomen in de uitgave van Koers’ orgelwerken. Want
begonnen. Door hem wordt niet alleen een goede technische en the- ondanks het feit dat het thematisch materiaal dodecafonische invloe-
oretische basis voor het orgelspel gelegd, ook onderwijst hij zijn leer- den kent, is het een werk dat ook een breder publiek kan aanspreken
lingen in de kunst van het musiceren. en zich kan meten met het beste werk van Marius Monnikendam.
Een gevleugeld woord van hem in dat verband is de uitspraak dat
muziek ‘gekanaliseerde emotie’ is. Deze typering gaat echter ook op
voor zijn eigen composities. De emotionele lading van zijn werken
wordt altijd gevat in een rationele structuur. Daardoor zijn ze, ook als
het idioom steeds geavanceerder wordt, goed mee te maken voor een
hoorder die zich daarvoor wil inspannen.

TRIPTQYQUE, TOCCATA EN DE PROFUNDIS
In Koers’ zijn eerste drie orgelwerken ligt die emotie nog meer on-
der de oppervlakte: Triptyque (1975), Toccata (1977) en De Profundis
(1983). Naar eigen zeggen werd hij in de eerste fase van zijn com-
poneren nog sterk beïnvloed door de zogenaamde Reti-analyse (ge-
noemd naar Rudolph Reti). Hierin wordt uitgegaan van het principe
dat muziek een voortdurend spel van contrasten is. Hoog staat tot
laag, sterk tot zacht, enzovoort.
In zijn eerste werk, de Triptyque, blijkt dat het sterkst. Daarin con-
trasteren de delen niet alleen in klanksterkte, maar ook in de wijdte
van de stemvoering. De engste ligging vinden we in het middendeel,
Kyrie eleison:

De canon in de sext uit het notenvoorbeeld laat bovendien al iets zien

5HET ORGEL 2013 | nummer 1


van Koers’ contrapuntisch vernuft, dat zich in zijn latere werken nog
sterker zal openbaren.

Het laatste orgelwerk uit Koers’ eerste periode is zijn Fantasia super
De Profundis uit 1983, dat is gebaseerd op het lutherse koraal ‘Aus
tiefer Not schrei ich zu dir’.
De hoekdelen, die elkaars herhaling zijn, worden gekenmerkt door
voortdurend herhaalde klaagmotieven, waartegen de melodie is ge-
plaatst. De klacht komt echter tot een uitbarsting in het toccata-ach-
tige middendeel, dat fel van karakter is. Vooral dit middendeel, dat
eigenlijk een trio is, is technisch niet eenvoudig.

STRIJKKWARTET, BLAASKWINTET, LIED EN CHORAL In de loop der jaren zal het structurele gebruik van chromatiek en van
Na deze drie orgelwerken liep Johan G. Koers naar eigen zeggen wat hele-toonsreeksen uit het idioom van Koers verdwijnen. Een vrij ge-
vast in zijn componeren. Ook al hebben zijn eerste drie werken wel de- bruik van octotonische reeksen zal zijn plek wel behouden. De reine
gelijk een eigen gezicht, hij vreesde zichzelf te gaan herhalen. Hij had kwart uit zijn eerste werken heeft daarmee plaats gemaakt voor de
er behoefte aan zijn werken meer te structuren, om juist zo de muzika- overmatige kwart. Koers zal octoniek echter nooit streng toepassen.
le spanning binnen de delen van zijn werken beter te kunnen doseren. Hij past haar op een meer intuïtieve wijze toe, als middel om de juiste
Daartoe is hij compositieles gaan nemen bij Jan Masséus, die hij nog kleur te vinden. De ‘toevallige’ dissonant uit zijn vroegere werken, die
kende uit de tijd dat Masséus directeur van de Muziek Pedagogische ontstaat uit compromisloos contrapunt, verdwijnt uit het palet. Zelfs
Academie in Leeuwarden was. in werken die een hogere graad van dissonantie bereiken dan de vroe-
gere werken, houden dissonanten een ‘harmonische’ functie, in die zin
Onder begeleiding van Masséus is hij eerst voor andere instrumenten dat ze nodig zijn in de door Koers gewenste samenklank.
dan het orgel gaan schrijven: een strijkkwartet, een blaaskwintet en
een lied (voor sopraan en orgel). Het eerste orgelwerk dat Koers na zijn compositielessen bij Jan
De belangrijkste veranderingen die zijn stijl sinds die tijd ondergaan Masséus schreef, is meteen het langste van de werken die bij Boeijenga
heeft, bestaan wat mij betreft niet alleen in de structuur maar ook in gepubliceerd zijn: Choral pour orgue. Alleen de titel laat al zien dat
de klankkleur van zijn werken. Door het experimenteren met chroma- Koers zich nadrukkelijk schaart in de traditie van de Franse compo-
tiek, hele toonsreeksen en octotoniek is zijn idioom meer Frans van nist César Franck, die in Nederland voortgezet is door onder anderen
kleur geworden. Hendrik Andriessen en Jacob Bijster. Ook dit werk van Johan G. Koers
In het blaaskwintet, waarvan één deel door de schrijver van dit arti- uit 1997 is gebaseerd op een koraalmatig thema, dat echter pas in de
kel voor orgel bewerkt is, valt met name het gebruik van hele-toons- loop van de compositie ontstaat. De wijze waarop Koers’ Choral opent
reeksen op en in zijn lied het gebruik van chromatiek. Dit lied is een is bepaald spectaculair te noemen:
toonzetting van de Latijnse tekst van Psalm 130 en heet, net als Koers’
laatste orgelwerk tot dan toe, De Profundis. Idiomatisch zijn we echter
in een heel andere wereld terechtgekomen, zoals het notenvoorbeeld
laat zien.

6 HET ORGEL 2013 | nummer 1


Op het uitbundige eerste deel volgt een meer ingetogen tweede deel, Ook op microniveau zien we een verscherping van de ritmiek optre-
dat geheel in kwartnoten verloopt. Ondertussen wordt het thema wel den, met name in passages uit het derde deel.
op allerlei manieren contrapuntisch verkend. Gevoel en verstand gaan
in dit deel, dat uitmondt in een zeer sobere zetting van het koraal- Als tegenhanger van het ‘geweld’ uit de Hymnus Veni Redemptor
thema, op een harmonieuze wijze samen. Het stuk wordt besloten met schreef Koers in 2005 een Nocturne. Het is in technisch opzicht zijn
een zeer virtuoze finale, waarvan de moeilijkheidsgraad relatief hoog meest eenvoudige werk. Maar in interpretatief opzicht is het minder
is, door passages waarin de rechter- de linkerhand kruist: eenvoudig. Niet alleen is Koers sober in zijn registratieaanwijzingen,
ook laat hij met een eenvoudig ‘Adagio, espressivo’ veel aan de goede
smaak van de vertolker over (d.w.z.: een vertolker die zijn emoties
weet te kanaliseren).

Het werk wordt, na een majesteitelijke zetting van het koraalthema, De Nocturne is een buitengewoon sfeervol werk, dat door sommige
besloten met virtuoos passagespel, dat uitmondt in een verrassend hoorders als mystiek ervaren wordt. Het gaat dan echter wel om een
E-groot akkoord. In dit grootse werk begint Koers zijn eigen toon te vorm van natuurmystiek. Zelf heb ik het stuk eens ‘georkestreerd’
vinden. voor synthesizer, waardoor het ineens een bijna filmische atmosfeer
ademde.
HYMNUS, NOCTURNE EN PSEAUME VI
In de werken na het Choral komt nog één nieuw element naar voren: In zijn volgende werk, Pseaume VI uit 2006, een bewerking van de
een meer geavanceerde ritmiek. Komen in het Choral nog relatief wei- Geneefse melodie van Psalm 6, komen de lijnen die in de Hymnus en
nig maatsoortwisselingen voor, in zijn volgende werk, Hymnus Veni de Nocturne uitgezet zijn, samen in een compositie die zeer verstild
Redemptor Gentium uit 2001, wisselt de maatsoort bijna elk systeem. begint en eindigt, maar een ritmisch gecompliceerd middendeel heeft.
De melodie van het koraal ‘Nun komm der Heiden Heiland’ krijgt In dit deel weet Koers een grote emotionele spanning op te roepen.
daardoor een dansant, bijna swingend karakter:

VERSUS ALLELUIATICI
Een voorlopig1) hoogtepunt in Koers’ orgeloeuvre wordt gevormd
door zijn Versus Alleluiatici uit 2007, dat gebaseerd is op een gregori-
aans ‘Alleluia’. Het is in meerdere opzichten zijn meest complexe or-
gelwerk tot nu toe. Net als het Choral (en de Hymnus) kent het een
spectaculaire opening, die enigszins doet denken aan het Transports
de Joie van Messiaen:

1) Ik schrijf ‘voorlopig’, omdat Koers na de werken die bij Boeijenga zijn uitge-
geven inmiddels al weer drie nieuwe composities voor orgel heeft geschreven,
waarvan het eerste, Lamentatio, ook op cd is opgenomen. In dit artikel beperk ik
me echter tot de gepubliceerde orgelwerken.

7HET ORGEL 2013 | nummer 1


8 HET ORGEL 2013 | nummer 1


Op de inleiding volgt een uitgebreid fugatisch deel, dat een bijzondere meer te zeggen. Het is zeker waar dat zijn thematisch materiaal vaak ly-
stuwing ontvangt doordat het Alleluia-thema consequent op de tweede risch van aard is. Alleen al de titels van drie van zijn mijns inziens belang-
achtste wordt ingevoerd. Ook in de doorwerking toont Koers zijn vorm- rijkste orgelwerken getuigen daarvan: Choral, Hymnus Veni Redemptor
beheersing, bijvoorbeeld in een passage waarin fragmenten uit het the- Gentium en Versus Alluiatici. Maar in de wijze waarop hij zijn thema’s
ma elkaar canonisch en in de omkering opvolgen, boven een bas waarin hanteert, bereikt hij een steeds hoger abstractieniveau. Van het Choral
het thema in de vergroting ligt: kan nog wel gezegd worden dat het een lyrische inslag heeft. Van de
Hymnus wordt dat al moeilijker. Deze compositie is gebaseerd op een
Het hart van het werk wordt gevormd door een bezonken middeldeel, adventshymne, maar mondt uit in een extatische vreugde, die doet den-
dat het karakter van een aria heeft. De omspeling van de melodie ver- ken aan het ‘Dieu parmi nous’ van Olivier Messiaen uit La nativité du
loopt grotendeels in triolen, begeleid door repeterende akkoorden in Seigneur. De typering ‘lyrisch’ past echter nauwelijks meer bij het Versus
duolen. Alleluiatici, dat bij vlagen een bijna agressieve schittering kent.
Het werk wordt afgesloten met een technisch complexe finale, die Met name op interpretatief vlak worden Koers’ werken dan ook steeds
grotendeels manualiter verloopt. In het pedaal verschijnt zo nu en dan gecompliceerder. Want onder de vlag van een lyrisch thema gaat een
slechts, als een ostinaat, een flard van het thema. Door het grote aantal volstrekt abstract werk schuil. Wie de partituur op microniveau bestu-
maatwisselingen, dat ook ontstaat doordat de notenwaarden van het deert zou dat niet zeggen. Het materiaal waaruit het werk opgebouwd
thema soms verlengd worden, draagt dit deel een extatisch karakter. is doet immers tonaal aan. Ook maakt Koers gebruik van klassieke vor-
‘Stuiterende’ akkoorden geven het bovendien een grote urgentie. Van men. Zowel in het blaaskwintet als in het Versus Alluiatici komt een ver-
de vertolker wordt ook fysiek het nodige gevraagd, als de openingsak- bluffend knappe fuga voor. Het geheel is echter veel meer dan de som
koorden in de verkleining terugkeren: der delen. Als ik opnieuw een vergelijking met Messiaen mag maken,
zou ik willen zeggen dat bij hem wat abstract lijkt ondertussen een lyri-
Het werk besluit op een turbulente wijze: terwijl het tempo nog verder sche inslag blijkt te hebben. Bij Koers is volgens mij het omgekeerde het
wordt opgevoerd, wordt het thema, dat in het pedaal ligt, verkort tot geval: wat een lyrische inslag lijkt te hebben, blijkt ondertussen van een
slechts één noot. Alle gebruikte technieken geven aan dit werk een ver- hoog abstractieniveau te zijn.
bijsterende oerkracht.
Behalve met Messiaen is Koers ook vergeleken met Piet Post, Piet Kee,
SLOTBESCHOUWING Herman Strategier en Jehan Alain. Ook al kan ik me bij deze vergelij-
Elf jaar geleden heb ik in een cd-booklet van de orgelwerken van Johan kingen wel iets voorstellen, ik zie in het noemen ervan meer een teken
G. Koers geschreven dat ze een sterk lyrische inslag hebben, die gepaard van verlegenheid: waar komt deze componist ineens vandaan en waar
gaat met een scherpe ritmiek. In de recente uitgave van zijn partituren moeten we hem plaatsen? Dat er rechtstreekse invloed van genoemde
is deze typering overgenomen. Graag maak ik echter gebruik van de componisten uitgegaan zou zijn op Koers, is echter weinig aannemelijk,
mogelijkheid er toch iets meer over te zeggen. Niet alleen omdat deze gezien het feit dat zijn gezondheid het hem onmogelijk gemaakt heeft
typering slechts in mindere mate opgaat voor de werken uit Koers’ eer- hun werken nog in studie te nemen. Wel heeft hij een grote kennis op-
ste periode, maar ook omdat zij als omschrijving voor de werken uit zijn gebouwd van de orgelliteratuur in haar volle breedte. Invloed van Piet
tweede periode ontoereikend is. Naast lyriek en ritmiek moet immers Post is in de vroegere werken van Koers inderdaad wel aan te wijzen.
ook zijn hantering van het contrapunt en zijn werken met grote contras- Maar ook al spreekt hij nog altijd met veel respect over zijn vroegere
ten als constitutief voor zijn werkwijze beschouwd worden. Juist deze leermeester, naar zijn mening heeft Post zichzelf ook teveel herhaald.
twee elementen laten zich al in zijn eerste periode aanwijzen. In plaats van Herman Strategier zou ik liever de naam van Jacob Bijster
Maar over de lyrische inslag van het werk van Koers valt nog wel iets noemen, die de leermeester van Koers’ tweede leermeester was: Haite
van der Schaaf. Voor diens kleurrijke idioom en voor zijn beheersing
van het contrapunt in zijn betere werken heeft Koers in elk geval grote
bewondering. Wel is zijn eigen idioom inmiddels aanmerkelijk geavan-
ceerder. Maar nog altijd is dissonantie voor Koers geen doel in zichzelf,
maar een middel om een veelkleurig klankpalet te ontwikkelen.
Genoemde componisten hebben met elkaar gemeen dat ze niet (meer)
behoren tot de avant-garde. Ook Koers is geen avant-gardist. Daarvoor
is zijn thematisch materiaal in veel gevallen te traditioneel en zijn de vor-
men waarin hij zijn werken giet te klassiek. Mijns inziens onderscheidt
Koers zich echter in elk geval in één opzicht gunstig van veel andere
hedendaagse componisten, en dat is dat zijn composities compact en
overzichtelijk blijven. Zijn werken houden ‘kop en staart’. Ondanks het
feit dat ze voluit hedendaags klinken, blijven ze daardoor voor zowel de
hoorder als de speler ‘behapbaar’.
Ik hoop dan ook van harte dat de uitgave van de partituren van Johan G.
Koers, met de daarbij behorende cd, eraan mag bijdragen dat zijn wer-
ken hun plek in het concertrepertoire zullen vinden.

9HET ORGEL 2013 | nummer 1


1 0 HET ORGEL 2013 | nummer 1


HET INSTRUMENT

Het orgel in
de Marekerk te Leiden

Cees van der Poel & Sietze de Vries Als er één Nederlandse stad is met een rijke historie, dan is het Leiden wel. De
grachten en singels met een keur aan historische gebouwen, maken dat de binnenstad een heel eigen sfeer ademt.
De twee grote stadskerken, de Pieterskerk en de Hooglandse Kerk, zijn prominent aanwezig. Ook op orgelgebied
blaast de Sleutelstad haar partijtje grondig mee: de genoemde stadskerken bezitten indrukwekkende renaissance-
orgels, terwijl ook de minder bekende kerken soms bijzondere instrumenten herbergen. We noemen hier het
fraaie Steevens/Assendelft-orgel in de Waalse Kerk. Ook de Marekerk bezit zo’n juweel, dat eigenlijk altijd relatief
onbekend is gebleven.

De Marekerk is een opvallend gebouw. Architect Arent van ’s-Grave- ren. Zoals we zullen zien, heeft dan ook bijkans iedere orgelmaker van
sande, leerling van de beroemde Jacob van Campen, ontwierp het in naam in de renaissance- en baroktijd aan dit orgel gewerkt.
1639 als koepelkerk. We zien de enorme veranderingen die de over-
gang van het katholicisme naar het protestantisme met zich mee- Voor de genesis van dit instrument moeten we terug naar 1529. Jan
bracht. Het traditionele idee van een langgerekte kruiskerk met ori- van Covelens maakte toen een nieuw orgel voor de Pieterskerk, waar
ëntering op het altaar in de koorruimte werd verlaten. Daarvoor in de hij eerder het grote orgel herbouwde.1) Waarschijnlijk was het nieuwe
plaats kwam centraalbouw: de gelovigen zijn geschaard rondom het orgel een bescheiden instrument met Hoofdwerk en Borstwerk. Rond
woord. De grote, vrijstaande kansel neemt in het interieur dan ook een 1565 verscheen de orgelmaker Peter Jansz de Swart ten tonele. Hij re-
centrale plaats in. noveerde het orgel, dat qua dispositie waarschijnlijk sterke verwant-
De ruimte wordt gekenmerkt door de fraaie lichtinval, de voorname schappen vertoonde met dat van de Hooglandse Kerk, dat eveneens
zuilenpartijen en het smaakvolle meubilair. Een meubelstuk dat zeker door hem vervaardigd werd. Het laatstgenoemde orgel bezat de vol-
de aandacht trekt, is het orgel, met zijn warmrode kleur en verguld gende stemmen:
snijwerk. Het staat sinds 1733 in de Marekerk. Dat het gebouw het
bijna een eeuw zonder orgel deed, is ook een typisch protestants ver- Hoofdwerk Borstwerk Pedaal
schijnsel. Het ‘gebruyck of ongebruyck’ van zo’n instrument was im-
mers een ‘middelmaetighe saecke’; het was geen principiële zaak en Prestant 6’ Quintadeen 6’ Trompet 6’
werd daarom in vrijheid van de kerken gelaten
Holpyp 6’ Fluyt 1½’ Touseyn 6’
HET OORSPRONKELIJKE ORGEL: PIETERSKERK
Bij beschouwing van de orgelkas vallen meteen een paar zaken op. Al- Octaaf 3’ Cromhoorn 6’
lereerst zien we met name in de balustrade, de onderkas en het hoofd-
werkfront elementen uit de Renaissance. Vooral de pilasters van de Fluyt 3’ Schalmey 3’
ingesnoerde onderkas en de spiegelvelden van het Hoofdwerk geven
een zestiende-eeuwse duiding. Het Bovenwerk en de pedaaltorens Nasard
ademen een heel andere, latere sfeer en vooral de typische, overhoeks
geplaatste zijtorens lijken niet bij het oorspronkelijke ontwerp te ho- Gemshoorn 1½’

Sifflet

Mixtuur

1) Jaap den Hertog, ‘Een kapitaal proefstuk’. De geschiedenis van het Pieterskerk-
orgel tot 1680, in: Willem Jan Cevaal (red.) Een Hollands stadsorgel uit de Gouden
Eeuw. Het Van Hagerbeer-orgel in de Pieterskerk te Leiden (Zutphen 1999) 19.

1 1HET ORGEL 2013 | nummer 1


Scherp Sexquialter (D)
Trompet 6’ Kromhoorn of Vox Humana 8’
Zink 6’
Manuaalomvang CDEFGA-c3
De voor ons afwijkende voetmaten duiden erop dat het ging om een Pedaalomvang: CDEFGA-d1
orgel met groot F als laagste toon. Enkele andere typische renaissance-
kenmerken zijn: nadruk op hoge (vul)stemmen, de in verhouding ruime We zien dat de smaak van de tijd veranderd is: meer nadruk op grond-
tongwerkenbezetting en het ‘cantus firmus-pedaal’. De benaming van stemmen en minder belangstelling voor boventoonrijke tongwerken.
het tongwerk ‘Touseyn’ kennen we ook van het Bätz-orgel in de Dom Ook het Pedaal heeft niet alleen een cantus-firmus-rol meer en de
te Utrecht, waarin zich nog veel pijpwerk van De Swart bevindt; M.A. Sexquialter (D) heeft zijn intrede gedaan als geliefde solostem.
Vente omschrijft dit register als een ‘zacht tongwerk, dat kan worden
vergeleken met de kromhoorn of dulciaan.’2) Na familie Duyschot werd het onderhoud door diverse orgelmakers
uitgevoerd, onder wie Christian Müller in 1722. Uiteindelijk kwam
Na de ombouw door De Swart werd het kleine orgel van de Pieters- het onderhoud terecht bij Rudoph Garrels, die zich na zijn periode als
kerk de eerste jaren onderhouden door vader en zoon De Swart en Ja- meesterknecht bij Arp Schnitger als zelfstandig orgelmaker in Leiden
cob Jansz van Lin. Laatstgenoemde nam het onderhoud van de Leidse vestigde. Hij had al eerder met Müller samengewerkt en het lijkt erop
stadsorgels helemaal over en in 1626 voerde zijn zoon Jan Jacobsz een dat hij op deze wijze bekendheid in Holland verwierf en mede op Mül-
grote ombouw uit aan het instrument. De hoofdwerkladen werden lers aanbeveling het nodige werk toegeschoven kreeg.
vernieuwd en daarmee werd een vernieuwde technische aanleg nood-
zakelijk. De onderbouw onderging een sterke wijziging. Mogelijk kreeg HET ORGEL IN DE MAREKERK
het orgel toen ook zijn omvang tot groot C, nog wél met kort octaaf. In 1733 brak een belangrijk jaar aan voor het kleine orgel van de Pie-
Vanaf dit moment is het redelijk duidelijk hoe het instrument er moet terskerk: het wordt door Garrels overgeplaatst naar de Marekerk. Het
hebben uitgezien. Als we de kappen van het Bovenwerk op het front Borstwerk werd getransformeerd tot Bovenwerk en er werden acht-
van het Hoofdwerk plaatsen, waarbij de middentoren wat hoger op- voets zijtorens toegevoegd, waardoor er een grotendeels nieuwe orgel-
gaat dan de zijtorens, krijgen we een goed beeld van het uiterlijk. De kas ontstond. Deze zijtorens waren overigens niet overhoeks geplaatst,
verbindende velden naar de pedaaltorens moeten uiteraard wegge- zoals nu het geval is, maar in een hoek van 90 graden, waardoor ze
dacht worden, net als de verbreding van de onderkas, waarvan de in- zich in feite aan de zijkanten bevonden. Op oude foto’s van voor 1929
snoering oorspronkelijk precies onder de spitstorens uitkwam. is deze vorm nog te zien en lijken de onderlinge verhoudingen van de
In de eerste helft van de zeventiende eeuw verscheen er weer een be- orgelkas veel fraaier te zijn dan nu het geval is. Het ontwerp van de kas
kende orgelmakersfamilie ten tonele: Galtus en Germer van Hagerbeer was een waar huzarenstukje van Garrels: in een niet al te ruim beme-
(vader en zoon). Behalve uitvoerige werkzaamheden aan het grote ten nis boven het aanwezige portaal moest het orgel ondergebracht
orgel van de Pieterskerk en dat van de Hooglandse Kerk, werkten zij worden. De orgelgalerij lijkt nu uit het portaal tevoorschijn te komen,
vanaf 1633 ook aan het kleine orgel van de Pieterskerk. Wat hun werk- terwijl ook de orgelkas op een natuurlijke wijze aansluit. Een speciale
zaamheden precies waren, is niet meer vast te stellen. Wellicht werd de aanbouw werd tegen het kerkgebouw gerealiseerd om de balgen on-
klavieromvang uitgebreid en werden er enkele stemmen vervangen. der te brengen.
Opnieuw een vader en zoon, Roelof en Johannes Duyschot, maken in
1679 hun opwachting in Leiden om aan de orgels te werken. Bij het Links het front vóór 1929, rechts het front na 1929 | Foto: RCE
kleine orgel van de Pieterskerk ging het voornamelijk om reparaties, Vanuit deze positie is vooral aan de linker pedaaltoren goed te zien dat de
schoonmaak en enkele verfraaiingen aan het uiterlijk. De dispositie van torens vóór 1929 in een hoek van 90 graden stonden.
het instrument luidde in 1694:

Hoofdwerk Borstwerk Pedaal

Prestant 8’ Quintadeen 8’ Prestant 8’

Bourdon 8’ Octaaf 4’ (D) Octaaf 4’

Octaaf 4’ Superoctaaf 2’ Trompet 8’

Open Fluit 4’ Fluit 2’

Quint 2 2/3’ Regaal 8’

Superoctaaf 2’

Gemshoorn 2’

Sifflet 1’

Mixtuur

Scherp

2) M.A. Vente, Bouwstoffen tot de Geschiedenis van het Nederlandse Orgel in de
16de Eeuw (Amsterdam 1942) 31.

