The words you are searching are inside this book. To get more targeted content, please make full-text search by clicking here.
Discover the best professional documents and content resources in AnyFlip Document Base.
Search
Published by Koninklijke Vereniging van Organisten en Kerkmusici, 2020-10-20 14:12:53

HO 2010-2

HO 2010-2

het ORGEL

Tijdschrift van de Koninklijke Vereniging van Organisten en Kerkmusici

04 Händel, Haydn en de cilinderorgels (2 - slot)

20 Het geloof van Sweelinck op de proef

30 Recente nieuwbouworgels (2)

Jaargang 106 (2010) nummer 2


colofon 04

Nummer 2 jaargang 106 (2010) Cover:
Het Orgel Tijdschrift van de Koninklijke Vereniging van Organisten en Kerkmusici, Winkelhaak
voor het eerst verschenen in 1886. De Koninklijke Vereniging van Organisten Adema-orgel
en Kerkmusici is in 2009 opgericht op christelijke grondslag. Doelstelling: de Scherpenzeel
behartiging en bevordering van de orgelcultuur en de kerkmuziek. Foto: Aart de Kort
Leden van verdienste
Kees Hoeksma (erevoorzitter) - Piet Kee - Gustav Leonhardt - Willem Vogel
Overleden: Hendrik Andriessen - Klaas Bolt - Adriaan Engels - Dirk Andries
Flentrop - Jaap de Haan (erevoorzitter) - Cor Kee - Albert de Klerk - Ewald
Kooiman - Willem Mudde - Adriaan C. Schuurman
Bestuur KVOK
Rein van der Kluit (1ste voorzitter), Frits Zwart (2de voorzitter), Hans Beek
(1ste secretaris), Ad Krijger (2de secretaris), Cor Rooijackers (penningmeester),
Maarten Diepenbroek, Sebastian ‘t Hart, Henny Heikens en Willeke Den Hertog-
Smits
Adres secretariaat: Hans Beek - Klipper 49 - 9801 MT Zuidhorn - 0594 507876
[email protected]
Adres penningmeester: Cor Rooijackers - Professor Schermerhornlaan 91 - 5707
KG Helmond - 0492 548488 - [email protected]
Ledenadministratie KVOK
Harco Clevering - Jabbingelaan 21 - 9591 AL Onstwedde - 0599 331890 -
[email protected]
Bankrekeningen KVOK
Nederland POSTBANK 10 20 03 - ABN AMRO 45 48 03 184
IBAN no. NL17ABNA0454803184 / SWIFT-BIC code ABNANL2A
België Bank van de Post 000-3258201-68
Duitsland Oldenburgische Landesbank 710 87159 01 (Bankleitzahl 280 200 50)
Website
wwww.kvok.nl
Lidmaatschap KVOK
Men kan zich als lid opgeven bij de ledenadministratie. Leden kunnen zich
abonneren op de verenigingstijdschriften Het Orgel, Muziek&Liturgie en het
actualiteitenblad NotaBene (zie hieronder). Ze krijgen tevens de ZomerAgenda
(eenmaal per jaar een overzicht van orgelconcerten in de zomer) toegezonden.
Het lidmaatschap loopt parallel aan het kalenderjaar en wordt automatisch
verlengd indien niet één maand voor de vervaldatum is opgezegd.
Abonnementsvormen tijdschriften KVOK
Leden van de KVOK kunnen uit de volgende abonnementsvormen kiezen:
Muziek&Liturgie + NotaBene € 50 (Europa € 60, buiten Europa € 65)
Het Orgel + NotaBene € 60 (Europa € 70, buiten Europa: € 75)
Muziek&Liturgie + Het Orgel + NotaBene € 75 (Europa € 90, buiten Europa € 95)
Contributie
Informatie over de contributie en de tijdschriften waarop leden zich kunnen
abonneren kunt u vinden op de website van de KVOK. Ook kan men contact
opnemen met de penningmeester.
Redactie Het Orgel
hoofdredacteur Jan Smelik - H. van Steenwijckstraat 10 - 8331 KK Steenwijk

0521 521276 - [email protected]
redacteuren Jan Hage (orgelmuziek)
René Verwer (orgelmuziek)
Jan R. Luth (kerkmuziek)
Cees van der Poel (orgelbouw)
Geert Jan Pottjewijd ([email protected])
De deadline voor inzending van de kopij voor Het Orgel is op de vijftiende dag
van de oneven maanden.
Corrector
Roel te Velde - Vianen
Vertalingen samenvattingen
Op de website www.hetorgel.nl staan samenvattingen van de artikelen die in
Het Orgel verschenen zijn. Vertalers: Dale Carr (Engels), Christian Michel (Duits)
en Willemijn Roodbergen (Frans)
Vormgeving
Jan en Gerda Smelik - Steenwijk
Druk
Drukkerij Verloop - Ablasserdam
Website
www.hetorgel.nl
Advertenties
RETRA Publiciteitsservice - Postbus 333 - 2040 AH Zandvoort
Contactpersoon: Cisca Kramer - 023 5718480 - fax 023 5716002 - [email protected]
© KVOK 2010
ISSN 0166-0101

2 HET ORGEL 2010 | nummer 2


INHOUD

04 Händel, Haydn
en de cilinderorgels

Deel 2 (slot): De muziek: repertoire, edities,

theorie en praktijk

20 het geloof van Sweelinck 20

op de proef 30

Speculeren over de geloofsovertuiging 3HET ORGEL 2010 | nummer 2

van de ‘Orpheus van Amsterdam’

30 Recente nieuwbouworgels

Deel 2: Het Adema-orgel in Scherpenzeel

38 Orgelbouwnieuws

42 Boeken & bladmuziek

Het oude orgel van de Nicolaïkerk te Utrecht

Harmonium Handboek


Händel, Haydn en de

Marieke Lefeber & Jaap Jan Steensma In het eerste deel van dit artikel (Het Orgel 105/6) zijn
de instrumentkundige aspecten van cilinderorgels aan de orde gekomen. Het bijzondere van veel van
deze orgels is dat ze muziek kunnen laten horen die er eeuwen geleden op geprogrammeerd is.
Dit deel behandelt de muzikale aspecten: het repertoire, de programmering van de muziekcilinder,
het uitlezen ervan en aspecten van uitvoeringspraktijk. De nadruk ligt daarbij op de instrumenten die
besproken zijn in deel 1 van dit artikel. In dat deel is naar voren gekomen dat instrumentkundige as-
pecten invloed hebben op de muziek van cilinderorgels. Zo zijn originele tempi van een uitvoering niet
meer te achterhalen. Een ander voorbeeld is de mate van inégalité in een uitvoering: in verband met
technische beperkingen spelen sommige cilinderorgels behoorlijk onregelmatig. Tot slot moet nog
herinnerd worden aan het feit dat de meeste cilinderorgels over een beperkte toonreeks beschikken;
ook dit heeft directe muzikale consequenties.

4 HET ORGEL 2010 | nummer 2


DE MUZIEK

cilinderorgels

Deel 2 (slot): De muziek: repertoire, edities, theorie en praktijk

TWEE UITGANGSPUNTEN een ongelijk loslaten van slotakkoorden waargenomen.2) Bij de hier
Er zijn twee uitgangspunten van waaruit het interessant zou kunnen beschreven muziekprogramma’s komen deze twee speelmanieren
zijn meer te weten te komen over het muzikale deel van zelfspe- overigens niet voor.
lende muziekinstrumenten. In het vervolg van dit artikel zullen de twee uitgangspunten nog aan
Bij het eerste uitgangspunt staat het repertoire centraal. Van ver- bod komen. Een manier om zowel het repertoire als de uitvoerings-
schillende composities op de ‘Händel’- en ‘Haydn’-cilinders is de praktijk te ontsluiten, is een editie te vervaardigen. Hieronder zul-
componist (nog) niet bekend. Misschien kan in de toekomst van len we zien dat het exact weergeven van het muziekprogramma op
meer werken de maker achterhaald worden. papier in notenschrift vaak lastig of zelfs onmogelijk is. Voor musici
Ook kan het onderzoek naar het repertoire leiden tot nieuwe in- heeft één van de problemen rond automatische muziek te maken
zichten wat betreft datering en ontstaansgeschiedenis van compo- met het spanningsveld tussen ‘repertoire’ en ‘uitvoeringspraktijk’,
sities. Zo bevat de Niemecz-cilinder uit 1793 een bewerking van vooral als het aankomt op beschikbare bladmuziek. Niet elke uit-
het strijkkwartet in D The Lark (Hob. III:63, 1789), maar ook een gever is zich bewust van het spanningsveld tussen het beschikbaar
eerdere versie (of bewerking?) van het menuet uit Haydns Symfonie stellen van repertoire door het maken van een ‘speel’-editie, waar-
in D The Clock (Hob. I:101,1794!). in de uitvoeringspraktijk aan de speler wordt overgelaten, en een
In sociaal-culturele zin zijn de programma’s eveneens waardevolle ‘studie’-editie, waarin wordt geprobeerd de muzikale gegevens van
documenten. De composities en arrangementen op de cilinders de cilinder zo exact mogelijk naar notenschrift te transcriberen. In
worden anno 2010 meestal niet als de hoogtepunten van een mu- het eerste geval zal een versiering vaak staan afgekort met behulp
ziekcultuur beschouwd, maar vormen wel het repertoire waar men van een trillerteken, in het tweede geval staat de versiering zo exact
in het algemeen graag naar luisterde.1) De Händel- en Haydn-pro- mogelijk genoteerd. Behalve het vastleggen van de uitvoeringswijze
gramma’s vertegenwoordigen hoogtepunten van de automatische van een ‘vrij’ element in een compositie, is een nadeel van exacte
muziek, maar ook bij deze componisten zal blijken dat een deel van notatie vaak ook dat ze de leesbaarheid en het gebruiksgemak van
de programma’s bestaat uit arrangementen van geliefde werken. de partituur negatief beïnvloedt.
Het tweede uitgangspunt gaat om ‘uitvoeringspraktijk’. Hoewel
het type muziekinstrument een bepaalde muzikale, idiomatische EDITIES VERGELEKEN
schrijfwijze met zich meebrengt – met name bij de Haydn-cilinders Bij het maken van een editie met muziek van een cilinderorgel moet
is dit het geval – kan aan de cilinderorgels informatie ontleend wor- een aantal beslissingen worden genomen. Deze beslissingen heb-
den die van algemeen muzikaal belang kan zijn voor een histo- ben te maken met de mate van gedetailleerdheid van de partituur.
risch geïnformeerde uitvoeringspraktijk. In het verleden zijn er op Dit kan voor veel muzikale aspecten gelden, maar dit artikel be-
dit terrein al resultaten behaald. In muziekprogramma’s van au- perkt zich tot ornamentatie, articulatie en (relatief) tempo.3) Hier
tomatische orgels uit ongeveer 1620 zijn bijvoorbeeld ritenuti en worden vier edities met elkaar vergeleken op deze punten.

1) Rudolf Rasch, ‘Is automatische muziek een genre?’, in: Jan Jaap 2) Jan Jaap Haspels, Automatic musical instruments, their mechanics and
Haspels (red.), Royal Music Machines (Zutphen 2006) 63-85, 67: “Wat their music, 1580-1820 (Zwolle 1987) 182 en 248, noot 15. Marieke
we op de muziekautomaten in het verleden tegenkomen weerspiegelt Lefeber-Morsman, Quicquid rarum, occultum et subtile (Utrecht 2006)
vrijwel altijd dit alom verbreide nogal triviale repertoire, en niet het 77 en 80. Opgemerkt moet worden dat de ritenuti zijn geconstateerd
kunstzinnige en verfijnde repertoire dat wij nu met de grote componisten bij instrumenten die niet het muzikaal effect als hoogste doel hebben; bij
uit het verleden verbinden. De automatische muziek leert ons zodoende deze complexe (muziek)automaten draait het om visueel spektakel. Het
veel over de smaak van het verleden.” loslaten van slotakkoorden van boven naar beneden heeft waarschijnlijk
te maken met voordelen voor de winddistributie. Tegenwoordig passen
Links: detail van klavier en cilinder van de orgelklok sommige organisten deze manier van loslaten toe om tegemoet te
van Joseph Niemecz uit 1793. komen aan de akoestische kenmerken van een ruimte.
© Nationaal Museum van Speelklok tot Pierement, Utrecht
3) In de meeste gevallen is het ondoenlijk om het oorspronkelijke tempo
vast te stellen. Wel is het mogelijk om versnellingen en vertragingen aan
te geven.

5HET ORGEL 2010 | nummer 2


Figuur 1: Tiroler Lied gevarieerd door Mozart, cadens. De registratiewisseling wordt in dit orgel automatisch gerealiseerd

• Gert Oost (ed.), Tiroler Lied gevarieerd door Mozart (Utrecht seph Haydn.5) Gerlach gebruikt in eerste instantie schriftelijke bron-
1975) nen, maar ook de Flötenuhren zelf. Ze schrijft over haar editie onder
Deze uitgave behelst de transcriptie van een cilinder van een or- andere: “Der Notentext ist soweit wie möglich den Quellen entsp-
chestrion van Diederich Nicolaus Winkel uit 1819 (collectie Nati- rechend wiedergegeben jedoch mit den für nötig erachteten Be-
onaal Museum van Speelklok tot Pierement). In de inleiding staat richtigungen und Ergänzungen. (...) Strichlierte Bindebögen, Stac-
een beknopte verantwoording van Gert Oost: “Het notenbeeld heb cato-Punkte und Tenuto-Striche entstammen den Flötenuhren.”6)
ik genoteerd zoals het van de cilinder viel af te lezen; een enkele Gerlach schrijft alleen articulatie en versieringen uit wanneer deze
noot, waarvoor het betreffende koperen pinnetje versleten of ver- afwijken van de gangbare praktijk in Haydns muzieknotatie. Zo
bogen was, heb ik ingevuld of op zijn juiste plaats gezet.”4) staan er op het Flötenuhr meestal pinnen genoteerd voor tweeën-
Dit lijkt een toereikende methode, hoewel het natuurlijk nooit zeker dertigsten en zestienden, maar ook voor achtsten en kwarten. Deze
is of de programmeur bewust pinnetjes verboog om de uitvoering worden niet genoteerd als tweeëndertigsten met rusten. Als er er-
wat aan te passen. Het notenbeeld is inderdaad overgenomen van gens een pin staat waar men een brug zou verwachten, staat een
de cilinder. De versieringen zijn echter niet uitgewerkt, maar aange- staccatoteken genoteerd. Voor versieringen worden meestal de te-
duid met versieringstekens. Wel wordt articulatie aangegeven met kens gebruikt zoals ze in de schriftelijke bronnen gebruikt worden.
liggende streepjes, puntjes en boogjes. Bovendien zijn er tempo- Wijken de versieringen daarvan af, dan worden ze uitgeschreven.
aanduidingen als accelerando en ritenuto aanwezig (zie figuur 1). Tempoaanduidingen als ‘Allegro assai’ en ‘Allegretto’ zijn geno-
teerd als ze ook in de schriftelijke bron staan. Tempowisselingen
• Sonja Gerlach (ed.), Stücke für das Laufwerk (Flötenuhrstücke), komen niet of nauwelijks voor in Haydns Flötenuhr-muziek en staan
(München 1984) (= Joseph Haydn Werke, Reihe XXI)
Dit is een omvangrijke editie van de stukken voor Flötenuhr van Jo- 5) Hoewel niet alle 32 stukken in deze uitgave op Haydn terug te voeren
zijn, zijn ze ingedeeld onder Hob. XIX.
4) Gert Oost, Tiroler Lied gevarieerd door Mozart (Utrecht 1975) 7
6) Sonja Gerlach, Stücke für das Laufwerk (Flötenuhrstücke) (München
1984) (= Joseph Haydn Werke, Reihe XXI) XIII.

Figuur 2: Toepassing van verschillende notenwaarden in een transcriptie van een Händel-aria van de ‘Windsor Castle clock’ (Uit: Pieter
Dirksen, Twenty pieces for a musical clock (Utrecht 1987) 34

6 HET ORGEL 2010 | nummer 2


daarom ook niet in de partituur. Voorbeelden zijn te vinden vanaf strument. De editie van Peter van Tour is een echte ‘speeluitgave’.
figuur 21. De uitgave bevat de muziek van de ‘Per Strand’-klok in een dui-
delijk leesbare partituur. Articulatie en versieringen zoals ze op de
• Pieter Dirksen (ed.), Twenty pieces for a musical clock (Utrecht klok staan, zijn niet uitgewerkt.
1987) De andere drie edities beogen mede een wetenschappelijk doel.
Deze editie bevat stukken voor ‘musical clock’ van Händel zoals In de verantwoordingen staat te lezen dat de muziek zo exact mo-
ze op twee klokken van Charles Clay staan genoteerd. In het voor- gelijk van de cilinder is afgelezen. Toch zijn de redacteuren van
woord schrijft J.J.L. Haspels, voormalig conservator van het Nati- deze uitgaven hier niet perfect in geslaagd. Gert Oost werkt de
onaal Museum van Speelklok tot Pierement: “The very important versieringen niet uit, terwijl deze juist op een cilinder wel uitge-
fact remains that the transcriptions in this publication represent werkt zijn en dus informatie verschaffen over uitvoeringspraktijk.
down to the minutest detail the actual performance of the music as Sonja Gerlach werkt versieringen en articulatie alleen uit wanneer
it first sounded in the late 1730s.”7) ze afwijken van de bij Haydn gangbare praktijk. Er zit iets van sub-
Dit is inderdaad een zeer gedetailleerde uitgave. Alle versieringen jectiviteit in deze beslissing: wat is er dan precies gangbaar? En
zijn uitgewerkt. Er zijn regelmatig kortere notenwaarden - zoals zes- kan uitwerking van versieringen en articulatie ons niet juist dichter
tienden - gebruikt, terwijl langere notenwaarden - achtsten - muzi- bij dat gangbare brengen? Pieter Dirksen ten slotte laat zien dat
kaal logischer zouden zijn. Er is dus voor gekozen zo dicht mogelijk hij exact wil zijn door versieringen uit te werken en korte noten-
bij de cilinder te blijven. Aan de andere kant komt het ook voor dat waarden te gebruiken waar langere prettiger zouden lezen. Alleen:
een pin op de cilinder - die in ieder geval correspondeert met een waarom dan niet meteen alleen maar vierenzestigsten waar pinnen
vierenzestigste, de kortst voorkomende notenwaarde in de parti- staan genoteerd?
tuur - wordt vertaald als een tweeëndertigste, een zestiende of een
achtste. Hier lijkt dan toch weer gekozen te zijn voor de leesbaar- Het maken van een volledig exacte transcriptie is onmogelijk. Nog
heid. afgezien van het verschil tussen programma en uitvoering, is de
Tempowisselingen zijn niet opgenomen in deze uitgave, maar die pinnen- en bruggenstructuur niet precies om te zetten in traditio-
komen ook vrijwel niet voor bij deze klokken (zie figuur 2). Wel neel notenschrift. Een steeds sneller wordende triller is niet exact
heeft Dirksen metronoomcijfers aangegeven. Deze worden door te noteren; vaak is er ook geen notenwaarde voor de specifieke
Haspels als volgt verklaard: lengte van een brug, enzovoort. Het maken van een exacte afspie-
“Since both clocks have retained their original driving weights, geling in notenschrift van een cilinder is dus niet mogelijk, men kan
transmission ratios, and air brakes, it is mainly the condition of the hooguit proberen hier zo dichtbij mogelijk te komen.
wind-producing and conducting elements that influences the play- Elke editor zou eerst moeten bepalen of hij een praktische dan wel
ing speed. With references to the relevant discussion in my disser- wetenschappelijke uitgave wil maken. Een wetenschappelijke uit-
tation, I feel justified in saying that the metronome numbers, which gave waarin alle uitvoeringsaspecten zo nauwkeurig mogelijk uitge-
reflect the tempi of the clocks in their present conditions, could be werkt zijn, is vaak zo onleesbaar dat de uitgave niet goed bruikbaar
reduced somewhat, up to 5% for the Braamcamp clock and up to is om uit te spelen. Wanneer de editor kiest voor de wetenschap-
20% for the Windsor Castle clock.”8) pelijke uitgave, moet hij zich zeer bewust zijn van eventuele proble-
In het aangehaalde proefschrift van Haspels staat te lezen dat deze men en daar beslissingen over nemen.
percentages gebaseerd zijn op de praktische ervaring van Haspels
met het vertragen van het speeltempo van mechanische orgels als PROGRAMMERING VAN DE CILINDER
gevolg van restauratie.9) Uit de vragen rond editietechniek komt een belangrijk probleem
naar voren: het traditionele notenschrift geeft te weinig informatie
• Peter van Tour (ed.), Tre stycken för spelur ur ett spelur av Pehr over wat er moet klinken. In de achttiende eeuw werd ook Père
Strand, Slite 1995 Engramelle hiermee geconfronteerd. In zijn boek La Tonotechnie ou
Deze uitgave bevat geen verantwoording. Echter de ondertitel notage des cylindres (1775) schrijft hij dat de programmeur van
van het werk is: ‘transkriberade för klaverinstrument av Peter van een muziekcilinder zelf moet nadenken over een goede muzikale
Tour’. Hiermee lijkt de editor aan te geven dat hij een praktische uitvoering ‘avec goût & précision’.10)
uitgave heeft willen maken die gericht is op uitvoering van de mu- Dom Bédos des Celles vraagt Engramelle bij te dragen aan het vier-
ziek op een klavierinstrument. Versieringen zijn niet uitgeschreven; de deel van l’Art du Facteur d’Orgues (1778) en neemt diens arti-
hiervoor zijn tekens gebruikt. Ook articulatie en tempo zijn niet kel over ‘sans y rien changer’.11) De gebieden waar het notenschrift
opgenomen. vooral tekort schiet en waaraan Engramelle daarom veel aandacht

Het moge duidelijk zijn dat er nogal wat mogelijkheden zijn in het 10) Joseph Engramelle, La Tonotechnie ou l’art de noter les cylindres
maken van een editie met muziek van een mechanisch muziekin- (Parijs 1775, facsimile-editie: Genève 1971) 1-7.

