The words you are searching are inside this book. To get more targeted content, please make full-text search by clicking here.
Discover the best professional documents and content resources in AnyFlip Document Base.
Search
Published by Koninklijke Vereniging van Organisten en Kerkmusici, 2020-10-16 11:21:15

HO 2014-1

HO 2014-1

het ORGEL

T iijjddss c h r i f t v a n d e K o n i n k l iijj k e V e r e n i g i n g v a n O r g a n iiss t e n e n K e r k m u ssii c i

04 De ‘Schübler Choräle’ van J. S. Bach (II)
18 Orgelmakers De Mare (II)
30 Russische orgelmuziek in de 19de en 20ste eeuw (II)

JJaaaarrggaanngg 111009 ((22001143)) nnuummmmeerr 14

colofon Cover:
detail kas van het orgel in
Nummer 1 jaargang 110 (2014)
Het Orgel Tijdschrift van de Koninklijke Vereniging van Organisten en de St.-Martinikirche
Kerkmusici, voor het eerst verschenen in 1886. De Koninklijke Vereniging te Bremen
van Organisten en Kerkmusici is in 2009 opgericht op christelijke grondslag.
Doelstelling: de behartiging en bevordering van de orgelcultuur en de Foto: Dale Carr
kerkmuziek.
Leden van verdienste
Kees Hoeksma (erevoorzitter) - Piet Kee - Rein van der Kluit (erevoorzitter)
Overleden: Hendrik Andriessen - Klaas Bolt - Adriaan Engels - Dirk Andries
Flentrop - Jaap de Haan (erevoorzitter) - Cor Kee - Albert de Klerk - Ewald
Kooiman - Gustav Leonhardt - Willem Mudde - Adriaan C. Schuurman - Willem
Vogel
Bestuur KVOK
Henk Eijsenga (voorzitter), Hans Beek (1ste secretaris), Ad Krijger (2de
secretaris), Cor Rooijackers (penningmeester), Jack Gardeniers, Willeke Den
Hertog-Smits, Olga de Kort-Koulikova en Jeroen Pijpers
Adres secretariaat: Hans Beek - Klipper 49 - 9801 MT Zuidhorn - 0594 507876
[email protected]
Adres penningmeester: Cor Rooijackers - Professor Schermerhornlaan 91 -
5707 KG Helmond - 0492 548488 - [email protected]
Ledenadministratie KVOK
Harco Clevering - Jabbingelaan 21 - 9591 AL Onstwedde - 0599 331890 -
[email protected]
Bankrekeningen KVOK
Nederland - NL95INGB0000102003 (BIC: INGBNL2A) en
NL17ABNA0454803104 (BIC: ABNANL2A)
België - BE82000325820168 (BIC: BPOTBEB1XXX)
Duitsland - DE35280200507108715901 (BIC: OLBODEH2XXX)
Websites
verenigingssite: wwww.kvok.nl
nieuwssite: www.orgelenkerkmuziek.nl
Lidmaatschap KVOK
Men kan zich als lid opgeven bij de ledenadministratie. Leden kunnen zich
abonneren op de verenigingstijdschriften Het Orgel, Muziek&Liturgie en het
actualiteitenblad NotaBene (zie hieronder). Ze krijgen tevens de ZomerAgenda
(eenmaal per jaar een overzicht van orgelconcerten in de zomer) toegezonden.
Het lidmaatschap loopt parallel aan het kalenderjaar en wordt automatisch
verlengd indien niet één maand voor de vervaldatum is opgezegd.
Abonnementsvormen tijdschriften KVOK
Leden van de KVOK kunnen uit de volgende abonnementsvormen kiezen:
Muziek&Liturgie + nieuwsbrief € 50 (Europa € 60, buiten Europa € 65)
Het Orgel + nieuwsbrief € 60 (Europa € 70, buiten Europa € 75)
Muziek&Liturgie + Het Orgel + nieuwsbrief € 75 (Europa € 90, buiten Europa
€ 95)
Contributie
Informatie over de contributie en de tijdschriften waarop leden zich kunnen
abonneren kunt u vinden op de website van de KVOK. Ook kunt u contact
opnemen met de penningmeester.
Redactie Het Orgel
hoofdredacteur Jan Smelik - H. van Steenwijckstraat 10 - 8331 KK Steenwijk

0521 521276 - [email protected]
redacteuren Jan Hage (orgelmuziek)
René Verwer (orgelmuziek)
Jan R. Luth (kerkmuziek)
Cees van der Poel (orgelbouw)
Geert Jan Pottjewijd ([email protected])
De deadline voor inzending van de kopij voor Het Orgel is op de vijftiende dag
van de oneven maanden.
Corrector
Roel te Velde - Vianen
Vertalingen samenvattingen
Op de website www.hetorgel.nl staan samenvattingen van de artikelen die in
Het Orgel verschenen zijn. Vertalers: Dale Carr (Engels), Christian Michel
(Duits) en Willemijn Roodbergen (Frans)
Vormgeving
Jan en Gerda Smelik - Steenwijk
Druk
Drukkerij Verloop - Ablasserdam
Website
www.hetorgel.nl
Advertenties
Bureau Van Vliet B.V., Postbus 20, 2040 AA Zandvoort - 023-5714745.
Contactpersoon Sharon de Vries ([email protected]).
Website: www.bureauvanvliet.com

© KVOK 2014
ISSN 0166-0101

2 HET ORGEL 2014 | nummer 1

INHOUD

04 ‘Sechs Choräle 04

von verschiedener Art’ 18

Deel 2: De aan de orgelkoralen ten 30
grondslag liggende teksten (BWV 645, 650, 646)
Albert Clement 3HET ORGEL 2014 | nummer 1

14 Het Scheidemann-Selle symposium

in Hamburg
Een terugblik

Victor Timmer

18 Andreas en Marten de Mare

Orgelmakers uit de Renaissance
Deel 2: Werken van Andreas en Marten de Mare

Auke H. Vlagsma

30 Russische orgelmuziek

in negentiende en twintigste eeuw
Deel 2: De periode na1917

Olga de Kort-Koulikova

36 Orgelbouwnieuws

Barendrecht, Dorpskerk

Bussum, Koepelkerk
Oud-Beijerland, Bethabarakerk

44 Besprekingen

‘Sechs Choräle von

Over de interne samenhang van J.S. Bachs laatste collectie

Deel 2: De aan de orgelkoralen ten grondslag liggende teksten (BWV

In memoriam Otto J. de Jong († 2013)

Albert Clement Van dit drieluik over Bachs ‘Schübler Choräle’ verscheen deel I in Het Orgel 109 (2013) nummer
6, 28-35. In deel II zullen we nader ingaan op een aantal aan de desbetreffende composities ten grondslag liggende
teksten.1) Reeds een eerste blik op de liederen leert ons dat de eerder vanuit de muziekwetenschap naar voren
gebrachte opvattingen over deze teksten weinig reden tot vertrouwen in de daaruit voortvloeiende conclusies
bieden. Wanneer bijvoorbeeld wordt gesteld dat de afwezigheid van een de tempore groepering erop zou wijzen dat
een muzikale cyclus als zodanig niet voor een uitvoering door Bach zou zijn nagestreefd, dient men zich te realiseren
dat (a) we hier in werkelijkheid in vier gevallen (BWV 645, 648-650) met de tempore koralen te maken hebben en
in de andere twee gevallen met koralen omne tempore;2) (b) zo’n relatie tot het kerkelijk jaar niet automatisch een
andere theologische of liturgische context uitsluit.
In dit tweede deel zullen we de koraalteksten van een drietal composities uit de cyclus – de beide hoekdelen en
de compositie die hier als enige een dubbel opschrift heeft – nader bestuderen. De overige drie composities en de
conclusies van deze bijdrage zullen in het derde deel ter sprake worden gebracht.

1) Aan het begin van het eerste deel van dit drieluik memoreerde ik de grote betekenis die Casper Honders, destijds hoogleraar liturgiewetenschap aan de universiteit te
Groningen, voor mij persoonlijk heeft gehad. Niet lang na het verschijnen van dat eerste deel, op 12 november 2013, overleed Otto Jan de Jong, die in zijn leven onder meer
hoogleraar theologie (kerkgeschiedenis) en rector van de Universiteit Utrecht was. De indrukwekkende dankdienst voor zijn leven woonde ik op 19 november jl. bij in de
Amsterdamse Westerkerk. Ook aan hem bewaar ik de beste herinneringen. Hij was het, die mijn KNAW-aanvraag destijds ten volle ondersteunde en deze formeel onderte-
kende, samen met mijn promotor, Willem Elders. De betekenis van Otto J. de Jong (die eveneens zeer bevriend was met Casper Honders) voor mijn academische loopbaan
is eveneens aanzienlijk geweest. Hij zat ook de KNAW-sessie te Amsterdam voor waarin ik voor het eerst melding maakte van mijn onderzoeksresultaten met betrekking
tot BWV 645-650. Na het overlijden van Honders bleef hij voor mij een belangrijk gesprekspartner bij mijn onderzoek naar Bachs Clavierübung, derde deel, waarbij hij mij
regelmatig met opmerkingen van zijn eigen oud-leermeester, professor Willem Jan Kooiman, bekend maakte.
2) Vgl. Albert Clement, ‘De orgelkoraalbewerkingen van Joh. Seb. Bach in het kerkelijk jaar’, Het Orgel 86 (1990) 332-331. Heinz-Harald Löhlein, Johann Sebastian Bach.
Neue Ausgabe sämtlicher Werke Serie IV, Band 1. Orgelbüchlein, Sechs Choräle von verschiedener Art (Schübler Choräle), Orgelpartiten. Kritischer Bericht (Kassel etc. 1987) 162,
noemt BWV 649 in dit kader niet, hoewel de tekst ervan tot Paasmaandag behoort. Zie over de strofen die in BWV 649 (en BWV 646) worden gerefereerd de desbetreffende
paragraaf verderop in deze bijdrage.

4 HET ORGEL 2014 | nummer 1

DE MUZIEK

verschiedener Art’

e orgelkoralen (BWV 645-650) en de betekenis daarvan

645, 650, 646)

De uitgever van de Schübler Choräle in de Neue Bach Ausgabe (NBA), Het lied ‘Wachet auf, ruft uns die Stimme’ uit
Heinz-Harald Löhlein, vermeldt de bestemming van de cantates en Frewden=Spiegel deß ewigen Lebens (Frankfurt 1599) van Philipp Nicolai
geeft voor de koralen de aanduidingen van hun liturgische functie in
het algemeen, respectievelijk de ‘rubriek’ van elk lied in het gezangboek 5HET ORGEL 2014 | nummer 1
weer.3) Toch is deze informatie ontoereikend, daar hierbij werd overzien
dat in de gezangboeken van de zeventiende en achttiende eeuw één en
hetzelfde lied onder verschillende rubrieken vermeld kon staan. Het in
de NBA geboden overzicht is dientengevolge niet zeer verhelderend als
het gaat om een antwoord op de vraag waarom Bach nu juist deze kora-
len voor zijn verzameling van zes composities heeft uitgekozen.
Teneinde Bachs mogelijke bedoelingen met de Schübler Choräle daad-
werkelijk te kunnen begrijpen, is het essentieel dat we ons bewust zijn
van de praktische en creatieve wijze waarop zulke liederen in Bachs
tijd werden gebruikt. Bachs aantoonbaar levendige omgang met het
liedgoed kan in vergelijking met de praktijken van zijn tijdgenoten op
zichzelf niet als een uitzondering worden beschouwd. Om inzicht in de
situatie te verkrijgen is het dus zaak, zowel de liedteksten als hun bron-
nen uit Bachs tijd te bestuderen. Hun mogelijke betekenis binnen de ver-
zameling van zes composities zal vervolgens vanuit de context moeten
worden gededuceerd. Daarbij zullen ook de diverse classificaties van de
koralen in de gezangboeken uit Bachs omgeving in aanmerking moeten
worden genomen. Hiertoe zal thans een poging worden ondernomen,
beginnend met de beide hoekstukken van Bachs collectie.

DE AAN BWV 645 EN 650
TEN GRONDSLAG LIGGENDE KORALEN

De tekst van BWV 645
Het wachterlied ‘Wachet auf, ruft uns die Stimme’ verscheen in de
verzameling Frewden=Spiegel deß ewigen Lebens (Frankfurt 1599)

3) Löhlein, Kritischer Bericht IV/1, 161-162.

Philipp Nicolai In diverse geschriften van de theoloog Heinrich Müller, die aantoonbaar

met de titel ‘[...] von der Stimm zu Mitternacht und den klugen door Bach werd gerespecteerd, wordt dit lied niet alleen aangehaald bij
Jungfrauen, die ihrem himmlischen Bräutigam begegnen. Matth. 25’.4)
([...] over de stem te middernacht en de wijze maagden die hun Hemelse teksten voor de zevenentwintigste zondag na Trinitatis – in zijn preek
Bruidegom ontmoeten. Matt. 25). Philipp Nicolai (1556-1608) schreef
zijn Frewden=Spiegel ‘als ein Zeugniß eines friedlichen, fröhlichen, ‘Von dem Untergang der Welt’ [Over de ondergang der wereld] bijvoor-
christseligen Abschieds’.5) Hij adviseerde daarbij:
beeld, die hij voor deze dag schreef, wordt strofe 2 geciteerd en gevolgd
Ein Christ soll sich getrost darauf verlassen,
sobald er selig in dem Herrn heut oder morgen entschläft, door een welhaast enthousiast gebed door de ziel8) – maar onder meer
daß seine Seele dann fortschwebe mitten unter den heiligen
freudenreichen Engeln, ook in een preek voor de eerste zondag van Advent (opnieuw betreft
sehe Gott von Angesicht zu Angesicht und werde versammelt
zu ihrem Volk.6) het daarin strofe 2).9) Aangezien het advenire van de Koning, de komst

De aan het koraal ten grondslag liggende tekst, Matteüs 25:1-13, is te- van Christus, ook voor deze zondag het centrale onderwerp vormt, kan
vens de evangelielezing van de zevenentwintigste zondag na Trinitatis.
De cantate waarin we de oorspronkelijke versie van BWV 645 terug- Müllers praktische en creatieve omgang met de liederen aan de hand
vinden, was dan ook niet zonder toeval door Bach eveneens voor die
zondag geschreven (25 november 1731). De betreffende epistellezing van dit voorbeeld eenvoudigweg worden geïllustreerd. Zijn doelgericht
(1 Tess. 5:1-11) heeft de voorbereiding op de Jongste Dag tot thema.
In gezangboeken uit Bachs tijd en omgeving wordt het lied dienover- gebruik van liedteksten op deze wijze kan aan de hand van vele verdere
eenkomstig met de wederkomst van Christus, het laatste oordeel en het
eeuwige leven verbonden.7) voorbeelden worden onderstreept. Eén zo’n voorbeeld gaf ik al in het

4) Zie bijvoorbeeld Eduard Emil Koch, Geschichte des Kirchenlieds und Kirchengesangs eerste deel van deze bijdrage: de geciteerde tweede strofe van dit lied in
der christlichen, insbesondere der deutschen evangelischen Kirche (Stuttgart 1866-
1876; reprint. Hildesheim / New York 1973) band VIII, 663, en Johannes Kulp, Müllers Andacht nr. CCLX, voorzien van het opschrift ‘Vom Jüngsten
Die Lieder unserer Kirche [Handbuch zum evangelischen Kirchengesangbuch,
Sonderband], bearbeitet und hrsg. von Arno Büchner und Siegfried Fornaçon] Gericht. Hinauff!’10)
(Berlin 1958) 197.
5) Vgl. Koch, Geschichte des Kirchenlieds VIII, 664. In het geval van BWV 645 is de exacte strofe waarbij Bach zijn muziek
6) Ibid. (cursivering van mij).
7) Drie voorbeelden van zulke rubrieken uit deze gezangboeken zullen hier worden componeerde bekend, want in de cantate – en derhalve ook in de orgel-
vermeld: ‘Gerichtslieder’ [liederen over het laatste oordeel] – Neues vollständiges
Eisenachisches Gesangbuch (Eisenach 1673); ‘Vom jüngsten Tag’ [over de Jongste versie11) – betreft het vers 2:
Dag] – Schuldiges Lob GOttes / Oder: Geistreiches Gesang=Buch (Weimar 1713);
‘Von Christi zukunft zum gericht und jüngsten tage’ [Over Christus’ komst om te Zion hört die Wächter singen,
oordelen en de Jongste Dag] – Musicalisches Gesang=Buch, uitgegeven door Georg
Christian Schemelli (Leipzig 1736). Das Herz tut ihr vor Freuden springen,

6 HET ORGEL 2014 | nummer 1 Sie wachet und steht eilend auf.

8) Opgemerkt door Jost Casper, ‘Die Auslegungstradition im Text der Kantate
BWV 40’, Bach als Ausleger der Bibel. Theologische und musikwissenschaftliche Stu-
dien zum Werk Johann Sebastian Bachs, hrs. von Martin Petzoldt (Göttingen 1985),
49-76, hier 57-58 en 73, n. 89-91.

9) Vgl. bijvoorbeeld zijn Evangelische Schlußkette / Und Krafft=Kern / Oder Gründ-
liche Auslegung der gewöhnlichen Sonntags=Evangelien [...] (Franckurt am Mayn
1672) 21.

10) Op. cit., 806-812. Zie Het Orgel 109/6 (2013) 30.

11) Het feit dat het incipit van het koraal boven de orgeltranscriptie verschijnt,
impliceert niet dat Bach zijn ideeën hieromtrent zou hebben veranderd en thans
de eerste strofe op het oog zou hebben gehad. In het vermelden van het incipit
van de volledige koraaltekst volgde Bach eenvoudigweg de conventies van zijn tijd
en omgeving. Dit gebruik heeft evenwel continu tot misverstanden bij latere Bach-
onderzoekers geleid, aangezien deze doorgaans het uitgangspunt hanteerden
dat Bach in al zulke gevallen naar de eerste tekststrofe verwees. De Nederlandse
theoloog Caspar Honders behoorde tot de eersten die deze misvatting krachtig
aan de kaak stelden. Later hebben andere geleerden dit inzicht overgenomen, wat
tot aanzienlijke bijstellingen in de literatuur heeft geleid.
In het geval van de Schübler Choräle behoort Mark Bighly tot de zeer weinige
auteurs die zich van dit fenomeen bewust zijn, zoals blijkt uit zijn volgend, uitdruk-
kelijk advies: ‘German chorale preludes are commonly given a title that is as much
a tune name as it is the first line of a specific hymn text. We must be careful to
keep this distinction in mind when considering the hymn text, for German Luthe-
ran hymns commonly have several or even many stanzas that are sung to that
same tune’. Vgl. Mark Bighley, ‘The Schübler Chorales as Cycle: A Liturgical and
Theological Perspective’, The Organ Yearbook 22 (1991) 97-118, hier 98-99.
Daarentegen heeft Martin Balz in een – overigens interessante – bijdrage over
parodievraagstukken betoogd, dat de Schübler Choräle als geheel autonome
werken zouden moeten worden beschouwd, aangezien de directe relatie tussen
woorden en muziek zoals aanwezig in de desbetreffende cantates door Bach met
opzet zou zijn verbroken op het moment dat de componist uitsluitend de incipits
in zijn publicatie van BWV 645-650 vermeldde. Zie Martin Balz, ‘Zum Verhältnis
von Wort und Ton in Choralbearbeitungen von J.S. Bach und G. Fr. Kauffmann’,
Ars Organi 39/3 (1991) 160-165, hier 163. Indien deze opvatting correct zou zijn,
(a) zouden echter conform deze argumentatie alle koraalgebonden orgelwerken
van Bach ‘autonoom’ zijn, terwijl onderzoek uitdrukkelijk en sluitend heeft aange-
toond dat het tegendeel waar is; (b) zou het vermelden van een ander koraal dan
het oorspronkelijk in de cantate gebruikte bij BWV 650 geen enkele zin hebben.
De opvatting van Balz dat Bach zelf soms woord-toonrelaties zou hebben vernie-
tigd teneinde een ‘puur muzikale’ luisterervaring bij het publiek te bewerkstelligen,
is falend en het gevolg van een verwarring van conventies uit de achttiende en
twintigste eeuw. Zie over deze thematiek ook Albert Clement, Der dritte Teil der
Clavierübung. Musik – Text – Theologie (Middelburg 1999) 37-38.

Ihr Freund kommt vom Himmel prächtig, gebruikte, wordt bovenaan de orgelversie het incipit van een minder
Von Gnaden stark, von Wahrheit mächtig, bekend koraal van Kaspar Friedrich Nachtenhöfer (1624-1685) ver-
Ihr Licht wird hell, ihr Stern geht auf. meld: ‘Kommst du nun, Jesu, vom Himmel herunter auf Erden’. Het lied
Nun komm, du werte Kron, verscheen in 1667 in het zogeheten Coburgisches Gesang=Buch. Indien
Herr Jesu, Gottes Sohn! we de vraag naar Bachs beweegreden voor de keuze van dit lied als op-
Hosianna! schrift bij het laatste van zijn Schübler Choräle willen beantwoorden,
Wir folgen all zum Freudensaal zullen we ons in de tekst ervan moeten verdiepen. Van alle in de litera-
Und halten mit das Abendmahl. tuur aanwezige beschrijvingen van dit koraal is er slechts één in zoverre
correct, dat deze door de bronnen wordt gerechtvaardigd: het betreft
Indien men zich rekenschap geeft van (a) het feit dat het lied was ge- de omschrijving als ‘Weihnachtlied’. (Andere auteurs spreken in dit ver-
schreven teneinde ‘ein Zeugniß eines friedlichen, fröhlichen, christseli- band over een lied voor Advent.12)) Het opschrift van het lied luidde
gen Abschieds’ (zie boven) te creëren, (b) de liturgische traditie van dit oorspronkelijk: ‘Christi Menschwerdung der Menschen Seligkeit’.13) (De
lied in de zeventiende en achttiende eeuw en (c) Bachs staat van ge- menswording van Christus tot gelukzaligheid der mensen.) Uit de tekst
zondheid in de tijd dat hij de cyclus van zes orgelwerken concipieerde, van het lied wordt evenwel duidelijk dat het in wezen niet zo eenduidig
zou men de vraag kunnen (en moeten) stellen of soortgelijke motieven met Kerstmis verbonden is. Dit gegeven zal Bach niet zijn ontgaan. Zo
als die golden voor Nicolai ook Bach ertoe zouden kunnen hebben be- wordt in strofe 2 meegedeeld dat Christus de mensheid heeft verlost van
wogen, een dergelijk getuigenis af te leggen. Voordat hierover wellicht de erfzonde. In strofe 5 wordt Jezus gebeden, de mens in het eeuwige
enige conclusies kunnen worden getrokken, is het noodzakelijk om ook leven te leiden, alwaar deze voor altijd in vreugde bij God kan zweven.
de overige liedteksten en hun context nader te bestuderen. We zullen Deze gedachten zullen Bachs keuze bepaald hebben, aangezien we hier
onze aandacht nu eerst richten op het andere hoekdeel van de cyclus. dezelfde eschatologische motieven aantreffen als in het andere hoekdeel
waarmee BWV 650 het raam van deze verzameling vormt: het koraal
De tekst van BWV 650 dat aan BWV 645 ten grondslag ligt. Het komen van Christus, de adven-
Dat Bach BWV 650, de laatste bewerking uit de cyclus van zes koralen, tus, is een thema dat de beide liedteksten gemeenschappelijk hebben.
bij wijze van uitzondering een andere titel meegaf dan de tekst van het Ook wanneer Bach de muziek in dit geval de vroegere tekst (BWV 137,
desbetreffende deel uit de cantate zou doen vermoeden, is uitermate 2) niet dermate exact ‘op het lijf’ heeft geschreven als hij dit in sommige
betekenisvol. De woorden van het tweede deel uit de cantate Lobe den andere composities heeft gedaan, zal hij er stellig op hebben gelet dat
Herren, den mächtigen König der Ehren (BWV 137), gecomponeerd de nieuwe tekst minstens tot op zekere hoogte in overeenstemming zou
voor de twaalfde zondag na Trinitatis en voor het eerst uitgevoerd op zijn met de reeds bestaande muziek.14) En een nadere blik op beide tek-
19 augustus 1725, luiden:
12) Voorbeelden van auteurs die dit doen zijn Hans Luedtke, ‘Seb. Bachs
Lobe den Herren, der alles so herrlich regieret, Choralvorspiele’, Bach-Jahrbuch 15 (1918) 1-96, hier 67; Hermann Keller, Die
Der dich auf Adelers Fittichen sicher geführet, Orgelwerke Bachs. Ein Beitrag zu ihrer Geschichte, Form, Deutung und Wiedergabe
Der dich erhält, (Leipzig 1948) 196; Ulrich Meyer, ‘Über J. S. Bachs Orgelchoralkunst’, Theologische
Wie es dir selber gefällt; Bach-Studien I [Beiträge zur theologischen Bachforschung 1] (Neuhausen-
Hast du nicht dieses verspüret? Stuttgart 1987) 7-46, hier 38; Alfred Dürr, Die Kantaten von Johann Sebastian Bach
(München / Kassel etc. 51985) Bd. II, 562.
In plaats van de tweede strofe uit het loflied van Joachim Neander,
welke Bach met enigszins gewijzigde bewoordingen in het cantatedeel 13) Albert Fischer, Das deutsche evangelische Kirchenlied des 17. Jahrhunderts, hrsg.
und vollendet von W. Tümpel (Gütersloh 1904-1916) Bd. IV, 335. Georg Christian
Schemelli, Musicalisches Gesang=Buch (Leipzig 1736) geeft als titel: ‘Von der geburt
Jesu Christi’.

