The words you are searching are inside this book. To get more targeted content, please make full-text search by clicking here.
Discover the best professional documents and content resources in AnyFlip Document Base.
Search
Published by Koninklijke Vereniging van Organisten en Kerkmusici, 2022-01-05 04:26:40

HO 2022-01 januari

HO 2022-01 januari

Het Orgel
Tijdschrift van de Koninklijke Vereniging van Organisten en Kerkmusici

januari 2022 118/1

januari 2022

1

Colofon

Het Orgel
Tijdschrift van de Koninklijke Vereniging van Organisten en Kerkmusici,
voor het eerst verschenen op 1 maart 1886

Jaargang 118 nummer 1 - januari 2022

ISSN 0166-0101

Redactie Het Orgel
Hoofdredacteur: Jan Smelik
H. van Steenwijckstraat 10 - 8331 KK Steenwijk
[email protected]

Redacteuren: Jan Hage (orgelmuziek)
Jan R. Luth (kerkmuziek)
Cees van der Poel (orgelbouw)
Geert Jan Pottjewijd (website)
René Verwer (orgelmuziek)
Sietze de Vries (orgelbouw)

Corrector
Kees Kugel

Website In dit nummer
www.hetorgel.nl
Op deze site staan onder meer samenvattingen van de artikelen die in 03 Ontwikkelingen in de bouwstijl van de orgelmakers Smits (II)
Het Orgel verschenen zijn. Er is ook een Engelse versie van deze site Frans Jespers
(vertalingen: Dale Carr) 12 Column: Het concertseizoen voorbereiden
Jos van der Kooy
Vormgeving 14 De publicaties van
Jan en Gerda Smelik Charles-Marie Philbert over het Paleis-orgel
Victor Timmer & Ton van Eck
Druk 27 Een eeuw geleden:
Vellendrukkerij BDU, Barneveld Uit verleden tijd - Nationaal Concours van Organisten
28 Litouwse orgelbouw: uniek erfgoed in Oost-Europa. Deel 2:
Digitale editie sleutelfiguren van de laatbarokke orgelbouwschool van Vilnius:
Na een eenmalige registratie hebben abonnees toegang tot de digitale editie van Het Or-
gel op www.hetorgel.nl/tijdschriften Nicolaus Jantzon en zijn erfenis
Advertenties Girénas Povilionis
Bureau Van Vliet BV, Postbus 20, 2040 AA Zandvoort - 023-5714745 36 In memoriam Bert Lassing
Contactpersoon: Luciène Paap ([email protected])
Website: www.bureauvanvliet.com Henk Kerssen
Koninklijke Vereniging van Organisten en Kerkmusici 38 Overlegato
De Koninklijke Vereniging van Organisten en Kerkmusici is in 2009 opgericht op chris-
telijke grondslag. Doelstelling: de behartiging en bevordering van de orgelcultuur en de Reitze Smits
kerkmuziek 43 Recensie
Leden van verdienste • Pieter Dirksen, Jan Pieterszoon Sweelinck, de Orpheus van
Kees Hoeksma (erevoorzitter) - Wim Kloppenburg - Rein van der Kluit (erevoorzitter).
Overleden: Hendrik Andriessen - Klaas Bolt - Adriaan Engels - Dirk Andries Flentrop Amsterdam [Menno van Delft]
- Jaap de Haan (erevoorzitter) - Cor Kee - Piet Kee - Albert de Klerk - Ewald Kooiman - 45 Vers van de pers
Gustav Leonhardt - Willem Mudde - Adriaan C. Schuurman - Willem Vogel 47 Achterplaat: De postzegelverzameling
Bestuur KVOK van het Nationaal Orgelmuseum te Elburg
Peter Kranenburg (voorzitter), Hans Beek (secretaris), Rien Verwijs Maarten Seijbel
(penningmeester), Jack Gardeniers, Bert den Hertog en Gerwin Hoekstra
Secretaris: Hans Beek - Klipper 49 - 9801 MT Zuidhorn - 0594 507876 Cover:
[email protected] Boxtel, Sint-Petrusbasiliek, detail Smits-orgel
Penningmeester: Rien Verwijs - [email protected] Foto: Jan Smelik
Ledenadministratie KVOK
Men kan zich als KVOK -lid opgeven middels het aanmeldingformulier, Het Orgel jaargang 118 nummer 1
te vinden onder de rubriek ‘aanmelding’ op www.kvok.nl.
Opzeggingen en adreswijzigingen naar [email protected] of per post naar de
secretaris
Bankrekening KVOK
NL17 ABNA 045 480 3184 (BIC: ABNANL2A)
Abonnementsvormen tijdschriften KVOK
KVOK-leden kunnen uit de volgende abonnementsvormen kiezen:
Het Orgel € 73 (Europa € 90, buiten Europa € 96)
Muziek&Liturgie & Het Orgel € 94 (Europa € 111, buiten Europa € 116)
Lidmaatschappen/abonnementen lopen per kalenderjaar en worden

a©u2tKoVmOatKisc2h0v2e2rlengd. Opzeggen kan tot uiterlijk 1 december.

Ontwikkelingen in de
bouwstijl van de orgelmakers Smits (II)

Frans Jespers

In het eerste deel van dit artikel is de weg besproken waarlangs Frans Smits I omstreeks 1850 zijn eigen

versie van het vroegromantische orgel bereikte. In dit deel II wordt uiteengezet hoe de volgende generaties
Smits in grote lijnen aan die stijl vasthielden. Na het overzicht volgen de conclusies over hun bouwstijl en
onze omgang daarmee.

De late jaren

De begintijd van Frans Smits II
Frans Smits II heeft van jongs af aan in de orgelmakerij
gewerkt. Er is geen reden om aan te nemen dat hij nog
ergens anders in de leer is geweest. Het is goed mo-
gelijk dat het orgel dat nu in Mariahout staat in 1859
door Frans II bij wijze van meesterproef is gebouwd,
omdat het enkele merkwaardige constructies bevat,
zoals een balansklavier, een windzicht met wijzerplaat
en een klavierdeksel annex muzieklessenaar. In 1861
kreeg hij de leiding over de vernieuwing van het orgel
in Helmond, waarna hij de steun en toeverlaat van zijn
vader bleef. Zijn jongere broer Willem (1844-1929)
werkte eveneens in de orgelmakerij, maar nam een on-
dergeschikte plaats in en werd in de familie niet voor
vol aangezien. Over de bijdrage van de jong gestorven
Arnold (1846-1878) is weinig bekend.1

