The words you are searching are inside this book. To get more targeted content, please make full-text search by clicking here.
Discover the best professional documents and content resources in AnyFlip Document Base.
Search
Published by Koninklijke Vereniging van Organisten en Kerkmusici, 2022-12-28 07:39:05

Het Orgel 2023-1 januari

Het Orgel januari 2023

Het Orgel
Tijdschrift van de Koninklijke Vereniging van Organisten en Kerkmusici

januari 2023 119/1

januari 2023

1

Colofon

Het Orgel
Tijdschrift van de Koninklijke Vereniging van Organisten en Kerkmusici,
voor het eerst verschenen op 1 maart 1886

Jaargang 119 nummer 1 - januari 2023

ISSN 0166-0101

Redactie Het Orgel
Hoofdredacteur: Jan Smelik
H. van Steenwijck de oude straat 10 - 8331 KK Steenwijk
[email protected]

Redacteuren: Jan Hage (orgelmuziek) In dit nummer
Jan R. Luth (kerkmuziek)
Cees van der Poel (orgelbouw) 03 Marcel Dupré - leven en werk. Deel 2
Geert Jan Pottjewijd (website) Ben van Oosten
René Verwer (orgelmuziek) 10 Column: Bij de 150ste geboortedag van Karl Straube
Sietze de Vries (orgelbouw) Jos van der Kooy
12 De klankwereld van de Smits-orgels
Medewerkers orgelbouwnieuws: Frans Jespers
Bert den Hertog, Gerrit Hoving, Wietse Ouwejan ([email protected]) 18 Orgelpark: Kritische jachtmuziek in het Orgelpark.

Corrector Hoorngeschal voor een betere wereld
Kees Kugel Hans Fidom
20 “Het is een bepaalde sfeer waar je in zit”
Website Interview met intonateur Henk Braad
www.hetorgel.nl Bert den Hertog
Op deze site staan onder meer samenvattingen van de artikelen die in 28 In memoriam Gerwin Hoekstra (1992-2022)
Het Orgel verschenen zijn. Er is ook een Engelse versie van deze site Wietse Ouwejan
(vertalingen: Dale Carr) 30 Podiumangst bij organisten
Jos van der Kooy, Chiel Jan van Hofwegen & Dirk Jan Versluis
Vormgeving 33 Orgelbouwnieuws - Gerrit Hoving
Jan en Gerda Smelik • Amersfoort, Joriskerk, koororgel
• Berkenwoude, Gereformeerde Gemeente
Druk • Damwoude (Akkerwoude), De Ikker
Scholma Print & Media, Bedum • Dordrecht, Remonstrantse Kerk
• Hagestein, Hervormde Kerk
Digitale editie • Hippolytushoef, Hippolytuskerk
Na een eenmalige registratie hebben abonnees toegang tot de digitale editie van Het • Nieuw-Beijerland, Dorpskerk
Orgel op www.hetorgel.nl/tijdschriften • Noorbeek, Brigidakerk
• Ridderkerk, Sionskerk
Advertenties • Waarder-Driebruggen, Hersteld Hervormde Kerk
Bureau Van Vliet BV, Wateringweg 129, 2031 EG Haarlem, 023 571 47 45 44 Vers van de pers
Contactpersoon: Luciène Paap ([email protected]) 44 Recensie
Website: www.bureauvanvliet.com • Wilhelm Hafner, Das Orgelwerk von André Fleury (1903-

Koninklijke Vereniging van Organisten en Kerkmusici 1995) und sein Verhältnis zur französischen Orgelmusik des 20.
De Koninklijke Vereniging van Organisten en Kerkmusici is in 2009 opgericht op Jahrhunderts - René Verwer
christelijke grondslag. Doelstelling: de behartiging en bevordering van de orgelcultuur 46 Achterplaat: Antwerpse vormgevers van barokke orgelfronten I
en de kerkmuziek Auke H. Vlagsma
Cover:
Leden van verdienste Arthur Ambrose McEvoy (1877-1927), Marcel Dupré aan het orgel
Kees Hoeksma (erevoorzitter) - Wim Kloppenburg - Rein van der Kluit (erevoorzit- in de Notre Dame van Parijs. Olieverf op doek, 103x77,5 cm
ter). Overleden: Hendrik Andriessen - Klaas Bolt - Adriaan Engels - Dirk Andries
Flentrop - Jaap de Haan (erevoorzitter) - Cor Kee - Piet Kee - Albert de Klerk - Ewald Het Orgel jaargang 119 nummer 1
Kooiman - Gustav Leonhardt - Willem Mudde - Adriaan C. Schuurman - Willem
Vogel

Bestuur KVOK
Peter Kranenburg (voorzitter), Hans Beek (secretaris), Rien Verwijs
(penningmeester), Inge van Dokkum-Prins (aspirant-lid), Bert den Hertog
Secretaris: Hans Beek - Klipper 49 - 9801 MT Zuidhorn - 0594 507876
[email protected]
Penningmeester: Rien Verwijs - [email protected]

Ledenadministratie KVOK
Men kan zich als KVOK -lid opgeven middels het aanmeldingformulier,
te vinden onder de rubriek ‘aanmelding’ op www.kvok.nl. Opzeggingen en adreswijzi-
gingen naar [email protected] of per post naar de secretaris

Bankrekening KVOK
NL17 ABNA 045 480 3184 (BIC: ABNANL2A)

Abonnementsvormen tijdschriften KVOK
Het Orgel € 75 (Europa € 92, buiten Europa € 98)
Muziek & Liturgie & Het Orgel € 96 (Europa € 113, buiten Europa € 118)
Er bestaat de mogelijkheid om een proefabonnement te nemen. Zie daarvoor:
www.kvok.nl/proefabonnement Lidmaatschappen/abonnementen lopen per kalen-
2©derKjaVaOr eKn worden automatisch verlengd. Opzeggen kan tot uiterlijk 1 december.
2023

Marcel Dupré - leven & werk

Deel 2

Ben van Oosten

Marcel Dupré was een van de belangrijkste figuren COMPONIST
Il [Dupré] a écrit des pages d’une extrême difficulté et d’une
in de orgelwereld van de twintigste eeuw. Toch is hij in grande brillance dans le genre toccata et il est l’initiateur du
onze tijd vaak bekritiseerd en wordt slechts een klein style ultra-staccato qui n’était évidemment pas utilisé par les
deel van zijn omvangrijke orgeloeuvre gespeeld. Deze classiques.1
artikelenserie hoopt bij te dragen aan een beter begrip
en een grotere waardering voor deze laatste belangrijke [Hij [Dupré] heeft hele glansrijke en extreem moeilijke stukken van
vertegenwoordiger van het Frans-symfonische tijdperk. het toccata-genre geschreven en is de schepper van een ultra staccatostijl
In deel 1 is de levensloop van Dupré tot aan de Tweede
Wereldoorlog beschreven. Ook is aandacht besteed aan die de klassieke orgelcomponisten natuurlijk nog niet kenden.]
zijn carrière als internationaal concertorganist en improvi- Het compositorisch oeuvre van Marcel Dupré omvat meer dan
sator. Het artikel eindigde met een paragraaf over Duprés honderd werken, waaronder zich een groot aantal onuitgegeven
pedagogische activiteiten. In dit tweede deel staan zijn jeugdwerken zonder opusnummer bevindt (hoofdzakelijk piano-
orgelcomposities en de uitvoering ervan centraal. werken, liederen, koor- en kamermuziek).

Schreef Dupré in zijn vroege jaren vooral voor andere bezettin-
gen, vanaf de jaren 1920 componeerde hij vrijwel nog uitsluitend
voor orgel, zowel solistisch als in combinatie met andere instrumen-
ten. Zijn orgeloeuvre omvat in totaal ruim veertig opusnummers.
Dupré bestemde zijn orgelwerken voor diverse doeleinden: het con-
cert, de pedagogie en de liturgie. Een strenge scheiding tussen deze
categorieën is in Duprés orgeloeuvre echter niet altijd te maken.

In 1912 componeerde Dupré zijn eerste orgelopus, de opzienba-
rende Trois Préludes et Fugues, op. 7. Deze werken golden destijds
als revolutionair en in technisch opzicht werden ze ‘onspeelbaar’
geacht. Men vindt in deze werken reeds de muzikale synthese die
Duprés compositiestijl kenmerkt: enerzijds traditioneel in de keuze
van de klassieke vormen en het strenge contrapunt, anderzijds in-
novatief op het punt van schrijfwijze, orgelgebruik en registratie.
Deze kenmerken vindt men eveneens in de Fifteen Pieces, op. 18 uit
1919, waarin elk van de vijftien versetten een specifieke schrijfwijze
en klankkleur heeft.

Duprés kennismaking met de orgels in de Verenigde Staten
(vanaf 1921) had een ingrijpende invloed op zijn compositiestijl
en artistieke esthetiek. De grote manuaal- en pedaalomvang, de
elektropneumatische speel- en registertractuur en het onuitput-
telijke orkestrale klankpalet van de Amerikaanse orgels waren een
belangrijke prikkel voor Duprés creativiteit. In zijn orgelcompo-
sities uit die jaren lijkt Dupré de grenzen van de instrumentale

Marcel Dupré voor zijn huisorgel in Meudon.

januari 2023 3

mogelijkheden te willen verleggen. in de Messiah van Händel, de Johannes-Passion van Bach, Les
In 1924 verklaarde hij in een interview: Béatitudes van Franck en in Parsifal van Wagner. Het thema
van de Heilige Maagd, door een grote drieklank aangegeven,
America has gone far ahead of any other country in the world staat voor het idee van het moederschap. Het lijdensthema, dat
in the organ-building industry. The many mechanical improve- uit een dalend chromatisch motief bestaat, vindt men bij Bach.
ments resultant from this have made possible effects heretofore Het thema van de kruisiging is de omkering van het kruismo-
unthought of. They have made necessary a new idiom of music.2 tief. Al deze thema’s behoren tot de traditionele symboliek.]

De neerslag daarvan is evident in de orgelwerken die Dupré gedu- Ongetwijfeld heeft het werk als inspiratiebron gediend voor de gro-
rende dit decennium componeerde: Variations sur un Noël, op. 20 te orgelcycli van Charles Tournemire en Olivier Messiaen. Volgens
(1922), Suite Bretonne, op. 21 (1923), Symphonie-Passion, op. 23 laatstgenoemde is Duprés Le Chemin de la Croix voor de orgelcom-
(1924) en de innovatieve Deuxième Symphonie, op. 26 (1929). positie richtingwijzend en grensverleggend geweest.

In 1931 schreef Dupré een werk dat als een mijlpaal in de or- Duprés volgende belangrijke orgelopus wordt gevormd door de
gelliteratuur van de twintigste eeuw kan worden beschouwd: Le Trois Préludes et Fugues, op. 36 uit 1938. Deze werken tonen een
Chemin de la Croix, op. 29. Deze compositie is ontstaan uit een progressievere klanktaal en een complexer contrapunt dan Duprés
improvisatie die Dupré op 13 februari 1931 tijdens een concert in eerste serie Trois Préludes et Fugues, op. 7 uit 1912. De intellectuele
het conservatorium te Brussel ten gehore bracht. Het programma inslag van opus 36 wordt nog onderstreept door de zeer nauwkeu-
vermeldde een improvisatie op de teksten uit Le Chemin de la Croix rige explicaties waarvan Dupré de notentekst heeft voorzien: de
van de Franse dichter Paul Claudel (1868-1955). Tussen de gere- stukken bevatten niet alleen vinger- en voetzettingen, maar boven-
citeerde tekst van iedere kruiswegstatie improviseerde Dupré een dien precieze analytische aanwijzingen betreffende de formele en
‘muzikaal commentaar’. De symbolische betekenis van bepaalde in- contrapuntische structuur. Evenals in de vroegere Trois Préludes et
tervallen, (leid)motieven, ritmes en klankkleuren, die Dupré in zijn Fugues vormen ook hier prelude en fuga een eenheid: het thema-
Philosophie de la Musique beschrijft, komen in dit werk het duide- tisch materiaal van de prelude wordt eveneens in de bijbehorende
lijkst tot uiting. De leidmotieven symboliseren niet alleen bepaalde fuga ontwikkeld.
personen of voorstellingen (bijv. de maagd Maria, de kruisiging, Na de twee grote symfonieën die Dupré in de jaren 1920 voor orgel
het lijden, de verlossing), maar zijn tevens ontleend aan traditionele schreef (Symphonie-Passion, op. 23 en Deuxième Symphonie, op.
compositieformules, zoals door Dupré als volgt is verklaard: 26), keerde hij twee decennia later nog eenmaal tot de grootschalige
vorm in zijn orgelwerken terug met de compositie van drie ‘poèmes
J’ai recherché comment les Maîtres ont pu se rencontrer sur symphoniques’: Évocation, op. 37 (1941), Vision, op. 44 (1947) en
certaines formules, comme le double saut de quarte, pour la Psaume XVIII, op. 47 (1949).
Croix; on le trouve dans Bach, Haëndel, Schütz. Le thème de
la Rédemption, formé de quatre sons conjoints, se trouve dans le De driedelige Évocation schreef Dupré ter nagedachtenis aan zijn
‘Messie’ de Haëndel, dans la ‘Passion selon Saint-Jean’ de Bach, vader, Albert Dupré (1860-1940). Op 26 oktober 1941 voerde Du-
dans les ‘Béatitudes’ de Franck, dans ‘Parsifal’ de Wagner. Le pré het werk voor het eerst uit tijdens de herinwijding van het geres-
thème de la Vierge, formant l’accord parfait, est l’idée de Gé- taureerde Cavaillé-Coll-orgel in Saint-Ouen te Rouen, het fameuze
nitrix. Le thème de la Souffrance, se composant d’une descente instrument waarvan Duprés vader 28 jaar lang de vaste bespeler
chromatique, se trouve dans Bach. Le thème de la Crucifix- was geweest. Zo is dit werk ook een eerbetoon aan Cavaillé-Coll en
ion est l’inversion du motif de la Croix. Tout ceci constitue des diens ‘orgue à la Michel-Ange’ (aldus Widor) in Saint-Ouen.
thèmes d’un symbolisme traditionnel.3
Het moeilijk toegankelijke en filosofische Vision is een zeer per-
[Ik heb onderzocht hoe en waar de grote meesters elkaar heb- soonlijk werk dat een uitzonderlijke plaats binnen Duprés orgel­
ben kunnen vinden in het uitwerken van bepaalde ideeën, zoals oeuvre inneemt. De schrijfstijl raakt hier aan de grenzen van de
de dubbele kwartsprong die symbool staat voor het kruis. Die tonaliteit. Bovendien experimenteert Dupré in dit werk met on-
vind je bij Bach, Händel en Schütz. Het thema van de verlos- gebruikelijke klankkleuren en instrumentale innovaties, die geheel
sing, aangeduid door vier opeenvolgende tonen, treft men aan zijn visionaire voorstellingen van het moderne orgel weerspiegelen.

Dupré componeerde zijn Psaume XVIII4 ter nagedachtenis aan
zijn moeder, Alice Chauvière (1859-1933). Het werk kan dus als
een pendant van Évocation worden beschouwd. Beide werken zijn
driedelig en hebben een cyclische structuur: het hoofdthema van
het eerste deel keert in het laatste deel terug. In tegenstelling tot
Évocation, waarin Dupré een muzikaal karakterportret van zijn va-
der schilderde, vindt men in Psaume XVIII meer contemplatief-re-
ligieuze elementen. Het werk is een ode aan de schepping, overeen-
komstig de tekstinhoud van de psalm.

In 1943 voltooide Dupré een omvangrijke ‘Étude symphonique’
voor orgel en orkest (18 instrumenten), getiteld Résonances. Dit
werk is tot op heden uitsluitend in manuscript overgeleverd en
tijdens Duprés leven nooit uitgevoerd. Dit is te betreuren, aange-
zien het werk alle kenmerken van Duprés stijl bevat en daardoor
binnen zijn compositorisch oeuvre een belangrijke plaats inneemt.
Dit wordt onderstreept door het feit dat Dupré van het werk ook

4 Het Orgel jaargang 119 nummer 1

een bewerking voor piano en orgel maakte. Bestudering van het Franck (1955).7 In 1960 verscheen een door Dupré verzorgde uit-
manuscript bracht bovendien aan het licht dat Dupré verschillende gave van de orgelwerken van Alexander Glazounov.8
elementen uit dit werk in andere composities heeft gebruikt, met
name in Psaume XVIII en in het Quartet, op. 52 (1958) voor strij- Bovendien gaf hij, in navolging van de collectie Archives des Maî-
kers en orgel. De Australische uitgeverij Crescendo Music Publica- tres anciens de l’Orgue van zijn leraar Alexandre Guilmant, onder
tions bereidt momenteel een uitgave van Résonances voor. de titel Anthologie des Maîtres Classiques de l’Orgue een verzameling
van 36 werken van ‘oude meesters’ uit.9
Aansluitend op het symfonisch gedicht Vision, op. 44, waarin
Dupré reeds zijn visie op ‘het orgel van de toekomst’ aanduidde, Al deze uitgaven weerspiegelen het dogmatische systeem en het
voltooide hij in 1959 de enige orgelcompositie die hij expliciet voor persoonlijke stempel van Dupré: de notentekst is rijkelijk voorzien
dit onconventionele concept geschreven heeft: Les Nymphéas, op. van nauwkeurige aanwijzingen voor de speeltechniek (vinger- en
54.5 Dit buitengewone werk, dat lange tijd alleen op Duprés om- voetzettingen) en de uitvoering (registratie, metronoomgetallen,
gebouwde huisorgel te Meudon uitvoerbaar was (hierover meer in articulatie, frasering, muzikale analyse).
deel 3 van deze artikelenserie), bestaat uit acht muzikale impressies
van de acht monumentale waterlelie-schilderijen van de impres- Voorts maakte Dupré een groot aantal orgeltranscripties en be-
sionistische Franse schilder Claude Monet (1840-1926), die zich werkte hij enkele orgelwerken voor orgel en orkest (o.a. Bachs Toc-
in het Musée de l’Orangerie te Parijs bevinden. De talrijke inno- cata, Adagio und Fuge, BWV 564 en van Liszt de Fantasie über ‘Ad
vaties die in Duprés huisorgel waren gerealiseerd, maakten het nos, ad salutarem undam’ en de Variationen über ‘Weinen, Klagen,
Dupré mogelijk de impressionistische sfeer van Monets beroemde Sorgen, Zagen’). Enkele van zijn eigen werken voor orgel en orkest
schilderijen­groep in een hoogst originele klanktaal uit te drukken. bewerkte Dupré voor orgel en piano, om deze samen met zijn doch-
Duprés pedagogische activiteiten vonden hun weerslag in een aan- ter Marguerite te kunnen uitvoeren (o.a. Symphonie en sol mineur,
tal didactische orgelwerken, zoals 79 Chorales, op. 28 (1931), Le op. 25 en Concerto en mi mineur, op. 31).
Tombeau de Titelouze, op. 38 (1942) en Vingt-Quatre Inventions,
op. 50 (1956). Voor de technische ontwikkeling van zijn leerlinge Het grootste deel van Duprés transcripties is onuitgegeven.
Jeanne Demessieux schreef Dupré in de jaren 1941 tot 1943 boven-
dien nog een serie van twaalf hoogst virtuoze etudes, die hij later UITVOERINGSPRAKTIJK
gedeeltelijk in verschillende werken heeft opgenomen, te weten de On se plaît à répéter que l’orgue est dénué de tout accent. C’est
Suite, op. 39 (1944), Offrande à la Vierge, op. 40 (1944) en Deux le rôle de l’organiste de lui en donner, et ceci n’est possible que si
Esquisses, op. 41 (1946). Deze stukken worden tot Duprés tech- son jeu est d’une clarté absolue. Cette clarté repose d’abord sur
nisch moeilijkste orgelwerken gerekend. l’observance quasi mathématique des valeurs. […] Et le phrasé,

De didactische werken van Dupré zijn alle van nauwkeurige vin- partie si importante de l’interprétation, est déterminé, non par la
ger- en voetzettingen voorzien. fantaisie, mais par les règles de la polyphonie classique.10
In tegenstelling tot zijn leraren Guilmant en Widor heeft Dupré
als componist een opvallende muziekesthetische ontwikkeling [Er wordt vaak beweerd dat op het orgel geen accenten mogelijk zijn.
doorgemaakt. Uit de vroege werken spreekt een jeugdig elan en een Daarom is het de taak van de organist om deze aan te brengen, wat
spontane creativiteit. In de latere composities treedt een estheti-
sche verandering op en wordt de schrijfstijl in toenemende mate alleen mogelijk is wanneer zijn spel glashelder is. Deze helderheid
intellectueel-expressionistisch, waardoor deze werken, hoewel goed berust in de eerste plaats op het op quasi wiskundige wijze nauwkeu-
geschreven en formeel correct, niet meer zo direct toegankelijk zijn rig in acht nemen van de notenwaarden. […] En de frasering, die zo’n
als de vroegere. De uitgedunde schrijfstijl en de orgelbehandeling belangrijk bestanddeel van de interpretatie vormt, wordt niet door de
zijn nu veeleer klassiek dan romantisch. Het notenbeeld is in deze
werken altijd helder en overzichtelijk. fantasie maar door de regels van de klassieke polyfonie bepaald.]
De orgelmuziek van Marcel Dupré stelt in zowel technisch als mu-
Opvallend is dat Dupré zijn latere, complexe werken graag af- zikaal opzicht hoge eisen aan de vertolker. Volgens Dupré dient een
sluit in de voor hem zo typische virtuoze toccatastijl, waarmee hij organist over een gedegen pianotechniek te beschikken en dit geldt
zich uit het intellectuele keurslijf lijkt te bevrijden. Voorbeelden in het bijzonder voor de uitvoering van zijn orgelwerken.
hiervan vinden we in Psaume XVIII, op. 47 (1950), Tryptique, op.
51 (1957), Trois Hymnes, op. 58 (1963) en In Memoriam, op. 61 … il est impossible de bien jouer de l’orgue si l’on n’a pas acquis
(1965). préalablement une réelle technique de pianiste. C’est pourquoi
un organiste fait fausse route s’il ne se consacre pas pendant plu-
Omdat Dupré in zijn muziek elementen uit verschillende stijlen sieurs années à une étude acharnée du piano. […] Un organiste
opnam, is zijn toonspraak moeilijk te definiëren. Enerzijds houdt ne peut, pas plus qu’un pianiste, se passer de travailler sérieu-
hij vast aan traditionele klassieke vormen (fuga, chaconne, canon, sement les Études de Chopin et les Études Transcendantes de
ricercare), anderzijds is hij steeds op zoek naar nieuwe uitdruk- Liszt.11
kingsmogelijkheden. Daarbij blijft zijn muziek echter altijd binnen
de grenzen van de tonaliteit. Dupré hield zich verre van de naoor- [… het is onmogelijk om goed orgel te spelen wanneer je niet
logse avant-gardistische compositietechnieken. Hij vroeg zich af eerst een gedegen pianotechniek hebt verworven. Daarom is
waarom je naar nieuwe woorden zou moeten zoeken wanneer je een organist op de verkeerde weg als hij zich niet gedurende
met de oude nog zoveel zeggen kan.6 meerdere jaren aan een intensieve pianostudie wijdt. […] Een
organist kan zich niet permitteren, net zo min als een pianist
Naast zijn eigen composities verzorgde Dupré ook edities van dat zou kunnen, om de Études van Chopin en de Études
de complete orgelwerken van Bach (1938-1941), Händel (1937- Transcendantes van Liszt niet grondig te studeren.]
1942), Mendelssohn (1948), Schumann (1949), Liszt (1941) en Duprés orgeltechniek was gebaseerd op een serie strenge regels
(‘règles d’exécution’12), die hem via de Lemmens/Widor-school was

januari 2023 5

Score

overgeleverd. Volgens de exponenten van deze school stamden die        (/)       
regels in een directe traditielijn van J.S. Bach af. Het gehele orgelre-
pertoire diende volgens deze uitvoeringsregels te worden vertolkt. Organ /  

Hoewel de universele geldigheid van deze regels reeds tijdens    
Duprés leven is ontkracht, zijn zij voor een correcte uitvoering van
Duprés orgelwerken van essentieel belang.            
 
De voorschriften geven een goed voorbeeld van de mathemati-
sche precisie waarmee Dupré te werk ging: Uitvoering :

▪ streng legato in alle stemmen dat Dupré definieerde als ‘ni sec ni               
pâteux’ (droog noch plakkerig);13 dit legatospel wordt mogelijk ge-  
maakt door de volgende fundamentele technieken:
- stomme vinger-/voetwisselingen, vinger-/voetkruisingen en Org.                
vinger-/voetglissandi
- het gebruik van punt en hak van beide voeten            
- overbinding van twee gelijke noten die elkaar in verschillende  
stemmen opvolgen (zgn. ‘notes communes’)
▪ precieze articulatie van repeterende noten; exacte lengte van no- Score
ten in zowel legato als staccato; daarbij zijn het gelijktijdig aanslaan
en loslaten van de toetsen even belangrijk Notenvoorbeeld 2 Le Tombeau de Titelouze, op. 38, IX: ‘Vexilla regis’, 11/3/2
▪ precieze uitvoering van gepuncteerde noten, staccato-noten, over- 2
gebonden noten, fraseringen en rusten  
▪ een correcte lichaamshouding aan de speeltafel, zonder onnodige           
bewegingen bij het spelen    
▪ duidelijk gestructureerde registraties en geen frequente Org.           
regis­ tra­tie­wisselingen.    
Organ  

 

          

Verdere details betreffende deze regels zijn in verschillende uitgaven Uitvoering : 
van Dupré te vinden.14 Hieronder volgen enkele voorbeelden van      
de toepassing van deze regels in Duprés orgelwerken. Bij de verwij-              
zingen naar de plaats in de partituur wordt de volgende afkorting    
gebruikt: pagina/systeem/maat.
   ©    
Org. 