7) Pieter Dirksen, Twenty pieces for a musical clock (Utrecht 1987) 6. 11) Dom Bédos de Celles, l’Art du Facteur d’Orgues (Parijs 1766-1778;
facsimile-editie Genève 1984) 596. Zie ook deel 1 van dit artikel,
8) Dirksen, Twenty pieces, 6. bladzijden 13 en 14.

9) Haspels, Automatic musical instruments, 163. 7HET ORGEL 2010 | nummer 2


Excurs

Figuur 3 Dom Bédos, L’Art du Facteur, planche CVI, 1778
In de Cadence Liée Simple (zie figuur 3 hierboven) zijn verschillende vormen van articulatie te zien. Linksboven is het fragment geno-
teerd in traditioneel notenschrift. De punten en strepen boven de noten geven aan hoe de uitwerking van articulatie en ornamentiek
moet gaan klinken. Het eerste teken, dat bestaat uit een hoger en een lager liggend streepje (de tenues) met daartussen een ‘kartel’
(agrément), geeft aan uit welke onderdelen (modules) de triller bestaat. Omdat er boven de eerste twee noten een legato-boog is
aangebracht, zijn tenues en agrément als één teken genoteerd. In La Tonotechnie brengt Engramelle dit type toonopeenvolging onder
bij de tenues composées (figuur 4):

Figuur 4: Père Engramelle, dezelfde versiering als in figuur 3, zij het met een andere naam. Engramelle, La Tonotechnie, 47
Terug naar figuur 3: de punt boven de laatste tenue geeft de hoeveelheid silence aan en de laatste noot van de maat is voorzien
van een verticaal streepje dat staat voor een tactée. De laatste noot van het hele fragment bestaat uit een lange tenue en een lange
silence: een liggend streepje met vier punten.
In de expression linksonder is te zien hoe de ‘neumen’ in het fragment worden vertaald naar notenschrift.
Aan de rechterkant van de pagina is deze expression een kwartslag gedraaid om te kunnen aangeven hoe het notenbeeld zich ver-
houdt tot een gedeelte van het oppervlakte van de cilinder.
Dit oppervlakte is in het midden als plattegrond weergegeven. In de lengterichting lopen acht sporen, die ieder staan voor een noot
(chromatisch van c2 – g2). De dikke gearceerde lijnen geven de theoretische duur van de noot aan. Als de lijn zwart is, staat er op de
cilinder een pin of brug, het grijze deel staat voor silence.
Hoewel Engramelle het belang van silence d’articulation benadrukt, is te zien dat in dit geval ook een legato-techniek wordt toege-
past, maar niet consequent. De lijn van de eerste toon is volledig zwart, maar de andere noten onder de boog bevatten wel silence.
De d2 op de tweede tel van de maat is een goed voorbeeld van een tenue: als een soort ‘portato’ bestaat deze uit een liggende toon,
gevolgd door een deel silence. De laatste tel van deze maat bestaat uit een heel korte klank, met veel silence: een tactée.

8 HET ORGEL 2010 | nummer 2


besteedt, zijn de articulatie12) en de ornamentiek. van ritmische plaatsing binnen de maatstructuur.17)
In La Tonotechnie geeft Engramelle blijk van een opmerkelijk histo- Hoewel de cilinderorgels die in deel 1 beschreven staan, vaak onrit-
risch besef: hij stelt namelijk dat de muziek onherstelbare verliezen misch spelen, lijkt een bewuste en consequente toepassing van dit
heeft geleden omdat de klinkende muzikale expressie van com- inégalité van ritmische plaatsing niet aanwezig te zijn. Wél komt de
ponisten als Lully en Marchand verloren is gegaan; Lully, Corelli, toepassing van verschillende soorten silences voor.
Couperin en Rameau zouden protesteren wanneer ze zouden horen
hoe men hun muziek anno 1775 uitvoert.13) Engramelle schrijft verder over het aanpassen van het toucher van
het instrument door de toepassing van stiften van verschillende
ARTICULATIE IN THEORIE dikte. De programmeur van de Händel-cilinders heeft deze techniek
Volgens Engramelle bevat een toon twee componenten: een tenue, niet gebruikt, Niemecz zou haar eenmaal toegepast hebben.18)
het aanhouden, klinken ervan, en een silence d’articulation, stilte
van articulatie. HET VERTALEN VAN MUZIKALE GEGEVENS OP DE CILINDER
De tenue bestaat in twee soorten, een simple en een composée. NAAR NOTENSCHRIFT
Engramelle onderscheidt bij de tenue simple opnieuw twee catego- Om een zo getrouw mogelijke transcriptie te maken van een orgel-
rieën, de tenue proprement dite (kortweg: tenue) en de tenue tactée klok kan men het best de muziekcilinder uitlezen. Dit hoeft niet één
(kortweg: tactée). Het verschil heeft te maken met de functie van op één te corresponderen met de uiteindelijk klinkende uitvoering
een toon. Een tenue is een toon die een relatief langere duur heeft van het muziekinstrument. In de transmissie van het muziekpro-
dan de tactée en staat op de relatief sterke maatdelen. Vanzelf- gramma naar de orgelpijpen kan het mechaniek ervoor zorgen dat
sprekend heeft een tactée dan een naar verhouding langere silence sommige tonen niet of niet op tijd klinken. Het is uiteraard niet
dan een tenue.14) mogelijk om in het hoofd van de arrangeur/programmeur te kijken,
Afhankelijk van de lengte ervan, benoemt Engramelle vijf soorten maar het is aannemelijk dat het patroon van pinnen en bruggen
silences. Aan het slot of bij de reprise van een langere muzikale dichter bij zijn ‘bedoeling’ komt dan de uitvoering van het stuk.
frase is er een relatief lange silence de reprise d’haleine, in passa- Het transcriberen van een cilinder lijkt op het programmeren er-
gewerk een silence de détaché of de liée. Engramelle onderstreept van, maar dan in omgekeerde volgorde. Om een muziekstuk van
het belang van de silence d’articulation door een vergelijking te een cilinder te kunnen aflezen, moet eerst bepaald worden wat
maken met het belang van articulatie in gesproken taal.15) de verschillende pinnen en bruggen betekenen. Pinnen en bruggen
kunnen drie dingen vertellen: de toonhoogte, de toonduur en het
Een belangrijk punt dat Engramelle aansnijdt, is de ongelijke duur moment in de tijd van het muziekstuk.
(inégalité) van twee opeenvolgende gelijke notenwaarden.16) In de De toonhoogte van een pin is afhankelijk van de plaats waar de pin
meeste gevallen, zo schrijft Engramelle, moet de eerste noot van zich bevindt over de breedte van de cilinder. Deze cilinder draait
twee achtsten langer aangehouden worden dan de tweede. Het rond langs een toetsenreeks. In het geval van een automatisch spe-
onderscheid tussen een première en seconde croche (achtste noot) lend orgel zorgen de pinnen er via deze toetsen voor dat ventielen
lijkt daarmee veel op het verschil tussen een tenue en een tactée. in de windlade worden geopend zodat er lucht door de orgelpijpen
In de bijdrage die Engramelle schrijft voor Dom Bédos (1778) gaat kan stromen. Om de toonhoogtes van de verschillende pinnen te
het hierbij om een ongelijkheid van toonduur, niet om een inégalité bepalen, legt men een gammalat, waarop alle aanwezige tonen
staan genoteerd, langs de breedte van de cilinder. Meestal is het
12) Andere belangrijke informatie betreft de uitwerking van versieringen gamma, de toonreeks, vrij snel te bepalen door de pijpjes even
en de uitvoering van de inégalité, maar dit is te specifiek verbonden met aan te blazen. Lukt dit om één of andere reden niet, dan moet het
Franse uitvoeringspraktijk om hier uitgebreid te bespreken. In het geval gamma bepaald worden aan de hand van de pinnenstructuur. Door
van Händel is het misschien anachronistisch een verband te leggen met naar de laatste noten van het stuk te kijken, doorgaans een wellui-
Engramelle, toch blijken verschillende van Engramelles regels ook op dend akkoord, kan in het beginstadium al veel afgeleid worden.
Händels muziekprogramma’s van toepassing, zie onder. Wat betreft de
programma’s met Haydns muziek bestaat er een grote kans dat Niemecz 17) Zie ook Ewald Kooiman, ‘Inegaliteit in de Klassieke Franse Muziek’,
van Engramelles theorieën op de hoogte is geweest. Zie Steensma, Het Orgel 76/2 (1980), 46-58. Kooiman noemt Engramelle op de
‘Haydn, Händel’, 15. bladzijden 47 en 51 en geeft aan dat de verhouding van lange en korte
toonduur divers en subtiel kan zijn. In Engramelle (‘La Tonotechnie’, 26-
13) Engramelle, La Tonotechnie ou l’art de noter les cylindres (Parijs 36) komen de inégalité van ritmische plaatsing en de daarbij horende
1775; facsimile-editie: Genève 1971) ii-iii, 63; Haspels, Automatic ritmische verhoudingen aan bod.
musical instruments, 65-66
18) Matthias Naeschke, ‘Eine neu entdeckte Flötenuhr von Niemecz
14) Dom Bédos, ‘L’Art du Facteur’, 598, 600-601; Engramelle, ‘La mit Werken von Joseph Haydn’, Das mechanische Musikinstrument 88
Tonotechnie’, 15-52. (2003) 15. Van dit orgel wordt aangenomen dat het door Niemecz
15) Dom Bédos, ‘L’Art du Facteur’, 599-600; Engramelle, ‘La gemaakt is. Het instrument is echter niet gedateerd, noch gesigneerd.
Tonotechnie’, 24-25. Er zijn, behalve de toepassing van stiften met verschillende dikte, ook
andere verschillen met de overige Niemecz-orgels. Zo is de toonreeks
16) Dom Bédos, ‘L’Art du Facteur’, 601-602. Engramelle noemt dit van het vierde instrument, net als de klank, afwijkend. Dit laatste punt
de inégalité des croches (achtsten), maar schrijft dat de theorie ook op is opvallend, omdat het gaat om vier orgels die binnen een tijdsbestek
andere notenwaarden van toepassing kan zijn. van minder dan vijf jaar door dezelfde maker gebouwd zouden zijn. Zie
voor technische gegevens betreffende dit orgel deel 1van dit artikel,
bladzijde 19.

9HET ORGEL 2010 | nummer 2


Figuur 5: Kopergravure bij het titelblad van La Tonotechnie (1775). tuur kan worden genoteerd. Dit laatste onderdeel maakt dat een
Op de afbeelding zijn verschillende automatische instrumenten computer (nog) niet geschikt is voor dit werk.
afgebeeld: rechtsonder een automatisch klavier voor een clave-
cimbel, daarboven een androïde (fluitspeler), boven de deur een REPERTOIRE
draaiorgel, linksboven een klok met bellenspeelwerk (?). Daar- Bij zowel Händel als Haydn bestaat het repertoire van de cilinders
onder gereedschap voor het programmeren. De linker figuur aan voor een groot deel uit dansen (menuetten) en bewerkingen van
tafel houdt een serinette, een ‘kanarie-orgel’, vast, de persoon composities die oorspronkelijk voor een ander medium geschreven
achter de tafel programmeert vermoedelijk een cilinder. Op de zijn. Alle melodieën hebben een opgewekt karakter en in het geval
tafel ligt bladmuziek. van Händel waren met name operadelen geliefd bij het publiek.
Van een aantal stukken staat vast dat ze specifiek voor cilinderorgel
De toonduur is bij orgelklokken af te lezen aan bruggen. Hiervoor gedacht zijn. De bekendste voorbeelden zijn Haydns driestemmige
wordt niet gekeken naar de breedte van de cilinder, maar naar de fuga (Hob. XIX:16) en Händels Voluntary a Flight of Angels (zie fi-
omtrek. Bruggen hebben een bepaalde lengte (over de omtrek van guur 6).
de cilinder) en deze lengte bepaalt precies hoe lang een toon duurt. Hoewel veel cilinderorgels in de achttiende eeuw ook bewerkingen
Een orgelpijp kan blijven klinken zolang er lucht doorheen stroomt. van psalmen en gezangen bevatten, zijn die niet aanwezig op de
Het spreekt voor zich dat pinnen kort klinken. hier besproken cilinders van Händel en Haydn.
Door de cilinder langzaam te draaien kan dan de muziek worden
afgelezen. De plaats van de pinnen en bruggen in het muziekstuk UITVOERINGSPRAKTIJK
wordt duidelijk en het ritme en het melodieverloop kunnen wor- De cilinders van de vijf instrumenten die in deel 1 van dit artikel be-
den bepaald. Op de messing ‘Händel-cilinders’ zijn rasters aan- sproken zijn, bevatten ieder tien tot twaalf melodieën, die in lengte
gebracht, die het makkelijker maken de melodie te volgen. Op de variëren van minimaal een halve tot ruim een hele minuut speeltijd.
houten ‘Haydn-cilinders’ is dit niet zo; dit maakt het aflezen lasti- Behalve de 62 melodieën van deze vijf instrumenten, zijn er nog
ger. Tijdens dit aflezen moet worden bepaald welke verschillende verschillende andere muziekprogramma’s met muziek van Händel
melodielijnen er te onderscheiden zijn (stemvoering), met name bij of Haydn bekend. Zo heeft de Braamcamp-klok19) een pendant,
polyfone muziek, zodat de muziek in een logische en leesbare parti- de Windsor Castle-klok.20) Wat betreft de muziek van Haydn, is er
nog het orgel van Johann Joseph Wiest, gemaakt tussen 1796 en
1 0 HET ORGEL 2010 | nummer 2 1804.21) Het onderzoek naar de muzikale informatie op de cilinders
moet grotendeels nog beginnen.22)

Praktijk
Een muziekcilinder beperkt de lengte van de te programmeren mu-
ziek.23) Als het geprogrammeerde muziekstuk een bewerking is van
een andere compositie, is het soms nodig het werk in te korten.
Dit heeft consequenties voor de muzikale vorm. Ook de beschik-
bare toonreeks heeft invloed op de bewerking, in verband met de
geringe toonomvang moeten bewerkingen vaak getransponeerd
worden.

HÄNDEL, CHARLES CLAY CA. 1738
- Menuet uit Arianna in Creta (1734)
- Menuetto (Air) uit Suite III in d (1733)

19) Zie over dit instrument: Steensma, ‘Haydn, Händel’, 13. Voor het
muzikale onderscheid tussen de twee klokken, zie Dirksen, ‘Eine wenig
bekannte Quelle’, 287.

20) Beschreven in: Dominic Gwynn, ‘The Charles Clay Organ Clock in
the Royal Collection (Windsor Castle) and its Connection with Georg [sic]
Frideric Handel’, Bios Reporter 21/2 (1997).

21) Helmut Kowar, ‘Haydn-klokken als bron van historische
uitvoeringspraktijk?’, in: Marieke Lefeber (red.), Haydn Live (Bunnik
2009) 16.

22) De belangrijkste muzikale analyse van de Händel-composities die
tot nu toe gepubliceerd is, is te vinden in Dirksen, ‘Eine wenig bekannte
Quelle’. De muziek van Haydn wordt besproken in: Arthur W.J.G. Ord-
Hume, Joseph Haydn and the Mechanical Organ (Cardiff 1982) en
Kowar, ‘Haydn-klokken’.

23) Door de toepassing van heliocoïdale notatie kan een langer werk
klinken. Zie deel 1 van dit artikel, bladzijde 19.


Figuur 6: Händels Voluntary a Flight of Angels komt twee keer voor in een programmavoorbeeld en staat op de cilinder van
de John Pyke-klok uit China (zie Steensma, ‘Haydn, Händel’, 12-13). Editie Best 1988, 136.

Vorm Voor het grootste deel zijn de bewerkingen tweestemmig. Op mu-
Eén van de werken op de Braamcamp-cilinder24) is een bewerking zikaal belangrijke plaatsen komen meer stemmen voor, met name
van het laatste deel van de ouverture van de opera Arianna in Creta aan het begin en het einde van een frase27) (zie figuur 7).
(1734).25) De oorspronkelijk versie van dit menuet omvat 64 maten In dit voorbeeld is ook te zien dat de bewerker de twee frasen met
en staat in D. De vorm is weer te geven als A – A’ – B – A’, het toegevoegde doorgangsnoten in de bas verbindt: maat 28.
herhalende A-deel is uitgeschreven. De structuur is regelmatig, de In de Air krijgen de eerste en de derde tel soms meer nadruk (zie
A en B-delen bestaan ieder uit een voorzin en een nazin van acht figuur 8). In maat 16 is een dalend loopje in de bas te zien.
maten. Na de A-delen volgt een codetta van twee maten. Het verloop van de baslijn volgt in beide bewerkingen, voorzover
De bewerking voor de Clay-klok is 20 maten korter en staat in C. mogelijk, de bas van het origineel. Op verschillende plaatsen moet
Het vormschema is ingekort tot A – B – A’, de eerste herhaling en geoctaveerd worden in verband met de beperkte toonomvang.
de codetta’s zijn komen te vervallen. De programmeur of maker van het programmavoorbeeld van de
Het Menuetto uit Suite III in d (thema) uit 1733, op de klok aange- Braamcamp kan goed een ervaren musicus geweest zijn, getuige
duid als ‘Air’,26) past precies op de cilinder en is daarom niet inge- een vakkundige ingreep op een moment dat de bas het origineel
kort. Zowel het deel voor de eerste herhaling als het deel daarna beter niet kan volgen (zie de figuren 9 en 10).28)
wordt herhaald. In het arrangement staat het stuk een toon ho- In Arianna, maat 13-14, op 13, derde tel, zou men in de trans-
ger. criptie een f in de bas verwachten. Rekening houdend met de zeer
beperkte omvang van het orgel, c1 is de laagste noot, had de stem-
Aanpassing aan de toonreeks het instrument
27) Muziekvoorbeelden uit Marieke Lefeber-Morsman, Royal Music
24) Zie voor de technische gegevens: Steensma, ‘Haydn, Händel’, 13. Machines, the Music (Bunnik 2006) 47-50 en Peter Northway, Hallische
25) In het vervolg aangeduid als ‘Arianna’. Händel-Ausgabe, Klavierwerke II (Kassel 1970) 26. De transcripties van
26) In het vervolg aangeduid als ‘Air’. de cilinder zijn uitgelezen.

28) Zie ook Dirksen, ‘Eine wenig bekannte Quelle’, 287.

Figuur 7: Arianna, maat 25-29

1 1HET ORGEL 2010 | nummer 2


Figuur 8: Air, maat 15-24

Figuur 9: Arianna, orkestversie maat 9-16 (vergelijk figuur 10)
Figuur 10: Arianna, arrangement, maat 11-15. NB: het arrangement is getransponeerd (vergelijk figuur 9)

1 2 HET ORGEL 2010 | nummer 2


voering hier echter niet beter kunnen zijn. De c2 in maat 14 wordt voor b2 te kiezen, wordt zowel eenstemmigheid op de tweede tel
voorbereid door de leidtoon b1, die in het equivalente origineel voorkomen als d3 voorbereid. Op die laatste noot verschijnt ver-
door viool II gespeeld wordt. volgens de meest compacte versie van een secunde-ligging uit de
muziekgeschiedenis.
Een spannende vergelijking is die tussen de figuren 11 en 12. In
de maten 22 en 24 van het arrangement zou op de plaats van de Ornamentiek
rusten in de bas een gis1 moeten staan, maar die maakt geen deel De behandeling van de bovenstem is in de bewerkingen erg vrij en
uit van de toonreeks. Ook is er iets aan de hand in de bovenstem. vooral valt de hoeveelheid versieringen op. Het uitbundig versieren
Vanaf maat 17 is er een sequensmotief, waarvan het laatste deel van de bovenstem lijkt een kenmerk te zijn van Engelse cilinderor-
bestaat uit een stijgende gebroken drieklank. Deze drieklank wordt gels in de achttiende eeuw.29) Ook de behandeling van dissonanten
in de maten 18, 20 en 22 van het arrangement een akkoordtoon is opvallend. De appoggiatura aan het begin van Arianna wordt in
lager ingezet dan in het origineel. Op die manier komt het motief de reprise herhaald, zie de figuren 13, 14 en 7, maat 29. De voor-
precies uit op de hoogste toon van het orgel, c3. De eerste tel van
maat 23 zou een d3 moeten zijn, maar is vervangen door b2. 29) Anthony Baines, ‘A Barrel Organ Transcription’, The Galpin Journal
In maat 24, tweede tel, zou in het arrangement in zowel bas als (maart 1952) 54-55; Anthony Baines, ‘Two Barrel Organ Transcriptions’,
sopraan een e moeten klinken, maar het lijkt erop dat de arrangeur The Galpin Journal (mei 1959) 94-98, David Fuller, Two Ornamentated
hier eenstemmigheid heeft willen voorkomen. De d3 op de derde Organ Concertos (…) as played by an early barrel organ (Jerona 1980).
tel in die maat moet voorbereid worden (vergelijk figuur 12). Door Dirksen (‘Eine wenig bekannte Quelle’, 288) wijst erop dat langere
notenwaarden meestal versierd worden.
Figuur 11: Arianna, arrangement, maat 16-24

Figuur 12: Arianna, orkestversie, maat ´17-24’

1 3HET ORGEL 2010 | nummer 2


Figuur 13: Adrianna, orkestversie bovenstem, maat ´17-24’ slag is kort en op de tel.
Figuur 14: Adrianna, arrangement, maat 1-5 Veel voorkomend, zowel in de doorgaande
Figuur 15: Menuetto (‘Air’), maat 1-4, origineel beweging als in slotakkoorden, is de beat,
Figuur 16: Air, arrangement, maat 1-4 een mordent beginnend op de ondersecun-
Figuur 17: menuetto, origineel de. Misschien is dit een uiting van Engelse
Figuur 18: menuetto, het arrangement versieringspraktijk.30) Markante voorbeelden
zijn te vinden in de bovenstemmen van de
1 4 HET ORGEL 2010 | nummer 2 figuren 7 (maat 28), 8 (maat 24), 10 (13-
14), 11 (16-18) en 14 (5).
Tertsen worden soms opgevuld met een
doorgangsnoot (slur/schleiffer). Voorslagen
komen veelvuldig voor en zijn in de regel
kort en op de tel.
Figuur 15 en 16: de voorgeschreven mor-
dent in de Air wordt in de bewerking ver-
vangen door een praltriller zonder naslag.
Voorafgaand daaraan is er echter een wij-
ziging aangebracht in het melodisch verloop
van de bovenstem. Trillers beginnen op zo-
wel boven- als ondersecunde. In de eerste
twee maten zijn de eerste en derde tel door
meerstemmigheid benadrukt. In de derde tel
van maat twee voorkomt de bewerker een al
te kale klank door de bovenstem geen octaaf
naar beneden te laten springen. De slur is te
vinden op de tweede tel van maat drie.
Heel vrij is de uitwerking van de Air, m. 25-
28 (zie figuur 17 en 18).
In de reprises wordt niet opvallend meer
versierd dan in de delen voor de herhaling.
Trillers worden in de reprise soms uitgevoerd
in een iets hoger tempo.