Frans Smits II ontwierp de orgels van het bedrijf
vanaf ongeveer 1870 tot omstreeks 1896. Hij hield
voor zijn disposities in grote lijnen vast aan het pro-
gramma van zijn vader. Maar bij opdrachten kreeg hij
geregeld te maken met de wensen van een organist of
adviseur. Verder had hij dezelfde neiging tot experi-
menteren als zijn vader. Dit heeft tot gevolg dat er in
de disposities geregeld nieuwe registernamen opduiken
en soms weer spoedig verdwijnen, zoals de eenmalige
Tibia major en Clarabelle in Puiflijk in 1892, ver-
moedelijk ontleend aan het kort tevoren herdrukte
handboek van Töpfer.2 Hij zal actuele discussies over
nieuwe orgels ook gevolgd hebben in tijdschriften zo-
als het Sint-Gregoriusblad (vanaf 1876).

januari 2022 Frans Smits II omstreeks 1916 (Universiteitsbibliotheek Utrecht, Bij-
zondere Collecties, Smits-Archief H 21)

3

Onder druk van hevige concurrentie voerde Smits II in de jaren Foto: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
zeventig schoorvoetend enige vernieuwingen door. In het werkge-
bied van de Smitsen, het oosten van Noord-Brabant en het land Oorspronkelijke dispositie Smits-orgel (1882)
van Maas en Waal, kregen niet alleen Vollebregt & Zoon in Den van de St.-Clemens te Nuenen
Bosch en Leonard van Nistelrooij (1816-1880) uit Oss gere-
geld opdrachten, maar rukten ook François Loret, de gebroeders Manuaal Positief Pedaal
Frans Matthijs (1834-1895) en Antoon Franssen (1838-1914) Bourdon 16’ bas/disc Bourdon 8’ Prestant 16’
uit Roermond en de gebroeders Willem (1831-1913) en Hendrik Prestant 16’ disc Portunaal 8’ Subbas 16’
Gradussen (1839-1906) uit Winssen op. Deze concurrenten Montre 8’ Viola di Gamba 8’ Octaaf 4’
waren modern ingesteld. Vollebregt senior was opgeleid bij Bätz- Holpijp 8’ Voix céleste 8’
Witte, Antoon Franssen en vermoedelijk ook Van Nistelrooij Diapason 4’ Roerfluit 4’
bij Rütter. Willem Gradussen was geschoold bij Hippolyte Dulcina 4’ Fugara 4’
Loret (1810-1879) in Brussel en kon karakteristieke zuidelijke, Octaaf 2’ Basson Oboe 8’
romantische en relatief goedkope orgels aanbieden door toepassing Concorde 1-3 st
van fabriekspijpwerk uit België. Trompet 8’

De reactie van Frans Smits bestond uit vernieuwingen die de werkwijze van Cavaillé-Coll. In 1880 kregen plannen voor de
grotendeels voortborduren op late initiatieven van zijn vader. Het voltooiing van het orgel in De Duif in Amsterdam concrete vorm.
Manuaal werd verbreed met de Prestant 16’ discant die voorheen Organist Kupers was inmiddels helemaal de Franse romantiek toe-
als strijker 16’ geboekt was. Het Positief stond voortaan in een gedaan en vroeg Philbert om advies. Zodoende leerde Frans Smits
zwelkast en bevatte een strijkersensemble 8’-4’-2’. De Prestant 4’ II Philbert kennen en raakte met hem bevriend.4
van het Manuaal kreeg de naam Diapason. De viervoets fluit op
het Positief werd ingetogen en heette Melophoon. Zelfs de Voix In de nieuwe dispositieopzet kreeg het Manuaal weer een Clai-
céleste die eind jaren zeventig op het Positief werd toegevoegd, had ron 4’ bij het klassieke Smits-plenum om een stralend grand choeur
al een voorganger gehad. De enige echt nieuwe elementen waren op te kunnen bouwen (zie de dispositie van Tilburg, St.-Jozef ). Dit
de invoering van de niet-repeterende Mixtuur (Grand/Plein Jeu werd na enige jaren nog versterkt met de terts van de doorlopende
of Concorde geheten) en de Violine 2’ op het Positief die de felle Cornet, die soms de Plein Jeu verving. De naam Diapason werd
Piccolo verving. De Grand Jeu begon op 4’, de Plein Jeu op 22/3’. weer ingeruild voor de klassieke naam Prestant 4’, maar de Prestant
Al deze ingrediënten leveren een orgel op dat indertijd ‘kerkelijk’ 8’ kreeg geregeld de Duitse naam Principaal. Het Positief kon een
werd genoemd, vooral bestemd voor koorbegeleiding en zachte omvang van tien stemmen krijgen met Bourdon 16’ als basis en
solostukken, dus met een omfloerste klank en bescheiden tutti (zie
dispositie Nuenen). Hiermee kwam de orgelmaker tegemoet aan Het Orgel jaargang 118 nummer 1
de eis van de kerkelijke overheid om vrome, ingetogen kerkmuziek
uit te voeren, bij voorkeur in de neo-palestrijnse stijl.

De herkomst van de nieuwe registers, maar vooral van de
toepassing van expressions in open pijpwerk (na 1876) is lastig
te traceren. Het is denkbaar dat Frans II deze zaken afgekeken
heeft van orgels van Gradussen of Loret in de omgeving. Verder is
bekend dat een jongere broer, Klaas (II, 1837-1921) ook een tijd
in de orgelmakerij heeft gewerkt en van tevoren gereisd heeft. In
het voorjaar van 1862 heeft hij een ‘Pruisische reis’ gemaakt, wat
een flinke reis in Duitsland geweest moet zijn.3 Daarna was een
verblijf van een jaar ergens in Gelderland voorzien. Na dat jaar
werkte Klaas als orgelmaker mee, maar niet continu. Bovendien
was hij een goed organist, in welke hoedanigheid hij rond 1870
zijn vader opvolgde in de kerk van Reek. Enkele jaren later nam
hij de wasblekerij over van zijn oom. Het is mogelijk dat enige
vernieuwingen in de Reekse orgelmakerij in de jaren zeventig
vruchten zijn van contacten van Klaas Smits II in Duitsland of
elders.

