The words you are searching are inside this book. To get more targeted content, please make full-text search by clicking here.

PKN Kwartaalbladen jaargangen 6 t/m 10

Discover the best professional documents and content resources in AnyFlip Document Base.
Search
Published by Stichting PKN, 2019-02-18 16:43:05

PKN Blad jaargang 6 t/m 10

PKN Kwartaalbladen jaargangen 6 t/m 10

n Londen taba xpypenbakker oud
klarende geen ouders te hebben ter eenre Ende
n w3oannensde inde Wye steegh byden

hebben ter andere zyde
enz.)

as Lauren sz . Daarond e r Me rc i j
weldaad , geluk, enz . )

Afb.2. Kaart waarop de drie pl aatsen (pijlen) zijn aangegeven
waar Thomas Laurensz gewoond/gewerkt heeft.
Detail uit een kopergravure van Balthasar Fl orisz van
Berckenrode 1625 (le druk) .

94

In 1610 werd hun eerste zoon, Mathew genaamds geboren.
Een acte, gedateerd 7 november 1611 (8), afkomstig uit het no-
tariële archief van notaris W.Cluyt werd voor lange tijd als
het oudste dokument gehouden, waarop een pijpenmaker werd ver-

meld. Het is een acte waarbi j de boeckdrud<.er en tabàckpijpma-
ker , de Engelsman Willem Jorisz. Bosman (William Jorreson
Boyeseman) uit Amsterdam zijn vroegere baas, de boeckdriwker

Broer Jansz, machtigt om namens hem in rechten op te treden
tegen de tabackpijpmaeker Thomas Lourens. Welke rechten ver-
dedigd moesten worden vertelt het verhaal echter niet.
De tweede zoon van de familie Laurensz werd in 1612 geboren
en heette Salomon. In 1614 schonk zijn vrouw het leven aan een
dochter, Susanna . Twee jaar later, in 1616, stierf Mercij
Voller (9) .
De zaken van Thomas Laurensz gingen kennelijk voor de wind,
want op I mei 1617 kocht hij een huis aan de Herengracht , hoek
Korstjespoortsteeg (10). Het is niet duidelijk, of hij ter
_plaatse ook pijpen produceerde, of dat hi j elders een werk-
plaats huurde, bijvoorbeeld op de dichtbij gelegen Blauwbur g-
wal (Lijnbaansgracht) . Zijn nieuwe huis echter doopte hij "de
Engelse Roosn (afb.2).
Het tweede huwelijk van Thomas Laurensz werd op 19 mei 1617
aangetekend ( Il) . Giertjen van Nieuhoff uit Rijs werd nu zijn
echtgenote . In de acte werd als plaats van herkomst , van Lau-
rensz, nu Bedfordshire (een Engelse provincie ten noorden van
Londen) vermeld. Vijf kinderen werden er geboren, de dochters
Elizabeth, Margaretha, Sara en Elizabeth en de zoon Matthew,
respektievelijk geboren in 1619, 1620, 1622 , 1623 en 1625.
Thomas Laurensz stierf in 1625 op vierenveertig jarige leef-
tijd. Hij werd op het Karthuizerkerkhof begraven ( 12) .
Van zijn in het totaal acht kinderen zijn er dan nog zes in
leven: twee uit zijn eerste huwelijk en vier uit het t weede .
De erfenis, waaronder het huis "de Engelse Roos" met erf wer-
den verdeeld onder de weduwe en de kinderen ( 13).
Geertge Nieuwhof hertrouwde in 1629 met Denijs Boombinder, een
schoenmaker afkomstig uit Londen ( 14 ). Zij zetten het pijpma-
kersbedrijf kennelijk niet voort en ook de zonen niet, want
die waren nog te jong.
In 1631 verkocht Denijs Boomb inder het huis aan de Herengracht
ten bate van de erfgenamen (15).

VONDSTBESCHRIJVING

De pijpjes, gemaakt tussen 1580 en± 1620, ziJn gezien de ty-
pologie en herkomst uiterst moeilijk te plaatsen. Rond de 17de

(doorlezen pag. 98)

95

Beschrijving van de afgebeelde pijpen en merken

Afb.3. Gezien de afwerking het fraaiste p1JpJe. De pijp is
volledig geglaasd (16) en glanst nog steeds.
De vormnaad is aan de onderzijde zichtbaar, de diameter
van het rookkanaal is tussen 2,4 en 2,8 mm, de ketel-
opening is recht afgesneden en heeft geen radering.
Hielmerk is een vierbladige Tudorroos met de initialen
TL, grootte van het merk 5,5 mm (op foto 5x vergroot) .
De pijp is intensief gerookt .
Op de re chterzijde is een kleiplooi (op deze foto niet
zichtbaar).
Vindplaats: Amsterdam
Datering: 1610- 1615

Afb.4 . Deze pijp is qua vorm exact hetzelfde als de pijp op
afb . 3, doch is niet geglaasd.
De vormnaad is zowel op de boven- als de onderzijde
zichtbaar . Ook zi jn op de foto kleiplooien en enige
tijdens het bakken weggebrande organische insluitingen
t e zien.
Diameter van het r ookkanaal ligt tussen 2,7 en 2,9 mm.
De ketelopening is recht afgesneden en geen radering.
Hielmerk is een vierbladige Tudorroos met de letters
TL. Het s tempel is niet in het midden van de hiel
geplaatst, waardoor twee blaadjes slechts voor de helft
zichtbaar zijn. De grootte van het merk is 5,5 mm (op
de foto 5x vergroot).
De kop vertoont minder aanslag dan de vorige pijp.
Vindplaats: Amsterdam
Datering: 1610-1615

afb.5 . Een zeer grof gemaakt: exemplaar, met vele krimpscheuren
en kleiplooien. Ondanks het verwijderen van de vormnaad
is deze nog zichtbaar.
De ketelopening is recht afgesneden en er is langs de
rand geen radering aangebracht.
De diamater van de totale hiel bedraagt 9,2 mm, het
merk heeft een grootte van 6,2 mm .
Het merk stelt een vijfbladige Tudorroos voor, waarin
de letters TL staan.

Het pijpje is niet gerookt.. Diameter rookkanaal 2,9 -

2,8 mm.
Vindplaats: Volendam
Datering: 1615- 1620
All e pijpen zijn op ware grootte afgebeeld, merken 5x vergroot

96

Afb . 3 .
Afb . 4.

Afb.5 .

97

eeuw is dit in veel gevallen gemakkelijker, denk b . v. aan
plaatsen als Utrecht en Leiden. Mede doordat de produktie, in
de begin periode, nog erg gering is behoren vondsten van pij-
penstorten/produktieafval tot de grote zeldzaamheden.
De goede bereikbaarheid, voor de scheepvaart, van Amsterdam,
Hoorn en Enkhuizen zal ertoe hebben bijgedragen dat men, a l ~
een van de eersten, in contakt is gekomen met de gewoonte van
het roken. Pijpjes aldaar gevonden bewijzen dit. De diver-
siteit van de gevonden modellen wijst erop dat er nog geen
typologie te bespeuren valt. Wel zijn enige algemene kenmerken
te noemen, waaruit blijkt dat we hier met uiterst vroege pro~
dukten te maken hebben. De grootte van de pijpekop is daarbij
niet alleen bepalend voor de ouderdom. Meestal zijn de koppen
van de vroegste pijpjes recht afgesneden en mist de radering
vlak onder de ketelopening,
De samenstelling van de taaie, uit Engeland afkomstige, pijp-
aarde is verre van homogeen te noemen. De insluitingen van
organisch materiaal en de aanwezigheid van zandkorrels ver-
oorzaakte veel breuk.
Uit gecompleteerde pijpen, gevonden in beerputten, blijkt dat
de steellengte tussen de 12 en 17 cm ligt. In het begin was -
de lengte v~n de pijpesteel nog niet aan status gebonden, dit
was tegen het einde van de 17de en in de I8de eeuw wel het ge-
val. Denk hierbij aan de nGouwenaars", die een lengte van on-
geveer 50 cm hadden. Deze waren erg in zwang bij de betere
kringen, terwijl de handwerkslieden het met kortere, dus min-
der breekbare, modellen moesten stellen.
De ketelinhoud van de vroege pijpjes is zeer gering, vaak min-
der dan 1 cm3 .

Conclusie

Van het in Amsterdam gevonden vroege pijpenmateriaal (afb.3,
4 en 5) met het hielmerk de Engelse(?) roos, waarin de initia-
len TL staan, mogen we veronderstellen dat Thomas Laurensz
de maker is.

Noten

I. DÜco,D.H ., (1981): De kleipijp in de zeventiende eeuwse
Nederlanden . pag.290, noot 177

2. Laurensz ook wel gespeld als Lauriss, Lawrens, Loarens,
Lour ens of Lourensz.

3. De basis voor het archiefonderzoek werd gelegd door de heer
J.A . Banning.

4. Members of the English Reformed Church, Part. Archief 318/4
5. Doop , Trouw en Begraven Register (DTB) 414/77

98

6. Voor de goede orde dient te worden vermeld, dat de hier
genoemde Lijnbaansgracht niet de huidige ..Lijnbaansgracht
is, maar de vroeg 17de eeuwse benaming van de Blauwburg-
wal.
Litt,: de Ridder,B., (1958): Verdwenen straatnamen.

7. Een jongere broer van Mercij Voller, Thomas Fuller, was
ook pijpenmaker te Amsterdam; Inbrengregister Weeskamer
841/17/81v., dd. 6 december 1616

8. Notarieel Archief 357/358.
Litt.: Dillen, Dr.J.G.van, (1929): Bronnen tot de Geschie-
denis van het Bedrijfsleven en het Gildewezen van
Amsterdam, (1512-1611), Dl. I., pag.719, no.1206
Oldewelt, Mr.W.F.H., (1942): Amsterdamsch Archief-
vondsten, hoofdstuk "De"Crudenier" stamvader van
vele beroepen". pag.157
DÜco, D. H. , ( 1981 ) : pag. 144

9. Zie noot 6
JO. Quytschelding, of Register van Overdracht 25/258, dd. 1 mei

1617 en 38/258, dd.31 mei 1617
Litt.: Houten,E.van, (1962).: Geschiedbouwkundige beschrij-

vingen behorende bij het Grachtenboek van Casper
Philips Jacobszoon. pag.101
Eeghen,I.H.van, (1968): De Restauratie van Heren-
gracht 77. In: Amstelodamum (maandblad), jrg.55,
pag. 235-237
11. DTB 421/210
12. DTB 1146/288, dd.29 juli 1625. Deze akte vermeldt even-
eens, dat Laurensz uit Bedfordshire afkomstig was.
13. Inbrengregister Weeskamer 20/275, dd.19 december 1628
14. DTB 433/367, huwelijksintekenakte dd.13 januari 1629
15. Archief Weeskamer, Register Huyse vercoopinghen (1629 -
1634) VII:96, dd.17 januari 1631
16. Glazen is het met een agaatsteen glad strijken van de klei
waardoor een glanzend oppervlak ontstaat.