  

▪ WScoarne neer er een punt boven een noot staat, verliest deze de helft           
van zijn waarde:

                 Score
       
    Notenvoorbeeld 3
Organ 
Seventy-NineChorales, op. 28, LXIV: ‘Schmücke dich, o liebeSeele’, 75/2/4-5

         Org.  
             
                         

          Organ      
 

Uitvo ering:                                  
         
  
Org.    
  
                             Uitvoering :
           

                    ©        


   No tenvoorbeeld 1 Évocation, op. 37, deel 1: 11/1/2-5 Org.        



▪Org. Twee repeterende noten in dezelfde stem moeten van elkaar wor-                   
sdteenvgoeosrckhoemideennddeonoorteeennwrauasrtdwe.aRarevpaentedreenddueunrogteelnijkdiiseagaenpudnecktleeeirnd-
pofuonvteorfgdebeoonvderegnezbiojnn,dmenoentoeontdvoaonreeleknaarruwstomrdeetndgeewscahaerdideevna.nInde
zijn didactische composities geeft Dupré dit aan door een schuin Notenvoorbeeld 4
streepje (/) op de plaats waar de rust moet worden uitgevoerd:
Seventy-Nine Chorales, op. 28, XLII: ‘Jesu, meine Freude’, 50/1/1-2
w▪OEarage.rndeligvgaennddiestnreoeoptjeofbdijaeteanknkoooortdomf eeetneaeknkkowoardrtv: ermindert de

6©    

Het Orgel jaargang 119 nummer 1

Score     

           Uitvoering :        


Organ Org.

                 

       

Notenvoorbeeld 6 Symphonie-Passion, op. 23, deel 4: 33/4/4

Org▪dmo.neWezdteaedlnrfedbnrekeooenkrroettonswttedSetconeroeoosrftertfeeeemnnew,nmdareiauenrZnsditmetewd.oeDoeatkasvurtnevpeormarOstenécrnhgmgdvi.eoleeleoetdfrntbdueddeueeirlltdandsn4ooegtmhsetneselwafwtaanaiasardrvddoaeneonrtdeemelwksiatdoaedrrmdeoelpn 


van een verticaal streepje | na de noot die moet worden onderbroken:

                

Organ       |      
 
   

Org.               ©

Score Uitvoering :
Marcel Dupré voor zijn huisorgel in Meudon
           

 Org.        

                     
 
            

Organ                         

© Notenvoorbeeld 7

                Le Tombeau deTitelouze,op. 38,XIII: “Lucis Creator optime”, 18/2/2
▪ Twee opeenvolgende gelijke noten in verschillende stemmen, ‘notes
Uitvoering :  commuOnregs.’ g(menaoaermndie,tmaloteijtde)ndwooorrdmenidodveelrvgaenboenendeonv,ehrbetingedeinngdso- or
 Dupré vaak
                            boogje wordt aangegeven. Let in het notenvoorbeeld ook op het
              boSocgojree na de eerste noot in de linkerhand (f1), waarmee wordt aange-
Org.  duid mdaotedt ewzoe rndoeontoavaenrgdeeb‘onnodteenco:mmune’ f1 inde bovenste noten-
      balk
              
    4 5
2 3 
 
                               
      

Organ        

Notenvoorbeeld 5 Symphonie-Passion, op. 23, deel 1: 14/1/3-4        1 

▪ Wanneer een stem in een melodische lijn dezelfde noot van een 2 

©

3

Org. aangehouden tweede stem kruist, moet deze laatste vóór de kruising   
wsteomrd.eDneozpegreetgiledl gedur ende dweannonteeenrwdaeatrwdeeevastnemdemdeonozrliochpeonpdheet-   
geldt alleen
zelfde manuaal bevinden: Notenvoorbeeld 8

   S2ix Antiennes pour le Temps de Noël, op. 48, I: ‘Ecce Dominus veniet’, 1/1/1-2.

 Zie ook de ‘notes communes’ in notenvoorbeeld 2

januari 2023 Org.  7



Blank-orgel zoekt organist(en)

Het Witte Kerkje van de Protestantse
Gemeente te Odijk zoekt organisten
voor de zondagse eredienst.

Kom je graag ons bijzondere Blank-orgel
bespelen, houd je ervan om een goed
zingende kleine kerkgemeenschap met
veel jonge gezinnen te begeleiden, ben je
vertrouwd met het Liedboek van de PKN
en speel je ook piano?
Wij zoeken organisten voor zo’n 20
zondagen per jaar ter aanvulling van onze
organistenpool!
Meer weten? Bel of mail AnVan Osselaer (06-
196 77 222, [email protected]) of
ga naar www.pknodijk.nl.

kwaliteit en vakmanschap, van boomstam tot kerkorgel

Uur van het orgel ook gespecialiseerd in het onderhouden van uw kerkorgel !

16 februari 2023 J.L. van den Heuvel-Orgelbouw bv
Els Biesemans Amstelwijckweg 44 3316 BB Dordrecht T 078-6179540
Bach, Pierné, Franck, Liszt en Jongen vandenheuvel-orgelbouw.nl [email protected]

16 maart 2023 orgel-vd heuvel 180409.indd 1 09-04-18 09:50

Anton Pauw, Gerrie Meijers & Jaap Stork

Eben, Mendelssohn, Ravel, Schumann, Wills e.a.

20 april 2023 in Tivolivredenburg
Pieter van Dijk & Antonio di Dedda Utrecht
Hesse, Franck en Demessieux

TON KOOPMAN
EN TINI MATHOT

ORGEL VIERHANDIG
EN SOLOWERKEN

ZATERDAG 4 MAART

FILMCONCERT
KING OF KINGS

STOMME FILM MET IMPROVISATIE
OP HET ORGEL

MAANDAG 10 APRIL

philharmoniehaarlem.nl/orgel TIVOLIVREDENBURG.NL/ORGEL

8 Het Orgel jaargang 119 nummer 1

▪ In tegenstelling tot zijn leraren Widor en Vierne schrijft Dupré in L’interprète, à l’orgue, ne peut se livrer au caprice. Jouant le plus
zijn orgelwerken weinig fraseringsbogen. Het einde van een frase souvent dans de vastes édifices, il doit lutter contre une résonance
wSocrodret door Dupré vaak aangegeven door een komma of een rust, parfois excessive, et adapter aux monuments le tempo des oeuvres
waarbij de maatslag echter niet mag worden onderbroken (de komma qu’il execute.15
geldt altijd alleen voor de notenbalk waarboven deze is geplaatst): [De organist kan zich geen grillen veroorloven. Aangezien hij
meestal in grote ruimtes speelt, moet hij tegen een soms overmati-
             ge nagalm vechten en het tempo van de uit te voeren werken aan
    de ruimte aanpassen.]

Organ            Op de vraag van een student of de metronoomgetallen altijd streng
 moeten worden opgevolgd, antwoordde Dupré:

    3 3 3 … prenez le mouvement dans lequel la musique sera mieux
exécutée.16
                  [… neem het tempo waarin de muziek het best tot zijn recht zal
komen.]
 Uitvoering: stacc.    
   Overigens bestaan er ook verschillen tussen de metronoomgetallen
         in Duprés manuscripten en de gedrukte edities.

Org.          NOTEN
 
1 Olivier Messiaen in: Samuel, Entretiens avec Olivier Messiaen, 143.
    33 3 2 Ralph A. Harris, “Dupré Sees New Field for Organ Composer” , The Diapason (1
     
           december 1924) 8.
3 Abbé Robert Delestre, L’Oeuvre de Marcel Dupré. Éditions Musique Sacrée (Parijs
stacc.
1952) 97.
 ScoOreffrande à la Vierge, opN. 4o0te,nIIv:o‘Morabteeerlddo9lorosa’, 12/2/2 – 12/3/1 4 Dupré volgde de psalmnummering uit de Vulgaat (de Latijnse Bijbel), waar psalm

Org.  18 getiteld is: “Caeli enarrant gloriam Dei” (“De hemelen vertellen Gods eer”).
Volgens de Hebreeuwse nummering betreft het psalm 19.
 5 Dit werk is onlangs voor het eerst in druk verschenen bij Dr. J. Butz Musikverlag
te Bonn.
                 6 Bernard Gavoty, Les Grands Interprètes. R. Kister (Genève 1955), 15.
   7 Deze edities zijn alle verschenen bij Éditions Bornemann (thans A. Leduc) te
     Parijs.
8 Edition M.P. Belaieff, Mainz.
Organ       9 In 1942 bij Éditions Bornemann verschenen.
   10 Marcel Dupré, autografische verhandeling in: Gavoty, Les Grands Interprètes, 25.
     11 Marcel Dupré, Cours Complet d’Improvisation à l’Orgue, 2e vol., 1, 5.
   12 Later noemde Dupré deze uitvoeringsregels “lois” (“wetten”).
13 Delestre: L’Oeuvre de Marcel Dupré, 15.
Uitvoering : 14 Zie: Règles d’exécution d’orgue; Méthode d’Orgue; Cours Complet d’Improvisation à
l’Orgue; Oeuvres Complètes pour Orgue de J.S. Bach annotées er doigtées par Marcel
                Dupré; Seventy-Nine Chorales, op. 28.
©    15 Marcel Dupré, autografische verhandeling in: Gavoty, Les Grands Interprètes, 25.
    16 Louis Guillemette in: Bulletin de l’Association des Amis de l’Art de Marcel Dupré, no
Org.         21 (Parijs 2004), 18.
  
    
 

  Notenvoorbeeld 10

Symphonie-Passion, op. 23, deel 2: 15/2/4-5 

OBrge.halve aan een nauwkeurige en onberispelijke weergave van de no-

theenttreukbstathoeechenttne iDetugperwéegnrostteuiwtdaarurdkekianagnsmeeindsdterlikwtatse.mpo, waarbij

Van Duprés spel bestaan geluidsopnames uit verschillende perioden
van zijn carrière (van 1926 tot 1971). Vergelijkt men de gedrukte
partituren van zijn orgelcomposities met de opnames die hij van zijn
eigen werken maakte, dan blijken er veel discrepanties tussen beide
te bestaan, meestal waar het fraseringen en tempi betreft, maar soms
ook in de notentekst. In de uitvoering van zijn eigen werken nam
Dupré vrijwel altijd een aanzienlijk langzamer tempo dan in de parti-
tuur staat aangegeven. Hoewel dit vooral het geval is in zijn latere
opnames (toen Dupré in zijn spel werd belemmerd door artrose van
zijn vingergewrichten), hebben niettemin verschillende van Duprés
leerlingen verklaard dat hij zijn werken bijna altijd langzamer ge-
speeld wilde hebben dan de metronoomgetallen aangeven. Duprés
metronoomgetallen geven het uiterste tempo aan. Afhankelijk van de
akoestische omstandigheden kan he©t tempo worden aangepast:

januari 2023 9

Bij de 150ste geboortedag
van Karl Straube

Jos van der Kooy

Op 6 januari 1873, Driekoningen, werd in Berlijn Karl Straube gebo-
ren. Zijn leven speelde zich af tegen de achtergrond van een uiterst
bewogen periode uit de Duitse geschiedenis. Bijna twee jaar voor de
geboorte van Straube, op 18 januari 1871, werd het Duitse Keizerrijk
uitgeroepen – een mijlpaal in het proces van de Duitse eenwording.
Straube overleed in Leipzig op 17 april 1950 als staatsburger van de
stalinistische Deutsche Demokratische Republik.

Karl was de tweede zoon van Johannes Straube, harmoniumbouwer
en organist, en van de Britse Sarah Palmer, die stamde uit een familie
van kooplieden. Onder de voorouders van zijn vader bevonden zich
instrumentenbouwers, theologen en een enkele musicus. Opvallend
is dat hij zijn middelbare schoolopleiding nooit voltooide. Evenmin
kreeg hij een muzikale vakopleiding. Wel volgde hij privélessen in
piano, directie, compositie en orgelspel. Otto Dienel en Heinrich Rei-
mann waren zijn orgelleraren. Hij beschouwde zichzelf als vertegen-
woordiger van het Duitse Bildungsbürgertum en als selfmade man, die
zijn intellectuele basis dankte aan zijn Engelse moeder.

Straube ontwikkelde zich tot de belangrijkste Duitse organist van
zijn generatie. Van 1897 tot 1903 was hij organist van de Willibrord
Dom in Wesel. Hier begon hij zijn kruistocht voor de orgelwerken van
Max Reger. Hij werd op 1 januari 1903 organist van Bachs Leipziger
Thomaskirche, een vooraanstaande post in het Duitse Keizerrijk. Op
1 juni 1918 werd hij Kantor van dezelfde kerk, een zeer prominente
positie binnen het Duitse muziekleven. Tot 1 januari 1939 bleef hij in
functie.

In deze column belicht ik de periode tussen 1918 en 1950. In die jaren Karl Straube in 1927
nam het aantal door hem gegeven orgelconcerten af. Wel bleef hij als Foto Atelier Hermann Walter (collectie: Stadtgeschichtliches Museum Leipzig)
professor voor orgelspel en later ook als leider van de kerkmuziekafde-
ling nauw betrokken bij ontwikkelingen rond orgelspel en orgelbouw. januari van dat jaar Reichskanzler geworden, dat betekende het eind
In het maartnummer van dit blad kom ik terug op zijn loopbaan als van de Weimarer Republik. Meteen begon hij aan de Gleichschaltung
organist en orgeldocent. Dan komt ook zijn vriendschap en samenwer- van instanties en organisaties in de maatschappelijke, politieke, reli-
king met Reger aan de orde. gieuze en culturele sector. Naar eigen zeggen werd Straube lid om het
koor van de Thomaskerk voor Gleichschaltung te behoeden of tenmin-
Vijf maanden en elf dagen na Straubes benoeming tot Thomascan- ste te redden wat er te redden viel. Van anti-Joodse terreur was hij op
tor maakte de wapenstilstand van 11 november 1918 een eind aan de de hoogte. Op 1 maart 1933 was immers de Joodse directeur van de
gevechtshandelingen van de Eerste Wereldoorlog. Toen hij het ambt opera, Gustav Brecher, geschorst, vijf dagen later werd een optreden
op 31 december 1939 neerlegde, was de Tweede Wereldoorlog drie van Bruno Walter, de Joodse dirigent van het Gewandhausorkest, door
maanden en 28 dagen oud. de regering afgelast.
Volgens vrienden en bekenden heeft Straube zich nooit uitgesproken
In 1918/1919 werd de Weimarer Republik uitgeroepen. Volgens ar- ten faveure van Hitler. Kort na afloop van de oorlog waren mensen uit
tikel 231 van de in 1919 gesloten Vrede van Versailles kreeg Duitsland zijn directe omgeving verbaasd dat hij partijlid was geweest. Ook bleef
met zijn bondgenoten de Alleinschuld van de oorlog. Straube stelde hij contacten onderhouden met Joodse en half-Joodse kennissen. Hij
zich ten doel het imago van Duitsland te verbeteren door Duitse mu- was geen rabiate Jodenhater, maar in gesprekken kon hij zich bedienen
ziek in het buitenland uit te voeren. Hij nam het initiatief tot bijna van clichés als ‘de eeuwige Jood’, die gebrand was op materiële voorde-
jaarlijkse buitenlandse tournees van de Thomaner. len en daarom niet paste in de wereld van de deutscher Volksgeist.

Straube is op 1 mei 1933 lid geworden van de NDSAP, de partij
van Hitler. Zijn vrouw Hertha is nooit lid geweest. Hitler was op 30

10 Het Orgel jaargang 119 nummer 1

Column

Het beëindigen van zijn werk als Kantor van de Thomaskirche was Straube was nooit onderzoek gedaan. De literatuur die over hem be-
niet vrijwillig. Kerkelijke en stedelijke bestuurders wilden Günther stond, was van oud-leerlingen, die hem vereerden. Christoph Ander-
Ramin benoemen, Straubes oud-leerling die hem in 1918 al opgevolgd son weerlegt in zijn recent verschenen studie Karl Straube (1873-
was als organist. Men verwachtte van Ramin minder tegenspel jegens 1950) Germany’s Master Organist in Turbulant Times dat Straube
de NDSAP en de Hitlerjugend in zaken rondom het Thomanerchor. een overtuigde nazi was. Interessant is zijn opmerking dat Straube
Al in april 1935 was hij organist bij het huwelijk van Hermann Göring zich tijdens zijn eerste jaar in Wesel verdiepte in het vijfdelige boek
in de kathedraal van Berlijn. Ook zou hij tweemaal het orgel bespe- Deutsche Geschichte im neunzehnten Jahrhundert van Heinrich von
len bij de Reichsparteitag in Nürnberg. Ramin kwam ermee weg dat Treitsche. Daarin wordt gesteld dat muziek, meer nog dan litera-
hij geen partijlid was, na de oorlog zou hij soepel samenwerken met de tuur, alles van Duitse bloede in vreugde vermag te verenigen. Bij Von
machthebbers van de DDR. Treitschke komen ook zaken als sociaal darwinisme en antisemitis-
Op zaterdag 4 december 1943 werd Leipzig voor het eerst op grote me aan de orde.
schaal door de Britten gebombardeerd. Straube en zijn vrouw, inmid-
dels bejaard, behoorden tot de Ausgebombten, hun appartement was Wat was de invloed van deze ideeën op de toen vierentwintigja-
in vlammen opgegaan. Ze werden geëvacueerd en kwamen na om- rige Karl? Op deze ideeën rustte in Duitse kerkelijke en intellectuele
zwervingen terecht in het dorp Penig. Van daaruit ondernam Straube kringen geen taboe. Straube was zijn leven lang een groot bewon-
tijdrovende treinreizen om aan het conservatorium orgellessen te deraar van Otto von Bismarck, die een groot tacticus was. Door
blijven geven. Leipzig werd in 1945 door de Amerikanen ingenomen, behendig diplomatiek ma­noeuv­ rer­ en realiseerde Bismarck zijn doe-
maar maakte vanaf juli van dat jaar deel uit van de Sovjetzone. Duitse len. Ik krijg de indruk dat Straube die kunst van zijn idool afkeek.
burgers, in het bijzonder die, zoals Straube, in overheidsdienst waren, Straube beheerste dat spel als het erom ging posities te verwerven,
moesten zich onderwerpen aan een denazificatie-procedure. Op 5 mei uit te bouwen en te onderhandelen over arbeidsvoorwaarden. Zijn
1946 schrijft Straube in een brief dat hij ‘gezuiverd’ is. Later zouden de werkwijze is wel gekarakteriseerd als Straube System. Ik sluit daarom
Sovjets de procedure overdoen. Hoe dit is afgelopen is niet duidelijk. ook niet uit dat hij zijn werkelijke politieke standpunten verborgen
Wel is bekend dat de grote meerderheid van de onderzoeken in de hield. Het zou passen in de Britse traditie van zijn moeder. Houd je
eerste helft van 1947 in zuivering eindigde. Waarschijnlijk behoorde gedachten voor jezelf: Never complain, never explain.
Straube tot deze groep.
Opvallend is dat Hertha geen lid werd van de NDSAP. Bedenk
Na Straubes overlijden op 17 april 1950 zou zijn echtgenote Hertha dat de positie van vrouwen destijd anders was dan nu. Veelal volgden
nog bijna 25 jaar leven. In 1965 kwam ze, 89 jaar oud, tot het inzicht ze hun echtgenoot, ook in politieke keuzen. Hertha stelde haar leven
dat alleen wonen niet langer meer kon. In 1966 verhuisde ze naar een in dienst van de carrière van Karl. Ik zie twee mogelijke antwoorden.
nicht in Hamburg, waar ze in de nacht van 9 op 10 maart 1974 over- Met een enkel lidmaatschap zouden ze makkelijker wegkomen bij
leed, 98 jaar oud. Zij werd in Leipzig begraven, bij haar echtgenoot en een eventuele regimewisseling. Of Straubes aanvankelijke afkeer van
hun in 1924 op twintig jarige leeftijd overleden enige kind, dochter Hitler wegens het proletarische imago van diens eerste volgelingen
Elisabet. altijd is blijven bestaan? Zijn latere lidmaatschap zou dan inderdaad
In 1991 barstte in Duitsland een felle polemiek los over Straubes ingegeven zijn om het Thomanerchor buiten de Hitlerjugend te
houding in de Hitlertijd. Aanleiding daartoe was het verschijnen van houden. Het gaat mij er niet om de keuze van Straube goed te
het boek Karl Straube und seine Schule van Günter Hartmann. Het praten. Wel weet ik dat het moeilijk is zaken die bijna een eeuw
bezwaar van dit boek en de daarop volgende discussie is dat het uiten geleden voorvielen, vanuit ons huidige perspectief te beoordelen.
van heftige emoties de overhand had en standpunten onvoldoende Op 7 december 2022 verijdelden Duitse veiligheidsdiensten een
met bronnen werden onderbouwd. Hartmann stelde dat Straube al in mogelijke staatsgreep van de Reichsbürger, een extreemrechtse groe-
1926 lid werd van de NDSAP en daarmee al vroeg een overtuigde nazi pering die terug wil naar de grenzen van het Duitse Keizerrijk van
geweest zijn. 1871. Het geeft aan hoe hardnekkig de ideeën zijn, waarmee Straube
Nu ik na dertig jaar terugkijk op de polemieken die ik destijds volgde, op jonge leeftijd werd geconfronteerd en hoe actueel zijn levens-
kom ik tot het vermoeden dat deze discussie historisch onvermijde- verhaal voor ons blijft, vanuit muziek wetenschappelijk oogpunt en
lijk was. In het naoorlogse Duitsland liep een decennialang proces van niet minder vanuit het perspectief van ideeëngeschiedenis en poli-
Vergangenheitsbewältigung. Naar het artistieke en politieke leven van tieke geschiedenis.

januari 2023 11

De klankwereld
van de Smits-orgels

Frans Jespers

Aan de orgels van de familie Smits wordt een bijzondere klank toegedicht. Hun timbre heeft inderdaad een eigen-

aardig karakter. Dit is het resultaat van de specifieke bouwstijl en de werkwijzen van de Smitsen. In dit artikel worden

die klanken in verband gebracht met de opmerkelijke visie en verbazingwekkende aanpak van deze meesters, tegen

de achtergrond van de Nederlandse orgelbouw in de negentiende eeuw.

ARTISTIEKE VISIE Het Orgel jaargang 119 nummer 1
De orgelmakers Smits uit Reek hadden een uitgesproken bouw-
stijl, zoals ik onlangs heb uiteengezet.1 Kort gezegd valt hun
bouwstijl te omschrijven als een Brabantse variant van de roman-
tiek, met een classicistische aanloop. De disposities van hun orgels
vertonen een samenhangend beeld dat beantwoordt aan hun spe-
cifieke visie op het toenmalige moderne, romantische orgel: dat
moest krachtig, zangerig en afwisselend zijn. In dit artikel wordt
uitgelegd hoe de Smitsen deze visie omgezet hebben in klank.

Dat geluid fascineert heel wat organisten en luisteraars, wat aan-
leiding gaf tot talloze opnames op radio, grammofoonplaat en cd.
Specialisten, zoals Hans van der Harst en Jan Jongepier, schreven
er vele jaren geleden al over in lyrische bewoordingen.2 Maar tot
nu toe ontbreekt het aan een nauwkeurige en samenhangende ana-
lyse van die klanken en vooral van de technieken waarmee ze tot
stand zijn gebracht.

Dit is niet verbazend als je alleen al bedenkt hoe ingewikkeld
het proces van klankgeving van een orgel is en hoeveel factoren er
een rol bij spelen. Maar een even groot probleem zijn de verande-
ringen die in de afgelopen twee eeuwen hebben plaatsgevonden
aan de orgels van de Smitsen en de kerkgebouwen waarin ze staan.
Desondanks meen ik dat het mogelijk is om de typische klank van
de Smits-orgels met voldoende zekerheid te achterhalen. Van de
ene kant heb ik van een flink deel van de 45 nog bespeelbare orgels
per register opnamen gemaakt en deze geanalyseerd, daarbij reke-
ning houdend met alle gedocumenteerde wijzigingen. Van de an-
dere kant heb ik de werkwijze van deze orgelmakers gereconstru-
eerd op grond van archiefgegevens en van aangetroffen materialen
en metingen.

Grave, St.-Elisabeth, 1846, de lade van het groot manuaal ligt dwars achter het
front, hier gezien van achteren, met chromatische pijpopstelling, van links naar
rechts Trompet 8’, Bombarde 16’, Mixtuur 3 sterk, Octaaf 2’, Dulcina 4’, Prestant
4’, Viola di Gamba 8’, Holpijp 8’, Prestant 8’ en Bourdon 16’

12

januari 2023 Schijndel, St.-Servatius, 1852, tonen C van Octaaf 8’ (links) en Quint 6’ van het
pedaal, met kernen zonder prikken, bolle onderlabia en smalle baarden

In dit artikel komen mijn bevindingen als volgt ter sprake. Eerst
omschrijf ik de hoofdlijnen van het aangetroffen timbre, de ken-
merken van de registergroepen en de samenklank. Vervolgens
komen de belangrijkste technieken ter sprake die de Smitsen han-
teerden om deze klanken tot stand te brengen. Daarna ga ik spe-
ciaal in op de mensuren, want op dit vlak blijken de orgelmakers
een uitzonderlijke aanpak gehad te hebben. Dit laatste wordt nog
duidelijker door een korte vergelijking met de werkwijzen van tijd-
genoten. Bij dit alles beperk ik me hier tot hoofdzaken en grote
lijnen. Degenen die de details willen weten, met exacte cijfers en
nauwkeurige verwijzingen, kunnen terecht in de uitgebreide versie
van dit betoog, die u via de link en/of QR-code onderaan dit arti-
kel kunt downloaden.