De wending van Smits II naar Franse romantiek
Begin jaren tachtig vond er een omslag plaats in de bouwstijl en
werkwijze van Frans Smits II. Hij ging verschillende registers,
voornamelijk strijkers en tongwerken, inkopen bij pijpenfabrieken
in Brussel en Parijs. In zijn disposities kwamen nu steeds grotere
Positieven voor, zodat in 1884 een nieuwe balans ontstond waarbij
het Positief niet langer als echo van het Manuaal fungeert, maar als
volwaardige tegenhanger. Vermoedelijk is deze verandering te dan-
ken aan de invloed van Charles-Marie Philbert (1826-1894), de
Franse vice-consul in Amsterdam, die grondig vertrouwd was met

4

Foto: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed solostem voor het Manuaal te leveren.5 Deze tamelijk unieke con-
structie was ontleend aan het orgel van Reek, waar ze al sinds 1849
Oorspronkelijke dispositie Smits-orgel (1894) functioneerde, kennelijk tot tevredenheid.
van de St.-Jozef (Heuvelkerk) te Tilburg
Verder liet Smits ook op kleinere orgels voortaan de Cornet als
Manuaal Positief Solowerk Pedaal klankkroon fungeren, aanvankelijk in de discant, al spoedig door-
Prestant 16’ Subbas 16’ lopend. Deze Cornetten hadden de gangbare samenstelling, maar
Bourdon 16’ Bourdon 16’ Fluit 8’ Violon 16’ het aantal koren kon beginnen met twee en daarna oplopen, zoals
Principaal 8’ Prestant 8’ Töpfer aanbevolen had.6
Holpijp 8’ Salicionaal 8’ Viola di Gamba 8’ Holpijp 8’
Diapason 4’ Octaaf 4’ In 1891 verhuisde Kupers naar Reek, waar hij uiteraard organist
Quint 3’ Holpijp 8’ Voix céleste 8’ Bazuin 16 werd. Hij zal Frans Smits III orgelles hebben gegeven, en wel aan
Octaaf 2’ Trompet 8’ de hand van de Orgelschule van Jacques Nicolaas Lemmens (Mainz
Plein Jeu 3 st Violine 4’ 1862, aanwezig in de nalatenschap). In 1892 moderniseerden de
Trompet 8’ Smitsen het orgel van Reek compleet en voorzagen het van een
Clairon 4’ Flûte octaviante 4’ zwelwerk. De aanwezigheid van Kupers droeg ongetwijfeld bij aan
de wending naar Franse romantiek in de bouwstijl van de orgelma-
Flûte douce 4’ kers. Maar hiermee namen ze een risico, want het was niet zeker of
er in hun werkgebied wel vraag was naar dergelijke orgels.
Piccolo 2’
Duitse romantiek bij Frans Smits III
Fagot 16’ Eind 1896 liep de orgelmakerij een prestigieuze opdracht mis, na-
melijk de vernieuwing van het orgel van de Sint-Jan in Den Bosch.
Basson 8’ De kersverse organist, de Duitser Peter Kallenbach (1869-1940),
wilde het orgel pneumatisch laten maken. Een Bossche delega-
nieuwe registers zoals de Flûte conique 8’. De viervoetsfluit figu- tie bezocht het nieuwe Smits-orgel in de St.-Jozefkerk te Tilburg
reerde hier in tweevoud: de luide, overblazende Flûte harmonique (1894). Zij prees de degelijke constructie van het orgel, maar vond
of octaviante en de zachte Flûte douce, die de Melophoon verving. het te zwak en te eentonig van klank. Omdat de Smitsen boven-
De Piccolo 2’ keerde terug in plaats van de Violine, die onvoldoen- dien geen ervaring met pneumatiek hadden, kwamen ze niet in
de kracht had voor de nieuwe rol van het Positief. Het tongwerk aanmerking voor het project, dat aan de gebroeders Franssen werd
kreeg er een zusje bij, de Vox humana, en eenmaal zelfs een grote toegewezen.7 Waarschijnlijk was deze afwijzing de aanleiding voor
broer, Fagot 16’. De strijkers werden voortaan ondersteund door de een directiewisseling bij de Smitsen, die ook een nieuwe koers met
Violon 16’ in het Pedaal. zich meebracht.

Op grote orgels voegde Smits nog een ‘Solowerk’ toe met een Henri en Frans Smits (III) zetten de zaak voort onder de naam
viertal zachte stemmen op een eigen lade, in de zwelkast. Het werd Gebroeders Smits, fabriek van kerkorgels. Zij waren opgeleid in eigen
bespeeld vanaf het klavier van het Manuaal, dat zelf met een com- huis. In de jaren na 1890 waren steeds meer Nederlandse orgelma-
binatietrede uitgeschakeld kon worden. Het Solowerk diende “tot kers onderdelen bij Duitse toeleveranciers gaan inkopen, omdat
begeleiding van zang-solist en Priester aan het Altaar” of om een dat goedkoper was dan ze zelf te maken of ze in Brussel of Parijs
januari 2022 te bestellen. Verder kwam bij de kerkkoren het Duitse repertoire
van de Caecilianisten in zwang. Om dit soort redenen kozen de
gebroeders Smits tenslotte ook voor de Duitse werkwijze en de
pneumatische tractuur. Zij verbonden de familietraditie vooral met
de ideeën uit het handboek van Töpfer.8 Omstreeks 1900 gingen
zij ertoe over om niet alleen pijpwerk, maar ook de complete wind-
laden en bediening aan te kopen bij de Zuid-Duitse orgelmaker
Weigle.

Dit leidde tevens tot veranderingen in de disposities op basis van
het Duitse beginsel van getrapte krachtverdeling tussen de registers
en de werken (Abstufung), uitgaande van legio achtvoets vertegen-
woordigers van de verschillende registergroepen die op het Manu-
aal luid zijn en op het Positief zachtere tegenhangers hebben. Daar-
om werd het aantal achtvoets labialen uitgebreid tot vijf of zes per
klavier. Bijvoorbeeld als tegenhanger van de Flûte harmonique 8’
op het Manuaal fungeerde nu op het Positief de Flûte traversière 8’.
De Bourdon 16’ op het Positief werd opgeofferd ten gunste van de
Vioolprestant 8’ als grondstem. Eveneens op het Positief verscheen
de zachte Dolce 8’. Verder hield Frans III vast aan de doorlopende
Cornet als klankkroon op het Manuaal. Op het Pedaal kwam de
open Contrebas 16’ in plaats van de Violon.

Frans Smits III had eind 1896 twee disposities ontworpen voor
een pneumatisch orgel in de Sint-Jan in Den Bosch, een versie
met drie en met vier klavieren. Hierin figureren onder andere zes

