Digitale fotografie en fotobeheer module 2
3. Inzoomen tijdens de belichting.
Om beweging te suggereren kan je inzoomen tijdens de belichting.
Voorbeeld:
Kies een stilstaand onderwerp. Maak je compositie zo dat het onderwerp helemaal in het
midden staat, je zoomlens is nu helemaal uitgezoomd (groothoek). Stel een iets langere
belichtingstijd in (1/15). Zoom in tijdens het belichten. Dit zal niet van de eerste keer
een goed resultaat geven, hier zal je meerdere opnames moeten maken om tot een goed
resultaat te komen. Je kan best op statief werken, met het draaien aan de zoomlens is het
moeilijk om de camera stil te houden. ( In het voorbeeld hieronder is geen statief
gebruikt, het resultaat is bewogen.)
51 Opgesteld door Gert Vriens met medewerking van Sabine Cuyvers
Digitale fotografie en fotobeheer module 2
5.3.2 Bewegend onderwerp onscherp
De sluitertijd is te lang in verhouding met het bewegend onderwerp. Welke sluitertijd
het onderwerp nog “bevriest” is afhankelijk van de snelheid van het onderwerp. Is de
sluitertijd te lang om te bevriezen, dan zal het onderwerp onscherp worden.
1. Onderwerp onscherp – achtergrond scherp.
Als je een bewegend onderwerp fotografeert met een te lange sluitertijd. Kan je de
camera op statief plaatsen om zo toch nog de achtergrond scherp te krijgen.
Voorbeeld:
Je kent waarschijnlijk wel de foto’s met lichtstrepen, deze lichtstrepen zijn gemaakt met
de koplampen van rijdende auto’s. Je plaatst de camera op statief, je zoekt de
belichtingstijd en stelt alles in. Doordat je op statief werkt is alles wat stilstaat in het
decor scherp, alles wat beweegt wordt onscherp.
De bomen en het huis staan stil, de trein beweegt. Hier is een lange sluitertijd gebruikt, de
sluiter stond al open toen de trein nog niet over de overweg reed, je ziet nog een boom en
een huis door de trein.
52 Opgesteld door Gert Vriens met medewerking van Sabine Cuyvers
Digitale fotografie en fotobeheer module 2
2. Onderwerp onscherp – achtergrond onscherp.
Als er in een foto niets scherp is, dan heeft de camera bewogen. Hierdoor kan je soms
abstracte beelden vormen.
Voorbeeld:
Als je in een donkere omgeving bent en je ziet enkele lichtbronnen. Dan kan je door de
camera te bewegen schrijven met de lichtbronnen.
Meet het licht, stel de belichtingstijd in, zorg dat je een lange sluitertijd hebt. Plaats een
lichtbron in je compositie, tijdens de opname maak je een rondje met de camera. De
lichtbron is nu een cirkel in de foto.
OPDRACHT
Fruit in een grote bak met water laten vallen, plaats voldoende licht om de sluitertijd zo
kort mogelijk te houden.
Meetrekken met het onderwerp. Fotografeer een onderwerp dat beweegt, zorg ervoor
dat het onderwerp scherp is en de achtergrond onscherp.
Bv fotograferen van een rijdende speelgoedauto.
Zoom in op het onderwerp tijdens het belichten. Plaats het onderwerp in het midden.
Beweeg je camera tijdens het belichten, als je een lichtpunt fotografeert kan je zelfs met
een lange sluitertijd, je naam schrijven.
Zet je camera op statief, stel de langste sluitertijd in, stel scherp op bv een muur, zorg
ervoor dat het heel donker is, schrijf tijdens de belichting je naam op de muur met een
zaklamp.
Fotografeer stromend water op 2 verschillende manieren, 1 keer met een korte
sluitertijd 1 keer met een lange sluitertijd. Houd de compositie hetzelfde.
Fotografeer als het donker is auto’s, probeer verschillende sluitertijden uit totdat je
mooie lichtstrepen krijgt, gevormd door de lampen van de auto’s.
(als je op een viaduct kan staan is het effect nog mooier)
53 Opgesteld door Gert Vriens met medewerking van Sabine Cuyvers
Digitale fotografie en fotobeheer module 2
6 Gevoeligheid (ISO)
Gevoeligheid is naast de sluitertijd en het diafragma de derde factor die mee de
belichting gaat bepalen. Dit is de “lichtgevoeligheid” van de beeldsensor, hoe snel
reageert de sensor op het invallende licht.
Bij de analoge fotografie moesten we het fotorolletje aanpassen aan de omstandigheden
waarin we gingen fotograferen. Als we naar een zonnige bestemming op vakantie gingen
dan kocht je best een 100ASA/ISO. Hadden we een feestje binnen en moest er geflitst
worden, dan was een 400ASA/ISO beter.
Die regel geldt nu, in het digitale tijdperk, ook nog. We hebben wel het voordeel dat we
de gevoeligheid van de beeldsensor kunnen aanpassen wanneer we willen.
De gevoeligheid van de beeldsensor wordt uitgedrukt in ISO. Het is ook hier afhankelijk
van het type camera dat je hebt, welke instellingen je kan maken. De ISO-waarden
kunnen variëren van 50 tot 6400 ISO.
Hier geldt de regel hoe hoger het getal hoe lichtgevoeliger (minder omgevingslicht nodig
om te kunnen fotograferen.)
6.1 De ISO-waarden
Voor de ISO-waarden is er ook een getallenreeks.
(50) - 100 – 200 – 400 – 800 – 1600 – 3200 – (6400)
Hier zien we weer dat de getallenreeks logisch opgebouwd is, een verdubbeling als we
naar rechts toe kijken en een halvering als we naar links gaan.
Het verschil tussen 2 getallen is een stop, een halvering of een verdubbeling van de
gevoeligheid.
Anders gezegd: bij het gebruik van 400ISO heb je maar de helft van de hoeveelheid licht
nodig dan bij een opname met 200ISO.
54 Opgesteld door Gert Vriens met medewerking van Sabine Cuyvers
Digitale fotografie en fotobeheer module 2
6.2 Ruis
6.2.1 Wat is ruis?
In de sensor van de camera ontstaat ruis. De sensor is opgebouwd uit miljoenen pixels
die per stuk een lichtmeter vormen. Als er licht op een pixel valt, wordt er een signaal
geproduceerd.
De pixels vertonen ruis en geven dus fouten in de meting. Soms registreert de pixel meer
signaal dan het eigenlijk aan licht ontving, waardoor er meer ruis ontstaat.
6.2.2 Wanneer wordt er ruis gevormd?
Bij gebruik van een hoge gevoeligheid
Bij lange belichtingstijden
6.2.3 Ruisonderdrukking
Er zijn meerdere mogelijkheden om ruis te onderdrukken. De meest voorkomende is
“noise reduction” (ruisonderdrukking). Elke camera is hiermee uitgerust.
De ruisonderdrukking gaat de afbeelding minder scherp maken, zodat de ruis minder
zichtbaar is. Dit heeft als nadeel dat de gehele foto minder scherp wordt.
6.2.3.1 Verschillende soorten ruisonderdrukking
De meeste uitgebreide camera’s en vooral recente modellen hebben de mogelijk om een
bepaalde ruisonderdrukking in te stellen:
Long exposure noise reduction (bij lange sluitertijden > 1seconde)
High ISO sensitive noise reduction (bij hoge iso >1600 iso)
Welke instellingen je kan maken is afhankelijk van de camera die je hebt.
55 Opgesteld door Gert Vriens met medewerking van Sabine Cuyvers
Digitale fotografie en fotobeheer module 2
OPDRACHT
schrijf de getallenreeks voor de ISO-waarden eens op.
Kijk eens in je handleiding welke iso-waarden je kan instellen.
Hoe verander je de ISO-waarden?
Waar kan je de ruisonderdrukking instellen?
Welke mogelijkheden van ruisonderdrukking heeft je camera?
Maak verschillende opnames van hetzelfde onderwerp met verschillende iso-
waarden, wanneer zie je ruis. Maak dezelfde reeks opnames, maar nu met
ruisonderdrukking, wanneer zie je nu ruis?
Maak een foto met 100iso en dezelfde foto met de hoogste iso-waarde van je camera,
vergelijk de resultaten, wat valt er op?
Op café of met een feest kan je fotograferen zonder te flitsen, zet de iso hoog en je kan
ongemerkt fotograferen.
Maak een portret zonder te flitsen in een interieur, de lichtbron mag ook in beeld
komen.
56 Opgesteld door Gert Vriens met medewerking van Sabine Cuyvers
Digitale fotografie en fotobeheer module 2
7 Verband tussen diafragma, sluiter en ISO
De 3 factoren die een goede belichting bepalen zijn: diafragma, sluiter en ISO. We
hebben gezien dat er bij alle drie een getallenreeks hoort. Het verschil tussen die
getallen werd bij alle 3 in stops uitgedrukt.
Het diafragma bepaalt de hoeveelheid licht dat er op de beeldsensor valt.