14) Wanneer Ulrich Meyer, op. cit., 35, evenwel opmerkt: ‘Bach konnte Musik

Liedtekst ‘Kömmst du nun, JEsu’ 2.Was ich in Adam und Eva 3. Teufel und Hölle,
durch Sterben verloren, die zürnen und halten zusammen,
1. Kömmst du nun, JEsu, Hast du mir, JEsu, wollen mich Sünder verschlingen
vom Himmel herunter auf Erden? durch Leben und Leyden erkohren. und gäntzlich verdammen.
Soll nun der Himmel und Erde Gütiger GOTT, Mächtiger GOTT,
vereiniget werden? Alle mein Jammer und Noth Wende den Jammer und Noth!
Ewiger GOTT, Endet sich, da du gebohren. Tilge die höllischen Flammen!
Kan dich mein Jammer und Noth
Bringen zu Menschen=Geberden? 5. Führe mich endlich, O JEsu, Coburg 1667 (Fischer / Tümpel IV, 355-356);
ins ewige Leben, zie ook Georg Chr. Schemelli, Musicalisches
4. Gib mir, O JEsu, Welches du allen, die gläuben, Gesang=Buch (Leipzig 1736) 134
nur heilige, gute Gedancken, versprochen zu geben,
Halte die Glieder des Leibes da ich bey GOTT 7HET ORGEL 2014 | nummer 1
in heiligen Schrancken. Ohne Not, Jammer und Tod
Heiliger GOTT, ewig in Freuden kan schweben.
laß mich nach deinem Gebot
Hertzlich im Glauben dir dancken!

sten (zie de volledige tekst van ‘Kommst du nun, Jesu [...]’ op de vorige Nun lob, mein Seel, den Herren,
pagina) leert ons al snel, dat deze inderdaad een duidelijke analogie ver- Was in mir ist, den Namen sein.
tonen. Met onze kennis van de uiterst nauwgezette wijze waarop Bach Sein Wohltat tut er mehren,
zijn teksten las,15) kan er geen twijfel over bestaan dat hij de parallel Vergiß es nicht, o Herze mein.
tussen de vroegere tekst en strofe 5 uit het lied van Nachtenhöfer heeft Hat dir dein Sünd vergeben
opgemerkt. Niet alleen sluit deze strofe – zoals men proefondervinde- Und heilt dein Schwachheit groß,
lijk eenvoudig kan vaststellen – veel beter aan bij de muziek dan enige Errett’ dein armes Leben,
andere strofe uit dit lied, maar bovendien bestaat er een opmerkelijke Nimmt dich in seinen Schoß,
overeenkomst met de inhoud van de tweede strofe uit Neanders ko- Mit rechtem Trost beschüttet,
raal: Verjüngt dem Adler gleich;
Der Kön’g schafft Recht, behütet,
Führe mich endlich, O Jesu, ins ewige Leben, Die leidn in seinem Reich.
welches du allen, die glauben, versprochen zu geben,
da ich bey Gott Het is opmerkelijk dat uitgerekend de cantate waarin Bach strofe 1
ohne noth, jammer und Tod,
ewig in freuden kan schweben.16) citeert, Gotlob! Nun geht das jahr zu Ende BWV 28, door hem is ge-

In beide teksten is sprake van het feit dat de mens door God geführt componeerd voor de zondag na Kerstmis – een dag waarop God ook
wordt. In de vroegere tekst wordt dit Führen als ‘auf Adelers Fittichen’
(op de vleugels van een adelaar) omschreven, waarbij ook wordt ge- in Bachs cantate wordt
zegd dat God de mens ‘erhält’ (behoudt). De latere tekst spreekt over
het leiden in het eeuwige leven. In de christelijke symbooltaal is de ade- gedankt voor het goe-
laar zinnebeeld van vernieuwing of verjonging en een teken van de ten
hemel stormende ziel.17) de dat in het oude jaar
Bach was met deze betekenis aantoonbaar vertrouwd.18) Zo kennen we
een aantal composities van hem waarin hij gebruikt maakt van het be- is ontvangen, en Hem
kende, door Johann Gramann (1487-1541) [ook bekend als Poliander],
ooit rector van de Thomasschule in Leipzig, geschreven lied ‘Nun lob, ook in de toekomstige
mein Seel, den Herren’,19) waarvan de eerste strofe als volgt luidt:20)
tijd om zijn vrede en
einem Text ‘auf den Leib schreiben’ und sie doch später einem ganz anderen Text
zuweisen’, is het woord ‘ganz’ er naar mijn mening echter één te veel, aangezien nabijheid wordt ge-
juist de aanwezigheid van een tertium comparationis ook voor Bach essentieel
was. vraagd. De woorden

15) Hiervoor leveren onder meer de aantekeningen van Bach in zijn Calovius- ‘Verjüngt dem Adler
commentaar indrukwekkend bewijs. Slechts één voorbeeld noem ik hier ter
illustratie: in zijn bespreking van de zondeval geeft Abraham Calov uitvoerige gleich’ worden daarin
Luther-citaten, vooral met betrekking tot Genesis 3:7. Calov kort Luthers com-
mentaar hierbij één zin in; Bach noteert de ontbrekende woorden zorgvuldig in de door Bach, zoals ie-
marge.
mand die met zijn mu-
16) Geciteerd naar het gezangboek van Schemelli.
zikale taal vertrouwd
17) Vgl. o.a. Psalm 103:5 en Jesaja 40:31.
is ook van hem zou
18) Hier kan verwezen worden naar een zeer ruim aantal voorbeelden uit Bachs
oeuvre, zoals zijn gebruik van diverse koralen waarin de adelaar wordt vermeld verwachten, treffend
(zie de voetnoot hieronder), zijn gebruik van andere vrij gedichte teksten, zoals
het derde deel uit zijn cantate Ich will den Kreuzstab gerne tragen (BWV 56), waarin via een opvallende,
in deel 3 de regels ‘Da krieg’ ich in dem Herren Kraft, da hab’ ich Adlers Eigenschaft,
da fahr’ ich auf von dieser Erden’ voorkomen (zie voor een uitleg Renate Steiger, stijgende melodische
‘Eine emblematische Predigt. Die Sinnbilder der Kantate ‘Ich will den Kreuzstab
gerne tragen’ (BWV 56) von Johann Sebastian Bach’, Musik und Kirche 60 (1990) lijn (anabasis) tot uit-
65-81) en een groot aantal verwijzingen in Bachs voornoemde Calovius-commen-
taar. drukking gebracht.21)

19) Alleen al in zijn vocale oeuvre – dus nog afgezien van Bach bewerkingen voor Zowel Nachtenhöfers
orgel, die aan de lezers van Het Orgel bekend zijn – betreft het een aanzienlijke
hoeveelheid voorbeelden, waaruit blijkt dat Bach dit koraal zeer moet hebben lied als de tekst van het
gewaardeerd. Tot deze voorbeelden behoren de cantates Wer Dank opfert, der
preiset mich (BWV 17), deel 7: strofe 3; Gotlob! Nun geht das Jahr zu Ende, deel 2: tweede deel uit BWV
strofe 1; Wir danken dir, Gott, wir danken dir BWV 29, deel 8: strofe 5 (deze can-
tate werd nog opnieuw door Bach uitgevoerd op 25 augustus 1749); Jauchzet Gott 137 gaan uit van een
in allen Landen BWV 51, deel 4: strofe 5; Ihr Menschen, rühmet Gottes Liebe (BWV
167), deel 5: strofe 5 alsmede het motet Singet dem Herrn ein neues Lied (BWV vreugdevolle grondge-
225), deel 2: strofe 3.
dachte waaraan de mu-
20) Geciteerd naar BWV 28,2; cursivering door mij.
ziek van Bach in beide
8 HET ORGEL 2014 | nummer 1
gevallen geheel en al

beantwoordt. De cir-

culerende figuratie in Psalm 103, fragment uit de Bachs Calovius-bijbel
zestienden (in de muzi-

kale retorica als circulatio aangeduid) in het cantatedeel is geïnspireerd

door het beeld van de vliegende adelaar; in BWV 650 kan deze figura-

tie uitstekend worden verbonden met de tekstidee van het ‘in Freude

schweben’.22) Voorts zal het Bach niet slecht zijn uitgekomen dat de

21) Een dergelijke melodische lijn, die zowel in de basstem als in de begeleiding
aanwezig is, treft men in het gehele cantatedeel alleen op deze plaats aan; boven-
dien overtreft de omvang ervan het octaaf, Gr. diapason, waarmee Bach hier en
elders het betreden van een nieuw bereik weergeeft.

22) Reeds Albert Schweitzer merkte op dat de muziek hier bepaald is door het

‘Wo soll ich fliehen hin, od: Auf meinen lieben Gott’ (BWV 646) uit Bachs Sechs Choräle von verschiedener Art

lange noot (in het Duits ‘Haltetoon’ genoemd) op ‘erhält’ in BWV 137, DE AAN BWV 646 EN 649
2 bij gebruik van de woorden uit strofe 5 van Nachtenhöfers lied na- TEN GRONDSLAG LIGGENDE KORALEN
druk verleent aan het woord ‘Gott’.
Concluderend kan worden vastgesteld dat het duidelijk eschatologi- De tekst van BWV 646
sche motieven moeten zijn geweest die Bach ertoe hebben bewogen, Het opschrift van BWV 646 vermeldt twee koralen: ‘Wo soll ich fliehen
BWV 650 het huidige opschrift te geven en deze koraalbewerking hin’ en ‘Auf meinen lieben Gott’. Anders dan bij alle andere composities
daarmee, samen met BWV 645, een raamfunctie in zijn verzameling uit de verzameling kan hier geen liedstrofe worden aangewezen die in
van de zes werken te verlenen. Immers, beide composities refereren eerdere instantie met de muziek in verband stond, aangezien van BWV
aan het ingaan in de eeuwigheid; Bach zal het komen van Christus in 646 geen oorspronkelijk cantatedeel als origineel bekend is. Een con-
deze context dan ook in eschatologische zin hebben begrepen en be- clusie op grond van analogie diende sommige geleerden tot argument
doeld. Hoe verhouden zich deze bevindingen tot de andere vier koraal- ten faveure van hun hypothese dat het ook hier een transcriptie zou
bewerkingen? Teneinde hier een antwoord op te kunnen geven, zullen betreffen: zoals bij de andere vijf composities uit de verzameling BWV
we eerst de beide andere driestemmige composities uit de verzameling, 645-650 zou het opnieuw om een bewerking gaan van een deel uit een
die daar elk geflankeerd naast de twee hierboven besproken werken cantate, dat in dit geval verloren zou zijn gegaan. Een andere theorie
een plaats hebben, bestuderen. is geponeerd door Alfred Dürr, die BWV 646 als een arrangement van
BWV 694 beschouwde.23) Indien men zich evenwel bewust is van de
beeld van een adelaar en verwees hierbij naar de aria ‘Auf meinen Flügeln sollst verschillen tussen beide composities in onder meer toonsoort (e mineur
du schweben’, deel 7 uit de wereldlijke cantate Laßt uns sorgen, laßt uns wa- versus g mineur), maatsoort ( versus 3/4), alsmede de ligging en no-
chen (BWV 213) (of, zoals het libretto in de gedrukte tekst van Picander wordt tatie van de cantus firmus (middenregister versus basregister; notatie
genoemd: Herkules auf dem Scheidewege. Dramma per musica). Zie Albert in kwarten, dat wil zeggen vier c.f.-noten per maat versus notatie in
Schweitzer, Die Orgelwerke Johann Sebastian Bachs. Vorworte zu den ‘Sämtlichen gepunteerde halven, d.w.z. één c.f.-noot per maat), is het onmogelijk,
Orgelwerken’. Mit einer Einleitung von Harald Schützeichel (Hildesheim 1995)
247. De volledige tekst van dit cantatedeel luid als volgt: Auf meinen Flügeln 23) Zie voor een bespreking van Dürrs opvatting en die van anderen Löhlein,
sollst du schweben, / Auf meinem Fittich steigest du / Den Sternen wie ein Adler Kritischer Bericht IV/1, 156-159. Het argument voor Dürrs classificatie van BWV
zu. / Und durch mich / Soll dein Glanz und Schimmer sich / Zur Vollkommenheit 646 als origineel orgelwerk is volgens Löhlein gebaseerd op een vergelijking met
erheben. BWV 694: we zouden daarbij te maken hebben met een compositie ‘gleichen
Dit voorbeeld is inderdaad illustratief, aangezien het zweven op de vleugels van de Titels aus der Gruppe der einzeln überlieferten Orgelchoräle’ (ibid., 157). Hier dient
adelaar hier ook met behulp van circulatio-figuren wordt uitgebeeld. In vele an- evenwel te worden opgemerkt dat de titel slechts ten dele gelijk is, aangezien het
dere werken van Bach wordt een vergelijkbare voorstelling van zweven in de lucht incipit van een tweede koraal bij BWV 694 ontbreekt.
op deze wijze tot uitdrukking gebracht (zie bijvoorbeeld BWV 130,5: ‘Schar’;
BWV 226,1: ‘Geist’; BWV 768, Var. 10: ‘Engelein’). 9HET ORGEL 2014 | nummer 1

Liedtekst ‘Wo soll ich fliehen hin’

1.Wo soll ich fliehen hin, 2. O Jesu, voller gnad, 3. Ich, dein betrübtes kind, 4. Durch dein unschuldig blut,
weil ich beschweret bin auf dein geboth und rath werf alle meine sünd, die schöne rothe fluth,
mit vielen grossen sünden, kommt mein betrübt gemüthe so viel ihr in mir stecken, wasch ab all meine sünde,
wo kan ich rettung finden? zu deiner grossen güte, und mich so heftig schrecken, mit trost mein herz verbinde,
wenn alle welt herkäme, laß du auf mein gewissen in deine tiefen wunden, und ihr nicht mehr gedenke,
mein angst sie nicht wegnähme. ein gnadentröpflein fliessen. da ich stets heil gefunden. ins meer sie tief versenke.

5. Du bist der, der mich tröst, 6. Ist meine bossheit gross, 7. Mir mangelt zwar sehr viel, 8. Und wenn des satans heer
weil du mich hast erlöst, so werd ich ihr doch los, doch was ich haben will, mir ganz entgegen wär,
was ich gesündigt habe, wenn ich dein blut auffasse, ist alles mir zu gute darf ich doch nicht verzagen,
hast du verscharrt im grabe, und mich darauf verlasse. erlangt mit deinem blute, mit dir kann ich sie schlagen,
da hast du es verschlossen, wer sich zu dir nur findet, damit ich überwinde dein blut darf ich nur zeigen,
da wirds auch bleiben müssen. all angst ihm bald verschwindet. tod, teufel, höll und sünde. so muß ihr trutz bald schweigen.

9. Dein blut, der edle saft, 10. Darum allein auf dich, 11. Führ auch mein herz und sinn 12. Amen zu aller stund,
hat solche stärk und kraft, Herr Christ, verlaß ich mich, durch deinen Geist dahin, sprech ich aus herzensgrund,
daß auch ein tröpflein kleine itzt kan ich nicht verderben, das ich mög alles meiden, du wollest uns ja leiten,
die ganze welt kan reine, dein reich muß ich ererben, was mich und dich kann scheiden, Herr Christ, zu allen zeiten,
ja, gar aus teufels rachen, denn du hast mirs erworben, und ich an deinem leibe Auf daß wir deinen namen
frey, los und ledig machen. da du für mich gestorben. ein gliedmaaß ewig bleibe. ewiglich preisen. Amen.

Georg Chr. Schemelli, Musicalisches Gesang=Buch (Leipzig 1736) 68-69

Alfred Dürr in zijn hypothese te volgen.24) representeren.27) Deze waarneming is correct maar als zodanig geen
De theorie dat het hier een transcriptie van een cantate zou betreffen – afdoende verklaring voor Bachs werkwijze in dit specifieke geval. Er
een theorie die eveneens uitsluitend op het vermoeden van mogelijke bevinden zich onder zijn orgelwerken meer voorbeelden van tekstge-
analogie berust – is niet overtuigender dan die van Dürr. In feite bestaat bonden composities met dubbele titels. De desbetreffende tekstparen
er geen enkele reden om BWV 646 niet eenvoudigweg als originele or- hebben doorgaans bronnen of thema’s gemeenschappelijk. De situatie
gelcompositie te beschouwen, aangezien bij BWV 646 vergt een andere uitleg.
a) er geen bewijs bestaat voor de aanwezigheid van een ‘model’ uit een Johann Heermann (1585-1647) publiceerde het koraal ‘Wo soll ich
cantate; fliehen hin’ in zijn verzameling DEVOTI MUSICA CORDIS, Hauß= vnd
b) een vergelijking met andere werken uit de verzameling BWV 645- Herz=Musica (1630); het opschrift luidt: ‘Trostgesänglein, darinnen ein
650 tot het inzicht leidt, dat dit werk zich van de andere onderscheidt betrübtes Hertz alle seine Sünden mit wahrem Glauben auff Christum
door een idiomatisch karakter als orgelwerk; leget. Aus Taulero’.28) Heermann heeft zijn ‘Gesänglein’ de melodie van
c) het componeren van een nieuw werk voor een grootmeester als ‘Auf meinen lieben Gott’ toegewezen.29) De vraag uit de eerste regel van
Bach stellig de conceptie van een muzikaal bouwplan voor de verza- strofe 1 wordt in strofe 2 beantwoord. Het gehele lied wordt bepaald
meling heeft vereenvoudigd (zoals ook uit een overzicht van potentieel door de kruisdood van Christus en de verlossing door zijn bloed (zie de
te transcriberen cantatedelen moge blijken25)) en het ontwerp van een integrale tekst in het kader op deze bladzijde.) Bach was zich er zonder
theologisch bouwplan (dit zal in het laatste deel van mijn bijdrage in enige twijfel sinds zijn jeugd van bewust dat het lied dezelfde melodie
een volgend nummer van Het Orgel worden besproken) mogelijk heeft had als ‘Auf meinen lieben Gott’, aangezien dit in het Eisenachisches
gemaakt.26) Gesangbuch, waarmee Bach in zijn vroege jeugd opgroeide, is aange-
Peter Williams heeft er al in 1980 op gewezen dat de beide incipits in geven.30)
het opschrift boven BWV 646 als het ware een vraag en antwoord De dichter van het lied ‘Auf meinen lieben Gott’ is vermoedelijk Sieg-
mund Weingärtner, een geestelijke uit (de omgeving van) Heilbronn
24) Ibid., 157. De aanwezigheid van vergelijkbare motieven in beide composities omstreeks 1600.31) De Hoog-Duitse tekst verscheen in een gezang-
kan evenmin als argument ter ondersteuning van Dürrs hypothese worden
beschouwd. In andere Bach-werken die op eenzelfde koraal zijn gebaseerd, 27) Peter Williams, The Organ Music of J.S. Bach II (Cambridge 1980) 105.
kan men eveneens identieke motieven aantreffen, zonder dat daarbij evenwel
onderling van een transcriptie of bewerking sprake is. 28) Vgl. Fischer/Tümpel, op. cit., Bd. I, 268; Koch, op.cit. VIII, 228.

25) Ibid., 163. 29) Ibid.

26) Deze argumenten tegen transcriptie-theorieën bood ik al in de jaren ’90 aan 30) Neues vollständiges Eisenachisches Gesangbuch (Eisenach 1673), 361: ‘Glau-
(zie hierover voetnoot 1 in Het Orgel 109,6 (2013), 28. In het Bach-Handbuch benslied aus dem Blut Christi. / Johan Heerman. / Im Tohn: Auf meinen lieben
(Kassel etc. 1999), hrsg. von Konrad Küster, wordt BWV 646 – voor zover ik zie Gott [...]’.
voor het eerst na mijn eigen publicaties hierover – als oorspronkelijk orgelwerk
beschouwd, waarbij nog meer argumenten ter onderbouwing van deze opvatting 31) Zie bijvoorbeeld Koch, op.cit., VIII, 375; Kulp, op.cit., 448.
worden gegeven.

1 0 HET ORGEL 2014 | nummer 1

Liedtekst ‘Auf meinen lieben Gott’

1. Auf meinen lieben Gott 2. Ob mich mein sünd anficht, 3. Ob mich der tod nimmt hin
trau ich in angst und noth, will ich verzagen nicht, sterben ist mein gewinn,
der kan mich allzeit retten auf Christum will ich bauen und Christus ist mein leben,
aus trübsal, angst und nöthen und ihm allein vertrauen; dem thu ich mich ergeben,
mein unglück kan er wenden, ihm thu ich mich ergeben ich sterb gleich heut oder morgen,
steht alls in seinen händen. im tod und auch im leben. mein seel wird Gott versorgen.

4. O mein Herr Jesu Christ, 5. Erhöre gnädiglich, 6. Amen, zu aller stund,
der du so gduldig bist mein trost, das bitt ich dich, sprech ich aus herzensgrund,
für mich am kreuz gestorben hilf mir am letzten ende, du wollest uns thun leiten,
hast mir das heil erworben, nimm mich in deine hände, Herr Christ, zu allen zeiten,
auch uns allen zugleiche daß ich selig abscheide Auf daß wir deinen namen
das ewge himmelreiche. zur himmelischen freude. ewiglich preisen. Amen.

Georg Chr. Schemelli, Musicalisches Gesang=Buch (Leipzig 1736) 362-363

boek, gedrukt te Wittenberg en Neurenberg in 1607.32) In de vroegste ke context zij in Bachs geestelijke omgeving werden begrepen en toe-
bronnen wordt het – net zoals Heermanns lied – aangeduid als een lied gepast. Dergelijk onderzoek leidt tot het in deze samenhang significante
van vertroosting.33) Oorspronkelijk kende het vijf strofen (zoals het nu resultaat dat deze twee koralen in het bijzonder in relatie tot eschatolo-
in het Evangelisches Gesangbuch doet34)), maar al in 1620 verschenen gische thematiek worden geciteerd.39) Ze verschijnen dan ook vaak als
vier toegevoegde strofen, die voor de laatste strofe waren ingevoegd.35) troostliederen in bundels, in het bijzonder binnen het kader van de ars
In gezangboeken uit Bach tijd vindt men soms één of meer van deze moriendi.40) Dat het lied van Heermann ook in verband met het Laat-
later toegevoegde strofen: in het gezangboek uit Weimar, 1713, zijn ze ste Avondmaal wordt geciteerd,41) is evenmin verrassend, aangezien de
alle vier aanwezig; in het gezangboek uit Eisenach, 1673, en dat van tekst expliciet en uitvoerig het bloed van Christus tot thema heeft.42)
Schemelli, 1736, is alleen de strofe beginnend met de woorden ‘Erhöre Men dient zich hier te bedenken dat de viering van het Avondmaal in
gnädiglich’ aanwezig (vgl. de tekst, weergegeven volgens Schemelli, in de tijd en omgeving van Bach uitdrukkelijk een meervoudige betekenis
het kader op deze bladzijde.) had: die van gedenken van Jezus’ avondmaal met zijn discipelen, maar
ook die van het voelen van de aanwezigheid van God in het heden en
De melodie die de beide koralen ‘Wo soll ich fliehen hin’ en ‘Auf meinen het uitzien van de gelovigen naar de hemelse dis, waaraan de hemelse
lieben Gott’ delen, is van de hand van de Nederlander Jacob Regnart bruidegom de gelovige zielen zal uitnodigen, met andere woorden: er is
(1540-1599).36) Deze was oorspronkelijk bedoeld voor een wereldlijke een belangrijke eschatologische connotatie in de viering besloten.
tekst, ‘Venus, du und dein Kind sind alle beide blind’ en verscheen voor August Pfeiffer beschrijft het Avondmaal dan ook zeer veelbetekenend
het eerst in druk te Neurenberg in 1574.37) Zoals al in de literatuur werd als een ‘Stärckmal gegen die Todes=Reise’.43) We weten dat Bach kort
opgemerkt (zie boven) verhouden de eerste regels van de beide ko- voor zijn dood dit ‘Stärckmal’ ontving: het werd hem op 22 juli 1750
ralen zich als vraag en antwoord.38) Ten derde laten de beide liederen uitgereikt door zijn biechtvader, de predikant dr. Christoph Wolle.44) En
inhoudelijk duidelijke overeenkomsten zien. Ze bieden beide troost en
noemen de overwinning op de dood door het bloed van Christus; bo- 39) Vele voorbeelden kunnen worden gevonden in Müllers PRAESERVATIV en in
vendien hebben ze hun laatste strofe gemeen. zijn Erquickstunden. Zie voor ‘Wo soll ich fliehen hin’ ook Koch, op. cit., VIII, 229.
Met alleen bovenstaande observaties zou evenwel een ontoereikende
uitleg van deze twee liederen en hun positie binnen de Schübler Choräle 40) Van deze praktijk bestaan ook biografische voorbeelden: zie Koch, op. cit., VIII,
zijn gegeven. We dienen waar mogelijk ook de vraag na te gaan, in wel- 229-230; 375ff.

32) Kulp, op. cit., 448. 41) Eén voorbeeld ter illustratie zij hier vermeld: August Pfeiffer, Der wolbewährte
Evangelische Aug=Apfel / Oder schrifftmässige Erklärung aller Articul der
33) Fischer /Tümpel, op. cit., Bd. IV, 470: ‘Trost in Gott’. Augspurgischen CONFESSION (Leipzig 1685), bevat een citaat van dit lied bij
Pfeiffers uitleg van het ‘X. Articul der Augspurgischen Confession Von Des Herren
34) Evangelisches Gesangbuch, nr. 345. Abendmahl’, 559. Ook Pfeiffers Evangelische Aug=Apfel bevond zich in Bachs
persoonlijke bibliotheek.
35) Kulp, op. cit., 449.
42) Zie voor een uitleg van dit lied vanuit dit perspectief Lothar en Renate Steiger,
36) Ibid. ‘Überblick über Phänomenalität und Hinsichten des Redens vom Blut Jesu im
Werk Bachs und deren theologische Mitte. Kantate 5 ‘Wo soll ich fliehen hin’,
37) Ibid. in A.A. Clement (ed.), Das Blut Jesu und die Lehre von der Versöhnung im Werk
Johann Sebastian Bachs / The Blood of Jesus and the Doctrine of Reconciliation
38) Op eenzelfde wijze werd de eerste regel van Heermans koraal in Bachs tijd in the Works of Johann Sebastian Bach. Proceedings of the International
in verband gebracht met de eerste regel van het koraal ‘Allein zu dir, Herr Jesu Colloquium, Amsterdam, 14-17 September 1993. Royal Netherlands Academy
Christ’. Dit verband vindt men bijvoorbeeld op een in 1720 in de Pfalz geslagen of Arts and Sciences [Verhandelingen, Afd. Letterkunde, Nieuwe reeks, deel 164]
medaille, waarbij de teksten vergezeld gaan van een afgebeelde duif aan de ene (Amsterdam/ Oxford/ New York/ Tokyo 1995) 103-137.
zijde en de gekruisigde Heiland aan de andere zijde (vgl. Koch, op. cit., VIII, 228),
maar ook in Bachs huisbibliotheek, en wel in Heinrich Müllers Evangelisches 43) August Pfeiffer, Apostolische Christen=Schule / Darinnen Die ordentlichen
PRAESERVATIV wider den Schaden Josephs / in allen dreyen Ständen (Franckfurt Sonntags= und vornehmste Fest=Episteln Durchs gantze Jahr […] erkläret (Lübeck
und Rostock, 1681), 270. und Rostock 1695), 243; III. Register. Dit boek was eveneens in het bezit van Bach.