5

hogedrukregisters (zoals Tuba en Stentorphoon, “10 à 12 maal concurreren met orgelmakers die ofwel meer ervaring hadden met
sterker als gewoon”), maar ook zeer zachte stemmen als de Aeo- pneumatiek, ofwel snel en goedkoop werkten maar lagere kwaliteit
line.9 Smits wilde heel wat bestaande registers handhaven, waaron- leverden. Zij leefden van onderhoud aan orgels en wisten slechts
der een Mixtuur 4-5 sterk, Carillon en Hautbois. We moeten wel sporadisch een opdracht voor nieuwbouw te verwerven. Het over-
beseffen dat dit een notitie is van een achttienjarige. lijden van Frans III in 1928 was voor Henri aanleiding om een jaar
later de orgelmakerij op te heffen.
In deze periode lieten organisten en adviseurs hun wensen dui-
delijk blijken. Bijvoorbeeld de dispositie – en de krachtige into- Bevindingen
natie – van het orgel in de Goirkese Kerk in Tilburg (1905, zie de
dispositie) kwam tot stand op basis van een uitgebreide briefwisse- Zes stijlperiodes en een nadere situering
ling tussen Frans Smits en organist Willem Reijniers (1846-1908), Alles overziende kan ik zes stijlperiodes onderscheiden bij de orgel-
die een leerling van de eerder genoemde broeder Gregorius was. makers Smits. De eerste, van 1818 tot 1831, waarvan het minste
Over de hoofdlijn waren zij het snel eens, de discussie ging vooral bekend is, is die van Klaas Smits I, een kleurige, classicistische stijl
over details. met voornamelijk Westfaalse en enige Franse ingrediënten. De
tweede, onder Frans Smits I, van 1832 tot 1850, is het classicis-
Na 1900 hadden de gebroeders Smits steeds meer moeite om te tische vervolg met meer registers in octaafliggingen en met vanaf
1843 enige vernieuwingen die vooruitlopen op een andere stijl. In
Foto: Piet Bron de derde periode, vanaf 1851 tot 1870, is de bouwstijl een eigen
vorm van romantiek, met meer strijkende registers en veel door-
Dispositie van het Smits-orgel (1905) slaande tongwerken. Deze stijl kan gekarakteriseerd worden als
van de St.-Dionysius (Goirke) te Tilburg een Brabantse variant van de Nederlandse vroege romantiek. De
overgang naar de vierde periode (1870-1881) is niet abrupt, omdat
Manuaal Positief Pedaal Frans Smits II slechts ondergeschikte wijzigingen doorvoerde in de
Bourdon 16’ Vioolprestant 8’ Contrebas 16’ disposities om een ‘kerkelijke’, bescheiden totaalklank te bereiken.
Prestant 8’ Gamba 8’ Subbas 16’ Vanaf 1882 is hij echter meer Frans-romantische elementen in het
Violoncello 8’ Voix céleste 8’ Cello 8’ Positief gaan toevoegen, wat een nieuwe bouwstijl opleverde, tot
Flûte harmonique 8’ Flûte travers 8’ Gedekt 8’ 1895. Tot slot komt er bij de gebroeders Smits weer een wending
Roerfluit 8’ Dolce 8’ Corni dolce 8’ naar de Duitse romantiek, vanaf 1897 tot aan het einde in 1929.
Prestant 4’ Holpijp 8’ Bazuin 16’ Over de gehele periode 1832-1929 is de continuïteit in de disposi-
Flûte octaviante 4’ Quintadene 8’ Trombone 8’ ties verrassend groot. Deze continuïteit is veel minder herkenbaar
Quint 2 2/3’ Mélophone 4’ in het klinkend resultaat, vanwege de toepassing van nogal divers
Octaaf 2’ Flûte douce 4’ pijpwerk en andersoortige intonatietechnieken.
Cornet 2-3-5 st Piccolo 2’
Trompet 8’ Basson 8’ Het is duidelijk dat de gangbare kijk op de Smitsen en hun
Clairon 4’ Vox humana 8’ bouwstijl moeilijk vol te houden is. De eerste generatie van de or-
gelmakers Smits, met de broers Klaas en Frans, was niet conserva-
tief maar vooruitstrevend en probeerde juist voor die tijd moderne
instrumenten te bouwen. Klaas was geen autodidact, maar werkte
zo sterk in de lijn van Nolting dat hij wel bij hem in de leer geweest
zal zijn. Frans kon echter met enig recht beweren dat hij autodi-
dact was, omdat hij na de vroege dood van Klaas veel technieken
zelf had moeten uitvinden en daarna voor zijn bouwstijl een eigen
koers had gekozen. De tweede en derde generatie orgelmakers kan
evenmin conservatief genoemd worden, want zij voerden geregeld
vernieuwingen door en hun grote orgels kunnen met gemak de ver-
gelijking doorstaan met andere moderne instrumenten uit die tijd.
Maar terwijl Klaas en Frans Smits I in allerlei opzichten voorop­
liepen, beperkten de tweede en derde generatie zich tot overnemen
van reeds ingezette vernieuwingen.

Vervolgens was de werkwijze van de Smitsen niet statisch, maar
maakte hun bouwstijl vele veranderingen door. De achtergrond
ervan was de Westfaalse traditie waarin Nolting was gevormd in
combinatie met elementen uit de Franse aanpak van Courtain,
wiens bedrijf Nolting overnam. Rijnlandse kenmerken (van de
König-school, inclusief Heyneman) zijn vrijwel niet te herkennen,
Vlaamse totaal niet. Aspecten van oude orgels uit de omgeving,
bijvoorbeeld van Van Deventer, zijn nauwelijks te vinden, behalve
van het orgel van de St.-Jan in Den Bosch. De invloed van Van
Heurn is gering (zie ook mijn artikel hierover op de website van
Het Orgel). De eigen stijl die Frans Smits I vanaf 1843 ontwikkelde,
paste hij naderhand tamelijk modelmatig toe. Maar de toevoeging

6 Het Orgel jaargang 118 nummer 1

van kleine varianten en aanpassingen in intonatie leidden ertoe dat het zich thans nog bevindt hebben plaatsgevonden in 1840 of
al zijn orgels een individueel klankkarakter bezitten. 1841. Het orgel te Winssen is gebouwd in 1840, niet in 1844 zoals
meestal staat aangegeven. De vervanging in Druten van de Quint
Wel vonden enige ideeën van Loret ingang bij Frans Smits I, op het Manuaal door een Harmonica moet tussen 1845 en 1852
hoewel hij diens muzikale idealen niet deelde. Eigenlijk heeft Smits plaatsgevonden hebben, vermoedelijk al in 1845. Vervolgens heeft
de praktische toepassing van Lorets en andere romantische ideeën Frans Smits I het orgel van zijn eigen kerk in Reek kort voor de
ontleend aan het Duitse handboek van Seidel. De vernieuwingen inventarisatie van Broekhuyzen uitgebreid met een aantal nieuwe
vanaf 1843 tot 1870 kwamen tot stand onder invloed van ver- registers. Dit moet in 1849 gebeurd zijn. Tot slot moet het orgel
schillende omstandigheden, personen en publicaties. Toen kort na dat nu in Mariahout staat en in 1866 geplaatst werd in Strijp vele
1880 Philbert zijn Frans-romantische voorstellen aan Frans Smits jaren eerder gebouwd zijn, waarschijnlijk in 1859 of 1860. In het
II doorgaf, veranderde deze zijn bouwstijl enigszins, maar hij ge- Smits-archief berust een ongeïdentificeerde tekening onder de titel
bruikte tegelijk ideeën uit het handboek van Töpfer. Vanaf 1897 ‘voorraadorgel’, waarin dit orgel (nog gedacht met zijkantbespe-
werd dit laatste boek maatgevend, in combinatie met de toepassing ling) gemakkelijk te herkennen is.10 (Deze tekening is afgebeeld op
van pneumatische tractuur van de firma Weigle. pagina 8.)