De sluiter bepaalt hoelang er licht op de beeldsensor valt.
De ISO-waarde bepaalt de gevoeligheid van de beeldsensor.
Als we het diafragma 1 stop verkleinen (f8f11) komt er half zoveel licht op de
beeldsensor.
Om dezelfde hoeveelheid licht op de beeldsensor te laten komen, kunnen we of de
sluitertijd 1 stop langer maken of de gevoeligheid 1 stop verhogen.
Voorbeeld:
Bij lichtmeting verkrijg ik f8, 1/60, ISO 200
Ik wil graag een landschap fotograferen, daarom zou ik liever diafragma 16 gebruiken
zodat er meer scherptediepte is.
32 – 22 - 16 – 11 – 8 – 5.6 – 4 – 2.8 – 2 – 1.4
Ik ben in de getallenreeks van f8 naar f16 gegaan, dit is een verschil van 2 stops. Het
diafragma is kleiner, er gaat minder licht op de beeldsensor vallen. Om dit te
compenseren en dezelfde belichtingshoeveelheid aan te houden, moet ik ergens 2 stops
meer “licht” gaan halen, dit kunnen we doen door de sluitertijd OF de iso-waarde aan te
passen. In dit voorbeeld kiezen we ervoor om de sluitertijd aan te passen.
500 – 250 –125 – 60 – 30 – 15 – 8 - 4 - 2 - 1” – 2”
We beginnen te tellen bij 1/60, we moeten 2 stops meer licht hebben, dus we gaan
langer moeten belichten. We komen uit bij 1/15.
Kunnen we een landschap fotograferen bij 1/15? Ja, we kunnen de camera op statief
plaatsen, het landschap beweegt niet!
57 Opgesteld door Gert Vriens met medewerking van Sabine Cuyvers
Digitale fotografie en fotobeheer module 2
Besluit:
f8, 1/60 en iso200 geeft dezelfde belichting als f16, 1/15 en iso200. Dit met enige
verschil dat er bij het gebruik van f16 meer scherptediepte in de foto is, we moeten er nu
wel voor zorgen dat de camera op statief staat, anders ontstaat er bewegingsonscherpte.
Zo kan je steeds nagaan wat er belangrijk is in de foto, wat primeert? Sluitertijd of
diafragma? Beweegt het onderwerp? Moet ik een korte sluitertijd nemen of best een
lange sluitertijd op statief? Wat mag/moet er scherp zijn aan de foto en wat niet? Wil ik
veel scherptediepte of juist heel weinig?
58 Opgesteld door Gert Vriens met medewerking van Sabine Cuyvers
Digitale fotografie en fotobeheer module 2
Opdracht 1 Lichtmeten OPDRACHT
15 8 4 2 1 ½ ¼ 1/8 1/15 1/30 1/60 1/125 1/250 1/500 1/1000
1 1.4 2 2.8 4 5.6 8 11 16 22 32
Stel je camera in op de M stand.
De brandpuntafstand is 50mm.
Neem de kleinste diafragmawaarde.
Maak gebruik van de waarden uit de analoge fotografie. Dit betekent dat als je
kleinste f-getal 3.5 is, dan neem je f-getal 4.
Stel de sluitertijd in zodat het balkje de 0 aanduidt.
Schrijf de waarde op van het diafragmagetal en van de sluiter.
f-getal:_______ sluiter:_______
Maak de foto.
Wijzig het diafragmagetal in de grootste waarde die je camera kan instellen. Maak
ook hier gebruik van de waarden uit de analoge fotografie.
Bereken zelf de sluitertijd en kijk of deze hetzelfde is als diegene die je lichtmeter
aanduidt.
Maak de foto.
De belichting voor beide foto’s is hetzelfde!
Vergelijk de beide foto’s.
Opdracht 2 Lichtmeten
Plaats 3 voorwerpen naast elkaar. De voorwerpen staan op één horizontale lijn. Je
toestel is volledig uitgezoomd.
Maak de foto met een groot diafragma.
Bijvoorbeeld F4, kijk welke sluitertijd:____
Maak de foto nogmaals met een klein diafragma. Bijvoorbeeld F32, welke
sluitertijd:____.
Doe de berekening ook zelf.
59 Opgesteld door Gert Vriens met medewerking van Sabine Cuyvers
Digitale fotografie en fotobeheer module 2
Opdracht 3 Lichtmeten
Plaats 3 voorwerpen naast elkaar. De voorwerpen staan op één horizontale lijn. Je
toestel is volledig ingezoomd. Ga wat naar achter indien dit nodig is.
Maak de foto met een groot diafragma.
Bijvoorbeeld F8, kijk welke sluitertijd:____
Maak de foto nogmaals met een klein diafragma. Bijvoorbeeld F32, welke
sluitertijd:____.
Doe de berekening ook zelf.
Opdracht 2 en 3 hebben dezelfde belichting. Wat is het verschil tussen de foto’s?
Opdracht 4 Lichtmeten
Verplaats 2 van de 3 voorwerpen naar achter. De afstand tussen de voorwerpen is
hetzelfde. Je maakt drie foto’s waarvan telkens één voorwerp uit de rij scherp is
(focus lock of manueel).
Maak gebruik van een groot diafragma en zoom extra in om weinig scherptediepte te
hebben. De kadrering is telkens hetzelfde.
f-getal:___ sluiter:___
Welk resultaat krijg je, als je een klein diafragma neemt?
f-getal:___ sluiter:___
Opdracht 4 Grijskaart
Fotografeer een voorwerp op een witte achtergrond.
Stel de camera in op manueel.
Maak 2 foto’s waarvan de ene een groot diafragma heeft en de andere een klein.
o Foto 1 sluiter:___ f-getal:___
o Foto 2 sluiter:___ f-getal:___
Je maakt terug 2 foto’s maar nu plaats je eerst de grijskaart voor je onderwerp. Zorg
dat er geen schaduwvorming is. Meet het licht en noteer de waarden. Maak de
berekening zelf voor de tweede foto.
o Foto 1 GK sluiter:___ f-getal:___
o Foto 2 GK sluiter:___ f-getal:___
60 Opgesteld door Gert Vriens met medewerking van Sabine Cuyvers
Digitale fotografie en fotobeheer module 2
Opdracht 5 Grijskaart
Fotografeer een voorwerp op een zwarte achtergrond.
Stel de camera in op manueel.
Maak 2 foto’s waarvan de ene een groot diafragma heeft en de andere een klein.
o Foto 1 sluiter:___ f-getal:___
o Foto 2 sluiter:___ f-getal:___
Je maakt terug 2 foto’s maar nu plaats je eerst de grijskaart voor je onderwerp. Zorg
dat er geen schaduwvorming is. Meet het licht en noteer de waarden. Maak de
berekening zelf voor de tweede foto.
o Foto 1 GK sluiter:___ f-getal:___
o Foto 2 GK sluiter:___ f-getal:___
Opdracht 6 Grijskaart
Plaats 3 voorwerpen naast elkaar op een witte of zwarte achtergrond. De
voorwerpen staan op één horizontale lijn. Je toestel is volledig uitgezoomd. Meet
het licht op de grijskaart.
Maak de foto met een groot diafragma.
Bijvoorbeeld F4, kijk welke sluitertijd:____
Maak de foto nogmaals met een klein diafragma. Bijvoorbeeld F32, welke
sluitertijd:____.
Doe de berekening ook zelf.
Opdracht 7 Grijskaart
Verplaats 2 van de 3 voorwerpen naar achter. De afstand tussen de voorwerpen is
hetzelfde. Je maakt drie foto’s waarvan telkens één voorwerp uit de rij scherp is
(focus lock). Doe de lichtmeting op de grijskaart.
Maak gebruik van een groot diafragma en zoom extra in om weinig scherptediepte te
hebben. De kadrering is telkens hetzelfde.
f-getal:___ sluiter:___
Welk resultaat krijg je, als je een klein diafragma neemt?
f-getal:___ sluiter:___
61 Opgesteld door Gert Vriens met medewerking van Sabine Cuyvers
Digitale fotografie en fotobeheer module 2
Opdracht 8 Diafragma – ISO - Sluiter
Maak een foto met een groot diafragma en een ISO-waarde van 100.
Verklein het diafragma, werk met een sluitertijd van 1/60 en bereken hoe hoog de
ISO waarde moet zijn.
62 Opgesteld door Gert Vriens met medewerking van Sabine Cuyvers
Digitale fotografie en fotobeheer module 2
63 Opgesteld door Gert Vriens met medewerking van Sabine Cuyvers
Digitale fotografie en fotobeheer module 2
8 Scherptediepte
De scherptediepte is afhankelijk van 3 factoren:
8.1 De brandpuntsafstand
Des te groter de brandpuntsafstand is, des te minder scherptediepte is er. Daarom is er
bij een landschapsfoto genomen met een 35mm veel scherp op de foto.
Voorbeeld:
Je maakt dezelfde compositie met een brandpuntsafstand van 100mm en eenzelfde
opname met een brandpuntsafstand van 35 mm, bij 35mm is er veel meer
scherptediepte.