NB. Alle genoemde archiefstukken bevinden zich bij de Gemeen-
telijke Archiefdienst te Amsterdam.

LITERATUUR:

Banning,J.A., (1973): Oude kleipijpjes en ... geologie. In:
r,rondboor + Hamer no.l, pag.2-7

Banning,J.A., (1974): De oudste tabakspijpjes in Nederland.
In: Pijprokers Magazine no.l

Banning,J.A., (1975): Pijpelogie, een aanvulling op de A.W.N.-
monografie. no.2 In:Westerheem jrg.24 no.4, pag. 155-159

99

Brongers,G.A., (1978): Van gouwenaar tot bruyère piJp.
pag.47,48

DÜco,D . H. , (1975): Pijp en tabak in Amsterdam. In: Nieuwsbul-
letin Pijpenkamer Icon jrg.l no.2, pag.7-14

DÜco,D . H., ( 1981): De kleipijp in de zeventiende eeuwse Neder-
landen. pag.144-146

Friederich,F.H., (1975): Pijpelogie, vorm, versiering en date-
ring van de Hollandse kleipijp. pag.25-27, 62 en 63

kollektie: Ron de Haan
foto's: Wiard Krook

+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+

100

9e JAARGANG f\t? ~~ JUNI,1986

Van de redaktie .....

We zitten volop in de periode waarin opgravingen gedaan en
pijpen gezocht kunnen worden. Een belangrijk punt hierbij is
dat de vondsten ook geregistreerd moeten worden. Helaas wordt
dit laatste wel eens vergeten waardoor een stukje informatie
verloren gaat. De administratieve afwerking is vaak vervelend
maar noodzakelijk als men de hobby au serieux neemt .
Op 18 oktober wordt er weer een pijpendag gehouden. Wij zijn
die dag te gast in het "Nederlands Scheepvaart Museum'' te
Amsterdam. Deze dag zal voor een belangrijk deel in het teken
staan van de kleipijpenindustrie in Amsterdam en de onderwa-
terarcheologie en pijpenvondsten in s cheepswrakken , zoals het
VOC schip 'Amsterdam ' .
Wij wensen allen een plezierige vakantie en mooi weer.

LUSTRUMBOEK

Over ruim êén jaar viert de P.K.N. ziJn tweede lustrum. Ter
gelegenheid van dit heugelijke fe it is de redaktie van plan
een monografie uit te geven, waarin een inventarisatie zal
worden gegeven over typelogie en determinatie van de Neder-
landse kleipijp.
Het boek beoogt een samenvatting te geven van de produkten
uit de belangrijkste pijpe nmakerscentra . De vele afb eel-
dingen en ondersteunende beschrijvingen zullen voor de col-
lectioneur en (amateur)archeoloog een steun betekenen bij
de determinatie en datering van pijpekoppen. Mede gezien de
omvang zal hoofdzakelijk de produktie in de 17de en J8de
eeuw aan bod komen. Vele deskundigen hebb en reeds hun mede-
werking aan deze uitgave toegezegd.
In overzichtelijke hoofdstukken zullen de typologisch- en
anderszins herkenbare pijpen beschreven worden uit de vol-
gende plaatsen: Alphen aan den Rijn, Amsterdam, Deventer,
Enkhuizen, Gorinchem, Gouda, Groningen, Hoorn, Leeuwarden,
Leiden, Maastricht, Nijmegen, Rotterdam, Schiedam, Schoon-
hoven, Utrècht en Zwolle. Tevens zal een uitgebreide lite-
ratuurlijst worden opgenomen .
Om het boek zo volledig en actueel mogelijk t e maken wordt
iedereen, die in het bezit is van bodemvondsten die wiJzen
op een lokale produktie, verzocht dit te melden bij J. van
der Meulen (adres zie binnenzijde omslag).

OPGEDOKEN PIJPEN UIT " 'T VLIEGEND HART"

door Wiard Krook

~1et grote regelmaat berichten de nieuwsmedia ons over vondsten
van V.O.C . wrakken in alle delen van de wereld. Slechts zelden
worden we gekonfronteerd met de lokalisering van grote zeven-
tiende eeuwse koopva ardijschepen onder de Nederlandse kust.
Vele moeten er echter indertijd vergaan zijn .

De voorgeschiedenis

De Oostindiëvaarder "'t Vliegend Hart" wer d in 1733 te Vlis -
singen gebouwd in opdracht van de Zeeuwse Kamer van de Ver-
enigde Oostindische Compagnie ~ de V.O.C.
Reeds twee jaar na de bouw, om precies te zijn op 3 februari
1735 zal deze vrachtvaarder roemloos ten onder gaan in demon-
ding van de Schelde. Vol beladen vertrok het V. O.C . schip die
dag van de rede van Rammekens in Zeeland met bestennning Bata-
via. Overvallen door een vliegende noordoostenwind en spring-
tij liep het onfortuinlijke schip, ondanks begeleiding van de
loodshoeker "Mercurius" op de zandbank van Deurloo. Na enige
uren kwam t111 Vliegend Hart" toch los van de bank en de kapi-
tein probeerde voor anker te gaan op het Schoneveld. Uiteinde-
lijk lukte dit, maar de aangerichte schade was te groot om het
schip overeind te houden. Om elf uur 's avonds zonk het schip
plotseling, waarna het begon weg te zinken in de bodem van de
Scheldemond. Geen van de tweehonderdzestien bemanningsleden
overleefden deze ramp.

Het onderzoek

Het duurt tot 1981 voordat "'t Vliegend Hart " daadwerkelijk
wordt gelokaliseerd . Het Engelse duo Rex Cowan en John Rose,
zakenlui en schatduikers, hebben grote interesse in de lading
en bovendien zijn zij bereid veel geld te investeren in de
expeditie. De door hen opgerichte "North Sea Archaeological
Group" weet een koncessie voor onderzoek en berging te ver-
krijgen van de Neder l andse overheid. Om de Nederlandse belan-
gen te waarborgen en er toe bij te dragen, dat de berging van
de scheepsinventaris en de ligging van het wrak op wetenschap-
pelijk niveau gedokumenteerd zal worden nemen het Arasterdamse
Rijksmuseum en het Stedelijk Museum van Vlissingen dee l aan
deze onderwateropgraving.

2

De vondsten
Talloze vondsten van zowel de uitrusting van het schip en de
bemanning als van de lading werden gedaan tijdens de eerste
kampagne van 1982. Hierover verscheen in 1984 een publikatie
(1). Onder het vondstmateriaal bevindt zich ook pijpmateriaal,
maar het materiaal dat zich momenteel in Engeland bevindt is
nog niet gedetermineerd.
Dankzij en met dank aan Ton van der Horst, een van de techni-
sche medewerkers van de N11 orth Sea Archaeo logical Group" kun-
nen wij wel kennis nemen van de tijdens de kampagne 1983 opge-
doken pijpen.
In totaal werden tijdens deze tweede expeditie 267 determi-
neerbare pijpfragmenten geborgen. De aantallen per merk
variëert van één tot honderdzevenenveertig. Aangenomen kan
worden, dat de grote aantallen van één merk tot de lading van
11 't Vliegend Hart" hebben behoord.
Enige aanvullende gegevens omtrent de verpakking van pijpen
kunnen worden ontleend aan het verslag van het in 1656 voor
de Australische Westkust vergane V.O. C. schip "de Vergulde

Een anonieme en ongedateerde gravure van een Hollands schip
vergaan bij Bulverhythe

3

@ brandemmer ~ gekroonde WL 2

® gekroonde her t 1 @ svs 3

@ hoefij zer mgekroonde 7

®) r oos 2 • gekroonde 41
\
® gekroonde 67
8 vinkekorf 16 96

~ gekroonde WS 135

~ ~gekroonde ws 12

b

0

3 i) S3

~

~

0

4

Draeck"(2) . Er wordt melding gemaakt van de vondst van een
groep van 223 ongebruikte pijpen , om en om verpakt in een
kist . De kist zelf kon vanwege de slechte kwaliteit niet wor-
den geborgen. Het aantal van 223, ruim anderhalf gros, is een
ongebruikelijk aantal, maar meldingen van vergelijkbare vond-
sten ontbreken. Om de pijpen tegen breuk te beschermen werd de
kist opgevuld met boekweitzaad. Dit wordt bevestigd in het
eer ste verslag over de vondsten uit het wrak van "de Amster-
dam", dat zich nog steeds op het strand van de Engelse bad-
plaats Hastings bevindt . Het vulmiddel wordt hier omschreven
als boekweit zemelen (3). Ook nieuwe koperen kandelaars uit
de lading werden hierin verpakt . Op sommige pijpekoppen uit
'"t Vliegend Hart" zijn eveneens boekweitzaadjes zichtbaar,
samengeklonterd met de zogenaamde concretion. Dit is een harde
aangroeiing, die zich door het zoute milieu op de pijµaartle
heeft gevormd .
Ook de bemanningsleden zullen op de lange rei s naar Batavia
wel de nodige aantallen pijpen bij zich hebben gehad . Een
bron (4) deelt ons mee, wat ze zoal bij zich hadden. De z iel-
verkoper of r onselaar leverde volgens kontrakt aan de aspirant
zeeman een komplete set voor een lange reis, bestaande uit:

acht maten brandewijn, acht pond tabak, twaalf tabaks-
pijpen, twee paar schoenen, twee.paar kousen, twee
linnen broeken, twee borstrokken, twee halsdoeken , drie
blauwe hemden, één muts, schoenveters , naalden garen en
één vingerhoed .

Verreweg de meeste piJpen (273 stuks) uit het vonàstmateriaal
van "'t Vliegend Hart" zijn van het zogenaamde vroeg- ovoÏde
model (5) . Ze zijn alle gegelaasd en gebotterà . De ketel-
openingen zijn voorzien van een radering. Geen van de pijpe-
koppen he~ft een bijmerk, wel heeft een aantal een stip naast
de hiel . Alle zijn ongerookt. In totaal vielen twaalf verschil-
lende hielmerken op te tekenen (afb.2) .
Met uitzondering van de merken roos en het gekroonde hert zijn
alle merken voor korte of langere tijd in Gouda geregistreerd
geweest (6). Bij een van de drie pijpen met het merk de molen
was nog een fragment van de steel aanwezig met daarop een ge-

- :l(

deelte van een naam: F. EN.I . VA Geheel kompleet moet de
naam hebben geluid: F . EN . I . VAN~ / DE VELDE (7). De houders
van di t merk (wellicht twee broers) komen echter niet voor in
de merkenboeken van het Goudse pijpmakersgilde (8) . Het is
echter bekend , dat het merk de molen verruild werd met het
merk PVN. De eigenaar verhuurde het merk molen voor f 25, - per
jaar plus betaling van het gildegeld (9).

5

We weten dus nu aan wie het merk werd verhuurd~ maar niet of
de van de Velde ' s in Gouda zelf werkzaam waren.
Van het merk WS zijn twee varianten aanwezig . Honderdvijfen-
dertig exemplaren zijn identiek en de overige twaalf hebben
een iets afwijkend merkstempel. Bovendien staat er bij deze
laatste groep een stip op de hiel .
Tenslotte bevindt zich tussen het geborgen pijpmateriaal een
drietal pijpen, die qua datering waarschijnlijk niet uit het
wrak van '" t Vliegend Hart" zelf afkomstig zijn (afb. 3).