De orgels die Frans Smits I vanaf 1851 bouwde, maken op ons Voorts is er een orgel dat ten onrechte aan Smits wordt toege-
eerder een classicistische dan een romantische indruk. Ik heb dan schreven, dat ook als Smits-orgel is verhandeld en thans ligt opge-
ook benadrukt dat deze instrumenten het antwoord van Smits wa- slagen. Het is in 1870 door Leonard van Nistelrooij gebouwd voor
ren op ideeën van tijdgenoten die wij als romantisch kwalificeren. de zusters van Schijndel, maar op de windlade zette hij onder meer
Smits heeft vermoedelijk het door velen gehanteerde motto “het vijf registers van het eerder besproken orgeltje dat Smits in 1848
orgel als orkest” opgevat als verwijzing naar een orkest dat symfo- voor dezelfde zusters had gebouwd.11 Met de kas en windlade van
nieën van Haydn en Mozart kan uitvoeren, niet als een orkest voor dat Smits-orgeltje stelde Van Nistelrooij in 1874 weer een orgel
werken van Beethoven en Brahms. samen voor de kerk van Maren.12 Dit staat nu in Nijmegen-Hees,
zoals al was vermeld.
Andere gevolgtrekkingen
Met behulp van mijn eerder genoemde tabellen kan de datering De al vaak genoemde lijst met veertien modeldisposities kan vrij
van de bouw van enkele orgels of de benaming van registers nauw- precies op het voorjaar van 1843 worden gedateerd, toen de in de
keuriger vastgesteld worden. De argumenten voor de dateringen lijst genoemde orgelkassen van Winssen, Boxtel, Veghel en Grave
zijn te vinden in tabel 10 op www.hetorgel.nl. Zo zal de vernieu- al gereed waren, maar de opdracht voor een orgel “in een kast zo als
wing van het Gilman-orgel in Escharen naar de situatie waarin St.-Jan te s’Bosch” nog moest worden verleend, namelijk voor de
St.-Pieter in Den Bosch, op 26 juni 1843.

Schijndel, St.-Servatius (1852), Harmonica en Trompet van het Positief (foto Jan Smelik)

januari 2022 7

Verder heb ik 17 ongeïdentificeerde notities uit het Smits-archief Dubieuze keuzes bij restauraties
onderzocht. Ik kon ze bijna allemaal toeschrijven, dateren (exact of De gangbare opvattingen over de conservatieve en statische bouw-
bij benadering) en soms lokaliseren (welke kerk het betreft, zie ta- stijl van de Smitsen hebben wel tot aanvechtbare keuzes bij res-
bel 10 op www.hetorgel.nl). Hierbij zitten een dispositie van Klaas tauraties geleid, als ik op de literatuur afga. Een paar vroege orgels
Smits, vier late van Frans Smits I, twee van Frans Smits II en drie kregen nieuwe registers die bij een latere stijlperiode thuishoren.
van Frans III waarvan ik de meeste aan mijn totale bestand kon Bijvoorbeeld de Mixtuur die in Deurne (bouwjaar 1838) is gere-
toevoegen. De plaats “G. in Gelderland, op een afstand van Reek construeerd op basis van een 11/3’ valt buiten het patroon, want
van omtrent 13 uren”, waarvoor Frans I in 1863 een offerte maakte, Smits bouwde tot 1850 alleen mixturen op basis van 1’. Iets derge-
zal wel Geesteren zijn, waar orgelmaker Elberink aan het eind van lijks geldt voor de doorslaande tongwerken die op de nieuwe vrije
datzelfde jaar een nieuw orgel leverde in de parochiekerk.13 pedalen in Deurne en Sint-Oedenrode (1839) zijn gezet, want
dergelijke tongwerken zijn pas voor het eerst in 1851 gebouwd.
Het Pedaal in Sint-Oedenrode is sterker bezet dan Smits tot 1851
in zijn ontwerpen voorstelde. In Boxtel (1842) is bij de restauratie

Ongeïdentificeerde bouwtekening van Frans Smits I, circa 1859, waarschijnlijk voor het orgel dat nu in Mariahout staat
(Universiteitsbibliotheek Utrecht, Bijzondere Collecties, Smits-Archief Bxx5a).

8 Het Orgel jaargang 118 nummer 1

een pedaalbezetting gehandhaafd die in 1955 bedacht was en niet
in het patroon van Smits past: hij zou hoe dan ook drie tongwer-
ken hebben geplaatst, maar een Kwint 22/3’ (in prestantfactuur
nog wel) heeft hij nooit voor een vrij pedaal voorgesteld. In Grave
(1843) is op het Echowerk een Fluit 2’ gereconstrueerd volgens het
Piccolo-model van Schijndel (1852), maar Smits bouwde zijn eer-
ste Piccolo pas in 1849.
Er zijn nog andere dubieuze beslissingen die teruggaan op de
misvattingen over de bouwstijl van de Smitsen. Zo heeft Frans
Smits I vanaf 1849 voor het Positief van middelgrote orgels vrijwel
altijd een doorslaand tongwerk aangeboden en gebouwd. Maar bij
de restauraties in Beers (1855), Ravenstein (1866) en Den Dungen
(1867) is toch voor reconstructie van een opslaand tongwerk geko-
zen. In Kekerdom (1865) heet het gereconstrueerde doorslaande
tongwerk Harmonica, maar het heeft geen trechtervormige bekers
zoals Smits ze gewoonlijk aanbracht, maar cilindrische, die hij voor
de Oboë reserveerde. Bij de restauratie van het orgel uit de St.-Pie-
ter in Den Bosch (1847) dat nu in Oirschot staat, was de oorspron-
kelijke dispositie nog vrijwel intact. Maar men heeft ervoor geko-
zen om de dispositie uit Broekhuyzen te reconstrueren. Zodoende
is op het Groot Manuaal de originele Basson 8’ vervangen door een
Harmonica 8’ (afkomstig uit Druten) en op het Rugpositief de tot
Clarinet opgeschoven Clairon 4’ door de Basson, die is omgedoopt
tot Dulciaan. De reden waarom in Druten (1842) de door Smits
kort na de bouw geplaatste Harmonica bij de restauratie moest
wijken voor een kopie van een Quint, is onduidelijk. In Gemert
(1833) is onlangs op het Positief de Klairon 4’ bas gereconstrueerd,
maar niet de discant die erbij hoort.
Ook met de naamgeving wordt soms gerommeld. In Neerloon
kreeg het register Flagelet een bordje met de naam Sifflet. De
dispositie van het orgel in Velp (nu te Schaijk) uit 1854 na Frans Smits III
de uitbreiding door Smits is niet precies bekend, maar in de (Universiteitsbibliotheek Utrecht, Smits archief, H 29)