Articulatie
Dat de programmeur zich bewust is geweest
van het belang van een goede articulatie,
blijkt uit Arianna, maten 17-21 (zie figuur
11). Drie keer achter elkaar, op muzikaal
hetzelfde moment, klinkt er na de eerste tel
een articulatie die uit het notenbeeld niet is
af te leiden. Wél in het notenbeeld terug te
vinden is dat de bovenstem om de vier of
acht maten – parallel muzikale frasen - een
frasering maakt. Zie de figuren 8 (maat 24),
10 (maat 12) en 11 (maat 24). Deze pauzes
zijn groter tussen de afzonderlijke delen van
het stuk, zie de figuren 7 (maat 28), 8 (maat
16) en 11 (maat 16): silences de reprise
d’haleine… avant la lettre.

30) Zie ook Francis Routh, Early English Organ
Music from the Middles Ages to 1837 (Londen
1973) 151-152. Deze versiering is genoemd
in Purcells ‘Rules for Graces’, bij A Choice
Collection of Lessons for the Harpsichord or
Spinnet, postuum uitgegeven in 1696.


HAYDN31) Figuur 19: Het slot van de fuga in Haydns autograaf
- Fuga, allegro assai, Hob. XIX:16, 1789 Figuur 20: Het menuet in de orkestrale versie
- Menuet, Hob. XIX:29 en I:101 Figuur 21: Het arrangement van het menuet

Vorm
Het menuet is een vroegere vorm van het
Menuet en Trio uit Symfonie 101 The Clock.
Het werk ging in 1794 in Londen in premiè-
re, maar het Menuet komt al voor op het
orgel uit 1793.32) Voor de bewerking is het
Trio weggelaten, maar ook het Menuet is in-
gekort. Hierdoor is het A-deel - het deel voor
de herhaling - regelmatiger van structuur
dan de symfonische versie. De A en B-delen
worden geen van beide herhaald, maar de
laatste twintig maten refereren duidelijk aan
het A-deel. Hierdoor ontstaat een suggestie
van een A-B-A-vorm.33) De versie op het or-
gel uit 1793 is twintig maten korter dan het
programmavoorbeeld.

De fuga is een oorspronkelijk werk voor ci-
linderorgel. Omdat het orgel uit 1793 een
grotere toonreeks heeft dan andere orgels,
zijn er verschillende versies van dit werk.
Aanpassingen bestaan vooral uit het toevoe-
gen van een aantal extra tonen in de bas. Dit
heeft soms invloed op de ligging van akkoor-
den. Andere instrumenten waarop dit werk
voorkomt zijn het orgel uit (vermoedelijk)
1796 en het Wiest-orgel.

Ornamentiek
Net als bij de Händel-orgels zijn er meer ver-
sieringen te horen dan er op papier staan
genoteerd. De eerste regel van het Menuet
illustreert dit. Trillers beginnen op de hoofd-
noot. De eerste noot in de symfonische ver-
sie wordt voorafgegaan door een anticipatie.
Op de opmaat wordt een dubbelslag inge-
past, regelmatig van uitvoering en begin-
nend op de slag (zie de figuren 20 en 21).
Voor beide Haydn-werken geldt dat de tril-
lers in principe op de hoofdnoot beginnen. In
het Menuet bevindt zich echter een uitzon-

31) Muziekvoorbeelden uit Gerlach en Figuur 22: Menuet, maat 11 e.v.
H.C.Robbins Landon, Joseph Haydn Kritische
Ausgabe sämtlicher Symphonien, XII 99-104
(Wenen 1968). De verschillende balken staan
voor verschillende versies van de muziek.

32) Voor de technische gegevens van de orgels,
zie deel 1 van dit artikel, bladzijden 15, 17, 19,
20.

33) Ook het Arianna-menuet van Händel kreeg
door inkorting een A-B-A-vorm.

1 5HET ORGEL 2010 | nummer 2


Figuur 23: In de orkestversie bestaat deze passage uit doorgaande kwartnoten
Figuur 24: Het begin van de fuga op papier en in verschillende klankbronnen

dering vanaf maat 11 (zie figuur 22). ondersecunde klinkt er kort onder. Het instrument uit 1792 wisselt
Een passage uit het B-deel laat zien hoe een passage in doorgaan- de hoofdnoot met de ondersecunde af.
de kwartnoten kan worden uitgevoerd door de inpassing van tril- De slotakkoorden zijn korte arpeggio’s van beneden naar boven.
lers: maat 37-40 (zie figuur 23).
De praltrillers in de fuga staan meestal genoteerd op de gepunteer- Articulatie
de kwart en zijn uitgevoerd als sextolen beginnend op de hoofd- De articulatie is bij de Haydn-orgels vrij uniform.35) Veel kort te
noot. Het effect is dat in de toonwisselingen in de overige stem- spelen noten staan geprogrammeerd als pin, en klinken daarom
men, de triller parallelle tertsen of sexten vormt met die stemmen. allemaal even lang. Kort aangehouden kwartnoten zijn daarbij even
In het programmavoorbeeld, een autograaf afgedrukt als figuur 19, lang als kort aangehouden zestiende noten.
laat Haydn weinig twijfel bestaan over de herkenbaarheid van het Algemene kenmerken van Haydns muziek voor cilinderorgel zijn vir-
thema: ‘NB so oft als das Thema komt, mus bey jedweder Hal- tuositeit, arpeggio’s en parallelle stemvoering in octaven, sexten
ben Notte folgender Halbe Mordent komen [volgt voorbeeld] Diese en tertsen. In enkele stukken wordt door toepassing van volle ak-
Stelle komt 16 mahl’.34) Deze mordent wordt op de orgels verschil- koorden een dynamisch (sforzando-)effect bereikt.
lend uitgevoerd. In het orgel uit 1793 blijft de hoofdnoot liggen, de
35) Kowar, “Haydn-klokken’, 17.
34) Gerlach, ‘Stücke für das Laufwerk’, 22.

1 6 HET ORGEL 2010 | nummer 2


Het cilinderorgel van Joseph Niemecz, circa 1796 | Foto Kunsthistorisches Museum Wien

Slot voorstel één van de concerto’s, of een deel daaruit, op een orgel te
Uit het repertoire van de cilinderorgels blijkt dat de achttiende- programmeren.37) Van een automatisch spelend orgel uit 1762 is
eeuwer er geen enkel probleem mee had om composities die een arrangement gedocumenteerd.38)
oorspronkelijk niet voor het instrument geschreven waren, voor Bij een live-uitvoering van Flötenuhr-muziek, bijvoorbeeld tijdens
cilinderorgel om te werken. Bepaalde composities zullen publiek orgelconcerten, is het een interessante vraag hoe de speler met
en opdrachtgevers hebben aangesproken en zouden daarom op het repertoire moet omgaan. Veel muziek van met name van Haydn
cilinderorgels kunnen voorkomen. Gedwongen door de eigenaar- is in technisch opzicht lastig te spelen. Wetend hoe bewerkers van
digheden en beperkingen van het instrument, gingen bewerkers en muziekprogramma’s met het materiaal omgingen, is het verdedig-
programmeurs ertoe over kleine en grotere ingrepen te doen in de baar de muziek zó in te richten dat de te spelen muziek overeen-
oorspronkelijke partituur. De mogelijkheden van het instrument en komt met de ideale ligging voor zowel speler als instrument.
de muzikaliteit van de bewerker lijken daarbij te prevaleren boven Hoewel Händels betrokkenheid bij muziek voor automatische or-
de muzikale vorm of het zoveel mogelijk laten klinken van de noten gels al sinds 191939) bekend is, is er nog weinig onderzoek gedaan
uit de originele partituur. naar de muziek. Dit resulteert onder meer in lacunes op het gebied
Uit eerdere eeuwen is het gebruik om muziek te bewerken bekend van betrouwbare edities en kennis van uitvoeringspraktijk in de di-
van bijvoorbeeld de intavolaties van vocale werken voor toetsin- recte omgeving van de achttiende-eeuwse componist.
strumenten. De receptiegeschiedenis van onder meer Händels or-
gelconcerten laat zien dat ook in later eeuwen het bewerken van LITERATUUR BIJ DE TWEE DELEN
muziek een gebruikelijke praktijk was. Deze concerten zijn bewerkt G.H. Baillie, C. Clutton en C.A. Ilbert, Britten’s Old Clocks and
voor orgelsolo door veel gerenommeerde musici.36) Watches (Londen 1956).
Het is aardig te weten dat de eerste bewerkingen van Händels
orgelconcerten waarschijnlijk zijn gemaakt voor een cilinderorgel. 37) O.E. Deutsch, ‘Burney, Handel and the Barrel Organ’, The Musical
In 1759 (het jaar van Händels overlijden) doet Charles Burney het Times 90/1277 (1949) 227-228.

36) Een beknopt geïllustreerd overzicht is te vinden in Lex Gunnink, ‘De 38) William Malloch, ‘The Earl of Bute’s machine organ’, Early Music
orgelconcerten van Handel’, De Orgelvriend 51/11 (2009) 28-30. 11/2 (1983) 177.

39) William Barclay Squire, ‘Handel’s Clock Music’, The Musical
Quarterly 5 (1919) 538-552.

1 7HET ORGEL 2010 | nummer 2


Kaat en Tijhuis
Orgelmakers

Neringstraat 8 ‘De Hofstad’, Apeldoorn (2005)
8263 BG Kampen
[t] 038 - 333 37 97
www.kaatentijhuisorgelmakers.nl
[email protected]

Jacques Stinkens J.L.van den Heuvel
Orgelpijpenmakers B.V. - sinds 1914
Labialen - Tongwerken Orgelbouw BV
Uw persoonlijke wensen
zijn bij ons in goede handen Amstelwijckweg 44
Bedrijvenpark "Seyst" 3316 BB Dordrecht
Woudenbergseweg 19 E-1
3707 HW Zeist tel.: 078 6179540
Tel. 0343 491 122 e-mail: [email protected]
Fax 0343 493 400 website: www.vandenheuvel-orgelbouw.nl
[email protected]
www.stinkens.nl nieuwbouw en restauratie
onderhoud en stemmen
Sound gebruikte orgels en opslag
craftmanship

Zuidergracht 17 3763 LS Soest The Netherlands
Tel. +31 (0)35 - 601 25 92 Fax +31 (0)35 - 603 11 50

BAROK TOT IN DETAIL

Henk Klop Baroque Keyboard Instruments
Paleisweg 6 • 3886 LC Garderen • The Netherlands
PHONE +31 (0)577 461 512 • FAX +31 (0)577 461 787

WEB www.klop.info • E-MAIL [email protected]

1 8 HET ORGEL 2010 | nummer 2


Anthony Baines, ‘A Barrel Organ Transcription’, The Galpin Jour- Orgel 76/2 (1980) 46-58.
nal (maart 1952) 54-55. H.C.Robbins Landon, Joseph Haydn Kritische Ausgabe sämtlicher
Anthony Baines, ‘Two Barrel Organ Transcriptions’, The Galpin Symphonien, XII 99-104 (Wenen 1968).
Journal (mei 1959) 94-98. Lyndesay G. Landwill en Canon Noel Boston, Church and Cham-
Dom Bédos de Celles, l’Art du Facteur d’Orgues (Parijs 1766- ber Barrel-Organs (Edinburgh 1970).
1778; facsimile-editie Genève 1984). Marieke Lefeber (red.), Haydn Live (Bunnik 2009).*
Terrence Best, Hallische Händel-Ausgabe, Einzeln überlieferte In- Marieke Lefeber-Morsman, Quicquid rarum, occulte et subtile
strumentalwerke II, Serie IV: 19 (Kassel 1988). (Utrecht 2006) (digitaal raadpleegbaar via het Igitur-archief van
Stephen Bicknell, The History of the English Organ (Cambridge de universiteitsbibliotheek Utrecht).
1996). Marieke Lefeber-Morsman, Royal Music Machines, de muziek
Bernhard Billeter, ‘Die Stimmanweisung von Ignaz Bruder’, Acta (Bunnik 2006).*
Organologica 12 (1978) 229-239. William Malloch, ‘The Earl of Bute’s machine organ’, Early Music
Karl Bormann, Orgel- und Spieluhrenbau (Zürich 1968). 11/2 (1983) 172-183.
O.E. Deutsch, ‘Burney, Handel and the Barrel Organ’, The Musical Musik in Geschichte und Gegenwart (2de druk; Kassel etc. 1994-
Times 90/1277 (1949) 227-228. 2008).
Donovan Dawe, ‘The Mysterious Pyke, Organ Builder’, The Musi- Matthias Naeschke, ‘Eine neu entdeckte Flötenuhr von Niemecz
cal Times 115/1571 (1974) 68-70. mit Werken von Joseph Haydn’, Das mechanische Musikinstru-
Diderot en d’Alembert, Horlogerie (Parijs 1751) (= Encyclopédie, ment 88 (2003) 10-18.
ou dictionnaire raisonné des sciences, des arts et des métiers). Peter Northway, Hallische Händel-Ausgabe, Klavierwerke II (Kas-
Pieter Dirksen, ‘Eine wenig bekannte Quelle zur Aufführungs- sel 1970).
praxis bei Georg Friedrich Händel’, Händel-Jahrbuch 53 (2007) Gert Oost, Tiroler Lied gevarieerd door Mozart (Utrecht 1975).
271-288. Arthur W.J.G. Ord-Hume, ‘Charles Clay’s Musical Clocks - a
Pieter Dirksen, Twenty pieces for a musical clock (Utrecht 1987). Handel Celebration’, Music and Automata 2 (1985) 63-74.
Charles Ditto, ‘Handel’s Musical Clock Music’, Fontes artis musi- Arthur W.J.G. Ord-Hume, Joseph Haydn and the Mechanical Or-
cae 44/3 (1997). gan (Cardiff 1982).
Ton van Eck en Victor Timmer, ‘Kleine leveranties van Aristide Francis Routh, Early English Organ Music from the Middles Ages
Cavaillé-Coll in Nederland’, Het Orgel 105/1 (2009) 4-15. to 1837 (Londen 1973).
Engramelle, La Tonotechnie ou l’art de noter les cylindres (Parijs Ernst Simon, Mechanische Musikinstrumente früherer Zeiten und
1775; facsimile-editie: Genève 1971). ihre Musik (Wiesbaden 1960).
David Fuller, Two Ornamentated Organ Concertos (…) as played by William Barclay Squire, ‘Handel’s Clock Music’, The Musical Quar-
an early barrel organ (Jerona 1980). terly 5 (1919) 538-552.
Sonja Gerlach, Stücke für das Laufwerk (Flötenuhrstücke) Peter van Tour, Tre stycken för spelur ur ett spelur av Pehr Strand,
(München 1984) (=Joseph Haydn Werke, Reihe XXI). Slite 1995.
Arend Jan Gierveld, Het Nederlandse huisorgel in de 17de en Jane Turner, The Dictionary of Art Volume 7 (New York 1996).
18de eeuw (Utrecht 1977). David C. Wickens, The Instruments of Samuel Green (Londen
Lex Gunnink, ‘De orgelconcerten van Handel’, De Orgelvriend 1987).
51/11 (2009) 28-30. Michael I. Wilson, The Chamber Organ in Britain, 1600-1830
Dominic Gwynn, ‘The Charles Clay Organ Clock in the Royal Col- (2001).
lection (Windsor Castle) and its Connection with Georg [sic] Frid-
eric Handel’, Bios Reporter 21/2 (1997). Klankbronnen
Jan Jaap Haspels, Automatic musical instruments, their mechanics ‘Joseph Haydn – Sämtliche Flötenuhren’, Tondokumente aus dem
and their music, 1580-1820 (Zwolle 1987).* Phonogrammarchiv der Österreichischen Akademie der Wissen-
Jan Jaap Haspels, Automatische muziekinstrumenten, catalogus schaften 7, Helmut Kowar.*
van het Nationaal Museum van Speelklok tot Pierement (Utrecht/ Opnames Braamcamp-klok (niet gepubliceerd).
Zwolle 1994).*
Jan Jaap Haspels, Marije Hulleman en Bob van Wely, Haydn her- De met een * aangeduide uitgaven zijn verkrijgbaar in de winkel
boren (Bunnik 2004).* van het Nationaal Museum van Speelklok tot Pierement, Steenweg
Jan Jaap Haspels, Royal Music Machines (Zutphen 2006).* 6, Utrecht. www.museumspeelklok.nl
Roy Ison, ‘George Pyke, a mysterious Organ Builder’, Mechanical
Music (1993/3) 31-34. Met dank aan Siebe Henstra voor het doornemen van een eerdere
Friedrich Jakob, ‘Die Orgel als fürstliches Geschenk’ (Männedorf versie van dit artikel.
1978) Neujahrsblätter 1969-2000 (dvd: Männedorf 2007).
Athanasius Kircher, Musurgia Universalis (Rome 1650; facsimile- 1 9HET ORGEL 2010 | nummer 2
editie Hildesheim-New York 1970).
Ewald Kooiman, ‘Inegaliteit in de Klassieke Franse Muziek’, Het


DE GALERIJ

het geloof van Swe

Harmen Trimp Er bestaat weinig zekerheid over de geloofsopvattingen van de organist en
toonkunstenaar Jan Pieterszoon Sweelinck (1562-1621). Zijn composities bijvoorbeeld kunnen
aanleiding geven om hem tot katholiek, gereformeerd of lutheraan te rekenen. Een analyse van zijn
vrienden en verwanten leveren ook geen bevredigend antwoord op: Sweelinck had zowel katholieken
als protestanten binnen zijn kennissenkring; bovendien had hij lutherse leerlingen die zijn orgelmuziek
naar Noord-Duitsland brachten.
In dit artikel geef ik een historisch overzicht van de verschillende visies op Sweelincks vermeende
geloofsopvatting. Aan het begin van het artikel zal ik stilstaan bij de negentiende-eeuwse
beeldvorming over Sweelinck, dan volgt het zogenaamde Sweelinckdebat en ten slotte zal ik de visies
op Sweelinck na de Tweede Wereldoorlog uiteenzetten.
Hem bepaalde religieuze overtuigingen toedichten had consequenties voor de plaats die Sweelinck
mogelijk innam in de muziekgeschiedenis. Was hij een laatste representant van de middeleeuwse
Vlaamse school, een ‘reformator’, ‘vader’ van de gereformeerde orgelcultuur of juist een inspirator
van de lutherse zeventiende-eeuwse Noord-Duitse orgelkunst?

BEELDVORMING IN DE NEGENTIENDE EEUW moeiteloos met figuren als Michiel de Ruyter en Maarten Har-
“Sweelinck verdiende ieders hoogachting en vriendschap, en ge- pertsz. Tromp4). Men rekende hem voorts tot de ‘Muiderkring’,
lukkig vond men in dien tijd van velerlei verdeeldheden, toch ook een in de negentiende eeuw bedacht illuster elitair gezelschap dat
al mannen, die den kunstenaar niet naar zijn geloof vroegen.”1) Dit in de zeventiende eeuw geregeld bij elkaar gekomen zou zijn (met
citaat is afkomstig uit een jongensboek over Sweelinck uit 1879: onder anderen P.C. Hooft en Constantijn Huygens) - een Parijse
Jan Pietersz. Sweelinck of de toonkunst in Nederland in de 17de salon avant la lettre.5)
eeuw (Schiedam 1879) van de bekende schrijver en dichter Pie- De enige muziekstukken van Sweelinck die enige bekendheid ge-
ter Louwerse (1840-1908). Hij presenteerde Sweelinck als een noten waren, zijn Regina Coeli en een canon, die door F.C. Kist
vaderlander, een echte Nederlander, die de trots van de Neder- in 1842 als bijlage in het Nederlandsch Muzikaal Tijdschrift van
landers verdiende.2) Over de religieuze gezindheid van Sweelinck 1842 was gevoegd.6) Veel van zijn composities en handschriften
deed Louwerse geen expliciete uitspraken; wel dichtte hij hem
tolerante kwaliteiten toe, waarmee hij Sweelinck in zekere zin een 4) F. Noske, ‘Sweelinck na vier eeuwen’, Tijdschrift van de Vereniging
liberaal gezicht gaf.3) voor Nederlandse Muziekgeschiedenis 19 (1963) 125.
Sweelinck was aan het einde van de negentiende eeuw een rela- 5) L. Strengholt, ‘Over de Muiderkring’ in: J. Andriessen (ed.),
tief onbekende. In Nederland zag men in Sweelinck een legende Cultuurgeschiedenis in de Nederlanden van de Renaissance naar de
zonder het fijne over hem te weten en men associeerde hem Romantiek: liber amicorum (Leuven 1986) 265-271, aldaar 265.
6) E. Reeser, De Vereniging voor Nederlandsche Muziekgeschiedenis
1) P. Louwerse, Jan Pietersz. Sweelinck of de toonkunst in Nederland in 1868-1943 (Amsterdam 1943) 18.
de 17de eeuw (Schiedam 1879) 22.
Rechts: Ets uit 1693 van de Oude Kerk te Amsterdam, gezien in
2) Louwerse, Jan Pietersz. Sweelinck, i-ii. noordwestelijke richting naar de Oude Kerk en het Oudekerksplein.
Collectie Stadsarchief Amsterdam
3) Louwerse, Jan Pietersz. Sweelinck, 22.