1 2 HET ORGEL 2013 | nummer 1


Al in 1735 werd het orgel grondig omgebouwd door Garrels, omdat geen grote ingrepen laten uitvoeren aan het orgel. Na de dood van
het instrument onvoldoende draagkracht bezat voor de gemeente- Schaaffelt ging het onderhoud over naar Pieter Cornelis Bik, die nog
zang. De laden en klavieren werden compleet nieuw gemaakt, wat de jaren de naam van de firma de Wed. Lohman en Schaaffelt voerde.
mogelijkheid bood om het groot octaaf volledig uit te bouwen. Wel Bik verving in 1898 de spaanbalgen voor een grote magazijnbalg,
bleef de omvang bovenin tot c3 gehandhaafd. Het Hoofdwerk kreeg vernieuwde delen van de mechaniek en voerde verschillende andere
een stevig prestantenplenum, aangevuld met een Bourdon 16’. Een kleine werkzaamheden uit. In 1904 kozen de kerkvoogden voor orgel-
Cornet werd gedisponeerd om de psalmmelodie duidelijker te laten uit- maker Gerrit van Leeuwen. Men had liever een protestantse orgelma-
komen, terwijl de nieuwe Trompetten 16’ en 8’ ook de nodige kracht ker over de vloer dan de rooms-katholieke Bik. Bik behield overigens
en Gravität toevoegden. wel het onderhoud van de overige hervormde orgels.
Het Bovenwerk kreeg een geheel nieuwe dispositie, waarbij er van
de oude stemmen maar twee hergebruikt werden: de Quintadeen en TWINTIGSTE EEUW
de Superoctaaf. De Octaaf 4’ werd doorlopend gemaakt. Het typisch Het jaartal 1929 viel al in verband met de wijziging van de zijtorens.
‘Hollandse trio’ van Baarpijp, Quintadeen en Vox Humana werd in een Eindelijk, na meer dan een halve eeuw serieuze klachten over het ver-
eerste bestek door Garrels voorgesteld, maar later toch vervangen sleten orgel en een dralende kerkvoogdij, werd in het kielzog van een
door krachtiger stemmen. Zo kreeg het Bovenwerk een tweetal ty- grote beurt aan het kerkinterieur het orgel onder handen genomen.
pisch Noord-Duitse vulstemmen: een doorlopende Sexquialter en een De firma Bik, inmiddels onder leiding van P.C. Bik junior, bouwde in
Ruispijp, die nog de nodige kracht en helderheid aan het Hoofdwerk dat jaar het orgel totaal om door plaatsing pneumatische kegelladen
konden toevoegen. Opvallend is dat Garrels het (aangehangen) Pedaal met een vernieuwde geromantiseerde dispositie. Omdat de laden, met
ongewijzigd liet; je zou toch verwachten dat hij met z’n Noord-Duitse hun omvang tot f³ veel breder waren dan de oorspronkelijke, werden
achtergrond op zijn minst één of twee zestienvoets registers zou toe- de pedaaltoren en de ronde deuren als het ware naar buiten geklapt.
voegen. Wellicht dat de betrekkelijk kleine orgelkas hem dwong om Het fraaie kasontwerp van Garrels kreeg daardoor een geheel ander
op dit gebied de status quo te handhaven. In zijn Dispositien der merk- aanzien. De dispositie luidde na de ombouw door Bik:
waardigste kerk-orgelen (Gouda 1774) noteerde Joachim Hess het vol-
gende over het orgel: Hoofdwerk Bovenwerk Pedaal

Orgelmaker Hendrick Hess uit Gouda, de broer van Joachim Hess, ver- Bourdon 16’ Gedekt 8’ Bourdon 16’ (transmissie)
ving om onduidelijke redenen een substantieel deel van het pijpwerk
in 1781-1782. Het orgel kan toen toch nog niet in een zo slechte staat Prestant 8’ Quintadeen 8’ Prestant 8’
geweest zijn dat men zo’n renovatie noodzakelijk achtte? Of vroeg de
veranderde smaak, die van de Empfindsamkeit, soms om een gewij- * Principal 8’ * Salicionaal 8’ Prestant 4’
zigde klankgeving? Feit is dat Hess zo’n negenhonderd pijpen verving
of wijzigde; dat is meer dan de helft! Bourdon 8’ * Vox Celeste 8’ * Trompet 8’

Na deze ombouw brak er een rustiger periode voor het orgel aan, Octaaf 4’ * Viola di Gamba 8’
waarbij onder anderen Lambertus van Dam, Rijk van Arkel (beiden
werknemers van Hess), Caspar Weenig en zijn knecht J.A. van Beek Open Fluit 4’ Prestant 4’
(groot onderhoud in 1835), Hendrik Berends Lohman en zijn opvol-
gers Nicolaas Lohman en Johannes Schaaffelt het instrument onder- * Quint 3’ Fluit 4’
hielden. Deze laatsten voerden kleinere werkzaamheden uit.
De gebreken aan het orgel waren groot, de kerkvoogdij wilde echter Octaaf 2’ Gedekte Roerfluit 2’

Mixtuur III * Hobo 8’

Cornet III (D)

* Trompet 8’

(stemmen met * nieuw)

In de jaren 1940 ging het onderhoud van het orgel over naar Willem
van Leeuwen.
De vreugde over deze situatie was van korte duur: in de jaren vijftig
is het orgel in dermate slechte staat, dat er door een aantal orgelma-
kers offertes gemaakt werden voor een restauratie. Uiteindelijk vond
die plaats in 1964-1965, op voorspraak van M.A. Vente, H.L. Ousso-
ren en C.H. Edskes. Orgelmakerij Flentrop vernieuwde het instrument
en maakte er in feite een nieuw driemanualig orgel van, met gebruik-
making van oud pijpwerk. Men voegde een Borstwerk toe aan het
bestaande concept van Hoofd- en Bovenwerk en Pedaal, waardoor
er een geheel nieuwe situatie ontstond. De dispositie van zowel het
nieuwe Borstwerk als het nieuwe Pedaal waren typisch voor de firma
Flentrop in deze jaren en zouden we nu als ‘neobarok’ kunnen bestem-
pelen. Zo zou het Pedaal het tongwerkenduo Fagot 16’ en Schalmei 4’
krijgen, uiteindelijk werd de laatste een Trompet 8’. Op het Borstwerk
kwamen een Cymbel en een Regaal 8’. De Cymbel is overigens een
repeterende soort Octaaf 1’, zonder meerkorigheid.

1 3HET ORGEL 2013 | nummer 1


Het orgel was nu weer geheel ‘in working order’ en mede door de oude opnieuw afgesteld. Met hetzelfde doel verkleinde de orgelmaker de
stemmen en de prachtige akoestiek van de kerk, klonk het dermate ventielopeningen van het Bovenwerk. Verder zijn verbeteringen door-
overtuigend, dat er diverse opnamen van gemaakt werden door on- gevoerd in de speelmechaniek en is de zwevende toetstractuur van het
der anderen Flor Peeters en Daniel Chorzempa. Organist Ben Fey was Bovenwerk gefixeerd. De speeltafel is ook geheel nagezien. Het bin-
de titularis van dit instrument van 1979 tot 2003. Hij werd opgevolgd nenpijpwerk is gereinigd, bovenranden en soldeernaden waar nodig
door Henk Gijzen. gefatsoeneerd. De Quintadeen van het Bovenwerk was bevredigend
In 1969 veranderde Flentrop nog de samenstelling van de Mixtuur en tot spreken te krijgen door het register te verlengen tot de oorspron-
de Scherp van het Hoofdwerk, die van meet af aan niet naar tevreden- kelijke toonhoogte en vervolgens een halve toon naar beneden op te
heid waren. In 1980 verving Flentrop een deel van de Roerfluit 2’ van schuiven. Een aantal opsneden is verlaagd.3)
het Borstwerk. Het in 1965 gebruikte pijpwerk bleek deels afkomstig De samenstellingen van de vulstemmen van het Hoofdwerk baarden
uit de Quintadeen 8’ van het orgel van de Hooglandse Kerk en keerde wat zorgen, maar zijn in eerste instantie gehandhaafd. Bij de Scherp
daarnaar terug tijdens de restauratie van dat orgel door Jürgen Ahrend. speelde bovendien het probleem van wijde mensuren. Om die reden
werd het hoogste koor van dit register dichtgezet. Zowel de Trompet
RESTAURATIE 2009 van het Hoofdwerk als die van het Pedaal en de Fagot kregen nieuwe
Net als in de jaren 1920 waren plannen voor onder meer renovatie van messing kelen en tongen. Een deel van de trompetbekers is verlengd.
het kerkinterieur rond de eeuwwisseling aanleiding het orgel onder de Na vaststelling van de winddruk is het hele orgel geïntoneerd en ten
loep te nemen. Het kerkbestuur trok Jaap den Hertog in 1998 aan als slotte gestemd in een licht onevenredig zwevende temperatuur zoals in
orgeladviseur. Den Hertog stelde op basis van archiefonderzoek een de achttiende eeuw voorgesteld door Johann Georg Neidhardt.
historisch rapport samen en maakte ook een technische rapportage. In 2010 besloot men alsnog de Scherp van 1965 te vervangen in een
Na rijp beraad, onder anderen met Rudi van Straten namens de Rijks- andere mensuur en samenstelling. De Mixtuur bleef ongewijzigd.
dienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), koos men als uitgangspunt
de situatie-Flentrop van 1965. Het belangrijkste doel was technisch IMPRESSIES
herstel met het oog op tientallen jaren bedrijfszeker functioneren van De Marekerk is meer dan eens geroemd om haar prachtige lichtval. Die
het orgel. Omdat verschillende registers niet optimaal klonken, zou in loftuiting over de ruimte beamen we volmondig. Een tweede aange-
enkele gevallen pijpwerk worden aangepast. In februari 2008 tekenden name ervaring is de weldadige akoestiek van de kerk, die waar je ook
de eigenaresse en orgelmaker Verschueren (Heythuysen) de opdracht luistert transparant blijft. Het balkon en meubel zijn in verhouding tot
voor het werk. De firma G.W.A. Ridderhof (Deil) werd aangetrokken de kerkruimte van vrij bescheiden omvang, maar de presentie is er niet
voor het schilderwerk van de kas. minder om. Het orgelmeubel is buiten kijf een ravissante verschijning.
De recent aangebrachte houtimitatie oogt fantastisch. Het kunsthis-
Dit schilderwerk was versleten en vervuild en de ornamenten bij de torisch amalgaam, zowel op het niveau van de hoofddelen als op dat
pijpenvelden beschadigd. Huub Kurvers, kleurenexpert bij de RCE van de ornamentiek, smelt samen tot een boeiend geheel. Opvallend
voerde in 2002 kleurproeven uit, waarbij geen eenduidig beeld naar zijn de overhoeks geplaatste hoektorens en de uitwaaierende gebogen
voren kwam. De kas herbergde een veelheid aan kleuren en afwerkin- zijwanden.
gen. Bij de recente restauratie is eerst de kas grondig schoongemaakt. Een blik op een foto van voor 1929 laat zien dat het oorspronkelijke en
Vervolgens is er op basis van sporen voor gekozen een niet te sterk ge- hoogst originele ontwerp van 1733 compacter en naar onze mening
vlamde mahonie-imitatie aan te brengen. Het verguldwerk is hersteld daardoor krachtiger was. Garrels maakte van de – ongetwijfeld door
waar nodig en de verschillende wapens van de kas zijn grondig onder de financiën bepaalde – nood een deugd met onder meer de geheel
handen genomen. naar de zijkanten gewende hoektorens. Onwillekeurig komt de vraag
naar boven: waarom in 1965 en nu weer niet op dit punt doorgepakt
Bij demontage bleek in 2008 de conditie van het oude pijpwerk slech- en het concept van 1733 hersteld?
ter dan eerder vermoed. Er was op behoorlijk grote schaal versuike-
ring opgetreden, met name de toestand van de frontpijpen was slecht. De uitgebreide dispositie maakt een keur aan registraties mogelijk. We
Om meer schade te voorkomen besloot men de aluminiumverf van kunnen hier slechts een greep voor het voetlicht brengen. Fraai is de
1929 niet te verwijderen. Vergane voetspitsen zijn vernieuwd, de oxi- Prestant 8’ van het Hoofdwerk, wat ons betreft het meest inspirerende
datie verwijderd en de pijpen in kokend water gewassen; ten slotte register dat het orgel herbergt. Ook in verschillende kleine combinaties
zijn ze voorzien van tinfolie en de labia verguld. De veelal versuikerde springt deze Prestant eruit. De gelijknamige stem op het Pedaal is wat
conducten (1965) zijn integraal vernieuwd; de overige conducten van grover en en spreekt hier en daar niet soepel aan. Heel weinig souplesse
de vele afgevoerde houten pijpen ook. De magazijnbalg (1898) en vertoont de Bourdon 16’ van het Pedaal. Met het oor is de richting van
scheppers zijn voorzien van nieuwe belering en Verschueren plaatste waaruit dit register klinkt nauwelijks vast te stellen, het lijkt alsof de
een nieuwe windmotor in een dempkist. De windladen van Flentrop toon ‘overal’ vandaan komt. Daaraan zal behalve de akoestiek van de
zijn gehandhaafd. Wel zijn de oorspronkelijke dubbele verende slepen kerk ook de plaatsing van het pijpwerk in en half buiten de kast debet
vervangen door klassieke eiken exemplaren. De pijpstokken zijn ge-
vlakt, de ventielen voorzien van dubbel leer. In de ventielkasten zijn de 3) Mondelinge mededeling van Johan Zoutendijk in aanvulling op het boek van
verbindingsleertjes tussen ventiel en pulpeet vervangen door metalen Jaap den Hertog, Het orgel in de Marekerk. ‘met uitneemende fraaje geluiden in een
S-vormige haakjes. Om de speelaard te verbeteren zijn de ventielveren voor het geluid voordelige kerk’ (Alphen aan den Rijn 2010).

1 4 HET ORGEL 2013 | nummer 1


Wellenbord Bovenwerk

Magazijnbalg met trapinrichting

1 5HET ORGEL 2013 | nummer 1


Dispositie orgel in de Marekerk te Leiden

Hoofdwerk (I, C–f³) deels in het front; maker van het pijpwerk niet te identificeren, binnenpijpwerk deels van Hess 1782.
Prestant 8’ Hess 1782; C–H hout, vanaf c metaal
Bourdon 8’ Hess 1782
Octaaf 4’ Flentrop 1965
Quint 3’ Hess 1782
Octaaf 2’ maker niet te identificeren,lijkt afkomstig uit de achttiende eeuw,een enkele pijp nieuw;samenstelling:1)
Mixtuur 3 st.
C 11/3 1 2/3

c 22/3 2 11/3

c¹ 4 22/3 2

Scherp 3-4 st. c² 51/3 4 22/3

c³ 8 51/3 4

Verschueren 2010; samenstelling:

C 1 2/3 1/2
Trompet 8’
c 11/3 1 2/3
Bovenwerk (II, C–f³)
Holpijp 8’ c¹ 2 11/3 1 1
Quintadeen 8’
c² 22/3 2 2 11/3
Prestant 4’
c³ 4 22/3 2 2
Fluit 4’
Nasard 3’ Flentrop 1965, kelen en tongen Verschueren 2009
Gemshoorn 2’
Sifflet 1’ geheel van hout, afkomstig van oude Bourdon 16’
Sexquialter D 2 st. maker niet te identificeren, lijkt afkomstig uit de achttiende eeuw; C–Fis Weenig, hout; vanaf G metaal;
C–G gecombineerd met Holpijp.
C–h in het front, maker niet te identificeren, lijkt afkomstig uit de achttiende eeuw; vanaf c¹ op de lade,
Kromhoorn 8’ Hess 1782
Hess 1782, metaal
C–c³ Hess 1782; cis³–f³ Bik 1929
C–c¹ Hess 1782, metaal, gedekt, afkomstig uit laagste koor vroegere Cornet; vanaf fis¹ Flentrop 1965.
Flentrop 1965
2 2/3’ koor: c¹–a² Hess 1782, metaal, afkomstig uit vroegere Cornet; b²–f³ pijpwerk van diverse herkomst;
13/5’ koor: c¹–f³ Hess 1782/Flentrop 1965, metaal, afkomstig uit vroegere Cornet; samenstelling:
c¹ 22/3’ 13/5’
Flentrop 1965

Borstwerk (III, C–f³) C–H hout; c–c³ Van Covelens ca. 1529, metaal
Gedekt 8’ C–gis Hess 1782, metaal, gedekt, zijbaarden; a–c³ met pijpwerk van Van Covelens ca. 1529, gedekt; c³–f4
Gedektfluit 4’ pijpwerk van diverse herkomst
Prestant 2’ C–f¹ pijpwerk afkomstig uit kabinetorgel met een enkele Hess-pijp 1782; cis–e Flentrop 1965, afkomstig
Roerfluit 2’ uit Salicionaal 8’ Bik 1929
Cymbel 1 st. Flentrop 1965/1980
Flentrop 1965; samenstelling:

C 1/4

F 1/3

c 1/2

c¹ 2/3
c² 1

c³ 11/3
Regaal 8’ Flentrop 1965

Pedaal (C–f¹) Flentrop 1965
Bourdon 16’ Flentrop 1965; C-H gecombineerd met Prestant 8’ HW
Prestant 8’ Flentrop 1965
Gedekt 8’ C–d¹ Hess 1782
Octaaf 4’ Flentrop 1965; tongen en kelen Verschueren 2009
Fagot 16’ Flentrop 1965; tongen en kelen Verschueren 2009
Trompet 8’

Werktuiglijke registers
koppelingen: Hoofdwerk–Bovenwerk, Hoofdwerk–Borstwerk, Hoofdwerk–Pedaal
tremulant Borstwerk
toonhoogte: a¹ = 440 Hz
winddruk: 70 mm Wk
stemming: naar Neidhardt

1) Den Hertog vermeldt twee keer in zijn boek op c² dezelfde samenstelling als op c¹. De hier vermelde samenstelling werd medegedeeld door Johan Zoutendijk en komt
overeen met de waarneming tijdens het bespelen en beluisteren van het orgel. De samenstelling van de nieuwe Scherp is ook afkomstig van Johan Zoutendijk.

1 6 HET ORGEL 2013 | nummer 1


zijn. Op het Hoofdwerk sluit vanuit de Prestant 8’ de opbouw met Oc- VRAGEN NAAR AANLEIDING VAN DE RESTAURATIE
taaf 4’ en 2’ prima aan. Daarentegen klinkt de Octaaf 4’ in combinatie Tegelijk confronteert de restauratie van een orgel als in de Marekerk
met de Bourdon 8’ wat vlak. De Quint 3’ is sympathiek te noemen. De naar ons gevoel met interessante vragen. Gelet op de bonte geschiede-
opbouw van plenum eindigt in de Mixtuur teleurstellend, dit register nis is het niet correct het instrument als een Garrels-orgel te zien. Het
voegt weinig toe; het is hoorbaar klein van samenstelling en ‘klontert’. instrument is wat binnenwerk betreft technisch en artistiek een orgel
In de ruimte werkt het lage kwintkoor vanaf c² storend. Soms komt van D.A. Flentrop met veel oud pijpwerk (vooral Hess) en een eind-
een vrij vroeg bijkomend laag kwintkoor ‘weg’ zonder zestienvoets negentiende-eeuwse magazijnbalg. Een deel van de bovenstaande im-
basis, in deze Mixtuur en deze akoestiek niet. pressie is te lezen als een beoordeling van dit concept.
De Scherp biedt soelaas wat betreft brilliance, echter ook na toevoe- Een reconstructie van de zijwanden bijvoorbeeld, zou onherroepelijk
ging van dit register blijft de belijning en daarmee presentie van het leiden tot een kleine pedaalbezetting zoals aanwezig vanaf 1733. Daar-
grote plenum achter bij die van het kleine plenum. bij past in het licht van het concept zoals gerealiseerd door Garrels weer
Op het gebied van de fluiten is er veel fraais te beluisteren. Met name geen Borstwerk, enzovoort. De situatie-1965 is een legitiem en, mede
de achtvoets Holpijp en Bourdon moeten genoemd worden. Over de in het licht van de financiën, begrijpelijk ankerpunt. Het is bovendien
Quintadeen variëren onze meningen (‘fraai’ naast ‘netjes’). Prachtig is na zo’n vijftig jaar ook een historisch ankerpunt, een specimen van de
de Fluit 4’ van het Bovenwerk met een vleugje streek. De Gemshoorn omgang met oud materiaal in het derde kwart van de twintigste eeuw.
van dit werk sprankelt in combinatie met de Holpijp. De oude stemmen Zo bekeken, rijst de vraag waarom je dit concept op punten verbetert
van het Borstwerk zijn overtuigend. naar huidige inzichten en smaak (speelaard, tongwerken, herintonatie,
In het Borstwerk openbaart zich overigens wel een minder geslaagde onevenredig zwevende stemming). Zouden dergelijke aanpassingen
kant van het orgel: de wind. Hoe je ook speelt, er is op het Borstwerk ook doorgevoerd zijn in een reconstructie van de situatie-Hess?
veel onrust te horen aan het begin van een toon, zelfs bij een enkele tot Hebben we, al ons historisch besef ten spijt, niet simpelweg een pro-
in de uithoeken van de kerk. In het Borstwerk wringt naar onze me- bleem met de smaak van de generatie voor ons (zie bijvoorbeeld ons
ning het meest de driehoeksverhouding van een windvoorziening die commentaar op de tongwerken) en voeren we wijzigingen door op
op twee gedachten hinkt (reusachtige negentiende-eeuwse magazijn- subjectieve gronden? Tot hoever reikt de ‘gegroeide situatie’? Een slui-
balg en een ‘neobarokke’ kanalisering), moderne windladen (zonder tend antwoord is er niet, denken wij. Misschien deugen de vragen niet,
beweegbare bodems) met dito tractuur en oud pijpwerk. Ook in het toch prikkelen ze. Zeker nu in de komende decennia restauraties uit
Bovenwerk is de wind onrustig, zij het minder sterk. De Sesquialter de tweede helft van de twintigste eeuw aan restauratie toe zullen zijn.
heeft daar bij sologebruik enige last van. De klankverhouding van het
Borstwerk tot de rest van het orgel maakt het tot overigens een perfect BRONNEN
echowerk, in samenwerking met de akoestiek is het effect ervan in de Jaap den Hertog, Het orgel in de Marekerk. ‘met uitneemende fraaje
kerk ronduit betoverend. geluiden in een voor het geluid voordelige kerk’ (Alphen aan den Rijn
2010).
De tongwerken kunnen ons als geheel niet bekoren. Het mooist gelukt H. van Nieuwkoop (eindred.), Het Historische Orgel in Nederland
zijn de trompetten van Hoofdwerk en Pedaal. Ze klinken grondtonig 1726–1769 (Amsterdam 1997) 78–81.
en goed gesloten maar hebben nog altijd een zweem van de jaren zes- Willem Jan Cevaal (red.) Een Hollands stadsorgel uit de Gouden Eeuw.
tig. Dat is op zich niet zo’n punt, maar wél in verhouding tot de ge- Het Van Hagerbeer orgel in de Pieterskerk te Leiden (Zutphen 1999).
slaagde oude labiale registers, en in mindere mate tot de nieuwe. De Mondelinge mededelingen Johan Zoutendijk (Verschueren
overige, niet aangepaste Flentrop-tongwerken met de typerende preg- Orgelbouw).
nante è-formant overtuigen wat ons betreft niet. Er zijn op dit terrein
in de jaren zestig wel betere prestaties geleverd. Met dank aan Henk Gijzen (organist van de Marekerk) en aan Peter
Het mag duidelijk zijn dat het bespelen en beluisteren van het Mare- Breedijk (beheerder van de Marekerk) voor de gastvrije ontvangst.
kerk-orgel ons met wisselende gevoelens vervulde. Het meubel heeft
enorm geprofiteerd van de recente werkzaamheden. De inzet van de Foto's bij dit artikel: Jan Smelik
opdrachtgever, adviseurs en uitvoerenden is een groot compliment
waard. 1 7HET ORGEL 2013 | nummer 1
In de klank zijn vele afzonderlijke stemmen en kleinere combinaties
bijzonder te noemen. Het geheel is echter de som der delen en niet het
spreekwoordelijke ‘meer’. Wanneer je het uitgangspunt van de laatste
renovatie in ogenschouw neemt, luidt de conclusie dat het resultaat
geslaagd is: het orgel speelt goed en zal er weer jaren tegen kunnen,
de bedreiging voor het oude pijpwerk is geminimaliseerd. Binnen de fi-
nanciële mogelijkheden is er een goed resultaat behaald, en, zoals Den
Hertog opmerkt in het boekwerk dat hij schreef ter gelegenheid van
de restauratie, zelfs meer dan aanvankelijk aangenomen. De Marekerk-
gemeente en de stad Leiden hebben opnieuw een waardevol instru-
ment erbij gekregen.