gereconstrueerde situatie passen de namen Quintfluit op het bouwde zijn eerste Salicionaal pas in 1851. Verder berusten ook de
Manuaal en Fugara 8’ discant op het Positief niet in het patroon
van disponeren van Frans Smits I.14 Smits noemde een quintfluit pogingen om in Schaijk, Helmond en Macharen de klank van Van
altijd Quint en gebruikte de Deventer en Robustelly ten dele terug
te halen wellicht op een wens van
naam Fugara pas voor het eerst “De gangbare opvattingen over de tegenwoordig, maar ze zijn in strijd
in 1866. In Schaijk staat in met de bedoeling van Smits.
feite op het Positief een Viola conservatieve en statische bouwstijl van

di Gamba 8’ discant (zoals de Smitsen hebben tot aanvechtbare De meeste orgels van Frans
Smits die aanbood in drie keuzes bij restauraties geleid” Smits II ontkwamen in de loop der
offertes voor Velp in 1852). In tijden niet aan wijzigingen omdat
Sint-Oedenrode dragen vier latere gebruikers moeite hadden
registerknoppen nu de naam Praestant (naar de spelling bij Van met de bescheiden totaalklank. Bijvoorbeeld bij de restauratie
Heurn), maar Smits schreef deze naam altijd met een e. van het orgel in de St.-Jozef in Tilburg zijn de Prestantquint,
Een aparte kwestie is de omgang met oudere orgels die door hoogliggende Plein Jeu (op basis van 2’) en Sesquialter, alle uit
Frans Smits I zijn vernieuwd: Ravenstein (1834 en 1866), 1955, gehandhaafd op de plaats van een Quintfluit, lage Plein Jeu
Escharen (circa 1841), Velp/Schaijk (1854), Helmond (1862) en (22/3’) en Flûte douce.
Macharen (1866). Uit het voorgaande blijkt dat Smits weinig op
had met het oude klankbeeld en van al deze orgels liefst moderne
Smits-orgels maakte.15 Wel kon hij waardering opbrengen voor Perspectieven voor vervolgstudies

een vakkundig gebouwde windlade of degelijk pijpwerk. Verder Het voorgaande overzicht over de bouwstijl van de Smitsen is
was hij bij een vernieuwing gebonden aan de financiële grenzen gebaseerd op mijn interpretatie van biografische gegevens van de
die een kerkbestuur stelde, wat er vaak op neerkwam dat zoveel orgelmakers en van disposities van hun orgels, dit alles geplaatst
mogelijk oud materiaal opnieuw gebruikt moest worden. De in een muziekhistorische context. De gegevens over de Smit-
beslissing bij de restauratie in Escharen om het orgel in een oude sen en hun orgels heb ik grotendeels ontleend aan het boek van
stemming te zetten druist dus volkomen in tegen de visie van Boogaarts, die maar een selectie uit het totale Smits-archief heeft
Smits. Hier heeft men bovendien de registernamen gehandhaafd gepubliceerd. Het Smits-archief zelf is momenteel vrijwel ontoe-
die Vermeulen in 1954 had aangebracht. Het register dat gankelijk, ten dele vanwege coronamaatregelen, ten dele omdat
Salicionaal heet is een Viola di Gamba en wat Cimbel heet is het privébezit is. Verder bleef mijn uiteenzetting beperkt tot hun
een Mixtuur, zoals Broekhuyzen (E 48) ze ook noemt. Smits disposities, maar een bredere benadering is wenselijk. Ik ben bezig

januari 2022 9

De Hillegondakerk in Rotterdam-Hillegersberg is het oudste kerkgebouw van Rotterdam.
Het gebouw huisvest de PKN-wijkgemeente Hillegondakerk.

Wegens het vertrek van de huidige organist zijn wij per mei 2022 op zoek naar een

Organist

Wat houdt de functie in? • muzikale en liturgische kennis en kunde hebt om

Als organist bent u samen met de predikant de predikant en gemeenteleden te adviseren over

verantwoordelijk voor de kerkmuziek. U ondersteunt muziek in en om de kerkdienst.

met visie de predikant bij het opstellen van de • in staat bent het orgel en de piano te beheren en te

liturgie en de kerkmuzikale aspecten van de onderhouden

eredienst en overige gemeenteactiviteiten. Als • lid bent van een kerk in de protestantse traditie.

kerkmusicus bent u vervolgens verantwoordelijk Idealiter wordt u lid van onze wijkgemeente.

voor de uitvoering van de muziek.

Wie zijn wij:

De werkzaamheden omvatten: De Hillegondakerk richt zich in alle activiteiten op

• Begeleiden van circa 45 ochtenddiensten de verdieping van onze relatie met Jezus Christus en

(zondag 10:00 uur) en minimaal 30 middagdiensten onze groei in gemeenschap met Hem en elkaar.

(17:00 uur) per jaar. Dit betreft diensten van de Muziek speelt een belangrijke rol in de eredienst en

PKN-wijk gemeente Hillegondakerk. de geloofsbeleving. De gemeente hecht aan kwaliteit.

• Begeleiden van circa 10 extra ochtenddiensten De gemeentezang wordt overwegend begeleid op

(zondag 11:30 uur). Dit betreft maandelijkse orgel en deels op piano. De erediensten zijn klassiek

diensten ten behoeve van een trouwe groep in de zin dat gemeentezang en het begeleiden en

bezoekers onder verantwoordelijkheid van de inleiden daarvan het hoofdbestanddeel van de

Algemene Kerkenraad. muziek in de eredienst is. Er is geen vast koor. Er zijn

• Verzorgen van muziek tijdens van rouw- en diverse gemeenteleden die als amateurmusicus zo nu

trouwdiensten en dan een bijdrage aan de dienst leveren.

(wisselende frequentie, ca. 20 à 30 maal per jaar)

• Organisatie en aansturing van de muzikale Wij bieden

bijdrage van gemeenteleden in de diensten • Een prettige open gemeente, met hoge waardering

• Geschat aantal werkuren per jaar is 300 uur voor goede muziek in de eredienst

•Een sfeervolle werkomgeving in een historisch

Wat brengt u mee? kerkgebouw met een fraai orgel

U bent vaardig in de bespeling van het orgel en de (Leeflang, 1982, reconstructie naar A. Meere, 1830)

piano, gebruik makend van improvisatie en • Aanstelling en salariëring volgens

literatuurspel. Daarbij bent u flexibel voor wat Arbeidsvoorwaardenregeling kerkmusici

betreft de muziekstijlen die aan de orde komen in Protestantse Kerk, functieniveau I.

het Liedboek 2013. • Jaarcontract met uitzicht op een vast dienstverband.