8.2 Het gebruikte diafragma
Des te groter het diafragma (grote opening klein getal), des te minder scherptediepte
is er.
Voorbeeld:
We maken een foto met f4 en met f16, bij de foto genomen met f16 is veel meer
scherptediepte dan bij de foto genomen bij f4. (zie hoofdstuk 4 diafragma)
8.3 De afstand tussen de camera en het onderwerp
Des te verder het onderwerp van de camera afstaat des te meer scherptediepte is er.
Voorbeeld:
Als je met een 100mm objectief een foto maakt vanaf 1m, dan is er weinig
scherptediepte. Maak je met datzelfde objectief een foto vanaf 10m, dan is er veel meer
scherptediepte.
OPDRACHT
Maak van hetzelfde onderwerp een foto, steeds met een andere instelling.
1 helemaal uitgezoomd, 1 helemaal ingezoomd, probeer zo goed mogelijk
het onderwerp hetzelfde te kadreren.
1 met je grootste diafragmawaarde, 1 met je kleinste diafragmawaarde.
maak een opname vanaf 1m afstand en 1 van 2,5 m afstand.
64 Opgesteld door Gert Vriens met medewerking van Sabine Cuyvers
Digitale fotografie en fotobeheer module 2
8.4 Combinatie van de 3 factoren
Als we een landschapsfoto nemen, doen we dit meestal met een
groothoek (bv 35mm), en een klein diafragma (bv f16). Het onderwerp
ligt meestal ver weg, dus de afstand tussen de camera en het onderwerp
is heel groot.
Bij landschapsfotografie komen alle drie de factoren aan bod, daarom
zijn landschapsfoto’s meestal van voor tot achter scherp.
We krijgen de achtergrond van het onderwerp het meest onscherp door
een groot diafragma (f2.8) EN een lange brandpuntsafstand EN een
korte afstand tussen camera en onderwerp te gebruiken.
65 Opgesteld door Gert Vriens met medewerking van Sabine Cuyvers
Digitale fotografie en fotobeheer module 2
9 Lenzen en filters
Als je een spiegelreflexcamera hebt met verwisselbare objectieven, dan kan je nog
andere objectieven op je camera gebruiken. Filters kunnen bepaalde correcties
aanbrengen die je achteraf veel tijd besparen om de foto te optimaliseren.
9.1 Hoe een lens verwisselen?
Op de body is er een knop, objectiefontgrendeling. Houd deze knop ingedrukt en draai
het objectief met de wijzers van de klok mee. Je merkt dat het objectief los komt van de
body. Bescherm het objectief met de objectiefdoppen, voor- en achteraan.
Plaats nu het ander objectief op de body. Je ziet een aanduiding op de body en op de lens
(meestal zijn het witte streepjes of bolletjes). Zet deze aanduidingen tegenover elkaar en
je merkt dat het objectief in de body past. Draai nu in tegen- wijzer-zin het objectief vast
op de body, als je een klikje hoort, zit het vast. Controleer altijd of het objectief goed vast
zit.
OPDRACHT
Zoek in je handleiding op hoe je het objectief moet vervangen ?
Waar bevindt zich de objectiefvergrendeling ?
Welke aanduidingen zijn er om het objectief correct terug te plaatsen?
66 Opgesteld door Gert Vriens met medewerking van Sabine Cuyvers
Digitale fotografie en fotobeheer module 2
9.2 Welke soorten lenzen zijn er?
9.2.1 Zoomlens
Met een zoomlens kan je verschillende brandpuntsafstanden instellen. Afhankelijk van
welke lens je hebt, kan je gaan van groothoek (grote beeldhoek) tot tele (kleine
beeldhoek).
Met een zoomlens kan je je onderwerp dichterbij halen, inzoomen.
Er zijn heel veel mogelijkheden bij de zoomlenzen, ze kunnen verschillen van
brandpuntsafstand of van diafragmawaarde.
Bv 1. Nikkor AF-S 24-120mm f/3.5 -5.6 G ED VR (659 €)
2. Nikkor AF-S 24-120mm f/4 G ED VR II N (1049 €)
Deze lenzen zien er op het eerste zicht hetzelfde uit, ze hebben dezelfde
brandpuntsafstanden, en kunnen dus dezelfde beeldhoek bekomen. We kunnen met
deze 2 lenzen perfect dezelfde compositie maken als we op een bepaalde plaats staan.
Het verschil zit in de diafragmawaarde. Het eerste objectief heeft 2 verschillende
diafragmawaardes; f3.5 en f5.6. Als je 24mm instelt kan je f3.5 instellen, maar als je
120mm instelt (dus gaat inzoomen), dan is f5.6 de maximale opening.
Bij de 2de lens kan je over de hele lijn f4 instellen.
Zoomlenzen met een vast diafragmawaarde zijn kwalitatief beter en daarom ook
duurder. Denk maar eens aan de fotografen die een voetbalwedstrijd moeten
fotograferen. Zij hebben grote zware lenzen bij, dit zijn telezoomlenzen met een vast
diafragmawaarde, deze moeten ook lichtgevoelig zijn (groot diafragmaopening) want ze
moeten beweging fotograferen en kunnen/mogen niet flitsen.
Bv Nikkor AF-S 200-400 f4.0 G ED VR II (5 899€)
67 Opgesteld door Gert Vriens met medewerking van Sabine Cuyvers
Digitale fotografie en fotobeheer module 2
9.2.2 Primelens of ook wel een vaste lens genoemd
Een primelens is een lens met een vaste brandpuntsafstand, je kan hier niet inzoomen.
Primelenzen kan je nog eens onderverdelen in:
Objectief Brandpuntsafstand beeldhoek
Groothoek < 35 mm, klein groot
Standaard 35 – 50 mm Normaal, ongeveer
hetzelfde als we met onze
Tele > 70 mm, groot. Des te ogen zien
groter de Klein, vgl. met een
brandpuntsafstand is des te verrekijker
groter je het onderwerp in
de zoeker ziet
9.2.3 Macrolens
Een macrolens heeft meestal ook een vaste brandpuntsafstand. Een echte macrolens kan
het onderwerp even groot op de beeldsensor plaatsen dan dat het onderwerp in
werkelijkheid is. Dit geeft de aanduiding 1:1 aan op de lens.
( Het tulpje op het keuzewiel geeft aan dat je van kortbij kan fotograferen, dit is geen
echte macrofotografie, dit wordt in de volksmond wel zo genoemd, maar is close-
upfotografie.)
9.2.4 Fisheye
Dit is een extreem groothoekobjectief bv 8mm lens, de brandpuntsafstand is heel klein,
we hebben een heel grote beeldhoek. De beeldhoek is zelfs zo groot dat het beeld
gebogen wordt.
9.2.5 Spiegelobjectief
Een spiegelobjectief is een goedkoop alternatief voor een telelens. Bij deze lenzen kan je
geen diafragma instellen en de kwaliteit is ook niet optimaal. Dit objectief wordt
gebruikt door amateur-astronomiefotografen.
9.2.6 Tilt-shiftlens
Met deze lens kan je perspectiefcorrecties toepassen. Je kan de lens ten opzichte van de
body bewegen, links-rechts en boven-onder. Gebouwen die “optisch omvallen” kan je
hiermee rechtzetten.
Deze lenzen zijn op het moment enkel te koop voor Nikon en Canon en zijn vrij prijzig.
(vanaf 1269€)
68 Opgesteld door Gert Vriens met medewerking van Sabine Cuyvers
Digitale fotografie en fotobeheer module 2
OPDRACHT
Zoek op het internet een lens die je graag zou willen kopen, waarom deze lens?
Hoeveel kost de lens? Wat zijn de eigenschappen?
69 Opgesteld door Gert Vriens met medewerking van Sabine Cuyvers
Digitale fotografie en fotobeheer module 2
9.3 Filters
Met de opkomst van de digitale fotografie is er niet meer zoveel nood aan filters. De
meeste aanpassingen kan je doen in een nabewerkingprogramma.
Een sepiafilter geeft niet zo’n mooi resultaat dan wanneer je de kleurfoto in Photoshop
omzet naar sepia. Toch zijn er enkele filters die zeer nuttig kunnen zijn in de digitale
fotografie en je veel werk achteraf kunnen besparen.
9.3.1 UV-filter
Elk objectief zou voorzien moeten zijn van een UV-filter. Een UV-filter is kleurneutraal,
dat wil zeggen dat het verder geen effecten heeft.
De UV-filter is vooral nuttig ter bescherming van je objectief. Het beschermt het objectief
tegen krassen. Ook wanneer je je objectief ergens tegenaan zou stoten, krijgt de filter de
grootste klappen. Het vervangen van de UV-filter is niet zo kostelijk dan het repareren
van het objectief.
Meestal wordt een UV-filter aangeraden als je een nieuwe spiegelreflex koopt, dit is niet
om u op kosten te jagen, dit is echt wel heel nuttig!!!