Het Utrechts
Orgelarchief
Maarten Albert Vente (II)

Een rijke bron voor de toekomst

Jaap den Hertog (†) Twaalf jaar geleden
werd de Stichting Utrechts Orgelarchief
Maarten Albert Vente opgericht. De
stichting heeft als doel het omvangrijke
orgelarchief te conserveren en verder te
ontsluiten. Het archief omvat momenteel
meer dan 130.000 stukken. Zoals het nu is
opgesteld beslaat het circa 110 strekkende
meter archiefruimte en twee ligkasten.
Nog niet zo lang geleden is het orgelar-
chief verhuisd van de Letterenbibliotheek
naar de Universiteitsbibliotheek. Dit vormt
de directe aanleiding via dit tweedelige
artikel het orgelarchief onder de aandacht
te brengen van potentiële gebruikers.
In het eerste deel is uitgebreid aandacht
geschonken aan het werk en de betekenis
van Maarten Albert Vente, de grondleg-
ger van het orgelarchief. Tevens werden
de archieven besproken van Bätz-Witte,
Smits, Ypma, Vermeulen, Nöhren, Maar-
schalkerweerd en Strubbe. In dit deel zul-
len de archieven van Erné, Legêne, Bolt,
Gierveld, Kret, Stichting Orgelcentrum en
Sijmons aan de orde komen.

1 8 HET ORGEL 2013 | nummer 1


DE GALERIJ

ARCHIEF ERNÉ november 1948, die als volgt begint: ’Beste Hans. Ik moet je eerst op je
Lambert Erné (1915-1971) oefende vanaf 1948 grote invloed uit op donder geven, dat je ons zo lang laat wachten op de beloofde rappor-
de orgelbouw. Na zijn studies bij Willem Petri en bij Willem van der ten. Er gaat nu een schrijven naar de Minister van de Synode, om zeg-
Hoeven deed hij staatsexamen orgel. In het voorjaar van 1940 volgde genschap over de pierementen, en nou motten we niet een flater slaan
zijn benoeming tot organist van de Utrechtse Julianakerk en per 1 april bij Monumentenzorg van: ze laten je maar zitten en nog eens zitten. En
1942 verhuisde hij naar de Nicolaïkerk te Utrecht. Daar zette hij zich in als je iedere avond met die Denen zit te leuteren, dan stuur je de hele
voor een nieuw orgel, ook omdat hij weinig op had met het instrument santekraam maar terug. Dat moest er even uit. Punt.’
dat Witte daar in 1888 had opgeleverd. In 1944 liet Erné dat orgel ver- Nu ging dit uiteraard om een dialoog onder elkaar, maar er doen heel
anderen, waarbij de plaatsing van Sexquialter, Quint 22/3’ en Mixtuur wat verhalen de ronde hoe cru Erné zijn standpunt naar voren kon
kunnen worden gezien als pogingen het klankkarakter om te buigen brengen.
in barokke zin.1) Tijdens restauratiewerkzaamheden aan de westvleu- Als deskundige van de Hervormde Orgelcommissie profileerde Erné zich
gel van de Nicolaïkerk vond men een dichtgemetseld roosvenster. Het als een scherpzinnig en strijdvaardig man. Geleidelijk aan groeide zijn
Rijk stelde als eis dat dit venster vanuit de kerk zichtbaar zou blijven. invloed in hervormde kringen; ook als voorzitter van de Nederlandse
Erné zag zijn kans schoon en vroeg de Deense orgelbouwer Marcussen Organistenvereniging (1966-1971) speelde hij een belangrijke bestuur-
een instrument te ontwerpen dat hieraan voldeed. Het duurde tot 1956 lijke rol. De voorkeur voor het Scandinavische orgeltype kwam duide-
voordat het nieuwe orgel er was. Het baarde opzien, zowel qua front lijk tot uiting tijdens congressen (1953 en 1969) en in artikelen in Het
als qua klankgeving.2) Orgel. Toen Erné namens de Hervormde Orgelcommissie het Flaes-
orgel te Uitgeest onderzocht, stelde hij vast dat het klankkarakter van
Al vanaf 1945 stelde Erné zich samen met Johannes Legêne kritisch het orgel ’verouderd’ was en dat men beter een klein eenklaviers orgel
op ten opzichte van de toen heersende werkwijzen in de orgelbouw kon aanschaffen.
en in het bijzonder de advisering van de Nederlandsche Klokken- en De Scandinavische invloeden waren sterk in Zeeland na de overstro-
Orgelraad, waar secretaris mr. Arie Bouman grote invloed uitoefen- mingsramp in 1953. Betaald door het Rampenfonds kwamen er nieuwe
de.3) Erné en Legêne stonden op de barricaden om te voorkomen dat orgels, waarbij vooral instrumenten werden geplaatst van de Gebr. Van
het grote orgel in de St.-Michaëlskerk te Zwolle, de orgels in Meeden Vulpen uit Utrecht en van Marcussen.4) Erné was hierbij niet als adviseur
en andere instrumenten, hun historische opzet zouden verliezen door betrokken, wel speelde hij een groot aantal nieuwe orgels in.
adviezen van de N.K.O. Legêne was in deze strijd vooral de inhoude- Hoewel hij zich voor de oude orgelbouw interesseerde, stond hij geen
lijke man, Erné voerde het woord, veelal op polemische wijze. Zo is er historiserend streven na. Als begeleider van veel nieuwbouw- en res-
in het orgelarchief een brief van Lambert aan Johannes, gedateerd 30 tauratiewerkzaamheden bevoordeelde hij een klankesthetiek die wei-
nig van doen had met het verleden.5) Toch – en dat wordt duidelijk als
1) Den Toom 1999, 1293.
4) P. Sevestre, ’Een vloed na de vloed. Nieuwe orgels in Zeeland na 1953’, Het
2) S. Taylor, ’Het orgel in de Nicolaïkerk te Utrecht’ in Het Orgel 95/4 (1999) Orgel, 91/1 (1995) 18-30.
12-19; S. Taylor, ’Het Marcussen-orgel in de Nicolaïkerk in Utrecht’ in: H. Fidom
(red.), Orgels van de wederopbouw: het orgel van de Nicolaïkerk in Utrecht en 5) P. van Dijk, ’Van neobarok tot historiserend’, Het Orgel, 95/4 (1999) 30-41. Zie
andere orgels van na 1945 (Zutphen 2006). ook C. Lelie, ’Pleidooi voor twintigste-eeuwse orgelkunst’, Organist & Eredienst,
juli/augustus 2001, nr. 7/8, 166: ’[Stephen] Taylor signaleerde een tegenwoordige
3) H. Kriek, Organum novum redivivum (Buren 1981) 69-72.
1 9HET ORGEL 2013 | nummer 1


Lambert Erné | Foto: collectie Aad Alblas door Hans van Os uit Aalten die vanaf de website van de Stichting
Utrechts Orgelarchief Maarten Albert Vente is te downloaden.
men het archief Erné systematisch bestudeert – wist hij er genuanceerd
mee om te gaan. Na 1965 lagen zijn standpunten meer en meer onder ARCHIEF LEGÊNE
vuur. Johannes G. Legêne (1915-1996) – door zijn vrienden Hans genoemd
Het uitgebreide archief met 32.000 documenten (80.000 bladzijden) dat – kwam al eerder ter sprake. Hij had orgel gestudeerd bij Cornelis de
Erné bij zijn onverwachte overlijden in 1971 had nagelaten, is in 1997 Wolf, Simon C. Jansen en Anthon van der Horst, daarnaast was hij ook
door de familie geschonken aan de Eduard Reeser-stichting die het in schoolmusicus. Als dirigent van de Nederlandse Motetvereniging dacht
2008 heeft geschonken aan de Universiteit Utrecht. Het archief bevat hij serieus na over de oude uitvoeringspraktijken (in een tijd dat dat niet
ook stukken van na het overlijden van Erné. Zijn zoon Hans heeft, ge- normaal was). In 1933 maakte hij een fietstocht door Duitsland waar-
holpen door Maarten Vente, de lopende zaken en enkele nieuwe zaken bij hij de werkplaats van Paul Ott in Göttingen bezocht. Legêne kreeg
afgehandeld. Het archief Erné bevat ook veel materiaal van orgels waar bekendheid door de artikelenreeks die hij samen met Lambert Erné in
Erné geen bemoeienis mee had, want de Hervormde Orgelcommissie 1948 schreef in Het Orgel. Daarin stelden zij het werk van de toenma-
maakte aanvankelijk van elk binnenkomend stuk doorslagen en stuur- lige adviesorganen op orgelgebied aan de kaak. Legêne was steeds be-
de die aan de commissieleden. Van dit archief is een inventaris gemaakt zig uit te vinden wat de originele toestanden waren van de historische
orgels waar hij zich mee bezighield.
tendens de neobarokke orgels van Marcussen en diens navolgers te bestempe- In de jaren na de Tweede Wereldoorlog had Legêne uitvoerig contact
len als mislukte pogingen om historische instrumenten na te bouwen. Daarmee (per brief) met Sybrand Zachariassen (1900-1960), de directeur van
wordt deze instrumenten onrecht gedaan. Taylor merkte op dat dergelijke orgels Marcussen in Åbenrå, die de jonge organist zeer serieus nam. Beiden
uit een andere behoefte voortkwamen dan om er primair zo authentiek mogelijk wisselden – zie de briefwisseling in het Utrechts Orgelarchief – uitvoe-
oude muziek op te kunnen spelen. Men bouwde instrumenten waarop een breder rig hun ideeën uit over de principes van de oude orgelbouw, waaronder
repertoire moest kunnen klinken, met een sterke nadruk op eigentijdse muziek. die over de mensurering.
Afgezien van de strakke klank is een verschil met de historische voorbeelden dat Om het vak van binnenuit te leren kennen heeft Hans in 1948-1949
er bij Marcussen veel minder sprake is van versmelting van de stemmen dan bij zelfs een tijdlang stage gelopen bij Marcussen in Åbenrå (voor WO II
historische orgels. Taylor benadrukte dat hij dit niet als iets negatiefs ervaart.’ had hij tijdens vakanties bij Flentrop in Zaandam gewerkt). Dat kost-
te hem uiteindelijk de kop als lid van de Hervormde Orgelcommissie,
2 0 HET ORGEL 2013 | nummer 1 waarvan hij vanaf het begin tot in 1949 lid was. H.L. Oussoren gaf als
motief voor ontslag: ’Wij hebben plannen met Marcussen en kunnen
daarbij naar de buitenwereld niet een lid hebben dat in zulke nauwe
relatie tot Marcussen staat.’
Legêne stelde daar (veel later) tegenover: ’Plannen eerst met de res-
tauratie van het Schnitgerorgel in Uithuizen, die echter geen doorgang
vonden. Plannen later met Zwolle, die mislukten. Diplomatiek handig
in alle stilte voorbereide plannen met Haarlem tenslotte die slaagden.
Verdere plannen zijn in voorbereiding.’
Binnen de orgelwereld speelde Legêne voortaan een bijrol. Een serie or-
geladviezen staat op zijn naam, zoals die van het grote orgel in Lochem.
In tegenstelling tot wat gebruikelijk was in die tijd bij adviseurs bemoei-
de hij zich met de details. Zo nodig maakte hij ontwerptekeningen van
de orgelkas, schreef materialen en mensuren voor en wilde het naadje
van de kous weten over de geschiedenis ervan. In zijn archief valt nog
veel te ontdekken over zijn diepgaande research. Zelfs maakte hij de-
tailfoto’s van het pijpwerk, waarbij hij ook keek naar de inscripties.
Zijn archief – geschonken door mevrouw C. Legêne-Reyns te Delft –
geeft een goed beeld van zijn pionierswerkzaamheden en de moeilijk-
heden die daarmee gepaard gingen. Er zijn ongeveer 1300 documenten
en een 150 foto’s en tekeningen. Hans van Os maakte een inventaris
van dit archief; veel documenten zijn gedigitaliseerd en via de European
Organ Index te downloaden.6)

ARCHIEF BOLT
In zijn ‘In memoriam Klaas Bolt’ heeft Hans van Nieuwkoop opgemerkt:

6) http://www2.let.uu.nl/solis/lbdelta/vente/index-nl.htm en:
http://organ.library.uu.nl/eoi/index.htm


‘Na Lambert Erné bepaalde Klaas Bolt het gezicht van de Nederlandse COLLECTIE GIERVELD
orgelbouw.’7) Vanaf 1965 tot aan zijn dood in 1990 was orgeldeskun- Arend Jan Gierveld (1932-2006) leerde eerst voor onderwijzer om ver-
dige en organist Klaas Bolt (1927-1990) zeer actief als adviseur. volgens in Utrecht doctoraal geschiedenis te studeren met bijvak mu-
Bolt studeerde orgel bij Johan van Meurs, organist van de Der Aa-kerk te ziekgeschiedenis. Hij koos voor een carrière in het onderwijs en kreeg
Groningen. In 1946 werd hij aangesteld als organist van de Hervormde in 1969 een aanstelling als docent van de Hervormde  Pedagogische
Dorpskerk te Noordlaren en tevens als assistent-organist van de Akademie ‘Jan van Nassau’ te Utrecht. In 1977 volgde zijn cum laude
Martinikerk te Groningen. Op aanraden van zijn ouders begon hij op promotie op Het Nederlandse huisorgel in de 17de en 18de eeuw. Hij
de kweekschool, maar deze heeft hij voortijdig afgebroken, omdat hij heeft een groot stempel op de orgelcultuur gedrukt door een serie be-
de voorkeur gaf aan een muziekcarrière. Hij deed staatsexamen A en B langrijke uitgaven. Zo trad hij op als uitgever van de orgelbeschrijvingen
voor orgel met een hoog cijfer voor improvisatie. Voor dat vak volgde van G.H. Broekhuyzen (1986), waar hij later nog een tweedelig com-
hij later lessen bij Cor Kee. Hij behaalde ook het diploma Schoolmuziek mentaar aan toevoegde (1993). Tevens verzorgde Gierveld facsimile-
aan het conservatorium te Utrecht. Later was Klaas een tijdlang do- uitgaven met inleidingen: in 1977 van De orgelmaaker van J. van Heurn;
cent aan de Pedagogische Academie De la Salle te Heemstede. In 1952 in 1980 de Dispositien der merkwaardigste kerkorgelen van Joachim
kreeg hij een benoeming als organist van de Haarlemse Bavo. Tot twee Hess; in 1985 Oorspronk en voortgang der orgelen van G. Havingha’s.10)
keer toe heeft hij het Internationale Orgelimprovisatie Concours te Tevens trad Gierveld op als eindredacteur van de drie delen van de
Haarlem gewonnen: in 1956 en 1957. Daarnaast werd Bolt in 1976, Bouwstenen en de zes Muziekhistorische monografieën. Naast zijn acti-
dankzij een fusie van de Haarlemse muzieklyceum met het Sweelinck viteiten in de Vereniging voor Nederlandse Muziekgeschiedenis noem
Conservatorium te Amsterdam, docent aan die laatste instelling. Hij
leidde in die hoedanigheid menig vakorganist op, ook uit Korea, Japan 10) J. van Gemert, ’In memoriam dr. Arend Jan Gierveld (1932-2006)’ in Tijd-
en Amerika. In de jaren zeventig raakte hij meer en meer geïnteres- schrift van de Koninklijke Vereniging voor Nederlandse Muziekgeschiedenis 56/1
seerd in de gemeentezang. In 1979 publiceerde hij in Het Orgel zijn ge- (2006) 3-4.
ruchtmakende artikel ’De gemeentezang in een crisissituatie’.8) Zelfs in
Amerika gaf hij les in kerkelijk orgelspel.
Als adviseur begeleidde hij veel orgelrestauraties en ook nieuwbouw.
In de loop der tijden ontwikkelde hij een grote kennis van de bouw en
geschiedenis van het instrument. Hij trad ongeveer 200 keer op als ad-
viseur voor orgels in het hele land. Het laatste instrument waarvan hij
voor zijn dood de restauratie begeleidde, was het orgel in de Der Aa-
kerk te Groningen. Zijn hart lag bij het oude orgel, waarvan hij vond
dat men in zijn tijd de klanken nog steeds niet kon evenaren. Zo schreef
hij op 9 november 1976 aan de kerkvoogdij van de Hervormde Kerk te
Bennebroek (waar hij de restauratie als adviseur had begeleid):
’Het instrument dankt zijn klankschoonheid in de eerste plaats aan de
hoge kwaliteit van het oude binnenwerk, dat uit het eind van de 17de of
begin der 18de eeuw stamt. In de tweede plaats echter aan de kwaliteit
van het werk van de firma Flentrop: het tweede manuaal en de nieuwe
registers zijn zeer fraai en passen zich uitstekend aan in klank bij het
historische deel van het orgel. Behalve aan de makelij en de intonatie is
dit voortreffelijke resultaat te danken aan de sublieme wijze, waarop de
nieuwe windvoorziening is vervaardigd. Deze is niet – zoals dat tot nu
toe vaak bij nieuwe orgels het geval was, strak en steriel – doch leven-
dig en soepel van karakter. Ook het technische deel van het orgel is op
uitstekende wijze vervaardigd.’
Het archief Bolt – geschonken door mevrouw Margareta Bolt-Bartels
– omvat 5.500 documenten, schetsen, foto’s, enzovoorts. Op de web-
site van de Stichting Utrechts Orgelarchief Maarten Albert Vente is een
inventaris te vinden, vervaardigd door Hans van Os te Aalten.9)

7) H. van Nieuwkoop, ’In memoriam Klaas Bolt’, Het Orgel 86/6 (1990) 277-278.

8) K. Bolt: ’De gemeentezang in een crisissituatie’, Het Orgel 75/5 (mei 1979)
138–166.

9) http://www2.let.uu.nl/solis/lbdelta/vente/index-nl.htm.
J.F. van Os, ’Het orgelarchief van Klaas Bolt: de evolutie van de kunst van het
restaureren van orgels sinds 1965’, Het Orgel 92/12 (1996) 14-20.

Klaas Bolt 2 1HET ORGEL 2013 | nummer 1


ik hier speciaal zijn bestuurslidmaatschap van de Stichting Utrechts Stichting Orgelcentrum, knipsels uit kranten en correspondentie (onder
Orgelarchief Maarten Albert Vente van 2004 tot en met 2006. andere met Feike Asma). Mevrouw Kret schonk dit archief na het over-
In het Utrechts Orgelarchief bevindt zich een grote collectie van stuk- lijden van haar man aan orgelmaker Sicco Steendam te Roodeschool,
ken, publicaties en foto’s die Gierveld in de loop der tijden heeft verza- die het vervolgens overdroeg aan de Eduard Reeser-stichting, die op
meld, onder andere ter voorbereiding van zijn studie over de huisorgels haar beurt het archief in 2008 afstond aan de Universiteit Utrecht.
en Broekhuyzens Orgelbeschrijvingen.11) Deze collectie is geschonken Op de website van de Stichting Utrechts Orgelarchief Maarten Albert
door mevrouw A.M.P. Gierveld-Hallink te Vleuten. Vente is een inventaris te vinden, gemaakt door Hans van Os te Aalten.