2 0 HET ORGEL 2010 | nummer 2


eelinck op de proef

Speculeren over de geloofsovertuiging van de ‘Orpheus van Amsterdam’

2 1HET ORGEL 2010 | nummer 2


Een negentiende-eeuwse voorstelling van Jan Pieterszoon Sweelinck. Gravure van W. Steelink naar een schilderij van Taco Scheltema. Uit: J.
van Lennep, W. Moll en J. ter Gouw, Nederlandse geschiedenis en volksleven in schetsen (Staalgravuren naar de schilderijen van de Historische
Galerij der Maatschappij Arti Et Amicitiae, door W. Steelink, J. H. Renneveld, C. L. Van Kesteren en H. Sluijter D.Jz.) (Leiden ca. 1880).

bevonden zich in buitenlandse bibliotheken, wat zijn bekendheid zocht aan het einde van de negentiende eeuw in het verleden
in Nederland niet vergrootte. In 1870 vond men een portret van naar boegbeelden van de Nederlandse beschaving om de eigen
Sweelinck in de Groszherzogliche Galerie te Darmstadt, waar- Nederlandse identiteit bevestigd te zien. In dit bewustwordings-
door de componist niet alleen een gezicht kreeg, maar men te- proces was een belangrijke rol weggelegd voor de geschiedweten-
vens zekerheid verschafte over zijn geboortejaar: 1562.7) En in schap: in het verleden zocht men het gemeenschappelijke voor
1882 deed men in het British Museum te Londen een belangrijke het heden.
vondst: een complete uitgave van de eerste drie boeken van zijn Bij de ontwikkeling van dit zelfbewustzijn vormden de zestiende
Psalmen.8) De aanwezigheid van Sweelincks autografen in buiten- en de zeventiende eeuw een onuitputtelijke bron van inspiratie
landse archieven zorgde ervoor dat men in Duitsland interesse voor het creëren van een eigen Nederlandse identiteit. Deze pe-
had voor Sweelinck, waardoor met name dáár het onderzoek riode had de Republiek politieke zelfstandigheid en economische
plaatsvond. voorspoed gebracht. De vooraanstaande positie die de Republiek
bekleedde in bijvoorbeeld de zeevaart en de schilderkunst sprak
Louwerse ondernam met zijn schrijven een poging om Swee- bovendien tot de verbeelding. Men doopte deze periode daarom
linck bekender bij het Nederlandse publiek te maken. Hij schreef al spoedig om tot ‘Gouden Eeuw’.10) Talloze historische figuren uit
het leesboekje ‘voor jong en oud’ met de hoop “dat zij, als een deze tijd werden vereerd als held, niet zelden kreeg iemand mythi-
vraagt: ‘wie was toch die Jan Pietersz. Sweelinck?’ niet langer sche allures aangemeten. In heel het land verrezen standbeelden:
behoeven te antwoorden: ‘Ik weet het niet!’ De organistenmaker naast dat van Vondel te Amsterdam, bijvoorbeeld dat van Jacob
heeft volle aanspraak op waardeering van alle Nederlanders.”9) Cats te Brouwershaven (1829)11), Michiel de Ruyter te Vlissingen
Dit nobele streven van Louwerse onderstreepte nog maar eens de (1842)12) en Rembrandt van Rijn te Amsterdam (1852).13) Hoewel
onbekendheid van Sweelinck.
Het jongensboekje van Louwerse verscheen in een tijd dat het 10) Anton van der Lem, Het Eeuwige verbeeld in een afgehaald bed.
zogenaamde cultureel nationalisme in Nederland opkwam. Men Huizinga en de Nederlandse beschaving (Amsterdam 1997) 17.

7) Reeser. De Vereniging, 18. 11) J.Th.M. Bank, Het roemrijk vaderland. Cultureel nationalisme in
8) Reeser. De Vereniging, 30. Nederland in de negentiende eeuw (‘s-Gravenhage 1990) 16.
9) Reeser. De Vereniging, i.
12) A.Th. van Deursen, J.R. Bruin en J.E. Korteweg, De admiraal. De
2 2 HET ORGEL 2010 | nummer 2 wereld van Michiel Adraenszoon de Ruyter (Franeker 2007) 152.

13) Bank, Het roemrijk vaderland, 19.


Twee prominenten uit de katholieke muziekwereld die beiden Sweelinck claimden als een rooms-katholieke componist. Links: Anton
Averkamp (1861-1934), directeur van de Toonkunstmuziekschool in Utrecht en bestuurslid van de Vereeniging voor Noord-Nederlandsche
Muziekgeschiedenis, Rechts: Albert Smijers (1888-1957), hoogleraar middeleeuwse muziekgeschiedenis aan de Rijksuniversiteit Utrecht.

er een poging ondernomen werd, is een standbeeld van Sweelinck sten tijd tot in het begin van de XVIIde Eeuw in de Noordelijke Ne-
er destijds niet gekomen.14) derlanden (binnen de grenzen van het tegenwoordig Koningrijk)
geboren zijn of geleefd hebben; met opgave van ‘tgeen bekend
De onbekendheid van Sweelinck in de negentiende eeuw is verder mogt zijn omtrent hun Leven en hunne Werken, en met aanwijzing
te illustreren aan de prijsvraag die in 1824 werd uitgeschreven der openbare of bijzondere Verzamelingen in welke die werken, in
door de Vierde Klasse van het Koninklijk Nederlandsch Instituut Handschrift of in Druk, te vinden zijn.
van Wetenschappen, Letterkunde en Schoone Kunsten: “Welke Premie (naar gelang van volledigheid en bronnenstudie) van F 50
verdiensten hebben Nederlanders, vooral in de 14de, 15de en 16de tot F 250
eeuw in het vak der Toonkunst verworven, en in hoeverre kunnen b. Eene uitvoerige Monographie over J.P. Sweelinck (geboren te
de Nederlandsche kunstenaars van dien tijd, die zich naar Italiën Deventer 1540) de grondlegger der Duitsche Orgelschool; toege-
begeven hebben, invloed gehad hebben op de muziekscholen, die licht door eene zoo volledig mogelijke verzameling zijner in Hand-
zich kort daarna in Italiën hebben gevormd?”15) schrift of in Druk bestaande Werken.
Op deze prijsvraag werd niet naar tevredenheid gereageerd, Premie (naar gelang van bronnenstudie en bijlagen) van F 100 tot
waardoor men dezelfde prijsvraag twee jaar later opnieuw uit- F 400.”17)
schreef. Ditmaal wonnen twee buitenlanders: R.G. Kiesewetter uit
Wenen en F.J. Fétis uit Parijs.16) Toen de Maatschappij tot Bevor- Het was opnieuw een buitenlander die de prijsvraag won. In 1868
dering der Toonkunst in 1863 een nieuwe prijsvraag uitschreef, stuurde de Duitser Robert Eitner zijn uitgebreide antwoord in. Dit
werd weer enkel vanuit het buitenland gereageerd. De prijsvraag bevatte een uitgebreid Nederlands muzieklexicon.18) Eitner zou
was nu in twee delen gesplitst en luidde: naar aanleiding van dit antwoord door de Maatschappij gevraagd
“a. ‘Eene Naamlijst van de Toonkunstenaars, die van den vroeg- worden verder te gaan met onderzoek naar Nederlandse muziek-
meesters. Voorts werd hem gevraagd de eerste Sweelinck-uitga-
14) J. Hartog, ‘Kort verslag omtrent de poging tot het oprichten van een ven te verzorgen.19)
standbeeld voor Jan Pieterszn. Sweelinck’, Tijdschrift der Vereeniging
voor Noord-Nederlands Muziekgeschiedenis 7 (1901) 71. 17) Reeser, De Vereniging, 9.
18) Reeser, De Vereniging,10.
15) A. Smijers, Nederlandsche Muziekgeschiedenis (Sint Michiels-Gestel 19) Reeser, De Vereniging, 10
1930) 15.
2 3HET ORGEL 2010 | nummer 2
16) E. Reeser, De Vereniging, 6.


2 4 HET ORGEL 2010 | nummer 2


Links:
Gerrit Pietersz., Jan Pietersz.
Sweelinck (1606). Olieverf op paneel,
67,7 x 51,6 cm.
Rechts:
Emanuel de Witte, De Oude Kerk te
Amsterdam tijdens een dienst ( 1654).
Olieverf op doek, 50 x 41,5 cm.
Op het schilderij is het kleine orgel
(met gesloten luiken) te zien dat
in 1544/1545 gebouwd werd door
Hendrik Niehoff en zijn compagnon
Jaspar Jansz. Het instrument werd
circa 1657 afgebroken en vervangen
door een nieuw instrument van Hans
Wolff Schonat.

Met de aandacht voor de Gouden Eeuw eind negentiende eeuw In 1894 verscheen onder supervisie van de bekende Duitse musi-
kwam ook de muziek uit de zeventiende eeuw in hernieuwde be- coloog Max Seiffert een eerste wetenschappelijke uitgave van de
langstelling te staan. Dit resulteerde onder meer in de oprichting psalmbewerkingen voor koor van Sweelinck.23) Hiervoor had de
van de Vereeniging voor Nederlandsche Muziekgeschiedenis in vereniging al een aantal uitgaven van Sweelincks werk verzorgd.
1869. Deze vereniging ging zich vooreerst bezighouden met een In het oprichtingsjaar 1869 verscheen een kooruitgave van de
wetenschappelijke uitgave van het complete oeuvre van Swee- hymne Regina Coeli,24) een compositie op een katholiek thema.
linck20) en een nieuwe uitgave van Valerius’ Gedenck-clanck.21) Vanaf 1894 werd Sweelinck vrij frequent uitgegeven, in zowel bin-
Men zocht in de muziekgeschiedenis expliciet naar Nederlandse nen- als buitenland. Naast de wetenschappelijke uitgave van de
componisten. Het duidelijke onderscheid met de Zuid-Nederland- Vereeniging voor Noord-Nederlandsche Muziekgeschiedenis pu-
se muziek werd vijf jaar later nog eens onderstreept toen men de bliceerden diverse auteurs en drukkerijen muziek van Sweelink.
naam wijzigde in Vereeniging voor Noord-Nederlandsche Muziek-
geschiedenis. Opvallend is dat de katholieken hier eerder mee begonnen dan
Dit rechtvaardigde eens te meer de belangstelling voor Sweelinck: de protestanten. Zo verscheen in een bijlage van het katholieke
in hem werd een boegbeeld gevonden van een typisch Noord-Ne- tijdschrift Gregoriusblad een van de Cantiones Sacrae25) en om-
derlandse muziekkunst, als tegenhanger van de rijke muziektradi- streeks 1900 werd in het Sint-Jacobs Godshuis wederom een
tie die de Zuid-Nederlandse muziekgeschiedenis kende.22)
23) Werken van Jan Pietersz. Sweelinck (1562-1621) uitgegeven door
20) J.Th.M. Bank, ‘Muziek en cultureel nationalisme in Nederland’ in: de Vereeniging voor Noord-Nederlandsche Muziekgeschiedenis I-X
L.P. Grijp (ed.), Een Muziekgeschiedenis der Nederlanden (Amsterdam (’s-Gravenhage/Leipzig 1894-1901).
2001) 475-481, aldaar 477.
24) H.A. Viotta, F.H.L Tiedemann en J.P. Sweelinck, Regina Coeli (1619)
21) Bank, ‘Muziek en cultureel nationalisme’, 478. (Utrecht 1861).

22) ‘Ten geleide’, Tijdschrift van de Vereniging voor Nederlandse 25) J.P. Sweelinck, ‘O sacrem convivum (Cantiones Sacrae no. 14)’,
Muziekgeschiedenis 19 (1963) 1-2. Gregoriusblad 12 (1887).

2 5HET ORGEL 2010 | nummer 2


Onder: Cantiones gedrukt26). Deze composities bevatten teksten van Au-
Jan Zwart achter de klavieren gustinus en bijbelteksten uit de Vulgaat. Pas na de oprichting van
van het Strümpfler-orgel in de Vereeniging voor Protestantsche Kerkmuziek in 1935 zou er
de ‘Kloof’ te Amsterdam. Hij in protestantse kring muziek van Sweelinck gedrukt worden; het
presenteerde Sweelinck als ‘de ging om psalmbewerkingen met een in het Nederlands vertaalde
vader van de Gereformeerde tekst.27)
orgelcultuur’. Ter herdenking Bij de nieuwe editie van Sweelincks werk waren vooral katholieken
van Sweelincks driehonderdste betrokken. Uitgaven van Sweelincks werk werden in de periode
sterfdag hing Zwart op 28 ok- 1880-1930 geredigeerd door katholieke auteurs: A. Smijers en
tober 1921 in de Amsterdamse J.A. Bank bijvoorbeeld. Ook de Vereeniging voor Noord-Neder-
Oude Kerk een krans bij de landsche Muziekgeschiedenis werd gedomineerd door katholie-
grafsteen van Sweelinck. ken: de al eerder genoemde Smijers, Anton Averkamp en Jan-
Willem Enschedé. Smijers zou na zijn inaugurele rede zijn dank
2 6 HET ORGEL 2010 | nummer 2 uitspreken jegens Averkamp en memoreren aan de samenwerking
met hem in Tilburg bij de R.K. Leergangen.28)
Een opmerkelijk gebaar gaf de Sint-Gregoriusvereniging. Deze ka-
tholieke muziekvereniging sponsorde het project van de Vereeni-
ging voor Noord-Nederlandsche Muziekgeschiedenis met maar
liefst twaalfhonderd gulden om een eigen bijdrage te kunnen le-
veren aan dit ‘monument van Katholieke Kerkmuziek’.29) Zij zag in
Sweelinck duidelijk een katholieke kerkmusicus die een aanzien-
lijke bijdrage had geleverd aan katholieke muziek en daarom een
nieuwe uitgave van zijn werk verdiende.

HET ‘SWEELINCK-DEBAT’
De katholieken waren er het eerst bij om Sweelinck te claimen.
In 1913 publiceerde de rooms-katholieke musicoloog Jan-Willem
Enschedé (1865-1926) een artikel in het katholieke muziektijd-
schrift Caecilia over de religieuze achtergrond van organisten in
de zestiende en de zeventiende eeuw.30) Hier nuanceerde hij al-
lereerst het beeld dat organisten na de Reformatie van het ene
op het andere moment protestants werden. Voorts onderwierp
hij het leven van Sweelinck aan een onderzoek en kwam tot de
conclusie dat het voor de hand lag Sweelinck als katholiek te be-
schouwen.31)
Het is niet duidelijk wat Enschedés aanleiding was tot het schrij-
ven van dit artikel. Hij deed het voorkomen dat het nieuw onder-
zoek betrof en dat de visie op Sweelinck op grond van dit artikel
bijgesteld diende te worden.32) Dit pleit ervoor aan te nemen dat
men vóór Enschedé min of meer een protestantse Sweelinck voor-
stond.
In 1921, toen men herdacht dat Sweelinck driehonderd jaar eer-
der was overleden, zou men in hetzelfde tijdschrift de standpun-
ten van Enschedé herhalen. In een kort biografisch overzicht legde
Averkamp de nadruk op de katholieke muzikale opvoeding die

26) J.P. Sweelinck, O sacrem convivum (Haarlem 1900).

27) Bijvoorbeeld: J.P. Sweelinck, Psalm 75.

28) Smijers, Nederlandsche Muziekgeschiedenis, 28.

29) Reeser, De Vereniging, 47.

30) J.W. Enschedé ‘Onze organisten in het einde der zestiende en begin
der zeventiende eeuw’, Caecilia – Maandblad voor Muziek 70 (1913)
169-197.

31) Enschedé, ‘Onze organisten’, 171.

32) Enschedé, ‘Onze organisten’, 169-171.


Sweelinck in Italië genoten zou hebben. Tevens werd de negatieve schrijven van tientallen artikelen. Niet alleen in zijn eigen tijd-
houding van de gereformeerde kerk ten opzichte van muziek ge- schrift, maar ook in het christelijk muziektijdschrift De Harp en
memoreerd.33) Dagblad Het Centrum zou dit artikel verkort weer- vanaf 1929 in het blad De Omroepgids van de NCRV, toen Zwart
geven, waardoor het een breder publiek bereikte.34) een contract tekende met de NCRV voor wekelijkse orgelbespe-
lingen.43)
Jan Zwart mengde zich vanaf 1925 publiekelijk in het debat over
Sweelinck toen hij een ´open brief´ schreef naar de Vereeniging In 1930 hield Smijers zijn inaugurele rede te Utrecht bij de aan-
voor Nederlandsche Muziekgeschiedenis over de uitvoering van vaarding van de eerste leerstoel voor de Nederlandse muziekge-
koorwerken van Sweelinck. Zwart stelde dat dit diende te gebeu- schiedenis. Hij benadrukte in deze rede het belang van Sweelinck
ren met mannenkoren en niet, zoals de vereniging beweerde, met voor de Nederlandse muziekcultuur. 44) Daarnaast schaarde hij
gemengd koor.35) Dit leidde tot een pittige correspondentie. De Sweelinck onder de zogenaamde ´Nederlandse School´ - een typi-
idee dat Sweelinck voor mannenkoor schreef was al eerder door sche Vlaamse muziektraditie vanaf de veertiende eeuw met com-
Zwart geopperd in een ingezonden brief in De Standaard.36) Op- ponisten als Adriaan Willaert, Johannes Ockeghem en Josquin des
vallend was dat Zwart hierbij vermeldde dat zijn brief geweigerd Prez. Deze school onderscheidde zich door polyfonie. Sweelinck
was door het Algemeen Handelsblad. Zijn stelling kon op de no- zou de laatste representant zijn van deze school.45) De oratie was
dige spot rekenen aan katholieke zijde.37) voor Zwart aanleiding om Smijers fel te bekritiseren.46)
In 1926 lanceerde Zwart zijn tijdschrift Het Orgelistenblad waar In 1934 publiceerde (de protestantse) musicoloog B. van den
hij nadrukkelijk een gereformeerde Sweelinck proclameerde. Sigtenhorst Meyer de eerste wetenschappelijke biografie over
Zwart had trouwens in het Sweelinckjaar 1921 heel duidelijk laten Sweelinck.47) Hierin zou hij constateren dat Sweelinck protestants
zien hoezeer hij zich identificeerde met Sweelinck door een krans geweest moest zijn. Hij schreef: “We kunnen ons dan ook haast
te hangen bij diens graf in de Oude Kerk te Amsterdam.38) niet anders voorstellen dan dat een componist als Sweelinck, die
Het Orgelistenblad startte met een reeks artikelen van Zwart over zichzelf geheel vrijwillig als levenstaak heeft gesteld, het volledige
Sweelinck.39) Hier rekende hij af met gangbare opvattingen over psalter te componeren in de berijming nog wel van Marot en de
Sweelinck. Sweelinck zou nooit in Venetië zijn geweest bij Zarli- Bèze, medewerkers van Calvijn en met als cantus firmi de in het
no.40) Daarnaast verdedigde Zwart de houding van de calvinisten bijzonder voor deze 150 psalmen samengestelde zgn. Geneefse
destijds om het orgelspel uit de kerken te weren. Deze principiële melodieën, dat zo een componist ook wel hervormd moet ge-
afwijzing moest volgens hem in de juiste context gezien worden.41) weest zijn. Temeer haast nog, daar deze meerstemmige psalmen
Hij schreef in 1930: “De Rooms-Katholieke en liberale kunstge- tijdens de dienst althans niet in de kerken van Calvijn gezongen
schiedenisbeschrijving moge telkens weer deze mening naar vo- mochten worden en Sweelinck ze dus uitsluitend tot zijn eigen
ren brengen, maar aan ons, Gereformeerde Protestanten, is het vreugde uit vroomheid schreef.”48)
de taak, aan te tonen, dat met de Reformatie geen muziekcultuur
ophield, maar nieuwe mogelijkheden en consequenties kwamen, Een merkwaardige gebeurtenis in de collectieve beeldvorming
waaruit, om een der grootste voorbeelden te noemen, Jan Pie- rond Sweelinck is het oprichten van een standbeeld van Sweelinck
terszoon Sweelinck te verklaren en te begrijpen.”42) aan het Valeriusplein te Amsterdam in 1943.49) De pro-Duitse
Vanaf 1926 wijdde Zwart zich nog meer aan Sweelinck door het burgermeester Voûte liet het standbeeld maken, met mogelijk
als doel de culturele banden tussen Amsterdam en de Duitse or-
33) A. Averkamp, ´Jan Pietersz. Sweelinck (1562-1621’, De Vereenigde gelkunst te symboliseren. Sweelinck had immers door zijn vele
Tijdschriften Caecilia en het Muziekcollege 78 (1921) 283-286. Noord-Duitse leerlingen indirect invloed uitgeoefend op bijvoor-
beeld Johann Sebastian Bach.
34) G. Gossaert, ‘Was Sweelinck Katholiek?’, Dagblad ‘Het Centrum’ Sweelinck bleek zo niet alleen ingelijfd te kunnen worden door de
zaterdag 26 november 1921. liberalen, katholieken of protestanten: ook de nationaal-socialis-

35) J. Zwart, ‘Sweelincks’ Psalmen. Open Brief aan het Bestuur der 43) F. Asma en A.J. Kret, Een profeet op de orgelbank (z.p. 1957) 222.
Nederlandsche Muziekgeschiedenis’, Tijdschrift der Vereeniging voor
Nederlandsche Muziekgeschiedenis 11 (1925). (Deze correspondentie is 44) Smijers, Nederlandsche Muziekgeschiedenis, 6-7.
tevens te vinden op www.hgunnink.nl)
45) I Smijers, Nederlandsche Muziekgeschiedenis, 14.
36) J. Zwart, ‘Sweelinck’s Psalmen’, Anti-Revolutionair Dagblad ‘De
Standaard’, woensdag 6 februari 1925. 46) J. Zwart, De Harp 25 (1930).