• Mogelijkheden om in overleg met organisten in

Verder is het belangrijk dat u: Rotterdam en met de concertstichting Hillegersberg

• op enthousiasmerende en inspirerende wijze (kamer)muziekuitvoeringen c.q. een concertpraktijk

dienstbaar bent aan de gemeente in ondersteuning in te vullen.

en muzikale vorming

Procedure
Belangstellenden voor de vacature worden uitgenodigd om vòòr 30 januari 2022
een motivatie brief met cv te sturen naar: [email protected].
Voor geselecteerde kandidaten zal proefspelen voor o.m. een commissie van advies

onderdeel uitmaken van de procedure.

10 Het Orgel jaargang 118 nummer 1

met enkele vervolgstudies. De uitkomsten hiervan zijn bepaald Ontwerp van een dispositie door Frans Smits I met vermelding van
spectaculair. Ze bevestigen en nuanceren tot nu toe de bovenstaan- mensuurschalen, wellicht voor Someren (1857)
de bevindingen. Ter illustratie vermeld ik een paar resultaten. (Universiteitsbibliotheek Utrecht, Bijzondere Collecties, Smits-Archief Bxx84a)

De analyse van de technische werkwijze betreft vooral de men- 8 Frans Smits III citeert in 1903 letterlijk uit Töpfer-Allihn in een brief aan
suren en intonatietechniek van de Smitsen. Ik heb het mensuur- organist Reijniers van de Goirkese kerk in Tilburg; Boogaarts, De orgelmakers
systeem van Frans Smits voor de plaatbreedte van pijpen gerecon- Smits, 564. Het citaat betreft Allihn, Die Theorie, 76.
strueerd.16 Het is een ongebruikelijk, uitgebreid systeem met een
duidelijke structuur en een geraffineerde toepassing. Zo hanteerde 9 Bibliotheek Universiteit Utrecht, Bijzondere Collecties, Smits-Archief inv. nr.
hij liefst zes schalen voor open en zes voor gedekte labialen. Voor Bxx90abcd.
doorslaande tongwerken bedacht hij zelf allerlei constructies. Ver-
der is zijn standaardwinddruk waarschijnlijk 81 mm geweest en de 10 Ibidem, inv. nr. Bxx5a.
standaardtoonhoogte van zijn kamertoon a1 = 420 Hertz. 11 Boogaarts, De orgelmakers Smits, 525, 537 en 539.
12 Wout van Kuilenburg, Het werk van de orgelmakersfamilie Van Eijsdonck / Van
Vervolgens vraagt de hypothese over de invloed van de Nijmeeg-
se Nolting-kas om een nieuwe analyse van alle orgelfronten van de Nistelrooy / Kuijte (’s-Hertogenbosch 1983) 80-83.
Reekse orgelmakers. De eerste resultaten van een dergelijke analyse 13 Boogaarts, De orgelmakers Smits, 440.
laten verrassende samenhangen zien. Frans Smits I heeft twee ba- 14 Ibidem, 585-586.
sismodellen gehanteerd voor zijn fronten, namelijk het zevendelige 15 Zie mijn artikel ‘De omgang van Frans Smits met oude orgels’ op de website
Nolting-model en een vijfdelig Courtain-model met een lage mid-
dentoren. De combinatie van beide komt geregeld voor, namelijk van Het Orgel. Boogaarts, De orgelmakers Smits, 52.
het hoofdwerkfront volgens Nolting en het positief volgens Cour- 16 Zie voor mijn reconstructie van het mensureringssysteem van Frans Smits I de
tain, soms weer met toevoegingen:
• Deurne, met behulp van elementen van het Robustelly-orgel in website van Het Orgel.

Helmond
• Boxtel, met elementen van het Hocque-orgel in Den Bosch en

het König-orgel te Nijmegen
• Aarle-Rixtel, met de indeling en decoratie van het Clerinx-orgel

in Nederweert
• Someren, grotendeels een kopie van het Smits-orgel in Reek.

De hoofdkas van het orgel van De Duif in Amsterdam is een
kopie van het front van het voormalige Delhaye-orgel van de Sint-
Cathrien in Eindhoven.

Daarnaast hebben we gezien dat de muzikale opvattingen van de
orgelmakers ook inzicht verschaffen in hun bouwstijl. Inmiddels is
uit de nalatenschap één boek opgedoken in de bibliotheek van de
abdij van Metten (D), namelijk de Orgelschule van Werner (1824).
Verder heb ik in het Smits-archief nog een curieuze serie registra-
tievoorstellen ontdekt van Frans Smits I voor zijn orgel in Grave.

Tot slot ligt er nog de uitdaging om de bewaard gebleven gedeel-
ten van orgels van Daniel Nolting en Klaas Smits te vergelijken.
Betrouwbare gegevens hierover zijn niet eenvoudig te verzamelen,
onder meer omdat er maar weinig materiaal bewaard is gebleven.

Met behulp van dit soort analyses is het mogelijk om de legenda-
rische status die de Smitsen en hun orgels in sommige kringen heb-
ben gekregen tot normale proporties terug te brengen. Dan laat het
zich aanzien dat de Smitsen onconventionele regionale orgelma-
kers waren die een eigen lijn binnen de romantische bouwstijl ont-
wikkelden en die geregeld bijstelden, waarmee ze zowel op het ge-
bied van klank als van vormgeving bijzondere resultaten bereikten.

Noten

1 Jan Boogaarts, De orgelmakers Smits te Reek (bij Grave) (Zutphen 2017) 43-44.
2 Max Allihn, Die Theorie und Praxis des Orgelbaues, Zweite völlig umgearbeitete

Auflage des Lehrbuches der Orgelbaukunst von J.G. Töpfer (Leipzig 1888) 747 en 752.
3 Boogaarts, De orgelmakers Smits, 43.
4 Ibidem, 55.
5 Bibliotheek Universiteit Utrecht, Bijzondere Collecties, Smits-Archief inv. nr.