ARCHIEF DS. KRET ARCHIEF STICHTING ORGELCENTRUM
A.J. Kret (1928-1993) was van 1953 tot 1961 hervormd predikant te In 1958 werd de Stichting Orgelcentrum opgericht. Tot de initiatief-
Krimpen a/d Lek. In september 1961 verruilde hij het ambt van predi- nemers behoorden A. J. Kret en P. Kuiper. Volgens de statuten was
kant voor het beroep van leraar godsdienst aan het Christelijk Lyceum haar belangrijkste doel ’[...] het orgelculturele leven in christelijke
te Leiden en werd hij wethouder van stadsontwikkeling en grondza- zin van dienst te zijn, waarbij met name de aandacht is gericht op de
ken te Leiden. In 1974 benoemde de Kroon hem tot burgemeester van Nederlandse reformatorische orgel (koraal) kunst, zoals die in Jan
Sassenheim. Bij deze gelegenheid kreeg hij tevens eervol ontslag als her- Pieterszoon Sweelinck [...] ontstond en door Jan Zwart (1877-1937) is
vormd predikant met de bevoegdheden van een emeritus, zodat hij kon voortgezet.’ De oprichting van de stichting was een reactie op de ‘or-
blijven preken. Ds. A. J. Kret was ook lid van het College van Advies van gelpolitiek’ van die dagen: men keerde men zich vooral tegen het werk
de ARP en voorzitter van het Christelijk Nationaal Sportfonds. van de Hervormde Orgelcommissie en tegen de gemaakte keuzes van
In 1957 was ds. Kret voorzitter van het comité dat de Jan Zwart- orgelmuziek bij radio-uitzendingen.
herdenking organiseerde.12) Uit dit comité groeide de Stichting
Orgelcentrum, waarvan deze predikant lange tijd voorzitter was. In de late jaren vijftig leek het te gaan om Feike Asma contra Lambert
Binnen deze stichting trad hij ook op als secretaris van de sectie orgel- Erné of Feike Asma contra Leo Mens, de organist van de Leidse Pie-
bouwadviezen. terskerk. Nadat Marcussen en Frobenius voet aan land hadden gezet,
Het archief van ds. Kret bestaat voor een groot deel uit stukken van de werden tremulanten ’dichtgespijkerd’ en strijkers ’belandden bij het
grof vuil’. Hiertegen bood men acties. De Stichting Orgelcentrum had
11) Op de website van de Stichting Utrechts Orgelarchief Maarten Albert Vente is een eigen periodiek met muziekbijlage: Het Orgelblad. De redactie
een excel-bestand te vinden met een overzicht van de collectie. werd gevormd door ds. Kret en J.W. van Spronsen. Er was een eigen
bureau, waarbij een tijd lang drie personen in vaste dienst waren. Om
12) Ds A.J. Kret, Een profeet op de orgelbank. Gedenkboek samengesteld ter gele- de doelen uit de statuten te bereiken waren er vier secties: sectie or-
genheid van de 20e herdenking van zijn sterfdag, 13 juli 1937 in opdracht van het
comité Jan Zwart-herdenking 1937-1957, (Koog aan de Zaan 1957).

De waarde van het Utrechts Orgelarchief

Maarten Vente legde de fundamenten voor het Utrechts Orgelarchief, de collecties van orgelbouwers zijn daaraan toegevoegd. Ze geven een
goed inzicht in orgelbouwkundige ontwikkelingen, en ook in aspecten van mensurering, frontontwerpen en financiën. Uiteraard valt zodoende
de nadruk op de negentiende en de twintigste eeuw. Van Nederlandse orgelbouwers uit de eerdere eeuwen bleven geen archieven bewaard.
Van de meeste orgelbouwers uit de negentiende eeuw is het bedrijfsarchief spoorloos verdwenen, zoals van Freytag, Lohman, Van Gruissen,
Flaes en Vollebregt. Bij de nog bestaande bedrijven, zoals Flentrop Orgelbouw, Orgelmakerij Reil, Gebrs. Van Vulpen, Verschueren Orgelbouw,
Bakker & Timmenga, Mense Ruiter, Pels en Van Leeuwen Orgelbouwers, blijven de archieven hun bezit. Sommige van die orgelbouwbedrijven
bezitten ook de archieven van hun rechtsvoorgangers. Hoe jammer het ook is, meestal kan men daar niet terecht voor onderzoek. De serieuze
onderzoeker is dan– zoals Maarten Vente altijd heeft ervaren – aangewezen op de kerkelijke archieven en die van de burgerlijke overheid.
Dat we meestal niet terecht kunnen in de lopende archieven van de orgelbouwbedrijven wordt enigszins vergoed doordat het Utrechts Orgelarchief
ook nog archieven bevat van orgeldeskundigen en -adviseurs. Die bergen een rijkdom aan informatie omdat ze duidelijk maken welke processen
speelden bij de aanschaf, oplevering en het gebruik van een orgel. Het Utrechts Orgelarchief bezit de archieven van Lambert Erné, Johannes
Legêne, Klaas Bolt en Abraham Jacobus Kret. Deze personen oefenden grote invloed uit op de ontwikkelingen van de Nederlandse orgelbouw
na de Tweede Wereldoorlog. Hun archieven weerspiegelen de opvattingen over restauratie en conservering na 1945.
In de loop van de laatste halve eeuw hebben zelfstandig gevestigde orgeldeskundigen, de orgeladviseurs, een essentiële rol gespeeld in de orgelbouw.
Zij worden door de eigenaars van de instrumenten in de arm genomen om een ontwerp met een planning te maken, de werkzaamheden te
begeleiden, het contact met de uitvoerende orgelbouwer te onderhouden en het resultaat te beoordelen. Vanwege hun centrale positie drukken
zij een zwaar stempel op de aanpak van renovatie, restauratie of nieuwbouw. Orgeladviseur Jan Jongepier benadrukte in zijn redevoering naar
aanleiding van de Jan Pieterszoon Sweelinck Prijs dat het orgeladvies volwassen is geworden dankzij de restauraties van belangrijke historische
orgels waarbij de geschiedkundige achtergrond werd meegewogen, zoals die van de orgels in de Martinikerk in Groningen en de Nieuwe Kerk te
Amsterdam.1) Een stuk van deze groei naar grotere professionaliteit kan men leren kennen door onderzoek te doen in het Utrechts Orgelarchief.

1) Jan Jongepier, ’Orgeladviseur in wisselend perspectief’, Het Orgel 100/1 (2004) 22-28.

2 2 HET ORGEL 2013 | nummer 1


geladviezen, sectie muziekuitgaven (Serie Orgelkunst), sectie uitgeverij de orgels van de zestiende eeuw tot aan het recente verleden, maar ook
(orgelfoto’s en kalenders) en sectie orgelconcerten. Men werkte aan wat betreft de orgelcultuur en de kerkhistorie.
een uitvoerige orgeldocumentatie, zelfs een volledige inventarisatie van Het Utrechts Orgelarchief is een mer à boire voor orgelonderzoekers,
de Nederlandse orgels. In 1977 gaf de Stichting Orgelcentrum S.I.O.N. maar ook voor onderzoekers met kunsthistorische en culturele be-
uit (Systematische Inventarisatie Orgels Nederland). Dit naslagwerk langstelling. Studenten muziekwetenschap, wetenschappelijke onder-
is samengesteld door J.J. Hoeneveld uit Rotterdam. Jarenlang organi- zoekers, studenten van conservatoria, orgelbouwers, orgeladviseurs,
seerde men vanuit de Stichting concertseries in Bolsward, Naarden, beheerders en bespelers van de orgels, instanties op het terrein van mo-
Noordwijk-Binnen, Middelburg en Zutphen. Aanvankelijk verzorgde numentenzorg, kunsthistorici en cultureelhistorici kunnen hier terecht
Feike Asma het leeuwendeel van de concerten, later kwam een breder om een veelheid aan historische facetten te bestuderen.
scala van organisten aan bod. In 1967 werd zelfs een Nederlandse con-
certtournee voor Flor Peeters georganiseerd. In 1986 was er niet meer STICHTING
zo de behoefte om strijd te leveren en werd de stichting ontbonden. Na Het Utrechts Orgelarchief is een complex geheel. Omdat de universi-
dertig jaar. ‘Men bestrijdt elkaar niet meer zo heftig in blokken van pro teitsbibliotheek niet over de financiële middelen beschikt om dit archief
en contra; alle opvattingen zijn aanwezig en horen er nu eenmaal bij.’ maximaal te beheren en te ontsluiten is op 27 juli 2000 de Stichting
In opdracht van de stichting is de weerslag van ontwikkelingen op or- Utrechts Orgelarchief Maarten Albert Vente opgericht. Deze stichting
gelgebied gedocumenteerd. In het archief – dat rond 1996 is overge- heeft als ideaal: het creëren van een toonaangevend informatiecentrum
nomen van de Hogeschool voor de Kunsten te Utrecht – vindt men over historische Nederlandse orgels. Zij stelt zich ten doel het aanwe-
dan ook artikelen, recensies, aankondigingen in de kranten, brochures, zige materiaal in het Utrechts Orgelarchief te conserveren, te ontsluiten
correspondentie, afbeeldingen, enzovoorts. Daarnaast is er veel ouder en voor onderzoek beschikbaar te stellen. Daarnaast is zij actief om
materiaal, veelal daterende uit de periode 1900-1950. Ook zijn er stuk- belangrijke archieven van orgelmakers en orgeldeskundigen te verwer-
ken uit het buitenland aanwezig. Het archief omvat in totaal een 25.000 ven.
documenten. Het gaat om 119 laden met ordners; de ordners bevatten Hoewel de stichting geen officiële bevoegdheden heeft op het terrein van
gemiddeld 100 pagina’s per stuk. Op een pagina zijn vaak meerdere do- de universiteit, wil ze assisteren om dit archief maximaal tot haar recht
cumenten geplakt; het totale aantal documenten bedraagt dus 15.000 te laten komen. Niet voor niets zitten er in het stichtingsbestuur enkele
à 20.000. Er zijn 35 laden met foto’s (ca. 4.500 stuks), acht laden met leden die hun sporen op het terrein van orgeldocumentatie hebben ver-
documenten en foto’s over orgels in Duitsland, en vijf laden met docu- diend en die bij de Universiteit Utrecht hebben gewerkt of er nog wer-
menten en foto’s over orgels in andere landen (ca. 50 pp. per ordner). ken, zoals Jan Boogaarts, oud-beheerder van het Utrechts Orgelarchief
en oud-docent muziekwetenschap aan de Universiteit Utrecht,13) Joost
VERZAMELING SIJMONS van Gemert, die ook als vakspecialist muziekwetenschap en religiewe-
Albert H. Sijmons (1913-1998) studeerde sociale geografie en hield tenschappen/theologie van de Universiteitsbibliotheek Utrecht veel
zich als medewerker van de Universiteitsbibliotheek te Amsterdam be- werk heeft verzet bij het verwerven van belangrijke collecties en bij het
zig met de cartografie. Van zijn hand (veelal samen met anderen) zijn digitaliseren van de collectie, en Paul Op de Coul,14) emeritus-hoogle-
een groot aantal uitgaven van kaartenboeken verschenen. In zijn vrije raar in de muziekgeschiedenis na 1600 aan de Universiteit Utrecht, die
tijd verzamelde hij documentatie over de Nederlandse orgels. Het gaat de erfenis van Vente steeds onbaatzuchtig heeft overgenomen en be-
om een compilatie van materiaal uit de bestaande literatuur, al voegde vorderd.
hij er dikwijls eigen waarnemingen aan toe. De documentatie – aan- De stichting bevordert het inventariseren van de collecties, het catalogi-
wezig in het Utrechts Orgelarchief en geschonken door de erfgenamen seren en digitaliseren. Zij geeft ook bekendheid aan de doelstellingen en
van Sijmons – omvat 26 ordners met in totaal circa 2.600 documenten. de activiteiten om de doelgroepen te bereiken die onderzoek doen naar
de historie van het Nederlandse orgel. De publiciteit verloopt via de web-
RESUMEREND site met een overzicht van het orgelarchief en de signalering van allerlei
Uit het voorgaande blijkt dat het Utrechts Orgelarchief een fabelach- ontwikkelingen.15) Ook werkt het stichtingsbestuur samen met instan-
tige rijkdom bevat aan waardevolle documenten. Aan de hand daarvan ties die zich inzetten voor grondige orgeldocumentatie, zoals de rijks-
kan historisch onderzoek worden gedaan in diverse lagen. Om te begin- orgeladviseur, de universiteitsbibliotheken, maar ook andere instanties,
nen zijn de meeste documenten uiteraard historische bronnen die de zoals de Internationale Arbeitsgemeinschaft für Orgeldokumentation,
geschiedenis tot leven brengen. Maar juist ook de samenhang tussen waarin onder andere GOART, de Technische Universität Berlin (Uwe
de documenten maakt het mogelijk ontwikkelingen te overzien. Alle Pape) en het Orgeldokumentationszentrum van de Hochschule Luzern
archiefvormers – orgelbouwers en deskundigen – schreven met hun
werk geschiedenis. Neem Lambert Erné die op bevlogen wijze richting 13) Jan Boogaarts heeft een aantal doctoraalscripties begeleid waarin de orgel-
het Scandinavische orgeltype aanprees. Studie in het archief kan dui- kunde sterk naar voren komt: Wim Loos met een scriptie over orgelmakers Ypma,
delijkheid geven hoe hij erin slaagde de Nederlandse orgelbouwers tot Wim Diepenhorst met een scriptie over de orgelmakers Assendelft, Willem Jan
veranderingen te brengen. Het archief laat echter ook toe om tegen- Cevaal met een scriptie over de orgelmaker Timpe, Rogér van Dijk met een scrip-
bewegingen te bestuderen, zoals die van ds. Kret en van de Stichting tie over de orgelbouw in Venlo.
Orgelcentrum. En zo is er een veelheid vragen te bedenken waarvan
onderzoek in dit archief de antwoorden kan opleveren, ten aanzien van 14) Op de Coul was de promotor van Teus den Toom. Hij heeft de begeleiding
overgenomen van Maarten Vente.

15) http://www2.let.uu.nl/solis/lbdelta/vente/index-nl.htm

2 3HET ORGEL 2013 | nummer 1


DEN HERTOG MUZIEKNIEUWS Sound
- Spirito. Arjen Leistra, Grote of St. Janskerk, Schiedam. Werken van o.a. Bach, craftmanship
Sweelinck, Strategier, Karg-Elert, Bastiaans, Widor, Reubke en Schuurman.
Zuidergracht 17 3763 LS Soest The Netherlands
cd AM201201 € 17,50 Tel. +31 (0)35 - 601 25 92 Fax +31 (0)35 - 603 11 50

- Camille Saint-Saëns – Complete Organ Works. Ben van Oosten, Cavaillé-Coll J.L.van den Heuvel
Organ, Église de la Madeleine, Paris. 3cd MDG31617672 € 42,90
Orgelbouw BV
- Evert van de Veen bespeelt het Adema-orgel in de Basiliek van de Heilige
Kruisverheffing te Raalte. o.a. Madrigal et Marche – Six Miniatures (Barras); Amstelwijckweg 44
Prelude on ‘Crown Him with many crowns’ (Westenkuehler); A Clarinet Tune (Ox- 3316 BB Dordrecht
ley); Suite Romantique (Bédard). cd VLM01613 € 16,00 tel.: 078 6179540
e-mail: [email protected]
- J.S. Bach – Complete Organ Works played on Silbermann organs. Gespeeld website: www.vandenheuvel-orgelbouw.nl
door Ewald Kooiman, Gerhard Gnann, Ute Gremmel-Geuchen en Bernhard Klap-
rott. 19cd AE10761 €158,00 nieuwbouw en restauratie
onderhoud en stemmen
- Ouverture. Marien Stouten & Jan Peter Teeuw – Organ – Quatre Mains. Eglise gebruikte orgels en opslag
Saint-Martin, Dudelange, Luxemburg.Transcriptions of famous orchestral works,
o.a. Danse macabre (Saint-Saëns); Andante Cantabile (Tschaikovsky); Pomp and Advertentieverkoop
Circumstance Marche No. 4 (Elgar); Jupiter from The Planets op. 32 (Holst).
Per 1 januari 2013 heeft
cd AMP11214 € 15,90 Retra Publiciteitsservice
alle werkzaamheden beëindigd.
- St Edmundsbury Cathedral – The English Cathedral Series (XVII). James
Thomas and David Humphreys play organ music on the new Harrison & Harrison Vanaf die datum wordt de
organ. Werken van o.a. Stanford, Bridge, Darke, Howells, Cocker, Widor, Messiaen, advertentieverkoop voor de bladen van
Roger-Ducasse en Elgar. cd REGCD383 € 17,50 de KVOK verzorgd door:

- Margreeth Chr. de Jong – Psalmen en Gezangen voor orgel (11). Concerto Bureau Van Vliet B.V.
Psalm 75. 28 blz. bladmuziek 331076 € 14,95 Postbus 20
2040 AA Zandvoort
- Dick Sanderman – Psalmen (8). Voorspel en koraal over Psalm 8, 18 (144), 28 telefoon: 023-5714745
(109), 38, 48, 58, 78 (90), 88, 128, 138 en 148.
25 blz. bladmuziek P054063 € 11,95 Contactpersoon:
dhr. Ruud van Viersen
- Gerard de Wit – Psalmbewerkingen voor orgel (3). Psalm 22, 40, 84, 85, 121 en e-mail: [email protected]
146. 24 blz. bladmuziek 331077 € 14,95 website: www.bureauvanvliet.com

Elzenkade 6 - Bedr.terrein ‘Doornkade’ - Houten
Postbus 150 - 3990 DD Houten
Tel. (030) 634 66 87 - Fax. (030) 634 66 88
E-mail: [email protected] - www.hertog.nl

orgelmakerij

Bakker Timmenga b.v.

Kleine Kerkstraat 25
8911 DL Leeuwarden

(058) 212 96 87
www.bakker-timmenga.nl

Zuidbroek Hervormde Kerk
H.H. Freytag – F.C. Snitger 1795

Restauratie 2006-2007

2 4 HET ORGEL 2013 | nummer 1


Collage archiefstukken Smits | Foto: Bart Jaski met digitaliseren.17) Vandaar dat rond 2000 mede op instigatie van
de Stichting Utrechts Orgelarchief Maarten Albert Vente een digi-
participeren.16) Deze gemeenschap heeft leden uit Australië, Duitsland, taliseringsproject van start ging waarbij een deel van de stukken van
Finland, Frankrijk, Groot-Brittannië, Nederland, Litouwen, Mexico, het Archief Vente, Archief Bolt en Archief Erné via Optical Character
Noorwegen, Oostenrijk, Zweden, Zwitserland en de Verenigde Staten. Recognition is gescand. Het resultaat daarvan is te raadplegen en te
De stichting doet haar werk belangeloos, maar is voor haar werkzaam- downloaden via de European Organ Index.18) Tegelijk is te zien dat de
heden afhankelijk van financiële giften van anderen. De familie Vente, wijze waarop dit digitaliseren heeft plaatsgevonden al weer achterhaald
W.J.M Peeters uit De Bilt en J. van Gemert uit Utrecht hebben het be- is in vergelijking met modernere technieken van digitalisering. Daarna
lang van het werk gehonoreerd door het schenken van geldbedragen. zijn de documenten van het Archief Legêne gecatalogiseerd; die be-
Daarnaast zijn er ook fondsen geworven, vooral voor het digitalise- schrijvingen zijn via de European Organ Index te raadplegen; een se-
ren. Er zijn onder andere bedragen beschikbaar gesteld door het Prins lectie hiervan is gedigitaliseerd. Hier zijn ook Word-documenten van
Bernhard Fonds, het KF Hein Fonds en De VSB-bank. bestanden te vinden, zodat de onderzoeker er meteen mee aan de slag
kan gaan.
DIGITALISERING In 2006 heeft het Ministerie van OCW het project Metamorfoze ge-
Het Utrechts Orgelarchief bevat een enorm aantal documenten, teke- ïnitieerd. Dit heeft de naam gekregen Nationaal Programma voor het
ningen en foto’s. Omdat dit alles op papier is, zijn er grote kosten in Behoud van het Papieren Erfgoed; het is een samenwerkingsverband
verband met de conservering. Zo heeft het Archief Smits enorm te lij- tussen de Koninklijke Bibliotheek en het Nationaal Archief. Hieruit is
den gehad van inktvraat en het vergaan van papier. Zulke documenten een subsidie van 100.000 euro toegekend aan de Letterenbibliotheek/
kunnen steeds simpeler worden gedigitaliseerd, zodat de materialen via Universiteitsbibliotheek te Utrecht voor conservering, verfilming en di-
de computer en online door een breed publiek te raadplegen zijn. De gitalisering van het archief van Lambert Erné.19) De resultaten zijn nu al
originelen worden vervolgens op veilige wijze opgeborgen opdat ze (op aanvraag) beschikbaar.
voor het nageslacht bewaard blijven.
De Letterenbibliotheek van de Universiteit Utrecht is al vroeg gestart TOEKOMST
De Stichting Utrechts Orgelarchief Maarten Albert Vente, zich bewust
16) http://www.iaod.eu/. Geraadpleegd op 17 april 2012. van het grote belang van het Utrechtse Orgelarchief, heeft voor de ko-
mende tijd drie zaken op het programma staan. In de eerste plaats richt
het stichtingsbestuur zich op fondsenwerving om het archief te ontslui-
ten en te inventariseren. Als zodanig roept het iedereen op financiën
te doteren in de vorm van een gift20) of een legaat. In de tweede plaats
bemiddelt het bestuur tussen de universiteitsbibliotheek en archiefvor-
mers om te zien of er nog waardevolle archieven kunnen worden toe-
gevoegd. In de derde plaats is het bestuur bezig een project te initiëren
voor een nieuwe website (ter vervanging van de verouderde European
Organ Index) waar de gescande documenten en de metadata gemak-
kelijk zijn te raadplegen.

TEN SLOTTE
In de kringen van orgelliefhebbers bestaat er in de afgelopen jaren
steeds meer scepsis over de toekomst van het orgel. Wij horen niet bij
de zwartkijkers die denken dat alles verloren gaat. Daarentegen ho-
pen we dat velen de weg vinden naar het Utrechts Orgelarchief. Wie
de geschiedenis kent kan op de toekomst anticiperen. Degene die het
Orgelarchief wil raadplegen kan terecht bij de afdeling bijzondere col-
lecties van de Universiteitsbibliotheek te Utrecht voor het maken van
een afspraak.21)

17) Zie bijvoorbeeld http://boek425.library.uu.nl (Geraadpleegd 17 april 2012).

18) http://organ.library.uu.nl/eoi/index.htm

19) www.metamorfoze.nl. Voor het oordeel van Beoordelingscommissie op 15
december 2006 zie http://www.muziekbibliotheekvandeomroep.nl/mco_page/
detail/7002. Geraadpleegd 17 april 2012.

20) Binnenkort wordt de stichting een ANBI-stichting zodat een gift aftrekbaar is
van de belastingen.

21) http://www.uu.nl/university/library/nl/bijzondere_collecties/Pages/default.
aspx

2 5HET ORGEL 2013 | nummer 1


COLUMN

Stelling: De orgelcultuur gaat niet teloor,
zij verandert slechts

’Elkaar de put in praten’ – kent u die uitdrukking, dames en heren?
’Elkaar de put in praten’ – Ik moest daaraan denken toen ik weer een klaagzang van een orgelliefhebber hoorde over de teloorgang van de
Nederlandse orgelcultuur. Volgens hem was vroeger alles beter,. Nou ja, niet ’alles’ maar toch zeker wel heel veel.
En dan moet je nu eens zien hoe de orgelwereld zich naar haar noodlottig einde hijgt!
De problemen in de orgelwereld lijken zich alleen maar op te stapelen en groter te worden. De teloorgang is onmiskenbaar.
Waar zijn de rijkgevulde orgelklassen aan de conservatoria gebleven?
Waar zijn de muziekscholen met een wachtlijst voor orgelleerlingen?
Waar zijn überhaupt muziekscholen die nog een orgeldocent in vaste dienst hebben?
Waar zijn de drommen concertbezoekers gebleven die elkaar aan de kerkdeur verdrongen om toch nog een plaatsje te bemachtigen in een
uitpuilende kerk?
Waar zijn de tijden gebleven dat er elke week een nieuw orgel in gebruik werd genomen?