44) Zie Werner Neumann und Hans-Joachim Schulze, Fremdschriftliche und ge-

1 1HET ORGEL 2014 | nummer 1

Het verrassende Meld u aan voor de digitale nieuwsbrief
alternatief van de KVOK en stuur een e-mail naar

Specialisten op het gebied van import, [email protected]
restauratie, verkoop en onderhoud van
historische, Engelse kerk- en kabinet- met in de onderwerpregel de woorden:
orgels. aanmelding nieuwsbrief
Door hun dragende bas en zangrijke
boventoonopbouw zijn deze orgels orgelmakerij
zeer geschikt voor o.a. begeleiding
van gemeentezang. Bakker Timmenga b.v.
Onze filosofie is ambachtelijke
restauratie met respect voor de
historiciteit van het instrument
gebaseerd op voortdurend
onderzoek.

F.R. Feenstra
orgelrestaurateur

Hoofdstraat 31, 9861 AA Grootegast
Telefoon (0594) 61 25 85
www.frfeenstra.nl

Kleine Kerkstraat 25
8911 DL Leeuwarden

(058) 212 96 87
www.bakker-timmenga.nl

Zuidbroek Hervormde Kerk
H.H. Freytag – F.C. Snitger 1795

Restauratie 2006-2007

Sound
craftmanship

Zuidergracht 17 3763 LS Soest The Netherlands
Tel. +31 (0)35 - 601 25 92 Fax +31 (0)35 - 603 11 50

1 2 HET ORGEL 2014 | nummer 1

iemand als de door Bach eveneens zeer gewaardeerde Heinrich Müller Christoph Wolle. Kopergravure van Johann Martin Bernigeroth
schreef over de term ‘Abendmahl’ het volgende:
uitdrukken. De twee stemmen in vrij contrapunt lijken in deze context
Ein Abendmahl/ weil Christus das Heyl am met hun vloeiende beweging in zestienden en hun chiastische motieven
Abend der Welt erworben hat. [...] die Zeit naar het bloed en de kruisiging van Christus te verwijzen op een wijze
nach Mosen unter dem Messias [hieß] der zoals we die ook uit andere werken van Bach kennen.48)
Welt Abend/ das Ende der Welt/ die letzte
Stunde/ da starb Christus/ und bracht der Uit de hierboven aangereikte waarnemingen wordt duidelijk, dat drie
Welt das Heyl. Ein Abendmahl/ weil das van de Schübler Choräle een sterk eschatologische connotatie hebben.
Heyl im Christo dann am nöth= und De desbetreffende koraalteksten werden in Bachs tijd ook als zodanig
nutzlichsten ist/ dann am süssesten beschouwd, in rubrieken van gezangboeken vermeld, en talloze malen
schmäckt/ wann der Abend dieses Lebens werden geciteerd. In het vervolg van deze bijdrage zullen de teksten van
einbricht/ dann heißts: de drie andere composities worden bestudeerd; daarna zullen de con-
clusies van dit onderzoek worden gepresenteerd.
Wo wilt du hin weils Abend ist/
Verliebter Pilgram JESU Christ? 48) Voor het stromen van het bloed kan bijvoorbeeld worden verwezen naar
Ach bleib doch hier/ BWV 768, Var. 2; binnen de cantates ligt een verwijzing naar het derde deel uit Wo
Und ruh in mir/ soll ich fliehen hin? BWV 5 hier uiteraard zeer voor de hand. Voor de zogenoemde
Ich laß dich nicht/ Chiasmus bestaan vele voorbeelden in Bachs muziek bij tekstwoorden als ‘Kreuz’
Du wahres Licht [...].45) en ‘kreuzige’. In zijn orgelwerken zijn BWV 688 en BWV 767, partita 4 duidelijke
voorbeelden. Zie hiervoor uitvoerig de desbetreffende besprekingen in mijn eerder
Merk op hoezeer deze woorden overeenkomen met het lied ‘Ach bleib vermelde publicaties uit 1989 en 1999, passim. Overigens kan de mogelijkheid
bei uns, Herr Jesu Christ’ (daaraan zal in de volgende aflevering van mijn niet worden uitgesloten dat Bach uitgerekend in BWV 646 het totaal aantal maten
bijdrage aandacht worden besteed). precies op 33 heeft vastgelegd vanwege de speciale betekenis van dit getal in de
In een preek Am andern Sonntag deß Advents citeert Müller het lied in christelijke kerk: het verwijst immers naar het leven van Christus op aarde en Zijn
eschatologische context: zoenoffer: vgl. Heinz Meyer, Die Zahlenallegorese im Mittelalter (München 1975)
158. In deze betekenis komt het getal mogelijk ook elders in Bachs werk voor, zoals
Der Christen=Lehre ist / vierdtens / diese: Wer mit Freudigkeit stehen in BWV 768, variatio 7.
wil für dem Richterstul Jesu / der thue Busse / bete und wache. Die
Sonne wird schwartz werden / und ein Trauer=Kleid anlegen. Thue du 1 3HET ORGEL 2014 | nummer 1
Busse im Sack / und in der Asche / und beweine deine Sünde. Der Mond
wird in Blut verwandelt werden. Du auch / mein Hertz / besprenge dein
Hertz mit dem Blut JEsu / und sprich:

Dein Blut / der edle Safft
Hat solche Stärck und Krafft/ 
Daß auch ein Tröpfflein kleine 
Die ganze Welt kan reine;
Ja gar auß Teuffels Rachen
frey / loß und ledig machen.46)

Het andere koraal dat in het opschrift van BWV 646 door Bach wordt
geciteerd – ‘Auf meinen lieben Gott’ – wordt in de gezangboeken uit
Bachs tijd en omgeving in de rubriek Vom Sterben und Begräbnis (of een
aanverwante rubriek) vermeld.47)
Aangezien de beide hier door Bach vermelde koralen diverse overeen-
komsten bezitten, is het goed denkbaar dat Bach zich hier in zijn toon-
zetting niet tot een muzikale uitwerking van slechts één strofe heeft be-
perkt. Waarschijnlijker is het, dat hij de algemene tekstidee heeft willen

druckte Dokumente zur Lebensgeschichte Johann Sebastian Bachs 1685-1750 [=
Bach-Dokumente II, hrsg. vom Bach-Archiv Leipzig] (Leipzig 1969) 472 (nr. 605).

45) Müller, Evangelisches PRAESERVATIV, 766.

46) Ibid., 35.
47) Voorbeelden zijn de gezangboeken uit Eisenach (‘Begräbnislieder’ en Weimar
(‘Vom Sterben und Begräbnis’).

Het Scheidemann-
in Hamburg

Een terugblik

Victor Timmer De stad Hamburg kende in de periode 1600-1800 een ook tegenwoordig nog niet bij iedereen
bekend rijk muziekleven. De afgelopen jaren werd daaraan onder andere aandacht besteed via de cd-serie ‘Musica
Sacra Hamburgensis 1600-1800’ op het label cpo. Recent was er een nieuwe gelegenheid om de belangrijke rol
van Hamburg op dit gebied nog eens verder uit te diepen: van 5 tot 8 september werd een groot symposium ge-
wijd aan twee bekende en gezichtsbepalende musici uit die stad in de zeventiende eeuw: organist Heinrich Schei-
demann en cantor Thomas Selle. Beiden overleden 350 jaar geleden in het pestjaar 1663 (hoewel niet met zeker-
heid aan deze ziekte). Ook werd dit jaar (2013) het nieuwe gereconstrueerde ‘oude’ orgel van de Katharinenkirche
in gebruik genomen, dus in de kerk waar Scheidemann vele jaren diende en ook Selle regelmatig van zich deed
horen.

Het programma was evenwichtig opgezet op een aantal pijlers, welke men voor rekening van muziekwetenschapper Ulf Grapenthin (die
elk met vijf lezingen werden toebedeeld: (a) meer algemene aspecten ook tijdens enkele concerten als musicus actief was), in samenwerking
van het Hamburgse muziekleven uit de zeventiende eeuw, (b) Scheide- met het Hamburg Museum (waar de meeste lezingen werden gehou-
mann, (c) Selle en (d) het orgel in de Katharinenkirche. Tevens was er den), de lokale Hochschule für Musik und Theater en de Hauptkirche
een kleine, maar ‘hochkarätische’ tentoonstelling met autografen van St. Katharinen. Een keur van sprekers werd aangehoord door circa
onder anderen Scheidemann (zoals Rechnungsbücher en tabulaturen), vijftig toehoorders uit diverse landen (zoals Duitsland, Rusland, Zwe-
Weckmann, Selle en Reincken (Sweelincks compositieregels!), met den, USA, België en Nederland). Nederland leverde drie sprekers en
niemand minder dan Buxtehude, Theile en Reincken (op het bekende drie toehoorders (emeritus-musicus Johan Brouwer, KVOK-secretaris
schilderij van Johannes Voorhout) als ‘suppoosten’. Het was overigens Hans Beek en de auteur van dit artikel).
voor uw verslaggever een bijzondere ervaring op een vroege zater- Dit verslag is niet chronologisch van opzet, maar samengesteld aan
dagmorgen in een verder nog verlaten museumvleugel een deel van de hand van bovengenoemde indeling en kan natuurlijk gelet op de
Selle’s Johannes Passion uit diens autograaf te kunnen zingen! Daar- beschikbare ruimte slechts een beperkt aantal zaken benoemen. De
naast werden nog negen concerten gegeven met een programmering organisatie van het symposium is van plan alle lezingen integraal in
die geënt was op genoemde themata. Er was een zeer omvangrijk een apart Bericht te publiceren.
programmaboek (40 bladzijden op groot formaat) met abstracts van
alle lezingen, biografiën van Scheidemann en Selle, en cv’s van de ALGEMENE ASPECTEN
sprekers, alsmede de volledige programma’s (en gezongen teksten) Gisela Jaacks, oud-directeur van het Hamburg Museum, belichtte in
van alle concerten. Aansluitend op het symposium vond op 9 en 10 de openingslezing de politieke, economische en culturele situatie van
september bovendien nog een Meisterkursus ‘Scheidemann’ plaats op Hamburg in de zeventiende eeuw: neutraal te midden van ruziënde
het Katharinen-orgel. Organisatie en programmasamenstelling kwa- buurstaten, dus aantrekkelijk als handels- en diplomatiek knooppunt,

1 4 HET ORGEL 2014 | nummer 1

DE GALERIJ

-Selle symposium

eerder al een toevluchtsoord voor vluchtelingen (uit o.a. Nederland), vaardigd dan wel verkocht door mensen als de familie Kop, Fleischer
onder wie vele handelaren en kunstenaars. Daarnaast werd veel waar- (ook klavecimbels), Tielke (die nog in Leiden had gestudeerd) en
de gehecht aan muziek, zodat een vruchtbaar cultureel klimaat ont- Goldt. Blaasinstrumenten werden meestal elders gekocht (bijv. in
stond, dat weer aantrekkelijk was voor andere musici, mede door de Neurenberg). Onder de musici die vooral buiten de kerk naam maak-
manier waarop het muziekleven was georganiseerd.1) ten, was onder anderen violist en componist William Brade, volgens
Aansluitend gaf Pieter Dirksen een recital op het Fleischer-klavecim- Arne Spohr een goed voorbeeld van iemand die, zich bewust van ei-
bel (1716) uit het bezit van het Hamburg Museum, met werken van gen kwaliteit (en bovendien veel gevraagd), gebruik maakte van de
Heinrich Scheidemann. nauwe relaties en rivaliteit tussen de Duitse en Deense adellijke ge-
slachten om zich – vele malen van broodheer veranderend - via een
Joachim Kremer vroeg zich af of de dood van Scheidemann en Selle uitgekiend netwerk omhoog te werken in de maatschappelijke orde.
in 1663 (niet eens het ergste pestjaar, zoals uit onderzoek naar sterf- Op die manier bereikte hij een zeer goed inkomen én een hoog aan-
teaantallen is gebleken) nu een crisis of een keerpunt betekende voor zien: hij was de enige musicus in Hamburg die na zijn dood bedacht
de Hamburger muziekgeschiedenis. Naar zijn mening was dit geen werd in maar liefst acht rouwgedichten!
van beide het geval. Veranderingen die zichtbaar werden na dat jaar, Greta Haenen belichtte de ‘virtuoze’ violist/Ratsmusiker Johann
bleken al eerder te zijn ingezet. Zo had Selle de laatste jaren voor zijn Schop (leerling van Brade), de eerste figuur in wat later de hansea-
dood nog nauwelijks composities geschreven, behoudens gelegen- tische violistenschool werd genoemd, welke muzikaal en technisch
heidswerken en had hij al na circa 1650 geen deel meer aan moderne een duidelijk Noord-Europees karakter had. Zijn spel werd ‘virtuoos’
ontwikkelingen. Zijn Opera Omnia waren al jaren tevoren gepubli- genoemd, maar het is de volgens haar de vraag of die omschrijving
ceerd en met zijn bibliotheek aan de stad geschonken. Dat de uitgaven dezelfde inhoud had als de tegenwoordige (negentiende/twintigste-
voor kerkmuziek pas rond 1675 weer op het peil van voor 1663 te- eeuwse).
rug waren, had eerder met intern-politieke, religieuze en economische
problemen binnen de stad te maken dan met het wegvallen van beide HEINRICH SCHEIDEMANN
grootheden. Ook het overlijden van Scheidemann bracht geen bijzon- Ulf Grapenthin wijzigde zijn lezing, die betrekking zou hebben op va-
dere verandering. der (David) en zoon (Heinrich) Scheidemann, in een bevlogen exposé
Waar veel gemusiceerd wordt zijn ook veel instrumenten nodig: over en bij de door hem samengestelde expositie. Enkele getoonde
Friedemann Hellwig gaf een indruk van het ‘aanbod’: in Hamburg nieuwe gegevens waren nog zeer recent opgedoken: Stammbücher
werden vooral tokkel- en strijkinstrumenten (zoals gamba’s) ver- lieten de band zien tussen bijvoorbeeld Scheidemann, Selle, Jacob
Praetorius der Jüngere en Schop. Scheidemann blijkt al in 1623 or-
1) Hoe dat was geregeld, zowel ten aanzien van de zogenaamde Ratsmusik als op ganist van de Katharinenkirche geweest te zijn. [Andere ’nieuwtjes’,
kerkmuzikaal gebied, is fraai beschreven door Liselotte Krüger in haar nog steeds zoals 1612-1614: studie bij Sweelinck, en 1630: start als kerkschrij-
zeer lezenswaardige studie Die hamburgische Musikorganisation im XVII. Jahrhun- ver (drie jaar later officieel beëdigd), blijken geen primeur te zijn: ze
dert (Strassburg 1933, repr. Baden-Baden 1981). Aanbevelenswaardig daarnaast werden in 1933 al door Liselotte Krüger, 146, c.q. 147 (zij noemt zelf
is ook: Gisela Jaacks, Hamburg zu Lust und Nutz. Bürgerliches Musikverstāndnis 1629) gepubliceerd,- VT].
zwischen Barock und Aufklärung (1660-1760) (Hamburg 1997).
1 5HET ORGEL 2014 | nummer 1

Pieter Dirksen besprak het verschijnsel koraalfantasie, volgens hem gister Zincke in het Katharinen-orgel bewaard.
een ‘uitvinding’ van Scheidemann – met zo’n negentien stuks, inclusief Frederick Gable (bekend van o.a. zijn reconstructie van de
de magnificats en toeschrijvingen een centrale plaats binnen diens oeu- Gertrudenmusik 1607) ging aan de hand van een vijftal bewaard ge-
vre innemend –, waar deze de klavierfantasie (bekend van leermeester bleven ordinaria in op de vraag of en hoe (als geheel of deels alter-
Sweelinck) combineerde met het koraalmotet. Het was op de grens natim?) de koraalfantasieën van bijvoorbeeld Scheidemann een plaats
van Renaissance en Barok een typisch ‘Hamburgs’ compositiegenre, kunnen hebben gehad in de diensten waarbij de Kantor afwezig was
dat met name in de periode 1625-1663 populair was, met uitlopers tot en de ‘Organistenmusik’ vervangend dienst deed, – wellicht zelfs als
Reincken. De vraag of de composities werden uitgevoerd in diensten ‘instrumentale preek’. Aanwijzingen voor een dergelijke praktijk zijn er
dan wel als representatiestukken moeten worden gezien, is vooralsnog wel, maar sluitend bewijs (nog) niet. De praktische uitwerking vormde
niet sluitend te beantwoorden. (met andere werken, waaronder het alternatim gespeelde/gezongen
Michael Belotti plaatste kanttekeningen bij het vermeende verschil Magnificat 3. toni van Scheidemann en een koraalfantasie van Reincken)
tussen het klankkarakter (‘Lieblichkeit’ versus ’Ernsthafftigkeit’) van de basis van zijn reconstructie van een orgelvesper omstreeks 1660 (op
Scheidemanns composities en die van Jacob Praetorius der Jüngere (en zondagmiddag, waar na de ‘Orgelpredigt’ – Scheidemann’s koraalfan-
diens vader Hieronymus), met name aan de hand van klankvoorbeel- tasie Jesus Christus, unser Heyland – tóch nog een minipreekje van de
den (opnames door o.a. Leon Berben). Pastorin volgde) en deze reconstructie verdient zeker een vervolg.
Pieter van Dijk ging nader in op Reinckens koraalfantasie An
Wasserflüssen Babylon (afschrift J.S. Bach), de relaties tussen de or- THOMAS SELLE
gelbouw in Nederland en Noord-Duitsland, en de dispositie-opbouw Barbara Wiedemann ging nader in op de rond 1650 samengestelde
van de grote Hamburgse orgels vóór Schnitger, in het bijzonder in de Opera Omnia van Selle, banden grotendeels in tabulatuur, welke na de
Katharinenkirche. Alleen toen was een afgewogen disponering mo- oorlog naar Rusland verdwenen, maar gelukkig weer terugkwamen
gelijk, met bijvoorbeeld zink-registraties en bijna altijd – in elk geval naar Duitsland. De bandbreedte daarvan varieert van kleine tot zeer
in de Katharinenkirche – gemakkelijk door de organist voor te berei- grote bezetting, op papier gezet door soms meerdere kopiisten (vocaal
den en al spelend zelf te veranderen bij registratiewisseling. Eventueel en instrumentaal; het orgel speelt solistisch geen rol).
schafte men zich ook losse zinken aan, indien niet als register in een Monika Mandelartz behandelde werken met in doorsnee een kleine
orgel aanwezig. Bij toeval bleef het rond 1700 al ouderwetse orgelre- bezetting (merendeels tweestemmig met basso continuo), stammend
uit de periode 1624-1641, toen de nog jonge Selle zijn carriëre startte
1 6 HET ORGEL 2014 | nummer 1 in Wesselbüren en Itzehoe (Dithmarschen), alvorens naar Hamburg te
gaan. Als musicus stelde zij zich daarbij vragen als: kan deze muziek
tegenwoordig, in geheel andere omstandigheden, nog overtuigend au-
thentiek worden uitgevoerd en in hoeverre moet (en kan) de histori-
sche context meewegen bij de interpretatie van deze composities? Het
antwoord was overtuigend te horen bij de concerten die zij gaf met
haar Ensemble Metamorfosis.
Musicus en Rosenmüller-specialist Holger Eichhorn beperkte zich
daarentegen tot Selle’s groots opgezette Lobet den Herrn in seinem
Heiligtum à 11. 15. & 21. Cum Tubis per 3 &4 Choros Variatis instrumen-
tis voor Hamburger feestelijkheden ter gelegenheid van de Westfaalse
Vrede (1648 en 1650). Ook ging hij in op de samenstelling van Selle’s
bibliotheek, met name op wat daarin ontbrak maar je er wel verwach-
ten zou (werken van bv. Schütz en Weckmann).
Wel heel specialistisch was de filologische bijdrage van Gunilla
Eschenbach, die zich richtte op de wijze waarop een begrip als ‘Hel’
was weergegeven door Johannes Rist (tekst) en Heinrich Scheidemann
(muziek) in Rists Hölle- und Himmelslieder uit 1651.
Peter Wollny verhaalde over een groot aantal onbekende handschrif-
ten van Selle in de Katharinenkirche te Salzwedel, daar waarschijnlijk
beland dankzij diens leerling Andreas Stolle (uit die plaats), die vergeefs
had gesolliciteerd naar Lüneburg. De verzameling (overigens geen sa-
menhangend geheel) vraagt nog om nader onderzoek.

ROND HET KATHARINEN-ORGEL
Rüdiger Wilhelm gaf een exposé van de wederzijde relaties tussen
Hamburg en Braunschweig op het gebied van orgelbouw en orga-
nisten, mede aan de hand van informatie uit een bijzondere organis-
tenkroniek uit Braunschweig. Al in de zestiende eeuw zocht men daar

een passende orgelmaker voor werk in

Hamburg, in de zeventiende eeuw kon-

den op die manier bijvoorbeeld Fritsche

en Besser hun werkterrein naar Hamburg

verleggen, Jonas Weigel ging juist in om-

gekeerde richting. Ook Hamburgse or-

ganisten (Jacob Praetorius, Reincken)

keurden orgels in Braunschweig en had-

den daar contacten met bijvoorbeeld

Delphin Strungk (mogelijk een leerling

van Scheidemann) en Melchior Schildt.

Arnfried Edler belichtte de aversie die

rond 1660 in sommige kerkelijke kringen

ontstond tegen het steeds groter en virtu-

ozer aandeel van orgelmuziek in de kerk-

diensten. ‘Tegengas’ kwam van Hector

Mithobius (zwager van Scheidemann)

– zich er waarschijnlijk van bewust dat

het orgel aan het eind van een periode

met hoogconjunctuur stond –, die in zijn

Psalmodia Christiana juist betoogde dat Gedeelte van de expositie met links het beroemde schilderij Häusliche Musikszene (1674)
orgels en de kennis om die te bouwen en van Johannes Voorhout (1647-1723) | Foto: Victor Timmer
te gebruiken een geschenk waren van

God, een mogelijkheid die derhalve optimaal moest worden benut (als latere ‘restauratie’ nog de helft verloren! Het fraaie resultaat van de

‘dankoffer’). Hij stond daarmee in een reeks auteurs onder wie Michael orgelreconstructie door Flentrop was op verschillende manieren te

Praetorius en Constantijn Huygens, die (weliswaar om verschillende beluisteren, zowel als solo-instrument (in werken van Scheidemann

redenen) het gebruik van orgels in de eredienst verdedigden. en tijdsgenoten) als in continuo-functie bij het ‘spielen in der Orgel’

Werner Breig vestigde de aandacht op Giovanni Gabrieli (als ‘de an- (met Annegret Siedel, barokviool), zoals ooit Scheidemann en Schop

dere organistenmaker’) en vooral diens leerling Heinrich Schütz. samen musiceerden. Kanttekeningen moeten mijns inziens wel wor-

Laatstgenoemde was bij hem als organist opgeleid en daarna terug den gemaakt bij de akoestische eigenschappen van het kerkinterieur,

in Duitsland ook als zodanig werkzaam, alvorens zich geheel op vo- die verbetering behoeven om het orgel nog beter en evenwichtiger te

cale muziek te richten. Van hem is uit die beginperiode geen enkel laten klinken. De ‘Bach-Kellner-stemming’ maakt dit orgel misschien

orgelwerk bekend, waarschijnlijk zal hij vooral geïmproviseerd heb- geschikt voor ‘Bach’, maar is mijns inziens al te modern voor een op-

ben. Schütz moet echter zoveel positiefs over Sweelinck hebben ge- timale uitvoering van werken uit de periode Scheidemann cum suis.

hoord (via Scheidt en Delphin Strungk) dat hij zijn leerling Matthias

Weckmann voor orgelonderricht niet naar Italië stuurde maar naar BESLUIT

Sweelinck-leerling Jacob Praetorius der Jüngere in Hamburg. Aan de concerten ten slotte werd meegewerkt door onder anderen

Pieter Dirksen, Pieter van Dijk, Andreas Fischer, Rudolph Kelber (Jaco-

Martin Geck hield zich bezig met de vraag of en, zo ja, op welke manier bikirche), Annegret Siedel, de Kantorei St.-Katharinen en de ensembles

de grote toccata’s van de grote Hamburger organisten een functionele Metamorfosi en Armonico Tributo (met de volledige Hortus Musicus

plaats hadden in de kerkdiensten. Tijdens de hierover ontstane discus- van Reincken). Bijzonder was zeker de ‘Katharinen-Nacht’ met op

sie bleek dat bij proefspel nooit literatuurspel werd gevraagd, dat de zaterdagavond vier concerten op rij, alsmede de al genoemde orgel-

mogelijkheid van entree- of ‘pauzespel’ tijdens de soms uren durende vesper. Een breed scala aan ‘Hamburger’ orgel-, instrumentale en vo-

diensten niet mag worden uitgesloten, dan wel dat de stukken tijdens cale muziek uit de ‘Symposiumperiode’ kwam op die manier aan bod.

profaan gebruik van de kerk konden klinken. Andere genoemde mo-

gelijkheden waren die van de pedagogische voorbeeldfunctie (voor Het bijwonen van dit symposium was uitermate inspirerend, geest- en

leerlingen) en van uitvoeringen voor een zeer selectie kring van ken- kennisverrijkend. Door de prettige informele sfeer, zowel tijdens de le-

ners (ingewijd in de compositie als ‘wetenschap’) en liefhebbers. zingen als in de wandelgangen en tijdens lunches, werden tussen de

Erik Winkel (Flentrop Orgelbouw) belichtte de dispositieveranderin- deelnemers ook veel dwarsverbanden aangesneden (want die waren

gen tussen 1605 en 1720 welke leidden tot het concept dat bij de jong- er veelvuldig tussen de afzonderlijke deelonderwerpen) en nieuwe

ste reconstructie in de Katharinenkirche (met enige concessies) min of contacten gelegd. Alle hulde voor met name Ulf Grapenthin, als on-

meer in ere werd hersteld, maar dat niet zonder de nodige problemen vermoeibaar organisator. Hopelijk wordt het door hem toegezegde

in de voorbereidingsfase kon worden gerealiseerd (zoals: geen kas- Bericht binnen afzienbare tijd gerealiseerd, want het zou jammer zijn

sen meer, kerk erg onregelmatig van vorm gebouwd). Van de na de dat de (mee)gedeelde kennis niet verder zou reiken dan de nu bij het

laatste oorlog nog ruim duizend aanwezige oude pijpen ging bij een symposium aanwezigen.