Een gerookt 11 1660 model" pijpje met het merk PAB is veel te
vroeg voor het in 1733 gebouwde en in 1735 gezonken schip.
Van latere datum is een eveneens gerookte pijp, een kort
ovoide model met het merk D, en een zijmerk model, ongerookt,
met het merk gekroonde 25. Beide exemplaren zijn voorzien van
het Goudse bijmerk naast de hiel. We weten, dat het octrooi
voor plaatsing van dit Goudse bijmerk pas in 1739 werd ver-
leend (10). Losse vondsten van pijpen op de zeebodem, vooral
bij een druk bevaren havenmond, zijn niet ongewoon.
Het valt te hopen, dat er nog enige duikkampagnes op het wrak
van '" t Vliegend Hart" zullen volgen, zodat het kwantum pijpen
kan worden vergroot. Dit zal voor een nauwkeurige bestudering
van de samenstelling van de lading en de uitrusting van de be-
manning een belangrijke bijdrage zijn.
Noten/literatuur:

1. Gawronski, J., Kist,B. 1984: 'T Vliegend Hart', Rapport
1982 - 1983, Rijksmuseum Amsterdam.

2. Green, J.N., 1977: The Loss of the Verenigde Oostindische
Compagnie Jacht Vergulde Draeck, Wes tern Australia 1656,
'BAR Supplementary Series 36(i) : vondstnummer GT 1028

3. Harsden, P., 1974: De laatste reis van de "Amsterdam" ,
pag. 148

6

4. Beylen, J. van, 1970: Schepen van de Nederlanden, pag. 234
5. Duco, D.H., 1982: Merken van Goudse pijpenmakers 1660-1 940

pag. Il 1, afb . f : vr oege ovale, ei-vormige , zogenaamde
ovoide ketel, 17 30 - 1740

6. Duco, D.H., 1982: nrs. 169 , 191, 245 , 248, 389, 599, 448,
632, 664 en 690

7. Determinatie door Ron de Haan.

Zie ook: Kompier, F.F., 1980: Dateringsmethode Friederich
HBO, PKN publikatie nr . Il~ pag. 8

Duuren, L. van, 1985 : Voorlopige inventari satie van pijp-
makersnamen en andere op schri f ten op kleipijpstelen, PKN
pub likat ie nr. 28, pag . 84

8. Duco, D.H., 1978: Goudse pijpen, pag . 122 , afb . 402
9. Duco , D.H., 1982: pag. 28

10. Octrooi van de St a ten van Ho lland en West-Friesland tot
he t plaatsen van het Goudse wapen op de pijpen te Gouda
vervaardigd , dd. 26 novemb er 1739, Gemeent e lijke Archief-
dienst Gouda, Archief Pijpmakersgilde.
Zie ook: Goedewaagen, D.A., Helb er s , G.C., 1942: Goudsche
Pijpen. De merk~n en het merkenrecht van de pijpmake r s te
Gouda, pag. 27

Tekeningen: Ton van der Horst

Naschrift.

Na het gereed komen van dit artikel kwarn mij een publika tie

onder ogen, waar nog wat aanvullende gegevens omtrent de han-

del en wandel van de zielverkopers uit valt op t e tekenen. In

het boekje: 11Twee yerhandelingen over de besmettelyke Rotkoorts

op de uitgaande Oost-Indische Schepen dezer l anden", opgesteld

door de heeren J ohannes Veirac en B.Hussem, uitgegeven door

het Zeeuwse Genootschap der Wetenschappen te Vlissingen 1778,

lezen we op bl adzij 22:

,.,Azs een togt ter Zee aanstaande is" rusten zy ( de zielverko-

pe rs, ook wel volkshouders of ronds e laars genoemd) hunne kost-

gangers (de aspirant zeeman) armeZyk genoeg uit. - Want elk

onfangt 2 bZaw.,;e hembden" een hoed" een pye- rok" 2 paar schoe-

nen en kousen, een paar sZaapmutzen, 2 camisooZen en Zinnen

broeken, een hoofdpeuZuw en paarde deken, 6 Lb (pond) tabak,

een vaatje van 4 quCll't brandewyn, 12 tabakspypen, papier en

pennen, een kluwen gmren, met eenige naalden en schoenmakers-

elzen, en een Ryxdaa.Zder drinkgeld . Dit zamen bed:Y'aagd nauw-

Lyks 24 gulden. Boven dien nemen zy op ' t O. I . huis (Oost -

Indi sch huis) , voor ' s mans rekening nog een kussen, en een

bultzak, om er op te sZaapen 11 enz. Wiard Krook

7

EEN "STAPELTROMPET " UIT ALPHEN AAN DEN RIJN

door Peter von Hout

Inleiding

In oktober 1984 werd tijdens het vernieuwen van een kademuur,
langs de Kromme Aar in Alphen aan den Rijn, bedrijfsafval ge-
vonden van de pijpenmakerij van Phi lip Hoogenboom en Magtelt
Hoogstraten (1) . Beide pijpenmake rs werkten in Alphen aan den
Rijn omst r eeks 1750 (2) .
Naast de aangetroffen pijpen werden ook vele fragmenten gevon-
den van het pijpenmakers bedrijfsaardewerk. Hieronder bevindt
zich een trompetfragment van een type dat tot nu toe niet eer-
der was aangetroffen.

De trompet

Het is bekend (3) dat in de pijpennijverheid gebruik werd ge-

maakt van een vuurvaste standaard. Deze standaard, die men

trompet noemde , werd als steun gebruikt in de pijpenpot voor

de nog te bakken kleipijpen.

In een technische verhandeling over de pijpennijverheid uit

1771, wordt er door Duhamel du Moncea u (4 ) het vo l gende over

gesd,reven en afgebeeld (5):

' Deze standaard is een cylin- A

dervormige aarden buis met

een diameter van 2-3 duim (6)

(5,2- 7 , 8 cm) overal, uitge-

zonderd bij zijn ondereinde D,

waar hij zich wat verbreed om

hem meer standvlak te geven, H
wat hem de vorm geeft van een

trompet, en men noemt hem dan

ook een trompet (afb.Ja). De

hoogte van A t ot Dis twee

voet (7) (56 cm). Rij is C
bovenaan gecannel eerd om te

zorgen dat de ertegenaan ge-

zette pijpen er niet afglij-

den (afb.lb). Bij C.C.C. i s C
hij met gaten doorboord, in
het vervolg zullen wij over 11'
:1

het ~oe l hiervan spreken. Men

plaatst de standaard in het D

midden van de pot en men rang- afb . l a afb. l b

8

schikt de pijpen rondom de top met de kop naar beneden totdat
ze ongeveer één voet (28 cm) boven de pot uitsteken . Vervol-
gens giet men door de opening A van de standaard gebakken en
tot poeder gemaakte pijpaarde die men met een fijne zeef ge-
zeefd heeft om te voorkomen dat te grote korrels niet door de
gaten van de standaard gaan. Doordat dit soort van zand zich
helemaal verspreidt in alle holten tussen de pijpen, en de pot
helemaal vult, geeft het hun ondersteuning en verhindert dat
ze krom trekken tijdens het bakken'.
In Gouda (8) worden regelmatig trompetfragmenten gevonden van
het type zoals hierboven beschreven en afgebeeld. Daarnaast
worden in Gouda ook fragmenten van een ander soort trompet
aangetroffen. Deze trompet bestaat ook uit een cylindervormige
standaard maar zonder gaten. Bovenaan de standaard werd een
losse gecanneleerde cylinder geplaatst (afb . 2).

Afb . 2 Histor ische opname van ca. 1898. Links tegen een p~Jpen-
pot staat een trompet . Coll . Pijpenkabinet, Leiden .

9

De "stapeltrompet"
In Alphen aan den Rijn is naast beide genoemde typen trompet
(2) ook een fragment gevonden van een 11 stapeltrompetn. Hier-
over is het volgende door Duhamel du Monceau geschreven en a f -
gebeeld (9):
'Men begint met een cassette, zoals G ·(afb.3), te plaatsen op
het gewelf van het stookruim. Daarna zet men in het midden van
de cassette een standaard . Men vult deze cassette met pijpen
en naarmate de pijpenpyramide groeit voegt men er een stan-
daard bij . Deze is verbonden door middel van een ijzeren pen
aan de eerste. Als de pijpenpyramide boven de cassette uit-
komt, zoals men bij G 1. ziet, plaatst men een tweede cas-·
sette, die men goed vastkit, op de eerste. Wanneer men deze
tweede cassette gevuld heeft met pijpen voegt men een derde
toe en de stapel is klaar zoals men ziet bij G.2.'

Afb. 3

10

Het fragment is, net als alle eerdere aangetroff en trompet-
fragmenten, gemaakt van een witbakkende klei(afb.4) . Duidelijk
is het fragment van de ijzeren pen te zien waarmee de trompet-
ten met elkaar verbonden werden (A). In Alphen aan den Rijn
zijn tot nu toe geen fragmenten gevonden van de door Duhamel
du Monceau genoemde cassetten (2). Wel zijn er fragmenten ge-
vonden van pijpenpotten(!) .
Uit de vondsten zou men tot nu toe af kunnen leiden dat men
omstreeks 17 50 in Alphen aan den R.ijn naast de gewone trompet
ook de "stapeltrompet" in de pijpenpot gebruikte .

Hierbij bedank ik de hr. J. van der Meulen voor de informatie
en het inbruik lenen van het materiaal uit Alphen aan den
Rijn. Verder gaat mijn dank uit naar mw. M. Zeedijk, I. Isings

0 5cm

Afb. 4 11

en A. Voskui l en voor hun bijdrage en naar de hr. H. Brinkerink
voor het tekenwerk.

Noten:

1. Meulen, J. van der, De "Gouwenaars" van Alphen aan den
Rijn (in druk).

2. Vriendelijke mededeling van J . van der Meulen.
3. Bijvoorbeeld het artikel "Nijverheid" (1908) her-gepubli-

ceerd in P.K.N . nr.32, 1986
4 . ~- Duhamel du Monceau, L ' Art de faire les pipes i fumer le

tabac, Paris 1771. Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
Boeknr . 95.B. 15
5 . Zie noot 4: blz. 29- 30, plaat IX
6. één duim is 26 mm
7. één voet is ca. 28 cm
8. Tentoonstelling "Recente vondsten van de pijpenmakersnij -
verheid in Gouda" , Stedelijk Museum te Gouda van 5/10 tot
10/11 1985.
9. Zie noot 4: blz. 28, plaat XI

TENTOONSTELLING: 'Vier eeuwen roken\

De tentoonstelling is gedurende de periode 5 april tot 28 sep-
tember in het Volkskundemuseum, Gildekamerstraat 2 -6 te Ant-
werpen, t e bezichtigen.
De tentoongestelde voorwerpen zijn in hoofdzaak afkomstig uit
de Antwerpse musea en van het Sinjoren Pijpeniersgilde.
Literatuur: Catalogus behorende bij de tentoonstelling 'Vier

eeuwen roken'. Verkrijgbaar· bij het Volkskunde-
museum. Prijs 180 Bfr .