Nu is alles kommer en kwel.
Nu wordt het ene na het andere kerkgebouw met een fraai orgel gesloten en afgebroken. En wanneer waardevolle kerkgebouwen al open blijven,
dan blijkt er geen of nauwelijks meer geld te zijn om het orgel te onderhouden of te restaureren.
En wanneer je als orgelliefhebber ten einde raad op een sombere zondagmorgen een kerkgebouw binnenloopt op zoek naar troost en bemoediging,
dan blijkt de organist het voor elkaar gekregen te hebben om zijn tweeklaviers orgel aan de wilgen te hangen. De gemeente wilde met haar tijd mee
en zingt nu daarom eigentijdse liedjes onder leiding van een leadzangeres. De zuiverheid van haar zang is omgekeerd evenredig aan de zuiverheid
van haar looks, maar dat is nu eenmaal een liturgische verworvenheid van de beeldcultuur. De goedogende zangeres wordt begeleid door een
olijk praisebandje. Het bandje met de naam ‘Only God is Perfect’ bestaat uit goedwillende gemeenteleden die niet-aanwezige muzikale talenten en
gaven toch ten dienste van de gemeente weten te stellen.
En dan krijgen protestanten tot overmaat van ramp ook nog een nieuw liedboek, dat nog niemand gezien heeft, maar waarvan sommige organisten
– profeten op de orgelbank als zij zijn – nu al weten te verkondigen dat ‘het’ allemaal heel erg vreselijk wordt.

’In de put zitten’ – kent u die uitdrukking, dames en heren?
’Diep in de put zitten’ – daar is toch alle reden toe?
Ja, daar is alle reden toe!

Of toch niet?

Nee, toch niet!
Misschien moeten we toch zeggen dat een verwrongen beeld van het verleden ons mede de put in helpt.
Misschien hebben we wel een te florissant beeld van de orgelcultuur uit grootmoeders tijd.
Misschien moeten we toch zeggen: ’Nee, de orgelcultuur gaat niet ten onder, zij verandert slechts.’
Misschien moeten we accepteren dat wanneer de hele wereld ingrijpend verandert, de orgelwereld natuurlijk niet buiten schot blijft.
Is het niet zo dat het orgel in vergelijking met andere muziekinstrumenten vroeger buitensporig veel aandacht kreeg? Want ja, grote delen van de

2 6 HET ORGEL 2013 | nummer 1


Nederlandse bevolking kwam elke zondag met het instrument in aanraking, waardoor de liefde voor het instrument eenvoudiger aangewakkerd
kon worden. Maar met de secularisatie van maatschappij en kerk is de ontwikkeling ingezet naar de situatie dat het orgel niet meer aandacht krijgt
dan elk ander muziekinstrument.
Maar wanneer we ooit al in die situatie terechtkomen, voorlopig is zij nog lang niet bereikt. De orgelcultuur kent nog veel zaken die men in
de pianowereld niet tegekomt. Of weet u waar ik bijvoorbeeld het Pianopark kan vinden, waar elk jaar originele, inventieve concertseries van
hoogstaand niveau plaatsvinden?
Ik moet denken aan een bekend lied: ‘Tel uw zegeningen, één voor één’ – kent u dat lied, dames en heren?
Zo ja, dan bent u hoogstwaarschijnlijk protestant en inmiddels behoorlijk op leeftijd. Maar probeer ze toch maar te tellen:
1. De prachtige, historische instrumenten die Nederland rijk is, en tel eens hoevele daarvan de afgelopen decennia zijn gerestaureerd.
2. De verenigingen en tijdschriften voor organisten. Bestaan die ook voor violisten, gitaristen, keyboardspelers, of voor welke instrumentalisten
dan ook?
3. De talloze orgelconcerten die elke zomer weer gegeven worden.
4. De talrijke orgelconcoursen voor professionals en voor amateur-organisten.
5. De amateur-organisten die op zeer hoog, haast professioneel niveau spelen en dus goede orgeldocenten hebben. Zelfs een verstokte somberaar
van naam in de orgelwereld moest laatst toegeven dat dit hoop geeft voor de toekomst.
6. De onafzienbare stroom bladmuziek voor orgel, orgel-cd’s en boeken over orgelculturele onderwerpen.
7. Vult u hier zelf maar ad libitum aan.

De orgelcultuur gaat niet teloor, zij verandert slechts.
En ja, sommige onderdelen van de orgelcultuur zullen verdwijnen of veranderen. Maar sommige daarvan móeten ook verdwijnen of verminderen,
zoals het aantal concertseries op oninteressante orgels door middelmatige organisten. Wie flink durft te snoeien, maakt de meeste kans op frisse
groei en volle bloei van het orgelconcertleven.
Dat er minder kerkorganisten zijn en komen, heeft ook zo zijn positieve kanten. Tenminste, voorzover het gaat om het verdwijnen van organisten
die Jan Zwart in de jaren dertig beschreef als leveranciers van ’ongerhythmeerde en ongefraseerde drabbige toonsubstanties zonder eenig
thematisch verband of samenhang, met niets van contrapunt of stemvoering erin’. De orgelwereld is beter af zonder deze organisten die alleen
maar antireclame voor het orgel maken en zijn.

’Iemand uit de put halen’ – kent u die uitdrukking, dames en heren?
’Iemand uit de put halen’ – een orgelcultuurpessimist bijvoorbeeld.

Ik wens u een aangename voortzetting van de dag met voldoende orgels en orgelmuziek.
JAN SMELIK

Reageren / meediscussiëren? Ga naar: www.hetorgel.nl

2 7HET ORGEL 2013 | nummer 1


De orgelsymfonieën

Deel 2: De symfonieën IV,V en VI

Henco de Berg Ter gelegenheid van de tachtigste verjaardag van de organist-componist Arie J. Keijzer wordt in dit
tweedelige artikel zijn zes symfonieën voor orgel besproken. Keijzer componeerde deze werken tussen 1980 en 2012.
In het eerste deel zijn de eerste drie symfonieën aan bod gekomen, in dit tweede deel zullen de laatste drie behandeld
worden.

Symfonie IV Vanuit de hoofdtoonsoort D-majeur wordt gemoduleerd naar de
dominant toonsoort (A-majeur). In de tweede sectie (B) wordt er ge-
Arie J. Keijzer componeerde de Vierde Symfonie voor zes studenten faseerd een crescendo opgebouwd. Aanvankelijk klinkt er een con-
van het Rotterdams Conservatorium. De wereldpremière van het trasterende themagroep, manualiter gecomponeerd.
werk vond plaatst op 9 juni 1993 in de Grote Kerk te Dordrecht. Het
klankidioom is gebaseerd op harmonische en structurele elementen
uit de Frans-symfonische traditie van componisten als César Franck,
Louis Vierne en Augustin Barié. Chromatische harmoniek, polyrit-
miek en impressionistische elementen als de overmatige akkoorden
en de hele-toonstoonladder (hexatonisch), alsmede contrapuntische
complexiteit in diverse doorwerkingen zijn in deze symfonie opval-
lende componenten.

Deel 1 – Introduction
Het openingsdeel heeft de volgende structuur: A-B-A. In de eerste
sectie (A) wordt een koraalthema geëxposeerd:

Vervolgens ontwikkelt zich door chromatische harmoniek, polyrit-
miek, antimetrische figuren en toename van dynamiek een harmo-
nische en ritmische spanningsopbouw. De sextool vormt een opval-
lende component.

2 8 HET ORGEL 2013 | nummer 1


DE MUZIEK

van Arie J. Keijzer

Uiteindelijk wordt er teruggemoduleerd naar de hoofdtoonsoort, Vervolgens is er een verkorte re-expositie van themagroep 1 en 2. De
waardoor fortissimo de re-expositie van het koraalthema (A) wordt structuur is A-B-a-b.
gerealiseerd, in drie majeur-tonica-akkoorden.
Deel 3 – Prélude-Choral
Deel 2 – Dialogue De structuur van dit deel is: - Prélude - Choral - Prélude - Choral -
In de Dialogue contrasteren twee themagroepen. Themagroep 1 is slotgroep. In een uitgebreide inleiding (Prélude) worden twee muzikale
een dialoog tussen twee solostemmen waarin een scherzando-thema gegevens uitgewerkt: syncopische ritmiek en staccato-akkoorden
wordt geëxposeerd en uitgewerkt. Een ostinato-figuur als akkoord- alsmede de omspeling van secundeschreden van waaruit zich een
breking tussen linkerhand en pedaal begeleidt de dialoog van de rech- themagroep ontwikkelt.
terhand tussen de verschillende manualen.

Na deze inleiding volgt een hymnische themagroep (Choral):

Dansante ritmiek en driedelige metriek karakteriseren de eerste
themagroep, welke met een rallentando wordt besloten. Themagroep
2 kan omschreven worden als een Lamento. Lyriek, rustig
voortschrijdende harmoniek, chromatiek en een langzaam tempo
bewerkstelligen een groot contrast met themagroep 1.

2 9HET ORGEL 2013 | nummer 1


Vervolgens is er een re-expositie van de inleiding (Prélude) en de hym- – Interlude - re-expositie thema 1 - re-expositie zangthema - re-ex-
nische themagroep (Choral), waarin een crescendo wordt opgebouwd positie thema 1.
dat besloten wordt met een korte slotgroep.
Deel 5 – Fantaisie
Deel 4 – Méditation In een eerste expositie wordt in linkerhand en pedaal een thema geëx-
Zeer verstild wordt eenstemmig thema 1 als een beknopte monodie poseerd, bestaande uit staccato noten, onderbroken door rusten.
geëxposeerd. De laatste drie tonen van dit eerste thema zijn tevens de Deze noten worden in de bovenstem gebracht, ritmisch gewijzigd en
drie aanvangstonen van een volgende sectie: gere-gistreerd met een expressieve stem, zodat er een lyrische variant
van het aanvankelijke thema ontstaat.

In die sectie ontwikkelt zich geleidelijk een zangthema, dat groten- Na uitwerking hiervan volgt een doorwerking waarin een crescendo
deels polyritmisch wordt uitgewerkt. In een interlude wordt een cre- wordt opgebouwd. De motivische bouw en de contrasterende werking
scendo tot stand gebracht. Dit interlude is gebaseerd op (voornamelijk tussen beide gestalten van het thema vormen het uitgangspunt. Ten
overmatige) akkoordenreeksen in de handen; in het pedaal staan stac- slotte keert de expositie terug in omgekeerde volgorde: eerst wordt
cato noten geschreven. de lyrische gestalte geëxposeerd en vervolgens wordt besloten met de
expositie van het thema in staccato noten. Dit deel is verwant aan de
zogenaamde hoofd- of sonatevorm; de structuur is dus: - expositie –
doorwerking - re-expositie.

Deel 6 – Final
In de Final wordt een compositorisch hoogtepunt bereikt. Dit deel
opent met een uitgebreide expositie van een hoofdthema gecom-
bineerd met de tweede themagroep uit het eerste deel (Introduction).

Na een diminuendo volgt een re-expositie van themagroep 1, dit-
maal ondersteunt door een majeur-tonica-akkoord in wijde ligging.
Vervolgens is er een re-expositie van het zangthema.

Een tweede re-expositie van themagroep 1 vormt de afsluiting.

De structuur van deel 4 is: expositie thema 1 - expositie zangthema

3 0 HET ORGEL 2013 | nummer 1


Vervolgens klinkt er een op het hoofdthema gebaseerde overgangs-
groep, die besloten wordt met een korte cadens. De nu volgende
doorwerking opent met elementen uit het derde deel (Prélude-Choral):

Het hoofdthema wordt in de doorwerking verweven met meerdere Sectie 2 – Na de eerste sectie is nu een polyritmische, contrasterende
componenten uit het derde deel. Ten slotte vindt het geheel zijn muzi- themagroep aan de orde (B).
kale climax in een re-expositie van het volledige hoofdthema, dat tutti
wordt besloten met twee majeur-tonica-akkoorden.

Symfonie V Deze themagroep B wordt gevolgd door een re-expositie van
themagroep A.
Arie J. Keijzer componeerde de Vijfde Symfonie in 2006 en droeg het Sectie 3 – De derde sectie begint met themagroep B.
werk op aan Jolanda Zwoferink. De wereldpremière van het werk vond
plaatst op 12 mei 2007 in de Grote- of St.-Laurenskerk te Rotterdam. Door middel van een verbindingsgroep mondt dit uit in themagroep
Het klankidioom kan omschreven worden als laatromantisch/vroeg- A.
modern met een zeer persoonlijke inslag. Opvallende compositorische
elementen zijn: Na een doorwerking (waarin het thematisch materiaal uit beide
-contrapunt (een polyfone schrijfstijl) groepen contrapuntisch en cyclisch zijn verwerkt) volgt de slotgroep,
-chromatische harmoniek culminerend in open-kwint-akkoorden.
-polyritmiek
-verwantschap met de cyclische vorm

Deel 1 – Maestoso
In dit deel worden twee themagroepen geëxposeerd, contrapuntisch
uitgewerkt en gecombineerd.
Er zijn drie secties:
Sectie 1 – Dit is de eerste expositie van themagroep A. Deze
themagroep ontwikkelt zich vanuit zes tonen: c-b-gis – bes-a-fis.
Deze tonen worden met akkoorden (onderbroken door rusten)
ondersteund en gecombineerd met hetzelfde motief in de verkleining
in het pedaal.
Vanuit dit gegeven ontwikkelt zich een volledige themagroep, waarna
een uitwerking (contrapuntisch en harmonisch) van het gepresen-
teerde materiaal plaatsvindt. Dit wordt tweemaal geëxposeerd.

3 1HET ORGEL 2013 | nummer 1


Deel 2 – Trio De aanvangstonen van themagroep A uit deel 1 (Maestoso) zijn bepa-
Het lyrische Trio is overwegend polyritmisch. De structuur is driedelig: lend voor de melodische ontwikkeling. Na dit middendeel (B) is er een
A-B-A. Thematische gegevens worden polyfoon uitgewerkt en beslo- verkorte re-expositie van groep A. Er ontstaat de volgende structuur:
ten met een majeur-tonica-akkoord (A). In groep B wordt een can- A-B-A’.
tabile-themagroep geëxposeerd. Het trio besluit met een re-expositie
van themagroep A. Deel 4 – Hymne
Er is sprake van een koraalthema, ontstaan vanuit de aanvangstonen
Deel 3 – Scherzo van themagroep A uit deel 1 (Maestoso).
Gebroken akkoorden, overmatige samenklanken en syncopische rit-
miek karakteriseren de grillige hoekdelen (A-A’). Het koraalthema wordt vergezeld van zelfstandige fragmenten in het
pedaal. In een doorwerking wordt het eerder gepresenteerde the-
matisch materiaal verwerkt. Na de doorwerking is er een re-expositie
van de koraalthemagroep. De structuur wordt:
-expositie koraalthemagroep
-doorwerking
-re-expositie koraalthemagroep

Deel 5 – Final
De Final is verwant aan de hoofd- en sonatevorm en bevat drie opval-
lende muzikale componenten:
- afwisseling van twee- en driedelige metriek
- gebruik van alle mogelijke akkoorden gebaseerd op de tertsstapeling
(7-9-11-13-akkoorden)
- harmonische sequensgang

Deze hoekdelen contrasteren met een expressief middendeel waarin
een melodische lijn geëxposeerd wordt (B).

3 2 HET ORGEL 2013 | nummer 1


Beide componenten worden in de eerste decennia van de twintigste toonsoorten geëxposeerd.
eeuw regelmatig aangetroffen, bijv. George Gershwin (1898-1937), In de tweede episode ontwikkelt zich vanuit een expressieve melo-
Raphsody in Blue, en Louis Vierne, Symphonie no. 6. dische lijn chromatische thematiek.
Dit deel begint met een sectie in tweedelige metriek. Hier wordt een
muzikale lijn geëxposeerd van een hymnisch karakter. Het pedaal laat Dit wordt meerdere malen geëxposeerd en afgewisseld met delen uit
obligate muzikale fragmenten horen. Na de eerste sectie klinkt er een de eerste episode en het Leidmotiev, waardoor er een doorwerking
overwegend polyritmische sectie in driedelige metriek. Het levendige ontstaat. Na een crescendo volgt een krachtig fortissimo. Ten slotte
agitato-karakter contrasteert met de hymnische sectie. Dit polyrit- volgt een coda, die pianissimo wordt afgesloten met een V11-akkoord.
mische deel wordt gevolgd door terugkeer van de hymnische sectie.
In een doorwerking worden de hymnische en de polyritmische sectie Deel 2 – Pastorale
verweven. Een slotgroep besluit de Final en vindt een hoogtepunt in De Pastorale is geschreven in de liedvorm (A-B-A) en vangt aan met
een slotakkoord met ’sixte-ajouté’ welke oplost in de kwint. een langgerekte expressieve melodische lijn, voorzien van zelfstandige
tegenstemmen.

De structuur van de Final is: expositie hymnische sectie - expositie Na een interludium wordt deze lijn in gewijzigde vorm opnieuw geëx-
polyritmische sectie - expositie hymnische sectie - doorwerking met poseerd. Een slotgroep vormt de afsluiting (met een none-akkoord op
slotgroep. de dominant) in As grote terts.
Structuur: - expositie 1 - interludium - expositie 2 - slotgroep.
Symfonie VI
Deel 3 – Prélude-Choral
Arie J. Keijzer componeerde de Zesde Symfonie voor zijn vrouw Tini. Vanuit het pedaal ontwikkelt zich geleidelijk een melodische lijn, die
Het werk is opgedragen aan Jolanda Zwoferink en Henco de Berg. als ’koraalthema’ zou kunnen worden beschouwd. In één lange ex-
De première van het werk vond plaatst op 12 juli 2012 in de St.-Petri positie wordt het thema deels polyritmisch verwerkt en voorzien van
Dom te Bremen, waar Jolanda Zwoferink het Sauer-orgel bespeelde. chromatische harmoniek.

Deel 1 – Elegie
Structuur:
-episode 1
-episode 2
-coda
De Elegie is melancholisch van aard. Dit komt onder meer door een
opvallend element: de uitwerking van de kleine secunde (als dalende
leidtoon voor de dominanttoon). De eerste episode is gebaseerd op
een 4-tonig Leidmotiev: as-g-es-c (laddereigen in de aanvangstoon-
soort c kl.terts).

Na de expositie van het Leidmotiev klinkt er een uitwerking van de Het Leidmotiev is eveneens waarneembaar.
kleine secunde in triolen. De ontstane thematiek wordt in diverse
3 3HET ORGEL 2013 | nummer 1


Deel 4 – Intermezzo Ik weet in de hemel mij een Borg
Een uitgebreide expositie laat dansante thematiek horen (deels als
wals gecomponeerd). Gemeente:
’Ik weet in de hemel mij een Borg,
Na dit allegretto volgt een andante sostenuto: een fortissimo Zij schijnt als de zon, zo helder.
verbindingsgroep van statische aard. Vervolgens keert het allegretto Daar is geen zonde en geen zorg,
in gewijzigde vorm terug. daar zijn geen verdriet en tranen.
Structuur:
-A (allegretto) Daarbinnen woont Gods eigen Zoon
-B (andante sostenuto) in heerlijkheid en ere.
-A (allegretto) Hij is mijn troost en veilige hoop,
Deel 5 – Mouvement bij Hem ben ik geborgen.
Aanvankelijk wordt er een themagroep geëxposeerd, bestaande uit
twee componenten: 1) het Leidmotief, en 2) drieklanken en het half- Ik ben een arme levensreiziger
verminderd septimeakkoord: die mijn wegen moet begaan.
Van hier tot in mijn vaderland,
Vervolgens ontstaat er een uitgebreide parafrase over de geëxpo- God, bewaar mij op die weg.’
seerde thematiek. Na een reprise volgt tot slot een coda. De structuur
van dit deel is: - expositie – parafrase – reprise - coda. Christus:
Deel 6 – Air ’Ik, die met Mijn bloed u duur heb verlost,
Opmerkelijk is het gebruik van de Air in de symfonie. We kennen im- Ik wil bij u binnentreden.
mers de air als onderdeel van suites uit de barok. Opvallende element- En geef uw hart moed en troost
en zijn polyritmiek, syncopische delen en eenstemmigheid. en zorg wordt verkeert in blijdschap.
Deel 7 – Finale
’Eg veit I himmerik ei borg’ Bent u Mij trouw, en wilt u gebruiken
De Finale is gebaseerd op lied 843 uit het Noorse Liedboek. Vers 1, 4, Gods Woord en Sacrament?
8 en 10 zijn als liedzetting opgenomen in dit afsluitende werk. ’Eg veit Uw zonden zijn vergeven, uw zorg verstild.
I himmerik ei borg’ is een Noors volkslied uit Hallingdal. De tekst is U kunt blij uitzien naar uw thuiskomst.
voor de zestiende eeuw afkomstig en is oorspronkelijk geschreven in
Wanneer de wereld als drijfzand,
3 4 HET ORGEL 2013 | nummer 1 met goud en blijdschap wijkt.
Dan sta Ik bij je rechterhand,
een Vriend die je nooit laat zwichten.’

Gemeente:
’Ik, arm hier in de wereld, kom
als afstammeling van arme geslachten.
Ik vaar hier vandaan met lege handen
wanneer ik de dood ontmoet.

Maar zeker weet ik dat een morgen,
wanneer de nacht van de dood zal eindigen,
mijn lichaam uit de dood opstaat
en eeuwig vreugde mag kennen.

Zo help ons dan, Jezus Christus,
Uw bloed heeft voor ons gevloeid.
Uw bittere dood heeft vast en zeker
het hemelrijk voor ons gewonnen.

Wij danken U, in eeuwigheid,
God,Vader, ja, wij allen.
Want U zijt ons zo mild en goed.
In Jezus Christus! Amen.’


het Duits. Deze tekst werd in 1905 vertaald in het Noors door Bernt Om de werken van Arie J. Keijzer enigszins in een tijdskader te kun-
Støylen. nen plaatsen mogen de namen van drie prominente Nederlandse
De Finale heeft een polyfone structuur. Componenten uit eerdere componisten uit hetzelfde tijdvak niet ontbreken. Piet Kee, Bernard
delen (zoals het Leidmotiev, secundeverwerking en thematiek uit het Bartelink en Jan Welmers componeerden zeer hoogstaande orgellite-
Prélude-Choral) worden contrapuntisch uitgewerkt en met het koraal ratuur, waarbij zij alle drie een andere werkwijze hanteerden. Daar hun
gecombineerd. oeuvre vele werken omvat, lichten wij hier een paar composities uit.
Waar Keijzer zich in zijn latere werken bedient van een enigszins klas-
Deel 8 – Epiloog sieke wijze van componeren in een relatief behouden idioom, gaat Piet
Hebreeën 2 : 8 en 9 Kee in zijn eminente Haarlem Concerto voor orgel en orkest (2006) ge-
De Epiloog is deels een reprise van de Elegie. De Epiloog wordt besloten heel anders te werk. In deze compositie is een zekere mate van vrije
met een grote drieklank, welke gespeeld kan worden met een Fluit 4’. atonaliteit waarneembaar, evenals ornithologische aspecten (zoals de
verklanking van de Heggenmus).
Drie composities van Jan Welmers, te weten Laudate Dominum (1979),
Sequens (1979) en Litanie (1988), zijn gebaseerd op technieken uit de
minimal music. Vrije atonaliteit, ornithologie en minimal music komen
in Keijzers symfonieën niet voor.
Misschien is Arie J. Keijzers klassieke werkwijze in dezen het meest
verwant aan Bernard Bartelink zoals we die kunnen aantreffen in diens
briljante Toccata en het Preludium, trio en fuga.
Het zou hier te ver gaan om tevens een analyse van bovengenoemde
composities te geven, wel kunnen deze stukken ter nadere kennismak-
ing zeer worden aanbevolen.