1 7HET ORGEL 2014 | nummer 1

Andreas en Mart

Orgelmakers uit de

Deel 2:Werken van Andreas en Marten de Mare

Auke H. Vlagsma Na de Reformatie in de zestiende eeuw trokken veel orgelmakers uit de Nederlanden naar
Duitsland om daar werk te zoeken. Eén van hen was Andreas de Mare uit Gent, die aanvankelijk in de noordelijke
Nederlanden werk genoeg had omdat de Spaanse troepen, die de Reformatie blokkeerden, daar veel langer stand
hielden, in Groningen zelfs tot 1594. Andreas werkte als orgelmaker zowel in de stad Groningen als in de provin-
cie. Hij overleed in 1599. Zijn zoon Marten werd in 1595 burger van Bremen. Toen in Oost-Friesland de opdrach-
ten ook verminderden, trokken de orgelmakers De Mare naar Hannover. Het eerste deel van dit artikel bevatte de
werkenlijst van Andreas de Mare tot het jaar 1578. In dit tweede deel het vervolg van deze lijst, gevolgd door de
werkenlijst van Marten de Mare en diens opvolger Edo Evers. Ten slotte bespreek ik de kassen en kenmerken van
De Mare-orgels.

Verden, Domkirche Gedact 8’ Quintadena 8’ Posaunen 16’
In de Dom van Verden was in 1441 al een orgel aanwezig. In de vijf- Octav 4’ Octav 4’ Trommet 8’
tiende eeuw waren er twee, wat niet bijzonder is omdat Verden een Rohrfloit 4’ Rohrfloit 4’ Cornet 2’
bisdom was. In 1487 voltooide Andreas Smedeker een orgel dat als een Quinta 3’ Sifflet 1’
zwaluwnest was opgehangen. Omdat in Verden uit de tijd van voor de Mixtur Scharf
Reformatie geen archieven bewaard zijn gebleven, is het moeilijk om Cimbel Cimbel
aan exacte informatie te komen. Trommet Zinck im Discant
Het was bij meerdere auteurs bekend dat Andreas de Mare in de jaren Krumphorn 8’
1582 en 1583 een nieuw orgel bouwde. Wat voor orgel het was, is be- Klein Regal
kend geworden uit het rapport dat Arp Schnitger in 1693 schreef, toen
hij samen met Vincent Lübeck op uitnodiging van het stadsbestuur het
orgel had onderzocht en de dispositie noteerde. Ze hadden geconsta- Schnitger geeft in 1693 te kennen dat de Zinck niet meer van nut is
teerd dat alle drie de laden van het Hoofdwerk, Rugwerk en Pedaal op omdat deze maar door het halve klavier gaat. Hij stelt dan ook voor
de oeroude manier geboord waren en de omvang F-g2a2 hadden. om het register te vervangen door een Sesquialter II en de Klein Regaal
De dispositie lijkt nog vrij oorspronkelijk, maar er zijn in 1641 door van het Positief door een Schalmeij 4’. De dispositie van het Rugwerk
Adolph Compenius en in 1660 door Herman Kröger werkzaamheden past bij De Mare zijn stijl. Van alle registers is bekend dat hij ze bouw-
uitgevoerd. Mogelijk plaatsten zij nieuwe stemmen. de. Dat geldt ook voor het manuaal en het pedaal, met uitzondering
van de Quinta 3’ en de Cornet 2’. Het Schnitger-orgel werd in 1850
Im Manual Im Rückpositiv Im Pedal vervangen door een orgel van Friedrich Schulze uit Paulinzella, dat in
Praestant 8’ Praestant 8’ Praestant 16’ 1916 door een orgel van Furtwängler en Hammer werd vervangen.

1 8 HET ORGEL 2014 | nummer 1

HET INSTRUMENT

ten de Mare

e Renaissance

Bremen, St.-Stephanikirche De eerste bespeling was begin 1587, wat blijkt uit een kwitantie van
Over de bouw van dit orgel is informatie te vinden in een artikel van 14 januari 1587 van de organist Paul Knop. Hij heeft Mester Anders
Fritz Piersig uit 1935.1) Na een uitleg over de orgelcultuur in Bremen veertien dagen in de kost gehad. Er wordt ook vermeld dat het orgel op
voor en na de Reformatie geeft Piersig een beeld van de orgelbouw, de zondag voor het eerst was bespeeld. De organist had van De Mare
zoals dat op te maken valt uit de posten die staan vermeld in de kerk- uitleg gekregen over het samengaan van de registers en de speelwijze.
meestersrekeningen. In totaal heeft het orgel 850 Mark gekost. Het Kennelijk was dit de gewoonte, want Hermann Raphaëls Rottenstein
bouwproces begint met de vermelding dat begin 1585 een ton met or- deed dit in 1563 ook in de Schlosskirche van Dresden.2) Andreas en
gelpijpen van Bremen naar Verden werd gebracht. Kistemaker Carsten Paul ontvingen ieder een verering van 24 Groschen en de orgeltreder
Rode bouwt de kas en moet af en toe naar Verden om maten te halen. Clawes Barckhoff 3 voor de windverzorging tijdens de instructies. In
In het najaar van 1585 richt De Mare een werkplaats in Bremen in, april en mei was Andreas nog tien weken met het orgel bezig. Dit blijkt
voor 6 Mark en 21 Groschen per half jaar huurt de kerk een deel van uit de kwitantie van de orgeltreder, die 2½ daalder in rekening bracht
Cord Hemeling zijn huis ten behoeve van de orgelmaker. omdat hij al die tijd had geassisteerd bij het intoneren en stemmen.
In 1586 zijn er verscheidene leveranties voor de balgen en ook voor De definitieve oplevering was pas op 6 september 1587, zoals blijkt uit
het pijpwerk. Er wordt leer geleverd voor de balgen en voor de wind- de rekening van de maaltijd die gehouden werd nadat het orgel door
laden en ook wordt er leer van de oude balgen geschikt gemaakt om organist Paul was goedgekeurd. De maaltijd bestond uit schapenvlees,
voor de nieuwe te gebruiken; dit wordt gedaan door een schoenmaker brood en wijn. Paul Knop ontving een verering van een goudgulden
door het vlak te slaan en met varkensvet soepel te maken, wat ook een en een halve dikke daalder; orgelmaker Andreas 20 oude daalders. Er
middel blijkt te zijn tegen muizenvraat. De frontpijpen worden vertind kwamen toen nog geen andere keurmeesters aan te pas hoewel er meer
en daarvoor wordt 12½ pond tin geleverd en ook witte olie. Ook is er organisten waren in Bremen, dat vijf kerken telde. In november 1587
een post van 2½ pond messingplaat, waarvan de kelen en de tongen leverde Andreas nog een Kromhoorn voor 18 Mark en 12 Groschen,
van de Trompet worden gemaakt, en er worden 69 houten koppen in september 1589 maakte hij het orgel schoon. Daarna neemt Marten
gedraaid voor de tongwerken. het onderhoud over, het laatst in 1610, wanneer hij het orgel uit elkaar
In juli 1586 wordt Andreas een voer turf gebracht waarmee hij het neemt voor een grote onderhoudsbeurt.
afgesneden lood en de oude pijpen kan omsmelten. We komen ook te In 1627/1628 werd het orgel helemaal gerenoveerd door Johann
weten hoeveel registers er waren: er zijn 19 knoppen voor gedraaid. Siborch en in 1680 nog eens door Johannes Netto. In 1707 bouwde
Ook is er nog een post van een schilder voor verguldwerk van snijwerk Arp Schnitger een nieuw orgel van 42 stemmen, bestaande uit een
van blinderingen en bekroningen, de letters van de teksten op de kas Hoofdwerk, Bovenwerk, Borstwerk en Pedaal.3) Uit de rekeningen is
en de labia van de frontpijpen. Er blijken ook beschilderde vleugeldeu- bekend dat er in totaal 19 registers waren, dat er ook een borstwerk
ren te zijn. was en een pedaal. Uit de rekening van 1628 blijkt dat er een Positief
was dat door Siborch wordt vernieuwd. Volgens de opgave van Gustav

1) F. Piersig, ‘Die Orgeln der bremischen Stadtkirchen im 17. und 18. Jahrhundert’, 2) J. van Biezen, Het Nederlandse orgel in de Renaissance en de Barok (Utrecht
1995) 243.
Bremisches Jahrbuch, Reihe A, Bd. 1935, 379-425. Dit artikel ontving ik van
Konrad Elmshäuser van het Staatsarchiv Bremen. 3) G. Fock, Arp Schnitger und seine Schule (Kassel 1974) 91-92.

1 9HET ORGEL 2014 | nummer 1

Fock blijkt dit een Bovenwerk te zijn. Schnitger nam het pijpwerk van 1608/1609 Thedinga en overbrengen naar Leer
De Mare over en ook het front. 1609/10 Groß Midlum
1610 Stellichte, Gutskapelle, nieuwbouw
Stadthagen, St.-Martinikirche 1610 Bremen St.-Stephanikirche, reparatie
Deze stad van de Weser-Renaissance beleefde zijn bloeitijd als residen- 1611 Bremen St.-Ansgariikirche, nieuwbouw
tie van de Schaumburger graven in de zestiende en zeventiende eeuw.
De van oorsprong Romaanse kerk kreeg in 1559, toen de Reformatie Emden, Grosse kirche
begon, een nieuw orgel, dat gebouwd werd door Cornelis en Michael Uit de rekeningen van de Grosse Kirche te Emden is bekend dat Marten,
Slegel uit Zwolle. In 1585 werd begonnen met een renovatie door die hier Martinus werd genoemd, in 1582 tien en een halve dag bezig
Meister Franz, Franz Burgarden, die tijdens de bouw overleed. Deze was met schoonmaak, reparaties en stemmen. Hij keek de tongwerken
orgelmaker was naar het vermoeden van Kaufmann een leerling van na, maakte voor de oude Regaal 3 nieuwe kelen, repareerde twee pij-
de gebroeders Slegel uit Osnabrück. Andreas de Mare zette het werk pen van de Bourdon, herstelde de Nachtegaal en een afgebroken con-
van Burgard voort en voltooide het orgel in 1589. Dit is helaas alles wat duct en bracht alle pijpen weer op de juiste toonhoogte.
ervan bekend is. In februari 1589 was Haijo de kistemaker met Marten aan het orgel be-
zig. Het betrof werkzaamheden aan een lade, de balgen, de klavieren
Hannover, St.-Georgii et Jacobi of Marktkirche en de vleugeldeuren, die niet goed meer draaiden en uit hun scharnie-
Op 23 juni 1589 begon orgelmaker Hennig Severin met de bouw van ren moesten worden genomen. De schilder Hans Conixloo werkte aan
een orgel in de Marktkirche te Hannover, maar hij overleed kort daarop. de schilderijen en verniste ze opnieuw.7) Marten heeft nieuwe registers
Het werk werd in december 1589 voortgezet door Andreas de Mare, aan het Pedaal toegevoegd en ontving in totaal 156 gulden en 8 schaf,
die het op 3 juni 1594 opleverde, veertien dagen na Pinksteren.4) In bijna evenveel als zijn vader bij de eerste uitbreiding in 1577 en 1578
1640 werd ook dit orgel uitgebreid door Adolph Compenius. In 1859 had gekregen, toen hij een Borstwerk maakte en een pedaaltrompet.
werd door de hoforgelbouwers Gebr. Meijer een nieuw orgel gebouwd De laatste keer dat Marten in Emden kwam was in 1594, toen hij voor
met materiaal uit het oude. Dit orgel werd in 1893 vervangen door 3 gulden het jaarlijkse onderhoud deed. Vanaf die tijd werd het orgel
Furtwängler & Hammer en overleefde de Tweede Wereldoorlog niet. niet meer gebruikt.

Loccum, Klosterkirche Jever, St.-Cyriacuskirche
In het klooster te Loccum bij Hannover bouwde Andreas de Mare tus- In 1597 werkte Marten de Mare in Jever waar hij een nieuw orgel
sen 1594 en 1599 een orgel dat bekend is geworden doordat in het bouwde. Uit de kerkrekening van 1597 worden we gewaar dat in dat
verleden in deze kerk het opschrift bewaard werd: ‘Andreas de Mare jaar een orgel vanuit Bremen naar Jever werd vervoerd, en in de doop-
Gandavensis artifex in construendis organis peritus et insignis’.5) Van registers van de stadskerk komt Marten de Mare voor als peetoom. De
dit klooster is de kerk bewaard gebleven maar het orgel niet. Het laat post voor het vervoer per schip luidt als volgt: ‘Van dem nijenn Orgell
zich ook niet nawijzen in de omvangrijke bewaard gebleven biblio- van Anno 97 wath von unkosten is uthgegeven. Den 21 Junij heb ick
theek waar ook het archief zich bevindt. den schipper Karsten Dijrck gegeven darvor dath he dat Orgelwerk
van Bremen up dem Hoeck (Hooksiel) gebracht had 8 daler’.8) Meer
Aanvulling op de werklijst van Andreas de Mare informatie is er niet beschikbaar.
N.a.v. de publicatie van deel 1 van dit artikel meldde Victor Timmer mij
een aanvulling op de werklijst van Andreas de Mare. In oktober 1561 Kloster Oelinghausen
voerde De Mare namelijk aan het orgel in het klooster Selwerd een Over Kloster Oelinghausen is meer bekend. In 1390 was er al een orgel
reparatie uit voor 3 daalders.6) aan de muur van de Heilig Kruiskapel en in 1492 waren er zelfs twee,
een groot en een klein. Johannes Sundag maakte in 1555 een Octava
DE WERKEN VAN MARTEN DE MARE 4’ voor een van de orgels. In 1585 plaatste een onbekende orgelmaker
de registers Principal 4’, Octava 2’ en Spitsflaute 2’. Op 2 februari 1586
Van Marten de Mare zijn de volgende werkzaamheden bekend: overvielen Nederlandse troepen onder leiding van Martin Schenk von
Nideggen het klooster en vernielden daarbij ook het orgel.
1585-1594 Emden, onderhoud en reparaties In 1599 bouwde Marten de Mare op dezelfde plaats een nieuw in-
strument, waarin hij de nog bruikbare pijpen van het oude orgel ver-
1597 Jever, Stadtkirche nieuwbouw werkte. Op de nieuwe sleeplade plaatste hij verder een nieuwe Prestant
8’, Bourdon 16’, een Sesquialtera III en een Mixtur IV. Deze registers
1599 Kloster Oelinghausen zijn bewaard gebleven, evenals de oudere Octava 4’, Spitsflaute 2’ en
Octava 2’.
vóór 1600 Oldenburg, Lambertikirche

1603 Bremen St.-Martinikirche

4) Deze informatie ontving ik van archivaris Holger Horstmann van het 7) De schilderijen werden in 1774 bij de afbraak van het orgel door Wenthin
Stadtarchiv Hannover en is afkomstig uit: Hannoversche Geschichtsblätter, 5e verkocht aan de Konsistorialrat Ardels.
Jahrgang (1902) 312 en 9e Jahrgang (1906) 131.
8) W. Kaufmann, Die Orgeln des alten Herzogtums Oldenburg, Nordoldenburgische
5) W. Kaufmann, Die Orgeln Ostfrieslands, Orgeltopographie (Aurich 1968) 34. Orgeltopographie, (Oldenburg 1962) 86.

6) C.I. Damen, Geschiedenis van de benedictijnenkloosters in de provincie Groningen
(Assen 1972) (dissertatie aan de Universiteit van Nijmegen) 142.

2 0 HET ORGEL 2014 | nummer 1

Het orgel in Kloster Oelinghausen | Foto: Wolfgang Hannig breid met een Borstwerk waarop een Cornett 3’, een Kromhoorn 6’,
Superoktave, Flöte 3’ en een Sifflöte komen te staan. Het klavier van
In 1717 bouwde Johann Berenhard Klausing, ook weer met gebruik Slegel begon zoals gebruikelijk op F. De Mare heeft dit niet gewijzigd en
van het oude materiaal, een nieuw orgel in een nieuwe kas, die ge- ook Curdt Abt breidde het niet uit.
maakt was door Wilhelm Spliethoven en La Ruell. Deze kas is bewaard
gebleven en bevat een orgel met de volgende registers: Bremen, St.-Martinikirche
In 1603 werkte Marten de Mare aan een ouder orgel, dat in 1563 was
Hoofdwerk (CD-c3) Borstwerk (CD-c3) Pedaal (CD-d1) gerepareerd door Johannes Louwen. Piersig veronderstelt een tamelijk
Subbass 16’ (Ku) uitgebreide reparatie en een uitbreiding. In de kerkrekening van 1603
Bardun 16’ (M) Gedact 8’ (K) Octava 8’ (Ku) wordt een bedrag vermeld van 851 Mark en 31 Groschen, waarvan hij
Octav 4’ (Ku) bij aanvang 100 Taler (iets meer dan 172 Mark en 8 Groschen) ont-
Praestant 8’ (M) Octava 4’ (M) Posaun 16’ (Ku) vangt, een zelfde som bij de levering en ook een jaar later weer, toen het
gekeurd was, plus nog een bedrag van 74 mark en 2 Groschen voor het
Rohrflaute 8’ (Kl) Duesflöt 4’ (K) extra werk en een verering aan zijn vrouw van 3 Taler. Het extra werk
was nodig geweest om het orgel in goede staat te brengen. Verder ont-
Octava 4’ (O) Octav 2’ (O/Ku) ving hij zelf een toegift van 1 gouden gulden en een oude daalder toen
de eerste pijp werd geplaatst. Het orgel werd gekeurd door organist
Flaute Duse 4’ (Kl) Mixtur III 1’ (O/Ku) Johan Knop, de organisten van de andere kerken, de beide predikanten
en burgemeester Hinrik Sabelen. Na het officiële gedeelte werd er een
maaltijd aangericht, die 20 Mark en 15 Groschen kostte.9)
Bij deze gelegenheid werd ook de kas geschilderd door Peter
Hardenberg voor 25 Mark; Herman Melle leverde de verf en het blad-
goud voor 24 Mark. De beide vleugeldeuren werden door meester
Albert beschilderd met Maria-boodschap op de ene kant en Christus’
geboorte op de andere kant. Christian Bockelmann uit Lüneburg ver-
ving het orgel reeds tussen 1615 en 1619 door een orgel met een
Rugwerk en een Pedaal. De kassen zijn nog steeds aanwezig, nu met
een orgel van Ahrend en Brunzema uit Leer. Uit het contract met
Bockelmann leren we de dispositie van het De Mare-orgel kennen, om-
dat hij opgeeft welke geluiden er in het oude orgel waren.

Spitsflaute 2’ (O)

Sexquialtera III 22/3’ (M/Kl) Diese gelüder sintt in Itzigem Orgell zu befindenn

Mixtur IV 2’ (M) 1. Undersatz 12 fueß toni

Cimbal III 11/3’ (Kl) 2. Quintt Dene 6 ,, ,,

Trompett b/d 8’ (Me/Ku) 3. Octave 4 ,, ,,

4. Quinte 1½ ,, ,,

Legenda: (O)= onbekende orgelmaker 1586; (M)= De Mare 1596; 5. Mixtur
(Kl)= Klausing 1717; (Me)= Mebold 1989; (Ku)= Kuhn 2002
6. Hollpipe 6 ,, ,,

7. Fluijte 4 ,, ,,

In 1989 maakte orgelmaker Hans Peter Mebold uit Siegen nieuwe kop- 8. Spitzquinte 6 ,, ,,
pen en kelen voor de Trompet naar mensuren van Klausing. In 2002
werd het orgel door Orgelbau Kuhn gerestaureerd en teruggebracht 9. Trummete 6 ,, ,,
naar de dispositie van Klausing en uitgebreid met een Pedaal achter
de kas. Arp Schnitger werkte ook aan dit orgel. Het kwam erop neer dat hij
een nieuw tweeklaviers orgel met pedaal van in totaal 26 stemmen
bouwde en 12 registers overnam.10)

Oldenburg, St.-Lambertikirche In de Tweede Wereldoorlog (1944) is de kerk gebombardeerd, maar
Van de werkzaamheden hier maakte Walter Kaufmann een kort ver- de kassen hebben het overleefd, doordat die waren gedemonteerd
slag in zijn boek over de orgels van het oude Graafschap Oldenburg. In en in veiligheid gebracht. Het orgel dat in 1894 was vernieuwd door
1570 bouwden de gebroeders Slegel een zesvoets orgel. Dit instrument Furtwängler & Hammer ging wel ten onder. Toen de kerk weer was
werd tussen 1592 en 1596 en in 1604 gerepareerd en verbouwd door opgebouwd, werden de kassen weer op hun plaats gezet en in 1961
Marten de Mare. In 1607 werkte orgelmaker Curdt Abt uit Minden aan kregen de orgelmakers Jürgen Ahrend en Gerhard Brunzema opdracht
het orgel. Hij vermeldt dat dan de volgende stemmen aanwezig zijn:
Praestant (8’), Oktava, Mixtur, Zimbel, Hohlflöte, Spitzflöte, Trompete 9) Piersig, Die Orgeln der bremischen Stadtkirchen, 390-391.
en Krummhorn. Verder zal hij een nieuwe Trompet en een Kromhoorn 10) Fock, Arp Schnitger, 96.
maken en een Sifflöte toevoegen. Ook zal het orgel worden uitge-
2 1HET ORGEL 2014 | nummer 1

Het orgel in de Martinikirche te Bremen | Foto: Dale Carr dat zeer geschikt is voor muziek uit de Barok, dat bovendien een arse-
naal aan solostemmen heeft waarmee ook muziek uit de Renaissance
een orgel te bouwen in een historisch concept met drie manualen en ten gehore kan worden gebracht.11)
pedaal en 33 registers. Het werd een orgel met registers zowel uit de
tijd van de Renaisance als uit de Vroege Barok. De dispositie bevat ele- Kloster Thedinga bij Leer
menten van Schnitger maar ook van De Mare en luidt als volgt: Uit de geschiedenis van Leer is bekend dat Andreas de Mare een or-
gel bouwde voor het klooster Thedinga. Dat orgel werd in 1609 door
Hauptwerk Rückpositiv Brustpositiv Pedal Graaf Enno III aan de gereformeerde (‘reformierte’) kerkgemeenschap
Praestant 8’ Praestant 16’ van Leer geschonken. Het werd door zoon Marten overgebracht naar
Bordun 16’ Praestant 4’ Gedackt 8’ Octave 8’ de oude Ludgerikirche in Leer. Hij plaatste het niet in zijn geheel, maar
Hohlflöte 4’ Octave 4’ nam slechts een deel van de pijpen over. De overgebleven pijpen ge-
Octave 4’ Gedackt 8’ Blockflöte 4’ Nachthorn 2’ bruikte hij in 1610 in Stellichte, waar hij ook de kas van Thedinga
Spitzflöte 4’ Mixtur plaatste. Dit feit is bekend geworden uit een onderzoek van Winfried
Octave 2’ Rohrflöte 4’ Principal 2’ Posaune 16’ Dahlke en Jürgen Ahrend dat zij in 2008 deden ten behoeve van de
Rauschpfeife reconstructie van het orgel in Stellichte12) De dispositie van het orgel
Mixtur Octave 2’ Flöte 2’ van Marten de Mare in Leer was vrijwel zeker:
Dulcian 16’
Trompete 8’ Nazat 11/3’ Cimbel Hoofdwerk (CDEFGA-g2a2)
Quintadena 16’
Waldflöte 2’ Regal 8’ Principal 8’
Rohrflöte 8’
Sesquialtera 22/3’ Trompete 8’ Quintadena 8’
Oktave 4’
Scharff Trompete 4’ Gedackt flöte 4’
Oktave 2’
Krummhorn 8’ Sesquialtera II
Mixtur
Het orgel werd gestemd in de middentoonstemming met een uitge- Trompete 8’
sproken grondtoon en prachtige boventonen en heeft een kleurige en
milde klank. In de jaren 2004-2005 werd het gerenoveerd, de stem- Het orgel in Leer werd in 1763-1766 door Albertus Anthonij Hinsz
ming werd gewijzigd in een Bach/Kellner-stemming. Het is een orgel verbouwd en uitgebreid met een Rugwerk en de klavieromvang werd
vergroot naar C-c3. In 1787 werd het door Johann Friedrich Wenthin
2 2 HET ORGEL 2014 | nummer 1 overgebracht naar een nieuw kerkgebouw. Daarna werd het onder-
houden door Hinrich Just Müller, Wilhelm Eilert Schmid en Herman
Eberhard Freijtag. In de jaren 1845-1850 werd het orgel vergroot en
verbouwd door Wilhelm Caspar Joseph Höfgen. Het Rugwerk werd
getransformeerd in een Bovenwerk en achter het Hoofdwerk kwam
een vrij pedaal met de omvang C-d1.
Bij kleine verbouwingen van Gebr. Rohlfing in 1888 en Friedrich
Klassmeijer in 1924 verdwenen enige registers en in 1917 moesten de
frontpijpen het ontgelden. De grote verbouwing kwam in 1953-1955,
toen Paul Ott het Bovenwerk verwijderde, twee rugwerken bouwde
en de pedaalkas vergrootte. Gelukkig nam hij negentien oude registers
over, waaronder zeven met De Mare-pijpwerk.
In de periode 1963 tot 1971 is het orgel geconsolideerd door Ahrend
& Brunzema en werden ook de zeven tongwerken van Ott vervangen.