OPROEP: Wie bezit doorrokers met een afbeelding van een v lieg-
tuig op de ketel?
Gaarne melden bij Fred Tymstra, Zilvermeeuwplantsoen 21, 1131
MG Volendam, tel: 02993 - 64206

NIEUWE LITERATUUR

Behrens, H., H. Frickert: Mit vollern Genuss Pfeife rauchen.
Falken- Verlag, Niedernhausen, 1985. ISBN 3-8068- 4227-2

Casparek, G., Hill, S., Hufnagel, W. , Pollner, 0.: Vonder
Leidenschaft des Pfeiferauchens . ·oas neue Tabakskollegiurn.
Univers UVB Verlag GrnbH, Bielefeld , 1984.ISBN 3-920028-77-5

Libert, L.: Von Tabak, Dosen und Pfeifen. Prisma Verlag
GÜtersloh, 1984. ISBN 3-570- 09355-7

12

BORDOLLO-PIJPEN UIT GRUNSTADT.

door F.Tymstra

Historische terugblik.

Het gebied waar l ater de fabriek zou worden opgericht heeft
een rijke historie gekend.
Al heel vroeger behoorde de streek rond Grllnstadt tot het Ko-
ninklijk domein. In 875 schonk de Duitse Koning Ludwig het
gebied aan de orde "Sint Maartensklooster Lungenfeld", die er
een klooster op bouwde. In 1549 kwam de kloosterorde met zware
schulden te zitten en verpandde het kloos ter aan de weduwe van
de Graaf Kuno zu Leiningen Westerburg voor de tijd van 98 jaar.
Hiermee was een bedrag van 16000 gulden gemoeid.
In 1652 betrok de Graaf zelf het Lungenfelder k l ooster, dat na
verbouwing een nieuwe naam kreeg: het "LE ININGER UNTERHOF".
Dit gebouw zou later de Steingutfabrik herbergen.
Pas in 1735 werd het Lungenfelder landgoed h et e igendom van de
Graven Leiningen Westerburg. Door de revolutie aan het einde
van de eeuw kwam het in 1793 in Franse handen . De Fransen ver-
pachtten het Unterhof aan Johann Nepomuk van Recum, een fabri-
kant van porselein. Door gebr ek aan porseleinaarde ging hij
fayence vervaardigen. De kleisoort die hiervoor gebruikt werd
was in de buurt van Grünstadt t e vinden. Helaas s tierf van
Recum al in 1801 . Zijn weduwe, Margaretha, zette het bedrijf
voort en kocht in 1805 het gebouw van de regering voor 15000
francs. Toch werd de last van het bedrijf haar te zwaar en op
3 mei 1812 ging de f abriek met inventaris over aan de familie
Bordollo.
De eerste jaren fabriceerden de gebroeders Wilhelm en Bernhard
fayence, maar in 1818 begon men tevens met de fabricage van
steengoed, sier- en gebruiksaardewerk.
Beide broers waren naast fabrikant tijdens hun leven burge-
meester van GrÜnstadt geweest, een bewijs dat de zaak goed
liep en de Bordollo ' s bij de plaatselijke bevolking in hoog
aanzien stonden.Wilhe l m stierf in 1822 op 43- jarige leeftijd.
Bernhard werd 64 jaar en stierf in 1840.
Van 1835 tot 1846 was de weduwe van Wilhelm alleenbezitster
van de Steingutfabrik. Opmerkelijk genoeg werd tijdens haar
beheer in 1838 de eerste "Anrauchpfeife" (doorroker) geïntro-
duceerd.
De fabriek is nog jaren achtereen familiebezit van de Bordol-
l o 's gebleven. Van 1858 tot 1874 was Frans Joseph de e igenaar
en daarna zijn zoon Joseph Anton. Onder zijn leiding werd in
1880 het oude handwerk opgegeven en werd de fabricage deels

13

door machines voortgezet. Op 12 november 1895 verkocht Joseph
Anton Bordollo het bedrijf aan de keramiekmaker Kuno Faust,
die er in 1900 een N.V. van maakte. Joseph Anton bleef aan-
deelhouder tot 1927 . Toen verkocht hi j zijn aandelen en woon-
huis aan de N. V.
Later in 1935, werd de fabriek een commanditaire vennootschap
onder leiding van Heinrich Kalau vom Hofe. In 1969 werd de
Steingutfabrik Grilnstadt een B. V. Pijpen werden er al tiental-
len jaren niet meer gemaakt.

De vervaardigde modellen.
Van oorsprong waren de Bordollo ' s aardewerkfabrikanten .
Een belangrijke uitvinding was het gietbaar kunnen maken van
de klei.Daardoor kon in 1838 worden aangevangen me t de fabrica-
ge van pijpekoppen.De eerste modellen waren afgeleid van de
porseleinen pijpekop.Het assortiment bestond uit Berliner Stum-
mel (in 14 maten),MÜnchener Stummel,Cylinder Stummel, model
Billiard en Schraubenstummel (een kop met een schroefdraad)
Al deze pijpen werden met een kurkje aan "een zak" (V-vormig
verbindingsstuk tussen kop en steel, meestal gemaakt van por-
selein) gemonteerd. In de andere opening van de zak werd een
weichselhouten steel gestoken of een steel van gedraaid been.
De catalogus van+ 1900 vermeld verder een aantal rietsteel-
koppen en koppen bestemd voor een montering d . m. v . een nikke-
len busje en een los mondstuk.Tot slot staan in de catalogus
nog een groep pijpen met stelen vermeld. Hiervan is niet duide-
lijk of dit gegoten of gekaste pijpen zijn. Indien de pijpen
gekast zijn, zullen ze waarschijnlijk niet door Bordollo zelf
gemaakt zijn, maar betrokken van andere pijpenfabrikanten.

14

,, HOLLANDIA" DOORROOKERS.

79 80 81 82 83 84

Berliner Stu.mm.el

afbeelding 1

15

Mochten de piJpen wel gegoten zijn, dan verdienen ze zeker het
predikaat "zeldzaam", aangezien mij nog geen enkel exemplaar
bekend is. Het is opmerkelijk, dat deze pijpen doorgaans niet
glad zijn, maar voorzien van allerlei motieven en voorstellin-
gen. (zie afb. 2)
De pijpen zijn van witbakkende gietklei gemaakt en daarna van
een transparant glazuur voorzien. De binnenkant werd niet ge-
glazuurd, zodat het vocht, de teer en nicotine de poreuze wand
kon binnendringen. De pijp kreeg na het roken prachtige bruine
tinten.

De Berliner en MÜnchener Stummel,alsmede enkele Mutzen, konden
ook geleverd worden met een wit plaatje onder het glazuur.
Na veelvuldig roken werd het plaatje zichtbaar.We moeten ons
goed realiseren dat deze pijpen gemaakt werden, l ang voordat
in Nederland de eerste doorrokers verschenen.
De pijpen werden afhankelijk van hun grootte in dozen van 6
of 12 verpakt. Op verzoek konden ze ook l os in kisten met stroo
verpakt worden.

Doorgaans werden de pijpen van de fabrieksnaam voorzien, maar
ook ongemerkte pijpen komen voor.
De meestvoorkomende tekst is GB BORDOLLO / GRUNSTADT. De let-
ters GB staan voor GebrUder. (zie afb .4 b,c)
GB BORDOLLO en BORDOLLO treft men ook zeer regelmatig aan op
hun pijpen. (zie afb .4 e , en afb.5 c)
Een raadsel is het merk W.BORDOLLO / GRUNSTADT. Wilhelm s tierf
in 18 22, terwijl de eerste pijpen pas 16 jaar later zouden
verschijnen.(zie afb.4 f)
Een andere moeilijkheid is het bepalen van· het laatste jaar
waarin nog pijp en gemaakt werden. Op een briefhoofd gedateerd
14 januari 19 19 staan de "Anrauchpfeifen" als artikel ver-
meld.Brieven uit 1945 spreken niet meer van het artikel pijp .
Zeer waarschijnlijk is de fabricage vóór 1940 gestopt en mis-
schien viel dit samen met de overname in 1935.

De r elatie tussen Steingutfabrik Grünstadt en Hollandia.

De produkten van de Gebr.Bordollo genoten een goede aftrek
en bekendheid. Dat kwam omdat de gegoten pijp kwaliteit en be-
zat di e vergelijkbaar waren met de meerschuimen pijp. Aller-
eerst war en de pijpen lichter in gewicht dan die van porse-
lein en van klei. Verder waren ze door hun poreusheid een pri-
ma droogroker.

Het is niet verwonderlijk, dat de concurrentie in de vorige
eeuw· geprobeerd heeft het art ikel na te maken. Dit is echter
niet gelukt, omdat de rookeigenschappen van de Bordo l l opijp
beter waren.

16

,, HOLLANDIA" DOORROOKERS.

29 26 38

Mutzen mit langem Stiel.

afbeelding 2

17

De pijpen werden in binnen en buitenl a nd gekocht . Ook werden ze
naar Nederland geëxporteerd, want de Hollandse pijpenfabrieken
leverden toen nog alleen gekaste modellen.
De Nederlandse tekst getuigt van een belangrijk afzetgebied .

Ilcwys van Echtheit
J~~~

<

Alüdoorroolrer.s oan onzefàón'elr
zyn ooorzien llM /Jooenstaande

haruiteekening

(iebr. BordoJlo.

Toch kwam daar in 1898 verandering in . De Heren G.F.van der
Want en G. A.A.Barras besloten in Gouda een aardewerkfabriek
op te richten. Behalve aardewerk zouden ook pijpen gemaakt
worden volgens het procedé van Bordollo . Deze fabriek, genaamd
"Hollandia" mocht zich de " Eerste Nederlandsche Fabriek van
Geëmailleerde Pijpen" noemen.
De pijpencatalogi van beide fabrieken vertonen zoveel overeen-
komsten, dat er zonder twijfel contact tussen deze t wee bedrij-
ven moet hebben plaatsgevonden. Niet alleen staat het grootste
deel van de Bordollomodellen in de catalogus van Hollandia,
maar ook zijn sommige bladzijden nagenoeg gelijk .We mogen ver-
onderstellen, dat Hollandia de Bordollopijpen importeerde voor
de doorverkoop. Daarnaast werden door Ho l landia eigen modellen
ontwikkeld, zoals Koningin Wilhelmina, Paul Kruger, Koning
Albert en diverse doorrokers n.a.v bestaande kleipijpen.
In de Hollandiacatalogus uit+ 1925 staan de Bordollomodellen
naast de eigen modellen afgebeeld. In een latere catalogus
van rond de oorlogsjaren zijn de modellen van Bordollo verdwe-
nen, hetgeen toe te schrijven is aan de beëindiging van de
pijpenfabricage in GrÜnstadt.
Zeker in de beginjaren zal Hollandia profijt getrokken hebben
uit de bekendheid van de Anrauchpfeife van Bordollo.De Neder-
landse doorrokers zijn wereldwijd bekend. Daaraan hebben naast
Hollandia ook Goedewaagen en de Zenith hun steentje bijgedragen.
Tot op de dag van heden worden er , zij het op beperkte schaal,
nog doorrokers en dubbelwandige pijpen gemaakt.