9.3.2 Polarisatiefilter
Een polarisatiefilter is ook een belangrijk accessoire. Deze filter vermindert of
verwijdert storende spiegelingen en reflecties. Deze filter verhoogt ook het contrast, de
blauwe lucht wordt blauwer en de wolken worden witter.
Er zijn 2 verschillende polorisatiefilters de lineaire (bestaat uit lijnen) en de
circulaire(bestaat uit cirkels). De circulaire is de duurste, maar geeft het beste resultaat,
je kan de sterkte van het contrast instellen door aan de filter te draaien.
Nadeel van een polaristatiefilter is dat je licht verliest, de filter is donkergrijs. Hierdoor
kan je tot 2 stops licht verliezen, afhankelijk van het merk van filter.
70 Opgesteld door Gert Vriens met medewerking van Sabine Cuyvers
Digitale fotografie en fotobeheer module 2
9.3.3 Grijsverloopfilter
Met een grijsverloopfilter pas je de contrasten aan. Een grijsverloopfilter gaat van grijs
over naar transparant. Door het grijze gedeelte in de lucht te plaatsen wordt de lucht
donker op de foto. (wordt onderbelicht)
Voor een grijsverloopfilter is het systeem van Cokin ideaal. Je kan zo de filter naar boven
of naar beneden schuiven afhankelijk waar je de horizon legt in je foto.
Je kan de lucht ook donkerder maken in Lightroom, zie hiervoor hoofdstuk 14.
71 Opgesteld door Gert Vriens met medewerking van Sabine Cuyvers
Digitale fotografie en fotobeheer module 2
9.3.4 Cokin
Cokin heeft een heel groot gamma van filters gaande van kleurfilters tot effectfilters. In
het gamma heeft Cokin ook polarisatiefilters en de grijsverloopfilter.
Het voordeel van het filtersysteem van Cokin is dat je de verschillende filters op al je
objectieven kan gebruiken. Je moet enkel voor elk objectief dat je hebt een adapterring
(1) en een filterhouder (2) kopen. In de filterhouder schuif je de filter. (3)Aangezien de
filter het duurste is, kom je zo voordeliger uit.
12
3
Voor de filters van Cokin kan je kijken op de site: http://www.cokin.co.uk/
72 Opgesteld door Gert Vriens met medewerking van Sabine Cuyvers
Digitale fotografie en fotobeheer module 2
10 Kleur
Kleur is heel belangrijk in een foto. Kleur bepaalt mee de sfeer die je in een foto ziet. Een
foto genomen op een zonnige zomerdag is veel vrolijker dan een foto gemaakt in een
plensbui. Bij een foto gemaakt op een koude winterdag, met sneeuw of rijp, krijg je een
heel ander gevoel.
In de meeste gevallen maken we de foto’s bij bestaand daglicht en moeten we het licht
nemen zoals het is. Hoe hoger de zon aan de hemel staat hoe harder ze schijnt, hoe
intenser het licht.
De stand van de zon bepaalt ook mee de sfeer. Denk maar eens aan een mooie
zonsondergang. De foto wordt overgoten met een rood-oranje gloed.
In module 1 heb je geleerd dat je de witbalans moet instellen naargelang de licht
omstandigheden; bewolkt, zon, kunstlicht, flitslicht,… dit om de kleurzwemen uit de foto
te houden. In dit hoofdstuk zetten we alles nog eens op een rijtje, waar moeten we
rekening mee houden, wat kunnen we instellen, wat kunnen we corrigeren,…
10.1 Kleuren opdelen in categorieën
10.1.1 Primaire en secundaire kleuren
(Uitleg volgens het subtractief systeem, werken met licht. Je mag het niet verwarren met
het additief systeem, dit is kleur toevoegen zoals verf mengen. Fotografie werkt met licht
dus het SUBTRACTIEF systeem.)
Om kleur te kunnen begrijpen moeten we eerst weten wat kleur is.
Alle kleuren zijn samengesteld door primaire kleuren.
De primaire kleuren zijn:
Rood
Groen
Blauw
Met deze kleuren worden de secundaire kleuren gevormd.
73 Opgesteld door Gert Vriens met medewerking van Sabine Cuyvers
Digitale fotografie en fotobeheer module 2
De secundaire kleuren zijn:
Rood + groen = GEEL
Groen + blauw = CYAAN
Blauw + rood = MAGENTA
De primaire kleuren staan tegenover de secundaire kleuren, dit is belangrijk om de kleur
te corrigeren na de opname. Een foto die te geel is kunnen we corrigeren door wat
blauw toe te voegen.
Blauw geel
Groen magenta
Rood cyaan
10.1.2 Warme en koude kleuren
We kunnen kleuren ook nog onderscheiden in warme en koude kleuren.
Warme kleuren: dit zijn de vrolijke kleuren, zoals: geel, oranje,
rood,.. deze doen ons ook aan vuur denken, daarom de warme
kleuren.
Koele kleuren: dit zijn de kleuren die minder gezellig overkomen,
zoals: groen, blauw, paars,..
Kleur is altijd een aandachtstrekker in de foto. Dus ook als er iets met een felle kleur in
de achtergrond staat, gaat dit heel hard opvallen.
74 Opgesteld door Gert Vriens met medewerking van Sabine Cuyvers
Digitale fotografie en fotobeheer module 2
10.2 Kleurtemperatuur
Definitie van kleurtemperatuur volgens Wikepedia:
“De kleurtemperatuur van een lichtbron voor wit licht is gedefinieerd als de
temperatuur van een hypothetisch zwart lichaam waarvan het uitgestraalde licht
dezelfde kleurindruk geeft als de lichtbron. De kleurtemperatuur wordt meestal
uitgedrukt in kelvin (K). Volgens de verschuivingswet van Wien neemt de
golflengte van het uitgestraalde licht af met toenemende temperatuur, en heeft
blauwachtig licht (korte golflengte) een hogere kleurtemperatuur dan roodachtig
licht. Vreemd genoeg wordt door mensen licht met een lage kleurtemperatuur als
“warmer” ervaren dan licht met een hoge kleurtemperatuur.”
De kleur van het licht is dus afhankelijk van de golflengte van de lichtbron. Wit
licht is opgebouwd uit verschillende golflengten. Deze verschillende golflengten
worden zichtbaar als wit licht gebroken wordt. (de regenboog)
Des te groter de golflengte is des te warmer is de kleur, hieronder een overzicht:
Rood 627 – 780nm
oranje 589 – 627nm
geel 566 – 589nm
groen 495 – 566nm
blauw 436 – 495nm
violet 380 – 436nm
De kleurtemperatuur kunnen we meten met een kleurtemperatuurmeter. Dit
wordt uitgedrukt in ° Kelvin. Deze waarden kunnen we instellen in de camera
(afhankelijk van de camera), zo hebben we altijd een goede witbalans. De
camera gaat het licht uitfilteren zodat het resultaat op de foto een natuurlijke
kleur heeft.
75 Opgesteld door Gert Vriens met medewerking van Sabine Cuyvers
Digitale fotografie en fotobeheer module 2
10.2.1 Hoe worden dan de kleuren gevormd?
Het onderwerp komt aan zijn kleur doordat er bepaalde golflengtes geabsorbeerd en
gereflecteerd worden door het onderwerp.
Een rood blokje zal voornamelijk de rode golflengtes reflecteren (worden gezien) en de
andere golflengtes absorberen (worden niet gezien).
Ook wanneer licht ergens doorheen moet gaan kunnen we de kleur veranderen. Als we
geel licht willen corrigeren dan gebruiken we een blauwfilter, deze blauwfilter zal de
korte golflengtes beter doorlaten.
Voorbeeld:
Bij het opnemen van een tv reeks in de studio, gebruiken ze blauwfilters voor de
lichtbronnen om het “gele” van de lichtbron eruit te halen.
76 Opgesteld door Gert Vriens met medewerking van Sabine Cuyvers
Digitale fotografie en fotobeheer module 2
10.3 Witbalans
De witbalans (WB) is al besproken in de eerste module. Door de witbalans juist in te
stellen vermijden we een “foute” kleurzweem over de foto. Welke instellingen je bij de
witbalans kan instellen is afhankelijk van de camera die je hebt, mogelijkheden zijn:
Automatisch: het toestel bepaalt zelf de juiste witbalans.
Gloeilamplicht: binnen bij gloeilampverlichting zonder flits
Tl-licht: binnen bij tl-licht zonder flits
Direct zonlicht
Flitslicht: als de flits ingeschakeld is
Bewolkt
Schaduw
Kleurtemperatuur instellen
Handmatige invoer van witbalans
10.3.1 Wibalansbracketing
Sommige camera's hebben een witbalansbracketing. Er worden dan
verschillende witbalansinstellingen gebruikt bij dezelfde opname. Je kan dit
vergelijken met de belichtingsbracketing die we al eerder besproken hebben.