Groß Midlum
Groß Midlum is een dorpje in de gemeente Hinte in Oostfriesland met
een kerkje uit het einde van de dertiende eeuw. Het behoort tot de
Evangelisch-Reformierte Kirche te Hinte en Westerhusen. In 1580
stond er in dit kerkje een zeer vervallen orgel, dat voor 80 gulden werd

11) Internet http://de.wikipedia.org/wiki/St. Martini (Bremen)

12) J. Arend en W. Dahlke, Dokumentation der Orgel der Evangelisch-Reformierten
Großen Kirche zu Leer (ohne Ort (Stade) ohne Jahr (2008)).

gerepareerd door Uulcke Dircks uit Sneek. Het werk werd in het bijzijn
van de drost gekeurd door organist Pauwel Hansen Knop uit Emden
en Mr. Willem uit Groothusen. Dit orgel werd naar alle waarschijnlijk-
heid in 1609 of 1610 gerepareerd door Marten de Mare.13) De school-
meester reisde namelijk in 1609 naar Leer om de orgelmaker te halen
en we weten dat De Mare daar toen werkte. Kaufmann haalde ver-
dere informatie uit Piersig zijn publikatie Musikerfamiliën, waar hij las
dat de orgelmaker 150 gulden voor zijn arbeid ontving en 185 gulden
voor materialen onder andere schapenleer en ossenhuiden. Dit orgel is
in 1803/1804 vervangen door een nieuwbouw van Johann Friedrich
Wenthin, waarvan in 1956 het pijpwerk is vervangen door Alfred
Führer.

Stellichte, Gutskapelle St.-Georg
Het orgel van Stellichte werd door Martin gebouwd in de kas van het
orgel dat zijn vader gebouwd had voor het klooster Thedinga bij Leer.
Martin bracht het orgel in 1610 over naar de kapel van het landgoed
van Gutsherr Theodor von Behr aan de westrand van de Lüneburger
Heide. De kas werd ingekort en qua decoratie gemoderniseerd en van
de Principal 4’ werd een Quintadeen 8’ gemaakt door het opsolderen
van deksels. Er kwam een nieuwe galerij en het orgel kreeg een borst-
werk. Van dit orgel is slechts de kas met de frontpijpen bewaard ge-
bleven, het instrument zelf werd in 1985 gereconstrueerd door Jürgen
Ahrend en heeft de volgende dispositie:

Hoofdwerk (CDE-c3) Borstwerk (CDEFG-c3) Pedaal (CDE-d1)
Quintadena 8’ Rohrflöte 4’ aangehangen
Gedackt 8’ Holquinte 22/3’ disc.
Principal 4’ Spitzflöte 2’
Gemshorn 4’ Regal 8’
Octave 2’
Nasat 11/3’ Het orgel in de St.-Ansgariikirche te Bremen | Foto: Martin Döring
Sesquialtera II
Mixtur IV len. Hiermee was het totaal 2112 Mark en 26 Groschen. Mogelijk zijn
er nog meer termijnen geweest, maar gezien de bedragen die Marten
Er zijn twee spaanbalgen, een tremulant en een cimbelster. De wind- en zijn vader in het verleden voor hun orgels ontvingen, moet dit het
druk is 71 mm waterkolom, de toonhoogte is een halve toon boven grootste instrument zijn geweest dat ze hebben gebouwd.15)
normaal en de temperatuur is de middentoonstemming. De kas wordt Van dit orgel is bekend dat het in 1622, 1631 en 1644 werd gere-
hieronder nog nader beschreven. pareerd door respectievelijk Johannes Millensis, Johann Sieburg en
Caspar Valekamp. Nadat in 1661 het orgel bij een blikseminslag was
Bremen St.-Ansgariikirche beschadigd, werd het in 1665 hersteld door Hermann Kröger, die
In de St.-Ansgariikirche bouwde Marten de Mare zijn laatste orgel. De ook zes nieuwe balgen maakte. In 1713 plaatste Arp Schnitgers gezel
kronieken berichten dat het werd opgeleverd op 14 augustus 1611. Op Gregorius Struve een Dulciaan en een Trechterregaal in het Rugwerk.
28 september 1612 ontving Marten nog een bedrag van 1 Mark en 16 Tussen 1714 en 1718 verbouwde Arp Schnitger het werk tot een groot
Groschen. Hij is voor 20 december 1612 overleden; vanaf die datum instrument van 41 stemmen op Hoofdwerk, Rugwerk, Borstwerk en
ontvangt de voogd van zijn kinderen Johann von Line de termijnen Pedaal in en achter de bestaande kassen.
van de orgelbouw: op 20 december 1612 een bedrag van 42 Mark en In 1736/37 voegde Reinerus Casparij-Altona bastorens toe en in 1756
3 Groschen, op 13 januari 1614 902 Mark en 11 Groschen en op 30 stemde Heinrich Wilhelm Eckmann het orgel in de gelijkzwevende
december 1616 als laatste 85 Mark en 30 Groschen;14) tellen we dit bij temperatuur, het eerste in Bremen.
elkaar op dan wordt het ruim 1030 Mark. Dan is er nog een bedrag van In 1894 bouwden Furtwängler und Hammer een nieuw orgel met pneu-
1082 Mark en 26 Groschen dat de rentmeester in 1614 terugbetaalt matische tractuur in de bestaande kassen. In de Tweede Wereldoorlog
aan de diaconie omdat het was voorgeschoten om het orgel te beta- zijn de fronten van de kassen op tijd in veiligheid gebracht en in 1958

13) Kaufmann, Die Orgeln des alten Herzogtums Oldenburg, 130-131. 15) Piersig, Die Orgeln der bremischen Stadtkirchen, 397-398.
14) Staatsarchiv Bremen, 2-T.4.a.3.k.2.a.3 Rechnungsbuch 1610-1612.
2 3HET ORGEL 2014 | nummer 1

in de nieuw gebouwde kerk weer opgebouwd en door Alfred Führer uit pijpwerk van aanwezig en er zijn oudere delen in de kas verwerkt. De
Willemshaven van een nieuw binnenwerk voorzien. oudste dispositie is bekend uit 1830, toen het instrument werd over-
geplaatst vanuit het transept naar de nieuwe oostwand van het schip
VOORTZETTING VAN DE ORGELMAKERIJ DOOR EDO EVERS door Johann Gottfried Rohlfs uit Esens.

Algemeen wordt aangenomen dat de orgelmakerij van Martin de Hoofdwerk (CD-c3) Borstwerk (CD-c3)
Mare is voortgezet door Edo Evers. Van hem zijn geen genealogische Principal 8’ Hohlflöte 4’
gegevens bekend en er is ook geen betrouwbare informatie over zijn Quintadena 16’ Spitzflöte 2’
afkomst. Vente en Kaufmann namen aan dat hij uit Oost-Friesland af- Quintadena 8’ Sifflöte 1’
komstig was en het vak leerde bij Marten de Mare. Volgens Cornelius Octave 4’ Regal 8’
Edskes was het laatste juist maar kwam Evers uit Groningen. In ieder Spitzflöte 4’
geval had hij betrekkingen met het Groningerland, want er zijn werk- Quinte 22/3’
zaamheden van hem bekend in Noord- en Zuidbroek. Ook weten we Octave 2’
dat hij in Emden en Jever heeft gewoond. De werklijst van Edo Evers Mixtur IV
ziet er naar de huidige stand van zaken als volgt uit: Trumpete 8’ bas/disc.

1616-1618 bouw van een drieklaviers orgel in Norden Oorspronkelijk was de klavieromvang FGA – g2a2, maar die werd
vergroot in 1761, toen Johann Adam Berner met zijn schoonvader
1619 bouw van een tweeklaviers orgel in Osteel Johann Friedrich Constabel het orgel moderniseerde. Ze voegden de
tonen C D Dis E Fis en Gis toe in hout en de gis2 b2 h2 en c3 in lood van
1619 reparaties in Riepe en Noordbroek afgedankte oude pijpen. De windladen werden vernieuwd en de trac-
tuur voor het grootste gedeelte. Van het pijpwerk werd de Spitsfluit
1622 vermoelijke bouw van een orgel in Oldersum 2’ van het Borstwerk nieuw gemaakt uit oud materiaal. In 1830 werd
het orgel verplaatst en ook verbouwd. De Regal werd gewijzigd in een
1624 reparatie in Zuidbroek Krummhorn 8’. Er kwam een aangehangen pedaalklavier en de twee
dubbele tussenvelden werden vervangen door lange houten pijpen van
1625 reparatie in Bingum voetlijst tot kap. Ten slotte werd de middentoonstemming gewijzigd in
een gelijkzwevende.
1625-1626 reparaties in Bunde In 1890 werd het orgel weer verplaatst, nu naar de westwand van de
kerk, en werden de drie spaanbalgen vervangen door een magazijn-
1626 reparatie in Stapelmoor balg. De orgelmaker die dit werk uitvoerde was Johann Diepenbrock
uit Norden. Gelukkig hoefden in 1917 de frontpijpen niet te worden
1629-1630 reparaties in Emden, Grote kerk ingeleverd, omdat het tingehalte niet hoog genoeg was.
Het orgel is in 1994/1995 gerestaureerd door Jürgen Ahrend. Behalve
Het orgel in de St.-Ludgerikirche in Norden werkzaamheden aan de kas werden er drie spaanbalgen gemaakt en
In 1616 begon Edo Evers met de bouw van een drieklaviers orgel in een Mixtur IV. De stemming werd een gemodificeerde middentoon-
Norden in het koor achter de zuidoostelijke vieringspijler op de ga- stemming (1/5 komma), die in Norden goed voldoet. De toonhoog-
lerij waar ook het De Mare-orgel stond. Het Evers-orgel bestond uit te op a1 = 440 Hz en de winddruk 70 mm. Op de Krummhorn, de
een Hoofdwerk van negen, een Rugwerk van zes en een Borstwerk Spitzflöte 2’ en de Mixtur na zijn alle registers van Evers en/of De Mare.
van drie stemmen. Er was een pedaalklavier aangehangen aan het
Hoofdwerk. Evers nam een aantal registers over uit het orgel van DE BEWAARD GEBLEVEN KASSEN
Andreas de Mare, dat toen vijftig jaar oud was. Het nieuwe orgel had
een laat-renaissance kas met beschilderde vleugeldeuren. De opleve- De mooiste orgelkassen die ooit gemaakt zijn, dateren uit de periode
ring vond plaats in 1618. Het was toen het grootste orgel van Oost- van de Renaissance. Ze zijn vooral te vinden in Duitsland. In Nederland
Friesland en kostte meer dan 1000 gulden. De eerste grote reparatie zijn er ook renaissancistische kassen bewaard gebleven, maar niet
en ook uitbreiding vond plaats in de jaren 1653-1660 door de orgel- meer in de originele kleuren. Ik noem de kassen van de Hendrik
maker Lukas van Köningsmark uit Marienhafe. Van 1686-1688 en in Niehof-orgels in Enkhuizen, Brouwershaven en Schiedam en die in de
1691/1692 bouwde Arp Schnitger op dezelfde locatie een nieuw orgel katholieke kerk in Abcoude, die uit de St.-Janskerk van Gouda komen.
met Hoofdwerk, Bovenwerk, Rugwerk, Borstwerk en Pedaal van 43 Van vader en zoon De Mare zijn de kassen van hun orgels in de St.-
stemmen met hergebruik van 9 registers en de vier balgen. Er zijn nu Martini en St.-Ansgariikirche in Bremen en in Stellichte nog vrijwel in
nog 8 stemmen van Evers en/of De Mare in het orgel aanwezig: op het hun oorspronkelijke vorm aanwezig en van Edo Evers die van het orgel
Hoofdwerk de Quintadena 16’, Rohrfloit 8’, Octav 4’ en Octav 2’; op in Osteel voor een belangrijk gedeelte.
het Rugwerk de Gedact 8’, Octav 2’ en Sexquialter II, en op het Pedaal Een belangrijk kenmerk van de renaissance-kas is dat het beeldhouw-
de Octav 8’.16) werk en snijwerk figuraal is en polychroom beschilderd. De fronten

De bouw van het orgel in de St.-Warnfrieduskirche in Osteel
De kerk van Osteel kreeg in 1619 zijn eerste orgel. Het werd gebouwd
door Edo Evers waarbij hij overgebleven materiaal gebruikte van het
voormalige De Mare-orgel van de St.-Ludgerikirche in Norden: er is

16) Reinhard Ruge, Norden Ludgerikirche, Orgel von Arp Schnitger(1686-88 und
1691/92), publicatie van Nomine op internet (www.nomine.net), geraadpleegd
september 2012.

2 4 HET ORGEL 2014 | nummer 1

Het orgel in de St.-Warnfriedkirche te Osteel | Foto: Dale Carr

van alle vier de kassen zijn opgebouwd uit een polygonale middento- hoeken van de kuip zijn kariatiden aangebracht zoals we die kennen
ren, spitse zijtorens en in de hoogte gedeelde tussenvelden. De kas van van Vredeman de Vries. Op de hoeken van de borstwering staan putti
Stellichte is ouder dan het in 1610 gebouwde orgel, omdat er eerder met een trompet in de hand. Op de voetlijst van de galerij is geschilderd
een orgel van Andreas de Mare in heeft gestaan. De kas van Edo Evers- ‘Marten de Mare Orgelmacher 1610’.
orgel in Osteel is de jongste en heeft al vele kenmerken van de Barok. Het front van de bovenkas is opgebouwd met gecaneleerde zuilen met
De kassen van het grote orgel in de St.-Martinikerk van Bremen, die ronde basementen en samengestelde kapitelen. De voet- en kaplijsten
tegen de westwand zijn gebouwd, worden gerekend tot de mooiste in zijn geheel volgens de ordeboeken met in het verlengde van de ko-
Noord-Europa. lommen sierlijk gesneden consoles. Op diverse plaatsen op de lijsten
zijn gesneden kopjes aangebracht en verwrongen gezichten met een
De kas in de Gutskapelle St.-Georg te Stellichte grimas, die in Duitsland Fratzen worden genoemd. Aan de frontpijpen
De kas van dit orgel is in 1610 gemoderniseerd, toen Martin de Mare is bijzonder veel aandacht besteed. De middelste pijpen van de torens
de kas van het door zijn vader gebouwde orgel van de kloosterkerk in zijn geciseleerd en van maskers voorzien en gouden grotesken. Er is
Thedinge overplaatste naar de Gutskapelle in Stellichte. Dit was de ka- overal beslagwerk op de friezen, het blinderingssnijwerk is uitgevoerd
pel van het landgoed van Gutsherr Theodor van Behr aan de rand van in acanthusblad met saterkopjes. De onderkas met het Borstwerk is ge-
de Lüneburgerheide. Het orgel van zijn vader was toen vermoedelijk maakt in 1610. De tegenwoordige kleur van de kas met de vele bruine
al zo’n veertig jaar oud. De kas moest echter worden ingekort omdat tonen is niet meer de originele, maar werd in de negentiende eeuw aan-
de kapel minder hoog was dan de kloosterkerk en ook omdat er een gebracht. Zoals we bij de kassen in Bremen nog kunnen zien moet het
borstwerk onder moest komen. In de juist voltooide kapel werd een geheel veel kleuriger geweest zijn.
polygonale galerij gebouwd, die gedragen wordt door Ionische kolom-
men en daarop kwam het orgel te staan. De kassen in de St.-Martinikirche te Bremen
De borstwering van de galerij is voorzien van halfronde verdiepte pa- Het concept van deze kassen met Hoofdwerk, Rugwerk en de pe-
nelen met zwarte geometrische beschilderingen met arabeskenmotie- daaltorens is van één ontwerper, waarschijnlijk een meubelmaker die
ven. De panelen zijn voorzien van omlijstingen in geteld geld. Op de goed op de hoogte was van de architectuurtraktaten. Ik neem aan dat

2 5HET ORGEL 2014 | nummer 1

12

3

2 6 HET ORGEL 2014 | nummer 1

het geheel tot stand gekomen is in 1616, toen Christian Bockelman Gottfried Rohlfs uit Esens geplaatst op een nieuwe galerij. Toen werden
uit Lüneburg de opdracht kreeg een tweeklaviers orgel met pedaal te helaas ook de beschilderde vleugeldeuren verwijderd, omdat de kas ze
bouwen. Er stond toen al een eenmanualig orgel dat Marten de Mare niet meer kon dragen en de onderkas werd verbreed. De oorzaak van
in 1603 had vernieuwd en uitgebreid. Volgens de archieven werd er de instabiliteit was het doorzagen van de verticale stijlen in de onderkas
in 1603-1605 aan een nieuw kas gewerkt door de meubelmaker bij de demontage.
Hermen Wulff, maar die kas zal in 1616 verdwenen zijn: het orgel van Toen in 1890 op deze plaats een neogotisch altaar werd gebouwd,
Bockelman was zo groot dat het niet anders kan dan dat er compleet verhuisde het orgel naar de westwand van de kerk. Bij deze verplaat-
nieuwe kassen moesten worden gebouwd. Het is een majestueus front sing door orgelmaker Johann Diepenbrock uit Norden werden de drie
geworden met uitstekende verhoudingen, het Hoofdwerk geflankeerd spaanbalgen afgevoerd en kwam er een magazijnbalg voor in de plaats.
door enorme pedaaltorens en een prachtig uitgebouwd Rugwerk met In 1994 werd de kas weer in de oude staat gebracht door Jürgen Ahrend.
een gebogen vorm. De bovenkas werd versterkt, de onderkas op zijn oude maat gebracht
Het front bestaat uit een polygonale middentoren, spitse zijtorens met en er werden weer frontdeuren gemaakt. Het snijwerk en het schilder-
gedeelde velden aan weerszijden ervan. Alle stijlen van het front zijn werk werden gerestaureerd en het bladgoud waar nodig aangevuld.17)
bewerkt als kolommen met basementen, en de kap en voetlijsten zijn Deze kas is al weer een stap verder in de ontwikkeling van de orgel-
geprononceerd en voorzien van een uitbundige decoratie. De kleuren- architectuur. De zuilen zijn al vervangen door rechthoekige stijlen en de
pracht van de kas is intensief met lichte, blauwe, rode en gouden ac- spiegelvelden zijn verdwenen. De middentoren is polygonaal, de zijto-
centen op een zwarte of lichte ondergrond. Van het Hoofdwerk en het rens spits, de middelste pijpen zijn geciseleerd. Op de torens staan een-
Pedaal zijn de torens voorzien van de bekende torentjes, die hier wel voudige torentjes met gesneden boogjes erbovenop, die bekroond zijn
heel nadrukkelijk aanwezig zijn omdat ze zijn voorzien van een kroon met een gouden knop. Het blinderingssnijwerk is al een beetje barok,
van snijwerk met een vaasje er bovenop, en op het Hoofdwerk staan maar heeft nog wel het strakke van de renaissance. Bovenin het borst-
er menselijke figuren tussen. De torens van het Rugwerk dragen schit- werk zijn opengewerkte panelen aangebracht voor de klankuitstraling.
terend gesneden beelden, op de zijtorens een engel en de middentoren Op de kaplijst staat in gouden letters de tekst van Psalm 150: 4 en op
met het klassieke beeld van David met de harp. Op de friezen van alle de voetlijst de latijnse tekst: gloria in excelsis Deo, et in terra pax
lijsten zijn teksten aangebracht. Het Rugwerk wordt ondersteund door hominibus bonae voluntatis. Ook de maker wordt vermeld, en wel in
één grote zuil, waarvan de bekronig als het ware de kas draagt. De rest een tekst boven het borstwerk: durch gotts segen und reichen rhat
van het orgel wordt figuratief ondersteund door een houten wand met m. edo evers mich gemacht ao 1619.
een door pilasters met consoles gedragen balk.
KENMERKEN VAN DE MARE-ORGELS
De kassen in de St.-Ansgariikirche te Bremen
In de St.-Ansgariikerk stamt alleen het middengedeelte van de hoofd- Uit de bekend geworden werkzaamheden en disposities valt af te leiden
werkkas van het orgel van Marten de Mare. De pedaaltorens zijn in dat er in het tijdvak van het renaissance-orgel in Noord-Duitsland geen
1736/1737 gebouwd door Reinerus Caspary. Ook hier zijn de oor- grote orgels werden gebouwd. Er waren meestal twee klavieren, het
spronkelijke kleuren bewaard gebleven. De versieringen zijn hier sober- tweede was meestal een borstwerk. In de Dom van Verden was het een
der dan in de St.-Martinikerk en ook de torentjes zijn eenvoudiger. Ook rugwerk. Dit mag dan ook als een bijzonderheid gelden. Het is echter
hier zijn de friezen voorzien van tekstbanden. Het is een wonder dat de niet geheel zeker dat dit orgel door De Mare is gebouwd. Het enige
orgelkas er nog is, omdat hij in de oorlog uit de kerk is gehaald en op gegeven dat we hebben is het feit dat, volgens een aantekening van
diverse plaatsen in de stad opgeslagen. Arp Schnitger in 1693, alle drie de laden geboord waren. Dit was in de
De kerk is in 1944 ingestort na een ontploffing onder de toren en moest Renaissance gebruikelijk en ook dat de cancellen met F begonnen en dat
worden afgebroken. Op een andere plaats in de stad is een nieuwe kerk de bovengrens g2 a2 was. Van de laden van De Mare is slechts bekend
gebouwd, waarin de kas weer is geplaatst en in 1958 is voorzien van dat Marten de Mare in 1585 in het orgel van Kloster Oelingshausen een
een vierklaviers orgel met pedaal en 61 registers, dat gebouwd werd sleeplade bouwde.
door Alfred Führer uit Willemshaven. Het is een geheel ander concept Ook een kenmerk van De Mare is de ontwikkeling van het pedaal, dat
geworden en ook de klank herinnert niet meer aan het verleden. langzaam uitgroeit van één Trompet 16’ in Emden (1578) naar vier re-
gisters in Verden (1583), te weten een Prestant 16’ en drie tongwerken
De kas in de St.-Warnfriduskirche te Osteel van de trompetfamilie: de 16’, 8’ en 2’. Een typisch Zuid-Nederlands
In Osteel is de kas van het orgel van Evers niet geheel ongeschonden de register is de Bourdon 16’. Vergeleken met Niehofs werk onder andere
tijd doorgekomen. Ook is het orgel twee keer van standplaats veran- in Lüneburg is het een geheel ander type orgel. Bij Niehof stonden er
derd. Oorspronkelijk had de middeleeuwse kerk een transept; het orgel alleen prestanten op het Hoofdwerk en was het Bovenwerk bezet met
stond daarin aan de noordwand. Wegens bouwvalligheid werden het fluiten en een tongwerk. Geheel volgens de in Europa in gang zijnde
transept en het koor omstreeks 1825 afgebroken en werd het schip af- ontwikkeling van het orgel nam ook bij De Mare de omvang van de
gesloten met een wand. Hiertegen werd in 1830 het orgel door Johann manualen toe van FG-g2a2 in Emden (1578) tot CDEFG-c3 in Stellichte
(1610).
Afbeeldingen pagina 26
1. Detail kas orgel St.-Martinikirche te Bremen 17) R. Ruge, ‘Osteel, Ev.-luth. Warnfriedkirche, Orgel von Edo Evers (1619)’,
2. Registerknoppen en -plaatjes St.-Warnfriduskirche te Osteel artikel voor Nomine in Stade; http://www.net/osteel-warnfriedkirche.
3. Detail kas orgel Gutskapelle St.-Georg te Stellichte
2 7HET ORGEL 2014 | nummer 1
Foto’s: Dale Carr

Er zijn orgels…. én er bestaan BAROK TOT IN DETAIL
orgels van Steendam.
Henk Klop Baroque Keyboard Instruments
Jarenlang vakmanschap en liefde voor het vak Paleisweg 6 • 3886 LC Garderen • The Netherlands
laten de kwaliteit van onze handgemaakte orgels PHONE +31 (0)577 461 512 • FAX +31 (0)577 461 787
tot grote hoogten stijgen. De Steendamorgels
worden tot 9 meter hoogte in eigen atelier afge- WEB www.klop.info • E-MAIL [email protected]
bouwd, dus het plaatsen en afmonteren in uw
kerk gaat veel sneller en bezorgt aanmerkelijk
minder overlast. En… het is op die manier nog
een stuk voordeliger ook! Duurzame, eersteklas
materialen en een doordachte constructie geven
elk Steendamorgel precies die kwaliteit en
draagkrachtige toon, waar u naar zoekt.
Op maat gemaakt en exact volgens uw wensen.
Wij hebben een coöperatieve samenwerking met
een team ervaren Tsjechische orgelbouwers.
Onze orgels zijn in heel Nederland en in diverse
buurlanden te vinden.
Tevens hebben wij tweedehands orgels die
aangepast kunnen worden aan uw situatie.
Wij geven zelfs 15 jaar garantie. Een orgel van
Steendam klinkt naar een nadere kennismaking.
Belt u ons voor een geheel vrijblijvende afspraak
of kijk op onze uitgebreide website.

www.orgelmakerijsteendam.nl
Westerdijkstraat 21, 9983 PR Roodeschool
tel. 0595-412261