37) P.A. van Westrheene, ‘Sweelinck’s Psalmen’, De Vereenigde 47) B. Van den Sightenhorst Meyer, Jan P. Sweelinck en zijn instrumen-
Tijdschriften Caecilia en het Muziekcollege 81 (1924) 148-149. tale muziek met een aantal verluchtingen en 200 muziekvoorbeelden
(Den Haag 1934).
38) E.O. Westenberg, Jan Zwart, 1877-1937. Orgelist bij de gratie Gods
(Amsterdam, 1969) vi. 48) Van den Sigtenhorst Meyer, Jan P. Sweelinck en zijn instrumentale
muziek, 118.
39) J. Zwart, Het Orgelistenblad 1 (1926).
49) Dit standbeeld werd in 1946 door de Amsterdamse bevolking
40) J. Zwart, ‘Is Sweelinck wel ooit te Venetië en bij Zarlino in de leer verwijderd, zie: Harry van der Kamp, ‘Een Nationaal Monument in
gegaan?’, Het Orgelistenblad 2 (1926) 12-14. Muziek’, in: Harry van der Kamp (e.a.), Het Sweelinck Monument: Deel
I. De wereldlijke werken (2008) 7. Een standbeeld van Sweelinck kwam
41) J. Zwart, ‘Het verzet der Gereformeerden in de 16e eeuw tegen het er recentelijk alsnog: in 2005 onthulde Ton Koopman een buste van
toenmalig Roomsch – en Wereldlijk Orgelspel’, Het Orgelistenblad 1 Sweelinck in de Oude Kerk te Amsterdam.
(1926) 2-5.
2 7HET ORGEL 2010 | nummer 2
42) J. Zwart, De Harp 25 (1930).


Aan dezelfde pilaar in de Oude Kerk te Amsterdam waar Jan zou Cornelis Plemp, een naaste vriend van Sweelinck, behoren.51)
Zwart in oktober 1921 een krans hing, plaatste de Nederlandsche Anderen wezen erop dat Sweelinck niet alleen in aanraking kwam
Organistenvereeniging bij gelegenheid van haar 40-jarig jubileum met het katholicisme en het protestantisme, maar ook met het lu-
in 1931 een plaquette “Ter Vereerende Nagedachtenis aan den theranisme. Sweelinck schreef bewerkingen op exclusief lutherse
Nederlandschen Grootmeester van het Orgel” | Foto: Jan Smelik gezangen - zoals het Allein Gott in der Höh sei Ehr - en had leer-
lingen uit het lutherse Duitsland. Rasch beweerde dat Sweelinck
ten spanden Sweelinck nu voor hun karretje. De toonkunstenaar blijk gaf van een “praktische instelling: hij componeerde, afhan-
uit de zeventiende eeuw werd plots ingezet als geraffineerde nazi- kelijk van de situatie, nu eens muziek in lutherse of calvinistische,
propaganda… dan weer werken in de katholieke traditie. Het libertijnse en mer-
cantilistische Amsterdam van die tijd legde deze opstelling niets
VISIES OP SWEELINCK NA DE TWEEDE WERELDOORLOG in de weg.”52)
In de tweede helft van de twintigste eeuw zou de geloofsover-
tuiging van Sweelinck er minder toe doen. De ontzuiling en de ´LIEFHEBBER´ IN DE ´WIJDE KERK´
secularisatie leidden ertoe dat er met veel minder stelligheid werd In de religiegeschiedschrijving eind twintigste eeuw heeft men
gesproken over zijn gezindte. aangetoond dat een groot deel van de Nederlanders uit de tijd
In 1972 verscheen Adam Curtis’ Sweelinck’s keyboard Music. van Sweelinck zich niet aansloot bij een kerk. De doop hoefde niet
Curtis stelde dat Sweelinck als katholiek grootgebracht werd en automatisch tot lidmaatschap van een kerk te leiden. Er was een
waarschijnlijk later overging tot het protestantisme, na de Altera- verschil tussen ‘lidmaat’ en ‘liefhebber’. Onder ‘liefhebber’ ver-
tie van Amsterdam in 1578.50) stond men diegenen die wel sympathieën hadden voor de nieuwe
Noske stipte in 1988 naast het katholicisme en protestantisme religie maar niet belijdend lid waren van een kerk; zij bezochten
een derde mogelijkheid aan, toen hij opmerkte dat Sweelinck wel- wel de zondagse erediensten, maar namen niet deel aan de vie-
licht onder invloed was geweest van het zogenaamde ideaal van ring van het Avondmaal en vielen niet onder de kerkelijke verma-
de pax ecclesiastica – een stroming die een vrede tussen katholie- ning en tucht. 53)
ken en protestanten hoopte te bewerkstelligen. Tot deze stroming Dit inzicht biedt een mogelijkheid waarmee het vraagstuk mogelijk
opgelost kan worden. Sweelinck kan tot de groep ‘liefhebbers’
50) Adam Curtis, Sweelinck’s keyboard Music (Leiden/London 1972) 4. hebben behoord. Hij zou niet uitgesproken rooms-katholiek of
protestant geweest kunnen zijn. Deze opvatting vinden we terug
2 8 HET ORGEL 2010 | nummer 2 bij Albert Clement in zijn bijdrage over Sweelinck in Een muziekge-
schiedenis der Nederlanden. 54)
Jurjen Vis pleitte voor deze visie in 1999 in zijn omvangrijke ar-
tikel ‘Sweelinck and the Reformation’.55) Hij relativeerde de radi-
cale breuk die de Refomatie met zich meegebracht zou hebben.
De werkzaamheden van Sweelinck bijvoorbeeld: het spelen van
openbare concerten en het verzorgen van liturgisch orgelspel56),
veranderden niet na Alteratie in 1578.
Vis richtte zijn argumenten specifiek op de roerige overgangssitu-
atie in Amsterdam rond de jaren 1578-1620. De stad was wel-
iswaar overgegaan tot de protestantse religie, het rooms-katho-
licisme bleef in het dagelijks leven een belangrijke rol vervullen.
Bovendien kende het katholicisme in Amsterdam begin zeven-
tiende eeuw een duidelijke opleving. En de Oude Kerk mocht dan

51) Frits Noske, Sweelinck (Oxford 1988) 9.

52) Rudolph Rasch, cd toelichting The choral works of Sweelinck /
aspects of chamber music from the Netherlands Volume 3 (Amsterdam
1992) 10.

53) Zie bijvoorbeeld: Judith Pollmann, Een andere weg naar God. De
Reformatie van Arnoldus Buchelius (1565-1641) (Amsterdam 2000) 19.

54) A.A. Clement, ‘Jan Pieterszoon Sweelinck’, in: L.P. Grijp (ed.), Een
Muziekgeschiedenis der Nederlanden (Amsterdam 2001) 186-189.

55) Jurjen Vis, ‘Sweelinck and the Reformation’, in: Pieter Dirksen (ed.),
Sweelinck Studies. Proceedings of the Sweelinck Symposium Utrecht
1999 (Utrecht 2002) 39-54.

56) Jurjen Vis bedoelt hier dat het spelen van onbekende Geneefse
Psalmmelodieën wel degelijk een liturgische functie kon hebben,
bovendien waren de organisten niet vrij in hun repertoirekeus. Zie: Vis,
‘Sweelinck and the Reformation’, 46-47.


protestants heten, zij viel onder de zeggenschap van de Staten
van Holland, die een ‘wijde’ kerk wilden: een publieke kerk, voor
een ieder toegankelijk. In een dergelijke vrije kerkelijke constel-
latie heeft Sweelinck gedurende zijn leven waarschijnlijk niet voor
een radicale keuze tussen protestant of katholiek gestaan.
Ondanks dit alles denkt Pieter Dirksen dat Sweelinck waarschijn-
lijk toch zijn hele leven katholiek gebleven is. Hij leidt dit af uit
de publicatie van Sweelincks Cantiones Sacres uit 1621 en het
slechte kerkmuzikale klimaat in het calvinistische Amsterdam.
Organisten zouden minder gauw geneigd zijn mee te gaan met
de Reformatie omdat de calvinisten de orgels uit de kerk wilden
bannen.57)

BESLUIT
“Geschiedenis is de geestelijke vorm, waarin een cultuur zich
rekenschap geeft van haar verleden”.58) Met dit citaat trachtte
Johan Huizinga duidelijk te maken dat geschiedvorsing dikwijls
meer zegt over de tijd waarin de geschiedschrijving plaatsvindt
dan over het verleden zelf. We kunnen ons immers altijd afvragen
in hoeverre onze blik op het verleden wordt vertroebeld door de
tijdgeest. Voortschrijdend inzicht en structurele veranderingen in
de samenleving zorgen ervoor dat men de kijk op het verleden
dikwijls dient bij te stellen.
Het claimen van bepaalde geloofsovertuigingen van historische
figuren is een hachelijke onderneming gebleken. De vermeende
resultaten blijken vaak een projectie van eigen opvattingen te zijn.
Zo zocht men eind negentiende eeuw naar een vaderlandse Swee-
linck (bijvoorbeeld in het jongensboek van Pieter Louwerse) en
zocht men in de verzuiling naar een exclusief gereformeerde of
juist katholieke Sweelinck.
In de twintigste eeuw leidden voortschrijdende inzichten ertoe
Sweelinck als zogenaamde ‘liefhebber’ te beschouwen – in ieder
geval dichtte men hem liberale en tolerante kwaliteiten toe. Deze
nieuwe visie kan echter ook niet los worden gezien van de tijd-
geest. De tweede helft van de twintigste eeuw kenmerkte zich im-
mers zelf ook door liberalisering, tolerantie en toenadering tussen
protestanten en katholieken.

Zolang het verleden geen overtuigend bewijs kan leveren van
Sweelincks’ geloofsopvattingen, resten ons slechts speculatie en
gissing. Dat daarbij onze gevoelens een grote rol spelen, is evi-
dent.

Met dank aan Jan Smelik en Jos van der Kooy, die de tekst kritisch
meelazen en met raadzame adviezen kwamen.

57) Pieter Dirksen, ‘De orgel- en clavecimbelmuziek van Jan Pieterszoon
Sweelinck’, cd-boekje bij Sweelinck The complete keyboard works (NM
Classics) 13.
58) J. Huizinga, Cultuurhistorische verkenningen (Haarlem 1929) 166.

Rechts: standbeeld van Jan Pieterszoon Sweelinck dat Elisabeth
Varga maakte en dat in oktober 2005 in de Oude Kerk te Amsterdam
door Ton Koopman onthuld werd | Foto: Jan Smelik

2 9HET ORGEL 2010 | nummer 2


HET INSTRUMENT

Recente

nieuwbouworgels

Deel 2: Het Adema-orgel in Scherpenzeel

Aart de Kort & Cees van der Poel In deel 1 behandelde Sietze de Vries twee recent gebouwde
orgels: het Škrabl-orgel in de Westerkerk te Veenendaal en het Van Vulpen-orgel in het kerkgebouw
van de Gereformeerde Gemeente te Gouda. In deel 2 en 3 komen twee nieuwbouworgels aan bod
die geïnspireerd zijn op de negentiende-eeuwse Franse orgels. We bezochten met z’n tweeën het
Adema-orgel in de Hervormde Kerk te Scherpenzeel en het Verschueren-orgel in het Orgelpark
in Amsterdam. Deel 2 is geschreven door Cees van der Poel. Aart de Kort zal in deel 3 over het
Amsterdamse orgel schrijven.

ORGELHISTORIE Manuaal Positief
De orgelhistorie van de Hervormde Kerk van Scherpenzeel gaat
terug tot 1822. In dat jaar leverde Johann Caspar Friedrichs Prestant in ‘t front 8vt Prestant in ‘t front 4vt
(1762-1825) uit Gouda een instrument. Het orgel was een ge-
schenk van Petrus Johannes van Naamen,1) Heer van Scherpen- Bourdon D. 16vt Prestant D. 8vt
zeel. Vijf jaar eerder zegde Van Naamen tweeduizend gulden toe
voor de aanschaf van een instrument. Transportkosten, schilder- Holpijp 8vt Holpijp 8vt
en timmerwerk en de verblijfkosten van de orgelmaker zouden
door de kerkelijke gemeente gedragen worden. In 1818 wilde Viol di Gamba 8vt Nagthoorn 4vt
men aanvankelijk van A. Kupers uit Deventer een bestaand orgel
kopen. Dit plan vond evenwel geen doorgang en men wendde zich Gedakt 4vt Octaaf 2vt
tot Friedrichs, die drie bestaande orgels (uit Den Haag, Naarden
en Delft) te koop aanbood. Het Delftse instrument had de be- Fluit Gedakt 4vt Flageolet 1vt
langstelling van de gemeente. Maar ook die koop ging niet door.
Uiteindelijk bestelde men bij Friedrichs voor de somma van vier- Quint 3vt
entwintighonderd gulden een nieuw orgel. Het instrument werd in
gebruik genomen begin juli 1822 in een eredienst waarin Johan- Octaaf 2vt
nes Sebastiaan van Naamen, zoon van de schenker, het orgel
bespeelde. George Hendricus Broekhuyzen Senior vermeldde het Cornet 4 st
instrument onder ‘S56’. Het orgel bezat drie balgen, de manua-
len omvatten vierenhalf octaaf; het Pedaal was aangehangen. Hij Mixtuur 3-4-5 st
noteerde de dispositie als volgt:
Fagot B. 8vt
1) George Hendricus Broekhuyzen Senior vermeldt in zijn
Orgelbeschrijvingen de schenker als ‘P.J. van Namen van Scherpenzeel, Trompet D. 8vt
wonende te Amsterdam’.
twee koppelingen, twee afsluitingen,
3 0 HET ORGEL 2010 | nummer 2 tremulant, ventil, calcanteschel

Na de dood van Friedrichs ging in 1825 het onderhoud over op
zijn leerling Balthazar Jan Gabry Azn. (1792-1853), die samen
met zijn neef Johan Frederiks in der Mauer het bedrijf van Frie-
drichs voortzette. Volgens Broekhuyzen maakte Gabry in 1849,
inmiddels zelfstandig werkzaam, het orgel schoon; andere bron-
nen noemen het jaartal 1846. Tijdens een grote kerkrestauratie
eind jaren dertig van de twintigste eeuw kwam het instrument op
een nieuwe galerij tegen de torenmuur te staan. De vleugelstuk-
ken ter weerszijden van de kas werden verwijderd en de kleur
werd veranderd in blauwgroen. Op zondag 22 april 1945 ging


Foto: Aart de Kort

3 1HET ORGEL 2010 | nummer 2


het orgel verloren toen de Duitse bezetter de kerktoren opblies. aan de linker zijde van de kas. Het orgel kostte eenentwintigdui-
Op een foto van de trieste restanten van het vernielde orgel zijn zend gulden. Op 28 september 1948 klonk het instrument voor
duidelijk pneumatiekbuizen te zien. Het instrument was kennelijk het eerst in de eredienst. In maart van het jaar daarop was het
in de twintigste eeuw, mogelijk bij de herplaatsing in 1939, ver- helemaal klaar, nadat De Koff onder andere in december 1948
anderd; hoe precies is tot op heden niet bekend. nog de Bazuin 16’ had geplaatst. Het orgel bleef onveranderd,
In de jaren 1945-1948 herbouwde de gemeente haar godshuis. behalve dat er voor het eerste manuaal een tremulant kwam in
De firma J. de Koff & Zoon uit Utrecht kreeg in 1946 de opdracht 1986.
een nieuw instrument te maken. Onder advies van Piet van Am-
stel (Delft) kwam een orgel tot stand met mechanische toets- en Nieuw instrument
registertractuur. Het instrument was als volgt gedisponeerd: Na afronding van belangrijke werkzaamheden aan het kerkge-
bouw in 2000, richtte de kergemeenschap de aandacht op het
Manuaal I (C-f3) Manuaal II (C-f3) instrument van De Koff. Dat orgel werd als onbevredigend ervaren
Bourdon 16’ Vioolprestant 8’ en de gedachten gingen uit naar nieuwbouw met gebruikmaking
Prestant 8’ Holpijp 8’ van de goede onderdelen van het bestaande instrument.
Roerfluit 8’ Viola da Gamba 8’ In 2002 viel het besluit een nieuw orgel te laten bouwen door
Quintadeen 8’ Voix Celeste 8’ Adema’s Kerkorgelbouw uit Hillegom. Het contract hiervoor werd
Octaaf 4’ Prestant 4’ eind augustus 2003 getekend. De definitieve ontwerptekeningen
Fluit 4’ Roerfluit 4’ waren ruim een jaar later klaar. Zoals voorgenomen ging het plan
Quint 2 2/3’ Gemshoorn 2’ uit van hergebruik van pijpwerk en andere onderdelen uit het or-
Octaaf 2’ Sesquialter II st. gel van De Koff. In juli 2005 demonteerde Adema het De Koff-or-
Mixtuur III-V st. Kromhoorn 8’ gel. De opbouw van het nieuwe orgel vond plaats vanaf augustus
Cornet D V st. 2006 en eind 2007 stond het grootste deel van het pijpwerk op
Trompet 8 ‘ de laden. Op Eerste Paasdag 2008 klonk het orgel voor het eerst
in een kerkdienst en in april 2008 leverde Adema het instrument
Pedaal (C-f1) op.
Subbas 16’ De officiële ingebruikneming was op vrijdag 6 juni 2008 met een
Gedektbas 8’ improvisatieconcert door de organisten Gerben Mourik en Otto
Octaafbas 8’ Krämer. De heren Hans Kriek en Erik van der Heijden traden tij-
Koraalbas 4’ dens de bouw op als adviseurs.
Bazuin 16’
Aanvankelijk was het de bedoeling het frontontwerp van De Koff
Werktuiglijke registers op sobere wijze te completeren. Van de onderbouw zijn uitein-
delijk de vier buitenste panelen overgenomen, het middelste is
koppelingen: P+I, P+II, I+II uitspringend gemaakt. De rondingen onder de ‘torens’ van 1948
tremulant Man. I (1986), tremulant Man. II zijn vervangen door nieuwe. Wat betreft de bovenbouw ontstond
gaandeweg de behoefte aan een rijkere uitwerking dan de toe-
De Koff hergebruikte delen van het Witte-orgel van de Hervormde voeging van eenvoudige torenkappen. Twee panelen in Duitse
Kerk van Werkendam (1865), dat in de oorlog onherstelbaar be- neo-renaissancestijl uit de voorraad van Adema kwamen daarbij
schadigd was geraakt. De windladen van Manuaal I en II, delen van pas. Oorspronkelijk maakten deze panelen deel uit van het in
van de registermechaniek, een magazijnbalg en de veertien groot- 1904 door Maarschalkerweerd & Zoon gebouwde orgel voor het
ste houten pijpen van de Holpijp 8’ van Witte vonden een plek Elisabethgesticht in Amsterdam. Van 1969 tot eind jaren negen-
in het Scherpenzeelse orgel. De registers Sesquialter en Krom- tig van de vorige eeuw stond dit instrument in de parochiekerk
hoorn van het tweede werk stonden op een apart pneumatisch van het Allerheiligst Hart in Amsterdam. De panelen, voorzien van
kegellaadje, met een kantsleep aangesloten op de hoofdlade. De rood doek, pasten op de plaats van de buitenste zijvelden, die
pijpen C-f1 van de Bourdon 16’ van Manuaal I waren op een ver- in het De Koff-ontwerp voorzien waren van stomme frontpijpen.
gelijkbare manier opgesteld. De pedaallade die De Koff gebruikte, Vorm en detaillering van de nieuw gemaakte torens zijn afgeleid
is vermoedelijk van oudere datum. Door toedoen van adviseur van de Maarschalkerweerd-panelen. Adema voerde de nieuwe
Van Amstel voerde De Koff al het frontpijpwerk en zoveel mogelijk delen van de orgelkas uit in Slavonisch eiken, afgewerkt met beits
binnenpijpwerk uit in orgelmetaal. en lak en ten slotte in de was gezet.
De vrijstaande speeltafel is opgesteld midden voor het orgel; de
De kas bestond uit een onderbouw met daarin het pijpwerk van speler zit met de rug naar het instrument toe. De vormgeving is
het tweede manuaal. Daarboven stond het andere pijpwerk in geïnspireerd op de speeltafels die Adema in het verleden bij Ca-
een half open opstelling. Het front vertoonde opvallende gelijke- vaillé-Coll bestelde. De ondertoetsen zijn belegd met been, de bo-
nis met dat van het Walcker-orgel in de Gereformeeerde Kerk van ventoetsen met ebben. Het eiken pedaalklavier heeft ebben op-
Meppel (1937). De claviatuur bevond zich vanuit de kerk gezien dikken op de boventoetsen. Bakstukken en klavierlijsten zijn van

3 2 HET ORGEL 2010 | nummer 2


palissander. De palissander registerknoppen zijn in drie terras- Foto: Aart de Kort
sen aangebracht ter weerszijden van de handklavieren. De knop-
pen voor het Reciet hebben roze porseleinen registerschildjes, Barkermachine | Foto: Aart de Kort
die voor het Groot Orgel zijn wit en het Pedaal heeft lichtgroene
schildjes. De knoppen Barker G.O. Af en Expressie (bediening van 3 3HET ORGEL 2010 | nummer 2
de zwelkast van het Reciet) hebben gele naamplaatjes. De inde-
ling van de voettreden boven de teenplank van het pedaalklavier
is als volgt: Donder (= ‘Orage’ op orgels van Cavaillé-Coll), kop-
pels G.O.+Rec. Gr, G.O.+Rec, Rec.+Ped., G.O.+Ped., Expressie
(basculetrede crescendokast Reciet), Combinatiestemmen G.O.,
Rec., Ped., Tremolo Rec. en G.O..
De zwelkast van het tweede werk is op twee manieren te bedie-
nen: met een registerknop en met een gebruikelijke basculetrede.
De trede en de knop zijn aan elkaar gekoppeld. De trekknop komt
naar buiten naarmate de jaloezieën meer gesloten worden. Wan-
neer een speler het orgel verlaat en alle registerknoppen induwt,
staat de zwelkast vanzelf in een voor de stemming gewenste ge-
opende stand. In de speeltafel zijn de beide pedaalkoppelingen
aangebracht. Wanneer de mechaniek afgesteld wordt, kan het ge-
hele speeltafelmeubel van de speeltafelstelling genomen worden
door vier schroeven los te maken.