77 Opgesteld door Gert Vriens met medewerking van Sabine Cuyvers
Digitale fotografie en fotobeheer module 2
10.4 Kleur aanpassen
De standaard ingestelde kleuren verschillen van camera tot camera. Zelfs bij het type
camera van eenzelfde merk kunnen er verschillen in kleur zijn. De contrasten kunnen
ook verschillen.
Welke camera de beste instellingen heeft is moeilijk te zeggen, het is vooral iets
persoonlijks. Iedereen ervaart kleur op een eigen manier, zie je liever verzadigde felle
kleuren? Of liever zachtere tinten?
Als je niet tevreden bent met de standaardinstellingen van je camera vind je hieronder
een overzicht wat je allemaal kan aanpassen op je camera.
Denk er wel aan neutrale instellingen zijn gemakkelijker te corrigeren in een
nabewerkingprogramma.
10.4.1 Beeldinstelling
Bij de voorgeprogrammeerde instellingen zoals bv de portretstand wordt er door de
camera de filter “levendigheid” gebruikt.
Als we van de voorgeprogrammeerde instellingen gaan afwijken kunnen we zelf kiezen
welke filters we gaan gebruiken. We fotograferen dan in de standen P, S, A of M.
Welke filters je camera bezit, is afhankelijk van de camera die je hebt. Mogelijkheden
zijn:
Standaard: standaardverwerking voor evenwichtige resultaten.
Aanbevolen voor de meeste situaties.
Neutraal: minimale verwerking voor natuurlijke resultaten.
Kies deze optie voor foto’s die later uitgebreid zullen worden
bewerkt of geretoucheerd.
Levendig: foto’s worden verbeterd voor een levendige foto-
printeffect. Kies deze optie voor foto’s met voornamelijk primaire
kleuren.
Monochroom: voor het nemen van zwart-wit foto’s.
Portret: geeft een natuurlijke textuur en een egaal gevoel van
de huid bij het verwerken van portretten.
Landschap: voor levendige landschappen en stadsgezichten.
De beeldinstelling bij een
Canon camera.
78 Opgesteld door Gert Vriens met medewerking van Sabine Cuyvers
Digitale fotografie en fotobeheer module 2
10.4.2 Beeldinstellingen aanpassen
Nikon Canon Sony
Picture controls settings instellingen
Kijk hiervoor in je handleiding, wat je hier kan instellen is afhankelijk van merk en type
camera je hebt. Mogelijkheden zijn:
Contrast: het verschil tussen licht en donker. Als je het contrast
verhoogt, worden de lichte delen lichter en de donkere delen
donkerder. Hoe je dit best instelt is afhankelijk van de
omstandigheden waarin je fotografeert. Als er in de omgeving al
sterke contrasten zijn, felle zon en schaduw, dan zet je het contrast
laag. Is er weinig contrast in de omgeving, een druilerige dag, dan
kan je wat meer dynamiek in de foto brengen door het contrast te
verhogen.
Helderheid: hiermee verhogen of verlagen we de helderheid van de
gehele foto. De foto wordt in zijn geheel lichter of donkerder, al
naargelang we de instellingen instellen.
Verzadiging: de verzadiging regelt de zuiverheid van de kleur. Een
kleur wordt gevormd door de kleur + grijswaarden, als je de
verzadiging verhoogt, dan haal je het grijs uit de kleur en wordt de
kleur feller. Haal je de verzadiging naar beneden, dan haal je de
kleur eruit en blijven er alleen grijswaarden over.
Kleurtoon: hiermee verander je de kleurtint. Je kan van blauw bv
paars maken. Bij deze instelling mag je niet overdrijven, misschien
beter helemaal ingesteld laten hoe het staat. Je kan wel een smet
deze instellingen spelen om te experimenteren, maar zet daarna
steeds de vooringestelde instellingen terug.
Scherpte: laat deze instellingen best hoe ze staan, te veel scherpte
geeft ruis.
Bij sommige toestellen kan je nog kleurfilters instellen of bepaalde filtereffecten,
raadpleeg hiervoor je handleiding.
TIP: Let er wel altijd op dat wanneer je met deze instellingen hebt
geëxperimenteerd, dat je deze terug zet naar de originele stand.
De laatst ingestelde instellingen blijven bewaard totdat je de instellingen zelf
verandert.
Je kan de gemaakte instellingen opslaan en resetten. Hiervoor is er een knop
voorzien. (raadpleeg hiervoor je handleiding)
79 Opgesteld door Gert Vriens met medewerking van Sabine Cuyvers
Digitale fotografie en fotobeheer module 2
10.5 Kleurruimte
De kleurruimte bepaalt de overeenkomst tussen de numerieke waarden waarmee een
digitaal afbeeldings-bestand wordt aangegeven. De kleurruimte bepaalt hoeveel kleuren
er verwerkt kunnen worden.
10.5.1 S-rgb
Deze kleurruimte staat standaard ingesteld. Deze kleurruimte stel je in wanneer je na
het fotograferen onmiddellijk afdrukken maakt, zonder ze eerst te bewerken in Adobe.
De kleurruimte in S-rgb is kleiner dan in Adobe-rgb, er kunnen minder kleuren
geregistreerd worden.
10.5.2 Adobe-rgb
Deze kleurruimte kan een groter gamma aan kleuren dan S-rgb laten zien. Als je na het
fotograferen de foto’s nog gaat bewerken in bv Photoshop of Lightroom dan is het aan te
raden deze kleurruimte in te stellen.
10.5.3 Besluit
Als je de foto’s niet verwerkt in Photoshop of Lightroom, dan is het beter om in sRGB te
fotograferen. Als je in Adobe –RGB fotografeert en niet nabewerkt, wordt er teveel
informatie opgenomen die niet verwerkt kan worden en dan is het uiteindelijke
resultaat slechter dan wanneer je het opgenomen zou hebben in s-RGB.
80 Opgesteld door Gert Vriens met medewerking van Sabine Cuyvers
Digitale fotografie en fotobeheer module 2
10.6 Trucjes met kleur
10.6.1 Verkeerde witbalans
Door een verkeerde witbalans in te stellen, krijg je een bepaalde kleurzweem over je
foto.
Voorbeeld:
Op een bewolkte dag stel je de witbalans in op “bewolkt”. Het blauw wordt dan weg
gefilterd door geel toe te voegen.(geel en blauw zijn complementair). Dus je weet als je
bewolkt instelt wordt de foto geler. Als je dus bewolkt instelt op een zonnige dag wordt
je foto geler, warmer, zorgt vaak voor een aangenamere sfeer, als het geel niet te
overheersend is.
Bij de witbalans-instelling “gloeilamp” wordt geel weg gehaald door blauw toe te
voegen. Als je “gloeilamp” instelt bij het fotograferen in daglicht, dan zal de foto een
blauwe schijn krijgen.
Wanneer je welke filter het beste gebruikt is afhankelijk van de lichtomstandigheden, de
kleurtemperatuur van de lichtbron. Je kan hiermee experimenteren. Het resultaat zal
niet altijd mooi zijn, maar er kunnen ook verrassende resultaten naar boven komen.
Experimenteren dus !
10.6.2 Kleur en een verkeerde lichtmeting
Je weet ondertussen al dat als je foto over- of onderbelicht is dat de kleuren onzuiver of
flets worden.
Als je de foto een klein beetje onderbelicht, dan zijn de kleuren iets feller van kleur.
Hoeveel je juist moet onderbelichten is afhankelijk van de camera. Ook hier zal je weer
moeten experimenteren.
TIP: als je deze correctie voor je camera gevonden hebt, dan kan je deze vast
instellen via de belichtingscompensatie.(EV) Zo kan je de compensatie snel
oproepen als het nodig is.
81 Opgesteld door Gert Vriens met medewerking van Sabine Cuyvers
Digitale fotografie en fotobeheer module 2
10.6.3 De plaats van de fotograaf
De plaats van de fotograaf is ook nog bepalend. Met een andere lichtinval kan het
onderwerp er anders uitzien. Fotografeer je best met het licht mee of in tegenlicht, het
resultaat zal anders zijn. Schaduwen in het onderwerp kan je wegwerken door een
invulflits te gebruiken.
Bestudeer je onderwerp altijd goed voor de opname, bij twijfel maak je best foto’s van
het onderwerp vanuit verschillende hoeken.
2 foto’s van eenzelfde onderwerp. De linkse foto is gefotografeerd met tegenlicht, de andere
met het licht mee. Bij de eerste zie je de structuur van het touw goed. Bij de tweede foto
valt er mooi zacht licht op het touw.
OPDRACHT
Hoe stel je de witbalans in?
Welke mogelijke instellingen zijn er voor de witbalans?
Welke filters heeft je toestel?
Welke beeldinstellingen kan je kiezen?
Welke kleurruimte kan je kiezen? S-rgb en/of Adobe-rgb?
Maak foto’s van eenzelfde onderwerp. Stel de verschillende witbalansen in
die je op je toestel kan instellen. Maak met iedere instelling een foto.
Welke geeft het natuurlijkste resultaat?
Welke geeft een leuk effect?
Maak foto’s met verschillende “settings”.