NABESCHOUWING EN TIJDSPLAATSING Bij de samenvatting van dit artikel op de website van Het Orgel zijn een
Nu we de zes symfonieën nader hebben bekeken kan de volgende paar geluidsfragmenten te beluisteren.
indeling worden gemaakt:
Cd-actie voor abonnees van Het Orgel
- Symfonie I, II en III
- Symfonie IV, V en VI Bij het label Prestare zijn drie cd's verschenen waarop de eerste vijf
symfonieën van Arie J. Keijzer uitgevoerd worden door de com-
De eerste drie symfonieën zijn gecomponeerd in een meer eigentijds ponist en zijn oud-leerlinge Jolanda Zwoferink. Bij de samenvatting
idioom en bevatten tevens zeer vernieuwende bestanddelen, zoals van de artikelen van Henco de Berg op de website van Het Orgel
een Marche funèbre, gebaseerd op een ostinatofiguur waarboven zich zijn een paar fragmenten te beluisteren.
een zelfstandig thema ontwikkelt (zie het Grave uit Symfonie I), het Abonnees van Het Orgel kunnen de drie cd's (à € 19,95) voor de
Scherzo, dat is gecomponeerd als Danse Macabre (Symfonie II), en de prijs van twee krijgen. Bestellingen hiervoor uitsluitend per e-mail:
unieke constructie van de derde symfonie: [email protected]

- Meditatie I 3 5HET ORGEL 2013 | nummer 1
- Psalmbewerking
- Koraalfantasie I
- Meditatie II
- Koraalfantasie II (Finale)

De vierde, vijfde en zesde symfonie zijn meer orkestraal van karakter
en gedacht vanuit het symfonische orgeltype. Het idioom is in zekere
zin een synthese tussen de laatromantiek en het impressionisme met
een zuiver persoonlijke inslag. Hiervan getuigen onder meer het
expressieve middeldeel van het Scherzo uit de vijfde symfonie, de Élegie
uit de zesde symfonie en de eerder beschreven impressionistische
elementen uit de vierde symfonie.
Zeer opvallend in alle symfonieën is de enorme beheersing van vorm-
leer, harmonie en contrapunt. Gesteld kan worden dat Keijzer in zijn
manier van componeren een klassieke werkwijze hanteert.


Dispositie r.-k. Parochiekerk van Onze Lieve Vrouw Visitatie te Budel

Grand Orgue (I, C–g³, registers in lade volgorde vanaf het front)

Montre 8’ C–g front, 1948; gis–h op de lade, zijbaarden en expressions; c¹–h¹ front, 1948; c²–f³ 75% tin, geen

zijbaarden, wel expressions; registernaam op de corpora: PRINCIPAL

Bourdon 16’ C–h grenen, gedekt, eiken voorslagen, kernen en voeten; C–H elektrisch afgevoerd in onderkas;

vervolg 50% tin, gedekt, zijbaarden, licht boogvormig opgesneden; registernaam op de corpora:

Bourdon 8

Violoncelle 8’ C–H front (zijtorens), 1948; vervolg 75% tin; c–h² voorbaarden en expressions; c³–g³ zijbaarden en

expressions; registernaam op de corpora:Violoncello

Salicional 8’ C–H zink, rolbaarden en expressions; c–g³ 50% tin, expressions, zijbaarden tot en met h²; registernaam

op de corpora: Salicional

Flûte harmonique 8’ C–H grenen, open, eiken stemschuiven, elektrisch afgevoerd in de onderkas; c–f² grenen, open; c–fis

eiken stemschuiven; alle grenen pijpen eiken voorslagen, kernen en voeten; g–f² metalen stemrolletjes;

C–h metalen plaatjes op de onderlabia; fis²–g³ 50% tin, dubbele lengte en overblazend, boogvormig

opgesneden, expressions; registernaam op de corpora: Fl

Bourdon 8’ C–H grenen, eiken voorslagen, kernen en voeten; elektrisch afgevoerd; c–h¹ 50% tin, boogvormig

opgesneden, gedekt, zijbaarden; c²–g³ 50% tin, boogvormig opgesneden, roergedekt, zijbaarden;

registernaam op de corpora: Bourdon

Prestant 4’ C–A front 1948; B–H op de lade, expressions en zijbaarden; c–g³ 75% tin, tot en met c³ expressions,

zijbaarden tot en met h; registernaam op c: PRESTANT

Flûte à cheminée 4’ metaal, licht boogvormig opgesneden; C–E gedekt; F–f² roergedekt; vervolg conisch, open, zonder

zijbaarden; registernaam op de corpora: Rohrflöte

Doublette 2’ C–g³ uit Fourniture-Cornet 3-4-5 rgs.; C–h¹ expressions, zijbaarden C–h; registernaam op C: Mixtur

Cornett; registernaam vanaf Cis: Mixtur

Fourniture-Cornet 3-4-5 rgs C–h: 4’ koor: expressions en zijbaarden; 2²/3’ koor: expressions, C–e zijbaarden; 11/3’ koor: expressions,
C–E zijbaarden; c¹–g³ (opgesteld op bank): 8’ koor: roergedekt, zijbaarden, licht boogvormig

opgesneden; 4’ koor: c¹–h² expressions; 22/3’ koor: c¹–f² expressions; 13/5’ koor: c¹– h¹ expressions;

registernaam op c1: Mixtur-Cornett; registernaam vanaf cis¹: Cornett; samenstelling:

C 2²/3 2 11/3

c 4 2²/3 2 11/3

c¹ 8 4 2²/3 2 13/5

Trompette 8’ metalen stevels en koppen, messing kelen en tongen, fosforbronzen Franse stemkrukken,

trechtervormige bekers; C–h voorzien van sloffen; C–A beleerde kelen; C–h² intoneerklepjes in de

bekers; vanaf c³ bekers met dubbele lengte

Récit (II, C–g³, registers in lade volgorde vanaf het front)

Diapason 8’ C–F grenen, open, rolbaarden, eiken stemschuiven, elektrisch afgevoerd in de zwelkast; Fis–H grenen,

open, rolbaarden, eiken stemschuiven, met conducten afgevoerd; alle grenen pijpen eiken voorslagen,

kernen en voeten;c–g³ 75% tin;c–f gesoldeerde labia,voorbaarden en expressions;fis–gis voorbaarden

en expressions; a–h¹ zijbaarden en expressions; het vervolg alleen expressions; registernaam op C–H:

Diapason; registernamen op c: Diaspon (sic), Principal

Gambe 8’ C–H zink, gesoldeerde labia, rolbaarden en expressions; c–g³ 75% tin; c–h zijbaarden en expressions;

c¹–h² voorbaarden en expressions; vervolg zijbaarden en expressions; registernaam op de corpora:

Gamba

Dulciana 8’ C–H zink,gesoldeerde labia,rolbaarden en expressions;c–g³ 50% tin;c–h² voorbaarden en expressions;

vervolg alleen expressions; registernaam op de corpora: Dulciana

Voix-céleste 8’ vanaf c; 75% tin; c–h² expressions en voorbaarden; vervolg alleen expressions; registernaam op de

corpora:Voix celest:.

Flûte traverse 8’ C–Dis grenen, open, eiken stemschuiven en metalen plaatjes op de onderlabia, elektrisch afgevoerd;

E–H grenen, open, eiken stemschuiven en metalen plaatjes op de onderlabia, afgevoerd met conducten;

alle grenen pijpen eiken voorslagen, kernen en voeten; c–g³ 50% tin; c–f² zijbaarden; c–g³ expressions;

vanaf f¹ dubbele lengte en overblazend, enigszins boogvormig opgesneden; registernaam op de

corpora: Flüt-harmon.

Flûte octaviante 4’ C–H grenen, open, eiken voorslagen, kernen en voeten, metalen plaatjes op de onderlabia; C–F eiken

Harmonia aethera 3 rgs. stemschuiven; Fis–H metalen rolletjes; c–g³ 50% tin, c–h zijbaarden en expressions; c¹–h² expressions;

vanaf c¹ overblazend, enigszins boogvormig opgesneden; registernaam op de corpora: Flüt-harmon

11/3’ koor: C–h² expressions, C–fis zijbaarden; 1’ koor: C–f² expressions, C–Fis zijbaarden; 2/3’ koor: C–f

expressions, geen zijbaarden; 60% tin; registernaam op de corpora: Harmonica aeth:; samenstelling:

C 11/3 1 ²/3

c 2 11/3 1

c¹ 2²/3 2 11/3

c² 4 2²/3 2

3 6 HET ORGEL 2013 | nummer 1


ORGELBOUWNIEUWS

BUDEL, R.-K. PAROCHIEKERK VAN van de Subbas 16’). Rond 1960 vonden onderhoudswerkzaamheden
ONZE LIEVE VROUW VISITATIE plaats door Fonteyn & Gaal en in 1986 technisch herstel door H.B.
Scheuerman. Het orgel bleef daarbij ongewijzigd.
In 1856 verrees in Amsterdam de Adventkerk, bedehuis van de Waalse Inmiddels was in 1952 het kerkgebouw verkocht aan het kerkgenoot-
Gemeente. Ruim vijftig jaar begeleidde een harmonium de gemeente- schap der Zevendedags Adventisten. In 1989 veranderde het gebouw
zang. In 1909 zag een orgelcommissie het licht, gesteund door predi- opnieuw van eigenaar en dreigde er sloop voor het orgel. Orgelmakerij
kant E.A. Giran, studiegenoot van Albert Schweitzer. Architect H.A.J. Gebr. Reil uit Heerde kocht het instrument aan en sloeg het op. De
Baanders ontwierp een orgelfront, balkon en onderbouw in 1910. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed kende het instrument bescher-
firma Dalstein & Haerpfer (Elzas) kreeg de opdracht het nieuwe or- ming toe in 2005. Na verschillende onderzoeken voor herplaatsing
gel te maken. Het contact met de Elzasser orgelmaker werd gelegd vond men uiteindelijk een bestemming in de kerk van Onze Lieve
via Giran. In die jaren onderhield de firma nauwe banden met Albert Vrouw Visitatie in Budel. In juli 2007 tekenden de parochie en orgel-
Schweitzer, die de principes van de Orgelreform promootte. De orgels maker Reil een overeenkomst voor restauratie en plaatsing van het
van Dalstein & Haerpfer ademden dan ook sterk de geest van deze instrument. Reil bouwde het orgel op in Budel tussen oktober 2010
beweging. De orgelmaker monteerde het instrument met 23 registers en februari 2011. De feestelijk ingebruikneming vond plaats op 3 juli
voor Amsterdam in zijn werkplaats. Na goedkeuring volgde transport 2011. Het traject stond onder advies van Rudi van Straten namens de
naar en opbouw in Amsterdam, waar het 25 december 1912 werd RCE, Marcel Verheggen, en Rogér van Dijk namens de KKOR.
ingewijd. Mede door opnames en uitzendingen van de AVRO en later Voor de parochie in Budel is het Dalstein & Haerpfer-orgel het derde
de NCRV, genoot het instrument grote bekendheid. instrument op rij. Broekhuyzen vermeldde rond 1850 in zijn disposi-
In 1948 werkte de firma Spanjaard aan het orgel en verving bij die tieverzameling een instrument met achttien stemmen, afkomstig uit
gelegenheid de pneumatische tractuur door een elektropneumatische. Brussel. Orgelmaker Verschueren plaatste in 1940 een nieuw orgel
Verder vernieuwde Spanjaard de speeltafel, alsmede de windvoorzie- met vijfentwintig registers, waarvan zeven reserveringen die nooit zijn
ning, de windladen van de manuaalwerken en de frontpijpen. In plaats gerealiseerd. Reeds lang voor de demontage verkeerde dit instrument
van de Violon 8’ van het Pedaal kwamen er een Octaaf 8’ en Octaaf in slechte staat.
4’ (als transmissies van de Contrabas) en een Gedekt 8’ (transmissie

Trompette harmonique 8’ metalen stevels en koppen, messing kelen en tongen, fosforbronzen Franse stemkrukken,
Clairon 4’ trechtervormige bekers; C–h voorzien van sloffen; C–A beleerde kelen; C–g³ intoneerklepjes in de
bekers; vanaf c³ bekers met dubbele lengte
metalen stevels en koppen, messing kelen en tongen, fosforbronzen Franse stemkrukken,
trechtervormige bekers; C–H voorzien van sloffen; c²–f² dubbele bekerlengte; fis²–g³ labiaal; fis²–h²
expressions

Pédale (C–f¹, registers van ladevolgorde vanaf de voorzijde)

Sousbasse 16’ grenen, gedekt, eiken voorslagen, kernen en voeten, boogvormig opgesneden

Contrebasse 16’ grenen, eiken voorslagen, kernen en voeten, open, eiken stemschuiven, rolbaarden en reguleerschroef

in de voeten; registernaam op de bovenlabia:Violonbass

Violoncelle 8’ 2010; C–H zink, rolbaarden, gesoldeerde labia en expressions; c–f¹ metaal, rolbaarden en expressions

Werktuiglijke registers
voettreden, van links naar rechts:
koppelingen: G–P, R–P, R–G, R–G Oct.aigue, R–G Oct.grave
Crescendo (basculetrede generaal crescendo )
Expression R (basculetrede zwelkast Récit)
Appel Cr. (voettrede, inschakeling generaal crescendo-trede)

drukknoppen klavierlijst, van links naar rechts:
Appel G.O.; Comb. G.O.; Comb. R.; Comb. P.; Réunion; Inter; Tutti

toonhoogte: a¹ = 440 Hz (aangetroffen toonhoogte)
winddruk: 102 mm Wk (GO en Réc), 113 mm Wk (Péd, tongwerken GO en Réc, afgevoerde pijpen GO in onderkas)
stemming: evenredig zwevend

3 7HET ORGEL 2013 | nummer 1


Het orgel in de parochiekerk te Budel | Foto: Orgelmakerij Reil den, bank en lessenaar naar voorbeelden van orgels van Dalstein &
Haerpfer in Sundhouse, Westhoffen en Bitche (Frankrijk). De originele
Als uitgangspunt voor de restauratie en herbouw van het orgel van console, knopjes voor de vrije combinatie (aangevuld met vijf nieuwe)
Dalstein & Haerpfer gold de situatie aangetroffen voor de demontage en de aanwijzer voor het Generaal Crescendo bleven gehandhaafd. Bij
in Amsterdam. Zo werden de laden van 1948 en daarmee de elektro- de registerbenamingen waren de bewaard gebleven Kostenanschlag
pneumatische tractuur gehandhaafd. Men respecteerde op deze wijze van Dalstein & Haerpfer en correspondentie van Arie Bouman be-
een groot deel van de geschiedenis van het instrument. De handha- palend en waar deze van elkaar afweken, voorbeelden van andere in-
ving past bovendien in de geest van de Orgelreform, die in principe strumenten van Dalstein & Haerpfer. Verwarrend was de vermelding
geen enkele tractuur afwees of bevoordeelde. in de Kostenanschlag van een suboctaafkoppel voor het Grand Orgue
en de omissie van het Appel Grand Orgue en een knop voor Tutti. Uit
In Budel is met het oog op de koorzangers op het oksaal de onderkas onderzoek bleek dat de suboctaafkoppel er nooit is geweest, de twee
naar achteren verplaatst, en minder diep en iets hoger gemaakt dan hij andere speelhulpen wel. Bij de recente restauratie is een voettrede toe-
in Amsterdam was. De bovenkas kon daardoor zover naar voren ko- gevoegd waarmee de balanstrede voor het Generaal Crescendo uitge-
men dat het pijpwerk in de torens aan de zijkanten van de kas voor de schakeld wordt; deze bevindt zich direct naast de balanstrede voor de
stenen boog staan. De bovenkas is ongewijzigd hersteld. Een speciaal zwelkast, hetgeen bij het spelen tot ongewenste effecten kan leiden.
probleem vormden de blauwe glazen parels en kralen in het metalen De speeltafel is op verzoek van de parochie aan de zijkant links op het
sierwerk van het front (zie foto op de achterzijde van dit nummer), oksaal dwars op de balustrade geplaatst.
waarvan een aantal verdwenen of beschadigd was. De Londense
firma Nostalgic Glass leverde replica’s. De massief eiken kas is gewa- De omschrijving van de speeltafel luidt als volgt: de console is van ei-
terbeitst en in de boenwas gezet. Het koperen sierwerk bovenaan de ken, de bakstukken van palissander. De ondertoetsen zijn met been
pijpvelden en torens bleek uit onderzoek door Bert Jonker voorzien belegd, de boventoetsen met ebben. Het pedaalklavier, de lessenaar en
te zijn geweest van een goudkleurige afwerking; die is nu gerealiseerd de bank zijn van eiken; de boventoetsen zijn voorzien van palissander
in messingverf. De parochie vervaardigde in eigen beheer een houten opdikken. In de klavierlijst onder het eerste manuaal bevinden zich de
podium met niveauverschillen ten behoeve van de zangers. zeven knoppen voor de verschillende functies (van links naar rechts):
Appel G.O., Comb. G.O., Comb. R., Comb. P., Réunion, Inter en Tutti.
De speeltafel kreeg nieuwe registerknoppen, voettreden, clavia- Met het Appel G.O. worden alle ‘getrokken’ registers van het Grand
tuur, pedaal, drukknoppen in de klavierlijst, bakstukken, balanstre- Orgue in één keer in- of uitgeschakeld. De knoppen van de Comb.
G.O., Comb. R. en Comb. P. bedienen de gedeelde vrije combinatie,
3 8 HET ORGEL 2013 | nummer 1 de knop ‘Réunion’ verenigt deze drie vrije combinatieknoppen. Met
de knop ‘sInter’ wordt bepaald of de schakelaars van de handregisters
en vrije combinatie tegelijk in werking zijn (ingedrukt) of afwisselend
(niet ingedrukt). De Tutti-knop schakelt de sub- en superkoppels niet
in. De registerwippers bevinden zich in een horizontale rij boven de
handklavieren; die van het Grand Orgue zijn wit, van het Récit roze
en van het Pédale groen. De namen zijn in zwarte inkt gegraveerd
op witte ronde porseleinen plaatjes met gouden bies. De kunststof
knopjes van de vrije combinatie vormen een tweede horizontale rij.
Daarboven is de aanwijzer van het Generaal Crescendo geplaatst.

Reil plaatste een nieuwe ventilator in een grenen dempkist en voegde
een grote bestaande en gerestaureerde magazijnbalg met in- en uit-
slaande vouw uit eigen voorraad toe. De bestaande drie mahonie re-
gulateurbalgen zijn opnieuw beleerd. In de kanalisatie naar ieder werk
kwam een grenen schokbalg.

De windladen zijn hersteld: pakkingen vernieuwd alsmede de wip-
magneten, bekabeling, membranen en conductaansluitingen. De
balgjes (Pédale) zijn van nieuw leer voorzien. De bevestigingen en on-
dersteuning van de lagering van de windladen zijn aangepast en deels
vernieuwd. De roosterbevestigingen en hangers zijn verstevigd, de
pijproosters van het Pédale aangepast na verwijdering van de trans-
missies van 1948.

De windladen van de manuaalwerken zijn uitgevoerd als voetjes- of
veermembraanladen. In de laden zijn metalen platen aangebracht om


verschillende drukken te kunnen creëren voor de labialen en tong-
werken. Direct achter de krans van het front liggen de laden van het
Grand Orgue (C-lade links, Cis-lade rechts, grootste pijpen aan de
zijkanten), dan volgt een stempad en daarna de laden van het Récit
(C-lade links en Cis-lade rechts, grootste pijpen aan de zijkanten). In
de onderkas zijn op vloerniveau afgevoerde laden gesitueerd met de
grootste pijpen van de Bourdon 16’ en de Flûte harmonique 8’ van het
Grand Orgue. De grootste pijpen van de Diapason 8’ en de Flûte tra-
verse 8’ van het Récit staan opgesteld langs de zij- en achterwand van
de crescendokast. In de onderkas zijn eveneens op vloerniveau de pe-
daalladen geplaatst (links Cis-lade en rechts C-lade, de grootste pijpen
in het midden). Deze originele laden zijn uitgevoerd als Taschenladen.
Het pedaalpijpwerk vormt de achterwand van de onderkas.

Het pijpwerk is gereinigd en opgevormd, beschadigingen hersteld, leer
en vilt van gedekten vervangen. Het kleurverschil tussen het originele
frontpijpwerk in het bovenste middenveld en de frontpijpen van 1948
is verkleind door alle frontpijpen licht te schuren, te beugelen en te
polijsten.
CEES VAN DER POEL

Bron: Rogér van Dijk en Marcel Verheggen, De restauratie van het
Dalstein & Haerpfer orgel in de kerk van Onze Lieve Vrouw Visitatie
te Budel, Heerlen/De Bilt mei 2011 (eindrapport welwillend door de
auteurs ter beschikking gesteld)

ST.-NICOLAASGA, ST.-NICOLAASKERK Het Ypma-orgel in de St.-Nicolaaskerk te St.-Nicolaasga | Foto: Ton van Eck
In St.-Nicolaasga, door de inwoners St.-Nyk genoemd, is een neogo-
tische kruisbasiliek te vinden die gebouwd is in 1887. Architect was werd de dispositie gewijzigd: de Cornet werd vervangen door een
de Fries Jan Doedes van der Weide. De 61 meter hoge toren is al van Fernfluit 8’ D, de Gemshoorn 2’ door een Violon 8’. Tevens brachten
verre te zien. ze een kleine wijziging aan in de onderkas.
De huidige kerk verving een kerkgebouw uit 1833. In de archieven is Na deze wijziging bleef het instrument ongemoeid, totdat het in 1922
te lezen dat vervanging van die kerk noodzakelijk was: ‘het kerkge- vervangen werd door een nieuw instrument van orgelmaker Th. Jos.
bouw kon de gelovigen niet meer bevatten’. De vorige kerk beschikte Vermeulen uit Alkmaar. Het Adema-orgel werd door H.W. Flentrop
over een orgel uit 1858, gebouwd door de Gebroeders Carel en Piet geplaatst in de Hervormde Kerk van Oost-Knollendam. Daarbij werd
Adema uit Leeuwarden. Dat instrument stond op een balustrade op- ook de dispositie aangepast: op het Positief voegde hij een Tremolo
gesteld en had de volgende dispositie: toe en hij wijzigde de Violon 8’ in een Celeste 8’, waarschijnlijk door
de pijpen zwevend te stemmen. In 1967, twee jaar na de sluiting
Manuaal (I C-f3) Positief (C-f3) van dit kerkgebouw, plaatste zijn zoon Dirk Andries Flentrop het
Bourdon 16’ Holfluit 8’ instrument, na restauratie, in de hervormde Goede Herderkerk in
Prestant 8’ Viola 8’ Terneuzen. Daarbij vernieuwde hij de windvoorziening, verwijderde
Octaaf 4’ Roerfluit 4’ hij de Tremolo op het Positief en maakte hij de registerwijzigingen uit
Quint 3’ Gemshoorn 2’ 1888 en 1928 ongedaan. Thans is het nog het enige orgel van de Gebr.
Octaaf 2’ Adema met achterkantbespeling.
Cornet 5 st. D (v.a. c¹)
Vanaf 1897 werkte Th. Jos. Vermeulen bij de weduwe van Lodewijk
Pedaal (C-c1) Ypma te Alkmaar, die na het overlijden van haar man in 1887 de or-
Aangehangen gelmakerij voortzette. In 1900 ging zij met Vermeulen een compag-
nonschap aan, dat duurde tot haar overlijden in 1902. Daarna kwam
Werktuiglijke registers de leiding in handen van Th. Jos. Vermeulen die nog ruim twintig jaar
Manuaalkoppel de naam ‘Fa. Ypma’ voerde.
In tegenstelling tot het mechanische Adema-orgel was het door
Na de bouw van de huidige kerk brachten Carel Adema en zijn zonen Vermeulen geleverde instrument voorzien van een pneumatische
Lambertus en Sybrandus het instrument over naar het huidige kerk-
gebouw; het kreeg een plaats op een tribune. Tijdens deze plaatsing 3 9HET ORGEL 2013 | nummer 1


Dispositie orgel in de St.-Nicolaaskerk te St.-Nicolaasga

Het pijpwerk stamt uit 1870, tenzij anders vermeld, is open, cilindrisch en van orgelmetaal. Houten pijpen zijn van wagenschot
eiken. Het open metalen pijpwerk heeft geritste spitsbooglabia en rondgeritste onderlabia. De gedekte metalen pijpen hebben
rondgeritste boven- en onderlabia en zijbaarden; de kleinste metalen pijpen hebben bijgedrukte labia.