Afgebeeld zijn bladzijden uit de catalogi van Hollandia en
Bordollo . Zie ook hoe de afbeelding van Koningin Wilhelmina
aan een bestaande bladzijde is toegevoegd.

18

I

/

I

I I' a

I

!I
I

.... 1

~

afbeel,ding 3

C

(GRUNSTAOT)

19

a b

20 e

V/. BoRO0Ll O
GRUN STAOT

f

afbeelding 4

figuur 5
Bordollopijpen uit particuliere collecties

21

afbeelding 6

22

Bordollopijpen in Nederland gevonden.

Een grote vondst kwam aan het licht bij het legen van een beer-
put in de Spijkerboorsteeg te Leiden op 21-11-1 985.
In deze put werden een twintigtal pijpfragmenten gevonden.Het
zijn de typisch Duitse modellen met langwerpige ketels voor
montering in een porceleinen zak. In de put trof men tev~ns 9
zakken aan, waarvan er 7 een ander model hadden. In afbeeld.6

staan de meeste afgebeeld.
De gevonden pijpfragmenten zijn als volgt ingedeeld.

aantal steelopschrift

Berliner Sturmnel nr . 7 lx

Berliner Stummel nr.9 6x GB BORDOLLO GRUNSTADT (afb.3b)

Berliner Stummel nr.? 4x (fragmenten) (afb. 4 dJ

Cylinder Stummel nr . 5 lx (zonder s teel) (afb.4 a)

Cy linder Stummel nr.8 4x GB BORDOLLO GRUNSTADT (afb . 3 a )

Cylinder Stummel nr.9 4x GB BORDOLLO GRUNSTADT

Uit deze vondst mocht geconcludeerd worden dat de beerput om-
streeks het derde kwart van de 19e eeuw in gebruik moet zijn
geweest. Dit was onder meer af te leiden uit de ook aanwezige
en beter te dateren Goudse pijpen .

Artdere vindplaatsen:

Sittard, 1982 - s t eelfr agment met opschrift Bof 8/GRUNSTADT
(zie afb . 3, c)

Groningen, - steelfragment met opschrift W.BORDOLLO /
GRUNSTADT. (zie afb.4, f)

Graft- de Ri jp - Berliner nr.4, met steelopschrift BORDOLLO
(zie afb .4, b)

BRONNEN

- Hans Fessmeyer: Vom KÖniglichen Hofgut zur Steingutfabrik
GrÜnstadt.In Pfalzische Heimatblätter,mei 1953.

- Anoniem: Hettenleidelheimer Tonbergbau.In Pfalzische Heimat-
blätter, 1959.

- Emil MÜller: GrÜnstadt und Umgebung. 1904 .
- Pijpencatalogus Steingutfabrik Grünstadt van+ 1895.
- Pijpencatalogus Hollandia van+ 1925 .
Steingutfabrik: Brief aan hande l skamer 5- 7-1945

Brief aan de militaire regering 26-5-1945
Briefhoofd 19 19
- J.van der Meulen: Verslag over pijpen uit de beerput in de
Spijkerboorsteeg. febr . 1986 .
Met dank aan:L.v.Duuren,J.Engelen,J.v.d,Meulen voor hun rea~tie.

23

9e JAARGANG r\ ({ ~ 1-{ SEPTEMBER , 1986

Van de r edaktie . . . . .

Op zaterdag 18 oktober zal de traditionel e jaarlijkse bijeen-
komst van de P . K.N . worden gehouden . We zi jn dit keer te gast
in he t Rijksmuseum "Neder lands Sch eepvaart Museum", ' s Lands
Zeemagazijn, Katterburgerplein I te Amsterdam.
In het museum zal naas t de vele voorwer pen die Nede r land als
zeevarende natie rij k i s , een expositie ingericht wor den van
kleipijpen en voorwerpen die uit scheepswrakken zijn geborgen .

Het officiële programma is als volgt :
13 . 00 uur On t vangst met koffie .

We l koms twoord .
13 . 30 uur Lezing over recente Amsterdamse pijpvondsten, door

Ron de Haan.
14 . 30 uur Film "Archeo logi e".
15 . 00 uur Pauze . I n de pauze bestaat ruimschoot s de gelegenhe id

om gegevens en materiaal uit te wi ssel en en kontakten
te leggen met ande re l eden.
16 . 00 uur Unieke tabacologi sche vondsten in Amsterdam , lezin g
door Wiar d Krook .
17 .00 uur Sluiting.

Het lokaa l organiserend comité adviseert een i eder die aan deze
dag wil deelnemen van het openbaar vervoer gebruik te maken
i .v . m. parkeerproblemen . Het mus e um ligt op ! 10 minuten lopen
van het Centraal station.

Om de organisatie goed te doen ver lopen verzoeken wi j U v66r
30 september schri ftelijk opgave te doen met hoeveel pe r son en
U aan de 'pi jpenmi ddag ' wilt deelneme n. Aanmeldingen sturen
naar: J . van der Meulen, Utrechtse Jaagpad 115, 23 14 AT Leiden.

TOT ZIENS OP ZATERDAG 18 OKTOBER IN HET
NEDERLANDS SCHEEPVAART MUSEUM , KATTENBURGERPLEIN l ,AMSTERDAM

JAARBEURS
De jaarlijkse Internationale Ver zamelaars Jaarmarkt i n de Jaar-
beurshal len te Utr echt zal worden gehouden op 15 e n 16 novem-
ber . De beurs is geopend van 10. 00-1 7 . 00 uur. De toegangsprijs
is !7 ,50 per persoon . Het is mogelijk r educ tiebonnen aan te
vragen , die zowel gelden voor de entree a l s voor de trein .
Aanvragen sturen naar: Koninklijke Nederlandse Jaarbeu r s , Post-
bus 8500 , 3503 RM Utrech t. Te l: 030 - 955523

25

AMSTERDAMSE PIJPVONDSTEN UIT DE EERSTE HELFT VAN DE 17de EEUW

GEVONDEN TE 's-GRAVELAND

door Ron de Haan

Als gevolg van de strenge vorst van de afge lopen winter bleek
een groot gedeelte van de boomgaarden van het landgoed 'Boeke-
steyn' te ' s-Grave land te zijn doodgevroren. Er werd besloten
alle aanplant t e rooi en en de grond om te ploegen om deze te
zijner tijd te voorzien van nieuwe aanplant .
De afge lopen twaalf jaar was de ze omgeving mijn favoriete
zoekgebied voor , in het bijzonder, pijpvondsten. De boomgaar-
den waren echter niet eerder voor onderzoek toegankelijk. In
overleg met de beheerders kreeg ik t oestemming ook deze akkers
af te zoeken, wat in twee kampagnes geschiedde . Het gevonden
pijpmateriaal heb ik gelnventariseerd om tot een beter inzicht
van de frekwentie van de voor komende merken en pijptypen te
kome n .

Historie
's-Graveland werd in het begin van de zeventiende eeuw ges ticht
door enkele gegoede burgers en kooplui uit Amsterdam . In het
jaar 1625 verleende de Staten van Holland bij octrooi van 17
maart toestemming om het gebied, bestaande uit een stuk "ruw
hey oft woest velt, gelegen ten Oos ten achter Cortenhoeff ter
grootte van 5 à 600 morgens" in kultuur te brengen. Haaks op
d e t e verdelen kavels groef men de ' s -Gravelandsevaart , die in
verbinding stond me t de Vech t. Met trekschuiten werd het afge-
graven zand naar Amsterdam vervoerd, waar dit werd gebruikt
voor het ophogen van de s lappe veenbodem en het bouwrijp maken
van t erre inen . Op de terugweg namen de trekschuiten hui svuil
uit Amsterdam mee, wat gebruikt werd voor het bemesten van de
afgegraven gebieden. Wat we hier na driehonderdvijftig jaar
van t erugvinden zijn de onverteerbare resten, zoals fragmenten
van aardewerk , majoli ca , steengoed, porselein, glaskralen
(waaronder produktieafval), knikkers, textielloodjes en natuur-
lijk ook pijpekoppen.

Het onderzoek
De bekende r e latie tussen ' s - Graveland en Amsterdam komt van
pas bij de interpretatie van het vondstmateriaal. Er zal een
duidelijke ove r eenkomst moeten zijn met de in Amsterdam opge-
graven pijpen . Om e~n betrouwbaar beeld te krijgen van het
' s -Grave landse materiaal werden tijdens de zoekakties alle
pijpekoppen ver zameld , zowel gemerkt als ongemerkt. Na inven-
tarisatie blijkt niet alleen de diversiteit van merken, maar

26

® 2* ~ )1. l @ 2.

~ 2. @
·1,.t.'·
~~
i-. .,·-rl
2. ~ l. ® ' ~ l
~
~
(iJ
1. ® @1 J ®\
~
~ \1 \ @l
~ 1 1
3~ ~\
@ 1

® 1

0• \ i®)i
i
@ 1

Afb . 1 . !

\

'~ ' ; (Q)1

\~ 1 ,y. ,1(

' ®)1 3 @3
1
1i @ ! "lt ~ :/(.

l ' 5

1 3 ~1i ®
j
1

i ~
®!
C l~ 1
l1
! - ----- -·------ -

-~ l® ~~
~,~ i
l <il \ ® 2.
31
\® ! ,_ ---· :;f-

~ l~ .3

+ ------------------ .---- - ---· ~

1 0 s

1 ! (® 1

9~ 1 © '*

Lt ® 3

27

ook de aantallen per merk informatie te verschaffen,

De vondsten

Jn tot.aa l werden tweehonderdtwee'ênvij f tig pijpen verzameld ,

die al s volgt zijn onder te verdelen:

ongemer kt 79

r oosmerk (aan weerszijde van de kop) 10

roosmerk (hielmerk) 37

roosmerk , gekroond (hie lmerk) 12

diverse hielmerken 83

t otaal gemerk t 142

nie t te determineren .21.
totaal
252

Een aantal pijpen ziJn niet te de termineren omdat de hiel ge-

heel ontbrak, of omdat de kwaliteit van het hi elmerk te slecht

i s . Zanderige grond konserveert pijpaa rde mees t a l slecht . Soms

zijn zelfs de glaass tr epen niet meer waarneembaar.

Het aandeel van de ongemerkte exemplaren is zeer groot. Zoals

valt t e verwachten bij pijpen uit de eer ste helft van de 17de

eeuw scoren ook de diverse roosmerken hoog . Een aant al i s

weergegeven in a fbee lding 2 . [ I) J

1 @ @ _[ (ID_ j ~

afb . 2 .