Maak foto’s van een onderwerp met een felle kleur, juist belicht, onderbelicht
en overbelicht. Welke geeft het beste resultaat?
Maak een foto van hetzelfde onderwerp, één keer met het licht mee, één keer
met tegenlicht.
82 Opgesteld door Gert Vriens met medewerking van Sabine Cuyvers
Digitale fotografie en fotobeheer module 2
83 Opgesteld door Gert Vriens met medewerking van Sabine Cuyvers
Digitale fotografie en fotobeheer module 2
11 Zwart/wit
Op de meeste toestellen is er de mogelijkheid om in zwart-wit te fotograferen, je vindt
dit onder de functie “monochroom”. Bij sommige toestellen kan je pas na de opname
kiezen om het gemaakte beeld om te zetten naar zwart-wit.
Ook hier kan je zoals bij kleur meestal het contrast aanpassen. Kleurtoon en verzadiging
kunnen we hier meestal niet aanpassen omdat we niet in rgb-modus werken, maar met
grijswaarden.
Als we het contrast verhogen, wordt het wit witter en het zwart zwarter. Je mag hierin
niet overdrijven, er moet nog altijd iets te zien zijn in het wit en in het zwart. Je moet bv
de structuur van het stof nog zien, het mag geen wit vlak worden.
Een goede zwart-witfoto heeft witte en zwarte delen in de foto. Heel veel zwart-witfoto’s
zijn te grijs en daardoor ‘te plat’, door het contrast te verhogen in Photoshop of
Lightroom maak je de foto krachtiger.
OPDRACHT
Zoek in de handleiding op hoe je een zwart-wit foto kan maken. Kan dit voor de
opname of achteraf?
Zoek eens op hoe je het contrast kan aanpassen.
11.1 Zwart-wit aanpassen
Naast het contrast kunnen we ook filters instellen op de camera (niet bij elke type en
merk van camera):
YE (Yellow) : geel-filter
Deze filter verhoogt het contrast een beetje. Deze wordt gebruikt
om de lucht “echter” te doen lijken, de wolken worden witter.
OR (orange): oranje-filter
Deze filter verhoogt het contrast meer dan de geel-filter. Deze filter
maakt de lucht donkerder.
RE (red): rood-filter
Deze filter verhoogt het contrast het meest. Met deze filter kan je de
lucht goed donker maken en felle kleuren harder maken.
GE (green): groen-filter
Deze filter maakt de huidtinten zachter. Alle groene kleuren
worden hiermee helderder gemaakt.
84 Opgesteld door Gert Vriens met medewerking van Sabine Cuyvers
Digitale fotografie en fotobeheer module 2
11.2 Tips voor zwart-wit fotografie
11.2.1 Contrast
Als je de kleur uit een foto haalt is het menselijk oog gevoelig voor de lichtintensiteit die
in de foto aanwezig is. In een zwart-wit foto zit er enkel wit, zwart en de tussenliggende
grijswaarden. Ons oog gaat voortdurend op zoek naar contrasten.
Ga opzoek naar contrasten tussen licht en donker. Met behulp van contrast kan je de
kijker laten zien wat belangrijk is in de foto. Hele lichte of hele donkere contrasterende
delen vallen het hardst op.
11.2.2 Compositie
Bij een kleurenfoto kan de sterkte van de foto soms van de kleur komen. Dit is bij zwart-
wit al uitgesloten. Een zwart-witfoto moet het hebben van de compositie. De
lijnvorming, het licht en de texturen die worden weergegeven bepalen de sterkte van
een zwart-witfoto. Bij een zwart-witfoto krijg je sneller een abstract gevoel.
Zwart-wit wordt vaak gebruikt bij architectuurfotografie, hierdoor komen de vormen en
lijnen van het gebouw goed tot hun recht.
11.2.3 Licht
Bij kleurenfotografie krijg je vaak het mooiste resultaat bij zacht licht of strijklicht.
Zwart-witfoto’s komen het mooiste uit bij hard licht zodat er al meteen contrasten zijn
tussen licht en donker.
11.3 Leren kijken in zwart-wit
In zwart-wit fotograferen vereist oefening. Je moet de wereld gaan zien zonder kleur.
Contrast en tonen moeten de belangrijkste reden zijn om een foto te maken. Dit kan je
niet eenvoudig in korte tijd leren, je moet een monochrome visie ontwikkelen. In eerste
instantie zal je op de computer, door experimenteren een foto ontdekken die je goed
naar zwart-wit om kunt zetten, maar na een tijdje zal je vaker al tijdens het fotograferen
kiezen welke foto wel en welke foto niet naar zwart-wit omgezet moet worden en
specifiek op zoek gaan naar goede zwart-wit onderwerpen.
Monochrome foto’s brengen een gevoelige kant naar voren en geven diepte en de kans
een object of een persoon beter te onderzoeken doordat het beeld meer grafische
elementen bevat. Daarom past zwart-wit fotografie goed bij abstracte foto’s. Daar vallen
portretten ook onder, door enkel een gezicht op te nemen in zwart-wit geef je de kijker
de kans het gezicht te onderzoeken in alle verschillende grijstonen.
85 Opgesteld door Gert Vriens met medewerking van Sabine Cuyvers
Digitale fotografie en fotobeheer module 2
11.4 Zwart-wit op de camera of op de PC?
De meeste camera’s hebben de mogelijkheid om vóór de opname te kiezen om in zwart-
wit te fotograferen. Andere camera’s kunnen de gemaakte kleur-opname omzetten naar
zwart-wit en maken er dan meteen een kopie van. In allebei de gevallen zal het resultaat
niet optimaal zijn.
Je kan beter steeds in kleur fotograferen, je hebt dan altijd een goed vertrekpunt. De foto
omzetten naar zwart-wit kan je met behulp van een nabewerkingprogramma,
Photoshop of Lightroom.
Als je in zwart-wit fotografeert kan je het niet meer omzetten naar kleur.
11.4.1 Omzetten met behulp van Photoshop.
Je kan op verschillende manieren een kleurfoto omzetten naar zwart-wit, hier een
overzichtje.
1. Minder verzadiging
Open een afbeelding in Photoshop.
Menu afbeelding aanpassingen minder verzadiging (de foto
wordt nu zwart/wit)
Om het contrast aan te passen, menu afbeelding aanpassingen
helderheid/contrast
Er is ook de mogelijk om de verzadiging niet helemaal te verwijderen.
Open een afbeelding in Photoshop
Menu afbeelding aanpassingen kleurtoon en verzadiging
In het deelvenster schuif je de verzadiging naar links, als je
voorvertoning aanvinkt zie je dat de foto zwart/wit wordt, op deze
manier kan je nog een beetje kleur in de foto laten.
Schuif de verzadiging naar links, je
haalt de kleur uit de foto.
Als je voorvertoning aanvinkt zie je
wat er gebeurt.
86 Opgesteld door Gert Vriens met medewerking van Sabine Cuyvers
Digitale fotografie en fotobeheer module 2
2. Grijswaarden
Je kan de foto omzetten naar grijswaarden.
Open een afbeelding in Photoshop
Menu afbeelding modus grijswaarden
De foto zal te grijs zijn, je kan het contrast nog aanpassen.
Menu afbeelding aanpassingen helderheid/contrast
Is de foto te donker of te licht, dan
kan je de helderheid aanpassen.
Is de foto te grijs, dan kan je het
contrast verhogen, de foto wordt nu
meer zwart/wit
Nadeel bij deze instelling is, dat als er al lagen gevormd zijn of nog gevormd moeten
worden, deze ook omgezet worden naar zwart/wit. Om dit te voorkomen moet je de foto
na het omzetten naar grijswaarden, terug omzetten naar RGB (standaard kleurmodus)
3. Zwart-wit
Als je de functie zwart/wit gebruikt, dan kan je de kleuren apart lichter of donkerder
maken om zo te komen tot een mooie zwart/wit foto.
Menu afbeelding aanpassingen zwart/wit
De foto is al omgezet naar zwart/wit en je krijgt nu een dialoogvenster
om de tinten aan te passen.
Je kan nu per kleurtint de
grijswaarden regelen.
Vb: als we de groene tinten gaan
verhogen, dan wordt al het groen
lichter grijs in de foto, schuiven we de
regelaar naar links, dan worden de
groene tinten donkerder
87 Opgesteld door Gert Vriens met medewerking van Sabine Cuyvers
Digitale fotografie en fotobeheer module 2
11.4.2 Omzetten met behulp van Lightroom
Ook hier zijn verschillende mogelijkheden.
1. Via standaardwaarden
Als we in de bibliotheek modus,
kiezen voor snelontwikkeling, zie je
links “standaardwaarden” staan.
Hier kunnen we op de dubbele pijltjes
klikken en dan krijg je allemaal voor
ingestelde kleurveranderingen. Je
kan de lijst uitproberen Lightroom-
voorinstellingen zwart-wit.
2. Via voorinstellingen
We kiezen weer voor snelontwikkeling
in de bibliotheek-modus.