2 8 HET ORGEL 2014 | nummer 1

Het is ook mogelijk een beeld van de mensuren te geven, omdat die vergeleken met Van Covelens circa 5 halve tonen enger en ten opzichte
uitgebreid zijn opgemeten door Jürgen Ahrend en Winfried Dahlke in van Niehoff circa 3 halve tonen.
het orgel van de Reformierten Kirche in Leer.18) Uit hun onderzoek in Bij de Hohlflöte zijn de mensuren in het klein octaaf ten opzichte van
2008 is naar voren gekomen dat in het huidige registerbestand nog de beide andere circa 5 halve tonen enger. In het eengestreept octaaf
veel materiaal bewaard is gebleven van Andreas en Marten de Mare. In wordt de afstand kleiner en de c2 van De Mare is 1 halve toon wijder
het Hoofdwerk zijn het pijpen van de Prestant 8’ (gis1-a2), Quintadena dan bij Van Covelens en nog circa 1½ halve toon enger dan bij Niehoff.
16’ (gis0-f3), Rohrflote 8’ (Cis-h2), Oktave 4’ (enkele), Oktave 2’ (F-cis1), We weten trouwens niet of de Holhlflöte roeren had, zoals de holpijpen
kelen van de Trompete 8’ (a0-f2). In het Pedaal zijn de pijpen (C-d1) van in de Nederlandse orgelbouw.
de Nachthoorn 2’ afkomstig van een Hohlflöte 4’. Van de Hohlflöte 4 is geen vergelijkingsmateriaal voorhanden, omdat
deze fluiten in de viervoets ligging bij Van Covelen en Niehoff open
De mensuren van Andreas de Mare in Leer zijn als volgt: waren. Voor de Octaaf 2’ is er evenmin vergelijkingsmateriaal.
Tot slot geef ik de inscripties van vader en zoon De Mare, zoals deze
Quintadeen 16’ C F c0 f0 c1 f1 c2 f2 genoteerd staan op de Quintadena 8’ van het orgel in Stellichte (lin-
kerkolom) en de Rohrflöte 8’ van het orgel in Leer (rechterkolom):19)
toets 89.7 78.8 57.8 45.7 35.0 29.5
71.6 57.8 46.2 37.8 27.7 23.5
diam. Corpus 18.8 13.8 11.2 9.0 7.1 5.9
labiumbr.
opsnede - - 0.8 0.8 0.8 0.8
plaatdikte onder

Hohlflöte 8’

toets C F c0 f0 c1 f1 c2 f2

diam. corpus 125.5 105.0 84.2 68.6 55.0 44.3 38.3 31.8

labiumbr. 105.0 86.0 68.0 60.0 49.0 38.0 33.0 28.0

opsnede 33.0 24.0 19.8 16.7 12.1 9.2 7.1 6.3

plaatdikte onder 1.3 1.2 1.0 0.9 0.8 0.8 0.8 0.7

Hohlflöte 4’

toets C F c0 f0 c1 f1 c2 f2

diam. corpus 74.3 52.3 40.3 32.1 24.9

labiumbr. 45.3 36.0 25.6 22.2 17.3

opsnede 15.3 12.3 7.8 6.4 4.8

plaatdikte onder 0.9 0.8 0.8 0.8 0.7

Octave 2’

toets C F c0 f0 c1 f1 c2 f2
diam. corpus 41.0 29.5 23.7 17.7 15.5

labiumbr. 30.7 22.6 16.8 12.3 10.9

opsnede 7.4 5.8 4.3 3.7 3.3
plaatdikte onder 0.8 0.8 0.9 0.8 0.8

Er zijn ook mensuren van Osteel die door Kaufmann zijn gepubliceerd, Dankbetuiging
maar deze vermeldt er niet bij welke van De Mare, van Evers en even- Dit onderzoek was mogelijk door de hulp van Klaas Dieter Voß van de
tueel latere vervangingen zijn. Johannes a Lascobibliothek in Emden en Angelika en Reinhard Ruge van
Ik heb de mensuren van De Mare vergeleken met die van Jan van de St.-Ludgerikirche in Norden. Verder zijn prof.dr. Konrad Elmshäuser
Covelens en Hendrik Niehoff, die zijn opgemeten in Alkmaar en van het Staatsarchiv in Bremen en dr. Wolfgang Henninger van het
in Lüneburg. Op grond daarvan kom ik tot de volgende conclusies, Staatsarchiv in Oldenburg mij behulpzaam geweest.
met de kanttekening dat de Quintadeen 16’ in de Lage Landen in de
Renaissance niet voorkomt, vergelijking pas mogelijk is vanaf de c0. 19) Arend en Dahlke, Dokumentation der Orgel, 272.
Daar de klavieren toen nog op F begonnen en bij de 16-voet vanaf
de c1: De Mare’s Quintadeen is over het klein en eengestreept octaaf 2 9HET ORGEL 2014 | nummer 1

18) Arend en Dahlke, Dokumentation der Orgel, 102, 126, 165 en 251.

Russische orgelmu
negentiende en tw

Deel 2: De periode na 1917

Olga de Kort-Koulikova De veranderingen van de Oktoberrevolutie in 1917 raakten alle gevestigde politieke,
sociale en culturele structuren van Rusland. De revolutie was vaak verwoestend en zelfs dodelijk. Voor de orgel-
muziek betekende zij aanvankelijk het einde: orgels werden afgebroken, kerken verbouwd tot zwembaden en fa-
brieken. Het traditionele kerkelijke instrument paste niet binnen de maatstaven van het Sovjet-realisme. In plaats
van de ‘Russische muziek’ kwam de ‘Sovjet-muziek’; het Groot-Russische nationalisme maakte plaats voor ver-
plichte nationale variëteit en Sovjet-uniformiteit in vorm en inhoud. Het publiek van arbeiders en boeren had geen
behoefte aan fuga’s en preludia. Om te overleven moest het orgel zich het te nauwsluitende jasje van concertin-
strument aanmeten.

Isaj Braudo NAAR SOVJET-ORGELMUZIEK
Het voormalige St.-Petersburgse (en nu Leningradse) conservatorium
bleef na de revolutie van 1917 het centrum van het nieuwe orgelonder-
wijs. Ook de eerste pogingen om het orgel weer in de belangstelling te
plaatsen, werden in Leningrad ondernomen.
In 1933 schreef het conservatorium een concours voor componisten
uit dat nieuwe orgelwerken moest opleveren. De geïnteresseerde com-
ponisten werden van harte uitgenodigd in de Kleine Zaal van het con-
servatorium ‘kennis te maken met het orgel als instrument’. De demon-
straties werden verzorgd door de organist, klavecinist en één van de
grondleggers van de Russische orgelschool, Isaj Braudo (1896-1970).
Het concours werd afgelast na de arrestatie van de speler die een derde
van de ingestuurde concourswerken op zich zou nemen. In 1937 ver-
dween de laatste orgelmaker, orgelstemmer en orgelkenner van St.-Pe-
tersburg, Wolf Liss (?-1937?), spoorloos. Als voormalige orgelmeester
van de lutherse St.-Petrikerk kreeg hij een verbod om binnen een straal
van honderd kilometer rond Leningrad te wonen. Dat verbod negeerde
Liss voortdurend. Keer op keer kwam hij naar zijn stad terug voor het
onderhoud van de laatste orgels die in de Kleine Zaal van het conser-
vatorium en in de voormalige lutherse St.-Catherinakerk stonden. Zijn

3 0 HET ORGEL 2014 | nummer 1

DE MUZIEK

uziek in de
wintigste eeuw

favoriete instrument, het Walcker-orgel in de Kleine Zaal,
werd in 1961 vervangen door het Riger-Kloss-orgel met
vier manualen.

EEN NIEUW HOOFDSTUK
De belangstelling voor de orgelmuziek van eigen bodem was
nooit zo groot als na de Tweede Wereldoorlog. Isaj Braudo
noemde het nieuwe tijdperk in de Russische orgelmuziek het
‘meest interessante hoofdstuk’ in haar geschiedenis. ‘Het
hoofdstuk dat nu geopend is. Het hoofdstuk dat nog een
vervolg zal krijgen en verdere ontwikkeling zal brengen’.

Aanvankelijk leek het dat de Sovjet-componisten het orgel
slechts als een mastodont uit vervlogen eeuwen zagen. Een
reusachtig, eeuwenoud relict dat ze alleen door nieuwe, ex-
perimentele klanken en ritmes tot leven konden wekken. De
periode van vrije, experimentele klankconstructies duurde
nog geen twintig jaar. In 1987 verenigden organisten en or-
gelmakers van de Sovjet-Unie zich in een kunstenaarsvak-
bond die – zoals elke professionele Sovjet-bond – streng
toezicht hield op de inspiratie-uitspattingen van zijn leden.
Behalve dat ze een beperking inhield, zorgde de nieuwe
vereniging echter ook voor een opleving van de traditie
van klassieke orgelconcerten. Bach en Franck konden nog
steeds op veel meer enthousiasme van het publiek rekenen
dan de Sovjet-componisten.
Het in 1990 opgerichte Centrum voor Orgelcultuur slaagde
erin om deze positieve belangstelling steeds meer te verster-
ken door twee internationale festivals voor orgelmuziek te
organiseren. Tijdens het tweede festival, in 1991, werd de
eerste Russische wetenschappelijke conferentie gehouden
met de veelzeggende titel ‘Het orgel gisteren en vandaag’.
Het orgel was terug in het Russische muziekleven.

3 1HET ORGEL 2014 | nummer 1

DE WEG NAAR HET ORGEL
Er is bijna geen Sovjet-componist uit de tweede helft van de twin-
tigste eeuw die het orgel niet zag staan, maar slechts enkelen onder
hen voelden zich echt orgelcomponist. Alfred Schnittke zou verbaasd
opkijken als hij een orgelcomponist zou worden genoemd. Mikael
Tariverdiev (1931-1996) daarentegen niet, maar tijdens diens leven
wist alleen zijn naaste omgeving dat hij voor orgel schreef. Voor alle
muziekliefhebbers van de Sovjet-Unie was Tariverdiev de componist
van de mooiste filmmuziek en romantische liederen. De orgelmuziek
kwam pas in 1985 in zijn leven en werd zijn geheime passie. Hij com-
poneerde uit een innerlijke behoefte om voor orgel te schrijven, en
durfde in orgelstukken veel meer pathos, dramatiek en tegenstrijdige
emoties te leggen dan in zijn nog steeds ontzettend populaire film- en
vocale muziek.
Het Eerste Orgelconcert kreeg het opusnummer 91. De oorspronke-
lijke versie had als ondertitel ‘Op een thema van Frescobaldi’, hoewel
er geen directe citaten of muzikale verwijzingen naar de Italiaanse
componist te vinden zijn. De naam van Frescobaldi had Tariverdiev
nodig om de juiste intonaties te vinden.
De definitieve titel van het concert, Cassandra, werd gekozen na een
bezoek aan de tentoonstelling van Kristof Niss in West-Berlijn. Diens
gelijknamige serie schilderijen riep bij Tariverdiev sterke associaties op
met antieke tragedies. De donkere Intrada, de jammerende Aria, de
iets luchtigere Inventio en een donderende Finale con colera waren de
eerste pogingen van Tariverdiev om in het orgelwerk ‘de elementen

Mikael Tariverdiev, Cassandra / Concerto No. 1

van de oude muziek met die van de hedendaagse te verbinden’.
Ook in zijn tweede orgelconcert Het Polyfonische Schrift op. 93 (1987)
combineert Tariverdiev de klassieke principes van een barokconcert
met het moderne idioom. De vier delen Basso ostinato, Fugue, Chora-
le en Toccata zijn virtuoze, polyfone en stijlgetrouwe vertalingen naar
de twintigste-eeuwse muziektaal.
De titel van de cyclus Tien koraalpreludes. Imitatie van oude meesters
veronderstelt een vrije interpretatie van de bekende melodieën, maar
deze titel is misleidend. Tarieverdiev componeert zijn eigen meester-
werkjes ‘in de stijl van’. Het zijn meer preludes dan koralen. Het zijn
stuk voor stuk fantasievolle, verheven en gedetailleerd gestileerde en
voor Tariverdiev typerende werken, met de herkenbare nostalgische
en lyrische Tariverdiev-karakteristieken die zo geliefd zijn bij zijn film-
muziekfans.
Het Derde Orgelconcert op.95 is samengesteld uit vier orgelcomposi-
ties: Reflecties, Een Beweging, Koraal en Een wandeling in C majeur, die
als basis en uitgangspunt diverse klankcombinaties en klankassocia-
ties onder de loep nemen.

Op de lijst van orgelwerken van Tariverdiev staat ook een tweeledige
orgelsymfonie: Tsjernobyl op.94 (1987). Diep onder de indruk van het

Mikael Tariverdiev, Tsjernobyl (op. 94), deel 2: Quo vadis?

3 2 HET ORGEL 2014 | nummer 1

werk van wetenschappers en militairen die in Tsjerbobyl de gevolgen Boris Tishchenko
van de ramp op 26 april 1986 probeerden te beperken, schreef Tari-
verdiev een ingrijpend requiem voor de overledenen en nabestaan-
den. In zijn dagboek noteerde hij zijn gedachten over de Apocalyps,
het einde van de wereld, dat in Tsjernobyl al begonnen was. Het eerste
deel, ‘Zone’, verklankt zijn eigen indrukken tijdens een bezoek aan het
rampgebied. Het is opgebouwd rondom een kwint, die als het symbo-
lische beeld van de zone en de straling alle klanken blijft doordringen.
Het daaropvolgende ‘Quo vadis?’ bedoelde de componist als ‘een na-
gedachtenis aan de mensen die ons tegen het onheil beschermden’.
‘Maar zal het ons helpen?,’ schreef Tariverdiev in zijn notities, ‘zullen
we uit deze lessen leren?’ Het zijn vragen met een emotionele lading
die in de Russische orgelliteratuur huns gelijke niet hebben.

ORGELREBELLEN
Als leerling van Dmitri Sjostakovitsj en Galina Ustvolskaja kwam Boris
Tishchenko (1939-2010) vrij snel op het lijstje van ‘muzikale dissiden-
ten’ van de jaren zestig en zeventig te staan. Waar Sjostakovitsj een
‘diepe overtuiging’ en ‘oprechtheid’ zag, bespeurden de met muzikale
zaken belaste functionarissen niets minder dan provocerende onge-
hoorzaamheid.
De tijden zijn echter veranderd en de voormalige dissident Tishchenko
werd gepromoveerd tot componist-‘missionaris’, één van de grootste
Russische componisten van de twintigste eeuw.
Zijn orgelwerken worden enigszins overschaduwd door ruim 150
andere composities, waaronder tien symfonieën, kamer- en balletmu-
ziek, koor- en pianowerken. Dat is onterecht, want het zijn uitsteken-
de concertstukken, kort maar indrukwekkend in hun klank-, ritme- en

Boris Tishchenko, Hartnäckige Figuration

3 3HET ORGEL 2014 | nummer 1

Rodion Shchedrin Rodion Shchedrin, nr. 18 uit Het Polyfonische Schrift

dynamische combinaties. De vroegste en inmiddels ‘klassieke’ ‘Hart- DE SYMFONISCHE GRANDEUR
näckige Figuration’ en ‘Thema mit Entwicklung’ dateren uit 1963, het Ook de minder gelauwerde componisten schreven en schrijven voor
jaar van de kennismaking van de 24-jarige Tishchenko met de toen al orgel. Opvallend genoeg kiezen de Russische componisten steeds va-
legendarische Isaj Braudo. ker voor grote vormen en grote bezettingen. De composities voor
De generatiegenoot van Tishchenko, inmiddels 81-jairge Rodion orgel-solo, zoals het vrij traditionele en ondanks zes kruisen milde
Shchedrin, schreef enkele werken voor orgel, die voornamelijk opval- Cantabile van Aleksej Koerbanov (geb. 1970), behoren tot de minder-
len door hun sprekende titels zoals Een schreeuw van een dolfijn en de heid. Zowel de componisten van de oudere generaties als hun jongere
Telegrammen-cyclus. Zijn Muzikale Offerande voor de driehonderdste vakgenoten voelen zich aangetrokken tot meerdelige thematische
verjaardag van Johann Sebastian Bach heeft een monumentale bezet- concerten, triptieken en orgeloratoria.
ting van orgel en negen blaasinstrumenten (drie fluiten, drie fagotten, De uit Dagestan afkomstige Arkadij Agababov (geb. 1940) is bijvoor-
drie trombones). Het werk wordt slechts zelden uitgevoerd. beeld de componist van onder andere twee concerten voor orgel en
Het meest populaire orgelwerk van Shchedrin, Het Polyfonische strijkers en van concertsymfonieën voor orgel, strijkorkest en slag-
Schrift, komt uit zijn pianoportefeuille en wordt uitgevoerd in een werkinstrumenten. Zijn zestien bladzijden tellende Symfonietta voor
transcriptie van A.Tsjoelovski. Het succes van deze compositie is orgel bewaart de orkestrale klank van zijn grotere werken en telt niet
mede te verklaren door het gebruik van in de orgelliteratuur bekende minder dan twaalf thematische mini-delen, die duidelijk gemarkeerd
vormen en genres in dit vijfentwintig stukken tellende Schrift: pas- zijn door de wisselende tempi (van Largo e mesto tot Cantabile, con
sacaglia (nr. 21), fuga en dubbelfuga (nrs. 18 en 23), driestemmige estro poetico).
canon (nr. 22), canon op de cantus firmus (nr. 2), inventie (nr. 1) en Het oratorium De Rode klokken van de in St.-Petersburg geboren
motet (nr. 15). en opgeleide Gennady Belov (geb. 1939) schrijft naast een orgel
De lineaire, grafische polyfonie van Shchedrin is echter gebaseerd op een groot koor voor. Tot de andere werken van deze leerling van
tegenstellingen van scherpe stemmen en haast onverenigbare mu- Sjostakovitsj behoren een vierdelig concert voor orgel, strijkorkest en
zikale lijnen. Zelfs bij onvermijdelijke kruisingen en momenten van slagwerkinstrumenten, de vierdelige cyclus De stemmen voor mezzo-
harmonische wapenstilstand voert de onbuigzame, wedijverende en sopraan en orgel op gedichten van Anna Achmatova, en de orgeltrip-
‘conflictvolle’ stapsgewijze afwisseling van kwarten, tritonussen, sep- tiek Memoriaal van de Overwinning. De triptiek bestaat uit een groots
tiemen en nonen de boventoon. opgezet maar kort Koraal in onregelmatig metrum, een uitbundige

3 4 HET ORGEL 2014 | nummer 1

Svetlana Lavrova, Corona Astralis Svetlana Lavrova

en tien bladzijden tellende gedetailleerd uitgewerkte Fuga en een be- WORDT VERVOLGD?
knopt manualiter Postludium, met slechts in de laatste maten de on- De jonge generatie van de eenentwintigste-eeuwse orgelcomponisten
dersteuning van orgelpunt in het pedaal. Strikt gesproken is deze door laat voorlopig nog op zich wachten. Na een ware explosie van orgel-
de Tweede Wereldoorlog geïnspireerde triptiek een tonale compositie, composities in de jaren negentig en de eerste jaren van deze eeuw is er
maar het tonale idioom wordt alleen in het begin en aan het eind van een merkwaardige bekoeling van de belangstelling voor het orgel aan
elk deel toegepast. De veelvoudige modulaties en het overwegend de gang. Niet dat de vorst is ingetreden, maar de zeldzame premières
chromatische klankbeeld maken de Memoriaal tot een uitdagende van hedendaagse werken halen geen grote zalen en vinden plaats in de
luisterervaring. beslotenheid van festivals en experimentele workshops.
In vergelijking tot Belovs ‘dichtgecomponeerde’ triptiek biedt Corona De enkele werken die de weg naar het publiek wel vinden, hebben of
astralis van Svetlana Lavrova (geb. 1970) veel meer ruimte voor een een opvallende bezetting (een orgel en vier blokfluiten, een orgel en
eigen invulling. Zowel de organist als de luisteraar krijgt de tijd om een saxofoon) of dienen ter ondersteuning van de menselijke stem.
gedurende de zeven delen omvattende compositie aan de mystieke Dat kan bijna niet anders, want de meeste concerten worden georga-
klankenwereld van Lavrova te wennen en haar clusterachtige klank- niseerd in musea en op een landgoed, en daar kan men zich geen grote
combinaties te leren waarderen. orgels en een podium voor orkest permitteren.
Door de sterke oververtegenwoordiging van orkestrale en monumen- Orgelconcerten in de grote zalen van concertgebouwen en conser-
tale richting in de Russische/Sovjet orgelliteratuur vallen de meer tra- vatoria trekken nog steeds volle zalen. Maar… het Russische publiek
ditionele en tonale miniaturen van de Moskouse componiste, beiaar- vraagt om Bach, Bach en nog een keer Bach. En het publiek krijgt zijn
diste, organiste en theremin-bespeler Olesya Rostovskaya (geb. 1975) Bach in alle combinaties, vormen en maten.
wellicht niet meteen op. Maar zonder deze meditatieve werken zou Hopelijk zal het tij nog keren, zodat het hoofdstuk ‘Russische orgel-
het beeld van de Russische orgelschool niet compleet zijn. In Rostovs- muziek’ niet al na de eerste tweehonderd jaar hoeft te worden afge-
kaya’s werken vinden de organisten de combinatie van een traditione- sloten. Het wachten is op nieuwe componisten die in staat zijn de Rus-
le vorm en een polyfone inhoud. Titels als Meditations, Fantasie op een sische orgelcultuur met hun werken te verrijken.
Echo-fantasie van Sweelinck, en Twaalf onbestaande koralen scheppen
bepaalde klankidiomatische en vorm-structurele verwachtingen, die [Het eerste deel van dit artikel werd gepubliceerd in Het Orgel 109/5 (2013) 34-40)
vervolgens worden waargemaakt.
3 5HET ORGEL 2014 | nummer 1

Barendrecht, Dorpskerk jaard van rond 1935. Begin jaren zeventig maakten front en binnen-
werk plaats voor een nieuw orgel van Van Vulpen.
In 1994 bouwde orgelmaker Vermeulen uit Weert een tweeklaviers Het tweede bestand historisch pijpwerk dat Vermeulen benutte voor
instrument met vrij pedaal voor de Dorpskerk in Barendrecht. Daarbij Barendrecht, was afkomstig uit het orgel dat Josephus Vollebregt in
werd de kas van het vorige orgel, een werkstuk van de gebroeders Van 1865 opleverde voor de parochiekerk van de H.H. Nicolaas Pieck en
der Kleij uit 1912, hergebruikt. Voor het pijpwerk putte Vermeulen uit Gezellen in Gouda. Dit orgel bezat 23 stemmen, verdeeld over twee
twee historische bestanden pijpwerk. manualen en een vrij pedaal.
Verschueren Orgelbouw (Heythuysen) wijzigde dit instrument in 1936
De ruggengraat van het Hoofdwerk bestond uit vrijwel alle pijpen van grondig en plaatste het in twee aparte kassen. Na sluiting van de paro-
het orgel dat Pieter Flaes in 1879 bouwde voor de Hersteld Lutherse chiekerk in 1984 verwierf Vermeulen het pijpwerk van het orgel. Een
Kerk van Medemblik. Dit instrument had een handklavier met zeven deel van hiervan werd ingezet bij de restauratie van een Vollebregt-
registers. Na sluiting van deze kerk kwam het binnenwerk van Flaes
te staan in de Kerk aan Zee te Muiderberg achter een front van Span-

Dispositie van het orgel in de Dorpskerk te Barendrecht

registers in ladevolgorde vanaf het front
F = Flaes 1879,V = Vollebregt 1865; vdK = Van der Kleij 1912; R = Reil 2013

Hoofdwerk (I, C–g³) V Positief (II, C–g³) onbekend, negentiende-eeuws, C–H zink
Cornet D 5 st. front vdK, vervolg F Salicionaal 8’ R naar voorbeeld Vollebregt
Prestant 8’ V Viola da Gamba 8’ V
Bourdon 16’ F Holpijp 8’ V
Roorfluit 8’ F Octaaf 4’ V
Octaaf 4’ F Fluit 4’ V bevat het register Roerfluit 4’ 1865
Openfluit 4’ F Roerquint 3’ V
Quint 3’ F, vanaf C Octaaf 2’ 1994
Terts 1 3/5’ F Basson Hobo 8’ 1994
Octaaf 2’ R Vox Humana 8’
Mixtuur 3–5 st. R naar voorbeeld Flaes
Trompet 8’

Pedaal (C–f¹) vdK
Subbas 16’ V/1994
Prestant 8’ V
Openfluit 4’ 1994
Bazuin 16’

samenstelling Mixtuur Hoofdwerk 2/3
C 11/3 1
Fis 2 11/3 1

fis 22/3 2 11/3 1

fis¹ 4 22/3 2 11/3

fis² 51/3 4 4 22/3 2

Werktuiglijke registers
koppelingen: HW-Pos, Ped-HW, Ped-Pos
tremulant Positief

winddruk: 82 mm Wk (HW en Ped), 70 mm Wk (Pos)
toonhoogte: a¹ = 442 bij 180 C
stemming: evenredig zwevend

3 6 HET ORGEL 2014 | nummer 1

ORGELBOUWNIEUWS

Foto: www.dorpskerkbarendrecht.nl

orgel in de St.-Servatiuskerk in Erp, en een ander deel, zoals genoemd, orgeladviescommissie en vroegen de Commissie Orgelzaken van de
in het nieuwe orgel van de Dorpskerk in Barendrecht. PKN om raad.
Het eerste rapport van 2010 signaleerde een artistiek probleem, dat
Naast de bestanden van Flaes en Vollebregt bevatte het Dorpskerk-or- voornamelijk bestond in het moeizaam samengaan van de registers
gel enkele pijpenreeksen van Van der Kleij, een paar nieuw gemaakte van Flaes en Vollebregt. Dit was grotendeels te wijten aan de klank
registers en een Unda Maris van Cavaillé-Coll. Dit laatste register was van het Flaes-pijpwerk, dat sprak op een voor die orgelmaker on-
afkomstig uit het orgel aangekocht voor het Paleis van Volksvlijt in gebruikelijk lage winddruk. Naast de klankproblematiek bleek de
Amsterdam in 1875. Sinds 1923 prijkt dit orgel in Haarlem in wat nu speelaard van het orgel niet optimaal. Ook had een tongwerk fysieke
de Philharmonie heet. Bij de restauratie van dit instrument die in 2006 schade opgelopen.
voltooid werd, keerde de Unda Maris terug naar Haarlem. Op de lege Na het uitwerken van een plan ter verbetering volgde een offertetra-
plek in Barendrecht kwam een Aeoline 8’ te staan afkomstig uit het ject, op basis waarvan de kerkrentmeesters orgelmaker Reil uit Heer-
orgel van de Hervormde Kerk van Dirkshorn. de de uitvoering van de renovatie opdroegen. Cees van der Poel werd
adviseur.
Vanaf de oplevering in 1994 beantwoordde het Dorpskerk-orgel niet In januari 2013 begon Reil met de werkzaamheden aan het orgel.
op alle punten aan de verwachtingen. In de aanloop naar de viering Aan de windvoorziening werd een regulateur voor het Positief toe-
van vijfhonderd jaar Dorpskerk ontstond de financiële mogelijkheid gevoegd, waardoor voor ieder van de manuaalwerken een eigen druk
het instrument te verbeteren. De kerkrentmeesters vormden een kon worden gecreëerd. De wereld van Flaes op het Hoofdwerk kwam

3 7HET ORGEL 2014 | nummer 1

Dispositie Steinmeyer-orgel in de H. Mariakerk te Bussum

De beschrijving volgt de lade-indeling vanaf het front naar achter. De zinken en orgelmetalen pijpen zijn voorzien van slagletters,
de registernamen in kapitalen, waarvan de meeste namen in het Duits. Indien niet anders aangegeven, stammen de pijpen uit
1923 en zijn de metalen pijpen cilindrisch en open. Ze zijn voorzien van spitsgeritste bovenlabia. Opmerkelijk is tevens dat de
voeten van de grotere houten pijpen niet aan het corpus zijn gelijmd, maar daar los in zijn bevestigd, zodat ze gedraaid kunnen
worden om de stelschroef te kunnen bereiken.