Hoofdmanuaal (C-f³)

Prestant 8’ C-e in het front, f-h afgevoerd tussen beide ladedelen, vanaf c¹ op de lade; f-h twee stemkrullen per pijp, c¹-f²

een stemkrul, fis²-f³ zonder steminrichting

Salicet 8’ C-H gecombineerd met Prestant 8’; c-cis² expressions, d²-f³ een stemkrul (mogelijk later ingekort)

Bourdon 16’ gedekt ; C-h eiken, afgevoerd; c¹-f³ metaal, op de lade

Holpijp 8’ C-H eiken, afgevoerd, c-f³ metaal, op de lade

Cornet 4 sterk vanaf c¹; samenstelling: 8 - 4 - 22/3 - 13/5

8-koor: gedekt

4-koor: c¹-a¹ stemkrul, bes¹-f³ zonder steminrichting

2²/3-koor zonder steminrichting
13/5-koor zonder steminrichting

Octaaf 4’ C-g twee stemkrullen, gis-dis¹ een stemkrul, e¹-f³ zonder steminrichting

Quint 3’ C-B twee stemkrullen, H-a een stemkrul, h-f³ zonder steminrichting

Fluit 4’ C-c² gedekt; cis²-f³ open, conisch, zonder steminrichting.

Octaaf 2’ C-F twee stemkrullen, Fis-h een stemkrul, c¹-f³ zonder steminrichting

Mixtuur 2-3-4 st. in werkelijkheid 2-5 sterk:

C 2 11/3

c 2²/3 2 11/3

c¹ 4 2²/3 2 11/3

c² 51/3 4 2²/3 2

c³ 8 51/3 4 2²/3 2


11/3- koor: C-Gis een stemkrul, A-h¹ zonder steminrichting

2 - koor: C-F twee stemkrullen, Fis-h een stemkrul, c¹-f³ zonder steminrichting

22/3-koor: c-gis een stemkrul, a-f³ zonder steminrichting

4-koor: c¹-dis¹ een stemkrul, e¹-f³ zonder steminrichting

51/3-koor: c²-f³ zonder steminrichting

8-koor: c³-f³ zonder steminrichting

Trompet 8’ metalen stevels met tinnen banden, mahonie koppen, messing kelen, trechtervormige orgelmetalen bekers

Bovenwerk (C-f³) C-E gecombineerd met de Bourdon 8’, F-fis in het front; g-f³ op de lade, g-h twee stemkrullen, c¹-h² een
Prestant 8’ stemkrul, c³-f³ zonder steminrichting
C-H gecombineerd met de Bourdon 8’, c-f³ stemkrullen (mogelijk ingekort waardoor de expressions zijn
Viola di Gamba 8’ verdwenen)
gedekt; C-H eiken; c-f³ metaal
Bourdon 8’ C-c² roergedekt, cis²-f³ open conisch, cis² uit 1962, d²-f³ is oorspronkelijk cis²-e³
Roerfluit 4’ 2011, gereconstrueerd; C-h¹ gedekt; c²-f³ open conisch, zonder steminrichting
Quintfluit 3’ open, conisch, zonder steminrichting; C draagt de inscriptie: Gemshoorn 2vt
Speelfluit 2’ 1962,metalen stevels en bekers,loden koppen,messing kelen;bekers cilindrisch met conisch ondergedeelte;
Dulciaan 8’ dekseltjes met deels geopende klepjes

Pedaal C-d¹ 1922; C-d¹ grenen
Subbas 16’ ca. 1900, geperste labia, expressions
Prestant 8’ ca. 1900, geperste labia, expressions
Octaaf 4’ 1975; houten stevels; bekers orgelmetaal
Bazuin 16’

Werktuiglijke registers

Klavierkoppel 1870

Pedaalkoppel 1975

Tremulant 2010 reconstructie van de oorspronkelijke kanaaltremulant

Calcant 1870 Ventiel – deze oude knop is hiervoor gebruikt

Toonhoogte a1 = 438 Hz bij 17º C
Winddruk hoofdbalg (Hoofdmanuaal en Bovenwerk): 85 mm Wk; regulateur Pedaal: 94 mm Wk
Stemming evenredig zwevend

4 0 HET ORGEL 2013 | nummer 1


tractuur. Ook was het uitgerust met kegelladen in plaats van de klas- (namens de Katholieke Klokken- en Orgelraad), die tevens het instru-
sieke sleepladen. De dispositie was als volgt: ment bij de ingebruikneming op zondag 27 mei voor en na het Lof
bespeelde.
Manuaal (I, C-f³) Zwelwerk (II, C-f³) In 1968 werd het besluit genomen dat de St.-Jacobuskerk moest slui-
ten wegens plannen voor een nieuw te bouwen kerk. In 1971 volgde
Bourdon 16’ Solofluit 8’ de demontage en opslag van het Ypma-orgel in afwachting van plaat-
sing in het nieuwe kerkgebouw. Daar bleek uiteindelijk geen plaats te
Prestant 8’ Viola di Gamba 8’ zijn voor het orgel. Het instrument kwam daardoor beschikbaar voor
plaatsing elders.
Fluit harmoniek 8’ Voix céleste 8’ Nadat de parochie van St.-Nicolaasga het orgel van Akersloot had
aangekocht, ontving orgelbouwer Vermeulen te Alkmaar, bij wie het
Dolce 8’ Holpijp 8’ lag opgeslagen, de opdracht het instrument in de St.-Nicolaaskerk op
te stellen. Tijdens deze overplaatsing werd het instrument uitgebreid
Octaaf 4’ Flûte octaviante 4’ met een vrij pedaal, waarvan de windlade geplaatst werd achter de
hoofdkas. Ook wijzigde Vermeulen de Quint 11/3’ van het Bovenwerk
Mixtuur 2-4 sterk Piccolo 2’ in een Flageolet 1’.
Ook de oorspronkelijke magazijnbalg met dubbele vouw werd ver-
Trompet 8’ Basson-Hobo 8’ vangen door drie nieuwe, kleinere exemplaren met een enkele vouw
en met spiraalveren in plaats van gewichten, voor elk werk één. De
Tremolo reden zal mede geweest zijn dat om het orgel in de St. Nicolaaskerk
te kunnen plaatsen, de kas op een aantal punten moest worden gewij-
Pedaal (C-d¹) zigd. Gezien de breedte van de scheidingsboog tussen de torenkamer
Subbas 16’ en het schip van de kerk moest de claviatuur naar het midden worden
Fluitbas 8’ verplaatst, waardoor zowel de toets- als de registertractuur moesten
Fagot 16’ worden aangepast. Gevolg van de verplaatsing van de claviatuur was
dat de beide buitenste panelen van de onderkas grotendeels moesten
Speelhulpen: I+II, P+I, P+II, I+I 4’, I+II 16’ verdwijnen, aan de linkerzijde om de organist de mogelijkheid te bie-
Drukknoppen: Autom. pedaal, MF-F-FF-T, Oplosser den zijn blik ook naar het altaar te richten, en aan de rechterzijde om
Balanstrede voor het Zwelwerk een doorgang te creëren tussen de ruimte in de toren achter het orgel
en de tribune.Ook deze verplaatsing vond plaats onder advies van P.J.
Het orgel werd op 17 december 1922 om 14.00 uur ingewijd door de Bruijn.
Pastoor J. Bentla, waarna het Lof volgde. De inspeling daarna werd De ingebruikneming volgde op 11 mei 1975 ’s avonds. Nadat pastoor
verzorgd door Willem van Kalmthout uit Tilburg met werken van R.H.F. Hegge een welkomstwoord en het inzegeningsgebed had uitge-
Edward Elgar, Otto Malling, César Franck, Charles-Marie Widor en sproken, volgde een bespeling door Albert de Klerk. Op zijn program-
Alexandre Guilmant. ma stonden werken van Alexandre Boëly, Giambattista Martini, Carl
Een halve eeuw na de plaatsing van het Ypma/Vermeulen-orgel was Philipp Emanuel Bach, Wolfgang Amadeus Mozart en Joseph Haydn,
dit instrument toe aan groot onderhoud. Toen de parochie voor de en een improvisatie van de concertgever.
keuze stond, herstel of vervanging, bleek het uit 1870 daterende
Ypma-orgel van de rooms-katholieke St.-Jacobuskerk te Akersloot Men was van meet af aan toch ietwat ongelukkig over de klank en de
beschikbaar te zijn en koos het kerkbestuur in St-Nicolaasga voor de akoestiek: te zwak en onsamenhangend. Het verhogen van de wind-
aanschaf daarvan. druk (van 75 naar 85 mm Wk) werd gezien als één van de mogelijke
In Akersloot wendde men zich in 1868 of 1869 tot de in het Alkmaar oplossingen. Daarnaast kreeg het orgel een nieuwe achterwand en
gevestigde orgelmaker Lodewijk Ypma voor de bouw van een nieuw een nieuw grenen dak en vervaardigde men een koof achter het or-
instrument. Volgens het contract, waarin ook de oorspronkelijke dis- gel. In klimatologisch opzicht werd het instrument hierdoor beter be-
positie is te vinden, kostte het orgel ƒ 4.000 en zou het op 1 augustus schermd en werd er wel enig positief resultaat geboekt, maar de klank
1870 moeten worden opgeleverd. bleef nog steeds onbevredigend.
Het orgel was voorzien van een gesneden neogotisch front en had twee In de loop der jaren ging ook de conditie van de windladen achteruit
klavieren (Hoofdmanuaal en Bovenwerk) met elk 54 toetsen (C-f³), en en raakte het orgel vervuild. Dit vormde de aanleiding tot een totale
een aangehangen pedaal met 25 toetsen (C-c¹). De kas was een werk- aanpak van zowel de technische als de akoestische problemen.
stuk van Frans Kuipers te ’s-Hertogenbosch. Kuipers was werkzaam In het jaar 2000 werd Ton van Eck aangesteld als adviseur namens de
voor het atelier van Louis Veneman aldaar, die het overige meubilair Katholieke Klokken- en Orgelraad. Er werd een akoestisch onderzoek
van de St.-Jacobuskerk leverde. De ebbenhouten registerknoppen uitgevoerd door Wim Raven uit Linschoten. Uit zijn rapport bleek dat,
werden gedraaid door C. Fischer, ‘kunstdraaier te Amsterdam’, en de mede omdat het kerkgebouw van rijkswege was beschermd en omdat
registerplaatjes werden beschilderd door de eveneens in Amsterdam het orgel relatief hoog was opgesteld, de mogelijkheden om de klank-
gevestigde porseleinschilder Jos Hooghard. uitstraling van het instrument naar beneden in het schip te verbeteren
Op een onbekend moment, vermoedelijk ergens tussen 1910 en 1940,
verdween de Quintfluit 3’ van het Bovenwerk ten gunste van een Voix 4 1HET ORGEL 2013 | nummer 1
Céleste 8’. In 1962 voerde Vermeulen te Alkmaar een schoonmaak-
en herstelbeurt uit, waarbij niet alleen de windladen werden gerestau-
reerd, maar ook de dispositie van het Bovenwerk werd gewijzigd: de
later aangebrachte Voix Céleste 8’ werd vervangen door een Quint
11/3’, tevens werd een Dulciaan 8’ toegevoegd op een kantsleep. De
werkzaamheden vonden plaats onder advies van pastoor P.J. de Bruijn


beperkt waren. Uit onderzoek aan het instrument zelf bleek tevens toon. De verdwenen Quintfluit 3’ is gereconstrueerd met behulp van
dat er een klankverbetering zou kunnen worden verwacht door een enkele door de adviseur aangedragen gegevens, de constructieringen
aantal ingrepen uit 1962 en 1975 terug te draaien, zoals de telescoop- op de pijpstok, die tevoorschijn kwamen na de verwijdering van de
veren in de pijpstok en de intonatiewijzigingen. opdik, en de maatvoering van de overige fluitregisters. Voor dit regis-
Orgelmakerij Bakker & Timmenga BV uit Leeuwarden, die het instru- ter is een nieuw, porseleinen registerplaatje in stijl vervaardigd. Ondanks
ment in onderhoud had, voerde hierbij een proef uit om een indruk de aanvankelijke plannen om de Dulciaan 8’ van het Bovenwerk uit
te krijgen van het effect van herintonatie. Van enkele pijpen van één 1962 te vervangen door een Clarinet 8’ naar het voorbeeld van het
van de prestantregisters van het Hoofdmanuaal werden de intonatie- gelijknamige register in het Ypma-orgel te Langeraar, is, mede in
ingrepen uit 1975 ongedaan gemaakt en ze werden geïntoneerd als in verband met de hoge kosten, die niet subsidiabel waren, besloten de
de negentiende-eeuwse traditie. De draagkracht van deze pijpen bleek Dulciaan te handhaven en qua intonatie aan te passen.
ten opzichte van die van de omringende pijpen toegenomen. Een ge- Op zondag 24 april 2011, Eerste Paasdag, is het orgel tijdens een
lijksoortig, iets jonger Ypma-orgel in een akoestisch slechtere ruimte, feestelijke viering in gebruik genomen. Zaterdag 7 mei 2011 heeft de
namelijk het instrument in de rooms-katholieke H.-Adrianuskerk te officiële inspeling van het gerestaureerde orgel plaatsgevonden door
Langeraar uit 1875, dat qua intonatie niet was gewijzigd, kon dienen middel van een concert, gegeven door de adviseur.
als referentie. Dat orgel had, zeker na de laatste restauratie van de HENK DE VRIES
windladen, bewezen dat ook in St.-Nicolaasga de totaalklank draag-
krachtiger zou kunnen worden dan deze op dat moment was. Bronnen: Rapport Ton van Eck, (2007); Ton van Eck, Orgels in de
Na de proefneming stelde adviseur Van Eck een restauratieplan op. Rooms-katholieke kerken van Sint-Nicolaasga (Sint-Nicolaasga 2011);
Orgelmakerij Bakker & Timmenga BV kreeg de opdracht het Ypma- mededelingen Ton van Eck; Het Historische Orgel (2003) deel 1858-
orgel te restaureren. 1865 (Amsterdam 2003) 77-79; Het Historische Orgel (2004) deel
In 2010 is het orgel gedemonteerd. De kas is tijdens de restauratie 1865-1872 (Amsterdam 2004) 356-358.
verhoogd, door het geheel op een 30 cm hoge sokkel te plaatsen om h t t p : / / w w w. a l d e f r y s k e t s j e r k e n . n l / k e r k b e s c h r i j v i n g e n / S /
zo aan de rechterzijde een onderdoorgang te kunnen realiseren. St.Nicolaasga2010.pdf (Geraadpleegd: 10 november 2012)
Voor aanvang van de restauratie was de winddruk ongeveer 87 mm. h t t p : / / w w w. r e l i w i k i . n l / i n d e x . p h p ? t i t l e = S i n t _ N i c o l a a s g a , _
Enkele jaren na de plaatsing in St.-Nicolaasga was deze al verhoogd Kerkstraat_14_-_Nicolaas (Geraadpleegd: 10 november 2012)
op advies van J.J. van der Harst. Uit gegevens rond Ypma is bekend
dat Dirk Sjoerds Ypma in Leimuiden in 1856 al 35 graden voorstelde, MONNICKENDAM, GROTE KERK
wat overeenkomt met zo’n 88 mm Wk. Dit leidde tot de conclusie dat Tijdens het laatste weekeinde van mei 2011 is in Monnickendam
ook in St.-Nicolaasga de oorspronkelijke winddruk zeker niet zo laag het gerestaureerde Gerstenhauer-orgel (1780) in gebruik genomen.
is geweest als de 75 mm waarvoor men in 1975 had gekozen. Bij de De keuze voor het uitgangspunt is gebaseerd op de historie van het
huidige restauratie werd, na enkele experimenten, de winddruk proef- instrument. De unieke neogotische vormgeving heeft geleid tot een
ondervindelijk vastgesteld op 85 mm Wk. plaatsing van de speeltafel dwars onder het orgel, met een complexe
De oorspronkelijke magazijnbalg met in- en uitslaande vouw was in aanleg van tractuur tot gevolg. De hoge kosten voor de instandhou-
1975 vervangen door drie kleinere exemplaren met een enkele vouw ding direct na de bouw doen vermoeden dat het orgel van begin af aan
en met spiraalveren in plaats van gewichten. De aanwezige balgen problemen gegeven heeft. Van de werkzaamheden in de negentiende
voor het Hoofdmanuaal en het Bovenwerk werden vervangen door eeuw zijn die door orgelmaker Pieter Flaes in 1859-1860 het omvang-
een gebruikte magazijnbalg van voldoende grootte met in- en uit- rijkst. Een eeuw later hebben kerkrestauraties, zoals op zoveel plaat-
slaande vouw en ondergelegen magazijn uit de voorraad van de orgel- sen, hun invloed op de plaatsing van de balgen. Was de tractuur vanuit
maker, die deze balg geheel heeft gerestaureerd. Tevens is de kanalisa- (speel)technisch opzicht al niet gunstig, het in 1974 hoger plaatsen
tie, vanaf 1975 wetsaflex buis, vervangen door nieuwe eiken kanalen. van de balgen leidde tot een problematische windvoorziening.
De tremulant is vervangen door een nieuw exemplaar, vervaardigd
naar het voorbeeld van Ypma. De restauratie had de door Flaes gecreëerde situatie van 1859 als uit-
De windladen zijn geheel gedemonteerd en gerestaureerd. De in 1962 gangspunt. Aanpassingen uit later tijd die in kwalitatief opzicht niet als
aan de onderzijde van de pijpstokken aangebrachte verende hulzen dissonant werden ervaren, zijn gehandhaafd. Omdat de bouwhisto-
en ringen zijn verwijderd, de opgeboorde gaten gestopt en weer in rie aanleiding geeft te veronderstellen dat het technisch functioneren
de oorspronkelijke diameter geboord. Daarna zijn onder de stokken nooit optimaal is geweest, zijn wat betreft de windinlaat in de bas en-
en op de inmiddels met leer beklede bovenzijde van de lade geweven kele reversibele concessies gedaan aan het historische concept. Ook is
viltringen aangebracht om eventuele negatieve invloeden vanwege de de registratuur van het pedaal voorzien van contragewichten en – ge-
wisselende klimatologische omstandigheden op te vangen. De westaflex ïnspireerd door al aangebrachte voorbeelden van Flaes – versoepelen
conducten zijn vervangen door loodconducten. nieuwe bladveren de mechaniek van de manuaalregisters. Het pijp-
Het volledige pijpwerk is schoongemaakt en waar nodig hersteld. De werk liet, enkele opsneden van de Quintadeen 8’ (Bovenwerk) daar-
intonatiemethode van de jaren zeventig uit de vorige eeuw, die onder gelaten, een winddrukverlaging van vijf millimeter toe (van 98 naar 93
invloed stond van de neobarok, werd ongedaan gemaakt. Hiervoor mm Wk), waarmee de huidige winddruk waarschijnlijk overeenkomt
kwam in de plaats een intonatie passend bij het klankbeeld van de ne- met de ‘36 graden’ (Rijnlandse voet) die het orgel in 1780 had.
gentiende eeuw: een toonvorming met meer draagkracht en grond-

4 2 HET ORGEL 2013 | nummer 1


4 3HET ORGEL 2013 | nummer 1


Dispositie van het orgel in de Grote Kerk te Monnickendam

Hoofdwerk (C-d3) Bovenwerk (C-d3)
Prestant 16’ (1780) Bourdon 16’ (1525, 1640, 1780, 19e eeuw)
Prestant 8’ (1780, 1859) Baarpijp 8’ (1780)
Fournituur II D (1525, 1640, 1780, 18e en 19e eeuw) Prestant 8’ (1780)
Roerfluit 8’ (1780, 1974) Quintadeen 8’ (vrijwel geheel 1780, C-G# met Holpijp)
Viola di Gamba 8’ (af c, 1974, herintonatie 2011) Holpijp 8’ (vrijwel geheel 1780)
Octaaf 4’ (1525, 1780) Fluit travers 8’ D (1780)
Quint 3’ (1780) Salicionaal 4’ (2011)
Octaaf 2’ (1525, 1780) Octaaf 4’ (vrijwel geheel 1780)
Sifflet 1’ (1780, 1859) Roerfluit 4’ (1640, 1780, 1859)
Terts 13/5’ B/D (1525, 1640, 19e eeuw) Octaaf 2’ (1525, 1640, 1780, 1859)
Cornet IV D (1780, 1859) Sesquialter II D (1525, 1640)
Mixtuur IV/V B/D (1525, 1640, 1780, 1859 en later) Woudfluit 2’ (1974)
Quinta 6 D (1525, 1859) Gemshoorn 2’ (vrijwel geheel 1780)
Quintina II B (16e eeuw, 1525, 19e eeuw) Flageolet 1’ (1780)
Sesquialter II D (1525, 18e eeuw, 19e eeuw) Voxhumana 8’ (vrijwel geheel 1778)
Trompet 16’ B/D (1780)
Trompet 8’ B/D (1780)

Pedaal (C-d1)
Octaaf 8’ (1525, 1780, 1859, 1974)
Subbas 16’ (1780)
Bazuin 16’ (1780)
Trompet 8’ (grotendeels 1780)

Tremulant (inliggend) HW (1974)
Tremulant (opliggend) BW (1974)
Windlosser, calcantenklok en 3 afsluitingen sinds 1974 buiten gebruik
Klavierkoppel (1860)
Pedaalkoppel (2011)
Nihil

4 spaanbalgen
Winddruk 93 mm WK
a1 = 441,5 Hz bij 16o C
Temperatuur: Neidhardt II

Vulstemmen: 2/3
Fournituur: 8’ (gedekt), 4’
Cornet: 4’, 22/3’, 2’, 13/5’
Mixtuur: C 2 11/3 1
c 4 22/3 2 11/3
c1 8 51/3 4 22/3
c2 8 51/3 4 22/3 2
Quintina: 22/3’, 11/3’
Sesquialter: 22/3’, 13/5’