Drieëntach ti g p i Jpen zij n gemerkt (afb . 1. ) Het over zich t geef t
naast het merk ook het aantal gevonden exemplaren. Het sterre-
tj e duidt aan, dat het be treffende merk ook in Amsterdam is

gevonden .
Bij een aantal mer ken wil ik iets langer stilstaan.
Een roo sme r k op beide kanten van de kop wordt veelvuldig in
Amsterdam gevonden. De akker s van ' s-Graveland leverde er tien
op . Zeldzaam is echter de komb ina ti e va n de tudor r oos met de
kroon (afb.3A) .
Het merk ' rad ' (afb .3B) komt ni et all een op de hiel van het
pijpje voo r, maar ook op de steel r ondom een fleur- de-lis .
Waarschijnli jk wordt dit op de steel nog enige mal en heha a ld .
Twee pijpen zijn gemer kt met een gekroond e roos en de initialen
IA. ne P.ne i ~ glan en _de andere is een Jonaspijp van zeer goede
kwali t eit (afb . 3C). In Amsterdam komt dit merk f rekwent voor.
De vorm van het pijpfragment met het merk HB (afb . 3D) wijkt
s terk af van het Ams t erdam/Gouda type . De bolling i s veel ster-
ker en is waarschijnlijk in Leid en gemaakt.

28

A

C

.r-~··
1~-~ - . . ·,
l ·~.-,,,. .
.. .

·.

•f • '

29

Bij de Jonaspijp (afb.JE) is nog een stukje van de walvis
zichtbaar . Twee gladde pijpen zijn eveneens van het merk BC
voorzien. Parallellen zijn bekend uit Amsterdam,
Drie pijpen zijn gemerkt met de letters AI . Twee exemplaren
doen qua vorm ADsterdam of Gouda vermoeden als produktieplaats.
Het derde pijpje (afb.3F) is zeer markant van vorm. Vergeleken
met andere vondsten kan met grote zekerheid worden aangenomen,
dat deze te Utrecht werd vervaardigd. Het merk is overigens
niet erg duidelijk.
Ook een fraai voorbeeld van Utrechtse makelij is de pijp ge-
merkt met IP (afb.3G).
Tussen het vondstmateriaal zaten veel steelfragmenten. Een
dr ietal versierde fragmenten staan afgebeeld (afb.3H,3I,3K) .
De motieven zijn afgeleid van de Franse lelie met diverse ran-
ken , appeltjes en bloemen.
Tenslotte een afgeschuind steelfragment (afb.31) . De pijp is
kennelijk indertijd gebroken en de eigenaar vond het nog niet
nodig deze weg te gooien. Hij nam genoegen met een kortere
piJp.
Behalve pijpmateriaal werden ook enige fragmenten van pijpen-
potten (potten waarin de pijpen gebakken werden) aangetroffen.
De platte vorm van de twee poten duidt op zeventiende eeuws
materiaal. Later werden de poten puntig .

Konklusie
Ondanks het feit dat het vondstmateriaal uit 's-Graveland voor
een nauwkeurig onderzoek relatie f gering is, kunnen we er een
aantal gevolgtrekkingen uit maken.
Ten eerste kunnen we stellen dat er inderdaad overeenkomst is
tussen de ' s -Grave l a nd se en Amsterdamse vondsten . Het blijkt
dat tweeëntwintig van de zevenenveertig merken (48%) i n de
afgelopen j aren ook in Amsterdam zijn opgegraven. In aantallen
pijpen is dit zelfs 60% (vijftig van de drieëntachtig exempla-
ren). De roosmerken zouden dit percentage nog ku nnen vergroten,
maar: deze zijn niet in het onderzoek betrokken.
Van geen van de merken valt evenwel met stelligheid te zeggen
dat ze ook inderdaad in Amsterdam zijn vervaard igd. Dit geldt
overigens ook voor de meeste in Amsterdam opgegraven piJpen.
Het ontbreken van gemerkt produkt ieafva l, het onvoltooide
archiefonderzoek en de nog niet afgeronde inventarisaties van
de verzamelde merken maken definitieve konklusies over de
Amsterdamse produkten nog niet moge lij k . Ook za l de invloed
van de niet-Amsterdamse pijpen op de Amsterdamse pijpenmarkt
(de 'importen') grondig bestudeerd moeten worden, alsmede de
distributie (het verkooppatroon) in de stad. Werden de pijpen

30

bij de detailhandel (winkel) per stuk gekocht of in kleine
aantallen of kocht men bijvoorbeeld een dozijn pijpen, van
hetzelfde merk, tegelijk van de handelaar die ze aan de deur
uitventte?
De antwoorden op deze vragen kunnen aantonen waarom de samen-
stelling en aantallen van de merken per buurt (vondstkomplex)
verschillen.
Wat wel duidelijk wordt is, dat er enige merken in velerlei
varianten gezet zijn. Zie bijvoorbeeld de merken BC en RW.
Hiervoor komen de verschillende pijpenmakers met dezelfde
initialen in aanmerking . Daarnaast is de kans groot dat één
pijpenatelier diverse, iets van elkaar afwijkende, stempeltjes
gebruikte.

Speciale dank gaat uit naar de heren J. Windhorst en J . van
Arkel voor hun welwillende toestemming hun terreinen voor on-
derzoek open te stellen.

Geraadpleegde literatuur:
Duco, D.H., De kleipijp in de 17e eeuwse Nederlanden. British

Archaeological Reports International Series 106, 1981.
Meulen, J. -van der en H. Tupan, De Leidse tabakspijpmakers in

de 17e en 18e eeuw. Stubeg, Hoogezand, 1980.
Smiesing, P .K., Utrechtse pijpenmakers. Pijpelogische Kring

Nederland, Ie jrg. nr.l, blz. 2 , 1978.
Tromp, H., en J. Six. De buitenplaatsen van ' s-Graveland.

Kerckebosch, Zeist, 1975.

TENTOONSTELLING

Ter gelegenheid van het verschijnen van het boek "De 'Gouwe-
naars' van Alphen aan den Rijn", geschreven door J. van der
Meulen, is vanaf begin september tot eind oktober, op Rijnkade
Il te Alphen aan den Rijn, een bescheiden tentoonstelling inge-
richt over de plaatselijke pijpenmakers en hun produkten.
Aan de hand van oude literatuur, archivalia en bodemvondsten
zal een overzicht worden gegeven van dit belangrijke produktie-
centrum , dat in de 18de eeuw een geduchte konkurrent wa s van
Gouda.
De expositie is ingericht in de oudheidskamer van de Histo-
rische Vereniging Alphen, die zich bevindt in een winkelpand.
Dit betekend dat de openingstijden gelijk zijn aan de winkel-
tijden en dat het 's- zondags gesloten i s .

31

OE PIJPENMARKT TE AMSTERDAM

door F.Tymstra

De Nieuwe Zijds Voorburgwal, lopende vanaf het Spui, langs de
achterkant van het Paleis op de Dam richting Centraal Station,
was eertij ds een gracht waar, langs de oevers van het water,
markten gehouden werden . Vandaar da t in de volksmond bepaalde
gedeelten een aparte naam verwierven. Zo was e r de Deventer
Houtmarkt en de Bloemmarkt (beide bij de Wijdesteeg) de Boom-
markt (bij de Rosemarijnsteeg) en de Melkmarkt (bij de Dam).
Later werd op de plaats van de Melkmarkt de Pijpenmarkt gehou-
den. Dat was het stukje gracht tussen de Paleisstraat en de
Wij des teeg , tegenover de Boornmarkt. Hoewe l deze markten al
lange tijd verdwenen zijn blijft t och de herinnering bewaard
doo r de nog s teeds gehouden pos tzegelma rkt. Op woensdagmiddag
en zaterdagmiddag worden in de openlucht postzegels verhandeld
op de p laats waar een s de Boornmarkt e n de Bloennnarkt waren.
De pijp enmar k t bestond a l i n de 17de eeuw. Hier wa s h e t cen-
trum van de pijpenhandel gevestigd. De meestal Goudse pijpen
werden daar ge l os t om verder verhandeld te word en. ' s Maandags
kwamen lieden van buiten om me t hun kramen markt t e houden.
Een in de archieven teruggevonden pi jpenverkoper uit de Goudse
Veer heette Hermanu s Blom . Op de pijpenmarkt z e lf woonden J an
Isaek van Zwo l en Amietie Braems , weduwe van Meyndert. Zij had
een grote klandizie, spec iaal bij de gewone man, want voor
Ke rstmi s 17 10 ha d zij, met het oog op de komende feestdagen,
van Willem Dircx , b e urt sc hipper op Gouda, n og 14 t onne n pijpen
ontvangen.

Behalve de kleinhandel in pijpen deden ook de groothandelaren
hun zaken . Want aan de Pijpenmarkt waren ook de aanl egsteiger s
van de schepen, die hun lading, afkomstig van de vele fabrie-

ken in en bu i t en de städ; ineêns döorverkoch t e n aan de groot-

handela r en voor de export. De tabak spijpen werden verder ge-
transpor teerd naar Denemarken, Duitsland, Zweden en Italië. In
d i e tijd bl oeide de pijpenhande l en betek ende een goede bron
van inkomsten voor de pijpenfabri eken en Amsterdam.

De stereokaart laa t ons een stukje z i e n van de Ni euwe Zi j d s
Voorburgwal van vóór 1884. Want in dat jaar werd de gr acht
gedemp t. De foto i s genomen vanaf het Spui, kijkend in de
r ichting van het Pale i s op de Dam. De gr acht i s de uitmonding
gewees t van een oud riviertje, de Boerenwetering . Dit kan men
nog zien aan het bochtig verloop van de tegenwoordige staat .
Op de acht ergrond is de zijkant van het Paleis met de toren

32

7 HOLLL\Dl:.. 1111.,•t 1,11,,, • )Εi:m,n•!J. f.;_

Stereokaart van de Amsterdamse pijpenmarkt (omstreeks 1908) ,

Huidige situatie van de Nieuwe Zijds Voorburgwal.

33

te zien, hier is de Paleisstraat . De grachtenhuizen, het
dichtst bij het Paleis gesitueerd, hebben aan de voormalige
Pijpenmarkt gestaan .

Bronnen : J.H.Kruizinge en J .A. Banning- Amsterdam van A tot Z,
Amsterdam 1966
F.G.M.Douwes - Oude toebackspijpjes in Amsterdam,
uitgegeven in "Ons Amsterdam" 16e jrg. nr.12, 1964
blz . 363- 367

LUSTRUMBOEK

Over ruim één jaar viert de P.K.N. ziJn tweede lustrum. Ter
gelegenheid van dit heugelijke feit is de r edaktie van plan
een monografie uit te geven , waarin een inventarisatie zal
worden gegeven over typelogie en determi natie van de Ned er-
landse kleipijp.
Het boek beoogt een samenvatting te geven van de produkten
uit de belangrijkste pijpenmakerscentra. De vele afbeel-
dingen en onde r s teunende beschrijvingen zullen voor de co l -
lectioneur en (amateur)archeoloog een steun be tekenen bij
de determinatie en datering van pijpekoppen. Mede gezien de
emvang zal hoofdzakelijk de produkti e in de 17de en 18de
eeuw aan bod komen. Vele 'deskundigên hebben reeds hun mede-
werking aan deze uitgave toegezegd.
In overzichtelijke hoofdstukken zullen de typologisch- en
anderszins herkenbare pij pen beschreven worden uit de vol-
gende plaatsen: Alphen aan den Rijn, Amsterdam, Deventer,
Enkhuizen, Gorinchem, Gouda, Groningen, Hoorn, Leeuwarden,
Leid en Maastricht, Nijmegen, Rotterdam, Schiedam, Schoon-
hoven, Utrecht en Zwolle . Tevens zal een uitgebreid e lit e-
ratuurlijst worden opgenomen.
Om het boek zo volledig en ac tu eel mogelijk te maken wordt
iedereen, die in het bezit is van bodemvondsten die wijzen
op een lokale produkti e , verzocht dit te meld en bij J . van
der Meulen (adres, zie binnenzijde omslag) .