Hoofdwerk (Manuaal I, C-g3)
C-gisº in het front, zink, expressions; C-cº rolbaarden;.Vanaf a° op de lade, aº-h¹ zink, c2-g3 spotted metal;
Prestant 8’

aº-g³ zijbaarden en expressions

Viola di Gamba 8’ C-g° zink, gisº-g³ metaal, hoog tingehalte; C-h² freins, c³-g³ zijbaarden; C-g³ expressions

Holpijp 8’ C-h° grenen, open, stemkleppen, c¹-h¹ zink, open, c²-g³ spotted metal, dubbele lengte met gaatjes

(overblazend); c¹-g³ expressions; ronde opsneden. Eigenlijk is dit een Duitse Hohlflöte

Gemshoorn 8’ C-g³ open, conisch; C-h¹ zink, c2-g3 spotted metal; C-g³ zijbaarden, expressions en licht ronde opsneden
Octaaf 4’ C-h° zink, c¹-g³ spotted metal; C-g³ baarden; C-h² expressions, c3-g³ stemkrullen

Mixtuur 2’, 3-4 sterk C-H van het 2’-koor zink, de overige pijpen van spotted metal. De grotere pijpen met baarden; de

kwintkoren met stemkrullen en de kleinere op lengte, de octaafkoren met expressions en de kleinere op
lengte. Samenstelling:

C 2 11/3 1

f0 22/3 2 11/3 1

f¹ 4 22/3 2 11/3

f² 51/3 4 22/3 2

Trompet 8’ C-h2 tongwerk met zinken stevels en bekers en intonatieslitsen, c³-g³ steeds twee labiaalpijpen per toon van

spotted metal: één wijde en één enge pijp, welke laatste zijn voorzien van freins; C-h² Franse kelen en lepels,

Duitse stemkrukken; loden enkelvoudige koppen met kraag; c³-g³ expressions

Pedaal (C-f1)

Octaafbas 8’ C-f¹ in het front; zink; C-cº rolbaarden, cisº-f¹ zijbaarden

Subbas 16’ corpora van grenen met eiken voorslagen, ronde opsneden. Beuken voeten met stelschroeven.Voor het
werk van Steinmeyer kenmerkend model handgrepen bij de stoppen

Violon 16’ eveneens van grenen; op eigen lade; voor factuur zie Subbas; grenen stemschuiven; C-D gekropt

Gedekt 16’ = transmissie Bourdon 16’ Zwelwerk. Zie aldaar

Bazuin 16’ 2012; C-f¹ grenen stevels, zinken bekers met intonatieslits, Duitse koppen (enkele kop met kraag),

beleerde traanlepels

Zwelwerk (Manuaal II, C-g3)

Celeste 8’ C-H gecombineerd met Salicionaal 8’; c°–g° zink, gisº-g4 tin (hoog percentage); cº-h² freins, cº-g³
Traversfluit 4’ expressions, gis³-g4 stemkrullen
C-hº zink, c¹-g4 spotted metal; c1-g³ overblazend, expressions; licht ronde opsneden; gis³-g4 op lengte

Gedekt 8’ C-cis² grenen, gedekt; d²-g4 metaal; d²-h² gedekt, zijbaarden; c³-g4 open, op lengte; ronde opsneden
Piccolo 2’ open, conisch; C–H zink, cº-g3 spotted metal; cº-gis² overblazend; a²- g³ op lengte (niet uitgebouwd in het

superoctaaf); C-gis² expressions

Sesquialter Samenstelling: C 22/3 -13/5; 22/3’-koor: C–h¹ zink, cº-g³ spotted metal, ronde opsneden, stemkrul- len; 13/5’-koor:
conisch, open; C-H zink; C-g³ stemkrullen

Hobo 8’ Duitse model; C-g³ zink (zie Trompet 8’); C-H fagotmodel; cº-g³ bekers met dubbele conus, onder nauw,
boven wijd uitlopend (pavillon); C-f² beweegbare deksels met gebombeerde bovenzijde en 4 gaten;

fis²-g³ vaste deksels met één gat; gis³-g4 labiaalpijpen, nauwe mensuur, freins, stemkrullen

Salicionaal 8’ C-g° zink, gisº-g4 tin (zie Céleste); C-h° freins, c¹-h² kastbaarden, c³-g4 zijbaarden; C-g³ expressions,

gis³-g4 stemkrullen; ronde op- sneden

Vioolprestant 8’ C–h¹ zink, c²-g4 spotted metal; C-h³ expressions, c4-g4 stemkrullen

Bourdon 16’ C-g³ grenen (zie Subbas 16’); gis³-g4 spotted metal, open, op lengte

toonhoogte: a = 435 Hz
winddruk: 110 mm Wk
stemming: evenredig zwevend

3 8 HET ORGEL 2014 | nummer 1

na herintonatie op een natuurlijke winddruk tot leven. De Mixtuur van beroep doen op het parochiearchief van de H. Clemensparochie, maar
het Hoofdwerk, die voor een deel uit pijpen van Vollebregt bestond, is men aangewezen op archivalia die elders bewaard zijn gebleven. Het
is vervangen door een nieuwe Mixtuur. Wat mensuur betreft sluit dit oudste document over de bouw van het orgel dat bewaard is geble-
register nauw aan op Flaes, wat samenstelling betreft is het bedoeld ven, is een bestek dat door de Nederlandsche Klokken- en Orgelraad
als brug naar de wat klassiekere wereld van Vollebregt op het Positief. op 6 mei 1922 is opgesteld met voorwaarden voor de levering van een
Reil bouwde een nieuwe Trompet 8’ naar het Flaes-voorbeeld in de orgel. Volgens het bestek moesten de inschrijvende orgelmakers hun
Gereformeerde Kerk van Strijen. De pijpwerk van Vollebregt op het offertes uiterlijk 3 juni 1922 hebben ingediend bij het bureau van deze
Positief onderging eveneens correctie. Ter vervanging van de stilis- instantie in Utrecht.
tisch oneigenlijke Aeoline maakte Reil een nieuwe Viola da Gamba 8’ De opdracht werd uiteindelijk gegeven aan de Duitse orgelbouwer Fa.
naar voorbeeld van het gelijknamige register in de St.-Odulphuskerk Steinmeyer. Het instrument werd op 10 juni 1923 tijdens het Lof in-
in Assendelft (Vollebregt 1863). gewijd.
Ten slotte is ook de intonatie van het historische en nieuwe pijpwerk Na oplevering bestelde de parochie bij de orgelbouwer nog de Piccolo
van het Pedaal waar nodig herzien. In de speelaard boekte men aan- 2’ van het Zwelwerk, die al in het bestek vermeld was, en de Violon
zienlijke winst door vele kleinere verbeteringen aan de toetsmecha- 16’ van het Pedaal, die oorspronkelijk niet gepland was. De Violon
niek door te voeren. De zwaar spelende en muzikaal niet zo belangrij- kreeg een afzonderlijke lade. Dit en het toegevoegde knopje in de
ke koppeling van het Hoofdwerk aan het Positief verdween, de schade speeltafel bevestigen dat deze toevoeging na de vervaardiging van de
aan het tongwerk is hersteld. De laden van Hoofdwerk, Positief en overige onderdelen in de werkplaats dateerde.
Pedaal zijn voorzien van klassieke leren pulpeten. Tijdens het werk is Het instrument bleef de decennia door ongewijzigd. Het onderhoud
bovendien besloten tot het vlakken van de onderzijden van de wind- kwam in handen van Fa. Elbertse te Soest.
laden rond de ventielopeningen en het vernieuwen van een deel van
de belering van de bestaande magazijnbalg. Alle registerknoppen zijn Het Steinmeyer-orgel in de Clemenskerk te Hilversum
voorzien van nieuwe porseleinen naamplaatjes. De registernamen zijn
herzien op basis van inscripties op het pijpwerk en archivalia. In 1997, toen al duidelijk was dat de Clemenskerk aan de eredienst
Tegelijk met de werkzaamheden aan het orgel, pakte de gemeente de onttrokken zou worden, bracht Ton van Eck namens de KKOR een
kerkmuren aan. Daardoor lag het werk aan het orgel enige tijd stil. De rapport uit over het orgel. Een potentiële koper van het kerkgebouw
oplevering en feestelijke ingebruikneming was op 1 november jongst- vroeg in 2007 tevergeefs subsidie aan voor kerk en orgel, waarop
leden. deze zich terugtrok. Twee jaar later werd alsnog subsidie verleend.
De orgelcommissie bracht ter gelegenheid van de renovatie een Het gebouw werd verkocht aan de Nationale Maatschappij tot be-
boekje uit met de geschiedenis van het orgel. Het boekje bevat een houd, ontwikkeling en exploitatie van industrieel erfgoed BOEi, met
cd waarop werken te horen zijn opgenomen voor de werkzaamheden uitzondering van het orgel dat het Bisdom Haarlem-Amsterdam wilde
en erna. Nijver speurwerk van de orgelcommissie en bestudering van behouden voor gebruik in de eredienst. Bij de zoektocht naar een an-
het pijpwerk vergrootten de kennis van de historische wortels van het dere locatie voor het instrument werd Ton van Eck door het bisdom
instrument. opnieuw als adviseur namens de KKOR ingeschakeld.
CEES VAN DER POEL Van de verschillende mogelijkheden bleek de H. Mariakerk (Koepel-
kerk) te Bussum uiteindelijk over de beste papieren te beschikken. De
Bron: Dorpskerkorgel 3.0. Het orgel van de Barendrechtse Dorpskerk gere- belangrijkste overwegingen hierbij waren dat de in 1921 gebouwde
noveerd (Barendrecht 2013); archief Cees van der Poel Bussumse kerk wat afmetingen, stijl en akoestiek betreft overeenkomt
met de H. Clemenskerk. Het is een schepping van Cuypers, die ook
Bussum, H. Mariakerk (Koepelkerk) de uitbreiding van de H. Clemenskerk in 1920 had ontworpen. De H.
Mariakerk mist al enkele decennia een pijporgel, sinds het Pels-orgel
De neo-romaanse O.L.V. van Altijddurende Bijstand in Bussum, tegen- buiten werking was gesteld. Tot slot zou het orgel, dankzij plaatsing in
woordig bekend als de H. Maria- of Koepelkerk, werd in 1920-1921
gebouwd naar een ontwerp van Joseph Cuypers, met medewerking 3 9HET ORGEL 2014 | nummer 1
van Pierre Cuypers jr. Vanaf 1934 beschikte deze kerk over een orgel
dat als Opus 99 geleverd werd door de firma Pels & Zn. uit Alkmaar.
Na een halve eeuw gebruik nam – mede door de kerkverwarming –
het aantal technische storingen toe. Toen het zangkoor niet langer op
de koorgalerij maar beneden bij het altaar zong, werd het instrument
buiten gebruik gesteld. Tot 2012 behielp men zich met een elektroni-
cum.

In de jaren 1990 werd duidelijk dat de Rooms-Katholieke Clemens-
kerk in Hilversum, die sinds 1923 beschikte over een waardevol Stein-
meyer-orgel, de deuren zou moeten sluiten.
Voor de geschiedbeschrijving van dit instrument kan men helaas geen

Foto: Arie den Dikken

Bussum, in de regio van zijn oorspronkelijke locatie blijven. nodig met houten ‘veren’. De Taschen zijn alle gecontroleerd en waar
Voor de verplaatsing van het instrument werd een deel van de subsidie nodig is het leer vervangen. Daarna zijn de Taschen weer terugge-
gebruikt die in 2009 ter beschikking was gekomen voor de restau- plaatst en is nieuw papier op de registercancellen aangebracht. De
ratie van het Hilversumse kerkgebouw met orgel. De opdracht voor loden conducten zijn alle nagezien en inwendig onder hoge druk ge-
de overplaatsing en restauratie werd gegund aan Adema’s Kerkorgel- reinigd.
bouw. Mede op instigatie van Ton Koopman, die in de Bussumse pa- De speeltafel is geheel gedemonteerd, waarna alle pneumatische ap-
rochie woont, werd besloten de pedaaldispositie met een Bazuin 16’ paratuur is nagezien en waar nodig hersteld. De membranen zijn ver-
uit te breiden. De wijze waarop dit gebeurde, sluit aan bij de manier vangen. Het ontbrekende en beschadigde beleg van de ondertoetsen
waarop Steinmeyer het instrument na de aanvankelijke oplevering is vervangen, evenals alle ebben boventoetsen waarvan er vele te sterk
uitbreidde met een Violon 16’: de Bazuin kwam op een eigen lade te gesleten waren. Tevens is er op passende wijze, analoog aan de uitbrei-
staan. ding voor de Violon 16’, een knopje aangebracht voor de Bazuin 16’.

Verplaatsing/restauratie Foto: Jaap Jan Steensma
Bij de verplaatsing/restauratie van het instrument vonden de volgen-
de werkzaamheden plaats.
De kas werd gereinigd en waar nodig hersteld. Omdat het orgel nu
vrij in de ruimte is opgesteld, is er een nieuwe houten achterwand ge-
maakt.
De balg werd in- en uitwendig gereinigd; inwendig en buiten op de
hoeken werd hij opnieuw beleerd. De kanalen zijn van nieuw leer
voorzien. Er is een nieuwe windmachine (1400 toeren/min.) geplaatst
in een geluiddempende kist. Ook is een rolgordijn aangebracht tussen
windmachine en balg.
De laden zijn gedemonteerd tot op het cancellenraam. Alle Taschen
zijn uitgenomen, waarna de scheuren in de laden zijn gedicht, waar

4 0 HET ORGEL 2014 | nummer 1

Vervolgens zijn alle onderdelen gemonteerd en is de apparatuur van Foto: René Nijsse
de speeltafel in het atelier gecontroleerd.
De pijpen zijn alle gereinigd en indien nodig hersteld. Het pijpwerk Wolverhampton van een nieuw orgel voorzag, kwam het oude instru-
vertoonde overigens nauwelijks beschadigingen. Wel waren veel hou- ment beschikbaar voor plaatsing in Sacriston. Door de samenvoeging
ten pijpen aangetast door houtworm. De delen die te ernstig waren van de het orgel van Wolverhampton met dat van Sacriston, ontstond
aangetast, zijn vervangen, de delen waarbij dat nog mogelijk was, kre- een drieklaviers orgel dat werd geplaatst in organ chambers. Vanaf
gen een behandeling met een houtwormbestrijdingsmiddel. 1902 is het instrument vrijwel ongewijzigd in Sacriston bewaard ge-
Omdat het orgel thans veel dichter bij de toehoorders staat dan in bleven.
de H. Clemenskerk en de klank als opdringerig werd ervaren, is in Na een bezoek aan het Engelse instrument en na een algemene stilis-
overleg met de adviseurs besloten de winddruk te verlagen van 120 tische oriëntatie op het Nicholson-orgel (1882) in Schagen, besloot
mm naar 110 mm. de gemeente in Oud-Beijerland over te gaan tot aanschaf. Het orgel
Tot slot werd de lade van de Bazuin geplaatst en aangesloten op de be- werd gerestaureerd en in de kerk geplaatst door A. Nijsse & Zoon Or-
staande tractuur, waarna de pijpen werden opgesteld en geïntoneerd. gelmakers. Bij de plaatsing in Oud-Beijerland moest de vormgeving
van het instrument worden aangepast. Hiertoe diende het Harrison
Informatief boekje & Harrison-orgel (1895) in de Presbyteriaanse kerk van Durham tot
Ter gelegenheid van de overplaatsing van het instrument verscheen inspiratie. Tevens zijn enkele kleine wijzigingen in de dispositie aange-
een zeer informatief boekje van Ton van Eck en Dave Lazoe, waarin bracht. Het Pedal werd voorzien van een Trombone 16’, die geplaatst
naast een uitvoerige beschrijving van het orgel en zijn geschiedenis tot werd op een nieuwe, grenen pneumatische lade. Dit register, waarvan
op heden, het instrument in de bredere context van de rooms-katho- de pijpen circa 1880 gemaakt werden door T.C. Lewis, is afkomstig
lieke orgelbouw rond 1920 wordt geplaatst. van orgelmaker William Drake uit Buckfastleigh. Onderzoek van het
JAAP JAN STEENSMA (de paragraaf Verplaating/restauratie bevat pijpwerk toonde aan dat de Mixture in 1856 een type ‘Sexquialtra/
een geredigeerde tekst van Ton van Eck uit de brochure) Cornet’ was. Daarom is bij de laatste restauratie het tweevoets koor
(tot fis2) teruggeschoven tot tertskoor. Ten slotte werd een – stilistisch
Bronnen wat detonerende – Tremolo die werkt op Swell en Great toegevoegd.
Peter van Dijk, Rogér van Dijk, Hans Fidom en Hans Steketee, Het Met betrekking tot de winddrukken schrijft Dirk Bakker in zijn
Historische Orgel in Nederland, Supplement (Amsterdam 2010) 221- boekje over het orgel in de Bethabarakerk: ‘In het orderboek van
222; Ton van Eck en Dave Lazoe, Het Steinmeyer-orgel uit de H. Clem- Harrison & Harrison worden ook de winddrukken vermeld. De
enskerk te Hilversum in de H. Mariakerk te Bussum (brochure, Bussum watermachine pompte de orgelwind in een toevoerbalg die op 3½’’
2012); Monumentenregister van de Rijksdienst voor het Cultureel Er- (90 mm) was afgeregeld. Deze druk werd ongereduceerd toegepast
fgoed: www.monumentenregister.cultureelerfgoed.nl; Orgeldatabase in de pneumatische tractuur naar het pedaal en als speelwind voor
van Piet Bron: www.orgbase.nl ; Website Pels en Van Leeuwen: http:// de Open Wood. Voor de speelwind naar Great en Swell zorgde een
www.pelsenvanleeuwen.nl/default.aspx?nid=3000; Website Vrien- reductiebalg met een druk van 3’’ (76,2 mm). Een tweede reductiebalg
den Steinmeyer-orgel Koepelkerk Bussum: www.orgelkoepelkerk.nl gaf 2½’’ (63,5 mm) door als speelwind aan het Choir en de Bourdon
[internetsites laatst geraadpleegd op 15 november 2013]. + Cello op het pedaal. Genoemde winddrukken werden onveranderd
aangetroffen in 2007.’
Oud-Beijerland, Bethabarakerk JAAP JAN STEENSMA

In 2000 verhuisde de Gereformeerde Gemeente van Oud-Beijerland Bron
naar haar nieuw gebouwde Bethabarakerk. Door de groei van de Dirk Bakker, Engelsche Fortuyn, Ingebruikneming Harrison & Harri-
gemeente bleek het meeverhuisde orgel (Jac. van der Linden, 1974) son-orgel (Oud-Beijerland 2012).
steeds minder te voldoen bij de ondersteuning van de samenzang.
De gemeente trok Dirk Bakker aan als adviseur, die met de gemeen- 4 1HET ORGEL 2014 | nummer 1
te op zoek ging naar een goed bruikbaar tweedehands instrument.
Dankzij de contacten met Gerard Verloop kwam men in Groot-Brit-
tanië een dergelijk orgel op het spoor: het drieklaviers Harrison &
Harrison-orgel van de Saint Peter’s Church in Sacriston. Na het ver-
dwijnen van de mijnbouw in Sacriston (1985) en de daaropvolgende
ontvolking en ontkerkelijking moest de Saint Peter’s Church in 2006
aan de eredienst onttrokken worden.

De Saint Peter’s beschikte sinds 1880 over een eenklaviers orgel van
Harrison & Harrison. Dit werd in 1901 samengevoegd met een instru-
ment dat afkomstig was uit Wolverhampton. Dit laatste orgel werd in
1856 gebouwd en in 1882 gewijzigd door Bishop & Son (in 1856 nog
werkend onder de naam Bishop & Starr). Toen Harrison & Harrison

J.L.van den Heuvel De KVOK begint op woensdag 1 januari een nieuwssite
met berichten op het gebied van orgelcultuur en kerkmu-
Orgelbouw BV ziek:

Amstelwijckweg 44 www.orgelenkerkmuziek.nl
3316 BB Dordrecht
tel.: 078 6179540 Behalve nieuwsberichten worden op de site nieuwe uit-
e-mail: [email protected] gaven vermeld die aan de redacties van de KVOK-bladen
website: www.vandenheuvel-orgelbouw.nl worden toegezonden. Naast deze vermelding kunnen de
uitgaven in de bladen vermeld of gerecenseerd worden.
nieuwbouw en restauratie Ook worden op deze site de concerten vermeld, die die dag
onderhoud en stemmen gegeven worden en die aangemeld zijn voor de agenda van
gebruikte orgels en opslag www.hetorgel.nl. Deze concertgegevens worden overigens
ook elke maand in de digitale nieuwsbrief opgenomen.
De redactie van www.orgelenkerkmuziek.nl wordt gevormd
door de beide hoofdredacteuren van de KVOK-bladen,
Peter Ouwerkerk en Jan Smelik.

2013 - nr. 4 | inhoud decembernummer

charles-marie widor

Autobiografische herinneringen - integrale uitgave

Souvenirs autobiographiques
+ bonus CD Lyon, Cavaillé-Coll (1880)

Louis Robilliard

Vlaams tijdschrift voor orgelcultuur

XXXVI | 2013 | vier nummers + CD
abonnement: 37 € | enkel decembernummer +cd: 22 €
rekeningnummer: BE09 4366 2049 9157 | bic: KREDBEBB

Overhemstraat 28 A . B-3320 Hoegaarden . België . [t]+ 32 16 765299 | [email protected] | www.orgelkunst.be

4 2 HET ORGEL 2014 | nummer 1

Dispositie Harrison & Harrison-orgel in de Bethabarakerk te Oud-Beijerland

II Great Organ, C-g3 (Lade: Bishop, 1856; C-B in c- en cis-kant opgesteld)

Large Open Diapason 8’ orgelmetaal, corpora later bespoten met goudverf (de labia werden blank gelaten); 17 in het front, vanaf f0 op de lade;

krachtig geïntoneerd, neemt in de discant nog verder toe in dynamiek

Small Open Diapason 8’ C-F in Clarabella, Fis-e0 afgevoerd naast de lade (waarvan waarschijnlijk Fis-B en c0-e0 oude frontpijpen met

sierbeschildering), f0-b0 in het front (gaten op de lade thans onbezet), vanaf c’ op de pijpstok van de verplaatste

Gamba

Clarabella 8’ hout, bas gedekt, vanaf c1 open, mogelijk later hoger opgesneden

Dulciana 8’ C-B open houten pijpen met metalen stemlappen c0-f3 metaal, enigszins fluwelig-strijkend

Principal 4’ metaal, open vrije toon, enige discant-dynamiek

Flute 4’ vanaf klein c, open houten pijpen met stemlappen

Fifteenth 2’ metaal, open, middelmatige streek, teruggehouden dynamiek met lichte neiging naar het fluitige

Mixture 3 ranks in 1856 C-f2 met terts? C 2 11/3 1, c1 22/3 2 11/3, fis2 4 22/3 2

Trumpet 8’ sterk geïntoneerd, tromba-type, alle bekers verkropt, g3 labiaalpijpje

III Swell Organ, C-g3 (Lade: Harrison & Harrison)

Double Diapason 16’ hout, gedekt met dichte stoppen, zacht geïntoneerd, iets rond van toon

Open Diapason 8’ metaal, benadert de OD II Gt in kleur en dynamiek

Stopped Diapason 8’ hout; gedekt met dichte stoppen, licht kwinterend

Vox Angelica 8’ metaal (gemaakt door ‘Shires Jun.’, Gamba-mensuur nr. 11, lab.breedte 1/5 van de omtrek), C-B hout (bij nader besluit

toch uitgevoerd als transmissie Stopped Diapason?); meer streek, maar zachter dan Dulciana

Voix Céleste 8’ gemaakt door ‘Malton’, Gamba-mensuur nr. 11, lab.breedte 1/5 van de omtrek; vanaf c0, metaal, zwevend gestemd;

zachter en minder strijkend dan Vox Angelica

Principal 4’ kleur ongeveer als Principal hw, doch zachter

Mixture 3 ranks gemaakt door ‘Pollard’,‘metal scale’ nr. 517, lab.breedte 2/9 van de omtrek; werd aangetroffen als:

C 2 11/3 1, cis1 4 22/3 2

Hautboy 8’ C-B enge cilindrische bekers, vanaf c0 tot aan f3’ trechtervormig met bell; fis3 en g3 labiaal

Cornopean 8’ wijde trechtervormige bekers, groot octaaf met intoneerflapje

Choir Organ, C-g3 (Lade: Harrison & Harrison van oude orgel Sacriston; C-B in c- en cis-kant)

Gamba 8’ op klamp tegen de achterkant van de lade; groot octaaf zink met orgelmetalen expression, afgevoerd; c-g3 vrijwel

spotted metal; aangetroffen met stemring over de expression-uitsparing; levendig strijkend

Liebl[ich] Gedact 8’ C-fis0 hout, met dichte stop, vanaf g0 metaal, met doorboorde houten stop; dikke kern, hoog en rond opgesneden, fraai

uitgeïntoneerde fluit

Salicional 8’ C-B in Lieblich Gedact, metaal met expressions, geen stemringen, toon beheerst strijkend

Fluit 4’ metaal, met houten doorboorde stoppen, gis2-g3 open

Piccolo 2’ metaal, open

Clarinet 8’ gemaakt door ‘Pollard’; opslaand, cilindrische bekers met intoneerdekseltje, c3-g3 labiaalpijpjes

Pedaal, C-f1 (Laden: Harrison & Harrison; pneumatische tractuur)

Open Diapason 16’ wijd gemensureerde open houten pijpen met grote draagkracht, op pneumatische lade aan de linkerzijkant + zes

pijpen ‘om de hoek’, achter de zwelkast; enkele grote pijpen verkropt; apart ingezette, genagelde spraakstukken met

dwarslopende nerf; geschroefde voorslagen, eveneens met dwarse nerf

Bourdon 16’ mogelijk eerst Principal 8 vt., later omgewerkt tot Bourdon 16 vt. met dichte stoppen; de draagkracht houdt ongeveer

het midden tussen die van de Bourdon Swell en de Open Diapason 16’; op een pneumatische lade aan de zij- en

achterkant van de zwelkast

Violoncello 8’ open pijpen van hout, geplaatst op een pneumatische lade, geeft wat belijning aan de stemvoering in het pedaal;

enige pijpen staan afgevoerd op de verlengde stok van het Great Organ Pijp C aan frontzijde.