4 4 HET ORGEL 2013 | nummer 1


Claviatuur orgel te Monninckendam | Foto: Jan Smelik SNEEK, MARTINIKERK
In 1986-1988 werd het Schnitger-orgel (1711) in de Martinkerk van
De combinatie van complexe tractuur, instabiele wind en het uitblij- Sneek gerestaureerd. Uitgangspunt bij deze restauratie was de situatie
ven van grote restauraties – tijdens de door De Koff begonnen en in van het orgel zoals die in 1898 door L. van Dam tot stand was gebracht.
1974 door Flentrop afgeronde restauratie konden alleen de hoogst Wel werd een nieuw Rugwerk gebouwd, waavan in 1898 alleen het
noodzakelijke werkzaamheden plaatsvinden – zorgden ervoor dat de front bewaard was gebleven. Na deze restauratie sloot de klank van
in aanleg al zware speeltractuur berucht werd, en de stemming en re- het Hoofdwerk beter aan bij die van het Bovenwerk dan bij die van
gistratuur onbetrouwbaar. Zo goed en zo kwaad als het ging werd het het Rugwerk, wat voor de speelpraktijk echter juist wenselijk zou
orgel bespeelbaar gehouden door orgelbouwer Maarten Oranje. zijn. In overleg met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed werd in
2012 een plan gemaakt om deze situatie te verbeteren. De verbetering
Vanaf 2004 kwam een vollediger restauratie dichterbij. Dirk Bakker bestond hieruit dat de Schnitger-registers Prestant 8’ en Octaaf 4’ van
maakte een technisch rapport met restauratieplan en de opdracht tot het Hoofdwerk weer teruggebracht werden in hun oorspronkelijke
restauratie ging naar Orgelmakers Reil (Heerde). Een belangrijke fi- staat. Van Dam had deze registers in 1898 namelijk deels (te weten
nanciële impuls werd gegeven door ‘de achterstandsregeling’ (2007) de frontpijpen) buiten werking gesteld en deels verlengd en voorzien
en Reil leverde het orgel in 2011 op. Tijdens de restauratie werd dank- van expressions.
baar gebruik gemaakt van de uitkomsten van onderzoek waarmee Het werk werd in 2011 uitgevoerd door Orgelmakerij Bakker &
Gerard Verloop in 1996 begonnen was. Timmenga, onder adviseurschap van Theo Jellema.
Uit dit onderzoek is gebleken dat ruim 400 pijpen, waarvan 33 voor- JAN SMELIK
malige frontpijpen, afkomstig zijn uit een eerder orgel dat al rond
1525 in de kerk moet zijn opgesteld. Ander pijpwerk is gemaakt in de Bronnen: Jan Jongepier, ‘Het orgel in de Martinikerk te Sneek’, Het
periode dat Van Hagerbeer in Monnickendam werkte (1638-1640). Orgel 85/4 (april 1989) 187-196; Theo Jellema, ‘Het Sneker Arp
Net als bij andere orgels heeft Gerstenhauer (een deel van het) pijp- Schnitgerorgel’, 300 jaar Arp Schnitgerorgel in de Grote of Martinikerk
werk door anderen laten maken, onder wie in ieder geval Johannes te Sneek 1711-2011 (z.p. z.j) 8-12.
Mitterreither (1733-1800) en Johannes Spoorman (1751-1807).
Het gerestaureerde orgel klinkt inmiddels weer tijdens diensten en MEDEDELING VAN DE REDACTIE
concerten. Dankzij publicaties in woord en klank geeft het instrument Omdat de hoeveelheid berichten voor de rubriek Orgelbouwnieuws
belangrijke impulsen aan de lokale orgelcultuur. zich al enige tijd ophoopt, heeft de redactie besloten het aantal
JAAP JAN STEENSMA medewerkers voor deze rubriek uit te breiden. De redactie
heeft Jaap Jan Steensma uit Zeist bereid gevonden om voortaan
Bronnen: Maarten Seijbel, De Orgelpracht van de Nederlandse bijdragen voor deze rubriek te schrijven. Steensma studeerde
Steden 1 (2003), verkrijgbaar bij het secretariaat van de Stichting Muziekwetenschap aan de Universiteit van Utrecht en volgt
tot Behoud van het Nederlandse Orgel ([email protected]); momenteel tevens de Landelijke Opleiding Tot Orgeladviseur.
Gerard Verloop, tiendelige serie Rondom het orgel van Monnickendam. Ook vanaf deze plaats heten we hem van harte welkom.
Verkrijgbaar bij Stichting Collectie Verloop (Vincent van Goghlaan 29,
1741 JR, Schagen ([email protected])); Dirk Bakker, Hans Reil 4 5HET ORGEL 2013 | nummer 1
en Jan Koelewijn, Het herboren orgel van de Grote Kerk Monnickendam
(2011). Brochure verkrijgbaar via de contactpagina van de website
van de kerk; Mededelingen Dirk Bakker.

Het orgel te Monninckendam | Foto: Jan Smelik


Bernhard Billeter, Bachs Klavier- Bachs Klavier- und Orgelmusik de term ‘Clavier’, die ook in Bachs tijd in
und Orgelmusik. Het wervende inlegvel van de uitgever dat zwang was om naar een instrument met
Winterthur: Amadeus Verlag 2011. het kloeke boek van Bernhard Billeter kort toetsen in het algemeen te verwijzen. Zo
Gebonden introduceert, vermeldt: ‘Das Buch schließt schreef Bach zelf bijvoorbeeld een drie-
805 pp. seit dem Erscheinen von Hermann Kellers delige (geen vierdelige!) Clavier=Übung,
Bestelnummer: BP 2187. Standardwerken vor sechzig Jahren im unü- waarvoor hij zowel het klavecimbel als het
ISBN: 978-3-905786-09-5. bersehbar grossen Schrifttum über Johann orgel (in het derde deel) op het oog had.
Prijs: € 68,- Sebastian Bach eine Lücke’. Deze mede- Billeter stelt ter verantwoording van zijn
Bestellen: www.amadeusmusic.ch deling blijkt – na bestudering van de mo- keuze vast (p. 16): ‘Bachs Frühwerke sind
nografie – veel meer informatie te bevat- in einem bisher nicht beachteten Ausmaß
ten dan men op het eerste gezicht wellicht Claviermusik; eine Trennung würde die
zou denken. Het betreft hier, net zozeer als geschichtlichen Zusammenhänge gröblich
dit voor de titel van de publicatie geldt, in verfälschen.’ Blijkbaar heeft hij niet hele-
feite een onthulling die inzicht biedt in het maal begrepen dat de term ‘Claviermusik’
denken en werken van de auteur. Deze was een dergelijke scheiding per definitie nu juist
tot zijn pensionering werkzaam als docent net uitsluit. Enkele regels verder vervolgt
orgel, Hammerflügel, clavichord en uit- hij: ‘Vorliegendes Buch trägt dem Umstand
voeringspraktijk aan de Musikhochschule Rechnung, daß immer mehr Pianisten sich
Zürich. Daarnaast was hij in dezelfde plaats für die Orgel interessieren und umgekehrt.’
werkzaam als kerkorganist en had hij er Het ontgaat mij hoe dit gegeven (voor zo-
een functie als docent aan de universiteit. ver het überhaupt een gegeven is) als argu-
In de jaren negentig speelde hij volgens het ment voor een anachronistische titel zou
genoemde inlegvel ‘einen Zyklus mit sämt- kunnen gelden. Vervolgens blijkt dat de
lichen Werken für Tasteninstrumente von zes hoofddelen van het boek in hoofdzaak
J.S. Bach in 42 Programmen, geboten auf chronologisch zijn geordend, maar dat het
Clavichord, Cembalo und Orgel’. Voorwaar eerste hoofddeel dan verrassend als titel
een prestatie. Hiermee is ook duidelijk dat heeft: ‘Zur Aufführungspraxis Bach’scher
we te maken hebben met iemand die zowel Claviermusik’. Binnen dit deel worden zo-
een musicologische als een muziekprakti- wel de termen ‘Klaviermusik’ (I.2) als ‘Or-
sche achtergrond heeft. gelmusik’ (I.3) gehanteerd, naast de term
‘Tasteninstrumente’ die ook het genoemde
Dit alles wetende is de misleidende titel inlegvel laat zien.
van het boek, die al bij een eerste blik be-
vreemding wekt, des te meer verwonder- Een tweede algemeen probleem is gelegen
lijk. Immers, voor piano (‘Klavier’) heeft in de pretentie dat dit boek in een leemte
Bach – ook al wordt op de radio nog wel zou voorzien, waarbij twee inmiddels zeer
eens melding gemaakt van een concert gedateerde werken van Herman Keller, Die
voor vier piano’s van zijn hand – nooit Orgelwerke Bachs (1948) en Die Klavier-
iets geschreven, en Billeter (die zelf piano werke Bachs (1950), als referentiepunt wor-
heeft gestudeerd) weet dat natuurlijk best. den gekozen. Billeter beschouwt de boeken
Al decennialang is het daarom in de mu- van Keller (vooral) als bedoeld voor de
ziekwetenschap niet meer gebruikelijk om praktische musicus en hij ziet zijn monogra-
Bach en het ‘Klavier’ met elkaar in verband fie in het verlengde daarvan (p. 14). Daar-
te brengen. In plaats daarvan gebruikt men tegenover plaats hij de – in Billeters ogen

4 6 HET ORGEL 2013 | nummer 1


BESPREKINGEN

(vooral) wetenschappelijke – doelstellingen worstelen, komt bijzonder bedrogen uit. De studie wemelt van de fouten, onterechte
van Peter Williams in diens eerste twee de- geïnteresseerde lezer rest niets anders dan suggesties en zaken die als feit worden ge-
len van The Organ Music of J.S Bach (1980), te constateren dat hier sprake lijkt te zijn presenteerd terwijl ze dat niet zijn.
dat in zijn ogen meer vragen oproept dan van een werkwijze die moet maskeren dat
beantwoordt (Billeter lijkt Williams’ werk- Billeter een werkelijk gigantische hoeveel- Doordat Bachs orgelwerken een centraal
wijze ‘te wetenschappelijk’ te vinden) – een heid literatuur nooit heeft gelezen, of, erger deel van mijn eigen onderzoek vormen,
omissie die met Williams’ derde deel uit nog, zelfs het bestaan ervan niet kent. Bil- loop ik steeds weer tegen de constatering
1984 volgens Billeter niet wordt tenietge- leters eigen kennis van zaken schiet ernstig aan dat Billeter zijn huiswerk slecht heeft
daan. Daarmee wekt Billeter de suggestie tekort en verklaart ook zijn werkwijze; van gedaan. Ik zal dit aan de hand van enkele
dat hij zelf die antwoorden wél paraat heeft. het resultaat kan daardoor helaas geens- aan mijn eigen onderzoeksresultaten gere-
Het zijn allemaal nogal boude uitspraken zins gezegd worden dat het in een behoefte lateerde voorbeelden laten zien, zodat de
waarmee de auteur zeer kort door de bocht voorziet. Van een leemte als gesuggereerd lezer zelf kan oordelen.
gaat, evenals met het vermelden van slechts is overigens geen sprake, want juist in de In zijn vijf bladzijdes in beslag nemende
enkele andere publicaties en de mededeling enorme hoeveelheid studies die sinds Keller behandeling van ‘Die Schübler-Choräle’
dat hij van een uitvoerige literatuurlijst af- is verschenen, zijn inmiddels tal van vragen [sic] begint Billeter zijn bespreking daarvan
ziet omdat de lezer van zijn boek beter zou beantwoord en zaken genuanceerd. De tijd als volgt: ‘Möglicherweise ist der Original-
zijn gediend met een kleine selectie dan met dat men monografieën over zeer grote de- druck etwas später als derjenige der Ka-
een lange bibliografie, aangezien degene len van Bachs oeuvre kon schrijven op een nonischen Veränderungen herausgekom-
die werkelijk verder wil zoeken gemakkelijk wijze zoals Keller dat deed, dat wil zeggen men; wir behandeln die Schübler-Choräle
via de voetnoten verdere literatuur zal kun- niet ‘gehinderd’ door het bestaan van tal- trotzdem vorher, da sie auf frühere Werke
nen vinden (p. 15). Dit is een zeer onweten- rijke detailstudies en onderzoeksresultaten zurückgehen’ (p. 778). Billeter deelt mee
schappelijke werkwijze. Met een substanti- van anderen, hebben we thans achter ons dat de eerste druk in 1747 of 1748 ver-
ële bibliografie – deze telt nu slechts ander- gelaten – daarvoor is de wetenschap sinds- scheen, en meent mede op grond van de
halve bladzijde (ter vergelijking: de biblio- dien (gelukkig) te ver gevorderd.1) toewijzing van de pedaalpartij aan het mid-
grafie van Williams uit 2003, die dan nog delste (i.p.v. onderste) systeem in Kommst
uitsluitend de orgelwerken behandelt – zie Tegenover de weldadig aandoende terug- du nun, Jesu, vom Himmel herunter auf Er-
onder – telt er 17)! – zou iedereen gediend houdendheid van Peter Williams, die in den (BWV 650) dat Schübler zelf de bewer-
zijn geweest: juist in geval van een bredere 2003 een geheel gereviseerde tweede editie kingen op aanwijzing van Bach zou hebben
kring van praktisch werkzame musici die van de hierboven genoemde eerste twee gemaakt. En zo volgt de ene onjuistheid de
kennelijk in hoge mate Billeters doelgroep delen van zijn studie The Organ Music of J.S. andere op, want:
is, zal de behoefte bestaan aan een wegwij- Bach het licht deed zien (ook deze editie,
zend overzicht, terwijl de meer academisch die in 2008 al een ‘third printing’ beleefde, • het is feitelijk onjuist, te stellen dat de
geïnteresseerde zal willen weten welke lite- is Billeter getuige zijn literatuuroverzicht en composities op eerder werk terug te voeren
ratuur Billeter zelf heeft geraadpleegd. Ak- verwijzingen in zijn boek totaal ontgaan), zijn: voor Wo soll ich fliehen hin oder: Auf
koord, de Heilige Schrift leert dat degene staat een apodictische betoogtrant van Bil- meinen lieben Gott (BWV 646) bestaat hier-
die zoekt zal vinden (een uitspraak die Bach leter. Zijn stelligheid is niet alleen storend voor geen enkel bewijs. Integendeel: alles
ook kende, getuige zijn niet van humor ont- maar ook misplaatst, met name wanneer spreekt er juist voor dat het hier een nieuw
blote mededeling ‘Quaerendo invenietis’ in blijkt dat hij het veld niet overziet en dat zijn gecomponeerd werk betreft, speciaal ge-
diens Musicalisches Opfer). Wie echter het schreven ten behoeve van deze verzame-
personenregister bij Billeter raadpleegt en, 1) Dit wil niet zeggen dat het schrijven van ling. En deze verzameling dient als zodanig
aldaar teleurgesteld door de begeleidende een monografie onmogelijk zou zijn, maar dit wel degelijk als een nieuw artistiek en in-
mededeling: ‘Auswahl, nur wichtige Beleg- veronderstelt dan wel een zeer grote kennis van tellectueel concept beschouwd te worden,
stellen’, zijn eenzaam pad vervolgt en de de auteur. Het voorbeeld van zo’n geslaagde chronologisch volgend op de Canonische
moeite neemt zich alle voetnoten door te monografie lijkt mij Christoph Wolffs Bach- Veränderungen;
monografie in vervolg op die van Philipp Spitta.
4 7HET ORGEL 2013 | nummer 1


• het is feitelijk onjuist, te stellen dat de Van de vele verdere onjuistheden die we
eerste druk in 1747 of in 1748 verscheen. hier aantreffen noem ik er nog twee die
Christoph Wolff wees er al in 1977 op dat m.i. illustratief zijn voor Billeters wijze van
de Schübler Choräle naar alle waarschijn- opereren. Billeter wijst erop dat in het geval
lijkheid niet vóór 1748 verschenen, en later van BWV 650 de oorspronkelijke tekst uit
onderzoek heeft dit bevestigd; de cantate door Bach is vervangen. De oor-
• de toewijzing van de pedaalpartij aan het spronkelijke tekst luidde:
middelste (i.p.v. onderste) systeem in BWV
650 wijst niet op het (veronderstelde!) feit Lobe den Herren, der alles so herrlich re-
dat Schübler het desbetreffende cantate- gieret
deel in dezelfde ligging zou hebben geko- Der dich auf Adelers Fittichen sicher ge-
pieerd, maar maakt onderdeel uit van een führet.
uitermate weldoordacht bouwplan dat Der dich erhält,
Bach aan deze verzameling ten grondslag Wie es dir selber gefällt;
heeft gelegd, zoals ik zelf al zo’n twintig jaar Hast du nicht dieses verspüret?
geleden voor het eerst heb aangetoond en
later uitvoerig heb uiteengezet in het Ame- Billeter noemt de volgende strofe als de
rikaanse tijdschrift BACH.2) nieuwe tekst, die volgens hem aan de com-
positie ten grondslag ligt:
2) Albert Clement: ‘On the Inner Correlation of the
Six Chorales BWV 645-650 and its Significance’, Kommst du nun Jesu von Himmel herunter
BACH - Journal of the Riemenschneider Bach [auf Erden – deze woorden noemt Billeter
Institute, 34-2 (2003) 1-62. niet]
Soll nun der Himmel und Erde vereiniget

4 8 HET ORGEL 2013 | nummer 1


Bach-beeld bij het Bachhaus te Eisenach | Foto: Jan Smelik werden?
Ewiger Gott! Kann dich mein jammer und
Not
Bringen zu Menschengebärden?

De vlucht van de adelaar werd door door
Bach via guirlandes in de cantate geïllu-
streerd, aldus Billeter, en met dit beeld be-
staat in de nieuwe tekst in zoverre aanslui-
ting dat deze ‘das Bild des Fliegens, das Got-
tes Bewegung auf den Menschen zu und
somit eine unverfängliche Trinitätslehre
ausdrückt’ (p. 782).
Echter, dit beeld wordt in de desbetreffende
strofe in het geheel niet opgeroepen. Chris-
tus kwam, zoals de Bijbel leert, als kind ter
wereld, en niet in de vorm van een vuur of
een windvlaag, zoals de Heilige Geest.
Billeter maakt los van deze Hineininterpre-
tation ook een methodologische fout die
tallozen vóór hem maakten. Het tekstincipit
van een koraal is namelijk per definitie aan
de eerste strofe daarvan ontleend, maar dat
hoeft absoluut niet de strofe te zijn die Bach
bij het componeren van zijn orgelwerken in
het hoofd had – een gegeven waarop de
Groningse hoogleraar Casper Honders al in
de jaren tachtig zeer terecht en met nadruk
heeft gewezen.
In het geval van de Schübler Choräle we-
ten we uit de desbetreffende cantatedelen
precies welke strofen Bach in vier van de
andere werken (want van BWV 646 is ons
zoals gezegd geen origineel uit een cantate
bekend) op het oog had, zodat de sleutel
voor de oplossing zich alleen al daardoor
aanbood.
Als Billeter hier oog voor had gehad, en
als hij daarnaast oog voor de theologische
context had gehad – een context die in zijn
gehele boek pijnlijk afwezig blijft, met alle
gevolgen van dien – was het eenvoudig ge-
weest om vast te stellen dat Bach in werke-
lijkheid de vijfde strofe van dit koraal in het
hoofd moet hebben gehad, aangezien deze

4 9HET ORGEL 2013 | nummer 1


zowel muzikaal-retorisch als thematisch Choräle blijkbaar onbekend is aan Billeter,
naadloos aansluit op zowel de getranscri- et cetera.5)
beerde muziek als het totaalconcept van de Hoe meer men in Billeters monografie leest,
Schübler Choräle: des te meer komt men tot de conclusie hoe
spijtig het is dat Billeter zo vaak onzorgvul-
Führe mich endlich, O Jesu, ins ewige Le- dig in zijn conclusies is. Slechts enkele voor-
ben, beelden van dergelijke opmerkingen, die
Welches du allen, die glauben, versprochen ik in diverse hoofdstukken aan mijn adres
zu geben, tegenkwam, zijn de volgende:
da ich bey Gott, ohne noth, jammer und
Tod, (1) ‘Clement hat Bachs Autorschaft der
ewig in freuden kan schweben.3) Partiten Ach was soll ich Sünder machen an-
gezweifelt wegen des Fehlens von hypoty-
Als Billeter kennis had genomen van mijn posis-Figuren’ (p. 204). Dat heb ik evenwel
studie in BACH, had hij in zijn behandeling nergens gedaan. Mijn twijfel komt voort uit
ervan onder meer een aanzienlijk aantal het, voor zover ik in 1989 kon waarnemen,
fouten kunnen voorkomen en kunnen vast- ontbreken van een relatie tussen tekst en
stellen dat de notatie van BWV 650 onder- muziek in die compositie, gecombineerd
deel uitmaakt van een zeer ingenieus bouw- met een niet bepaald sterk bewijs voor
plan van Bach. Weliswaar blijkt uit zijn mo- Bachs auteurschap vanuit de bronnen.
nografie dat hij van de meeste Engelstalige (2) ‘Leider schießt Clement mit seinen
literatuur geen kennis heeft genomen, maar Zahlenfunden gelegentlich weit über das
ik heb in verkorte vorm mijn bevindingen Ziel; hier aber ist ihm ein Volltreffer ge-
elders ook in het Duits gepubliceerd,4) en glückt’ (p. 603). Ik leer mijn eerstejaars stu-
deze studies zijn Billeter eveneens ontgaan. denten al dat dergelijke, insinuerende losse
Met stijgende verbazing stelt men echter flodders (zowel positief als negatief) in de
vast dat bijvoorbeeld ook belangrijke stu- wetenschap niet passen, maar dat men al-
dies van Robin A. Leaver ontbreken (zijn tijd met argumenten moet komen die bo-
naam ontbreekt in het register), dat de dis- vendien toetsbaar en integer moeten zijn.
sertatie van Anne Leahy over de Leipziger Billeter kiest voor een andere aanpak: een
onwetenschappelijke.
3) Geciteerd naar: Clement, ‘On the Inner (3) Slechts vijf bladzijdes worden aan de
Correlation’, 27. Canonische Veränderungen gewijd. Hoewel
Billeter op pagina 785 schrijft ‘Clement sind
4) Zie resp. Albert Clement: ‘Zum inneren wir bei den Choralpartiten mit durchaus
Zusammenhang der Sechs Choräle BWV 645‑650 brauchbaren Elementen begegnet’, kan
von J.S. Bach und dessen Bedeutung’, in: Das Blut hij – en dat geeft hij eerlijk toe – niet
Jesu und die Lehre von der Versöhnung im Werk begrijpen waarom Bach bij de Canonische
Johann Sebastian Bachs / The Blood of Jesus and the Veränderungen deze in een andere volgorde
Doctrine of Reconciliation in the Works of Johann
Sebastian Bach. Proceedings of the International 5) De dissertatie van Anne Leahy, J.S. Bach’s
Colloquium, Amsterdam, 14‑17 September 1993. ‘Leipzig’ Chorale Preludes: Music, Text, Theology
Royal Netherlands Academy of Arts and Sciences (diss. Utrecht 2002) was sinds het verschijnen
[Verhandeling­ en, Afd. Letterkunde, Nieuwe reeks, ervan beschikbaar in wetenschappelijke kring, en
deel 164] (Amsterdam/ Oxford/ New York/ sinds de bij Scarecrow Press in druk verschenen
Tokyo 1995) 285‑304, en Albert Clement, ‘Bach editie ervan voor iedereen toegankelijk.
als Baumeister: Die Sechs Choräle BWV 645-650’,
in: Johann Trummer (red.), Neue Beiträge zur
Aufführungspraxis, Band III: Orgelmusik, Kirchen­
raum und Auffüh­rungspraxis (Regensburg 1997)
93-104.

5 0 HET ORGEL 2013 | nummer 1


Click to View FlipBook Version