Onder in het orgel bevindt zich de magazijnbalg met in- en uit-
springende vouw van Witte (1865) uit het instrument van De Koff.
De balg is gerestaureerd en opnieuw beleerd. Boven deze hoofd-
balg liggen naast elkaar twee nieuwgemaakte regulateurbalgen
voor het Groot Orgel en het Reciet. Bij elkaar beslaan de regula-
teurs dezelfde oppervlakte als de hoofdbalg. Ook de regulateurs
hebben een inspringende en uitspringende vouw en zijn voorzien
van inwendige balgscharnieren. De hoofdbalg, regulateurbalgen
en windladen zijn met elkaar verbonden door middel van harmo-
nicakanalen. De mechanieken tussen de laden voor de grond- en
de combinatiestemmen lopen door de harmonicakokers heen.
Aanvankelijk wilde men de oude Witte-lade van Manuaal I her-
gebruiken, in een later stadium is die echter geschrapt. In plaats
daarvan kwamen nieuwe laden met een omvang van C tot g3, twee
tonen meer dan in het De Koff-concept. Ook kwam er ten opzichte
van het bestek een extra register op het Pedaal: de Bourdon 16’
van De Koff werd ingekort en geplaatst als Kwintbas 10 2/3’.
Boven de windvoorziening zijn de vier laden voor het Groot Or-
gel opgesteld, een C- en een Cis-lade voor de grondstemmen en
eveneens twee voor de combinatiestemmen. De grootste pijpen
staan aan de buitenzijde van het orgel; tussen de C- en Cis-laden
loopt een stempad. De laden voor het Groot Orgel zijn nieuw ver-
vaardigd, de Cornet D V st. is opgebankt. C-h van de Bourdon 16’
staan op twee moteursladen, net als C-H van de Salicionaal. Ook
het sprekende frontpijpwerk, twaalf pijpen van de Fluit Harmoniek
en vijftien pijpen van de Praestant, staat op moteursladen. Alle in
totaal zes moteursladen zijn naar Cavaillé-Coll-model zoals door
Adema standaard toegepast. De aansturing van deze toegevoeg-
de laadjes geschiedt vanuit de grondstemmenladen door middel
van loden conducten. Om de repetitiesnelheid van de moteur-
sladen te bevorderen zijn de grondstemmenladen voorzien van
een mechanisch ontlaatsysteem waardoor bij het loslaten van de
toets de restdruk in het conduct naar de moteurslade weggeno-


Dispositie van het Adema-orgel in de Hervormde Kerk te Scherpenzeel

Registers in ladevolgorde vanaf het front
Registers met * combinatiestemmen

Groot Orgel (I, C-g3)

Praestant 8’ C-e in front, De Koff 1948; f-f3 negentiende-eeuws uit voorraad Adema; fis3 en g3 nieuw

Fluit Harmoniek 8’ C-H in front, De Koff 1948 (was Vioolprestant 8’); c-g3 uit voorraad Adema; vanaf f1 overblazend

Salicionaal 8’ C-H zink uit voorraad Adema; c-g3 metaal, nieuw

Bourdon 16’ C-h hout, c-g3 metaal; negentiende-eeuws uit voorraad Adema; fis3 en g3 nieuw

Octaaf 4’ grotendeels De Koff 1948, voorzien van nieuwe expressions; c3-g3 nieuw

Holpijp 8’ C-H hout, c-g3 metaal, uit voorraad Adema

Fluit Douce 4 De Koff 1948 (oude Roerfluit 4’); gis2-g3 nieuw, conisch

*Cornet D V st. De Koff 1948; op verhoogde banken geplaatst; 8-voets koor uit Roerfluit 8’ De Koff; c1, cis1, fis3 en gis3

nieuw, overig pijpwerk twee halve tonen opgeschoven; samenstelling:

c1 8 4 2 2/3 2 1 3/5

*Kwint 2 2/3’ C-d1 De Koff 1948, dis1-g3 nieuw

*Octaaf 2’ C-h2 De Koff 1948, verlengd met expressions; c2-g3 nieuw

*Mixtuur II-V st. nieuw; in progressio-samenstelling:

C 2 1 1/3

c 2 2/3 2 1 1/3

c1 4 2 2/3 2 1 1/3

c2 5 1/3 4 2 2/3 2 1 1/3

c3 8 5 1/3 4 2 2/3 2 1 1/3

*Trompet 8’ C-h makelij Devos, nieuwe bekers; rest geheel nieuw

Reciet Expressief (II, C-g3) nieuw, Franse factuur naar Cavaillé-Coll
Vox Humana 8’ nieuw, Franse factuur, c1-g3 à pavillon
Basson-Hobo 8’ C-H hout, voorraad Adema; c-e3 metaal, De Koff 1948; f3-g3 nieuw
Kwintatoon 8’ C-cis hout,Witte 1865; d-f3 metaal, De Koff 1948; fis3-g3 nieuw
Bourdon 8’ vanaf c; De Koff 1948; fis3-g3 nieuw
Vox Coelestis 8’ De Koff 1948; gis1-f3 verlengd met expressions; fis3-g3 nieuw
Praestant 4’ C-H zink, c-d metaal, nieuw; d-f3 De Koff 1948, verlengd met expressions; fis3-g3 nieuw
Vioolpraestant 8’ C-f3 De Koff 1948; fis3-g3 nieuw
Viola di Gamba 8’ nieuw, f-g3 overblazend
*Fluit Harmoniek 4’ nieuw, f-h2 overblazend
*Kwintfluit Harmoniek 2 2/3’ nieuw, f-f2 overblazend
*Piccolo Harmoniek 2’ nieuw, f-h1 overblazend
*Tertsfluit Harmoniek 1 3/5’ nieuw, Franse factuur, C-H klankbekers halve lengte
*Basson 16’ nieuw, Franse factuur, c2-g3 dubbele bekerlengte
*Trompet Harmoniek 8’ nieuw, Franse factuur, c1-g3 dubbele bekerlengte; g2-g3 8’
*Klaroen Harmoniek 4’

Pedaal (C-f1) De Koff 1948 (oorspronkelijk Koraalbas 4’ en Octaafbas 8’)
*Openfluit 4’ nieuw, Franse factuur, volledige bekerlengte; bekers spotted metal
*Bazuin 16’ nieuw, metaal
Violoncel 8’ grenen, De Koff 1948, gedekt (voorheen Bourdon 16’, ingekort)
Kwintbas 10 2/3’ grenen, De Koff 1948
Subbas 16’ grenen, Pels 1927 (Gerardus Majella, Amsterdam)
Contrabas 16’ nieuw, grenen
Openbas 8’

Werktuiglijke registers (uitgevoerd als trede, tenzij anders vermeld)
Donder
Koppel G.O. + Rec. grave (suboctaafkoppel Reciet aan Groot Orgel)
Koppel G.O. + Rec.
Pedaalkoppel Rec.
Pedaalkoppel G.O.
Expressie (zweltrede Reciet Expressief; ook met registerknop te bedienen)
Combinatiestemmen G.O.
Combinatiestemmen Rec.
Combinatiestemmen Ped.
Tremolo Rec. fort/doux (tremulant in twee sterktes, trede inhakend naar links of naar rechts)
Tremolo G.O. fort/doux (idem)
Barker G.O. af (ontkoppelt het Groot Orgel van de Barkermachine (knop))

toonhoogte: a1= 440 Hz bij 18°C
winddruk: 95 mm wk (G.O.); 105 mm Wk (Rec.); 115 mm Wk (Ped., hoofdbalg); 120 mm Wk (barkermachine)
stemming: evenredig zwevend

3 4 HET ORGEL 2010 | nummer 2


men wordt. Boven het Groot Orgel is het Reciet opgesteld in een Het De Koff-orgel | Foto: Stichting Orgelcentrum
crescendokast. Deze is enkelwandig uitgevoerd en vervaardigd
van dik Medium Density Fibreboard. In de zwelkast ligt een lade de vorige eeuw, waarin dit principe meermaals werd toegepast.
voor de grondstemmen en een voor de combinatiestemmen met In Scherpenzeel verstaan de klassieke opbouw van het pijpenfront
de grootste pijpen in het midden, naar buiten toe aflopend in hele en de onderkas van De Koff zich naar mijn smaak wat moeizaam
tonen. C-F van de Vioolpraestant 8’ staan op een moteurslade met elkaar. Het pijpenfront volgt het ritme van de boogvelden
achter de middentoren, buiten de zwelkast; Fis-H staan eveneens (oorspronkelijk recht gesloten velden) in de panelen van de on-
op een moteurslade in de zwelkast tegen de achterwand. Ook derkas. Die panelen zijn allemaal even breed. De nieuwe rondin-
deze moteursladen worden aangestuurd vanuit de hoofdladen, gen van de zijtorens zijn beduidend smaller dan de onderliggende
die net als die van het Groot Orgel zijn voorzien van een ontlaat- boogvelden. Omdat nu de onderste consoles krachtig herhaald
systeem. worden door de forse klassieke torenkappen in Adema-stijl, groeit
De torennis herbergt een C- en een Cis-lade voor de grondstem- dit, reeds in het concept van 1948 aanwezige onopvallende, zo je
men van het Pedaal, beide gewijzigd afkomstig uit het orgel van wilt: speelse verschil in breedte uit tot een in het oog springende
De Koff met de grootste pijpen aan de buitenkanten; de twee ongelijkheid. Waar ooit de metalen buitenste pijpenvelden het
nieuwe laden voor de combinatiestemmen zijn hier tegenaan ge- front visueel breder trokken en boven- en onderbouw met elkaar
plaatst. De Contrabas 16’ en de Openbas 8’ bevinden zich op ei- in evenwicht brachten, gebeurt dit door de huidige (overigens
gen windladen aan de zijkanten van het orgel ook in een C- en een prachtig gemaakte) panelen met hun teruggehouden kleurstelling
Cis-zijde, met de grootste pijpen achteraan tegen de kerkmuur. niet. De buitenste hoeken van de torens en buitenvelden vormen
een mooie lijn ten opzichte van de plafondboog. In het snijwerk
De toets- en registertractuur zijn mechanisch. Voor het Groot in de tussenvelden is de ontwerper er in geslaagd om het weinig
Orgel is een barkermachine gemaakt naar Adema-voorbeeld van beweeglijke voluutwerk van de zijpanelen op een levendige wijze
circa 1890 met balgjes buiten de wind en enkelvoudig ontlaatven- te citeren.
tiel. Door de mechanische verbinding tussen de windinlaat en - De zwelkast springt nogal in het oog door zijn witte kleur; ook het
uitlaat is de kracht waarmee een balgje werkt met de toetsdruk te openen en sluiten van de jaloezieën trekt hierdoor aandacht. Dit
beïnvloeden; het balgje volgt de snelheid van de toetsbeweging. is voor de kerkganger niet storend: die zit met zijn rug naar het
De machine staat opgesteld achter vijf dubbelglazen ruitjes direct
achter de speeltafel en krijgt wind uit een eigen nieuwgemaak- 3 5HET ORGEL 2010 | nummer 2
te enkelvouws balg. Onder de barkermachine zijn de koppeling
G.O.+Rec. en de suboctaafkoppel G.O.+Rec. Grave aangebracht;
boven de barkermachine bevindt zich het Appel G.O..

INDRUKKEN
Aan het frontontwerp van Adema ligt duidelijk het concept van De
Koff uit 1948 ten grondslag. Door de klassieke grondlijnen sluit
het huidige ontwerp echter ook aan bij de orgels uit de eerste
periode van het bestaan van Adema, ruwweg het derde kwart
van de negentiende eeuw. Alle Adema-fronten uit die tijd hebben
een ronde middentoren, twee ronde zijtorens en gedeelde vlakke
tussenvelden. Karakteristiek ook voor de oudste ontwerpen zijn
de dikwijls relatief hoge onderste etages in de tussenvelden en
de lage bovenste etages. Het front in Scherpenzeel bevat een
reminiscentie aan die gedeelde tussenvelden. De houten voluut-
aanzet van het snijwerk boven in de tussenvelden zorgt voor een
scherpe begrenzing van de bovenlijnen van de voorste frontpij-
pen. Daardoor vormen die als het ware een onderste etage. De
corpora van het dieper geplaatste pijpwerk die boven de voorste
frontpijpen uitsteken, suggereren de bovenste etage. De rechte
afsluitingen van de tussenvelden aan de bovenzijde worden in de
eerste oude Adema-fronten niet aangetroffen; die sluiten altijd af
met een ingezwenkte lijst en vaker nog met ingezwenkt guirlan-
de-werk. Ook de van De Koff overgenomen rechte labiumlijnen
van de tussenvelden wijken af van de oudste Adema-traditie. Ten
slotte zou het De Koff-citaat van de dubbel gelaagde opstelling in
de tussenvelden opgevat kunnen worden als een knipoog naar de
Adema-fronten van grofweg de jaren twintig tot en met zestig van


orgel. Foto: Aart de Kort
De speeltafel oogt fraai. Er is veel zorg besteed aan de uitvoering
van het meubel. Een mooie vondst is ook het citaat van de Maar- beluisterd, zacht. De Fluit Harmoniek kenmerkt zich ook door een
schalkerweerd-panelen in het zaagwerk van de lessenaar. relatief bescheiden karakter. Hij is zonder balansproblemen sa-
De zit is plezierig, alles is binnen hand- en voetbereik. De voet- men met de Holpijp in te zetten als begeleiding in lagere regionen
treden worden alle naar buiten ingehaakt, een in het vuur van het tegen kleine soloregistraties op het Reciet; sterker: de Holpijp
spel niet genoeg te waarderen principe. Door zijn plaatsing is de heeft hem dan nodig. Als soloregister bloeit de Fluit Harmoniek
bediening van de zweltrede even wennen. Hij is flink naar buiten opmerkelijk genoeg op tegen een lager gespeelde, middelsterke
geplaatst vanwege de mechaniek in de speeltafel. De trede loopt begeleiding op het Reciet. Het onderlinge kleurverschil zorgt dan
soepel. De gekoppelde trekknop voor de zwelkast loopt aanzien- kennelijk voor voldoende onderscheid. De Holpijp en de Fluit Dou-
lijk zwaarder en is daardoor eigenlijk alleen door een registrant te ce vormen een uitgebalanceerd koppel.
bedienen die recht voor de knop staat. Typisch voor Adema zijn De belangrijkste troeven worden in dit orgel uitgespeeld op het
de vernederlandste Franse benamingen, zoals Reciet, Groot Orgel Reciet. De achtvoets registers op dit werk bieden een keur aan
en vooral: Donder. De bediening van deze laatste feature vereist kleurmogelijkheden; de Kwintatoon is een subtiele extra smaak-
veel lichaamsgewicht. De huidige bank is nog die van De Koff, maker bij het mengen. Typisch voor het oeuvre van Adema is de
daarvoor komt een mooier passend model in de plaats. mild zwevende Vox Coelestis. De laagste tonen van de Vioolpres-
Het interieur van het orgel is compact van opbouw. Dat ligt voor tant staan buiten de zwelkast; de speler moet daar rekening mee
de hand: het ontwerp, gedicteerd door de onderbouw van De houden. De hoofdingrediënten van het orgel zijn de tongwerken
Koff, herbergt een veel groter instrument dan dat van 1948. De van het Reciet. Stuk voor stuk zijn ze heel goed gelukt, prompt van
interne opbouw van het orgel is helder. Het Pedaal, door de wind- aanspraak en egaal van intonatie. Het tongwerktutti is explosief,
voorziening ingeklemd in een nis in de toren, wordt bereikt door de associatie met Cavaillé-Coll en vele andere van zijn begaafde
een luik in de stemplank achter het Groot Orgel. Een stemmer zal Franse tijdgenoten ligt voor de hand. Eerder echter nog doet de
hier en daar moeite moeten doen om onderdelen te benaderen. batterij denken aan het latere Franse tongwerkkarakter op het
Het binnenwerk straalt als geheel en in detail vakmanschap uit brutale af, zoals te beluisteren in het Mutin-orgel in de Heilig Hart-
en liefde voor de traditie. Modernere middelen zijn echter niet kerk in Hilversum. De grote werking van de zwelkast sorteert veel
geschuwd. Zo zijn de liggers over de lengte onder de recietladen
van staal, terwijl zij op hun beurt rusten op houten balken. De
stalen frames die de Cornet-banken (G.O.) dragen, zijn een ander
voorbeeld. De toepassing van MDF voor de zwelkast is ook een
modern trekje. Traditioneel (en bewerkelijk) zijn de detaillering
van de toetsmechaniek en de afsluiting van de voorslagen.

Er vallen veel geslaagde klanken te beluisteren in dit instrument.
Het pedaalregister Contrabas heeft een mooie streek, de toon is
zeer groot; de overgang van groot naar klein octaaf had wat de
sterkte betreft wat soepeler kunnen zijn. De Subbas is aan de
speeltafel zeer luid, in de kerk beluisterd is hij in verhouding goed
en bezit hij een mooie grondtoon. De Violoncel is niet luid, voor
kracht in de achtvoetsligging zorgt de Openbas. De enkelvoudige
prestantregisters van het Groot Orgel overtuigen in de diverse
combinaties; ze zijn bepaald niet aan de luide kant.
De nieuwe Mixtuur wekt een klassieke en tegelijk wat ingehouden,
twijfelende indruk. Het gaat om een progressio-mixtuur die echter
niet in strijkersmensuur is gebouwd maar in een prestantmensuur.
Dit deed Adema altijd als het te leveren orgel in een protestantse
kerk kwam te staan. Een historische evenknie in Workum (St.-
Werenfridus, Adema 1885) bijvoorbeeld, heeft met zijn strijkers-
mensuur een duidelijker identiteit, gedragen door een compacte
basis.
De orgelmaker heeft het uit 1948 daterende prestantpijpwerk
naar zijn hand gezet binnen de mogelijkheden. Vergeleken met
het overwegend nieuwe en vrijuit klinkende Reciet, klinkt het her-
gebruikte pijpwerk van het Groot Orgel wat begrensd. Ook werkt
het front met de dubbele pijpenlaag een directe uitstraling niet
in de hand. De Holpijp (G.O.) is mooi van klank maar, in de kerk