Koppels
Swell to Great, Swell to Choir, Great to Pedal, Swell to Pedal, Choir to Pedal
Combinatietreden
I Swell: alle registers, uitgezonderd de Voix Celeste
II Swell: Stopped Diapason,Vox Angelica, Open Diapason
III Great: Clarabella + Dulciana
IV Great: Clarabella, Dulciana, Large Open Diapason
V Great: Small Open Diapason, Clarabella, Dulciana, Principal, Flute, Fifteenth

toonhoogte: a = 448 Hz bij 180 C
stemming: evenredig zwevend
winddrukken:
Great & Swell: 78 mm Wk
Choir & Bourdon 16 (Pedal): 63 mm Wk
Pedal: 92 mm Wk

4 3HET ORGEL 2014 | nummer 1

Kimberly Marshall (red.), The THE ORGAN IN RECORDED SOUND te openen. Net als Cook is Day een pionier op
Organ in Recorded Sound,. Sinds de zogeheten ‘performative turn’ in de het gebied van onderzoek naar muziekopna-
Gotenburg (GOArt Publications, kunsten en de kunstwetenschappen die in de men: sinds zijn boek A Century of Recorded
nr. 13) en Arizona (Arizona State late twintigste eeuw plaatsvond, zijn musici en Music: Listening to Musical History, gepubli-
University) 2012 musicologen steeds meer gaan beseffen dat ceerd in 2000, geldt hij als een autoriteit. In
144 blz. muziek slechts bestaat bij de gratie van de uit- zijn bijdrage kiest Day onder de prikkelende
ISBN: 978-91-972612-0-3 voerder: wordt er geen muziek gemaakt, dan titel ‘Who needs old recordings?’ een relative-
Prijs: 300 SEK (= ca. € 35) is er immers geen muziek. Het gevolg is dat rende toon: na de diversiteit aan opnamen van
Bestellen: www.goart.gu.se het accent bij nadenken over muziek vandaag orgelmuziek te hebben geïllustreerd en die te
de dag ligt op de vraag hoe musiceren ‘werkt’. hebben gerelateerd aan de even zo grote di-
Anne Smith, The Performance of De voorschrijvende houding die lange tijd een versiteit aan opvattingen over musiceren van
16th-Century Music: Learning from belangrijke kracht is geweest, zeker ook in de de betreffende organisten, concludeert hij
the Theorists orgelwereld, heeft plaatsgemaakt voor een dat organisten, en musici überhaupt, wel veel
New York: Oxford University Press, beschrijvende houding. Autoriteit moet zich luisteren naar oude opnamen, en die vast ook
2011 sindsdien legitimeren door kennis te delen. laten meeresoneren in hun eigen uitvoerin-
244 pagina’s De bundel The Organ in Recorded Sound docu- gen, maar daar verder niet vreselijk diep over
ISBN-10: 0199742618 menteert hoe deze ontwikkeling zich binnen nadenken. Day citeert Gustav Leonhardt: ‘We
ISBN-13: 978-0199742615 het domein van de orgelwereld manifesteert never talked about any issues [...]. We played
Prijs: € 20 tot € 30 in de vorm van onderzoek naar opnamen van – we had no theories.’
(tevens verkrijgbaar als e-book) orgelmuziek. De bundel is de weerslag van de De tweede bijdrage, van de hand van Robert
gelijknamige conferentie die van 11-13 janu- Clark, bestaat hoofdzakelijk uit een serie toe-
4 4 HET ORGEL 2014 | nummer 1 ari 2002 plaatsvond aan de School of Music lichtingen bij door hemzelf gemaakte opna-
van de Arizona State University, op initiatief men van het Hildebrandt-orgel in Naumburg,
van de aan dit instituut werkzame Kimberly in 2000 tot de ‘oorspronkelijke’ situatie in
Marshall, mede namens GOArt (het Göteborg 1746 teruggebracht. De ‘sounds’ van het or-
Organ Art Center), waaraan zij eveneens ver- gel in Naumburg zijn volgens Clark ‘zwanger
bonden is. Bij het boek horen twee cd’s, vol van implicaties ten aanzien van toekomstig
geluidsvoorbeelden bij de artikelen. Bach-onderzoek’ – een term die heel wat
Opmerkelijk is dat de oorspronkelijke onder- meer inhoudt dan alleen het ‘artistieke’ on-
titel van de conferentie, namelijk ‘An Explora- derzoek waartoe Leonhardt zich volgens Day
tion of Timbre and Tempo’, bij het boek ver- beperkte. Bevreemdend is in dit licht de rela-
breed is tot ‘History, Sources, Performance, tiverende opmerking die Clark ter inleiding
Practice’. Hoewel de diversiteit van de bijdra- bij zijn opname-beschrijvingen maakt: ‘It is
gen deze keuze zonder meer rechtvaardigt, presumptuous to proclaim that a transitory
is dat niettemin een keuze om even bij stil te document like a recording is a ‘historically in-
staan. Immers, de pioniers in onderzoek naar formed’ performance.’ [‘Het is aanmatigend
muziekopnamen, met name Nicholas Cook te beweren dat een vergankelijk document
aan de universiteit van Cambridge, zagen als een opname een historisch geïnformeerde
zich al vrij snel genoodzaakt hun vizier juist te uitvoering zou zijn.’] Als dat waar is, kan geen
versmallen: opnamen van muziek bevatten zo enkele uitvoering, immers nog vergankelijker
enorm veel informatie dat het hun verstandig dan een opname, ‘historically informed’ zijn –
leek de aandacht eerst maar eens op slechts dus waarom dan nog Bach-onderzoek doen?
enkele helder afgebakende parameters te rich- Clarks opnamen staan op een van de cd’s bij
ten. Zoals, inderdaad, ‘Tempo and Timbre’. The Organ in Recorded Sound. Wat een schit-
Marshall geeft Timothy Day de eer de bundel terend orgel!

BESPREKINGEN

Terry Hoyle’s bijdrage is een overzicht van de gaat Anderson op zoek naar de doorgaande Een ‘Fundgrube’ is ten slotte het slotartikel
geschiedenis van orgelmuziek op opnamen, lijn in Straube’s manier van musiceren, aan de van David Rumsey. Hij beschrijft de geschie-
die in 1913 met de plaat van Easthope Martin hand van opnamen van Straube (via een Wel- denis van automatisch spelende orgels en stelt
begon. Op de cd’s bij het boek staat een selec- te-orgel, met alle beperkingen van dien) en zijn daarin het Welte-orgel, dat het spel van orga-
tie van de opnamen die Hoyle noemt; gewel- leerlingen. nisten kon vastleggen en opnieuw afspelen,
dig materiaal – het is bijvoorbeeld een feest Daarbij merkt hij op dat de basis daarvan een centraal. Hij brengt de beperkingen van het
om Vierne Bach te horen spelen. Hoyle wijst ‘sophisticated concept’ is, ‘of motion and ge- instrument in kaart, en presenteert indruk-
erop dat de beperkingen van de techniek de sture that gives the impression of simplicity wekkende lijsten van organisten die hun spel
opnamen danig beïnvloedden: soms moest er and, even in slow passages, an unmistakable op Welte-orgels vastlegden en de partituren
sneller gespeeld worden om alles op de plaat forward drive’. Deze ‘drive’ is zo subtiel dat er die ze daarbij gebruikten.
te krijgen, bepaalde frequenties (hoog, laag) tot nog toe niet over gesproken is, aldus Ander- The Organ in Recorded Sound besluit met een
konden niet goed worden opgenomen, even- son, niet in de laatste plaats omdat Straube’s verslag van de slotdiscussie van het congres in
min als bepaalde klankkleuren. Oude opnamen uitgaven van vele aanwijzingen zijn voorzien 2002, waarvan deze in 2014 verschenen bun-
tonen dus niet per se de manier waarop destijds en dus de indruk wekken dat het detail voor del de weerslag is. Daarin stelt Timothy Day
gemusiceerd werd. hem van voornaam belang zou zijn geweest. vast dat de studie van opnamen de manier
David Knight presenteert de platendatabase Het zal de basis zijn voor Straube’s teleurstel- waarop we muziek bestuderen fundamenteel
van GOArt, die het onderzoekers mogelijk ling daarover, denkt Anderson. ‘Wie ich es zal veranderen: ‘Music, after all, is not no-
maakt onder meer ontwikkelingen in de inter- eigentlich meine,’ schreef Straube in 1940 na- tes on paper.’ In een notendop is dat precies
pretatie van specifieke composities te volgen. melijk in een brief, ‘kann nur im persönlichen waarom deze bundel het doornemen meer
Alleen al de tijd die organisten nodig hebben Verkehr übertragen werden.’ Het bestuderen dan waard is.
voor de uitvoering van een bepaalde compo- van opnamen kan bijdragen aan het verande- HANS FIDOM
sitie geeft een indruk van de vele manieren ren van deze omstandigheid; hoe goed een uit-
waarop die compositie overtuigend – Knights gever van partituren immers ook is, stelt An- ANNE SMITH: THE PERFORMANCE
woord – kan klinken. derson, het ligt nu eenmaal buiten zijn macht Iedere speler en zanger die zich wel eens be-
Kimberly Marshall geeft een indruk van de ‘application of musical motion, of tempo and zighoudt met muziek uit de periode 1480 tot
manier waarop opnamen uit de GOArt-data- its modification, and of rhetoric gesture’ accu- 1620, zal onherroepelijk voor vragen komen
base de ontwikkelingen in de interpretatie van raat aan te duiden. te staan als: Wat is het karakter van een com-
Bachs orgelwerken documenteren, waarbij ze De bespiegelingen over ‘Possibilities and Pro- positie, frase of individuele noot? Waar zijn
ter introductie Carl Dahlhaus citeert: ‘We ar- blems in Composers’ Organ Recordings’, door verhogingen of verlagingen wenselijk? Hoe-
rive at a better understanding of a thing [...] by Sverker Jullander, die kanttekeningen maakt bij veel vrijheid kan er genomen worden met be-
knowing the history behind it.’ Marshall con- de betekenis van opnamen gemaakt door com- trekking tot tempo?
stateert in het verlengde van Dahlhaus dat de ponisten zelf, vallen na de voorgaande bijdra- Anne Smiths The Performance of 16th-Cen-
stijl van een compositie het werk in een bepaal- gen in een gespreid bedje. Jullander opent zijn tury Music: Learning from the Theorists kan
de historische context plaatst, maar dat opeen- betoog met een citaat van musicoloog Richard voor veel musici een uitdagend begin van een
volgende uitvoeringen van diezelfde composi- Taruskin uit 1995: ‘Recordings are the hardest antwoord of van een verdere zoektocht in de
tie tot een andere geschiedenis leiden, namelijk evidence of performance practice imaginable’ wereld van de zestiende eeuw opleveren.
de ‘Wirkungsgeschichte’ ervan. [Jullander schrijft per abuis ‘available’]: ‘Op- Om twee redenen beperk ik me in onder-
‘Wie ich es eigentlich meine...’ is de titel van namen zijn het hardst denkbare bewijs van staande bespreking tot een verkenning van
veruit de interessantste bijdrage aan The Or- uitvoeringspraktijk.’ Het aardige van dit citaat de mogelijke (nieuws)waarde van het boek
gan in Recorded Sound. Christopher Anderson is dat ‘hardest’ ook in de andere betekenis – voor organisten en cantores. Allereerst om-
benadert daarin de figuur van Karl Straube op ‘moeilijkste’ – waar is: zoals de interpretatie dat de muzikale uitvoeringspraktijk in geheel
een nieuwe manier, in die zin dat hij de stan- van partituren een complexe zaak is, zo geldt zestiende-eeuws Europa een enorm onder-
daardopvatting dat Straube een romantische dat ook voor de interpretatie van opnamen – werp is, dat binnen de muziekwetenschap een
en een neobarokke periode zou hebben ge- niet voor niets is dat de rode lijn door de bijdra- hoge mate van specialisatie kent. Het ligt niet
kend, laat voor wat die is. In plaats daarvan gen aan The Organ in Recorded Sound.
4 5HET ORGEL 2014 | nummer 1

in mijn vermogen over ieder onderwerp met haar werk is echter dat Smith kans heeft ge-
evenveel academische accuratesse iets te zeg- zien niet alleen een eigen weg te vinden in een
gen. In de tweede plaats: hoewel het boek is ruime keuze van relevante deelonderwerpen,
uitgekomen bij een gerenommeerde academi- maar ook goed gebruik maakt van het voor-
sche uitgeverij, is het niet bedoeld als academi- deel van de tweede categorie: de directe pre-
sche studie, maar als praktische handreiking. sentatie van bronnenmateriaal. In de lopende
Het doel lijkt het gedocumenteerd ‘uitdagen tekst worden vele bronnen in vertaling geci-
van musici’, waarbij naast het vele zestiende- teerd, maar de lezer krijgt de oorspronkelijke,
eeuwse bronnenmateriaal geput wordt uit een onvertaalde tekst in voetnoten op dezelfde pa-
veertigjarige ervaring in de omgang met het gina gepresenteerd.
materiaal. Daarnaast verkent het boek de wisselwerking
tussen oude muziektheorie en de omgang
Dit type boeken (handboeken) over uitvoe- daarmee – gebaseerd op veertig jaar ervaring
ringspraktijk zijn belangrijke publicaties. Spe- als (blok)fluitist en een docentschap aan de
lers van oude muziek, die vaak niet de tijd of Schola Cantorum Basiliensis – in de muziek-
ambitie hebben om musicoloog te worden, ge- praktijk.
bruiken deze boeken als ‘brug’ tussen de we-
reld van uitvoeringspraktijk en die van de mu- De rode draad in het boek is samengevat in de
ziekwetenschap. Mocht een uitvoerder over inleiding/hoofdstuk 1: ‘we need to approach
een bepaald onderwerp meer te weten willen these pieces of music in the same manner as
komen, dan vormt het handboek vaak een was done at the time, rhetorically. (...) Just as
startpunt voor verder (literatuur)onderzoek. later audiences were moved by CPE Bach’s
Er bestaan over iedere eeuw en over verschil- performances, it is clear that this music had
lende thema’s binnen de ‘oude muziek’ inmid- the power to move people’ [vert. ...we moe-
dels verschillende ‘formats’ van dergelijke pu- ten deze muziekstukken op dezelfde manier
blicaties. Ieder ‘format’ heeft voor- en nadelen: benaderen als toentertijd, namelijk retorisch.
1. Individuele auteurs bereiken doorgaans (...) Het is duidelijk dat deze muziek de kracht
een grote samenhang (‘het verhaal’) binnen had mensen te ontroeren, net zoals het latere
het boek. Het nadeel is dat enkele specialisa- publiek werd geroerd door C.P.E. Bach’s uit-
ties vaak op de voorgrond treden, terwijl aan voeringen].
andere aspecten van een periode of repertoire De keuze van deelonderwerpen heeft steeds te
nauwelijks aandacht gegeven wordt. maken met die retorische benadering van zes-
2. Een bloemlezing van bronvertalingen heeft tiende-eeuwse muziek. De relevantie van dit
als groot voordeel dat musici op een eenvou- uitgangspunt is groot in een tijd dat generaties
dige en directere manier toegang krijgen tot organisten en kerkmusici zijn opgegroeid met
een grotere hoeveelheid van tevoren geselec- het idee dat zestiende-eeuwse muziek ‘objec-
teerde vertaalde bronnen. Nadeel kan zijn dat tief’ zou zijn (wat daar dan ook precies mee
de onderlinge samenhang tussen de diverse bedoeld zou worden).
bronnen, de nuancering en interpretatie ervan Het overkoepelende belang van de retoriek
(‘het verhaal’), er minder goed van af komt. wordt met name in hoofdstuk 7 uitgewerkt,
3. De verzamelbundel waarin de expertises waarin Burmeisters bekende retorische mu-
van meerdere specialisten gebundeld worden. ziekanalyse van Orlando di Lassus’ In me
Waar het voordeel de omvattendheid van on- transierunt (Musica Poetica, 1606) wordt ge-
derwerpen is, is het nadeel hier vaak dat de presenteerd als ‘ingang’ in het repertoire van
kwaliteit van de verscheidene artikelen nogal de zestiende eeuw.
kan verschillen en dat de onderlinge samen- In dit hoofdstuk komen veel elementen samen
hang van de individuele bijdragen niet altijd waarvoor de basis is gelegd in eerdere hoofd-
optimaal is. Doorgaans is het deelgebied ‘in- stukken. Zo wordt in hoofdstuk 2 niet alleen
strumentenkunde’ relatief ruim bedeeld. duidelijk dat ons idee van wat een ‘composi-
Anne Smiths The Performance of 16th-Century tie’ eigenlijk is, fundamenteel anders is dan
Music: Learning from the Theorists voegt zich in de zestiende eeuw, maar ook dat deze mu-
het best in de eerste categorie. Het knappe van ziekpraktijk geworteld is in een cultuur van

4 6 HET ORGEL 2014 | nummer 1

polyfone groepsimprovisatie – het ‘cantare stuk in vrij kort bestek, maar de bijlage, waarin men. Om zuiver te spelen, moet de fluitist de
super librum’ (het improviseren van gezongen een verzameling van ‘modale karakteristieken’ intonatie aanpassen door deze mi’s harder aan
polyfonie op basis van een genoteerde cantus is opgenomen, is zeer goed bruikbaar. te blazen, met een luidere toonkwaliteit tot
firmus) tegenover ‘res facta’ (de genoteerde Hoofdstuk 8 gaat over enkele van de ba- gevolg.2) Juist bij tekstloze muziek kan iedere
polyfonie). Polyfone groepsimprovisatie was sisvoorwaarden die aan zestiende-eeuwse informatie helpen bij het bepalen van het ka-
mede mogelijk door de opleiding van musici: professionele musici gesteld werden, terwijl rakter of de innerlijke dynamiek van individu-
iedere zanger had geleerd welke intervallen hoofdstuk 9 verkent wat er voor de uitvoer- ele noten of passages.
er zoal gezongen kunnen worden wanneer de ders, en met name de ‘partituur’ als onderdeel
cantus firmus een bepaalde wending neemt. In van de uitvoering, veranderde met de opkomst Ook op het gebied van de muziektheorie zelf
deze cultuur speelt de training van het geheu- van de Seconda Pratica. had Smith in de individuele hoofdstukken af
gen een grote rol. en toe wat verder mogen gaan. Zo is het, ge-
Behalve dat hoofdstuk 3 de werking van sol- Anne Smith is er goed in geslaagd een brug te zien het grote belang dat zij aan retoriek hecht,
misatie helder uitlegt, is hier vooral de beteke- slaan tussen recent musicologisch onderzoek jammer dat in het hoofdstuk over cadensen
nis van de theorie voor de muziekpraktijk inte- en de uitvoeringspraktijk van oude muziek. bijvoorbeeld de ‘leesteken’-vergelijking van
ressant. Aan de hand van voorbeelden wordt De vele voorbeelden uit traktaten leveren een Calvisius en Lippius niet genoemd wordt: vol-
duidelijk gemaakt dat de ‘grepen’ bij solmisatie goed gedocumenteerd geheel op, dat de lezer gens de eerste staat een cadens op de finalis
ieder een eigen karakter hebben: ut en fa zijn in kort bestek flink op weg kan helpen rich- gelijk aan het leesteken punt, een cadens op de
‘zacht’ of ‘mild’, mi en la ‘scherp’ of ‘hard’. ting een serieuzere specialisatie. Daarnaast is kwint aan een dubbele punt of vraagteken, en
Hoofdstuk 4 behandelt de hiërarchie binnen de beperkte omvang van het eindresultaat een een cadens op de terts boven de finalis aan een
de tactus en de relatie tussen articulatie en rit- pluspunt, net als de gunstige verhouding tus- komma.3)
mische flexibiliteit. Het laatste zou misschien sen prijs en kwaliteit.
nog het best omschreven kunnen worden als Bij het boek is tevens een website gelanceerd,
een ‘proto-inégalité’. Bronnen die ritmische Er zijn desondanks enkele kritiekpuntjes te waarop – als service voor lezers en studenten
‘flow’ beschrijven – (Bourgeois (1550), Da noemen. Het belangrijkste hiervan is de vol- – enkele muziekvoorbeelden zijn opgeno-
Sancta Maria (1565), Diruta (1595) – lijken ledigheid en accuratesse met betrekking tot men.4) Bij het boek kan de site zeker bruikbaar
het eens over één ding: binnen de tactus wor- de gebruikte muziekwetenschappelijke litera- zijn, maar de website heeft te weinig ‘body’
den noten van gelijke genoteerde lengte niet tuur. De samenvatting van wat daarin te lezen om ook zelfstandig van betekenis te zijn.
allemaal even lang uitgevoerd. is, wordt er inhoudelijk niet veel slechter op,
Om de structuur van een polyfone compositie maar in de passages over het memoriseren Samenvattend heeft Anne Smith met The
goed te kunnen laten horen, is een basisbegrip (hoofdstuk 2) voelt bijvoorbeeld het ontbre- Performance of 16th-Century Music: Learning
van cadensen nodig (hoofdstuk 5). Dat het ken van een verwijzing naar Busse Bergers from the Theorists een goed en prikkelend
zestiende-eeuwse begrip van ‘cadens’ nogal prijswinnende boek, of het noemen van de boek uitgebracht dat voor veel organisten en
afwijkt van ‘IV-I’ of ‘V-I’ blijkt uit het muziek- meest recente edities van wél gebruikte litera- cantores nieuwe informatie zal bevatten.
voorbeeld: tuur, hier als een gemis.1) JAAP JAN STEENSMA

Smith (p. 77): de ‘kern’ van een phrygische cadens. De ondertitel van het boek geeft aan dat zes- 2) Ik dank Heiko ter Schegget hartelijk voor deze
Omdat de tenorisans clausula (hier de bovenstem) tiende-eeuwse muziektheorie de ruggengraat informatie.
voor de slotnoot een halve toonschrede bevat met van het boek vormt. Om die theorie heen
een kleine terts als voorlaatste samenklank tot ge- geeft Smith ook voorbeelden uit andere disci- 3) Zie bijvoorbeeld: Benito Rivera, German Music
volg, is de cadens ‘volledig’ en hoeft er geen ficta plines, bijvoorbeeld uit de instrumentenkunde. Theory in the Early 17th Century: The Treatises of
toegepast te worden. Hier had de auteur soms verder kunnen gaan. Johannes Lippius (Michigan 1980) 208.
Een voorbeeld dat met Smiths eigen instru-
Het herkennen van cadensen en hun (in het ment te maken heeft, is de relatie tussen de 4) www.oup.com/us/performing16thcenturymusic
geval van de phrygische cadens) ‘ongemak- boringen van zestiende-eeuwse blokfluiten
ken’ kan de musicus helpen bij het aanbrengen en de karaktereigenschappen van individuele 4 7HET ORGEL 2014 | nummer 1
van (verschillende soorten) cesuren, het toe- solmisatiegrepen (hoofdstuk 3). Er is bij deze
passen van ficta of versieringen. instrumenten een tendens de mi (in absolute
Het zesde hoofdstuk bespreekt het belang van notennamen: de e en de h) ‘te laag’ te stem-
modi bij de karakterbepaling van een muziek-
1) Anna Maria Busse Berger, Medieval Music
and the Art of Memory (Berkely 2005) en Mary
Carruthers, The Book of Memory: A Study of
Memory in Medieval Culture (Cambridge 2008).

Het orgel in de Gutskapelle St.-Georg te Stellichte (D)
Foto: Dale Carr


Click to View FlipBook Version