ATTENTIE
De tentoonstelling 'Vi er eeuwen roken', die tot 28 september
in het Volkskundemuseum te Antwerperi zou zijn geopend i s wegens
interne verbouwingen voorti jd ig gesloten . Te zijner tijd zal
de expositie opnieuw doorgang vinden.

34

HET DATEREN VAN GOUDSE PIJPEN AAN DE HAND VAN DE MERKEN

door P.K.Smies i ng

Inleiding
Het dateren van Goudse p1Jpen aan de hand van pijpenmakersmer-
ken is een bijna onmogelijke taak. Dit komt omdat de meeste
merken voortdurend van eigenaar wisselden. Soms gebeurde het
zelfs dat Goudse pijpenmakersmerken meer dan 200 jaar in rou-
latie bleven. Enkele merken zijn daarentegen slechts kort ge-
bruikt.
Onlangs kwam ik in bezit van pijpenmateriaal dat, omdat de er-
op voorkomende merken maar kort bestaan hebben, zonder de hulp
van de tabellen van Friederich (1) gedateerd konden worden . De
pijpekoppen zijn afkomstig uit een bouwput in Maarssen. Het
J8e eeuwse huisafval, waarin de koppen gevonden werden, werd
gebruikt om de oever van de Vecht te verhogen en te verste-
v igen. Helaas waren de grondlagen tijdens de graafwerkzaam-
heden hopeloos door elkaar geraakt, Gelukkig was nog een klein
gedeelte van de J8e eeuwse afval l aag in takt gebleven. Na enige
uren grave? kon ik hieruit een 25-tal pijpfragmenten verza-
me l en .

De pijpen
Alle gevonden pijpekoppen behoren qua vorm tot het zogenoemde
trechtertype. De trechtervormige koppen konden weer onderver-
deeld worden in k oppen met hielmerk en koppen met zijmer k . De
koppen met hielmerk hebben een complete radering en zijn geheel
geglaasd. Deze koppen behoren aan lange stelen ( total e lengte
van 460 tot 490 mm) (2) en worden als de voorloper van de ovoÏde
pijpekop beschouwd. De gemiddelde maten zijn: hoogte 41,8 mm;
breedte 20 mm ; diameter kopopening 16 mm. Via de me thode van
Friederich kon deze groep koppen gedateerd worden op ongeveer
1735 .
De koppen met zijmerk zijn ongeglaasd en hebben geen of een
gedeeltelijke radering. Pijpen met zijmerken hebben korte ste-
len ( totale lengte bedraagt ongeveer 265 mm) ( 2) en zijn van een
mindere kwaliteit. De koppen hebben een grover uiterlijk en
meten gemiddeld: hoog te 40 mm; breedte 21 mm; kopopening 17 mm.
Aan de hand van de maten konden deze koppen met de methode van
Frieder ich gedateerd worden op 1740.
De pijpen zull~n echter, oNd8t ze uit 0P.z~lf<lP. afvallaag afkom-
stig zijri, in àezelfde periode vervaardigd zij n .

Datering volgens de merken
De hielmerken op de geglaasde trechters zi j n : ABC, AVD (mono-

35

gram), DK gekroond, HL gekroond, KVD, PT gekroond, SSS, WL ge-
kroond, (de bloempot), gekroonde rennende hond, de gekroonde
kraan en de riek met de initialen AS. Het laatste merk werd
vanaf 1730 gebruikt door de Goudse pijpenmaker Andries Scharp
(3). In het merkenboek uit 1746 wordt dit merk niet meer ver-
meld. Jacob Hopkooper deed in 1726 zijn proef voor het gilde
en zette het merk SSS op zijn pijpen. In 1746 worden beide,
merk en pijpenmaker, niet meer genoemd.
De zijmerken zijn allen op de linker zijde van de kop aange-
bracht. Het merk BVH (afb.1,2) heb ik niet kunnen achterhalen
in ond ergenoemde naslagwerken. Mogelijk i s het geen Gouds
pijpenmakersmerk.
Het gekroonde en ongekroonde merk FHM behoorde in 1730 toe aan
dP. weduwe van FrRns Heneman (3)(afb.3,6). In 1746 wordt deze
pijpenmaakster niet meer genoemd. Het merk WOH (een iigatuur)
van Willem Ophuijse wordt eveneens in 1730 vermeld (afb.4). In
1746-z ijn h;t-merk en de pijpenmaker van het toneel verdwenen.
Ook het merk de gekroonde AF (afb .5 ) is slechts kort in gebruik
geweest . De eigenaar was Arije van den Ring, die vanaf 1730 tot
vóór 1746 dit merk in omloop bracht.
Cijfermerken bestaande uit 3 cijfers werden pas in de twintiger
jaren van de 13e eeuw gezet (afb.7)(4). Joris van Roon kan deze
pijp vanaf 1730 in de handel geb~ächt hébben. In 1746 heeft
Joris van Roon het merk 13, terwijl de 333 ni et meer voorkomt.
Uit bovenstaande blijkt dat de gevonden koppen gedateerd kun-
nen worden tussen 1730 en 1746. Helaas komen we uît de merken-
boeken niet te weten wanneer een merk in de tussenliggende
periode aan het gebruik werd onttrokken. Dankzij een octrooi,
in nov. 1739 aan de Goudse pijpenmakers verleend om hun pijpen
te merken met het Goudse wapen (4), kunnen de koppen nog scher-
per gedateerd worden. Dit waarborgmerk komt op het in Maarssen
opgegraven materiaal niet voor. De pijpen moeten dus vóór 1740
vervaardigd zijn . De datering volgens Friederich, 1735-1740,
kan in dit geval de toets der kritiek volledig doorstaan.

Bronnen:
1. Friederich, F.H.W., Pijpelogie. Vorm, versiering en da-

tering van de Hollandse kleipijp. A.W.N .-monografie no.2,
1975 .
2 . Tymstra, F., Over de lengte van 17e en 18e eeuwse klei-

pijpen. Pijpelogis che Kring Nederland Se jrg. nr.18, blz.

27 -37, 1982.
3 . Laansma, S . , Pijpmakers en pijpmerken 1724-1865. 1977.
4. Duco , D.H. , Mer ken van Goudse p ijp enmakers 1660-1940. 1982.

36

n. 1.
~
-. \

~~ )

in-nt û

•, ~

12 3

1-

\

45 6

78

37

HET GEBRUIK VAN TABAK IN PRE-COLUMBIAANS MEXICO

door Jan Elferink

De oorsprong van de tabak ligt in de Nieuwe Wereld, waar hij
in de 15e eeuw over he t hele continent gebruikt werd . De eer-
ste kennismaking van de Europeanen met de tabak vond plaats na
de ontdekking in 1492 van de eilanden in de Caribische zee,
vooral op Haïti, waar de inheemse bevolking tabak rookte in de
vorm van sigaren. Deze sigaren noemde men daar 'tabaco ' , en de
Spanjaarden gaven die naam aan de plant als zodanig.
De confrontatie tussen de Spanjaarden en de voornaamste cultu-
ren in Centraal Amerika, de Azteken en de Maya's, vond pas
plaats in 15 19, toen Cortes in Mexico voet aan wal zette. De
Azteken heersten over geheel Centraal-Mexico, en waren de be-
langrijkste en best georganiseerde cultuur op dat tijdstip .
Van de Azteken weten we relatief veel omdat de Spaanse kroniek-
schrijvers over hen het meest hebben opgeschreven. De ver-
overing van de Inca's i~ Zuid- Amerika vond pas later plaats
( 1529- 1532) ; ook over deze cultuur zijn we goed geïnformeerd,
maar het gebruik van tabak speelde daar niet de belangrijke
rol, die hij in Centraal-Amerika speelde,
De tabak had in de wereld van de Azteken een aantal belang-
rijke functies, waarover de Spaanse kroniekschrijvers uitvoe-
rig bericht hebben. Opmerkelijk is dat bijna allen die de ta-
bak behandelen, wijzen op de hallucinogene en narcotische
eigenschappen die volgens hen de tabak in die tijd bezat. Ze
vergel ijken de tabak dikwijls met het hen bekende bilzekruid,
dat ook geestverruimende eigenschappen bezat (en bezit) en
vroeger in heksen-zalven verwerkt werd. Vanwege de hallucino-
gene eigenschappen werd de tabak vooral gebruikt door de prie-
stertovenaars die in grote getale in de Azteekse samenleving
voorkwamen. Door de bevolking werd de tabak onder meer ge-
b ruikt om pijn, vermoeidheid , honger e n dorst t e bestrijden .
De tabak bezit in onze dagen genoemde eigenschappen niet meer
en de vraag dringt zich op hoe de Azteken er zo door beïnvloed
werden. Er zijn een aantal verklaringen mogelijk . De eerste is
dat de t abak tengevolge van het kweken zijn eigenschappen heeft
la ten veranderen, of dat de Azteken een ander subspecies van
Nico tiana gebruikten. ·Een andere verklaring is dat de Azteken
de tabak vermengden met een andere- ons onbekende- hallucino-
gene plant. Voor de eerste hypothe.se pleit onder andere dat de
tabak ook in de oude Europese kruidboeken nog soms vermeld
staat als een plant die een soort dronkenschap kan teweeg
brengen. Bovendien ontsnapte het toevoegen van andere stoffen