3 6 HET ORGEL 2010 | nummer 2


effect, niet alleen bij de tongwerken overigens. De Vox Humana De firma Adema is één van de weinige orgelmakerijen in Neder-
is direct van klank. Het register staat opgesteld meteen achter de land die door hun ouderdom kunnen teruggrijpen op een eigen
jaloezieën van de zwelkast. Hoewel de tremulant een snelle slag romantische traditie. De kans daartoe is in Scherpenzeel door de
kan genereren, wordt toch niet de aparte, indirecte klank bereikt orgelmakers vol overgave benut. Er is niet gekopieerd uit de eigen
die veel Franse negentiende-eeuwse exemplaren kenmerkt. historie. Bijvoorbeeld: een dispositie als in Scherpenzeel is in het
Bij de luidheid van de Recietklank is een kanttekening te plaatsen. gebouwde oeuvre van Adema niet letterlijk terug te vinden. Beza-
Die werkt, ook bij niet al te grote registraties, vermoeiend. De ten orgels al een gelijkende dispositie met eveneens een kenmer-
klankuitstraling van het tweede klavier krijgt waarschijnlijk door kende grote tongwerkbezetting op het tweede werk als in Scher-
het dichtbij aanwezige tongewelf een enorme boost. Met de hoge penzeel, dan waren dat pneumatisch geregeerde instrumenten.
winddruk en de ruime toepassing van het harmoniek-beginsel in Onder andere door het combineren van een mechanische tractuur
labialen en tongwerken zou dit Reciet met gemak een veel grotere met een klassieke vrijstaande speeltafel, een (voor Adema) klas-
ruimte aankunnen. De vraag rijst waarom in een niet al te grote en sieke hoofdwerkbezetting, een uitgebreid tongwerkkoor op het
niet gemakkelijk klinkende kerk als die in Scherpenzeel gekozen Reciet en het in de Cornet decomposé ver doorgevoerde harmo-
is voor zóveel kracht. Wellicht zou het schelen als de klank van niek-principe op het tweede werk, is de eigen romantiek eerder
het Reciet niet rechtstreeks op de luisteraar afgevuurd wordt via geïnterpreteerd. En dat, naast veel klankkwaliteiten, maakt het
de voorzijde van de zwelkast maar (ook) via de zijkanten. Naar nieuwe orgel een interessant instrument. Het tekent ook een ont-
verluidt wordt over deze mogelijkheid nagedacht. Het Groot Orgel wikkeling in de jongste geschiedenis van het bedrijf. In het orgel
zou dan ook in verhouding nog beter zijn mannetje kunnen staan. in de St.-Jansbasiliek in Laren (2002) bleef men meer bij de let-
Het eerste manuaal wordt overigens niet weggedrukt door het ter van de eigen traditie, mede ingegeven door het beschikbare
tweede. Daarvoor zorgen de Cornet en de Trompet van het Groot materiaal. In de Hervormde Kerk van Scherpenzeel kon veel nieuw
Orgel. Het tutti met subkoppel, Bazuin en Kwintbas is indrukwek- worden ingevuld en heeft de orgelmaker gekozen voor de geest
kend. De hogere labialen van beide werken versmelten zodanig van de traditie. Nieuwbouwopdrachten voor orgels zijn schaars.
dat ze nauwelijks als klankkroon fungeren. De meeste glans ont- Het getuigt van lef dat in Scherpenzeel door opdrachtgever en or-
leent het orgel met name aan de Trompet en de Klaroen Harmo- gelmaker gekozen is voor een avontuurlijke invulling. Het resultaat
niek van het Reciet. is eigenzinnig en mag gehoord worden.
De speelaard van het Groot Orgel is uitstekend. De barkermachi-
ne volgt vlekkeloos en, niet minder belangrijk, geruisloos. De toe- Met dank aan Wilfred Folmer voor de gastvrije ontvangst in de
passing van dubbelglas in de ruitjes waardoor de barkermachine kerk en Ronald van Baekel (firma Adema) voor het beschikbaar
achter de rug van de speler bewonderd kan worden, is gelukkig stellen van de gegevens.
te noemen.
Minder plezierig speelt het Reciet. Door de hoge winddruk en het BRONNEN:
aantal ventielen per toets van twee is het bespelen daarvan geen George Hendricus Broekhuyzen Senior, Orgelbeschrijvingen
sinecure. Het toucher is behoorlijk zwaar en taai. De eerlijkheid (handschrift ca. 1850-1862) zijnde een vervolg en verdere uitbrei-
gebiedt erbij te zeggen dat de mechanieken ten tijde van ons ding van de dispositieverzamelingen van Joachim Hess (1774) en
bezoek door langdurig stoken ontregeld waren. De diepgang van Nicolaas Arnoldi Knock (1788). Deel II (commentaar) (letters A-K,
de toets verhield zich niet goed tot de kracht die geleverd moest letters L-Z) Amsterdam 1986 (Uitgave verzorgd door Arend Jan
worden. Ondanks het ongemak van het toucher repeteerde de Gierveld).
mechaniek wel snel. Je kunt je voorstellen dat een instrument F.W. Huisman, ‘De orgelmaker Johan Caspar Friederichs’, De Mix-
als dit uitgerust wordt met voor alle werken een (dure) barker- tuur 35 (mei 1981) 186-191.
machine. Of dat bij een dergelijk klankideaal naar een volledig A.A.M.J. van Eck e.a., Adema, 150 jaar orgelbouw (Hillegom
pneumatische tractuur wordt gegrepen, zoals de ontwikkeling van 2006).
de orgelbouw dat in de eerste kwart van de twintigste eeuw heeft
laten zien. Internet:
Adema’s Kerkorgelbouw (Hillegom)
In Scherpenzeel fungeert het orgel in een eenentwintigste-eeuwse www.ademaorgelscherpenzeel.nl
vorm van klassiek gereformeerde liturgie. De combinatie van de www.orgbase.nl.
daarbij behorende kerkmuzikale praktijk en het orgeltype dat nu
tot stand gekomen is, is in mijn oren pikant. Of beter gezegd: 3 7HET ORGEL 2010 | nummer 2
uitdagend. Bij het improviseren duwt het orgel je al snel richting
het zuiden twee landsgrenzen over. Nu wortelt het Geneefse psal-
ter daar ook en zal een vindingrijk speler de ruim vier eeuwen
tijdsverschil tussen orgel en melodiemateriaal weten te overbrug-
gen. Als concertinstrument biedt het uiteraard alle kansen aan de
(Franse) romantiek.
TEN SLOTTE


Met ingang van dit nummer zal het orgelbouwnieuws, dat
vanaf 1997 tot heden in het actualiteitenblad De Orgelkrant
(NotaBene) stond, weer in Het Orgel opgenomen zijn.
Voor een toelichting op deze wijziging wordt u verwezen
naar het NotaBene-nummer dat eind maart verschijnt.
De Redactie

WOUDENBERG, HERVORMDE KERK Foto: Peter de Kok te Woudenberg

Op vrijdag 2 oktober 2009 werd in de Hervormde Kerk te Wou- De firma J. Bätz & Co. (J.F. Witte) voerde in de jaren 1898/1899
denberg het gerestaureerde Knipscheer-orgel in gebruik genomen. een ‘doelmatige reparatie’ uit, waarbij het gehele orgel werd
Het instrument werd bij die gelegenheid bespeeld door adviseur schoongemaakt, de windvoorziening en mechanieken geluidlo-
Peter van Dijk. De restauratie werd uitgevoerd door de orgelma- zer werden gemaakt en de speelaard werd verbeterd. Daarnaast
kers Gebr. van Vulpen BV te Utrecht. verbeterde Witte de aanspraak van de grondstemmen. Reeds in
1898 had Witte geconstateerd dat de Clarinet 8’ nagenoeg on-
Het Knipscheer-orgel werd op 1 januari 1869 in gebruik geno- bruikbaar was, maar het was De Koff die dit register in 1905
men. Hermanus Knipscheer II volgde hierbij een interessant con- verving door een Voix céleste 8’ (vanaf c0). De Koff was in 1930
cept, waarbij een eenklaviers dispositie werd verdeeld over twee ook verantwoordelijk voor het plaatsen van een elektrische wind-
klavieren. Hij plaatste de sterke geluiden op het Hoofdwerk; de motor. In 1934/1935 voerde diezelfde firma een schoonmaak- en
zachte geluiden, bedoeld voor voor-, tussen- en naspelen, kregen herstelbeurt uit, waarna de bas van de Bourdon 16’ door mid-
een plaats op het Bovenwerk. De oorspronkelijke dispositie luidde del van een pneumatische transmissielade ook op het Pedaal kon
als volgt: worden gebruikt. In 1938 voegde De Koff een pneumatische tre-
mulant toe, zeven jaar later werden de schepbalgen gerepareerd
Hoofdwerk en werd de mixtuursamenstelling gewijzigd.
Bourdon 16’ (bas eiken, discant metaal)
Prestant 8’ (gepolijst tin in het front) De firma M.R. Koppejan te Ederveen kreeg in 1954 opdracht het
Octaaf 4’ (metaal) orgel grondig te restaureren onder begeleiding van de Stichting
Nasard 3’ (metaal) Orgelcentrum. De claviatuur werd grondig gewijzigd: Koppejan
Octaaf 2’ (metaal) vernieuwde de bakstukken, de klavierlijst, de registerplaatjes, het
Mixtuur 3-4 st. pedaalklavier en het toetsbeleg. De handpomp van de windvoor-
Cornet D 4 st. ziening moest het veld ruimen. Koppejan voorzag de windladen
Trompet B/D 8’ van hechthouten platen en ingeboorde telescoophulzen. De lade
van het Bovenwerk werd opnieuw ingedeeld, waarbij de pijproos-
Bovenwerk ters geheel en de pijpstokken deels werden vernieuwd. De pneu-
Baarpijp 8’ (metaal) matische transmissielade van het Pedaal vermaakte Koppejan
Viola di Gamba 8’ (C-H transmissie Bourdon 8’) tot een zelfstandige pedaalwindlade, die werd opgesteld achter
Bourdon 8’ (bas eiken, discant metaal) de manuaalwindladen. Hiertoe werd de kast van een uitbouw
Salicet 4’ (metaal)
Roerfluit 4’ (metaal)
Dulciaan 8’ (in 1898/1899 Clarinet genoemd)

Pedaal: geen eigen registers

Koppelingen: Hw-Bw, Ped-Hw, Ped-Bw
Afsluitingen Hw en Bw
Ventiel

De Dulciaan 8’ was voorzien van doorslaande tongen. Gezien het
feit dat Knipscheer zelf nooit dergelijke registers maakte, zal hij
ze waarschijnlijk hebben betrokken van de firma Ibach. Hetzelfde
geldt mogelijk voor de Trompet 8’.

3 8 HET ORGEL 2010 | nummer 2


ORGELBOUWNIEUWS

voorzien. De loden conducten werden vervangen door westaflex- ‘nieuwe’ Woudfluit 2’ en Scherp, verdwenen de Bourdon 8’, Viola
exemplaren. De dispositie ten slotte werd ingrijpend gewijzigd. di Gamba 8’ en de Voix céleste 8’.
Het houten basgedeelte van de Bourdon 16’ werd op de ver- Na de restauratie door Koppejan luidde de dispositie:
nieuwde pedaallade geplaatst, gecompleteerd met drie pijpen uit
de Bourdon 8’ van het Bovenwerk. Het metalen discantpijpwerk Hoofdwerk (C-f3)
van de Bourdon 16’ werd deels gebruikt voor een Gedekt Fluit Prestant 8’ (1868)
4’ op het Hoofdwerk. Aan de dispositie van het Hoofdwerk werd Roerfluit 8’ (C-H 1868/vanaf c0 *)
een Roerfluit 8’ toegevoegd. De Nasard 3’ verhuisde naar het Octaaf 4’ (1868)
Bovenwerk. Door het pijpwerk van de Salicet 4’ van het Boven- Gedekt Fluit 4’ (C-f2 1868/vanaf fis2 *)
werk een grote terts op te schuiven, kon dit register worden ver- Octaaf 2’ (grotendeels 1868)
maakt tot een Prestant 4’; voor de tonen C-Dis leverde Koppejan Mixtuur 3-4 st. (1868/1945)
nieuw pijpwerk. Om op het Bovenwerk plaats te maken voor een Cornet D 4 st. (1868)

Dispositie van het Knipscheer-orgel in de Hervormde Kerk te Woudenberg

Hoofdwerk (C-f3) Geheel 1868. C-dis0 en b-g1 in het front, e0-a0 afgevoerd, geplaatst achter de binnenste tussenvelden; vanaf gis1 op de
Prestant 8 Vt
Roerfluit 8 Vt hoofdwerkladen.
Octaaf 4 Vt
Gedekt Fluit 4 Vt Geheel 1868. C-H eiken, afgevoerd van de lade, oorspronkelijk C-H Bourdon 8’ (BW); c0-h0 oorspronkelijk c1-h1 Bourdon
Octaaf 2 Vt
Mixtuur 3-4 sterk 16’ (Hw); c1-f3 oorspronkelijk c1-f3 Bourdon 8’ (BW). C-H afgevoerd. Geplaatst op de oorspronkelijke stok van Bourdon 16’.

Cornet 4 sterk 1868. Geheel op de lade.
Trompet 8 Vt
Geheel 2009, metaal. C-h0 gedekt, vanaf c1 open cilindrisch. Op deze plaats stond vóór 1968 de Nasard 3’.

Grotendeels 1868.

Grotendeels 1868, 30 pijpen 2009. Samenstelling C-h1 origineel, De oorspronkelijke samenstelling vanaf c2 was geba-

seerd op de aanwezigheid van een Bourdon 16’op het Hoofdwerk. Aangezien deze in 1968 is verwijderd, is in 2009 de

samenstelling vanaf c2 herzien naar Knipscheer-model voor orgels zonder manuaal-Bourdon 16’. De huidige samenstel-

ling is:

C 2 1 1/3 1

c0 2 2/3 2 1 1/3 1

c1 4 2 2/3 2 1 1/3

c2 4 2 2/3 2 2

c3 4 2 2/3 2 2/3 2 2

1868. Op de lade geplaatst. Samenstelling: c1 4 2 2/3 2 1 3/5

Gedeeld in bas/discant (h0/c1). 2009, naar voorbeeld van de Ibach/Knipscheer-Trompet 8’ te Varsseveld (1860). Metalen

stevels met een messing ring, loden, overkragende koppen, metalen bekers.

Bovenwerk (C-f3) 1868. Geheel open, conisch. C-e0 afgevoerd achter het front (middenveld) op ongeveer Hw-hoogte.
Baarpijp 8 Vt Grotendeels 1868, oorspronkelijk Salicet 4’. Intonatiewijzigingen uit 1968 in 2009 herzien.
Prestant 4 Vt 1868. Met uitwendige roeren (roeren C-H op enig moment dichtgemaakt).Vanaf gis2 open, conisch, op lengte afgesne-
Roerfluit 4 Vt den.
1868. Oorspronkelijk op het Hoofdwerk geplaatst, in 1968 naar het Bovenwerk verhuisd. Open, conisch.
Nasard 3 Vt In 1968 geplaatst pijpwerk, wellicht van W. Rütter (1868). Op C staat de inscriptie ‘Waldflöte 2 Fuss’. Geheel open, co-
Woudfluit 2 Vt nisch.
1977. Intonatie in 2009 herzien. Metalen stevels, loden koppen, metalen bekers.
Dulciaan 8 Vt

Pedaal (C-d1) 1868. Eiken. C-h0 oorspronkelijk C-h0 Bourdon 16’ (HW), c1-d1 oorspronkelijk c0-d0 Bourdon 8’ (BW).
Subbas 16 Vt

Koppelingen: Hw-Bw, Ped-Hw, Ped-Bw
Tremulant (1938)

Toonhoogte a1 = 440 Hz
Temperatuur: evenredig zwevend

Winddruk: 72 mm Wk

3 9HET ORGEL 2010 | nummer 2


Kaat en Tijhuis DEN HERTOG MUZIEKNIEUWS
Orgelmakers
- Organo Concertato. In de serie ‘Concerto Classico’ deel 2. Concertos for Strings
& Solo Organ by Wolfgang Amadeus Mozart (on authentic instruments). Antoi-
nette Lohmann, violin; Pieter Affourtit, violin; Sarah Walder, violoncello; Jan Hol-
lestelle; violone; Geert Bierling, organ. cd CD041109 € 14,95

- Kaiser- und Mariendom zu Speyer. Orgel auf dem Königschor (Seifert), Roland
Dopfer. O.a. Salve, 1° tono pr de la sol re (De Heredia); Grand Dialogue (Marchand);
Pange lingua por ce sol fa ut (De Heredia). cd OGM291040 € 19,75

Neringstraat 8 - Festliches Orgelkonzert im Dom zu Trier. Josef Still an den Klais-Orgeln.
8263 BG Kampen O.a. Triosonate Nr. 5 C-Dur, BWV 529 (Bach); Sinfonischer Choral ‘Jesu, meine
[t] 038 - 333 37 97 Freude’, op. 87/2 (Karg-Elert). cd OGM271035 € 19,75
www.kaatentijhuisorgelmakers.nl
[email protected] - Petra Veenswijk – Maarschalkerweerd-orgel, Maria van Jessekerk, Delft.
O.a. Fantaisie en Mi bémol majeur (Saint-Saëns); Fantaisie in Ut majeur, op. 16
‘De Hofstad’, Apeldoorn (2005) (Franck); Symphonie No. 2 (Vierne). cd ANGE1893101 € 17,50

- Sietze de Vries – Geneefse Psalmen (2) – Bätz-orgel Ev. Luth. Kerk te Den
Haag. Mannengroep van het Roder Jongenskoor o.l.v. Rintje te Wies. Compositie
en improvisaties over Psalm 34, 51, 37, 10, 75. cd JSBR010119 € 14,90

- Literata (5). Bätz-orgel – Harderwijk. Jaap Zwart, Willem van Twillert, Kees
van Eersel en Henk Linker, orgel; Heiko ter Schegget, recorder; Joao P. Ramos
Marta & Alieke Pijl, fluiten. dvd + 2cd V6353 € 22,95

- Christiaan Ingelse – Organo Pleno (5). Methode voor kerkorgel.
56 blz. gen. P120173 € 18,95

- Johann Th. Lemckert – 12 Orgelwerken voor Concert & Liturgie (1). O.a.
Triptyque – Prélude en Rondeau, Fugue et Final sur un thème d’ Albert de
Klerk. 72 blz. bladmuziek BE1072 € 17,50

- Frans Lutters (red.) – Albert de Klerk - Klankschilder. Bestaat uit een uit-
gebreide biografie, foto’s uit het archief van familie De Klerk, Albert de Klerk als
Studio Cor Brandenburg improvisator, een interview met Albert de Klerk en de volledige oeuvrelijst van
Van Beekstraat 124-B Albert de Klerk (verschijnt ca. april 2010). ca. 200 blz. AK9999 € 20,00
1121 NT Landsmeer
Elzenkade 6 - Bedr.terrein ‘Doornkade’ - Houten
orgelmakerij Postbus 150 - 3990 DD Houten
Tel. (030) 634 66 87 - Fax. (030) 634 66 88
Bakker Timmenga b.v. E-mail: [email protected] - www.hertog.nl

VAN PLANK TOT KLANK

Kleine Kerkstraat 25 Nieuwbouw, restauratie en onderhoud.
8911 DL Leeuwarden Ambachtelijk uitgevoerd.

(058) 212 96 87
www.bakker-timmenga.nl

Zuidbroek Hervormde Kerk
H.H. Freytag – F.C. Snitger 1795

Restauratie 2006-2007

BAG Orgelmakers b.v. Telefoon 053 4322072
De Ossenboer 20 Email [email protected]
7547 SJ Enschede

4 0 HET ORGEL 2010 | nummer 2


Trompet B/D 8’ (*) De firma Gebr. van Vulpen te Utrecht heeft het orgel in 2009
gerestaureerd. De claviatuur is geheel hersteld, waarbij het cel-
Bovenwerk (C-f3) luloid beleg van de ondertoetsen is vervangen door nieuw been-
Baarpijp 8’ (1868) beleg. Ook is de lessenaar deels vernieuwd. De toetsmechaniek
Prestant 4’ (1868, in 1968 gewijzigd) is helemaal hersteld, geoptimaliseerd en opnieuw ingeregeld. De
Roerfluit 4’ (1868) windladen en magazijnbalg verkeerden in goede staat en hoefden
Nasard 2 2/3’ (1868) dus niet te worden gerestaureerd. Wel is het westaflex-windka-
Woudfluit 2’ (*) naal naar de pedaallade vervangen door een houten kanaal. De
Scherp 3 st. (**) tremulant is weer functionerend gemaakt.
Het fabriekspijpwerk van de Roerfluit 8’ van het Hoofdwerk is ver-
Pedaal (C-d1) vangen door Knipscheer-pijpwerk van de in 1968 samengestelde
Subbas 16’ (1868) Gedekt Fluit 4’. Er is een nieuwe Fluit 4’ gemaakt, naar voorbeeld
van het exemplaar in het Knipscheer-orgel van de Hervormde kerk
Koppelingen: Hw-Bw, Ped-Hw, Ped-Bw te Opijnen (1858). De uit 1977 daterende Trompet 8’ is vervan-
Tremulant (1938?) gen door een geheel nieuw exemplaar, waarbij de vermoedelijk
door Ibach geleverde Trompet 8’ van het Knipscheer-orgel van
* door Koppejan uit eigen voorraad geleverd tweedehands pijp- de Hervormde kerk te Varsseveld (1860) als voorbeeld diende.
werk De mixtuursamenstelling is zoveel mogelijk teruggebracht naar
** nieuw of door Koppejan uit voorraad geleverd tweedehands de oorspronkelijke toestand. Op het Bovenwerk is het bestaande
pijpwerk pijpwerk volledig gehandhaafd. Wel is de klankgeving van Pres-
tant 4’en Dulciaan 8’ meer in lijn gebracht van het Knipscheer-
De firma J.L. van den Heuvel te Dordrecht leverde in 1977 een klankbeeld.
nieuwe mechanische pedaallade en mogelijk ook een nieuw pe- WILLEM JAN CEVAAL
daalklavier. De Trompet 8’ van het Hoofdwerk werd vernieuwd,
de Scherp van het Bovenwerk vervangen door een nieuwe Dulci- Bron: Peter van Dijk, ‘Eindverslag restauratie Knipscheer-orgel
aan 8’. Hervormde kerk Woudenberg’ (december 2009).