HET SMITS-TIMBRE
Een karakterisering van de klanken van de orgels van de Smitsen
valt best te geven, zij het met wat voorbehoud dat ik zojuist al heb
gemaakt. Daarbij waren een paar minder aangetaste instrumenten
zoals de orgels te Rosmalen, Boxtel en St.-Oedenrode richtingge-
vend. Vervolgens waren er in de bouwstijl van de Smitsen enkele
periodes te onderscheiden, wat nog bepaalde verschillen in klank-
karakter oplevert. Verder is het begrijpelijk dat er in de waarne-
ming en benoeming van klanken een subjectieve factor meespeelt.
Deze factor probeer ik enigszins te neutraliseren door ruime om-
schrijvingen te geven. Dan kunnen van de verschillende register-
groepen de volgende kenmerken genoemd worden.

De prestanten hebben een krachtige toon. De Prestant 8’ begint
in de bas enigszins ronkend, om al in het groot octaaf vergezeld
te gaan van een duidelijke streek en in de discant van een lichte
streek, die in samenklanken hoorbaar is als een glans. De Octaaf
4’ gaat eveneens over van een duidelijke naar een lichte streek,
maar wordt in de discant fluitachtig. Bij de Octaaf 2’ en Mixtuur
is het middendeel fluitachtig en krijgt de discant weer een spitse
toon. Gecombineerde prestantregisters (8’-4’-2’) klinken vol en
licht strijkend, maar ook wollig en in de hoogte wat tintelend. Een
toegevoegde Mixtuur lijkt boven op de basisklank te liggen, vooral
in de discant, dus mengt niet erg. Typerend voor mixturen van de
Smitsen is trouwens dat zij slechts één kwintkoor bevatten, in de
vroege jaren (1833-1840) soms zelfs louter octaven.

Bij de gedekten is het groot octaaf van de 8’-ligging in de regel
van hout, met een duidelijke en meestal volle grondtoon. Daarbo-
ven is er een flink verschil tussen wijde en enge gedekten, want de
wijde zijn donker en vol van toon (met een soort oe-klank), terwijl
de enge intiemer klinken, met kwintkleur en merkbare vooraan-
spraak. De bas van de Bourdon 16’ draagt goed. Fluiten 4’ zijn
vaak wat week en snuivend, meestal met vooraanspraak. De Fluit
van het positief klinkt doordringender dan die van het Manuaal,
zeker in de discant.

De tongwerken beslaan een breed scala. De Trompet 8’ is
luid en boventoonrijk, met in het groot octaaf een ronkende
o-toon, daarna twee octaven met meer a-kleur, en boven c2 een

Schijndel, St.-Servatius, 1852, C-lade pedaal met tongwerkbatterij, van rechts af:
Harmonica 16’, Cinck 2’, Trompet 8’, Klairon 4’, Bazuin 16’ en Quint 6’

13

Schijndel, St.-Servatius, 1852, toon g1 van de Fiffaro 4’ discant, met halfronde opsnede en kernprikken (van Smits of Loret?), bol onderlabium, tooninscriptie G

schetterende klank (è) met minder kracht. Deze kleuren komen andere plaatsen is voor ditzelfde effect het positief in een gesloten
eveneens bij Bazuin 16’ en Klairon 4’ (spelling in navolging van onderkas ondergebracht. Verder is Frans Smits I al vroeg, vanaf
Smits) voor. De Kromhoorn is nasaal en een beetje ijl, terwijl de 1845, een zwelkast gaan aanbrengen, eerst in een enigszins primi-
Vox humana en Musette snateren, de laatste zelfs luid. Van de tieve vorm, later op de thans nog gangbare wijze.
doorslaande tongwerken komt de Harmonica 8’ het meest voor, Bij de vervaardiging van de pijpen zijn er ook specifieke keuzes
met een ferme, enigszins kwakende en jammerende, melancho- gemaakt. Voor grote gedekten hebben de Smitsen in de regel hout
lieke toon. De Fagot 16’ levert een belijnde bastoon. De Euphone gebruikt, namelijk meestal eik voor het groot octaaf van holpijpen
kan intiem neuzelen. en grenen voor de bas van Bourdon 16’ of voor een Subbas. Voor
metalen pijpen was een legering van lood en tin het uitgangspunt
Dan zijn er nog solostemmen. De Fluit travers (spelling van (meestal 3/4 lood, 1/4 tin). Frontpijpen werden van zuiver tin ge-
Smits) blaast niet over, maar is een zachte prestant met minder maakt. Maar al gauw ging Frans Smits ook strijkende registers en
streek, zodat het traverso-effect pas goed hoorbaar is in combina- tongwerken van tin maken, of zelfs complete prestantenfamilies.
tie met de Holpijp. De Viola di Gamba klinkt zacht en enigszins De metalen platen zijn na het gieten gewalst en geschaafd. Ten ge-
zuchtend, met vooraanspraak en een verfijnde streek. De Salicio- volge hiervan was het orgelmetaal enigszins slap. Vermoedelijk om
naal is iets voller, met een lichte streek. De Quint en Sesquialter deze reden hielden de Smitsen hun pijpwanden relatief dik. De
zijn in de bas bescheiden, maar in de discant fel en rond. Zo- meeste van de genoemde factoren (hout, flink loodgehalte, dikke
doende is de Quint ook bruikbaar als plenumstem. Verder is er de en enigszins slappe pijpwanden) werken de vorming van hoge bo-
Flagelet 1’ (spelling van Smits), een krachtige open fluit die in de ventonen in de pijp tegen.
hoogte iel wordt, maar daar in combinaties een opvallende tinte-
ling kan opleveren. Daarnaast vormen de Sifflet 4’, Piccolo 2’ en Tot slot hebben de Smitsen ook bij de afwerking en intona-
Sifflet 1’ een reeks enge open fluiten met een lichte snuif in de bas tie van de pijpen eigen wegen bewandeld. Zij hanteerden over
en een ijle discant. het algemeen ruime voetopeningen. De afmetingen van de labia
Afzonderlijke registers klinken al boeiend door de interne ver- (breedte en opsnede) zijn meestal traditioneel. Maar de onder-
schuiving van kleur. Kleine combinaties zijn vaak verrassend. De labia van metalen labialen zijn rond gebogen waar ze bij anderen
plenumklank daarentegen wordt door dit alles nogal eigenaardig. meestal vlak gewreven zijn, wat een delicate intonatie vereist. Bo-
Want hier vindt weinig versmelting plaats, maar daveren de tong- vendien had Frans Smits I een paar kunstgrepen, zoals gebogen of
werken onder de vrij dikke samenklank en gieren de vulstemmen zelfs halfronde opsneden bij bepaalde open fluiten (zoals de Fluit
in de hoogte over het geheel heen. travers) om boventonen te onderdrukken, of smalle labia bij enge
gedekten. Kernen zijn bij grote metalen pijpen vaak onvoldoende
Deze kenmerken gaan vooral op voor de orgels van Frans Smits stevig, zodat ze op den duur gaan doorbuigen. Dit is tegenwoor-
I (in de jaren 1830-1870). De instrumenten van Frans II, ge- dig een berucht euvel bij Smits-orgels. Het meest opmerkelijk is
bouwd tussen 1875 en 1895, klinken zachter en meer omfloerst. dat Frans I nauwelijks kernprikken toepaste, wat voor die tijd een
Maar de orgels van de derde generatie, tussen 1896 en 1920, zijn ouderwetse aanpak was. Zijn zoon en zeker zijn kleinzonen gingen
weer krachtig van toon. meer prikken en zelfs steken toevoegen. Deze werkwijze van Frans
I bevorderde de warme, glanzende toon van prestanten en de ron-
OPVALLENDE WERKWIJZEN de, donkere klank van gedekten.
Er zijn enkele technische werkwijzen die flink bijdragen aan de
bovengenoemde klankkarakteristieken. Om te beginnen hebben Bij tongwerken zien we eveneens eigen keuzes. Frans Smits I
de Smitsen altijd gewerkt met een stevige winddruk, met vermoe- volgde bij opslaande tongwerken de Franse klassieke factuur met
delijk 81 mm als standaard. Deze wind is opgewekt in forse balgen rond gedreven, vrij diepe lepels en tamelijk brede tongen. Hier-
en vervoerd door voldoende wijde windkanalen. Vervolgens gaat mee bereikte hij een vurige klank die zowel grondtoon als veel
hij via de ventielkasten door tamelijk ruime cancellen, maar daar- boventoon bevat. Zijn zoon en kleinzonen zijn tongwerken gaan
na door niet al te wijde boringen naar de pijpen. Pas Frans Smits II kopen bij pijpenfabrieken, wat tot een rondere en dunnere klank
ging nauwe boringen toepassen, waarschijnlijk met het doel om de leidde. Verder heeft Frans Smits I zelf doorslaande tongwerken
zojuist vermelde ingetogen totaalklank te verkrijgen. ontwikkeld, met kokers als lepels en met een hele serie bekervor-
men van zeer wijde, open trechters tot halfgedekte en trechtertjes
De opstelling van het pijpwerk is meestal vrij traditioneel en op cilinders.
ruim genoeg, zodat de klank vanuit de aan vijf zijden gesloten
orgelkas direct in de ruimte uitstraalt. Soms is een bovenmanu-
aal bewust naar achteren in een kas opgesteld, als echowerk. Op

14 Het Orgel jaargang 119 nummer 1

Gietijzeren mal om tongwerklepels te drijven, waarschijnlijk afkomstig van de firma Smits, nu in bezit van de fa. Stinkens te Zeist, formaat lang 46/48 cm, breed
6/20 cm, hoog 3,5 cm, geen enkel merkteken

MENSURERING Schijndel, St.-Servatius, 1852, tonen bes van
De orgelklank wordt mede bepaald door de maten van de pijpen de Harmonica 8’ (rechts) en Trompet 8’ van het
en de onderdelen ervan. We zagen dat de Smitsen bij veel maten Positief, koppen met halfronde steun, cilindrische
niet erg afweken van wat gebruikelijk was. Maar op één wezenlijk
punt volgden zij een eigen koers, namelijk de wijdte van pijpen. lepel van de Harmonica, waarbij de tong net
Hiervoor ontwikkelde Frans Smits I rond 1833 een ongewoon as- onder het raakpunt van de kruk smaller en
sortiment aan mensuren, die hij en zijn zoon vervolgens tot 1895 doorslaand wordt
op eigenzinnige wijze toepasten om hun klankwereld te realiseren.
Ik leg eerst het systeem van hun mensuren uit en licht daarna de 15
toepassing toe. Ik kon het reconstrueren met behulp van de num-
meringen van Smits zelf en van pijpopmetingen bij restauraties,
waarvan Rudi van Straten tabellen heeft gemaakt.3 Het systeem
vertoont een rationele structuur.

Zo bedacht Smits zes schalen voor open labialen. Hij nummer-
de drie schalen voor gewone prestanten, die telkens twee tonen
enger beginnen dan de vorige schaal. Daarnaast is er een schaal
voor enge prestanten (Salicionaal, Fluit travers, Dulcina, Piccolo,
Sifflet) en een voor zeer enge (Viola di Gamba, Salicet). Deze
laatste schaal begint exact een octaaf enger dan prestantschaal 1.
Na enige jaren kwam er een zeer wijde schaal bij, drie halve tonen
wijder dan schaal 1, voor Flagelet, Sesquialter en Cornet. Al deze
mensuren verengen op de traditionele manier, wat inhoudt dat de
verenging bij hoge liggingen vertraagt.

Voor gedekten had Smits eveneens zes schalen, die eerst drie-
maal drie en daarna tweemaal vijf halve tonen enger beginnen. Zo-
doende had hij de keuze uit zeer wijde, donker klinkende gedek-
ten, uit heel enge, snuivende, quintadeen-achtige fluitjes en typen
daar tussenin. De kleinste schaal is liefst 19 halve tonen enger dan
de grootste.

Voor conische pijpen zijn er twee schalen, namelijk een wijde
voor de Gemshoorn en een wat engere die vaak voor Portunaal en
Salicionaal is gebruikt.

Alleen al bij de gewone trompetten (Trompet, Bazuin/Bombar-
de, Klairon) zijn er vier schalen voor de bekers, waarbij de kleinste
schaal een octaaf enger uitkomt dan de grootste. De wijdste tong-
werken klinken dan ook zeer fors, de engste meer belijnd. Daar-
naast zijn er nog maten voor cilindrische bekers (Kromhoorn/Bas-
son) en andere typen: conische bekers voor de Musette, cilinders

januari 2023

met een trechtertje erop voor de Oboë, verkorte trechters voor doordringender klinkt dan die van het Manuaal. De Prestant 4’
de Harmonica, halfgedekte bekers voor de Euphone. Overigens van het positief daarentegen is meestal even sterk als die van het
voegde Smits aan tongwerken van eenzelfde schaal soms verschil- manuaal. De Quint is in de regel gedekt in de bas, maar in de dis-
lende formaten lepels toe. cant een krachtige open fluit.

De Smitsen pasten deze mensuren op een geraffineerde manier Frans Smits II ging vanaf 1880 niet alleen tongwerken bij fabrie-
toe volgens een vast programma. Frans Smits I heeft dit program- ken aankopen, maar ook strijkende registers. Toen zijn zonen in
ma uitgeschreven in 1843 in een serie met 14 modeldisposities.4 1896 de leiding van het bedrijf overnamen, besloten zij om vrijwel
Hierbij heeft hij telkens de beoogde mensuurschalen aangegeven. alle metalen pijpwerk bij Duitse fabrieken te betrekken, waarbij
In grote lijnen komt het erop neer dat bij een orgel met drie kla- het mensuursysteem van Töpfer-Allihn werd aangehouden.
vieren de registers van het groot manuaal (hoofdwerk) volgens de
wijdste schaal zijn gebouwd, die van het rugpositief één schaal en- EEN UNIEK GELUID
ger en die van het bovenmanuaal weer een schaal enger, terwijl die De eigen aard van de orgels van Frans Smits I en van de vroege in-
van het pedaal wijd zijn. Maar binnen elk werk zijn de kernliggin- strumenten van zijn zoon wordt nog duidelijker wanneer we klank
gen weer wijder dan de buitenliggingen. Bijvoorbeeld: Prestant 8’, en aanpak vergelijken met werk van tijdgenoten. Hierbij valt met-
4’ en 2’ zijn wijd, maar Prestant 16’ en Mixtuur zijn iets enger. Bij een al de experimenteerlust van de Smitsen op. In allerlei orgels
orgels met twee werken en aangehangen pedaal blijft dit systeem komen eenmalige constructies of pijpvormen voor in een mate die
gehandhaafd: het manuaal (hoofdwerk) heeft tamelijk wijde men- je bij anderen amper aantreft.
suren zoals het rugpositief van een drieklaviers orgel, het positief
volgt een schaal enger. Nu hebben de Smitsen dit programma niet In de eerste helft van de negentiende eeuw bouwden de meeste
rigoureus uitgevoerd, want er komen soms varianten in dispo- orgelmakers in Noord-Brabant, zoals Bernard van Hirtum (te
sities voor. Frans I is na 1850 over het algemeen iets enger gaan Hilvarenbeek), op een behoudende wijze, in preklassieke stijl, met
mensureren. galante registers en een vrij slanke, tamelijk doorzichtige totaal-
Er zijn een paar uitzonderingen op dit schema. Zo is de Fluit 4’ klank met een tintelende kroon. Vergeleken hiermee is het tim-
van het manuaal (hoofdwerk) vaak eng, terwijl die van het positief bre van de Smits-orgels voller, bijna ruw, en in grote registraties
meestal in de bas iets wijder en in de discant open is, waardoor ze

Schijndel, St.-Servatius, Smits-orgel (1852). Foto: Jan Smelik

16 Het Orgel jaargang 119 nummer 1

ondoorzichtiger. Dat komt onder andere doordat Smits over het Messing mal om de kop van een tongwerk in te gieten, nummer III uit een se-
algemeen wijdere mensuren gebruikte dan deze orgelmakers. rie van tien, waarschijnlijk afkomstig van de firma Smits, nu in bezit van de fa.
Stinkens te Zeist, hoogte 95 mm, diameter 75 mm
Maar in het tweede kwart van de negentiende eeuw kreeg het
classicisme al de overhand, zoals bij Vollebregt & Zoon in Den NOTEN
Bosch. Hun instrumenten zijn iets grondtoniger, maar hebben
nog flink wat hoger liggende, frisse stemmen die uitstekend men- 1 Frans Jespers, ‘Ontwikkelingen in de bouwstijl van de orgelmakers Smits’ (1 en
gen. De orgels van Smits klinken verzadigder, maar met een wat 2), Het Orgel 117/6 (2021) 1-15 en 118/1 (2022) 1-11.
moeizamer samenklank, wat mede veroorzaakt wordt door zijn
wijdere mensuren. 2 Hans van der Harst, Langs Nederlandse orgels: Zeeland – Brabant –
Limburg (Baarn 1979) 34-38. Jan Jongepier, ‘Negen jaar restauratiewerk aan
Tot slot kwamen er in de tweede helft van de negentiende Smits-orgels’, Het Orgel 86/4 (1990) 146-194.
eeuw vooruitstrevende orgelmakers, zoals Maarschalkerweerd
(Utrecht). Deze laatste nam het behoorlijk wijde mensurerings- 3 Een voorbeeld van de notering van mensuurschalen door Smits is te zien op
systeem van Töpfer over en maakte gebruik van kernsteken en een foto in mijn artikel ‘Ontwikkelingen in de bouwstijl van de orgelma-
expressions. Dit leidde tot orgels met luide en flink strijkende kers Smits’ in Het Orgel 118/1 (2022) 11. De tabellen van Van Straten zijn
hoofdwerkregisters, maar soms weke stemmen op het positief. Ver- opgenomen in Jan Boogaarts, De orgelmakers Smits te Reek (bij Grave)
geleken hiermee hebben de orgels van Smits iets minder kracht, (Zutphen 2017) 70-81 en 647-653. Digitaal: https://repository.ubn.ru.nl/
maar meer kleuren en poëzie. bitstream/handle/2066/170240/170240.pdf ?sequence=1

Over de hele linie hadden de Smitsen het meest verfijnde sy- 4 Boogaarts, De orgelmakers Smits, 635-646.
steem van mensurering, plus een relatief hoge winddruk. Verder
gebruikten zij meestal wat wijdere mensuren dan andere bouwers, Een uitgebreide versie van dit artikel kunt u downloaden via de link:
uitgezonderd Maarschalkerweerd. Maar doordat de Smitsen ook https://www.hetorgel.nl/wp-content/uploads/2022/12/Smits-artikel.pdf
nog eens met heel weinig kernprikken intoneerden, verkregen zij of door onderstaande QR-code te scannen.
het al eerder omschreven unieke timbre. Hiermee gaven zij op
geheel eigen wijze invulling aan de romantiek in de Nederlandse klankwereld
orgelbouw. Smits

CONCLUSIE
De orgelmakers Smits, en speciaal Frans I, blijken in het kader
van hun bouwstijl een eigen klankpalet te hebben ontwikkeld,
een typisch Smits-timbre. De bouwstijl begon met classicisme en
ging over naar de romantiek, waarvoor de orgelmakers hun eigen
disponeerprogramma samenstelden. Dit zetten zij weer om in in-
strumenten die grotendeels zijn gebouwd met gangbare technie-
ken, behalve voor de klankgeving, waarvoor zij een eigen aanpak
hanteerden. Dit laatste is vooral zichtbaar in hun mensuursysteem,
dat ongewoon complex is in opbouw en toepassing. Daarom mag
worden aangenomen dat Frans Smits I dit systeem op eigen houtje
heeft ontwikkeld. Andere eigenaardigheden zijn de intonatie zon-
der kernprikken, sommige afwijkende labiumvormen en de vele
typen van doorslaande tongwerken.

De beschreven klankwereld met wat Van der Harst enigszins
dichterlijk ‘fluwelige prestanten’ noemt, met diepe gedekten en
vurige tongwerken beantwoordt goed aan de muzikale voorkeur
van Frans Smits I, namelijk de speelse, afwisselende en soms uit-
bundige homofonie van de Weense klassieken. Op Smits-orgels
blijven afzonderlijke registers en kleine combinaties boeiend, om-
dat er binnen elk register dikwijls al een verrassend kleurverloop
zit. Grote combinaties, zoals een prestantenplenum of een tutti,
worden soms ondoorzichtig en enigszins onsamenhangend. Deze
eigenaardigheden leveren weer een uitdaging op voor spelers.

Het tekort aan samenhang kan een reden zijn geweest voor de
ingrepen in intonatie die bij veel Smits-orgels hebben plaatsgevon-
den. Latere generaties vonden het Smits-timbre niet romantisch
genoeg, en weer later niet barok genoeg. Het is dan ook een hele
opgave om bij restauraties de originele klank voorzichtig terug te
halen. Maar waar dit gelukt is, blijkt zich een betoverende klank-
wereld te ontvouwen, zelfs bij kleine instrumenten.

Foto’s: Frans Jespers (m.u.v. foto pagina 16)

januari 2023 17

Kritische jachtmuziek in het Orgelpark

Hoorngeschal voor een betere wereld

Hans Fidom

Mensen met macht doen

gemakkelijk nare dingen. Interes-
sant genoeg is niet alleen dat
probleem van alle tijden (dat wis-
ten we al), maar ook het protest
ertegen. Hoornist Herman Jeuris-
sen nam het als het thema van
het Orgelparkconcert op zondag-
middag 19 februari. Hij ontdekte
in de achttiende en negentiende
eeuw namelijk niet alleen ac-
tivistische protestteksten tegen
machtsmisbruik, maar ook muziek
die erdoor geïnspireerd is.