38

aan tabak niet aan de waarneming van de kroniekschrijvers.
Zelfs niet- professionele auteurs - zoals de regeringsfunctiona-
rissen die in opdracht van de Spaanse koning naast hun overige
bezigheden een vragenlijst dienden in te vullen over inheemse
gebruiken - vermelden dat de tabak werd gebruikt om vermoeid -
heid te verminderen en om te verdoven en dat bij het roken de
tabak gemengd werd met liquidambar, een harsachtig product van
de plant Liquidambar styraciflua. Deze hars heeft echter geen
narcotische eigenschappen.
Behalve voor de zojuist genoemde doeleinden werd de tabak als
geneesmiddel gebruikt tegen een groot scala van ziekten . Dit
gebruik werd door de Spanjaarden ijverig overgenomen.
Meer dan als genotsplant werd de tabak de eerste jaren na de
verovering van Amerika, in Europa beschouwd als een wonder-
plant tegen tal van ziektes. Eén van die zeer vele ziektes is
astma, maar ook tegen syphilis, reuma, wonden, vergiftiging,
zweren en andere kwalen werd tabak gebruikt. De Azteken ge-
bruikten ook tabak bij magische bezweringen om ziektes te ver-
drijven. Een opmerkelijk gebruik van tabak bij de Azteken is
het verdoven van giftige slangen met fijngepoederde tabak.
De manier waarop tabak in het oude Mexico gebruikt werd was
divers. Evenals op de eilanden in het Caribis che gebied werd
tabak in Mexico gerookt in de vorm van sigaren. Zeer verbreid
schijnt verder het kauwen van tabak geweest te zijn. Voor het
kauwen werd de tabak daartoe vermengd met kalk. In veel mindere
mate werd tabak gesnoven. (Deze gewoonte was in Zuid-Amerika
overigens wel vrij verbreid) . Géén van de kroniekschrijvers,
die in het algemeen zeer grondig waren in hun bes chrijvingen,
beschrijven de pijp zoals wij die kennen voor het roken van
tabak. Dit zou een gevolg kunnen zijn van het feit dat ze die
pijp niet kenden en dus moeilijk konden beschrijven, maar erg
waarschijnlijk is dat niet. Ze beschrijven wel uitvoerig het
roken van tabak door zogenaamde 'ca~utos', hetgeen letterl i j k
vertaald betekend: buis, pijp. Uit de context blijkt dat het
waarschijnlijk een recht buisje of pijpje was, dus zonder kop
erop . Het gebruik van deze ' canutos' was nogal verbreid.
Hoewel de kroniekschrijvers de pijp met kop niet beschrijven
is h e t opval l ende, dat de oude Mexicanen wel degelijk zo ' n
pijp hebben gekend, want er zijn er vele opgegraven. Hierbij
waren zeer bewerkte vormen, met diverse typen koppen (zie af-
beeldingen). Het vermoeden bestaat dat de Azteken de ze pijpen
niet (meer) gebruikten, maar dat ze stammen uit de tijd dat de
Tolteken (800-1 000) over Mexico heersten, dus lang voor de
Azteken (1250-1521) . Deze ve rmoedelijk Tolteekse pijpen ver-
schillen niet erg veel van de modernere ' klei'pijp. De ste el

39

Pre- columbi aanse, vermoedelijk Tolteekse pijpen uit Centr aal-
Mexico . Museo Nacional de Antropologia, Mexico .

40

was recht met een nauw rookkanaal. De kop was relatief groot,
soms fraai of grillig uitgevoerd, en was meestal via een stom-
pe hoek met de steel verbonden. Verder was de steel afgeplat
zodat de pijp met de kop omhoog kon worden neergezet. Gezien
het karakter van de precolumbiaanse culturen, die sterk reli-
gieus waren en strakke hiërarchische verhoudingen kenden, is
het waarschijnlijk dat de fraai bewerkte vormen 6f voor reli-
gieuse doeleinden werden gebruikt, 6f door de heersende klasse .
De Azteken die tabak, hetzij als genotsmiddel, hetzij als ge-
neesmiddel wensten te gebruiken, konden daarvoor terecht bij
de speciale tabaksv-erkopers op de markt van de hoofdstad van
het Aztekenrijk . Deze verkochten tabak om te kauwen me t kalk,
maar ook tab ak om te roken.
Ook waren er op diezelfde markt speciale verkopers voor de
'canuto s de humo', oftewel pijp-buisjes om te roken (deze
waren dus zonder kop). Hoewel deze 'canutos' op het eerste ge-
zicht een primitieve indruk wekken, waren er veel verschillen
in kwaliteit en bewerking. In een eenvoudig geval was het een
stukje onbewerkte r ietstengel . In zeer veel gevallen werd het
buis-pijpje bewerkt en versierd . Er waren er die gemaakt wer-
den van zeer hard hout of zelfs van zilver . Soms werden ze
vers i erd met bloemen, vissen of vogels. Er waren er zelfs die
een soort verborgen vers iering hadden die pas zichtbaar werd
bij het branden van de inhoud. Deze pijp-buisjes werden niet
alleen gebruikt om taba k te roken. De Azteken rookten een aan-
tal geurende producten, waaronder de hars "chapopotli" en zelfs
bepaalde paddestoelen.
De rol van de 'canutos' in de Azteekse samenleving wordt onder-
streept door het feit dat sommige volken die door de Azteken
onderworpen waren, grote hoeveelheden van dit rookgerei in de
vorm van belasting moesten betalen. In de Codex Mendoza wordt
een getal genoemd: een aantal s teden moesten 8000 pijp- buisjes
opbrengen. Volgens de erbij horende tekening waren ze overigens
onbewerkt en eenvoudig, en werden gebruikt voor het roken van
t ab ak.
De vraag dringt zich op wanneer en hoe het geb ruik van t abak
zich naar Europa verspreidt heeft. De Spanjaarden kwamen het
eerst met de tabak in aanraking , eerst op de Caribische eilan-
den, later in Mexico . Vooral de Spaanse zeelui namen het ge-
bruik van de inheemse bevolking over om tabak te roken in de
vorm van sigaren . Hoewel in Europa de meeste Spanjaarden het
uitblazen van rook toch lichtelijk associëerden met de duivel
en duivelse genoegens , werd het gebruik van tabak als genots-
middel vergoelijkt door andere eigenschappen die aan tabak
werden toeges chreven: het was een buitengewoon gewaardeerd

41

geneesmiddel. Gedurende vele jaren werd tabak ook in Europa
gezien als een van de belangrijkste geneesmiddel en tegen vele
kwalen , en dat kon niet anders dan een geschenk van God zi jn.
Het feit dat de ons bekende pijp met kop niet door de kroniek-
schrijvers waargenomen werd heeft mogelijk er mee te maken dat
he t pijp roken in Spanje weinig opgang heeft gemaakt in de 16e
eeuw .
Hoe de ons beke nde pijp zijn opmar s in Europa gestart is, is
mij niet bekend . Het lijkt me niet waarschijnlijk dat dit ge-
bruik uit Centraal -Amerika kwam. Dit ondanks h et feit dat dit
geb ied in die tijd in het centrum van de belangstelling stond
en er ook wel veel pijpen met kop (maar vermoedelijk uit een
eerdere tijd) gevonden zijn . We kunnen op grond van de infor-
matie van de Spaanse kroniekschrijvers ervan uitgaan dat de
tabak in de 16e eeuw daar gerookt werd in de vorm van sigar en,
of in buisvormige pijpjes zonder kop. In Noord- Amerika daaren-
tegen werd tabak vrijwel uitsluitend in het ons bekende pijp-
type gerookt . Hoewel op dat ogenblik Noord- Ameri ka een rela-
tief oninteressant gebied werd geacht, is het waarschijnlijk,
dat de Engelsen, die het daar voor het zeggen hadden, juist
uit dat gebied het gebruik van de pijp vandaan hebben. Via
Engeland is het gebruik daarna naa r ons land gekomen .
Het schijnt overigens, dat de Hollanders al rond 1575 gepro-
beerd hebben om de hegemonie van de Spanj aarden over de handel
in tabak te doorbr eken. In die t ijd al smokkelden ze t abak uit
het Caribische gebied naar Engeland. Ook rond diezelfde tijd
begon het roken van t abak bij de Hollandse zeelui populair te
worden . Ger ookt werd uit zilveren of klei-pijpen, met een kop
zo groot als een hazelnoot .
De tabak heeft op d e Spaanse kroniekschrijvers het meeste in-
druk gemaakt vanwege het gebruik voor hallucinogene en narco-
tische doeleinden. Daar is hedentendage weinig meer van t e
merken , maar wat was daarvan over toen de tabak voor het eerst
in Europa gebruikt werd en hoe zag men de werking van tabak
hier? Daartoe raadplegen we de bes chrijving van Rembert Do-
doen s, een Vlaming die la t er hoogleraar werd in Leiden en die
in 1554 zijn ' Cruydeboeck' deed versch i jnen . Hij schrijft :

''. .. tabaak maeckt den mensche s laperigh/krancksinnigh/ende soo
van herssenen gestelt oft ontstelt/als oft hy droncken waer/
als men ander s niet dan den roock daervan inneemt........ .
want den roéck soo ontfanghen zijnde/is bequaem om alle smer-
ten ende weedommen des lichaems te versoeten ."

Literatuur:
Bernardino d e Sahagun: Historia General de las Cosas de Nueva

42

Espana, Editorial Porrua, Mexico, 1956 .
J . Alden Mason: Use of tobacco in Mexico and Sou th America.

Field Museum of Natural History, Leaflet 16, Chicago, 1924 .
J . G.R . Elferink: The narcotic and hallucinogenic use of tobacco

in pre- columbian Central America. Journal of Ethnopharmaco--
logy, vol.7, blz.1 1 1-1 22, 1983.
G. Brongers: Nicotiana Tabacum. Theodorus Niemeyer N.V . Gro-
ningen , 1964.
A. Schierb8ek: ~loemle7.ing uit het Cruydt- boek van Rembert Do-
doens. De Hofstad, Den Haag, 1941.

F. Ro~jcsek. The smoking gods. Tobacco in Maya art, history,

and religion, University of Oklahoma Press, !978.

VOOR U GELEZEN IN ... ..

In 'Het boek der opschriften', van mr . J. van Lennep en J. ter
Gouw , uitgegeven in 1869, staat op bladzijde 98 het volgende:
Vroeger ontving men in zijn Goudsche pijpenmand, boven de ge-
wone pijpe~, altijd een, die de koning van 't gros was - de
zoogenaamde bruidegomspijp; thans nog bovendien eene met een
schuinschen dikkop zonder hieltje - zeker om te gebruiken als
' t hoofd wat dwars staat - en eene met een opschrift. Voor ons
ligt er eene uit de Gekroonde 27 herkomstig, op wier kop,
tusschen lauwertakken, deze regels staan:

De Held van Waterloo, de glorie van zijn tijd,
Was minzaam voor het volk, en dapper in den strijd .

Van 1815 tot 1865.

De verzen zeggen niets dan wat iedereen weet; maar da t : tot
1815 zou later de geleerden - en vooral de navorschers - wel
eens in de war kunnen helpen . Blijft er zoo 'n kop bewaart, -
en dit geschiedt zeker, want menig verzamelaar za l er een,
goed doorgerookt ten bewijze van echtheid, in zijn kabinet van
kurioziteiten leggen, - dan kan e r over honderd en meer jaren
een hevige pennestrijd ontstaan over ' t juiste sterfjaar van
Koning Willem II. Want a l vertellen de kranten en de historie-
schrijvers, dat hij geleefd en geregeerd heeft tot 1849, deze
kunnen zich vergist hebben (het gewone argument van navorschen-
de gees ten), - en zoo'n pijpekop, een echt dokument, zegt: tot
1865. Wij hebben in menigen geleerden strijd wel a r gumenten van
nog lichter allooi zien aan voeren .

43


Click to View FlipBook Version