Bij verwerking zie je staan kleur, dit
kan je omzetten naar zwart-wit. De
foto wordt omgezet naar zwart-wit.
In de ontwikkelmodule kan je de zwart-wit foto zelf instellen, maar dat zien we in
module 3.
11.5 Zwart-wit als noodoplossing!
Een foto die er in kleur helemaal niet mooi of aantrekkelijk uitziet, kan wel mooi zijn in
zwart-wit. Een onderwerp dat saai oogt in kleur, kan beter zijn in zwart-wit.
Landschappen met een “kale” lucht, zijn vaak mooier in zwart-wit.
Omzetten naar zwart-wit kan wel eens de oplossing zijn om je foto te redden !!!
Een foto met een verkeerde witbalans die je heel moeilijk kan corrigeren, kan je
gemakkelijk omzetten in zwart-wit. De foute kleurzweem is geen probleem meer.
Ook opnames met een drukke achtergrond komen rustiger over in het zwart-wit.
88 Opgesteld door Gert Vriens met medewerking van Sabine Cuyvers
Digitale fotografie en fotobeheer module 2
89 Opgesteld door Gert Vriens met medewerking van Sabine Cuyvers
Digitale fotografie en fotobeheer module 2
12 Kalibratie
Het beeldscherm is het voornaamste middel om je foto’s te bekijken en te beoordelen.
Om de kleuren zo echt mogelijk te laten weergeven moet je je scherm kalibreren. Het
scherm wordt geijkt, de kleuren,helderheden en contrasten worden juist ingesteld.
(gamma- en kleurtemperatuurinstellingen)
Als je scherm gekalibreerd is en dat van je buurman ook, dan zouden de kleuren bij
beide schermen hetzelfde moeten zijn.
Ook voor de afwerking van je foto’s is het belangrijk dat je je scherm kalibreert. Op deze
manier zijn de foto’s die je bestelt van kleur, helderheid en intensiteit hetzelfde dan dat
je ze hebt ingesteld op je pc.
Kalibreren zou je regelmatig moeten doen, de instellingen van het scherm kunnen
vanzelf veranderen.
12.1 Adobe gamma
Adobe gamma is de kalibreersoftware van Adobe. Dit programma is vrij eenvoudig te
gebruiken. Als je Adobe op je pc hebt geïnstalleerd heb je deze kalibreersoftware ook.
Ga naar het configuratiescherm, kies voor Adobe gamma en volg de wizard om je scherm
te kalibreren.
Deze manier van kalibreren is niet zo goed, omdat het kalibreren afhankelijk is van de
beoordeling door het menselijk oog.
12.2 Andere mogelijkheden:
Er zijn verschillende apparaten met bijpassende programma’s in de handelen die je
monitor kunnen kalibreren. Prijzen variëren van 80€ tot meer dan 1000€.
90 Opgesteld door Gert Vriens met medewerking van Sabine Cuyvers
Digitale fotografie en fotobeheer module 2
91 Opgesteld door Gert Vriens met medewerking van Sabine Cuyvers
Digitale fotografie en fotobeheer module 2
13 Panoramafotografie
In de digitale fotografie is het vrij eenvoudig om een panoramafoto te maken. Er zijn
verschillende mogelijkheden om tot een goed resultaat te komen. Je maakt verschillende
opnames en een nabewerkingprogramma gaat de foto’s automatisch aan elkaar maken.
Er zijn wel enkele richtlijnen waaraan je moet voldoen zodat het
nabewerkingprogramma een goed resultaat kan leveren.
13.1 Twee verschillende manieren voor het maken van een
panoramafoto
1. Je draait je camera ten opzichte van de achtergrond, je draait het toestel
rond de eigen as. (Je maakt met de camera een rondje.)
2. Je beweegt de camera evenwijdig met het onderwerp. De afstand tussen de
camera en het onderwerp is steeds hetzelfde.
13.2 Waar op letten vóór de opname
Om een panoramafoto te maken hebben we verschillende opnames nodig die aan elkaar
gemonteerd worden. Om de montage goed te kunnen doen heb je overlapping nodig met
de vorige foto. Het nabewerkingprogramma heeft herkenningspunten nodig om de foto’s
op gelijke hoogte te kunnen monteren. Zorg voor een overlap van 25%, zo heeft de
software voldoende herkenningspunten om een goede overlapping te maken.
Het gemakkelijkste (en nauwkeurigste) werk je op statief, in de handel zijn
panoramakoppen te koop, die ook opnames van 360° kunnen maken.
Je kan ook uit de hand fotograferen en je compositie rechthouden aan de hand van het
raster dat je kan instellen op je lcd-scherm of in de zoeker.
Hoe nauwkeuriger je werkt, des te minder berekeningen het nabewerkingprogramma
moet maken, des te beter het resultaat zal zijn.
De belichting is ook heel belangrijk, zorg ervoor dat alle foto’s goed belicht zijn, anders
krijg je kleurverschillen. Sommige nabewerkingprogramma’s passen ook meteen een
foute belichting aan, maar je kan er beter voor zorgen dat de belichting goed is. Als je
manueel werkt heb je hier al meer controle over.
Je mag de instellingen van je camera tussendoor niet veranderen. Je mag niet inzoomen,
want dan verandert je beeld en vind het nabewerkingprogramma moeilijker de
herkenningspunten.
Ook de scherpstelling doe je best manueel bij de eerste opname, voor de verder
opnames behoud je deze scherpstelling.
Zorg ervoor dat er geen storende elementen in de voorgrond staan, dit bemoeilijkt het
monteren van de foto’s. Objecten die dichtbij staan bij opeen volgende foto’s
verschuiven meer ten opzichte van de achtergrond dan objecten verder weg. Dit kan wel
als het object slechts in 1 deelfoto staat.
92 Opgesteld door Gert Vriens met medewerking van Sabine Cuyvers
Samengevat: Digitale fotografie en fotobeheer module 2
Stel de belichting manueel in.
Stel manueel scherp.
Zorg voor 25% overlapping met het vorige beeld.
Werk op statief (met panoramakop).
Verander geen instellingen tijdens de opnamereeks (niet
scherpstellen, niet inzoomen).
Niet teveel objecten in de voorgrond.
TIP: Het is gebruikelijk om de foto’s, voor een panoramafoto, horizontaal te
nemen. Neem de deelfoto’s ook eens verticaal , de verhouding van het
eindresultaat is dan anders, meer rechthoekig dan lang en smal.
13.3 Hulpmiddelen in de camera
Sommige camera’s hebben hulplijnen voor het bepalen van de overlapping.
Het kan ook zijn dat er een gedeelte van de eerste foto blijft staan op het lcd-scherm
zodat je gemakkelijk kan zien waar de overlapping moet komen.
Er zijn toestellen waarbij de software, om een panoramafoto te maken, in het toestel zit.
Bij enkele modellen van Sony kan je door de ontspanknop ingedrukt te houden en de
camera te bewegen een panoramafoto maken.
Deze mogelijkheden zijn allemaal afhankelijk van het toestel dat je hebt, raadpleeg
hiervoor de handleiding van je camera.
13.4 Externe hulpmiddelen
Een statief is gemakkelijk om steeds dezelfde hoogte aan te houden. Je kan eventueel een
panoramakop op je statief bevestigen.
Sommige statieven hebben een gradenmeter. Hiermee kan je de camera steeds even ver
draaien zodat je steeds dezelfde overlapping hebt.
Een waterpasje op je camera geeft je extra controle om de camera evenwijdig te houden.
93 Opgesteld door Gert Vriens met medewerking van Sabine Cuyvers
Digitale fotografie en fotobeheer module 2
13.5 Beelden monteren op de computer
Er zijn verschillende softwareprogramma’s die de foto’s kunnen samenvoegen.
Misschien staat er zelfs een programma op de cd die bij uw camera geleverd is.
De programma’s die wij gaan behandelen zijn Autostitch en Photoshop.
Voor je aan het samenvoegen van de foto’s begint moet je eens kijken of de foto’s in de
juiste volgorde staan. Je kan dit gemakkelijk doen door ze een andere naam te geven.
Is de belichting bij iedere foto hetzelfde? Als alles in orde is kan je met het “stitchen”
beginnen.
13.5.1 Autostitch
Je kan een demoversie ervan downloaden:
www.gratissoftware.nu/downloaden/autostitch.php
Bij het gebruik van dit programma kan je beter de foto’s die 1 panorama moeten vormen
samen in 1 mapje plaatsen.
1. Open het programma Autostitch.
2. Klik op file en zoek de map waarin de foto’s geplaatst zijn.
3. Selecteer alle foto’s die samen de panorama moeten vormen.
4. Klik op open en de panorama wordt gemaakt. Als er voldoende
overlappingen zijn, gaat alles automatisch. Het resultaat wordt
automatisch opgeslagen in het mapje waar de deelfoto’s in zitten.
Als je geen resultaat krijgt, dan krijg je de melding dat er niet
voldoende overlappingen zijn. Autostitch kan de panoramafoto niet
maken.