Het thema in de teksten die Jeurissen se- Bij Bürgers ballade ‘Der wilde Jäger’ hoorden vijf ‘Bildtafeln’, getekend door Joseph Führich
lecteerde, is de jacht en dan met name een
speciaal soort: plezier hebben in het kwel- maudit, ‘de verdoemde jager’. In het Orgel- resultaat is letterlijk spectaculaire mu-
len van dieren en van onderdanen die daar- park klinkt een versie voor hoorns en orgel. ziek: je ziet als het ware het landschap zich
bij in de weg lopen. Na de middeleeuwen Ensemble Capricorno brengt de hoorns voor je oog uitstrekken als de hoorns het
werden zulke nietsontziende jachtpartijen mee, Geerten van de Wetering verzorgt de eerste deel inzetten, en al helemaal zodra
steeds vaker beschouwd als ‘topsport’ voor orgelpartij. de grootse klank van het orkest – in het
de adel. De muziek die César Franck creëerde, Orgelpark die van het orgel – er in brede
volgt een stramien dat onder organisten gebaren prachtige harmonieën ‘onder zet’.
De Duitse dichter Gottfried August lange tijd wat lacherig als lage kunstvorm Filmmuziek eigenlijk, zo sterk dat je er
Bürger wraakte in 1773 zo’n ‘wilde’ jacht in is afgedaan: het is een werk in de categorie geen beeld bij nodig hebt.
een lange ballade (‘Der wilde Jäger’), overi- ‘veldslagen’, waarin soldatengekerm, onwe-
gens gebaseerd op een veel oudere volks- ders en uiteindelijk berusting zo schilder- Het kan zijn dat het de kwaliteit van
vertelling. “Wie zijt gij, vorst”, laat hij een achtig mogelijk in klank worden gevangen. Francks componeerkunst is die bezwaren
boer klagen, “die goeddunkt dat / uw wa- In Le chausseur maudit beeldt Franck eerst tegen dit soort muziek doet vervluchtigen,
genwiel mij overrijdt / uw paard mij woest ‘het vredige zondagse landschap’ af: terwijl maar eerlijk gezegd is het gewoon heerlijk
vertrapt?” De jagende graaf antwoordt: de klokken van de kerk in de verte oproe- ook eens toegankelijke muziek aangeboden
“Weg jij, hond!” snauwt de graaf / de noest pen tot godsvrucht, kiest de graaf ervoor te krijgen. En, nóg eerlijker: orgels lenen
ploegende man ruw af / “Of ik jaag je zelf ter jacht te gaan. zich er buitengewoon goed voor.
op, verduiveld nog aan toe!” Bürger was niet de enige die jachtmisstan-
Niemand minder dan César Franck liet Daarna brengt Franck de jacht zelf in den in literaire vorm aan de kaak stelde.
zich door Bürgers in dichtregels gevatte beeld, vervolgens de vloek die hem ver- Een ander was Matthias Claudius: in 1778
woede inspireren. Nog wel ruim een eeuw doemt en van jager in prooi verandert, en verscheen in de Wandsbecker Bote van
later, wat duidelijk maakt dat Bürger be- ten slotte hoe hij door niemand minder zijn hand een ‘Schreiben eines parforce-
paald beroemd was, en zijn activisme niet dan de duivel zelf wordt opgejaagd. Het gejagten Hirschen an den Fürsten der ihn
minder. In 1883 ging het resultaat in pre-
mière: de compositie heet Le chausseur

18 Het Orgel jaargang 119 nummer 1

Orgelpark

parforcegejagt hatte’ – een brief dus van ook La prise de Jericho van Michel Corrette Gottfried August Bürger
een hert der jacht aan zijn jager. “Parfor- en het deel uit Richard Wagners Tristan geschilderd door Leopold Matthieu
cejacht” betekent overigens, volgens het waarin Isolde Melot, Tristans vriend, verde-
Kunstwoordenboek uit 1858, “eene loop- of digt tegen de beschuldiging dat hij ‘jagers- Matthias Claudius
renjagt”. Dat boek is hier relevant omdat listen’ toepast om zijn doel te bereiken – hij geschilderd waarschijnlijk door Friederike Leisching
het laat zien dat het verzet zo algemeen is toch een goed mens!
geaccepteerd was dat het zelfs in de anders Omdat het thema van jager en opgejaagde Stadswapen Wandsbek
tamelijk droge en neutrale woordenlijst inderdaad verder reikt dan het domein
doorklinkt: “Voorheen meer dan tegen- van de jacht op dieren alleen, nam Jeuris-
woordig gewoon, wreed vermaak der sen de horizon van het Orgelparkconcert
vorsten, het wild zoolang na te jagen en te tamelijk ruim. Zo liet hij ook zijn oog
vervolgen, tot het van vermoeidheid ne- vallen op Brahms, die hij als ‘rokkenjager’
derzijgt”. Een citaat uit Claudius’ schrijven, positioneert met Ich schell mein Horn ins
gericht aan een ‘doorluchtige Vorst, goed- Jammertal.
gunstige Heer!’:
Om het allemaal niet té zwaar te maken
[…] Het is mogelijk dat Uedele Door- is er ook tijd voor onbezorgd jachtplezier:
luchtigheid een genoegen schept in de van Carl Maria von Weber klinkt bijvoor-
parforcejacht; als U echter wist, hoe beeld Lasst lustig die Hörner erschallen,
mijn hart nog bonkt, dan zou U de en uit Richard Strauss’ Alpensinfonie de
lust met zekerheid vergaan. Trouw tot Jagdfanfare.
in de dood, crepeer ik, Uw toegewijde Ensemble Capricorno wordt gevormd door
dienaar, met de meeste hoogachting (ex-)hoornstudenten van het Koninklijk
– Een hert aan de overzijde van de Conservatorium in Den Haag, opgeleid
rivier. door Herman Jeurissen. Jeurissen was de-
Vanwege die rivier prijkt op het program- cennialang solohoornist van het Residentie
ma van 19 februari naast Franck ook een Orkest en docent hoorn aan de conserva-
orgelimprovisatie over Psalm 42: toria van Amsterdam, Den Haag en Til-
’t Hijgend hert der jacht ontkomen burg. Als seniordocent aan het Koninklijk
schreeuwt niet sterker naar ’t genot Conservatorium leidt hij het ensemble
van de frisse waterstromen Capricorno; het bestaat uit studenten en
dan mijn ziel verlangt naar God. oud-studenten van het KC.
Matthias Claudius was net als Gottfried Geerten van de Wetering is organist van de
August Bürger beroemd. De Wandsbecker Kloosterkerk in Den Haag; in 2018 won
Bote, waarin hij publiceerde, was de eerste hij het Internationaal Improvisatiecon-
krant die in heel Duitsland werd verspreid, cours in Haarlem.
en werd onder meer vanwege Claudius’ bij- Het concert op 19 februari begint ’s mid-
dragen graag gelezen. Het stadje Wandsbek dags om 14:15 uur.
was er zo trots op dat het de attributen van
de rondtrekkende bode (hoed, wandelstok, concert Orgelpark
tas) in het stadswapen liet vereeuwigen. 19 februari

Het blijkt dat veel meer musici de bedenke-
lijkheid van de jacht in composities hebben
willen vangen. Zo klinkt in het Orgelpark

januari 2023 19

20 Het Orgel jaargang 119 nummer 1

“Het is een
bepaalde sfeer waar je in zit”

Interview met intonateur Henk Braad

I Bert den Hertog
n het uiterste noordelijke puntje van de provincie Overijssel, vlakbij bij de provinciegrenzen met Friesland
en Drenthe, bevindt zich een voormalige boerderij die het eigendom is van Henk Braad en zijn vrouw Ma-
rijke. In het achterste gedeelte is nu een indrukwekkende collectie van ruim zeventig harmoniums gevestigd.
In het middelste gedeelte is een galerie te vinden met veelal realistisch werk met natuurlandschappen, ge-
schilderd door Marijke, die decennialang bij Staatsbosbeheer in dienst is geweest. Betreedt men dit gedeel-
te, dan valt het bijzondere metselwerk met romaanse bogen op. Dat is ook het werk van Henk en Marijke,
die deze boerderij zelf hebben gerestaureerd en verbouwd. Die bogen lijken een stilistisch wezensvreemd
element, maar door uitgekiende materiaalkeuze en losse ruimtelijke aansluitingen, waarbij niet alle sporen
van het boerderijverleden zijn weggewist, is er toch sprake van een harmonieus geheel. Het idee voor deze
bogen werd opgedaan tijdens een bezoek aan Italië. Het kenmerkt de blik van Braad: een onbevangenheid
om alles wat er te zien en te horen is op een ontspannen manier met elkaar in verbinding te brengen. Wie
is Henk Braad: intonateur, organist, verzamelaar?

Orgelmakerij Bakker & Timmenga Henk, je bent niet alleen intonateur, maar je hebt ook een professionele
opleiding tot organist gevolgd. Hoe kwam het tot die combinatie?
De Friese orgelmakerij Bakker & Timmenga werd als vennoot- Als jongetje volgde ik een aantal jaren lessen in Ossenzijl en ook
schap opgericht op 18 december 1880 door Fokke Bakker (1842- nog bij een oudoom. Maar zoals dat zo vaak gaat, op een bepaalde
1904) en Arjen Timmenga (1854-1920). Het merendeel van de leeftijd is er geen motivatie meer. Toen kreeg een vriend van mij een
175 nieuwe, veelal kleinere instrumenten die de firma tot aan Philicordia, een elektronisch orgel met buizenversterker. Dat was
1983 bouwde, is bewaard gebleven. Aanvankelijk werd er ge- in de jaren zestig van de twintigste eeuw. We speelden de popmu-
bouwd in de traditie van de leermeesters Adema en Hardorff. ziek van toen na, The Beatles, maar ook bijvoorbeeld Rob de Nijs
In de eerste decennia van de twintigste eeuw werd het voor de en Armand. Dat vonden we leuk. Mijn ouders luisterden daar ook
firma echter in economisch opzicht moeilijker om orgels te blijven naar, dus het was niet zo dat ik in een erg streng kerkelijk milieu
bouwen volgens de overgeleverde traditionele wijze: goedkopere opgroeide waar deze muziek uit den boze was. Hier in de buurt
orgels, gemaakt met de verworvenheden van de fabrieksmatige werden wel eens talentenjachten georganiseerd, en met die covers
moderniseringen, verdrongen het ambachtelijk gemaakte mecha- wonnen we warempel allemaal eerste prijzen! Hier in de polder trad
nische sleepladenorgel. op een gegeven moment Armand ook op, met ‘Ben ik te min’ en
Na de overname in 1960 door de aanvankelijk bij Mense Ruiter wij speelden in het voorprogramma. Hij hoorde mij en vroeg of ik
werkzame Harm Pieter Dam en Wopke Yedema bloeide het be- in zijn begeleidingsbandje wilde spelen. Dat ging niet door, want ik
drijf weer op. Tussen 1960 en 1983 werd een twintigtal, veelal moest toch eerst een opleiding doen. Mijn carrière had dus wel heel
kleinere instrumenten gemaakt. anders kunnen lopen!
Sinds de jaren zeventig van de twintigste eeuw heeft de firma
echter voornamelijk naam gemaakt met de restauratie van be- Ik ging dus eerst naar de MULO en daarna naar de HAVO. Maar
langrijke monumentale orgels, waaronder die van het Hinsz-orgel de HAVO was eind jaren zestig vrijheid, blijheid met een paar vak-
in de Bovenkerk te Kampen (voltooid 1975) en het Müller-orgel in ken en vage opdrachten. Ik had geen vast omlijnd idee van wat ik
de Grote of Jacobijnerkerk van Leeuwarden (voltooid 1978). Juist verder wilde doen… Een oom vertelde mij over orgelmakers – wie
in dit decennium zette Henk Braad (geboren 1951) zijn eerste weet ik niet meer – die destijds met een orgel in de Krim (bij Coe-
schreden in het bedrijf. Sindsdien restaureerde de firma een groot vorden) bezig waren. Toen dacht ik: dat is eigenlijk een mooi vak,
aantal historische instrumenten, met name in de provincies Fries- orgelmaker, ik ga eens bellen. In de jaren zeventig had de firma
land, Overijssel en Groningen.
Website: www.bakker-timmenga.nl

januari 2023 21

Henk Braad in 1972/1973 (foliën frontpijp) Bakker & Timmenga veel eer ingelegd met het voltooien van de
Foto: archief Orgelmakerij Bakker & Timmenga restauratie van het beroemde Hinsz-orgel in Kampen en deze orgel-
In 2001 tijdens intonatiewerk in de Hervormde Kerk van Duurswoude bouwer zat door het vele werk om mensen verlegen. Ik kwam daar
Foto: archief familie Braad in maart 1971 in dienst. Het sollicitatiegesprek was heel bijzonder:
ik had geen technische achtergrond of meubelmakersopleiding en
22 moest van de compagnons Dam en Yedema een millimeter teke-
nen! De schuifmaat werd erbij gehaald: ik had het goed gedaan.
Yedema was van de houtbewerking en Dam van de intonatie. Om-
dat ik helemaal geen opleiding of ervaring had, deed ik het voorstel
om drie maanden voor ze te gaan werken voor alleen de reiskosten.
Dat vonden ze wel goed. Ik mocht direct mee naar Tubbergen, waar
de intonatie na de restauratie van een Meijer-orgel uit 1789 aan de
gang was. Daarna gingen we naar Kollum, de Maartenskerk, een
Van Gruisen-orgel uit 1841. Toen we na drie maanden terugreden
uit Kollum, vroeg ik aan Dam: “Hoe lijkt het?” Het antwoord: “We
willen jou niet meer kwijt”. En wat ik deed? In het begin was dat
alleen maar toetsen drukken, fronten poetsen, ringetjes plakken,
pijpen uitdeuken… Maar dan ga je eens solderen. Ik ging dus niet
eerst in de houtbewerking, maar direct in de pijpenmakerij. Ik was
trouwens bang voor de cirkelzaag.

Uiteindelijk had ik een heel aantal jaren gewerkt, mooie klussen
gedaan. Bijvoorbeeld bij de restauratie van het Müller-orgel in de
Jacobijnerkerk in Leeuwarden. Daarvan heb ik alle maten opgeno-
men, pijpwerkinscripties genoteerd, eigenlijk de hele inventarisatie
van het Müller-pijpwerk gedaan. Onno Wiersma, Jan van Biezen en
Maarten Vente kwamen zo’n beetje elke week langs. Dan zat ik te
kijken als zij zaten te spelen. Jan van Biezen speelde basso continuo,
met cijfertjes, en ik vroeg hem wat dat allemaal betekende. “Nou,
dan moet je maar naar het conservatorium gaan als je dat allemaal
wilt weten!” vond Van Biezen. Ik wilde gewoon wat meer achter-
grond hebben en het spelen zelf trok me natuurlijk ook.

Toen ben ik in 1978 weer van voren af aan begonnen op de mu-
ziekschool orgel te gaan leren spelen. Folk Dean, al gauw Pachel-
bel, de boekjes Old English Organ Music, enzovoort. Destijds was
er elk jaar een orgelconcours in Joure op het nieuwe Ahrend-orgel.
Ik speelde een van de ‘acht kleintjes’ en iets van Hanff en kreeg de
derde prijs. Jurylid Jos van der Kooy moedigde mij aan om toela-
tingsexamen aan het conservatorium te doen. Dat heb ik gedaan en
heb uiteindelijk vier jaar voltijds gestudeerd bij Jos en nog een jaar
bij Theo Jellema. Jos was een inspirerende leraar aan wie ik veel heb
gehad. Hij was ook goed in peptalk als je het eens wat minder zag
zitten.

De vrije maanden juni, juli en augustus besteedde ik goed. Ik ging
eerst een week of vier orgel studeren, en de overige twee maanden
toch weer bij Bakker & Timmenga werken om wat bij te verdienen.
De firma zat voor het intoneerwerk om mensen verlegen, ook om-
dat compagnon Dam vanwege zijn gezondheid uiteindelijk moest
stoppen.
Aan het conservatorium had ik inmiddels alle vakken gehad, ik had
geleerd wat ik weten wilde. Voordat ik weer hernieuwd in dienst
trad, had ik naast de studie zo’n twintig leerlingen en trad ik ook
weer met een bandje op om alles te bekostigen. We speelden op al-
lerlei feestjes en verdienden 475 gulden op een avond! Niet slecht,
maar een vaste baan was wel nodig, want Marijke en ik wilden ook
een boerderijtje kopen. Dus ik had wat voorwaarden: maandag,
dinsdag en woensdag wilde ik wel weer bij Bakker & Timmenga
werken. In 1986 ben ik toen weer als intonateur begonnen. We
hebben deze boerderij gekocht, die we in de jaren daarna verbouwd
hebben. Een drukke tijd met ook nog leerlingen en in het weekend
soms een optreden met een bandje en ’s zondags dan twee diensten

Het Orgel jaargang 119 nummer 1

spelen… als je het allemaal leuk vindt om te doen, kan dat allemaal. de Cornet uit het orgel in de Jacobijnerkerk had gehaald! In Eng-
En de werksfeer bij de firma was goed. wierum waren die registers ook allemaal met Müller-pijpwerk ge-
maakt, dat moet dus uit Leeuwarden zijn overgenomen. De huidige
Wat zijn de eerste klussen als intonateur geweest? Cornet VI in Leeuwarden is dus een reconstructie. In Engwierum
klinkt het Müller-pijpwerk wel als was het van Van Dam, maar toch
Het eerste orgel dat ik in 1986 deed, was de restauratie van het Ver- hoor je wel een verschil. De intensiteit van de klank is groter.
hofstadt-orgel uit 1721 in de Laurenskerk in Donkerbroek. Klaas
Bolt was bij die restauratie adviseur. Ook de ervaringen van de eer- Kun je beschrijven hoe je te werk gaat als intonateur, wat zijn je
dere jaren bij Bakker & Timmenga hebben me veel geleerd. Toen uitgangspunten?
heb ik ook bij nieuwe orgels meegeholpen. Het eerste was het orgel
van de Kurioskerk in Huizum, met Dam als intonateur, in 1973. Vanaf midden jaren tachtig heb ik in boekjes een hele werklijst bij-
Het duurde soms erg lang voordat de intonatie bij die nieuwe orgels gehouden, met uitgebreide aantekeningen over wat me opviel aan
klaar was. Zo lag de Kurioskerk langs de rondweg waar je telkens een orgel. Bij de intonatie begin ik met de Prestant 8’ helemaal door
de vrachtwagens met piepende remmen hoorde, vanaf ’s ochtends te spelen. Welke pijpen zijn goed, welke lelijk, een hele analyse. Ge-
vroeg. ’s Middags repeteerde het Frysk Orkest in
die kerk, zodat er ’s nachts maar een paar uurtjes
overbleven om te intoneren. Het was een peri-
ode dat Bakker & Timmenga nog nieuwe orgels Het komt aan op drie steekwoorden: helderheid, kracht
maakte: zo heb ik bijvoorbeeld meegewerkt aan en intensiteit. Er moet een resonantie ontstaan!
de orgels in Surhuisterveen, De Open Hof in
Leeuwarden (nu in Dokkum) en de Gerefor-
meerde Kerk te Wijnjewoude.
woon toon voor toon. Bij het intoneren zelf zit iemand anders aan
In welke stijl bouwde Bakker & Timmenga zijn nieuwe orgels? de klavieren. De ene pijp is snel goed, dan denk je: dit is mooi, zo
moet het worden. Dat wil je bij de andere pijpen dan ook, maar dat
Voordat ik in dienst kwam, in de jaren zestig van de twintigste eeuw, lukt niet altijd. Het zit er soms niet in. Daarna ga je spelen en kom
bouwden ze meer in neobarokstijl, met een borstwerk bijvoorbeeld, je er soms achter dat een bepaald gebied niet helemaal goed is, of
zoals in De Hoeksteen te Leek. Op dat orgel hebben we later nog niet inspireert. Meestal is dat van g1 tot g2, het gebied waar vaak de
een Quintfluit 3’ gemaakt op de plek van de gereserveerde Regaal melodie zit. Dat moet helder zijn, in een mooie onderlinge balans.
8’ en de intonatie milder gemaakt. Echt scherp zijn die orgels trou- Soms vind je de volgende dag iets anders mooi. De beste tijd
wens niet. In deze omgeving is de neobarok niet zo vertegenwoor- om te intoneren vond ik ‘s ochtends vroeg in de ‘gouden uren’ van
digd als bijvoorbeeld in Zuid-Holland en Zeeland. Marcussen heeft de dag. De Prestant in Engwierum, bijvoorbeeld, is zo mooi, daar
hier bijvoorbeeld niets gebouwd. Bakker & Timmenga heeft toch moet je niks meer aan doen. En soms ben je ergens ver van huis, dan
meer de Friese traditie doorgezet. ga je ’s avonds te lang door en blijf je maar prutsen; je gaat dingen
Het werk van Ahrend werd later wel bekend door Joure en de horen waar je normaal geen last van hebt. Een van de belangrijke
restauratie van de Martinikerk in Groningen. Toen het Hinsz-or- vragen bij intoneren: wat wil je horen? Van Dam, Müller, Hinsz? Je
gel van de Bovenkerk in Kampen werd gerestaureerd, was Dam zo moet een soort voorstellingstellingsvermogen hebben van wat het
onder de indruk van de klank en het pijpwerk van Hinsz, dat hij de verschil is en wat je wilt horen, en daarvoor moet je dan veel van
maten opnam en het pijpwerk in de Kurioskerk heeft gekopieerd. die orgels bespeeld en gehoord hebben. Als je dat weet, dan komt
In dat orgel zat ook een bijzondere gecombineerde lade. Het had het aan op drie steekwoorden: helderheid, kracht en intensiteit. Er
eigenlijk een eenklaviers dispositie, maar wanneer een registerknop moet een resonantie ontstaan!
naar boven werd geduwd, dan was het register te bespelen vanaf het
bovenklavier en werd de knop naar beneden geduwd, dan kon het Hoe heb je de samenwerking met adviseurs ervaren? Je speelt zelf ook.
register vanaf het onderste klavier bespeeld worden. Met een koppel Hoe bepaal je de grens van wat je nog moet perfectioneren, of zo laten?
kon het register op beide manualen bespeeld worden. Een van de
laatste orgels werd gebouwd voor Harich (13/II/P), in de stijl van Er zijn wel eens adviseurs geweest die alles toon voor toon nalie-
Van Gruisen. pen, nou, dan ging ik de stad in, patat eten! (lacht) Dat is niet het
Na 1983 werden geen nieuwe instrumenten meer gebouwd, al- belangrijkste. Over het algemeen heb ik goede ervaringen met
leen historische instrumenten gerestaureerd. Daarvoor moesten adviseurs. Rond de tijd van de restauratie van het orgel van de Bo-
vaak ook wel nieuwe pijpen gemaakt werden. venkerk in Kampen hadden de adviseurs veel invloed op de klank.
In Engwierum heb ik een leuke ontdekking gedaan. Dat betrof In Donkerbroek, midden jaren tachtig, was Klaas Bolt adviseur.
een eenklaviers orgel van Van Dam uit 1823 dat Bakker & Tim- Hij vond het goed wat ik deed, en ging ook lekker zitten spelen.
menga al in 1958 gerestaureerd had. Volgens een plan van Jan Wel wat kleine aanwijzingen zoals: misschien kan de Holpijp wat
Jongepier moest het weer meer terug naar de oorspronkelijke staat. minder dof. In de Willibrorduskerk in Holwerd hebben we in 1988
Dat plan is uitgevoerd in 2015 onder advies van Theo Jellema. Ik het grote Scheuer-orgel uit 1852 gerestaureerd, met twee adviseurs,
voelde bij het werk meteen dat veel van het pijpwerk niet van Van Herman S.J. Zandt en Aart van Beek. Wéken zitten intoneren!
Dam kon zijn, maar meer richting Müller ging. Nu had ik in de Een mooie ervaring was de Mariakerk in ’t Zandt. Een heel inte-
Jacobijner in Leeuwarden alles in handen gehad. Müller gebruikte ressant orgel met materiaal van Hendrick Huis uit 1662, verbouwd
bijvoorbeeld 33 procent tin en dat voel je. Met Theo Jellema heb- door Frans Caspar Schnitger jr. en Freytag in 1791 en later nog
ben we toen wat jaartallen vergeleken. Het bleek dat Van Dam in door Doornbos in 1907. In 1990 hebben we dat orgel gerestau-
het jaar vóór de bouw van Engwierum onder andere de Mixtuur en reerd onder advies van Cor Edskes. Van Edskes heb ik veel geleerd.

januari 2023 23

Hij had geen auto of mobiele telefoon dus we moesten hem altijd van het sta-
tion halen. Hij wist ontzettend veel, ook van andere dingen. Zo moest hij eens
de volgende dag naar Noorwegen om een schilderij te taxeren. Hij had een
fotografisch geheugen en wist hele mensuurtabellen uit zijn hoofd. Dan zei
hij: “Hoe lang is de tong van een Bazuin 16’ op groot C? 17 centimeter, moet
je weten!” Of: “Opsnede Octaaf 4’ op C: 15,4 mm.” Dat ga je dan een beetje
overnemen en hoewel ik er nooit zo goed in werd als hij, kan het je wel helpen
in je werk.
In ’t Zandt hadden
we met één pijp van de
Quintadeen 8’ op het Over het algemeen moet je
rugwerk, een oude pijp, de klank van een orgel
een probleem. Wat ik niet teveel je eigen wil opleggen
ook deed, die ene pijp
wilde niet goed klin-
ken. We hadden al een
nieuwe gemaakt! Maar
Cor Edskes zei: “Nee,nee, dat doen we niet!” De oude pijp moest in het orgel
gezet worden, loodje op de toets, motor aan, en de hele nacht laten doorklin-
ken! “Morgen is-ie goed.” Zo gezegd, zo gedaan en de volgende dag klonk de
pijp inderdaad goed. Dat nieuwe pijpje heb ik bewaard, en er samen met een
stuk natuursteen dat van de balg af was gekomen, een soort kunstwerkje van
gemaakt als aandenken.
Op dat orgel zat een Mixtuur VI en Scherp IV sterk. Interessant was dat
al die dubbelkoren net iets verschillend waren gemaakt. Dat was met opzet
gedaan. Puur lood, met antimoon en zilver. We moesten de Scherp en de Mix-
tuur zelf maken, helemaal gehamerd. We hadden daarvoor een hamermachine
ontwikkeld met een boormachine, dat ding maakte een hels kabaal. Die hoge
koren waren heel moeilijk om te intoneren, je hoorde alleen maar geknetter.
Maar Edskes zei: “Eerst moet er een wolk van ruis boven het plenum uitkomen,
na een aantal jaren wordt het goed. Als je aan het begin al te veel kernsteekjes
toepast, dan blijft er later niks over”.