4 1HET ORGEL 2010 | nummer 2


Henk Verhoef (red.), Het oude Het oude orgel van de Nicolaïkerk met het Rugwerk in 1547 door Cornelis
orgel van de Nicolaïkerk te Utrecht. Toen Jan Smelik mij vroeg het boek over Gerritsz en de renovatie in 1600 door
Kroongetuige van de Nederlandse het Nicolaï-orgel te recenseren, kwam hij Dirck Petersz de Swart en Jacob Jansz
Muziekgeschiedenis. ook met het verzoek daarbij het artikel du Lin. Dan volgen de onderhoudswerk-
Zutphen:Walburg Pers / Rijks- ‘Museale orgels onder de hoede van de zaamheden door Galtus Germersz van
dienst voor het Cultureel Erfgoed Rijksoverheid. De kerkorgelcollectie van Hagerbeer en Willem van Limburg. In
2009 ( = Nederlandse Orgelmono- het Rijksmuseum te Amsterdam’ van Bart 1733 vindt een renovatie plaats door
grafieën X) van Buitenen te betrekken. Dit artikel, Christaan Müller. Vervolgens hadden de
ISBN 978.90.5730.576.4 dat in 2008 verscheen in het Tijdschrift orgelmakers Bätz het orgel in onderhoud
293 blz. van de Koninklijke Vereniging voor Neder- van 1811 tot 1849, onderbroken door
Prijs: € 34,95 landse Muziekgeschiedenis (LXIII-2), han- een periode waarin de orgelmakersfami-
delt voor een deel over het oude orgel lie Meere het onderhoud verzorgde.
4 2 HET ORGEL 2010 | nummer 2 van de Utrechtse Nicolaïkerk. Beide pu- In 1873 bouwt Johan Frederik Witte een
blicaties zijn actueel in verband met de nieuw orgel, nadat er van zijn hand een
discussie over de toekomstige plaats van rapport is verschenen over de treurige
dit orgel en de vraag of een restauratie toestand van het ‘antieke’ orgel. Van de
van het instrument wel de juiste weg is. kassen en het orgel worden tekeningen
gemaakt door D. van der Werf, opzichter
Evenals voorgaande delen uit de reeks van Rijkswaterstaat. Maarschalkerweerd
Orgelmonografieën heeft het tiende boek verhuist het instrument in 1885 naar het
een brede opzet: er wordt aandacht ge- Rijksmuseum in Amsterdam. In 1921 wil
schonken aan de historie van kerk en or- het museum het orgel wel weer kwijt; tot
gel, aan de kassen zowel in historische 1928 worden pogingen gedaan om het
context als visueel, aan de functie van elders onder te brengen, maar alles mis-
het orgel in de Middeleeuwen en aan het lukt. Na de oorlog is er weer een kans,
instrument zelf. want in het kader van de Wederopbouw
Rogér van Dijk beschrijft de geschiedenis geeft het Rijk het orgel in 1952 in bruik-
van het orgel aan de hand van eigen ar- leen aan de Nieuwe kerk te Middelburg.
chiefonderzoek en met behulp van trans- Weliswaar worden de kassen voordat ze
cripties van een onderzoek van Lambert geplaatst worden van hun polychrome
Erné in 1952. Dit levert de complete beschilderingen ontdaan, maar de ge-
geschiedenis op van het Peter Gerritsz- plande restauratie van het binnenwerk
orgel vanaf 1479 tot heden en ook van door de orgelmaker G. van Leeuwen &
het vorige orgel uit de Nicolaïkerk vanaf Zonen gaat niet door. De Hervormde Or-
1391. Er zijn drie bronnen ter beschik- gelcommissie heeft in 1958 hiertoe be-
king, alle drie rekeningen, namelijk van sloten ‘bij gebrek aan afdoende kennis’.
de Onze-Lieve-Vrouwebroederschap ter Wij mogen ons achteraf gelukkig prijzen
Nood Gods (1391-), van de kerkmees- dat dit wijze besluit toen is genomen.
ters (1427-) en van de Heilige Kruisbroe- De kassen blijven in Middelburg, maar
derschap (1463-). Rekeningen zijn vaak de overige delen van het orgel worden
de oudste bronnen en leveren de meeste opgeslagen in een Rijksbunker in Paas-
gegevens op. lo. Na enige verhuizingen naar andere
Zo kon de uitgebreide historie nauwge- opslagplaatsen wordt het binnenwerk in
zet worden beschreven, met als mijlpa- 2008 naar het gebouw van de RACM te
len: de bouw van het Peter Gerritsz-orgel Lelystad overgebracht en daar opgesteld
in 1479, de verbouwing en uitbreiding voor publieke bezichtiging. Van de orgel-


BOEKEN & BLADMUZIEK

kassen is in dit deel een sublieme foto- geschiedenis van de bouw van de kerk gel werd gebouwd tussen twee bouwfa-
reportage opgenomen van de hand van uitvoerig en gedetailleerd, met tekenin- sen in. Toen het orgel in 1479 werd ge-
Elly Kooiman. gen van de bouwfasen. Dit aspect geeft bouwd was juist het schip voltooid, het
het boek voor mij als bouwkundige een koor kreeg zijn uiteindelijke laatgotische
Het tweede hoofdstuk betreft de bouw- meerwaarde, daar het een beeld geeft vorm in 1520 en een kwart eeuw later
historie van de Nicolaïkerk door Bini van de ruimte waarin het orgel in 1479 (in 1547) kwam het renaissancistische
Biemans-van der Wal. Zij behandelt de werd gebouwd. Bijzonder is dat het or- Rugwerk tot stand.

Jos Koldeweij geeft in ‘Het orgel als an-
tiquiteit’ een beschrijving van de werk-
zaamheden die in de loop der tijd aan
de kassen plaatsvonden. Ook vermeldt
hij een aantal uitspraken van kunsthisto-
rici, architecten en orgelmakers over de
kwaliteiten van het orgel als kunstobject.
Het is jammer, dat geen studie van de
architectuur van de kassen is gemaakt.

Het volgende hoofdstuk, over het litur-
gisch gebruik van het orgel in de late
Middeleeuwen, van de hand van Mar-
cel Zijlstra, is bijzonder omdat over de
functie van het orgel in deze periode nog
weinig bekend is. Er komen interessante
zaken aan de orde, zoals vorm en inhoud
van mis en officie en het orgelrepertoire
van de vijftiende eeuw. Ter illustratie
worden voorschriften voor het gebruik
van het orgel aangehaald uit het Caere-
moniale Episcoporum, dat Paus Clemens
VIII in 1600 liet publiceren.

Het laatste deel is een beschrijving van
Wim Diepenhorst over het binnenwerk
van het orgel. Hij begint met een ana-
lyse van de windladen: de blokwerklade
van het hoofdwerk, de springladen van
het bovenwerk, de sleepladen van het
Rugwerk en de geboorde stok van het
Pedaal. Alles wordt uitgebreid beschre-
ven en geïllustreerd met foto’s, zo ook
de klavieren en de mechaniek, maar
voor het pijpwerk wordt verwezen naar
het onderzoek van Jan van Biezen in zijn
boek Het Nederlandse orgel in de Re-
naissance en de Barok (Utrecht 1995).

4 3HET ORGEL 2010 | nummer 2


Joris Verdin, Harmonium Handboek. Van Biezen deed zijn onderzoek zo’n 20 het Rijksmuseum te plaatsen.
Kessel-Lo 2008 (vzw3-4) jaar geleden in een rijksbunker waar de De belangrijkste reden hiervoor was het
ISBN 978-9-08134-140-0 delen van het binnenwerk lagen opgesla- rapport van Johan Frederik Witte uit
250 blz. gen. Diepenhorst onderzocht het orgel 1873, dat niet pleitte voor herstel van
Prijs: € 38 toen het opgesteld was in het gebouw ‘een overblijfsel uit de kindsheid der
Bestellen: van de RACM in Lelystad. Hij telde in de orgelmakerij’ maar voor het onderbren-
www.orgue-harmonium.net blokwerklade één gaatje meer voor de gen in een museum. Dat de motieven
doorgang van de tractuur van het boven- van Witte geheel andere waren dan de
werk dan Van Biezen en kon het aantal tegenwoordige in de monumentenzorg,
ook terugvinden op het bewaard geble- daaraan gaat de auteur voorbij. Restau-
ven wellenbord. Aan de hand van de 31 reren van orgels bestond toen nog niet;
gaatjes en wellen heeft hij een nieuwe er werd alleen nog maar vernieuwd. Als
hypothese ontwikkeld over de klavierom- het aan Witte lag werd alles uit zo’n oud
vang van het Bovenwerk en van het Pe- orgel verwijderd en het liefst de kas ook.
daal. Gezien het diepgravend onderzoek In het geval dat de oude pijpen moes-
dat ook Van Biezen gedaan heeft, ben ik ten worden gebruikt, zoals in 1866 in
benieuwd naar diens opvatting over de de Nieuwe Kerk in Den Haag (Duyschot
hypothese van Diepenhorst. 1703), werd de intonatie zo gewijzigd
Waar ik het meest nieuwsgierig naar dat de boventonen waren geëlimineerd.
was, is de factuur van het pijpwerk, maar Het is uit archieven bekend dat men aan
daar wordt niet over gerept. Ook mis ik het eind van de negentiende eeuw wel
foto’s en een overzicht van de mensuren. oog had voor het visuele aspect van een
Zo kunnen lezers zich nog steeds geen orgel en dat men met weemoed afscheid
beeld vormen van de orgelbouw van het nam van de zeventiende- en achttien-
vierde kwart van de vijftiende tot het de-eeuwse fronten. Daarom liet men in
midden van de zestiende eeuw. Ik begrijp Utrecht in 1875 tekeningen maken door
dat het in feite nog te vroeg is, omdat er D. van der Werf. Dit is de reden waarom
nog geen complete inventarisatie is ge- het nieuwe Witte-orgel in de Nicolaïkerk
daan. Maar in grote lijnen zijn de mensu- een kas kreeg die herinnerde aan het
ren toch wel bekend en waarom dan niet vroegere orgel, maar nu in de stijl van
alvast een deel van de sluier opgelicht? de Neogotiek. Trouwens, Van Buitenen
Juist dit onderdeel mag in een monogra- vermeldt dat de verblijfplaats van de vijf
fie van een orgel niet ontbreken. tekeningen niet bekend is, maar kenne-
lijk heeft hij niet goed gezocht. Rogér van
Bart van Buitenen geeft in zijn ‘Museale Dijk heeft ze gevonden in de topografi-
orgels onder de hoede van de Rijksover- sche atlas van Het Utrechts Archief, de
heid’ eerst een opsomming van de pro- meest logische plaats
cedures die gevolgd zijn om de orgels Van Buitenens artikel is er in feite op
van Scheemda (1526), de Oude Lutherse gericht historische gronden aan te dra-
kerk in Amsterdam (1693), Harenkarspel gen voor het standpunt het orgel niet
(vroeg-zestiende-eeuws), Brouwersha- te restaureren maar te conserveren. Die
ven (1557) en de Utrechtse Nicolaïkerk gronden heeft hij wel gevonden, maar
(1497/1547) in het Rijksmuseum te krij- ze passen niet in ons tijdsbeeld. Er is al
gen. Vervolgens geeft hij in detail weer enige tijd een discussie gaande over de
wat de beweegredenen zijn geweest om toekomst van het Nicolaï-orgel, en wel
het Nicolaï-orgel in museale opstelling in over de kassen en het binnenwerk weer

4 4 HET ORGEL 2010 | nummer 2


te verenigen. en 1999 en van het Ebert-Orgel (1558) maar te zwijgen van alle nevenfuncties
Een belangrijke vraag hierbij is, in welke in de Hofkirche van Innsbruck door Jür- die menig organist vaak nog bekleedde.
kerk het orgel moet worden geplaatst. In gen Ahrend tussen 1970 en 1977. Hoe het ook zij, niemand was alléén maar
de Utrechtse Nicolaïkerk is de oorspron- AUKE H. VLAGSMA organist. En voor een musicus die maar
kelijke plaats aan de westwand niet meer één kunstje kan, lijkt in de eenentwintig-
beschikbaar omdat daar het Marcussen- Harmonium Handboek ste eeuw ook geen plaats meer te zijn.
orgel staat. En in de Koorkerk in Mid- Veertig jaar geleden kwam het regelma- Met het protestantse Liedboek-2012
delburg is de akoestiek anders dan in tig voor dat er een harmonium aan de in het verschiet zal ook de kerkmusicus
de Nicolaïkerk, waarvoor het instrument straat stond, bestemd voor het grofvuil. veelzijdig en breed georiënteerd moeten
oorspronkelijk is gebouwd. Het paste niet meer in het interieur, of zijn. En in die brede oriëntatie verdient
de eigenaar had een elektronisch sub- het harmonium zeker een plek. Een prak-
De tweede vraag is of het orgel moet stituut aangeschaft. De laatste twee de- tisch naslagwerk over het harmonium
worden gerestaureerd of alleen moet cennia lijkt het harmonium echter aan ontbrak tot dusverre. In die lacune voor-
worden geconserveerd. Voorstanders een comeback bezig te zijn: her en der ziet Joris Verdin nu met zijn handboek.
van de laatste mogelijkheid pleiten er- ontstaan harmoniumverenigingen, het
voor een replica van het Peter Gerritsz- instrument wordt weer gebruikt bij con- De inhoud van het Handboek Harmonium
orgel te bouwen. Maar het maken van certen, er verschijnen cd’s met harmoni- valt uiteen in twee delen: instrumenten-
een bespeelbare replica is onmogelijk ummuziek. kunde en speeltechniek. In het eerste
zonder het oude pijpwerk eerst tot klin- In die revival heeft Joris Verdin een cru- deel wordt de bouw van het harmo-
ken te brengen, anders is er immers geen ciale rol gespeeld. Zonder mensen als nium beschreven, waarbij ook aandacht
klankbeeld als referentie. Bovendien is Anne Page, Johannes Michel of Dirk Luij- wordt geschonken aan het pedaalharmo-
alleen conserveren niet aan te bevelen, mes tekort te willen doen, was het toch nium en aan het combinatie-instrument
daar de historie ons heeft geleerd dat Joris Verdin die als eerste op grote schaal harmonium-celesta. Het tweede deel is
stilstaande orgels sneller achteruitgaan met het harmonium in de openbaarheid bijzonder belangwekkend: daar gaat het
dan regelmatig bespeelde, mede door- trad, workshops en cursussen organi- over de traptechniek (een term die we
dat er onderhoud aan wordt gepleegd. seerde, televisieoptredens verzorgde en tegenwoordig alleen nog bij voetballers
Ik verwacht dat velen met mij zullen vin- boeiende muziek onder het stof vandaan tegenkomen), manuaaltechniek (met veel
den dat het nu verantwoord is om tot haalde. In 2001 promoveerde Verdin aandacht voor het legatospel), registra-
restauratie over te gaan. In Nederland aan de Universiteit van Leuven op een tie en speciale effecten. Een uitvoerig
is een zeer hoog niveau van restaure- proefschrift over het harmonium. lexicon en notenapparaat completeren
ren bereikt, dat gestoeld is op de kennis Het Handboek Harmonium dat in 2008 het geheel.
van deskundige adviseurs, onder wie de verscheen, is een toegankelijke en prak-
Rijksorgeladviseur, en de expertise van tijkgerichte bewerking van deze disserta- Het boek is rijkelijk voorzien van afbeel-
in restauratie gespecialiseerde orgelma- tie. Het accent ligt daarbij vrijwel geheel dingen en citaten uit historische bron-
kers. op het drukwindharmonium. nen. Als belangwekkende Nederlandsta-
Het uitgangspunt van deze restauratie lige bron is de publicatie van W. Riehm
zal de aangetroffen toestand moeten zijn In zijn voorwoord zet Verdin meteen een (De bouw en behandeling van het har-
met als nieuw element de completering eyeopener neer: “het vak van organist monium) uit 1887 zelfs integraal in fac-
van het blokwerk. Om de generaties na als exclusieve activiteit [is] een typisch simile overgenomen, 27 pagina’s groot.
ons inzicht te geven in de veranderingen twintigste-eeuws verschijnsel, dit wil Het eerste deel is geïllustreerd met oude
die in de intonatie zijn aangebracht, is het zeggen: voorbij”. Je knippert even met advertenties en doorsnede-tekeningen,
aan te bevelen iedere handeling aan elke je ogen als je zo’n zin leest, maar welbe- het tweede deel vooral met notenvoor-
pijp te registreren in een logboek. Tot schouwd is het natuurlijk helemaal waar: beelden.
voorbeelden kunnen dienen de restau- van oudsher was het ambt van organist Aan het eind van deel 1 wordt ook het
raties van Alkmaars kleine orgel (1511) inderdaad verankerd in de praktijk van pedaalharmonium behandeld, een in-
door Flentrop Orgelbouw tussen 1994 de klavierspeler in het algemeen, om nog strument waarvoor geen specifiek re-

4 5HET ORGEL 2010 | nummer 2


EindelijkDe specialist uitgeverij-leverancier van bladmuziek voor koren JOHANN SEBASTIAN BACH ORGELBUSREIS

Nederlandse Klaviermuziek uit de Barok Tussen Hemelvaart en Pinksteren de achtdaagse orgelreis naar Thüringen en Saksen van
vrijdag 14 t/m vrijdag 21 mei naar alle Bach-steden met de mooiste en grootste Bach- G.
voor orgel, clavecimbel of piano weer Silbermann- en Hildebrandt-orgels.
Orgelconcerten door Gijsbert Lekkerkerker (en deelnemers) in Eisenach, Weimar, Arn-
verzameld en bewerkt door Gert Oost € 17,70 stadt, Ohrdruf, Erfurt, Leipzig, Naumburg, Dresden en Freiberg plus drie muziekinstru-
menten-demonstraties in de musea in Eisenach, Halle en Leipzig. Reisleider is Roelof
leverbaar! Jan Assies (van de vroegere NCRV-REIZEN). Overnachtingen in hotels in Weimar en
Halle, inclusief diner. Reissom: € 875 p.p. (all in). Wanneer U ooit van plan was naar de
Download gratis de voorbeeldpagina’s op Bach-steden te gaan, pak dan deze orgelbusreis aan, geniet van de Bach-steden, kerken
en orgels, om nooit te vergeten.
www.organmusic.nl Boeken via website : www.orgelreizen.nl. Bekijk de site:www.gijsbertlekkerkerker.nl.
Tel: 0348 - 44 47 80, adres B.T.Laan 127, 3481 BR Harmelen (ORGELREIZEN). Ook
even printen en direct spelen de vermelding orgelcursus improvisatie en vrije literatuur ARP SCHNITGER-ORGEL
CAPPEL (bij Cuxhaven) in de paasvakantie ma 5 t/m za 10 april o.l.v. G. Lekkerkerker.
+ bezoek en zelf bespelen zes andere Schnitger-orgels, meerijden kan. Prijs: € 460 p.p.

Een interessant orgel wordt degelijk gemaakt,
graag bespeeld en goed onderhouden

Pieter Vanhaecke

orgelbouwer

Vissegatstraat 155 B-3071 Kortenberg

++ 32.26.60.20.30

Een ruime ervaring als bron van kennis en ambacht om uw
orgel - historisch of modern - degelijk te onderhouden.

Duidelijke en juiste prijsopgave, een zorgvuldige afwerking.

Altijd welkom voor bezoeken en bespelingen

4 6 HET ORGEL 2010 | nummer 2


pertoire is geschreven. Met instemming liche Farbe’ bieden, ‘die beim piano in werkelijk je voordeel mee kunt doen. Ver-
citeert Verdin dan ook Karg-Elert: “Das frischen “Kreuz”-Tonarten besonders plichte kost derhalve voor iedereen die
Pedalharmonium […] ist lediglich Orgelü- vorteilhaft wirkt’, en stelt hij met betrek- iets met het harmonium heeft, doet of
beinstrument und scheidet somit von king tot nummer 3 (de Clairon-Fifre): wil gaan doen.
vorneherein für Harmoniummusik aus”. “Be-Tonarten, besonders in Moll, sind DICK SANDERMAN
De harmonium-celesta (een uitvinding tunlichst zu vermeiden”. Hoezo, denk ik
van harmoniumbouwer Mustel) daaren- dan, en waarom dan wel? Hier had ik wel
tegen kent wel een eigen repertoire. een kruidige Vlaamse kanttekening ver-
wacht.
In het harmoniumwereldje valt me steeds
weer op dat er veel mensen zijn die het Citaten uit het Frans en Duits zijn in
vooral om de technische kant van het in- het Handboek onvertaald gelaten. Voor
strument te doen is, die met veel bevlo- twee- of drietalige Belgen zal dat geen
genheid en met grote vaardigheid sleu- probleem zijn, maar ik zou me kunnen
telen en restaureren, maar die weinig voorstellen dat Nederlandse lezers toch
affiniteit lijken te hebben met de authen- wel gebaat waren geweest bij vertalin-
tieke harmoniumcomposities van Franck, gen, vooral van de Franse citaten.
Boëllmann, Guilmant of Karg-Elert. Maar verder: niets dan lof. Werkelijk alle
Zo zijn er door de jaren heen echt wel aspecten van het harmoniumspel (toege-
enkele boeken over het harmonium ver- spitst op drukwind- en kunstharmonium)
schenen, van Ord-Hume en Gellerman komen aan bod, beschreven en toegelicht
tot Ahrens en Dieterlen, allemaal met de op zodanige wijze dat je er als speler ook
focus op het instrument zélf. Wat nu het
Handboek van Joris Verdin zo bijzonder
maakt, is juist het tweede deel waarin hij
de speeltechniek behandelt. Dát hadden
we nog niet. Ja, losse artikelen in harmo-
niumtijdschriften, dat wel, maar niet zo’n
gedegen en veelomvattend overzicht van
alle speeltechnische aspecten.

Uit alles blijkt dat de auteur het harmo-
niumspel in al z’n facetten heeft door-
grond. Puttend uit zijn rijke ervaring
plaatst Verdin regelmatig heerlijk nuch-
tere kanttekeningen bij de gezwollen taal
die sommige negentiende-eeuwers uit de
harmoniumwereld bezigden.
Het zal niemand verbazen dat het aan-
tal citaten van Karg-Elert aanzienlijk is.
De man had werkelijk overal een zeer
uitgesproken mening over en bracht die
met veel omhaal van woorden te berde.
Cirkelredeneringen worden bij Karg-Elert
soms ad absurdum doorgevoerd, en Ver-
din schroomt niet om dat ‘potsierlijk, on-
realistisch en vergezocht’ of ‘intellectuele
spielerei’ te noemen. Ik heb me verwon-
derd over het feit dat hij géén commen-
taar geeft op Karg-Elerts beweringen
over de relatie tussen de klankkleur van
bepaalde registers en het gebruik van
toonsoorten. Zo zou register nummer 4
(de Basson-Hautbois) een ‘helle, freund-

4 7HET ORGEL 2010 | nummer 2


Het cilinderorgel van Joseph Niemecz uit 1792, zoals het stond opgesteld
tijdens de tentoonstelling in het Museum van Speelklok tot Pierement te Utrecht, eind 2009.

Op de foto is de achterkant van de klok te zien en via een spiegel de voorkant.
Foto: Jan Smelik


Click to View FlipBook Version