5. De foto’s zijn aan elkaar gemonteerd. (In dit voorbeeld is het geen
panorama, hier zijn ook boven en onder afbeeldingen aan elkaar
gemaakt)
6. Je moet de foto nu nog uitsnijden zodat de randen mooi recht zijn,
dit kan je doen in Lightroom of Photoshop.
94 Opgesteld door Gert Vriens met medewerking van Sabine Cuyvers
Digitale fotografie en fotobeheer module 2
In dit voorbeeld hebben we alles automatisch laten gebeuren, in het menu van het
programma Autostitch, heb je ook nog de mogelijkheid om te kiezen voor edit opties.
Je kan hier nog andere instellingen instellen, waaronder de grootte, de kwaliteit en de
richting van samenvoegen. Hieronder een overzicht van de belangrijkste instellingen.
Output size (uitvoerformaat)
Je kan de grootte bepalen op basis van de gewenste breedte, hoogte of relatieve grootte
vergeleken met de originele afbeeldingen.
Blending Method (overvloeimodus)
Hier heb je de keuze uit: geen- lineair of multiband. Multiband levert het beste resultaat,
maar neemt veel tijd in beslag.
Image Rotation (beeldrotatie)
Als de foto’s voor het “stitchen” nog eerst gedraaid moeten worden, dan kan je dat hier
ingeven.
Other options (andere opties)
Met Autostitch kan je enkel in JPEG opslaan. Je kan wel de beeldkwaliteit aanpassen, ga
niet lager dan 75.
Je kan ook bepalen hoeveel werkgeheugen het programma mag gebruiken van je
computer.
De andere instellingen moet je niet gebruiken als de deelopnamen qua belichting en
kleur niet verschillen. Deze verbeteringen kan je beter op voorhand doen in bv
Photoshop.
95 Opgesteld door Gert Vriens met medewerking van Sabine Cuyvers
Digitale fotografie en fotobeheer module 2
13.5.2 Photoshop
De foto’s kunnen ook met behulp van Photoshop aan elkaar gemonteerd
worden, volg deze stappen:
1. Open photoshop
(open de foto’s die je wil samenvoegen)
2. Menu bestand automatisch photomerge
3. Links in het deelvenster heb je de mogelijkheid om de lay-out aan te passen
4. Zoek nu de map waar de deelfoto’s inzitten en selecteer de map OF je hebt
de te “mergen” foto’s, na het openen van Photoshop al geopend en dan klik je
geopende bestanden toevoegen aan.
5. Klik op ok
6. Photoshop gaat nu herkenningspunten zoeken en de foto’s aan elkaar
monteren. Als je voldoende overlappingen hebt is er geen probleem. Als het
samenvoegen niet lukt wordt er hulp van de gebruiker gevraagd.
7. De panoramafoto moet nog uitgesneden worden met het
uitsnijdgereedschap.
8. Nu kan je de foto opslaan, let wel op dat je kiest voor JPEG.
OPDRACHT
Maak een reeks opnamen, vanaf 1 punt, maak er een panoramafoto van.
Maak een reeks opnamen, verplaats u evenwijdig met het onderwerp, maak er een
panoramafoto van.
Houd je camera eens verticaal om de reeks te maken, maak er een panoramafoto van.
Kijk eens op de site van Sus Bogaerts. http://www.pbase.com/suske/panorama
96 Opgesteld door Gert Vriens met medewerking van Sabine Cuyvers
Digitale fotografie en fotobeheer module 2
14 Adobe Photoshop Lightroom
Lightroom is een programma waar je je foto’s in kan organiseren, ordenen, verbeteren
en presenteren. Alles in 1 programma.
In Lightroom kan je, zoals in Photoshop, niet de foto’s op elkaar monteren. Je kan wel de
belichting en de kleur aanpassen. Ook eenvoudige correcties zijn mogelijk zoals: een
scheve foto rechtzetten, rode ogen verwijderen, de lucht donkerder of lichter maken.
Lightroom is een verwerkingsprogramma, Photoshop een bewerkingsprogramma.
In deze module gaan we de foto’s leren importeren via Lightroom. We gaan de foto’s
leren ordenen en labelen. We gaan ook eenvoudige correcties leren toepassen.
Als je Lightroom hebt geïnstalleerd op je pc, dan opent de pc automatisch Lightroom
als deze foto’s detecteert. Bv bij het aansluiten van de camera, of bij gebruik van USB-
stick waar foto’s op staan. Je kan deze functie ook uitschakelen.
Menu bewerken voorkeuren tabblad algemeen importopties vinkje
wegvinken bij: “dialoogvenster voor importeren weergeven als een geheugenkaart
wordt aangetroffen”.
97 Opgesteld door Gert Vriens met medewerking van Sabine Cuyvers
Digitale fotografie en fotobeheer module 2
14.1 Enkele belangrijke knoppen die steeds terugkomen
Links, rechts, boven en onder zie je
kleine driehoekjes. Door hier op te
klikken kan je de deelvensters tijdelijk
verwijderen. Zo heb je een beter zicht
op het centrale kijkgedeelte.
Als je het deelvenster tijdelijk
verwijdert hebt , zie je een driehoekje
gevormd uit punten, als je hier met de
muis naartoe beweegt komt het
deelvenster weer tevoorschijn. Wil je
het deelvenster weer permanent zien,
dan klik je op het driehoekje.
Aan de zijkant zie je ook schuifbalkjes,
door hiermee naar boven of onder te
schuiven komt er verborgen informatie
tevoorschijn. De panelen kunnen
achter elkaar geschoven worden.
Met de driehoekjes voor bv de mappen
kunnen we paletten openklappen of
inklappen, dit om plaats te besparen
en het geheel overzichtelijk te houden.
Als het puntje van de driehoek naar
rechts wijst is het palet gesloten. Wijst
het puntje naar onder dan is het palet
open en kan je de inhoud zien.
Een geselecteerde foto is steeds
omkaderd met lichtgrijs. De eerst
geselecteerd is het lichtste grijs, dit
wordt eerste keus genoemd bij
vergelijking. De geselecteerde foto die
donkerder grijs omkaderd is, is de
tweede geselecteerde foto en dit wordt
de kandidaat genoemd.
98 Opgesteld door Gert Vriens met medewerking van Sabine Cuyvers
Digitale fotografie en fotobeheer module 2
14.2 De verschillende modules.
Lightroom bestaat uit 7 modules: Bibliotheek , Ontwikkelen, Kaart, Boek, Presentatie,
Afdrukken, Web. (rechts bovenaan op het startscherm)
De modules “Kaart en Boek”, zijn nieuw in Lightroom 4, deze vinden we niet terug in
oudere versies.
Bij elk onderdeel zijn er verschillende mogelijkheden, de deelvensters, naast het centraal
gedeelte waar de foto’ te zien zijn, veranderen naargelang de gekozen module.
Het is heel belangrijk dat voor je iets gaat doen in Lightroom je eerst even kijkt of je wel
in de juiste module aan het werken bent. Als je een bepaalde knop niet vindt op je
scherm, dan is er de mogelijkheid dat je in een verkeerde module aan het werken bent.
In de module Ontwikkelen is er bv geen knop om te importeren.
In de Bibliotheek vinden we veel instellingen terug die we ook zien bij de
Ontwikkelmodule. De instellingen hebben dezelfde naam en hebben ook hetzelfde doel.
Het verschil zit in de precisie, in de Bibliotheek kunnen we de instellingen niet zelf
regelen, dit zijn vast gestelde stappen van 1/3 stop of 1 stop. In de Ontwikkelmodule
wordt er gewerkt met schuifregelaars, hier kunnen we veel preciezer een instelling
regelen.
99 Opgesteld door Gert Vriens met medewerking van Sabine Cuyvers
Digitale fotografie en fotobeheer module 2 2
4
We beginnen bij de bibliotheek, klik rechtsboven op bibliotheek.
1
5
3
6
7
1. Menu balk: de menubalk ziet er hetzelfde uit dan bij andere programma’s.
2. Top paneel: In het top paneel kunnen we kiezen met welke module we
willen werken (bibliotheek, ontwikkelen,..),
Lightroom 5, links bovenaan noemen we het identiteitsvak.
3. Linkerdeelvenster: Het deelvenster verandert al naargelang de gekozen
module.
4. Rechterdeelvenster: Het deelvenster verandert al naargelang de gekozen
module. (Elke module heeft specifieke gereedschappen.)
5. Centraal kijkgedeelte: hier krijgen we de foto’s te zien die we gaan
importeren, die geïmporteerd zijn of die we gaan bewerken.
6. Gereedschapsbalk: Afhankelijk van de weergave en de gekozen module, of
welk gereedschap je kiest zal de inhoud hiervan veranderen.
(menu weergave / werkbalk tonen)
7. Filmstrip: Hier zien we alle foto’s die tot de gekozen selectie behoren. De
filmstrip kan je in alle modules gebruiken om je te bewerken foto’s te
selecteren.
100 Opgesteld door Gert Vriens met medewerking van Sabine Cuyvers