Het nieuwe pijpje van ‘t Zandt

Vijf planken met de boekjes waarin Henk Braad nauwkeurig zijn werkzaamheden aan orgels heeft genoteerd

24 Het Orgel jaargang 119 nummer 1

Over het algemeen moet je de klank van een orgel niet teveel Jongepier gerestaureerd en ten dele gereconstrueerd. Daar moes-
je eigen wil opleggen. Je kijkt eerst naar de makelij: opsnede, staat ten veel nieuwe pijpen voor gemaakt worden, helemaal gehamerd.
de bovenkant van het labium naar voren, wat is de hoogte van de Nieuwe pijpen in de middentorens van het front, bijna helemaal
kern, wat is de voetopening? Die factoren moeten met elkaar klop- lood. Dan te bedenken dat die Bader-frontpijpen ooit zijn weg-
pen: als je een pijp in je handen krijgt, dan weet je het eigenlijk al, gegooid… Mooi om te intoneren, maar nu is daar die verdraaide
dan heb je al een gegeven situatie in handen. Vanuit dat gegeven loodcorrosie. Er zijn daar loze veldjes in het front die niet zijn
ga je er dan het beste uithalen. Er is wel een groot verschil tussen aangesloten, waar dus geen lucht doorheen gaat, waar niks mee ge-
pijpwerk uit verschillende periodes: als ik een pijp van Valckx & beurt. Het heeft dus iets met de doorstroming van lucht te maken
Van Kouteren in handen krijg, dan weet ik al hoe dat klinkt, daar en met de zuurgraad en wellicht met de verwarming. Maar je gaat
kan ik weinig aan veranderen. Bij Van Dam, iets eerder, is dat een de aantasting nu wel horen, de stemming is niet meer helemaal
ander verhaal. middentoon en het jengelt hier en daar. Gelukkig is er een profes-
sionele organist, Peter van der Zwaag, die niet alleen goed om de
Hoe ervaar je de klankopbouw bij orgels uit de late negentiende, vroe- gebreken heen weet te spelen, maar zich ook inzet voor het orgel.
ge twintigste eeuw? Het zal er uiteindelijk op neer gaan komen dat het historische pijp-
werk gekopieerd moet worden en dat wat aangetast is uit het orgel
Zo vanaf 1910 komen er hogere opsnedes, waardoor het pijpwerk verwijderd moet worden. Dat is ook in Koudum gebeurd, een
meer fluitachtig gaat klinken. Door wijdere mensuren en hogere orgel van Van Dam uit 1859, maar met vijf registers van Bader uit
drukken krijg je dan een andere boventoonopbouw. Een Bakker & 1651. Die van Bader zijn deels vergaan: de discant van de Bourdon
Timmenga-orgel van net na 1920 inspireert mij eerlijk gezegd niet 16’, de Holpijp 8’, de Tertiaan, de Cornet en de Fluit 4’. Uiteinde-
zo. Maar op het Leichel-orgel uit 1885 in Arum, dat we in 2020 lijk hebben we in totaal 265 pijpen, lood met 10 procent tin, nieuw
hebben gerestaureerd, klinken al die 8-voeten bij elkaar mooi. Als moeten maken. De oude pijpen zijn opgeslagen in de kerk. Op
ensemble inspireert dat dan ook, terwijl een los register niet zo Terschelling, in Midsland, een pneumatische Bakker & Timmenga
mooi is. Soms moet pijpwerk uit verschillende periodes bij elkaar uit 1921, krijgt de Trompet wind via buisjes van lood, die zijn ook
toch een eenheid vormen. Een goed voorbeeld daarvan is het orgel aangetast. Het Hardorff-orgel uit 1870 in Oosterend hebben we in
in Stavoren, met pijpwerk van tenminste drie orgelmakers, Meyes 1987 gerestaureerd en we hebben een nieuwe Trompet 8’ gemaakt,
en Sporeman eind achttiende eeuw, Van Gruisen begin negentien- met loden koppen en metalen stevels op een nieuwe eiken opdik
de eeuw en Van Dam in 1903. Hoog lood in het front. Over het van 1 centimeter op de stok. De Trombone 8’ van het pedaal, die er
algemeen valt het mee om een eenheid erin te krijgen, het gaat dan vlak naast staat, is origineel en staat op de oude stok. Nu begint die
om die maximale helderheid en intensiteit te bereiken. Dan mengt Trompet 8’ te corroderen, het valt gewoon op de ventielen en ver-
het, dan zijn het geen aparte klankwerelden. Als je alles zachter oorzaakt hangers. Dat is dus een duidelijk voorbeeld, nieuw hout
maakt, dan hoor je minder boventoon, en dan mengt het minder én nieuw lood.
goed uit zichzelf.
Ben je in de loop van de tijd over bepaalde dingen anders gaan den-
Er is een aantal onderwerpen bij orgelrestauraties die de laatste tijd ken? Of opvattingen in de restauratiepraktijk die veranderd zijn?
meer in de belangstelling zijn gekomen, zoals het terugvinden en
reconstrueren van oude stemmingen en oorspronkelijke toonhoogtes.
Maar ook de gevolgen van loodcorrosie. Wat
zijn je bevindingen op dat gebied? Henk Braad bij het schilderij dat zijn vrouw Marijke in 1992 van hem maakte aan het orgel in ‘t Zandt

Een oude stemming en toonhoogte
precies terugvinden in een orgel is heel
moeilijk, het is zo relatief om dat goed te
bepalen. Eigenlijk alleen als je een aan-
toonbaar onveranderd front hebt, kun je
kijken wat daaruit te concluderen is over
de stemming, maar dan moet je het ook
qua sterkte niet aanpassen. In ’t Zandt
was die Quintadeen, waar ik het eerder
over had, bijvoorbeeld dichtgesoldeerd,
dus stemmen was moeilijk. De stemming
zat vlakbij gelijkzwevend. Maar ja, door
wie is het dichtgesoldeerd? Uiteindelijk
is de stemming gelijkzwevend gebleven
met de a1 op 453Hz, hoewel Schnitger
en Freytag het in 1791 vast niet precies
gelijkzwevend hebben opgeleverd.

Wat betreft loodcorrosie heb ik een
heel aantal gevallen om met elkaar te
vergelijken. Zo hebben we in 2002 het
orgel in Dronryp met zeventiende-eeuws
pijpwerk van Bader onder advies van

januari 2023 25

Lijst met orgels die Henk Braad heeft geïntoneerd

1986 Donkerbroek Hervormde Kerk 2006 Augustinusga Hervormde Kerk
1987 Holwerd Hervormde Kerk
1989 t Zandt Hervormde Kerk 2007 Zuidbroek Hervormde Kerk
1991 Den Burg (Texel) Hervormde Kerk
1992 Doezum Hervormde Kerk 2007 Kortehemmen Hervormde Kerk
1992 Leeuwarden Doopsgezinde Kerk
1993 Kloosterburen Hervormde Kerk 2007 Paesens Hervormde Kerk
1993 Wolvega Doopsgezinde Kerk
1993 Schagen Hervormde Kerk 2008 Jistrum Hervormde Kerk
1994 Eenigenburg Hervormde Kerk
1994 Wirdum Hervormde Kerk 2008 Noordwolde (Fr) Hervormde Kerk
1994 Oudewater Hervormde Kerk
1995 Rinsumageest Hervormde Kerk 2008 Warns Hervormde Kerk
1995 Reduzum Hervormde Kerk
1996 Haskerhorne Hervormde Kerk 2009 Hauwert Hervormde Kerk
1996 Franeker Martinikerk
1996 Blessum Hervormde Kerk 2009 Tjalleberd Hervormde Kerk
1996 Nijeholtpade Hervormde Kerk
1997 Driezum Hervormde Kerk 2009 Burgum Hervormde Kerk
1997 Winkel Hervormde Kerk
1997 Drachten De Oase 2009 Nijland Hervormde Kerk
1998 Steenwijk De Laatste Eer
1998 Reitsum Hervormde Kerk 2009 Oosterend Gereformeerde Kerk
1998 Oldeholtpade Hervormde Kerk
1999 Paasloo Hervormde Kerk 2010 Sibrandaburen Hervormde Kerk
1999 Steenwijk Doopsgezinde Kerk
1999 Kinderdijk Hervormde Kerk 2020 St.-Nicolaasga Rooms-Katholieke Kerk
2000 Hattem Gereformeerde Kerk
2000 Oudemirdum Hervormde Kerk 2010 Wijnaldum Hervormde Kerk
2000 Wartena Hervormde Kerk
2000 Oldeholtwolde Hervormde Kerk 2011 Jelsum Hervormde Kerk
2001 Duurswoude Hervormde Kerk
2001 Leeuwarden Waalse Kerk 2011 Sneek Martinikerk (intonatiecorrectie hoofdwerk)
2001 Gasselte Hervormde Kerk
2002 Steenwijk Kleine Kerk 2011 Blokzijl Doopsgezinde Kerk
2002 Oudkerk Hervormde Kerk
2002 Itens Doopsgezinde Kerk 2011 Terwispel Hervormde Kerk
2002 Elst Hervormde Kerk
2002 Dronryp Hervormde Kerk 2011 Hijlaard Hervormde Kerk
2003 Nijega Hervormde Kerk
2003 Leeuwarden Gereformeerde Fenixkerk 2012 Bozum Hervormde Kerk
2003 Oppenhuizen Hervormde Kerk
2003 Stavoren Hervormde Kerk 2012 Heidenskip Hervormde Kerk
2003 Hogebeintum Hervormde Kerk
2003 Terband Hervormde Kerk 2012 Makkum Doopsgezinde Kerk
2004 Zweins Hervormde Kerk
2004 Workum Doopsgezinde Kerk 2012 Blijham Hervormde Kerk
2004 Muntendam Hervormde Kerk
2004 Sondel Hervormde Kerk 2012 Blankenham Hervormde Kerk
2004 Oenkerk Hervormde Kerk
2004 Dokkum Doopsgezinde Kerk 2013 Krimswerd Hervormde Kerk
2005 Makkum Doopsgezinde Kerk
2005 De Knipe Hervormde Kerk 2013 Huins Hervormde Kerk
2005 Roden Hervormde Kerk
2006 Sandfirden Hervormde Kerk 2014 Cornjum Hervormde Kerk
2006 Diever Hervormde Kerk
2014 Hallum Hervormde Kerk

2014 Berlikum Doopsgezinde Kerk

2015 Engwierum Hervormde Kerk

2015 Parrega Hervormde Kerk

2015 Broek op Langedijk Doopsgezinde Kerk

2015 Tytsjerk Hervormde Kerk

2015 Wolsum Hervormde Kerk

2015 Dronryp Rooms-Katholieke Kerk

2016 Woudsend Hervormde Kerk

2016 Deersum Hervormde Kerk

2017 Noorlaren Hervormde Kerk

2017 Kubaard Hervormde Kerk

2017 Oudega Ankertsjerke

2019 Loppersum Hervormde Kerk

2019 Longerhouw Hervormde Kerk

2019 Baard Hervormde Kerk

2022 Beilen Hervormde Kerk

26 Het Orgel jaargang 119 nummer 1

Links: Henk Braad in zijn harmoniummuseum achter het harmonium dat voorheen in de kerk van Kalenberg stond en waarop hij zijn eerste kerkdiensten speelde.
Rechts: achter zijn Hammond L 100

Ik moet zeggen dat toen ik in Joure kwam bij dat nieuwe Ahrend- een Terts alleen in het onderste octaaf, dus 22/3’- 2’ - 13/5’ - 11/3’
orgel, eind jaren zeventig, en dat voor het eerst hoorde, wel dacht: – 1’. Door die Terts erin klinkt het als een tongwerk. Met het ach-
hoe kan het dat dit zo mooi klinkt, zo helder en krachtig. Daar- terhalen en uitzoeken daarvan ben je dan dágen bezig, en het paste
vóór, in de jaren vijftig en zestig, zijn er restauraties uitgevoerd allemaal maar nét.
volgens erg neobarokke principes: wijde voetopeningen en nauwe
kernspleten, zoals het Hinsz-orgel in Roden dat Mense Ruiter in Behalve orgels en harmoniums, wat zijn je andere interesses en pas-
1955 gerestaureerd had. Toen wij het in 1998 restaureerden, moest sies? Qua muziek, literatuur, kunst?
dat allemaal wat meer open worden. En natuurlijk in 2019 Lop-
persum, dat was in de jaren zestig gedaan, maar al die vulstemmen, De restauratie van de boerderij waar we nu in wonen, dat was ook
Mixturen, Sesquialter en Scherp met grote voetopeningen en nau- een passie. Wat betreft die romaanse bogen: je ziet in een kerk er-
we spleten, daar kwam niks uit. Voor het openen van de kernsple- gens een nisje dat je mooi vindt, je maakt er een tekening van, en
ten heb ik een speciaal lipje met verschillende maten, vanaf 0,1 mm dan maak je dat in je boerderij. Ik moest op de boerderij ook een
stapsgewijs groter waarmee ik dat heel precies kan regelen. schoorsteen metselen. Ik doe dan eerst een paar maanden niks en
Dat was een mooi project met Stef Tuinstra waarbij het orgel ga alleen om me heen kijken hier in de buurt: hoe is dat gedaan
echt een transformatie heeft ondergaan. In mijn begintijd als into- bij andere oude boerderijen? Het is een bepaalde sfeer waar je in
nateur dacht ik vooral: er zit, en dat is met intoneren
moet niet teveel spuck in Later ga je meer letten op wat er wél mooi is, net zo. In Bozum bijvoor-
zitten, het moet niet teveel dat wil je horen beeld, met die bijzondere
krassen, het moet goed bogen in de kerk, met het
aanspreken, het mag niet zonlicht erop: dat heeft een
overblazen… je let dan dus bepaalde sfeer.
meer op de gebreken, wat er níet mooi is. Later ga je meer letten op Verder lees ik ook graag, maar het komt er niet altijd van… Mu-
wat er wél mooi is, dat wil je horen. Juist niet te glad. Bijvoorbeeld zikaal heb ik een heel brede smaak, maar natuurlijk ook de popmu-
het orgel in Haskerhorne, een eenklaviersorgel met pijpwerk uit ziek: Deep Purple, Emerson Lake and Palmer, Focus, Exception.
eind zeventiende eeuw, in 1873 verbouwd door Van Dam. Onder Maar ik luister ook naar Radio 4, en Bach vind ik natuurlijk gewel-
advies van Jan Jongepier is bij de restauratie in 1996 dat zeventien- dig. Elke keer met de passietijd moet ik de Mattheus-Passion horen.
de-eeuwse karakter meer naar boven gehaald, ook met een 6de Dus een mengeling van popmuziek en klassiek.
komma-middentoonstemming erin. Dat spettert en spuckt, maar
helder dat het klinkt! Na afloop van het interview liet Henk Braad nog de indrukwek-
Ik heb in totaal aan 106 orgels gewerkt. Prachtige projecten ge- kende harmoniumcollectie zien en horen, van warm klinkende
daan. Bijvoorbeeld in 2007 het Schnitger/Freytag-orgel in Zuid- negentiende-eeuwse instrumenten tot de laatste modellen van hal-
broek. Het laatste project was in de Stefanuskerk in Beilen, het verwege de twintigte eeuw met een bijna neobarokke klank.
Timpe/Van Oeckelen-orgel. Heel bijzonder was de Martinikerk in Uit alle bezigheden van Braad blijkt een groot geduld, enorme
Bozum waar we het orgel in 2012 hebben gerestaureerd. Dit orgel toewijding en een grote ontvankelijkheid. Hij kon het ook niet
had Heyneman bedacht en hij was er in 1788 aan begonnen, maar laten om in de schuur nog het zeil af te trekken van zijn Hammond
Rudolf Knol heeft het in 1791 voltooid. Knol kennen we natuur- L 100 en het te laten horen, met daarbij passende ‘poppy’ akkoord-
lijk van het beroemde orgel in Hasselt. In Bozum heeft hij teveel verbindingen, die hem net zo makkelijk afgaan als improvisaties in
stemmen in een ondiepe kas willen stoppen. Er zitten ook een paar oude stijl. “Deze klank heb ik bij het intoneren ergens toch ook in
latere registers in die er eigenlijk niet in horen, en de samenstelling mijn achterhoofd!” besluit hij lachend.
van de Mixtuur is op een bepaald moment aangepast, die was nog
maar 2 sterk. We hebben aan de hand van de stokken de oorspron-
kelijke samenstelling kunnen achterhalen: op C groot 5 sterk, met
Foto’s: Jan Smelik (tenzij anders vermeld)

januari 2023 27

In memoriam

Gerwin Hoekstra

22 november 1992 – 27 november 2022

Wietse Ouwejan

“Wat sta jij daar te grijnzen?” Het was mijn Voor zijn master was een academisch in- diensten ging met een liedboek in de ene
vraag aan Gerwin die net te horen had ge- stituut vereist en het liefst niet te dicht bij en een kop koffie in de andere hand. Ook
kregen dat hij organist zou worden van de huis. De kans hiervoor werd hem geboden hier waren precisie en kwaliteit de norm.
Jacobijnerkerk te Leeuwarden. Hij kon z’n na afloop van het Sweelinckconcours in Slechte liedkeuzes kon hij niet waarderen.
geluk niet op; een orgel en een gemeente 2014. Gerwin won een derde prijs en kreeg “Moet je horen wat de Geest de predikant
waar hij van kon houden. Een droom die een beurs aangeboden om te komen stude- nu weer heeft ingegeven. Dat gaan we dus
werkelijkheid werd. ren in Oberlin. De master Historical Key- maar even niet doen.”
De avonden in de eerste week dat we boards hield zowel orgel als klavecimbel
samenwoonden, waren lang en gingen in. Met zijn humor relativeerde hij vaak de Het klikte goed tussen hem en de ge-
gepaard met goede spijzen en dranken. druk die op hem lag. “Ja, als je twee papers meente. Hij vertelde dat ze zo blij waren
Gerwin had brede interesses en gesprekken moet schrijven, een Vierne-symfonie zit dat hij bleef koffiedrinken dat hij weer een
waren dan ook vaak halve colleges. Humor te studeren en ook nog een Rameau-suite maand kon begeleiden met clusters. De co-
ontbrak nooit. Zo liet hij mij kennismaken moet pingelen, dan is het wel eens druk.” ronapandemie haalde hier een streep door.
met ‘Kamerbreed’ van Erik Breij en kende Terug in Nederland begon Gerwin met Gerwin bood aan de diensten op te nemen
hij grappen van Ronald Goedemondt en deelname aan concoursen, als eerste aan en te monteren. Liturgie was volgens hem
Hans Teeuwen verdacht goed. Ook inter- de Martini Organ Competition in 2017. voor de eeuwigheid en mocht niet stoppen,
nationale cabaretiers kon hij citeren. Zijn Helaas was er voor hem geen vervolg na de wat er ook gebeurde. Dezelfde liefde en
humor was droog en ad rem. Een goede eerste ronde, maar dat bood de mogelijk- energie stak hij in het monteren van de co-
sneer richting zichzelf kon hij ook wel heid om langer na te zitten op het terras. ronaconcerten van de stichting Orgelcon-
waarderen. Hij was een bourgondiër en De borrels gingen altijd vergezeld van goe- cert Grote Kerk Leeuwarden (Orgelleeuw).
kon uitstekend koken. Alleen de beste in- de verhalen en diverse typetjes en accenten
grediënten waren goed genoeg. die hij goed kon imiteren. In 2021 begon hij met de studie Theorie
Gerwin had de gedrevenheid van een top- Voorafgaand aan de functie in Leeuwar- der Muziek. Regelmatig liet hij mij horen
sporter en de precisie van een chirurg. Al den was hij organist in de PKN te Winsum of zien waarmee hij bezig was. Het schrij-
op jonge leeftijd was dit het geval. Voor de en de Oudkatholieke Kerk te Groningen. ven van een stukje in Beethovenstijl. Of
orgelles werkte hij geen stukken door, maar Vanaf de bekendmaking van de vacante een thema uitwerken tot sonate-expositie
hele boeken. Op tienjarige leeftijd speelde plek in Leeuwarden begon voor hem een in Mozartstijl. Het was Gerwin in zijn
hij een concert met de integrale ‘acht periode van intensieve voorbereiding. Voor element.
kleintjes’. Als dit werd aangehaald merkte zijn proefspel componeerde hij een partita Eind 2021 werd zijn leven stilgezet. De
Gerwin ironisch op: “Dat ik toen niet ben over psalm 8. Met dit stuk en het trio over diagnose kwam hard binnen: kanker.
doorgebroken”. Allein Gott in de Höh sei Ehr, BWV 664, Vanuit het ziekenhuis was zijn eerste
won hij Leeuwarden voor zich. Psalm 8 verzoek een liedboek mee te nemen. In
Op zijn zeventiende begon Gerwin met lazen we ook aan zijn ziekbed in de laatste de tijd daarop trof ik hem regelmatig aan
de vooropleiding aan het Prins Claus- dagen van zijn leven. De lach op zijn met het liedboek bij de hand. De liederen
conservatorium bij Erwin Wiersinga. Na gezicht bij het horen van deze anekdote gaven hem rust en vrede. Zijn wil om te
afronding van het vwo op het Willem Lo- maakten duidelijk hoe lief deze gemeente leven was groot en hij raapte zichzelf weer
dewijk Gymnasium te Groningen begon en kerk hem waren. bijeen na iedere kuur. Vanuit het ziekbed
hij aan de bacheloropleiding bij Erwin Zijn intrededienst speelde Gerwin op 5 werden orgelspel en liturgie voorzien van
Wiersinga en Theo Jellema. In de eerste januari 2020. De voorbereiding van de commentaar. Bijvoorbeeld als het Liedboek
maanden studeerde hij tevens geschiedenis van de predikant pas begon bij lied 151.
aan de Rijksuniversiteit Groningen.
De uitslag begin zomer was een te-
genslag. Toch ging hij met grote wils-
kracht het nieuwe behandeltraject in. Zijn

28 Het Orgel jaargang 119 nummer 1

opgewektheid ondanks de hele situatie 29
was bewonderenswaardig. Tussen de kuren
revalideerde en studeerde hij veel. Toen
dit tweede traject voorbij was, ging hij vol
goede moed aan de slag. De toekomst leek
weer aan zijn voeten te liggen. Niets bleek
helaas minder waar. Een droom in duigen.

Op 24 november stonden wij als vrienden
rond zijn bed voor een laatste groet. Vanuit
het bed lag hij te genieten van de gebeden
en de liederen die hij als geen ander kende.
Hij was er nog, scherp en met humor. De
liturgie voor de dankdienst had hij al ge-
dicteerd. Beeldschermen de kerk uit, daar
begon het mee.

De dankdienst voor zijn leven maakt
duidelijk hoe hij zijn dienst voor God heeft
vormgegeven. Liturgie voor de eeuwigheid,
wat er ook gebeurt. Het zou een mooie
dienst worden, zo zei hij zelf. De dienst liet
zien wat zijn overtuiging in leven en ster-
ven was:
Zodat de dank, U toegezonden,
op aard nooit onderbroken wordt,
maar steeds opnieuw door mensenmonden
gezongen en gesproken wordt.

(Lied 248:3)

Dat hij, nu opgenomen in eeuwige litur-
gie, er niet meer is, valt zwaar. We mogen
troost vinden in de liederen die voor hem
een poort tot ziel en hemel waren.
Niet is het laatste woord gesproken,
er klinkt een lied, al is het nacht.

(Lied 818)

Gerwin Hoekstra in juli 2021 aan het orgel
in de Jacobijnerkerk van Leeuwarden
Foto: Ad Fahner

januari 2023

Podiumangst bij organisten

In Het Orgel van maart 2022 wijdde ik een column aan spanning
bij optredens. Hoofdredacteur Jan Smelik vroeg me er in een ar-
tikel op terug te komen. Naar aanleiding van de column ontvin-
gen hij en ik veel reacties. Die reacties gaven blijk van een gevoel
van opluchting dat het onderwerp bespreekbaar is.
Ik heb lang over de inhoud en de vorm van zo’n artikel nage-
dacht en kwam uiteindelijk op het idee om twee deskundigen het
woord te geven. Toen ik mijn oud-student Chiel Jan van Hofwe-
gen sprak over zijn ervaringen met podiumangst, kwam er een
verhaal dat hij zo boeiend vertelde dat ik hem verzocht het zelf
op te schrijven. Dat is het eerste part van dit artikel.
In het tweede gedeelte beantwoordt Dirk Jan Versluis, eveneens
een oud-student, een aantal vragen die ik hem voorlegde. Dirk
Jan is behalve professioneel organist ook psycholoog.

Ook als je zelf geen last hebt van overmatige spanning of po­ in de kerk. Zelf wilde ik eigenlijk niet, maar mijn moeder vond
diumangst is het toch goed om kennis te nemen van dit artikel. dat ik toch maar moest solliciteren en ik werd benoemd.
Organisten, professionals zowel als amateurs, spelen vaak in het Van meet af aan heb ik altijd geïmproviseerd in de dienst, maar
openbaar, in uiteenlopende situaties en op heel verschillende ook het spelen van een dienst bleef lange tijd een spannende
instrumenten. Reden te over om in een toekomstig nummer van gebeurtenis waar ik vooraf erg tegenop zag. Overigens ging het
Het Orgel mijn gedachten over en ervaringen met studiemetho- improviseren tijdens de dienst me steeds beter af, waardoor de
den en spelen in het openbaar op papier te zetten. Strategieën om spanning vanzelf minder werd. Uiteindelijk belandde ik op het
snel aan een nog onbekend orgel te wennen, komen dan ook aan Koninklijk Conservatorium bij Jos van der Kooy. Het spelen in
de orde. Het huidige artikel wil het onderwerp ‘podiumangst’ het openbaar bleef voor mij iets wat me niet vanzelf afging en
onder de aandacht brengen en verder bespreekbaar maken. We regelmatig had ik last van faalangst. Met name tijdens overgangs-
laten een een ervaringsdeskundige organist en een pycholoog- tentamens had ik veel last van extreme spanning. Helaas ging het
organist aan het woord. Zij geven de lezer een eerste aanzet om tijdens mijn overgangstentamen van het derde naar het vierde
na te denken over deze materie. Degenen die er meer over willen jaar mis en zakte ik voor dat examen. Omdat de commissie vond
weten, kunnen terecht in het boek Het ontstemde brein (Uitge- dat ik getalenteerd genoeg was, kreeg ik een extra jaar ter voor-
verij Water, 2018) van Esther van Fenema. Als violist en psychia- bereiding op mijn eindexamen. In de aanloop naar mijn eindexa-
ter is zij als geen ander in Nederland bekend met het onderwerp. men heeft Jos op les extra aandacht besteed aan het spelen onder
Sinds 2008 behandelt zij aan de Muziekpoli van het Leids Uni- druk.
versitair Centrum musici met psychische klachten. Met name het feit dat het bespreekbaar was op les, was voor mij
Jos van der Kooy heel belangrijk. Het onderdeel voorbereiding was hierbij van
groot belang. Als je zorgt dat het repertoire goed in je vingers
MIJN ERVARINGEN MET FAALANGST zit, vergroot dat je zelfvertrouwen. Zo heeft Jos van der Kooy er-
Mijn allereerste ervaring met faalangst had ik tijdens een leerlin- voor gezorgd dat mijn eindexamenprogramma ruim voor die tijd
genconcert. Ik zal zo’n 13 of 14 jaar oud geweest zijn. Nietsver- af was zodat er voldoende tijd was tot consolidatie. Op de dag
moedend nam ik plaats op de orgelbank om mijn stukje te spelen van het eindexamen heb ik gebruik gemaakt van een bètablok-
en ineens was daar het besef dat het ook wel eens heel erg fout ker. Daarnaast was het voor mij persoonlijk belangrijk om tijd te
kon gaan. En dat maakte me heel onzeker. Mijn eerste live optre-
den was dus geen positieve ervaring en dat heeft de toon gezet.
Gelukkig zijn er ook leerlingenconcerten goed gegaan, maar ik
bleef het spannend vinden. Op mijn vijftiende werd ik organist

30 Het Orgel jaargang 119 nummer 1

nemen voor gebed, een gewoonte die ik eigenlijk altijd heb, voor- die me na aan het hart ligt. Als ik improviseer voel ik me als een
afgaand aan een optreden. vis in het water en ben ik in opperste concentratie, iets wat ik
Het spelen van kerkdiensten ging eigenlijk altijd goed, tot ik een met mijn kennis en inzicht van nu uitleg als hyperfocus. Bij het
aantal jaren geleden vanuit het niets een paniekaanval kreeg. spelen van literatuur ben ik sneller afgeleid en kan ik allerlei niet
Helaas ging dit niet over en inmiddels ben ik niet meer actief als relevante gedachten moeilijk uit mijn brein bannen waardoor
kerkorganist. Overigens sluit ik niet uit dat ik in de toekomst, onzekerheid en faalangst bijna een logisch gevolg zijn.
met de juiste hulp, deze uitdaging weer aanga. Tijdens de afgelo- Chiel Jan van Hofwegen
pen zomervakantie speelde ik in Frankrijk een Nederlandstalige
kerkdienst en dat ging prima.

Een vraag die mij altijd heeft beziggehouden is waarom heb ik VRAGEN AAN DIRK JAN VERSLUIS
zoveel last van faalangst? Terugkijkend heb ik nu wel wat ver- Wat is faalangst? Hoe kom je eraan, hoe kun je er afkomen? Wat
moedens. Zo overleed mijn vader plotseling toen ik nog heel kun je zelf, wanneer is therapie raadzaam?
jong was (ruim twee jaar) Dit was een traumatische gebeurtenis Binnen de brede range aan angstklachten die worden onderschei-
die onbewust veel invloed heeft gehad. Heeft het ontbreken van den (onder invloed van het medische model vaak ‘angststoor-
een vaderfiguur geleid tot meer onzekerheid en minder zelfver- nissen’ genoemd) bestaan gegeneraliseerde angsten en specifiek
trouwen? Daarbij kreeg ik een aantal jaar geleden de diagnose toegespitste angsten. Die laatste categorie kennen we van de
ADHD en vielen er veel puzzelstukjes op zijn plaats. Met name spinnenfobie en claustrofobie, maar ook van de spreekangst en
het gebrek aan concentratie en een grote mate van innerlijke on- podiumangst.
rust zijn niet bevorderlijk voor focus en flow tijdens een concert. Onderscheidend aan angstklachten is juist dat ze rationeel geen
enkel hout snijden: met je verstand weet je dat het onzin is, maar
Als ik improviseer heb ik trouwens geen enkele last van faalangst. de gevoelsrealiteit blijft anders. De hele wereld kan zeggen dat
Wanneer ik iets moet spelen dat vooraf is vastgelegd en waarbij je een geweldige organist bent, maar de blokkade trekt zich daar
elke noot als het ware telt, dan raak ik in de stress en word ik on- over het algemeen niks van aan. Angst is geen rationeel gebeu-
zeker. Maar zodra ik maximale vrijheid heb, dan raak ik als van- ren. We hebben allemaal gevoelslagen in ons diepe brein zitten
zelf in de flow, ben ik zeer geconcentreerd. Ook als ik als pianist die zich niet laten omdenken of ompraten.
in een band speel, heb ik hoegenaamd geen last van podiumangst Wat zit er zoal achter?
en heb ik voldoende flow en concentratie. Hierbij gaat het dan Veel musici zijn perfectionisten, vanwege de grote liefde voor
om spelen vanaf en toewijding aan de muziek en hun instrument. Bij veel high-
een akkoorden- performers (ook niet-musici) leidt dit tot extreem hoge eisen die
Als ik improviseer heb ik geen schema waarbij verkramping en geslotenheid in lichaam en geest geven. Bij mu-
enkele last van faalangst er voldoende vrij- sici en artiesten kom ik vaker de angst voor afwijzing of verlies
heid is voor eigen van contact met het publiek tegen.
inbreng. En het Iets over de aanpak?
spelen met een team waarbij de focus niet op mij als solist ligt, is Ik onderscheid de casussen waar sprake geweest is van een uit-
ook zeer helpend. Tot slot wil ik ook mijn cd-opname met het lokkende ervaring (zoals een black-out of paniekaanval op het
Tabulatuurboek van Anthoni van Noordt noemen. Ook daar was podium) en de casussen waar de herkomst niet zo duidelijk is. In
geen sprake van faalangst: geen publiek en het idee ‘dat het over dat eerste geval kan er bijvoorbeeld middels een traumagerichte
kan’ droegen bij aan een positieve speelervaring. aanvliegroute worden gewerkt (EMDR, Brainspotting). In het
tweede geval wordt vaak gekozen voor ofwel een probleemge-
Terugkomend op mijn vraag heb ik voor mezelf wel een mogelij- richte cognitieve gedragstherapie (gedachten en gedragingen in-
ke verklaring voor mijn faalangst. Allereerst is een gezonde dosis houdelijk of functioneel onder de loep nemen) of voor een meer
zelfvertrouwen zeer belangrijk en daarvoor ligt de basis al in de explorerende route waar ook oog is voor wat er in persoonlijke
vroege jeugd. Mogelijk heeft die basis mij ontbroken doordat zin allemaal meespeelt aan achtergronden en patronen.
mijn vader zo vroeg overleed. Daarnaast is het bekend dat men-
sen met ADHD een overmatige focus – hyperfocus - hebben
voor dingen waarin ze geïnteresseerd zijn. Improviseren heeft me
van kinds af aan al uitermate geboeid en is een muzikale uiting

januari 2023 31

Wat kun je zelf doen? Wanneer is therapie raadzaam? voorbereiding gespeeld, wat regelrecht vermijdingsgedrag van
Er zijn zeker dingen die je zelf kunt doen, zoals werken met je mijn eigen hoge eisen was.
ademhaling en het gebruiken van een vorm van meditatie of Ook heb ik lange tijd zonder bladmuziek gespeeld, omdat dat
aandachttraining. een eis was die ik mijzelf oplegde. Tegenwoordig geniet ik het
Geslotenheid ten aanzien van innerlijke problemen en conflic- meest van zeer bewust, mindful spelen in een rustige houding,
ten resulteert echter per definitie in het verder opbouwen van met de noten voor mijn neus en met een open hart. Ik wens dat
innerlijke spanningen, niet zelden met als gevolg verder en verder dat overkomt, beneden.
wegzakken in vermijdingsgedrag of in vormen van compensa- Wat zijn je ervaringen als therapeut met cliënten?
tiegedrag (allerlei rituelen verzinnen voor een concert, self- Mijn ervaring met rappers en violisten tot organisten en pianis-
handicapping door je mooiste en spannendste repertoire niet te ten is dat podiumvrees zelden een enkelvoudig verhaal is. Een
programmeren, etc.). Je publiek merkt het niet per se, maar voor goede eyeopener is dat angst in de regel voortkomt uit liefde. Als
jezelf houd je het probleem in stand en wordt het zelfs steeds dat een beetje abstract is, is dat precies de bedoeling.
groter. In hoeverre hebben verkeerde studiemethoden er invloed op?
Buiten het therapeutische paradigma wordt wel gesproken van Ik denk dat studiemethoden nauwelijks invloed hebben. De ba-
sis van speelstijl is evenals leefstijl belangrijk, maar in geval van
Mijn ervaring is dat podiumvrees specifieke angstklachten heeft het zelden met louter de studieme-
zelden een enkelvoudig verhaal is. thodiek te maken.
Een goede eyeopener is dat angst in Kun je stressfactoren aanwijzen die typisch zijn voor organis-
de regel voortkomt uit liefde ten? Spelen in diensten, tijdens concerten? Spelen op verschillende
instrumenten?
Performance Coaching en Performance Enhancement, iets wat Specifiek voor organisten speelt denk ik mee dat elk podium
ik met name met Brainspotting veel gedaan heb met sporters en en elk instrument anders is. Er dienen zich altijd veel oncontro-
artiesten vanuit allerlei achtergronden. leerbare factoren aan bij een optreden. Vergeleken met andere
Een topprestatie vraagt een grote concentratie van bewustzijn. instrumenten en stijlen zijn er wellicht minder bekrachtigende
Bewustzijn is energie, en die stroomt door lichaam en vingers. factoren: relatief weinig interactie en bevestiging vanuit publiek,
Stress ontstaat wanneer deze stroom niet ‘vrij’ is, maar conflicten relatief geringe bezoekersaantallen.
of blokkades tegenkomt.
Stress als verschijnsel kun je goed normaliseren (‘gezonde span- Chiel Jan van Hofwegen studeerde orgel bij Jos van der Kooy aan het Ko-
ning’), maar in principe gaat er energie en expressie verloren. Dat ninklijk Conservatorium in Den Haag. Hij heeft een uitgebreide lesprak-
er evenals met leefstijl allerlei factoren zijn (zithouding, ademha- tijk en is toetsenist bij de missionaire gemeente Licht op Zuid te Rotterdam
ling, motoriek) die zo’n spanningsveld kunnen vergroten of ver- en de ICF Alblasserwaard.
kleinen spreekt voor zich. Dirk Jan Versluis studeerde aan het Koninklijk Conservatorium in Den
Wat zijn je ervaringen als speler met stress, faalangst of Haag bij Jos van der Kooy. In het dagelijks leven is hij vrijgevestigd psycho-
podiumangst? loog, met een specialisme op het snijvlak van trauma, leiderschap en perfor-
Als conservatoriumstudent kreeg ik vooral de feedback dat ik een mance. www.triunify.com
makkelijke notenlezer, handige speler en goede performer was.
Podiumvrees kende ik niet en heb ik nooit gekend, motorische
spanningen en onrust in het noten lezen, registers trekken en
dergelijkein enige mate wel.
Ik heb weleens gekke grote stukken met een matige

Op zoek naar een cadeautje voor een organist?
Geef een proefabonnement op

Het ORGEL

Over de mogelijkheden, zie:
https://www.kvok.nl/proefabonnement

stuur een e-mail naar:
[email protected]

32 Het Orgel jaargang 119 nummer 1

Orgelbouwnieuws

Herstart van de rubriek orgelbouwnieuws

Het Orgel heeft decennialang de rubriek ‘Orgelbouwnieuws’ gekend. Helaas was deze rubriek een aantal jaren geleden gestopt als ge-
volg van het ontbreken van auteurs die deze rubriek wilden verzorgen. Regelmatig kreeg de redactie te horen van lezers dat de rubriek
gemist werd. Ook de redactie heeft het verdwijnen van de rubriek altijd betreurd. Want het is naar haar mening goed wanneer orgel-
bouwnieuws voor een breder publiek gedocumenteerd en in een gedrukt tijdschrift verzameld wordt en toegankelijk blijft voor de toe-
komst. Dat het laatste zin heeft blijkt wel uit het feit dat bij huidige restauratieprojecten niet zelden teruggegrepen wordt op informatie
die soms wel honderd jaar geleden in Het Orgel stond.
De redactie is erg blij te kunnen berichten dat de rubriek orgelbouwnieuws met ingang van dit nummer weer terug is, omdat er drie
nieuwe, deskundige medewerkers gevonden zijn: Bert den Hertog, Gerrit Hoving en Wietse Ouwejan. De eerste twee hebben de LOTO-
opleiding afgerond terwijl Wietse haar momenteel volgt.
Ook vanaf deze plaats wil de redactie de medewerkers danken en hun succes wensen bij de werkzaamheden voor de rubriek.

In deze rubriek wordt bericht over orgelbouwprojecten van Nederlandse orgelbouwers in binnen- en buitenland, en van buitenlandse
orgelbouwers in Nederland. Daarbij gaat het niet om een bespreking of beoordeling van de werkzaamheden, maar om het verstrekken
van feitelijke informatie. Bij restauratieprojecten worden in de regel alleen de recente werkzaamheden en eventuele nieuwe gegevens
over het orgel vermeld; gegevens over bijvoorbeeld voorgaande restau­raties die uit andere publicaties al bekend zijn, worden niet her-
haald. Voor die informatie kan men veelal terecht bij de ‘Bronnen’ die onder de berichten genoemd worden.

Op dit moment ligt er een vrij groot aantal projecten uit 2022 te wachten op opname in deze rubriek. Er wordt geprobeerd de achter-
stand in de komende nummers weg te werken.

Bert den Hertog Gerrit Hoving Wietse Ouwejan

Auteur: Gerrit Hoving

AMERSFOORT, JORISKERK, KOORORGEL eigen windvoorziening. De motorkist die voorheen achter het or-
In 1967 leverde de firma Metzler uit het Zwitserse Dietikon een gel stond, staat nu op het gotische oxaal. De pedaalregulateurbalg is
nieuw koororgel voor de Joriskerk in Amersfoort. Destijds was naast de windmotor geplaatst.
Bernhardt Edskes namens deze firma nauw betrokken bij de tot- Het nieuwe pijpwerk is vervaardigd in eigen werkplaats. De men-
standkoming. Een halve eeuw later voegde de firma Edskes Orgel- suur van de Subbaß 16’/Gedackt 8’ is bepaald aan de hand van de
bau te Wohlen een borstwerk toe, waarvan de afwerking eveneens beschikbare ruimte (C, D-d0 eiken, vervolg van orgelmetaal met
door Bernhardt Edskes werd verzorgd. dichtgesoldeerde hoeden). De mensuur van de Octave 4’ (orgel-
In 2019 is de leiding van dit bedrijf, dat inmiddels verhuisd is naar metaal) is afgeleid van het gelijknamige register op het hoofdwerk.
Knonau, overgegaan naar Andreas Boesch. In 2022 heeft de firma De Fagott 16’ is gemaakt naar voorbeeld van Schnitger (koppen en
een vrij pedaal bij het koororgel gerealiseerd. Deze uitbreiding is ge- stevels eiken; bekers C-H eiken, vervolg orgelmetaal). De Unter-
heel gesponsord door bouwbedrijf Schoonderbeek uit Amersfoort. satz 16’ is een transmissie uit 1967 van de Quintadena 16’ van het
Het pedaalpijpwerk is opgesteld in de ruimte tussen de orgel- hoofdwerk. De intonatie van de Quintadena 16’ is in 2018 om aan-
kas en de achterliggende muur. Ondanks dat deze ruimte klein is, spraaktechnische redenen aangepakt. Enkele jaren eerder is ook de
is er op de windlade plek gecreëerd voor vier registers. Dit aantal intonatie van de sterk geïntoneerde Trompet 8’ herzien door Frits
kon worden bereikt door de Gedackt 8’ als gedeeltelijke transmis- Elshout van Flentrop Orgelbouw. De Hohlflöte 8’ van het hoofd-
sie van de Subbaß 16’ uit te voeren. Ook is bij alle pedaalregisters werk heette voor de toevoeging van het borstwerk Gedackt 8’, maar
het pijpwerk voor de toon C# weggelaten. Het pedaal heeft een het betreft hetzelfde register.

januari 2023 33

De huidige dispositie van het orgel volgens de nomenclatuur uit AUßERNZELL, MARIA HIMMELFAHRT KIRCHE
2018/2022: Het J.L. van den Heuvel-orgel (1981) uit de kerk van de Gerefor-
▪ Hoofdwerk: Quintadena 16’, Principal 8’, Hohlflöte 8’, Octave 4’, meerde Gemeente in Berkenwoude is overgeplaatst naar de Maria
Rohrflöte 4’, Quinte 3’, Octave 2’, Mixtur IV, Trompete 8’ Himmelfahrt Kirche te Außernzell (DE). Dit orgel werd oorspron-
▪ Borstwerk: Gedackt 8’, Flöte 4’, Gemshorn 2’, Quinte 11/3’ (b/d), kelijk gebouwd voor de Bethelkerk in Bodegraven en is in 1996
Terz 13/5’ (b/d), Dulzian 8’ (b/d) door de firma Nijsse overgeplaatst naar Berkenwoude.
▪ Pedaal: Untersatz 16’, Subbaß 16’, Gedackt 8’, Octave 4’, Fagott 16’. Bij de overplaatsing naar Außernzell is de Dulciaan 8’ vervangen
Koppels: HW-BW (schuifkoppel), Ped-HW, Ped-BW door een Fagot 8’. De Cornet IV discant heeft plaatsgemaakt voor
Tremulant (werkzaam op hoofdwerk en borstwerk) een Sesquialter II discant.
Klavieromvang: manuaal C-f3, pedaal C, D-d1 (pedaalklavier C-d1) Het in klassieke vormen uitgevoerde snijwerk is vervangen door
Stemming: evenredig zwevend nieuwe ornamentiek. De geschilderde mahonieafwerking op de or-
Toonhoogte: a1 = 440 Hz bij 20°C gelkas is gewijzigd in een lichte eikenimitatie.
Winddruk: hoofdwerk/borstwerk 72 mm, pedaal 85 mm Wk Bronnen:
Op 17 juni 2022 werd het vrij pedaal in gebruik genomen tijdens J.L. van den Heuvel Orgelbouw B.V.
een presentatieconcert door Rien Donkersloot, waarbij Andreas De Mixtuur maart 1982
Boesch uitleg gaf over de uitgevoerde werkzaamheden.
Bronnen: DAMWOUDE (AKKERWOUDE), DE IKKER
Andreas Boesch, Edskes Orgelbau GmbH Het orgel van de kerk van Akkerwoude (De Ikker) is in 1818 ge-
Rien Donkersloot, organist Joriskerk Amersfoort bouwd door de firma Lambertus van Dam & Zonen te Leeuwar-
Het Orgel 1967-12, NotaBene 2018-10 & 2019-2 den. Zij plaatsten het in de Hervormde Kerk in ’s-Gravezande. In
Het Historische Orgel in Nederland (supplement) (Amsterdam 1899 verhuisde het instrument naar zijn huidige standplaats, waar
2010). het door de jaren heen enkele wijzigingen onderging. In 1977 is het
orgel gerestaureerd door de firma Jos. Vermeulen te Alkmaar onder
advies van Maarten Albert Vente. Daarbij is de situatie van 1818 in
hoofdlijnen hersteld.
In 2021 is naar aanleiding van enkele technische gebreken door
orgeladviseur Theo Jellema een herstelplan opgesteld. Na een of-
fertetraject is besloten de herstelwerkzaamheden op te dragen aan
Mense Ruiter Orgelmakers in Ten Post. De werkzaamheden zijn in
september 2022 afgerond.

De orgelkas is gereinigd en schade aan de orgelkas is hersteld. De uit
1899 stammende magazijnbalg met schepbalgen is integraal geres-
taureerd. Het afdichtingsleer op de voorslagen van de windladen is
vernieuwd en de onder de pijpstokken aanwezige schuimringen zijn
vervangen door ringen van Liegelind. De conducten zijn allemaal
vernieuwd omdat de oude door corrosie waren vergaan.
Bij het manuaal- en pedaalklavier is overmatige zijwaartse speling
van de toetsen verholpen en nieuw dempingsmateriaal aangebracht.
Het pijpwerk is schoongemaakt en beschadigingen zijn hersteld.
De papieren afdichting onder de hoeden van de gedekte metalen
pijpen is vervangen door vliesdoek. De originele steminrichtingen
van de frontpijpen zijn in het verleden vervangen door stemkrullen.
Bij kleinere frontpijpen zijn de stemlappen nu weer in ere hersteld.
Bij de grotere frontpijpen zijn de stemkrullen behouden. In de Mix-
tuur, Quint 3’ en de Octaven 4’ en 2’ moesten enkele pijpen worden
verlengd.

Naast de technische mankementen werden in 2021 ook diverse in-
tonatiegebreken gerapporteerd. Daarbij werd in het onderzoeksrap-
port opgemerkt dat het orgel ‘fraai’ van klank was, maar dat het in
zekere zin ook ‘vermoeid’ klonk.

Außernzell, Maria Himmelfahrt Kirche. Foto: J.L. van den Heuvel Orgelbouw Uit archiefonderzoek kwam naar voren dat het vaststellen van de
juiste winddruk bij de restauratie in 1976 niet geheel probleemloos
verliep. Na proeven werd de destijds aangetroffen winddruk uitein-
delijk verlaagd van 96 naar 62 mm Wk. Overigens bedroeg de wind-
druk bij de demontage in 2021 80 mm Wk. Omdat de aangetroffen

34 Het Orgel jaargang 119 nummer 1

winddruk en intonatie in Akkerwoude vragen opleverde, werd een
vergelijkend onderzoek gedaan bij Van Dam-orgels in Garnwerd,
Midlum, Hindeloopen en Engwierum, alle orgels uit het eerste
kwart van de negentiende eeuw. Deze orgels hebben winddrukken
tussen de 64 en 75 mm Wk. In overleg met de opdrachtgever en
Wim Diepenhorst van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed is
besloten om de intonatie en winddruk in Akkerwoude te herzien.
Hierbij heeft het onderzoek aan de vier genoemde Van Dam-orgels
als grondslag gediend. Conform de referentieorgels zijn de kernsple-
ten in Akkerwoude iets wijder gemaakt dan ze bij de demontage in
2021 zijn aangetroffen. De winddruk is vastgesteld op 75 mm Wk.
Bronnen:
Eindrapport Theo Jellema, orgeladviseur
Het Orgel 1977-11
Het Historische Orgel in Nederland (1790-1818), Amsterdam 1999

Hagestein, Hervormde Kerk. Foto: J.L. van den Heuvel Orgelbouw DORDRECHT, REMONSTRANTSE KERK
Het Maarschalkerweerd-orgel (1909) in de Remonstrantse Kerk
Dispositie De Koff-orgel, Hervormde Kerk, Hagestein in Dordrecht is in de maanden juli en augustus 2022 hersteld. Het
orgel bezit nog originele membraanladen volgens het systeem van
Manuaal (in volgorde vanaf het front): Weigle. Vanwege stookschade moesten deze windladen worden ge-
restaureerd. Ook is het leer van de magazijnbalg en de twee regula-
Octaaf 2’ Orgelmetaal, 1969 teurbalgen vernieuwd.
De in 1966 op het hoofdwerk toegevoegde Mixtuur II-III paste on-
Prestant 8’ C-h0 zink, in front; c1-f3 orgelmetaal, op voldoende in het klankbeeld. Besloten is om dit register te vervan-
gen door een Violon 8’. Hiervoor is qua makelij passend pijpwerk
windlade; 1920 gebruikt dat afkomstig is uit voorraad van de restaurateur en stamt
uit de dezelfde periode als het orgel. Het overige pijpwerk is nagelo-
Viola di Gamba 8’ C-H gecombineerd met Roerfluit; c0-f3 orgel- pen op intonatie en waar nodig gerepareerd.
De werkzaamheden zijn uitgevoerd door Slooff orgelbouw te
metaal; 1920 Gouderak.
Bronnen:
Roerfluit 8’ C-H mahoniehout, gedekt, 1969; c0-f3 orgel- Jaques Helling, Slooff Orgelbouw
Het Historische Orgel in Nederland (1902-1910), Amsterdam 2010
metaal, hoeden met roeren, 1920
HAGESTEIN, HERVORMDE KERK
Fluit 4’ C-H zink, c0-f3 orgelmetaal; geheel open en In 2022 restaureerde J.L. van den Heuvel-Orgelbouw B.V. te Dor-
drecht het J. de Koff-orgel in de Hervormde Kerk van Hagestein.
conisch; 1920 Het instrument werd gebouwd in 1920 onder advies van Joh. G.
Coljee, organist te Vianen.
Bourdon 16’ C-d1 op pneumatische lade, mahoniehout, In 1962 kreeg het orgel een windmotor en in 1969 volgde een res-
tauratie door Albert de Graaf. Hij herstelde de windlade en bracht
1969; d#1-f3 op manuaallade, orgelmetaal hechthouten dekplaten aan. Ook plaatste hij verende ringen on-
der de pijpstokken. De leerpulpeten werden vervangen door meta-
met hoeden; enkele pijpen 1920, overig len schijfjes, gemaakt van muntjes van een cent waarin een gat was
geboord. Het houten pijpwerk werd integraal vervangen vanwe-
pijpwerk uit voorraad Van den Heuvel ge aantasting door houtworm. De Cornet IV discant verving De
Graaf door een Mixtuur III-IV op tweevoets basis. Ook plaatste hij
Octaaf 4’ C-H zink, c0-f3 orgelmetaal; 1920 een nieuwe Octaaf 2’ op de pijpstok van de Bourdon 16’. Laatst-
genoemd register stond vanaf d#1 op de windlade en werd verwij-
Cornet IV discant c1: 4’ – 22/3’ – 2’ – 13/5’; orgelmetaal; pijp- derd. Het pijpwerk voor de bas stond op een pneumatische kegel-
lade langs de zijwand binnenin de orgelkas opgesteld. Dit deel van
werk 1969, samenstelling 2004 de Bourdon 16’ bleef voor de tonen C-h0 als transmissie op het
manuaal beschikbaar. Voor de toetsen c1-d1 werd deze transmissie
Trompet 8’ b/d Bekers C-h0 zink, c1-f3 orgelmetaal; koppen

lood, stevels zink; 1920


Pedaal:

Subbas 16’ gecombineerd met de Bourdon 16’



Pedaalkoppel mechanisch

Tremulant

Ventiel

Klavieromvang: manuaal C-f3, pedaal C-d1
Stemming: evenredig zwevend
Toonhoogte: a1 = 440 Hz
Winddruk: 80 mm Wk

Het open pijpwerk uit 1920 is grotendeels voorzien van
expressions

januari 2023 35

stilgelegd. De Rotterdamse orgelmaker H.B. Scheuerm­ an wijzigde Hippolytushoef, Hippolytuskerk. Foto’s: Kors Jan Snoeij
omstreeks 2004 de Mixtuur weer in een Cornet IV discant, daarbij
gebruikmakend van het Mixtuurpijpwerk uit 1969. Het Orgel jaargang 119 nummer 1
Bij de werkzaamheden in 2022 is de orgelkas tegen houtworm be-
handeld. De dubbelvouwige magazijnbalg is opnieuw beleerd met
wit rundleer, de vouwen zijn beplakt met papier. De handpompin-
stallatie en de schepbalgen zijn nagezien en waar nodig hersteld.
De muntstukjes in de windlade zijn weer vervangen door leerpulpe-
ten. De speelventielen zijn gevlakt en opnieuw beleerd. De dekpla-
ten en de verende ringen zijn behouden. De speelmechanieken zijn
opnieuw ingevoerd. De pneumatische tractuur van het pedaal is her-
steld. De membranen zijn vernieuwd en het leer van de kegels is ver-
vangen. Het manuaal- en pedaalklavier zijn grondig gerestaureerd.
De discant van de Bourdon 16’ kon weer worden ingevuld met nog
enkele originele pijpen die op de orgelkas bewaard waren gebleven.
Het register is verder aangevuld met pijpwerk van dezelfde factuur
uit voorraad van Van den Heuvel. De Octaaf 2’ is op een nieuwe
kantsleep aan de frontzijde van de windlade geplaatst. Al het pijp-
werk is gecontroleerd op defecten en waar nodig hersteld, de into-
natie is nagelopen. Van het metalen pijpwerk zijn diverse pijpvoeten
vervangen vanwege corrosie. De aansturing van de tonen C-d1 van
de Bourdon 16’/Subbas 16’ op de pneumatische kegellade werkt via
een transmissiekastje. In dit kastje zijn tooncancellen aangebracht.
Het pedaal is door middel van pneumatiek op deze cancellen aan-
gesloten. Het manuaal is mechanisch aangesloten en heeft daarvoor
speelventielen in de cancellen van het transmissiekastje. Vanaf het
transmissiekastje is de bediening naar de kegellade pneumatisch.
Het gerestaureerde orgel is tijdens een kerkdienst op Goede Vrijdag
15 april 2022 weer in gebruik genomen.
Bronnen:
Jan van den Heuvel, J.L. van den Heuvel Orgelbouw B.V.
http://vandenheuvel-orgelbouw.nl

HIPPOLYTUSHOEF, HIPPOLYTUSKERK
In april 2022 is de restauratie van het Knipscheer-orgel in de Hip-
polytuskerk in Hippolytushoef afgerond. Het orgel werd vervaar-
digd door de gebroeders Knipscheer (derde generatie) te Amster-
dam en in 1870 in gebruik genomen. De voorlaatste restauratie
werd uitgevoerd in 1977 door Albert de Graaf. In 2019 was de
toestand van het orgel dermate dat er advies is ingewonnen via de
Commissie Orgelzaken van de Protestantse kerk in Nederland. Or-
geladviseur Cees van der Poel schreef een onderzoeksrapport en
herstelplan, en begeleidde de restauratie. Na een offerteronde is de
uitvoering van het werk opgedragen aan de firma Bakker & Tim-
menga te Leeuwarden, die het orgel voordien ook in onderhoud
had. Op Paasochtend 2022 is het gerestaureerde orgel weer in ge-
bruik genomen.
De orgelkas is schoongemaakt en de (krimp)schade is hersteld. Ook
is de orgelkas in eigen beheer aan de achterliggende muur veran-
kerd. De huidige bruine houtimitatie-afwerking stamt waarschijn-
lijk van rond 1900. Deze is waar nodig in eigen beheer bijgewerkt.
De oorspronkelijke kleurstelling van de orgelkas was roodbruin.
Het blinderingssnijwerk is waar nodig weer vastgezet, gecomple-
teerd en opnieuw verguld.
De dubbelvouwige magazijnbalg is gerestaureerd en daarbij van
nieuw leer en papier voorzien. De twee schepbalgen waren buiten
gebruik gesteld en zijn bij deze restauratie vastgezet. Het motorka-
naal is vernieuwd en er is een nieuwe gordijnregelaar geplaatst in

36

het pijpwerk is nagelopen. De winddruk bedraagt na de restauratie
70 mm Wk. De toonhoogte is 435 Hz bij 16 °C. Voor het overige
hebben er geen wijzigingen aan het orgel plaatsgevonden.
Bronnen:
Cees van der Poel, orgeladviseur
Het Historische Orgel in Nederland (1790-1818).

NIEUW-BEIJERLAND, DORPSKERK
De dispositie van het Van Dam-orgel (1913) in de Dorpskerk in
Nieuw-Beijerland heeft een wijziging ondergaan. Het instrument is
in 2017 door Rini Wimmenhove te Hoogeveen geplaatst, nadat er
een restauratie en uitbreiding met een tweede manuaal plaatsvond.
Dezelfde orgelmaker voerde ook de recente wijziging uit. Omdat de
Mixtuur III discant (c1: 4’, 22/3’, 2’; zonder repetities) ten opzichte
van de Trompet 8’ als te zwak werd ervaren, is dit register gewijzigd
in een Cornet III discant (c1: 22/3’, 2’, 13/5’). Hierbij is het Van Dam-
pijpwerk uit de Mixtuur hergebruikt.
Het pedaal was permanent aangehangen aan het ondermanuaal. Op
wens van de organisten is er een pedaalkoppel toegevoegd, zodat
het pedaal nu zelfstandig kan worden gebruikt met de daarop aan-
wezige Subbas 16’.

Bronnen:
Rini Wimmenhove, Wimmenhove Orgelmaker
Het Orgel 2018-5

Nieuw-Beijerland, Dorpskerk. Van Dam-orgel. Foto: Jan Smelik NOORBEEK, ST.-BRIGIDAKERK
Op 3 februari 2021 werd de Sint-Brigidakerk in Noorbeek getroffen
plaats van de aanwezige klepregelaar. door een brand. Deze legde het barokke hoogaltaar in het koor vol-
In de windlade is een windoverloop tussen twee cancellen verhol- ledig in de as. De galmgaten in de kerktoren werkten als een schoor-
pen en zijn de leerpulpeten vernieuwd. Ook is er nieuw afdichtings- steen, waardoor hitte en rook langs het hoofdorgel aan de westzijde
papier op de vervoerplanken voor het frontpijpwerk aangebracht. van de kerk werden gezogen. Hoewel de vlammen het orgel niet be-
Van het manuaalwellenbord zijn de welstiften vervangen door reikten, raakte het in 1851 door Wilhelm Koulen gebouwde instru-
dunnere exemplaren. Kromgetrokken abstracten zijn vernieuwd ment ernstig beschadigd. In de kerk staat ook een klein positief uit
in hemlock. Het abstractdraadwerk, de festonneringen en de leer- 1973 van de firma Verschueren. Dit bleef ongeschonden tijdens de
moeren zijn eveneens vernieuwd. Het koppelwellenbord is gerevi- brand.
seerd. De abstracten van de pedaalkoppel hebben veren gekregen Van het Koulen-orgel liep het pijpwerk van het hoofdwerk aanzien-
zodat ze niet meer meebewegen wanneer er alleen op het manuaal- lijke schade op. De frontpijpen gingen tot op enkele kleine restanten
klavier wordt gespeeld. na verloren. Het onderpositief doorstond de brand beter. De orgel-
Loszittend toetsbeleg van het manuaalklavier is weer vastgezet en kas trok als gevolg van de hitte op diverse plaatsen krom en het snij-
het stootkussen is vernieuwd. De beschadigde omlijsting van het werk verkoolde. Al het leer werd door de hitte onbruikbaar.
manuaalklavier is hersteld en in de was gezet. De polstering van het Het binnenwerk, de orgelkas en de windvoorziening werden over-
pedaalklavier is vervangen en de veren zijn ontroest. Het klavier- gebracht naar de werkplaats van Verschueren Orgelbouw in Itter-
raam van het pedaal was grijs geschilderd, maar is naar voorbeeld voort. Daar werd aan de hand van een grondig onderzoek een res-
van andere Knipscheerorgels weer blank gemaakt en in de was ge- tauratieplan uitgewerkt.
zet. De blauwgrijs geschilderde orgelbank en vloer onder het pe- De orgelkas, de ornamentiek en de beelden zijn schoongemaakt,
daalklavier hebben een bij de orgelkas passende bruine afwerking hersteld en waar nodig verstevigd. Nieuwe delen hout zijn op kleur
gekregen. gebracht en het geheel is in de boenwas gezet. Van de twee engelen-
Het pijpwerk is schoongemaakt en hersteld. Hierbij zijn vele ge- beelden zijn de bazuinen opnieuw verguld. De orgelkas staat op een
corrodeerde pijpvoeten vervangen. Het afdichtingspapier onder de nieuw aangebrachte vloer en is bij de terugplaatsing enkele centime-
hoeden van het metalen pijpwerk is vernieuwd. Dit bestond hoofd- ters verder naar voren geplaatst dan voorheen.
zakelijk nog uit kranten van rond de bouwtijd. Het frontpijpwerk De twee originele spaanbalgen en de originele stootbalg zijn geres-
is opgepoetst en de labia zijn opnieuw verguld. De intonatie van taureerd en van nieuw leer en papier voorzien. Voorheen was een
spaanbalg aangesloten op de windmotor. Bij de restauratie is het
motorkanaal aangepast en zijn beide spaanbalgen aangesloten. Van-
wege houtworm was het noodzakelijk om te erg aangetaste delen

januari 2023 37

van de balgen en windkanalen, en de gehele grenen balgenkas te ver-
nieuwen. De windmotor is vernieuwd, maar met de herstelde treed-
installatie kan er ook weer met getreden wind worden gespeeld. De
windladen zijn geheel schoongemaakt en gecontroleerd op lekkages.
Onder de pijpstokken zijn nieuwe Liegelind-ringen aangebracht.

De mechanieken zijn volledig gerestaureerd. Hierbij zijn leren en
vilten onderdelen integraal vervangen. Waar nodig is ook het draad-
werk vernieuwd. De oorspronkelijke walsen van de pedaalmecha-
niek zijn vervangen door nieuwe, degelijkere exemplaren in een
walsraam. De oorspronkelijke exemplaren waren afzonderlijk (zon-
der walsraam) aan een zijde aan de torenmuur bevestigd en konden
na het herstel van de torenwand en de herplaatsing van de orgelkas
niet op dezelfde wijze worden teruggeplaatst.
Overmatige speling in de klavieren en de koppelmechanieken is
weggenomen. Het fineer op de bakstukken en de klavierlijsten is
hersteld en gepolitoerd. In de werkplaats van Verschueren bleken
nog enkele originele registerknoppen van het orgel bewaard te zijn
gebleven. Bij de restauratie in 1971 werden deze vervangen door
exemplaren in een afwijkende factuur met registerplaatjes erboven.
De originele exemplaren kunnen vanwege hun staat niet worden
teruggeplaatst en zijn daarom gekopieerd. De nieuwe exemplaren
hebben porseleinen plaatjes naar voorbeeld van de originele regis-
terknoppen. De registerplaatjes uit 1971 zijn weer verwijderd.

De frontpijpen zijn allemaal gereconstrueerd. Belangrijke aankno- Noorbeek, St.-Brigidakerk
pingspunten leverden enkele restanten van pijpvoeten die de brand Foto’s: Verschueren Orgelbouw
overleefden en de in 1971 opgenomen mensuren van het pijpwerk.
De nieuwe frontpijpen hebben een hoog tingehalte, de labia zijn
van bladgoud voorzien. Het houten pijpwerk van het hoofdwerk
vertoonde scheuren en de verflaag op deze pijpen was door de hitte
aangetast. De beschadigde pijpen zijn gerestaureerd en de stoppen
zijn van nieuw leer voorzien en passend gemaakt. Daar waar de be-
schadigde verflaag op het houten pijpwerk moest worden verwij-
derd, werd deze in dezelfde kleurstelling opnieuw aangebracht. De
boveneinden van het metalen pijpwerk van het hoofdwerk raakten
met name vanaf viervoetslengte beschadigd. De hitte heeft het ma-
teriaal vervormd en getransformeerd. Het bros geworden metaal is
daardoor onbruikbaar en kan bovendien niet meer gesoldeerd wor-
den. Daarom heeft dit pijpwerk nieuwe boveneinden gekregen. De
tongwerken zijn verder grondig schoongemaakt, nagezien en her-
steld. Ook de grotere bekers van de Trompette 8’ hebben nieuwe
boveneinden gekregen. De bekers van de Oboe 8’ zijn verstevigd
aan de onderzijde om het omvallen tegen te gaan. De houten kop-
pen van de Euphone 8’ zijn met behulp van messing pennetjes in de

38 Het Orgel jaargang 119 nummer 1

Ridderkerk, Sionskerk. Foto: J.L. van den Heuvel Orgelbouw

metalen stevels geborgd. RIDDERKERK, SIONSKERK
Het pijpwerk is geheel opnieuw geïntoneerd. De noodzakelijk in- In 2015 nam de Hersteld Hervormde Gemeente te Ridderkerk
tensievere schoonmaak van het pijpwerk maakte een integrale aan- de nieuwe Sionskerk in gebruik. De kerkzaal biedt plaats aan 670
pak noodzakelijk. Voortschrijdende inzichten ten aanzien van de bezoekers, dit aantal kan desgewenst worden uitgebreid naar 750
intonatie bij de restauratie in 1971 hebben ertoe geleid dat deze op plaatsen. De eerste jaren werd een elektronicum gebruikt, maar op
sommige punten is herzien. Tot slot is het pijpwerk gestemd in de 28 januari 2022 is een nieuw orgel van J.L. van den Heuvel Or-
evenredigzwevende temperatuur op een toonhoogte van a1 = 451 gelbouw te Dordrecht in gebruik genomen. Dit gebeurde met een
Hz bij 16 °C. De winddruk is vastgesteld op 72 mm Wk. livestreamconcert door Peter Eilander.
Het gerestaureerde orgel is op 6 november 2022 weer in gebruik
genomen met een orgelconcert door Sjef Streukens en Marcel Het nieuwe orgel heeft negenentwintig registers, verdeeld over
Verheggen. Laatstgenoemde begeleidde het restauratietraject als twee manualen en pedaal. Het kasontwerp grijpt terug op de peri-
orgeladviseur. ode rond 1900. De onderlijst, balustrade en de orgelkas zijn door
Bronnen: Martijn van der Horst (Van den Heuvel Orgelbouw) ontworpen
Johan Zoutendijk, Verschueren Orgelbouw BV. in samenwerking met Jan van den Heuvel. Het vooruitspringen-
Het Historische Orgel in Nederland (1850-1858), Amsterdam 2002 de pseudo-onderpositieffront was in een eerder ontwerp nog niet
voorzien, maar is toegevoegd op instigatie van een gemeentelid.

januari 2023 39

Dispositie Van den Heuvel-orgel, Sionskerk te Ridderkerk

sleepvolgorde vanaf het front (de weergegeven percentages betreffen het tin in het orgelmetaal)

Hoofdwerk

Cornet V discant Op verhoogde stok; orgelmetaal 62%; 8’-koor gedekt, met roeren

Samenstelling c1: 8’ – 4’ – 22/3’ – 2’ – 13/5’

Prestant 8’ Gedeeltelijk in het front, orgelmetaal 80%

Bourdon 16’ C-h0 hout, gedekt; pijpen voor C – H gecombineerd met Subbas 16’; c1-g3 orgelmetaal 42%, gedekt, vanaf c2 met

roeren

Salicionaal 8’ Gedeeltelijk in het front, orgelmetaal 80%

Dwarsfluit 8’ C-H gecombineerd met Roerfluit 8’; c0-g3 orgelmetaal 62%, overblazend vanaf f1

Octaaf 4’ Orgelmetaal 62%

Roerfluit 8’ C-H hout, gedekt; c0-g3 orgelmetaal 42%, gedekt, met roeren

Quint 22/3’ Orgelmetaal 62%

Octaaf 2’ Orgelmetaal 62%

Blokfluit 4’ Orgelmetaal 42%; C-h0 gedekt, met roeren, c1-g3 open

Mixtuur III-V Orgelmetaal 62%

Samenstelling:

C 2’ 11/3’ 1’

c0 22/3’ 2’ 11/3’ 1’

c1 4’ 22/3’ 2’ 11/3’

c2 8’ 4’ 22/3’ 2’ 11/3’

f#2 8’ 51/3’ 4’ 22/3’ 2’



Klarinet 16’ Bekers orgelmetaal 42%, cilindrische bekers op conus en voorzien van beweegbare bovenkrop (hooded); metalen

koppen en stevels; Franse traankelen

Trompet 8’ Bekers orgelmetaal 42%; metalen koppen en stevels; C-a0 gesloten Duitse kelen, b0-h1 open Duitse kelen, c2-g3

open parallelkelen

Zwelwerk

Viola 8’ C-H gecombineerd met Baarpijp 8’; c0-g3 orgelmetaal 70%, met expressions

Baarpijp 8’ C-H hout, gedekt; c0-g3 orgelmetaal 62%, open, licht conisch

Salicet 4’ Orgelmetaal 62%, met expressions

Nachthoorn 8’ C-H gecombineerd met Baarpijp 8’; c0-g3 orgelmetaal 42%, gedekt, vanaf c1 met roeren

Vox celeste 8’ Af c0; orgelmetaal 70%, met expressions

Koppelfluit 4’ Orgelmetaal 42%, open, cilindrisch met conische hoeden

Nasard 22/3’ Orgelmetaal 62%, conisch

Flageolet 2’ Orgelmetaal 62%, conisch

Terts 13/5’ Orgelmetaal 42%

Quintfluit 11/3’ Orgelmetaal 42%

Hobo 8’ Bekers orgelmetaal 42%; metalen koppen en stevels; C-h0 traankelen, c1-g3 open parallelkelen (naar Cavaillé-Coll)

Vox Humana 8’ Bekers orgelmetaal 42%, dubbelconus op cilinder, deels met cilindrisch bovenstuk; bekers C-h2 met klapdekseltjes;

metalen koppen en stevels; scheepjeskelen

Pedaal Bekers orgelmetaal 42%, halve bekerlengte; houten stevels met windregulatie en membraan, metalen koppen; ge-
Bazuin 16’ sloten Duitse kelen
Orgelmetaal 42%
Gedekt 8’ Hout, gedeeltelijk afgevoerd tegen de achterwand
Open fluit 8’ Hout, gedekt; C-H op moteursladen tegen de zijwanden, aangestuurd vanuit hoofdwerk- en pedaallade
Subbas 16’

Speelhulpen

Koppels HW-ZW, Ped-HW, Ped-ZW

Tremulant HW, ZW

Klavieromvang: manualen C-g3, pedaal C-f1

Stemming: evenredig zwevend

Toonhoogte: a1 = 440 Hz bij 20°C

Winddruk: hoofdbalg/pedaal 85, hoofdwerk 70, zwelwerk 75 mm Wk

40 Het Orgel jaargang 119 nummer 1

Foto’s: J.L. van den Heuvel Orgelbouw

Deze schonk zowel de uit Friesland afkomstige preekstoel van rond zwelkast is dubbelwandig uitgevoerd met jaloezieën aan de voor-
1900 alsook een groot bedrag voor de bouw van het orgel. zijde. Het pijpwerk op de enkele windlade heeft een piramidale op-
Het orgelfront volgt niet de indeling van het binnenwerk. Zo is de stelling in C- en C#-zijde. De windladen hebben cancellenramen,
kas van het pseudo-onderpositief leeg, het binnenwerk staat geheel dammen, slepen en ventielkastvoorslagen van eikenhout. De fun-
in de hoofdkas. Het meubel is vervaardigd van Zuid-Europees ei- damentbalken, ventielkasten en pijpstokken zijn van mahoniehout.
kenhout. Het inwendige stellingwerk is gemaakt van metalen ko- De ventielen zijn van red ceder.
kerprofielen die zijn afgewerkt met een poedercoating. De mechanische registertractuur bestaat uit zwaarden en wellen
De windvoorziening bestaat uit een hoofdbalg met twee regu- van metaal. De trekkers zijn van eikenhout. De speelmechaniek be-
lateurbalgen voor de manualen. Het pedaal is rechtstreeks op de staat uit houten winkelhaken, wippen en abstracten met metalen
hoofdbalg aangesloten. De balgen zijn gemaakt als enkelvouwige wellen. De welramen zijn van mahoniehout. De manualen hebben
rechtopgaande balgen met onderbak. De onderbakken en boven- beenbeleg op de ondertoetsen, de boventoetsen zijn van ebben. De
bladen zijn van mahoniehout, de vouwen van eikenhout. De wind- bakstukken en klavierlijsten zijn van coromandelhout. Het pedaal-
kanalen zijn van mahoniehout. klavier is van eiken, de boventoetsen zijn voorzien van opdikken.
De C- en C#-lade van het hoofdwerk ligt direct boven de hoofd- De coromandelhouten registerknoppen hebben porseleinen naam-
balg en hoofdwerkregulateur, iets hoger dan de balustrade. Voor de plaatjes. Voor de manualen zijn ze in twee horizontale rijen boven
tonen C-g0hebben deze laden dubbele cancellen. De C- en C#-lade de klavieren aangebracht. Voor het pedaal in een verticale rij rechts
voor het pedaal ligt achter die van het hoofdwerk. en voor de speelhulpen links van het klavier. Het zwelpedaal is uit-
Bij beide werken is het pijpwerk in hele tonen op de windladen op- gevoerd als balanstrede.
gesteld, vanaf de buitenzijden naar het midden aflopend. Het zwel- Het dispositieontwerp en klankbeeld zijn in goed overleg met de
werk is boven in de orgelkas opgesteld, boven de pedaalladen. De plaatselijke orgelcommissie en hun adviseur Wouter Schalkoort

januari 2023 41

In der Vereinten Evangelische gekozen. Hierbij heeft de primaire functie van dit orgel vooropge-
Kirchengemeinde in Mülheim an der Ruhr staan: het begeleiden van de isometrische gemeentezang. Het pijp-
werk is geheel nieuw gemaakt. Het houten pijpwerk is vervaardigd
ist zum 01.01.2024 oder früher die van Sipo mahonie. Het frontpijpwerk heeft vergulde labia en be-
staat uit pijpwerk van de Prestant 8’ en Salicionaal 8’.
A-Kirchenmusikerstelle Bronnen:
Peter van den Heuvel, J.L. van den Heuvel Orgelbouw B.V.
an der Petrikirche in der Innenstadt zu http://vandenheuvel-orgelbouw.nl
100 Prozent neu zu besetzen. www.reliwiki.nl

Die Kirchenmusik hat in der Gemeinde einen WAARDER-DRIEBRUGGEN, HERSTELD HERVORMDE KERK
außergewöhnlich hohen Stellenwert. Das Herzstück bildet De Hersteld Hervormde Gemeente in Waarder-Driebruggen kerk-
die räumlich unmittelbar an der Petrikirche angesiedelte te sinds 2008 in een tijdelijk gebouw met daarin een elektronicum.
Singschule. Mit ca. 160 Kindern und Jugendlichen wird hier Op Hemelvaartsdag 2021 werd een nieuw, groter kerkgebouw in
klassischer Gesang gepflegt. gebruik genomen met plaats voor zevenhonderd bezoekers. In het
jaar daarvoor werd de Bethlehemkerk in Hoogvliet gesloten en
Wir bieten kwam het daarin aanwezige orgel van W.N. de Jongh uit 1974 te
• eine Stadtkirche mit guter Akustik und drei koop te staan. Van dit orgel werd in 1991 de dispositie aangepast.
De Jongh plaatste een nieuwe pedaallade met daarop nieuw hou-
hochwertigen Orgeln; ten pijpwerk voor een gecombineerde Subbas 16’ en Gedekt 8. Hij
• gute Probenräume und ein große Notenbibliothek; schoof de Nasard 11/3’ op tot Nasard 22/3’.
• die Unterstützung einer Schulmusikerin (Hauptfach In samenspraak met de Orgelbouw Advies Commissie van de Ver-
eniging Organisten Gereformeerde Gemeenten (VOGG) is de
Gesang), die sechs Gruppen mit jüngeren Kindern mogelijkheid voor aankoop van het orgel uit Hoogvliet onder-
leitet; zocht; een anonieme schenking heeft uiteindelijk de doorslag ge-
• ein Gemeindebüro, das viele Aufgaben für die geven. De opdracht voor de overplaatsing is verleend aan Orgelma-
kirchenmusikalische Arbeit erledigt. kerij Boogaard uit Rijssen. Omdat het kerkgebouw in Driebruggen
groter is dan dat in Hoogvliet, is het De Jongh-orgel uitgebreid van
Wir suchen elf naar twintig registers. De werkzaamheden zijn begeleid door de
eine inspirierende Musikerpersönlichkeit, die adviseurs Dick den Engelsman en Herman den Hollander (namens
• kreativ und engagiert Gottesdienste und andere de OAC van de VOGG).
De orgelkas is in verband met de dispositie-uitbreiding vergroot.
Veranstaltungen musikalisch gestaltet; Voor de pedaalladen zijn twee zijtorens aan het geheel toegevoegd.
• die Singschule musikalisch und stimmlich auf hohem Het oorspronkelijke front is op een onderkas geplaatst en de kap-
pen hebben een sierlijst gekregen. De console van de middento-
Niveau weiterführt; ren is opgehoogd en de kap is omhoog gebracht. Het labiumver-
• die Kantorei (65 Mitglieder) als Gemeindechor leitet; loop in deze toren is gewijzigd van horizontaal naar v-vormig. De
• den Kammerchor (25 Mitglieder) mit anspruchsvollem oorspronkelijke buitenste zijvelden zijn iets ingekort, opgedeeld
en ingevuld met nieuw frontpijpwerk voor de Prestant 8’ van het
Programm weiterentwickelt; hoofdwerk. De vier koperen frontpijpen die voorheen in deze vel-
• Veranstaltungsreihen weiterführt und entwickelt; den stonden waren van de oorspronkelijke Subbas 16’ die in 1991
• als Teil des jährlichen Orgelfestival.Ruhr Konzerte buiten gebruik werd gesteld. De orgelkas is in een matte antraciet-
kleur met enkele gouden biezen afgewerkt. Het blinderingssnij-
spielt und organisiert. werk stamt deels nog uit 1974 en is in stijl aangevuld.
Het hoofdwerk en nevenwerk zijn geplaatst op een gecombineer-
Ein großer Förderkreis für Kirchenmusik unterstützt de windlade die vanwege de dispositie-uitbreiding is vergroot. Aan
Projekte wie Oratorien oder die jährliche Kinderoper. de voor- en achterzijde zijn oplegstokken toegevoegd met extra re-
Die „Stiftung Petrikirchenhaus“ stellt im 2016 neu gisterslepen. Voor het pedaal zijn twee geheel nieuwe windladen
errichteten Petrikirchenhaus speziell auf die Bedürfnisse vervaardigd.
der Singschule ausgelegte Räume bereit und finanziert De windvoorziening is aangepast. Er is een nieuwe magazijnbalg als
sieben Wochenstunden Organisationsarbeit. hoofdbalg geplaatst en er zijn nieuwe windkanalen vervaardigd. De
twee originele balgen onder de hoofdwerk- en nevenwerkwindlade
Die Vereinte Evangelische Kirchengemeinde Mülheim zijn gehandhaafd en dienen als regulateurbalgen voor deze werken.
ist eine Gemeinde mit 8.345 Gemeindemitgliedern und De speel- en registermechanieken voor het pedaal zijn geheel nieuw
zwei Pfarrstellen. Mülheim an der Ruhr mit ca. 170.000 gemaakt. De bestaande registermechaniek voor de manualen is ge-
Einwohnern liegt am Rande des landschaftlich reizvollen wijzigd en uitgebreid. De claviatuur uit 1974 is behouden, maar de
Bergischen Landes zwischen Duisburg und Essen. lessenaar en de vierkant uitgevoerde eikenhouten registerknoppen

Ihre Bewerbung, gerne auch per Email, richten Sie bitte bis
zum 30.01.2023 an den Vorsitzenden des Presbyteriums
der Vereinten Ev. Kirchengemeinde, Althofstrasse 9,
D-45468 Mülheim an der Ruhr, [email protected].

Den vollständigen Ausschreibungstext finden Sie unter www.vek-muelheim.
de/category/aktuelles/ und www.musik-in-petri.de/aktuelles

Weitere Informationen bei Gijs Burger, +49(0)208-3880025

42 Het Orgel jaargang 119 nummer 1

Hoogvliet, Bethlehemkerk, De Jongh-orgel zijn vervangen. De nieuwe gedraaide registerknoppen hebben por-
Foto: Aad de Ligt seleinen registerschildjes. Bij de uitbreiding in 2022 is de volgende
dispositie gecreëerd (vermelding in sleepvolgorde, cursief weerge-
Waarder-Driebruggen, Hersteld Hervormde Gemeente, De Jongh-orgel geven registers zijn in 2022 aan de dispositie toegevoegd):
Foto: Orgelmakerij Boogaard ▪ Hoofdwerk: Prestant 8’ (deels in front), Bourdon 16’ (af c0), Cornet
IV discant (op verhoogde stok), Quint 22/3’, Octaaf 2’, Roerfluit 8’,
Octaaf 4’, Mixtuur III
▪ Nevenwerk: Holpijp 8’, Gamba 8’, Koppelfluit 4’, Nasard 22/3’,
Woudfluit 2’, Terts 13/5’, Schalmey 8’
▪ Pedaal: Subbas 16’, Gedekt 8’, Prestant 8’ (deels in front), Octaaf
4’, Bazuin 16’
Koppels: HW-NW, Ped-HW, Ped-NW
Tremulant HW en tremulant NW (onafhankelijk te bedienen met
dezelfde registertrekker)
Klavieromvang: manuaal C-g3, pedaal C- f1
Stemming: evenredig zwevend
Toonhoogte: a1 = 440 Hz bij 18 °C
Winddruk: hw 75, nw 72 en ped 85 mm Wk (voorheen resp. 71,
67 en 78 mm Wk)
De oorspronkelijke Kromhoorn 8’ met eikenhouten bekers is ver-
vangen door een Schalmey 8’. De Octaaf 2’ is van het nevenwerk
naar het hoofdwerk verhuisd. Het pijpwerk van de Cornet IV,
Bourdon 16’ en Bazuin 16’ is geheel nieuw vervaardigd; de overige
nieuwgeplaatste registers komen uit voorraad van de orgelmaker.
In verband met de grotere kerkruimte is het pijpwerk opnieuw ge-
ïntoneerd op een hogere winddruk dan voorheen. In verband hier-
mee is het pijpwerk van de Octaaf 4’ (hoofdwerk), Octaaf 2’ en de
Nasard 3’ een halve toon opgeschoven.
Bronnen:
Het Orgel, 1974-6
Marthijn Slooijer, Orgelmakerij Boogaard B.V.
Kerk & Muziek, 2022-4

januari 2023 43

Vers van de pers

Boeken

Jolanda Zwoferink, Het Uitgave in eigen beheer 2022 Wilhelm Hafner, Das Orgelwerk von
‘Bach-orgel’. De uitvoerings- 24 blz. en losse partijen André Fleury (1903-1995) und sein
praktijk van het orgeloeuvre Prijs: € 13,50 Verhältnis zur französischen Orgelmusik
van Johann Sebastian Bach Bestellen: www.gerrit-thart.nl des 20. Jahrhunderts
in relatie tot het achttiende- Baden-Baden & Bouxwiller: Editions
eeuwase Midden-Duitse Gerrit ’t Hart, Pièce de Valentin Koerner, 2021
orgel, in het bijzonder de la Gare voor clavecim- ISBN 978-3-87320-602-1
orgels van Gottfried Silbermann. bel of orgel (of piano). 469 blz.
Houten: Den Hertog, 2022 Uitgave in eigen be- Prijs: € 96,00
ISBN 978-90-331-3206-3 heer 2022 bestellen: https://koernerverlag.de
320 blz. 8 blz.
gebonden Prijs: € 7,50 Recensent: René Verwer
Prijs: € 29,90 Bestellen: www.gerrit-thart.nl
Bestellen: www.hertog.nl De Collection d’études musicologiques /
Hans Jansen, De pro- Friedrich Klose, Sammlung musikwissenschaftlicher Abhan-
testantse kerkmuziek in Präludium und delungen waarvan deze band onderdeel is,
Duitsland vanaf 1945 en Doppelfuge für behandelt een uitgebreid scala aan onder-
haar invloed op de Neder- Orgel. (Choral werpen, variërend van gregoriaanse ritmes
landse kerkmuziek. am Schluss mit 4 en Palestrina-studies tot de soloconcert-
Middelburg: Skandalon, Trompeten und vorm bij Vivaldi en briefwisselingen van
2022 4 Posaunen.) Herausgegeben von Ger- Cosima Wagner. In 2000 verscheen van
ISBN 978-94-93220-27-0 hard Weinberger. Wilhelm Hafner een uitgave over Jehan
292 blz. Beeskow: Ortus Musikverlag, 2022 Alain (Band nr. 92), zijn hier te bespreken
paperback (OM304) boek over Fleury volgt dezelfde opzet.
Prijs: € 24,95 ISMN: 979-0-502342-23-4
Bestellen: www.skandalon.nl 30 blz. & losse partijen Ter gelegenheid van Fleury’s 25ste sterf-
Prijs: € 29,95 jaar schreef ik enkele jaren geleden een
Bestellen: www.ortus-musikverlag.de tweeluik over deze ‘laatste orgelsymfoni-
cus’ (deel 1 over zijn leven, Het Orgel jrg.
Bladmuziek Heinrich 117/1, januari 2021, blz. 32-39; deel 2 over
Scheidemann zijn werk met toelichtingen op enkele com-
Henk Lemckert, 150 Psal- (~1595–1663) posities, Het Orgel, jrg. 117/2, maart 2021,
men in tenorzettingen. Chorale Fanta- blz. 10-17).
Uitgave: Stichting Lied- sien für Orgel.
boekzettingen.nl Urtext edited by Kort samengevat: André Fleury, geboren
Prijs: € 19,95 (plus € 5 Pieter Dirksen in een voorstad van Parijs, studeerde orgel
verzendkosten) Breitkopf & Härtel (EB 8938) bij Letocart (oud-leerling van Franck),
Bestellen: [email protected] ISMN 979-0-004-18607-7 Gigout, Vierne en Dupré. Bij de laatste
Gerrit ’t Hart, Psalmbewer- 92 blz.
kingen voor orgel. Deel 27 Prijs: € 38,04 Het Orgel jaargang 119 nummer 1
(Psalm 27, 110, 140, 143, Bestellen: www.breitkopf.com
150, ‘151’).
Uitgave in eigen beheer Cd
2022
68 blz. Bart Jacobs,
Prijs: € 19,50 Recommended by
Bestellen: www.gerrit-thart.nl Bach. Contius Organ
Gerrit ’t Hart, Der Psalmen at St. Michiel, Leuven.
Lust-Hof. Deel 1. (Psalm- Werken van G.
bewerkingen voor diverse Kirchhoff, J.S. Bach, C.Ph.E. Bach,
instrumentale bezettingen W.F. Bach, G.Ph. Telemann, J.G.
– Psalm 1, 8, 21, 75, 95, Walther en J.G. Müthel.
100, 116 en 134) Uitgave: Rameé (RAM 2203) 2022.
Prijs: € 19 (plus verzendkosten)
Bestellen: www.bartjacobs.eu

44

Recensie

behaalde hij in 1926 zijn Premier Prix. worden de composities bescheidener Het laatste hoofdstuk, ‘Das Orgelwerk
Compositie studeerde hij bij Paul Vidal. van omvang (Deuxième Prélude et Fugue von André Fleury innerhalb der französi-
Fleury was een belangrijke representant van [1960], Fantaisie [1968], Prélude, Cantilè- schen Orgelmusik des 20. Jahrhunderts’,
de generatie uit de jaren dertig van de vori- ne et Final [1982]). onderzoekt de relatie tussen Fleury’s mu-
ge eeuw (Marchal, Duruflé, Langlais, Mes- ziek en die van zijn Franse collega’s, zoals
siaen, Litaize, Grunenwald e.a.), hij speelde Tegenover de 22 ‘Werke für grosse Orgel’ die tussen zijn eigen ‘Orgelsymfonik’ en
veelvuldig nieuwe composities van zijn tijd- staan 25 zelfstandige stukken of reeksen, het ‘musikalische Impressionismus’ van zijn
genoten. In 1930 werd Fleury organist van onder andere de Vingt-quatre pièces (1930- dierbare vriend Duruflé. In de dagen dat
de St.-Augustin in Parijs, maar moest deze 34), en de Sept pièces (1966). In 1935 Fleury orgelsymfonieën schreef – dus weer
post wegens gezondheidsproblemen in schreef Fleury een Offertoire pour une Messe een generatie verder dan Vierne –, schre-
1948 opgeven. Hij vestigde zich in Dijon, de la Sainte Vierge (Ave Maria), dat vier- ven Joseph Gilles, Germaine Labole, Jean
waar hij behalve organist van de kathedraal maal werd gepubliceerd. Dit was de eerste Langlais (Première Symphonie) en Michel
St.-Bénigne orgel- en piano­docent werd strikt liturgische orgelcompositie van een Boulnois soortgelijke composities. Met
aan het conservatorium. In 1971 keerde hele reeks (Versets pour le Magnificat du 8e betrekking tot de ‘Préludes et Fugues’ (los
hij terug naar de Franse hoofdstad, werd Ton, Variations sur ‘Adeste fideles’, Offertoire of in reeksen) en ‘triptiques’ noemt Hafner
co-titularis van de St.-Eustache en docent pour l’Ascension, Paraphrase de l’Alleluia de tien respectievelijk achttien voorbeelden.
aan de Schola Cantorum. Daarnaast gaf la Messe de Pâques, etc.), inclusief de Messe Meer dan bekend is het Orgue mystique
hij concerten in Frankrijk en in een aantal pour le XVIe dimanche après la Pentecôte van Tournemire, een collectie van stuk-
Europese landen. Hij maakte slechts één van Tournemiriaanse opzet. ken voor 51 zon- en feestdagen, al eerder
grammofoonopname, in Dijon. toegepast door Louis en René Vierne en
Het gregoriaans bleef zijn belangrijk- Albert Alain, door Fleury gebruikt voor
Na een uitgebreide biografie (met een ste inspiratiebron, maar het oorspronke- een ‘orgelmis’ pour la Fête de tous les Saints
fors voetnotenapparaat!) splitst Hafner lijk symfonische klankidioom werd in de (=Allerheiligen). Zijn eerdergenoemde
Fleury’s oeuvre in ‘Werke für grosse Orgel’ jaren zestig deels deels vervangen door een Messe pour le XVIe dimanche après la Pen-
en ‘Werke für Orgel ohne obligates Pedal neoklassiek, met als belangrijk voorbeeld tecôte (1960-1965) wordt in direct verband
oder Harmonium’. Daarna rangschikt hij de vijfdelige Fantaisie, door Fleury aange- gebracht met de Suite médiévale en forme
de werken overzichtelijk in cycli, triptie- duid als ‘Un hommage à Buxtehude’ (citaat de Messe basse van Langlais en soortgelijke
ken, symfonieën, melodiegebonden wer- Hafner). werken van Litaize, Grunenwald en vooral
ken, losse stukken, et cetera. De variatie- en ook van Olivier Messiaen (Messe de la
versetvormen worden apart behandeld. Van zijn orgelwerken bleef alleen een Pentecôte).
Over elk werk worden de volgende gege- ‘Hommage à Marcel Dupré’ (ter gelegen-
vens verstrekt: jaar van ontstaan, beschrij- heid van diens 100ste geboortejaar) ongepu- In de bijlage zijn (fragmenten van) brie-
ving van autografen, druk (uitgever[s], bliceerd. De spaarzame vocale werken en ven opgenomen, evenals een korte hom-
jaartal en aantal bladzijden), eerste uitvoe- kamermuzikale fragmenten zijn evenmin mage aan Vierne (1970), acht disposities
ring, analyse, ‘Handexemplar’ (met code uitgegeven. Van de overige composities zijn van orgels (in de staat zoals Fleury ze heeft
Bibliothèque Nationale de France, Dépar- alleen de Trois Pièces pour piano (1946- bespeeld), een uitgebreide bibliografie (24
tement de la Musique), eventuele opdracht, 1947, opgedragen aan zijn vrouw) versche- blz.) en een werk- en personenregister.
muziekvoorbeelden (in totaal meer dan nen (bij Lemoine). Deze diepgravende en zeer volledige uit-
200), recensies en bibliografie. De materie gave over deze belangrijke Franse organist
wordt grondig aangepakt, de gegevens over Veel, vooral kleine, werken die in de en componist beveel ik van harte aan.
bijvoorbeeld Prélude, Andante et Toccata jaren 1935 tot 1970 zijn uitgegeven, zijn
omvatten veertien pagina’s (met 34 voet- thans niet meer verkrijgbaar, mede door
noten, waarbij – ook elders – verwijzingen faillissementen van diverse uitgevers. Het
naar geluidsopnamen). mag een gelukkige ontwikkeling genoemd
worden dat ten tijde van Fleury’s overlijden
In de jaren dertig lag het accent op en- een aantal losse stukken opnieuw is uit-
kele concertstukken, die voor compositie- gegeven. In 1995 verscheen bij Le Chant
concoursen werden geschreven of die met du Monde (Parijs) André Fleury, Album
prijzen waren onderscheiden. In de herfst d’oeuvres pour orgue met onder andere een
van 1945 werd Fleury in een sanatorium Hommage à Jehan Alain, In memoriam. De
in de Franse Jura opgenomen waar zijn uitgever Ligugé/Europart-Music (2005²)
Deuxième Symphonie, het laatste werk voor gaf diverse verzamelingen uit onder titels
zijn vertrek naar Dijon, ontstond. Nadien als Dans l’éternelle joie pour orgue sans pé-
dale, Vespérales pour orgue, Six Chants de
Pâques, Cinq Noëls pour orgue.

januari 2023 45

Antwerpse vormgevers
van barokke orgelfronten I

Auke H. Vlagsma

De rubriek ‘Achterplaat’ is in deze biecht- en preekstoelen en orgels werden In de rubriek ‘Achterplaat’ zal ik aan de
jaargang gewijd aan Antwerpse ontworpen en gemaakt. De Leuvense hoogle- hand van zes orgels en tekeningen een beeld
vormgevers van barokke orgelfronten. raar Johannes Molanus (1533-1585) schreef schetsen van de gang van zaken bij het ont-
Auke H. Vlagsma, organoloog en een leidraad voor de kunstenaars om de weg werpen van orgelkassen in Antwerpen ten
architect, zal deze serie schrijven. Hij te weten in de soms zeer complexe icono- tijde van de zeventiende en achttiende eeuw,
heeft zes barokke orgelkassen uit grafie in kerken en kloosters. Als profane waarbij de beeldhouwers en later ook de ar-
Vlaanderen en Nederland uitgekozen tegenhanger schreef de Italiaan Cesare Ripa chitecten betrokken waren.
waaraan zeventiende- en achttiende- (1560-1620/1625) het werk Iconologia dat
eeuwse beeldhouwers en architecten uit in vele talen verscheen (in 1644 in het Ne- ORGEL KATHEDRAAL ANTWERPEN
Antwerpen gewerkt hebben. [redactie] derlands). Dit was een inspiratiebron voor de Als eerste orgel koos ik voor de kassen van
barokkunstenaar. het Schyven-orgel in de Kathedraal van
INLEIDING Antwerpen.
De ontwikkeling van de stijl van de barok be- Antwerpen was vanaf de zestiende eeuw Bij de vormgeving van de kas waren Erasmus
gon in de zeventiende eeuw in de Zuidelijke al toonaangevend met de vervaardiging van Quellinus II (1607-1678) en Petrus Verbrug-
Nederlanden in de religieuze sfeer, maar later retabels in de renaissancestijl, waarvan Wil- gen (1615-1686) betrokken. In feite was
ook in de profane voor welgestelde burgers lem Paludanus en Cornelis Floris de Vriendt Erasmus II de eerste beeldhouwer die in de
en de adel. Omdat ik veel onderzoek in Ant- de belangrijkste beeldhouwers waren. Die barokstijl werkte en hij ontwierp het snijwerk
werpen heb gedaan, koos ik voor de vormge- stijl werd vervangen door de barok en dit be- en de beelden voor het orgel in de Kathe-
vers in deze stad. Evenals in de Noordelijke tekende na het herstel van het katholicisme, draal van Antwerpen in 1657. Bij dit project
Nederlanden kreeg Antwerpen in 1566 en een economische opleving die ook beeldhou- werd het snij- en beeldhouwwerk uitgevoerd
1581/1582 ook te maken met de beelden- wers uit andere steden aantrok. Tot laat in de door de beeldhouwer Pieter Verbruggen I en
storm. Bovendien was de stad tussen 1546 en achttiende eeuw was er ook een uitstraling diens collega Michel Boursoy. De samen-
1592 ingenomen geweest door de Spanjaar- naar andere steden in het land en naar het werking tussen Erasmus Quellinus en Pieter
den. In de Zuidelijke Nederlanden kwam buitenland, met name Nederland. Verbruggen had al eerder plaatsgevonden bij
de Reformatie niet van de grond en in 1592 de kas van het Van Haeghen-orgel in de St.-
begon de Contrareformatie, die zich ontwik- In de ontwikkeling van de barok wor- Pauluskerk in 1654, waarvan niet alleen het
kelde tot een geestelijke hoogconjuctuur in den drie fasen onderscheiden: de vroeg, de beeldhouwwerk maar ook de kas werd ont-
de katholieke kerk. hoog en de laatbarok. De vroegbarok begint worpen door Erasmus Quellinus II.
in 1608 bij de terugkeer in Antwerpen van Het beeldhouwwerk op de orgelkas van de
Als reactie op deze gebeurtenissen open- Pieter Paul Rubens (1577-1640) uit Italië Kathedraal heeft de tijden met de volgende
baarde zich in de kunst een nieuwe stijl met en duurde tot circa 1650. De beeldhouwers stijlen overleefd en bestaat uit de volgende
heftige gebaren, uitbeeldingen van gemoeds- maakten zich moeizaam los van de renais- objecten. Bovenop de middentoren staat het
toestanden bij het maken van beelden van sance. Door de samenwerking in het gilde, jaartal 1657 met een engel met een lauwer-
personen en weelderige vormen bij de versie- de invloed van Rubens als leermeester bij het krans en een trompet. Er is een nis met Ste.-
ringen. De strenge liturgische voorschriften gilde en de kunstenaars Hans van Mildert Caelia die een partituur op haar schoot leest
van het Concilie van Trente (1545-1563) (ca. 1585-1640) en Lucas Faydherbe (1617- en met haar rechterhand de maat aangeeft.
werden losgelaten. Hiervoor in de plaats 1697) werd de hoogbarok binnen korte tijd Aan haar linkerkant is een portatief opge-
kwamen in 1576 de ’Onderrichtingen’ van de heersende stijl. steld en aan de andere kant staat een engel
Carolus Borromeus. Die gaven een ander met een triangel.
beeld van de kerkelijke cultuur waardoor de Zowel de schilders als de beeldhouwers
functie en het aanzien van het kerkmeubilair konden in Antwerpen hun opleiding krijgen Op de beide zijtorens van de middenpartij
sterke wijzigingen ondergingen. Vooral de bij het St.-Lucasgilde, dat oorspronkelijk staan ook engelen met een vergulde lauwer-
jezuïeten, de norbertijnen en de oratianen voor de schilders bedoeld was. De praktijk krans. Op de extra zijtorens aan de bui-
gaven opdrachten aan beeldhouwers en schil- was echter dat iedere leerling begon met tenkant staan grote engelen, links met een
ders voor nieuw kerkmeubilair. Dit hield in schilderen om zich te bekwamen in het teke- gitaar en rechts met een aartsluit. Boven de
dat er nieuwe altaren, retabelen, koorbanken, nen en na voldoende vaardigheid verder kon
gaan als beeldhouwer. De meest getalen teer-
den, zoals de leden van de familie Quellinus,
beoefenden beide beroepen.

46 Het Orgel jaargang 119 nummer 1

Achterplaat

Foto: Jan Smelik (2016)

tussenvelden van de middenpartij bevinden (1584-1640) en een broer was Artus Quel- en het orgelfront. Een van de leerlingen van
zich engelen met een vijfsnarige lier. Op de linus I. Pieter van Bruggen was in 1625 in Pieter was Pieter Scheemaeckers (1640-
voetlijst zijn trofeeën aangebracht met aller- de leer gegaan bij de ’antycksnijder’ Simon 1714) die ontwerpen maakte voor meubilair
lei muziekinstrumenten: viool, harp, gitaar, de Neef die hem bekend maakte mat de stijl in kerken en zelf ook altaren vervaardigde en
luit, doedelzak, cornet, triangel, tamboerijn, van de barok. In 1641 trouwde Pieter met grafmonumenten en dergelijke.
pommer, een panfluit en verschillende soor- Cornelia de dochter van Quellinus en werd
ten fluiten. zo de zwager van de in Nederland beroemd Een andere leerling was Jan Claudius de
geworden beeldhouwer Artus Quellinus Cock (1667-1735) die ook in Nederland
PERSONALIA KUNSTENAARS I. Hij had twee zonen die ook in de kunst werkte met name in het paleis van Breda. Hij
Erasmus Quellinus II was een zoon van de gingen werken: Pieter II en Hendrik Frans. komt als ontwerper nog nader voor het voet-
schilder en beeldhouwer Erasmus Quellinus Van Hendrik Frans is een tekening bewaard licht in deze serie.
van een kerkportaal met zicht op het doxaal

januari 2023 47

Het Schyven-orgel
van de Kathedraal te Antwerpen
Foto: Facebook Van Schyven-orgel

48 Het Orgel jaargang 119 nummer 1


Click to View FlipBook Version