Bxx67ab.
6 Allihn, Die Theorie, 267.
7 Hans van der Harst, Het grote orgel in de kathedrale basiliek van St. Jan te

’s-Hertogenbosch (Hilversum 1980) 108.

januari 2022 11

Het concertseizoen voorbereiden

Jos van der Kooy

Dit nummer van Het Orgel ontvangt u in de eerste week na de probleem daarbij is dat subsidiënten een aanvraag soms beoordelen
op het thematisch aspect van de concertserie.
jaarwisseling. We wensen elkaar heil en zegen toe. Terwijl de kerst-
muziek nog naklinkt zien we uit naar wat een nieuw jaar ons als Voorzichtigheid met betrekking tot herdenkingsjaren van com-
luisteraars en spelers aan muziek gaat brengen. Voor veel lezers van ponisten is geboden. In 2022 is het tweehonderd jaar geleden dat
dit blad beginnen in januari de voorbereidingen op concerten. Het César Franck geboren werd, en in 2023 herdenken we dat Max Re-
warme jaargetijde is immers het seizoen bij uitstek voor het geven ger honderdvijftig jaar geleden ter wereld kwam. Franck liet een
van concerten. Begin januari is daarom een goed moment om bij klein, maar voortreffelijk orgeloeuvre na, Reger daarentegen schreef
die voorbereidingen stil te staan. Sommigen van ons zijn concertge- veel voor het orgel. Bij laatstgenoemde varieert de kwaliteit van
ver, anderen lid van een organiserend comité, weer anderen zijn op voortreffelijk tot matig.
beide terreinen actief. Ik gun u een blik in mijn werkwijze inzake het programmeren, in
Als ik voor het geven van een concert word benaderd, vraag ik de het besef dat zoiets voor een aantal lezers overbodig is. Wat voor mij
organisator suggesties voor het programma. Ik maak dan direct een goed werkt, is eerst muziek te zoeken voor kleine registraties die op
programmavoorstel. Daarin kan nog worden gewijzigd als er hin- het betreffende orgel goed werken. Maak eerst een groslijst van kor-
derlijke doublures ontstaan met keuzen van collega’s. Het is goed dat te stukken uit diverse stijlperioden, je kunt voor eenzelfde registra-
de organisatoren een globale voorstelling hebben van de inhoud van tie meer dan een enkel stuk op je lijst zetten. Kijk vervolgens welke
de komende programma’s. Een overkoepelend thema kan goed wer- grotere werken je op het betreffende instrument wilt en kunt spelen.
ken, maar resulteert vaak in programma’s die er op papier aantrek- Combineer die met korte stukken uit de groslijst. Let op afwisseling
kelijk uitzien en in de praktijk niet goed werken. Een complicerend in toonsoorten, variatie in muziek met en zonder pedaal. Let op de

De Evangelisch-Lutherse Gemeente • ons als gemeente helpt bij het verder ontwikkelen van
Zwolle is op zoek naar een onze kerkmuzikale traditie;

CANTOR/ORGANIST (V/M) • goed kan samenwerken, helder kan communiceren en
weet om te gaan met diversiteit;
Kerkmusicus niveau II voor 0,2 fte
• bereid is zijn/haar steentje bij te dragen aan het laten
horen van het luthers geluid in Nederland;

• klein onderhoud kan uitvoeren aan het orgel.

WIE ZIJN WIJ? WAT BIEDEN WIJ?
De Evangelisch-Lutherse Gemeente Zwolle staat voor: Naast het orgel bieden wij een actieve gemeente, op een
leven uit Gods genade, geïnspireerd door de Bijbel en prachtige werkplek in de binnenstad van Zwolle. Met de
in dialoog met elkaar. Openheid en gastvrijheid staan kans om een generatie kinderen in aanraking te brengen
centraal. Onze identiteit en eigenheid zijn geworteld in de met kerkmuziek.
eeuwenoude christelijke traditie, onlosmakelijk verbonden Wij volgen de bepalingen rondom de Generale regeling
met het werk van Maarten Luther. Deze eigenheid wordt al voor kerkmusici en honoreren deze functie overeenkomstig
meer dan 400 jaar van dezelfde plek in Zwolle uitgedragen. de PKN-salarisbepalingen. De aanstelling is voor één jaar
Onze actieve gemeente telt ruim 400 leden en heeft nauwe en wordt bij wederzijdse tevredenheid omgezet naar een
contacten met de Protestantse Gemeente Zwolle. Elke aanstelling voor onbepaalde tijd. De exacte invulling van
zondag wordt de eredienst bijgewoond door gemiddeld de werkzaamheden wordt in goed overleg nader bepaald.
100 gemeenteleden, van jong tot oud. Tijdens de selectieprocedure maken wij gebruik van een
WAT ZOEKEN WIJ? adviescommissie. Proefspelen in een viering en een proef-
Wij zingen graag en veel. Wij zoeken iemand die: directie met de cantorij maken onderdeel uit van de
• vakkundig het orgel bespeelt tijdens erediensten (één selectieprocedure.

viering op de zondagochtend) met literatuurspel en ENTHOUSIAST GEWORDEN?
inspirerende begeleiding van de gemeentezang; Spreekt deze vacature je aan en wil je reageren?
• kennis heeft van lutherse traditie en liturgie of bereid is Stuur dan je motivatiebrief met cv uiterlijk 27-01-2022
zich daarin te verdiepen; naar Gerrit Bril, e-mail: [email protected]. Voor meer
• leiding kan geven aan de cantorij (circa 16 leden) tijdens informatie kun je bellen met 06-10972083.
de wekelijkse repetities en medewerking aan ongeveer Meer informatie over de gemeente, het orgel en de
acht vieringen per jaar; plek in de stad is te vinden op www.elkz.nl.

12 Het Orgel jaargang 118 nummer 1

Column

geledingen in de muziek: een partita laat je volgen door een werk in zijn en de concertgever ze in een inleidend praatje wervend toelicht!
één of twee lange delen. Vaak blijken er veel mogelijkheden te zijn. Kijk ook eens naar het Britse repertoire van korte, vaak ritmisch
Laat het even bezinken en maak dan een definitieve keuze. boeiende stukken: Peaen van Leighton, Alleluyas van Preston, Toc-
cata in Seven van Rutter en Processional van Matthias leiden tot en-
Het aantal koraalgebonden werken hangt bij mij af van de regio thousiaste reacties. Van het Nederlands repertoire noem ik Merck
waar het concert plaatsvindt: op de Biblebelt ben ik daarmee guller toch hoe sterck van Cor Kee, delen uit Gedenck-clanck 76 van Piet
dan in streken met een meer heidense signatuur. Uiteraard houd je Kee, delen uit Zes Valerius liederen en Tien Oud-Nederlandse liede-
rekening met de stilistische karakteristieken van het orgel, maar vaak ren van Piet Post Veel bijval oogsten immer de Passacagalia, Koraal
is het goed mogelijk werken uit andere perioden dan waarin het in- en Fuga van Cornelis de Wolf en de Variaties over ‘Ik wil mij gaan
strument gebouwd is, te vertalen naar het onderhavige orgel. Wees vertroosten’ van Jacob Bijster.
wel voorzichtig met niet-gelijkzwevende temperaturen. Improvise-
ren? Zeker, mits je die kunst in voldoende mate beheerst, maar niet Bij de grote Bachwerken kun je overwegen of het preludium of de
te lang en liever niet meer dan een enkele keer per programma. Ik fuga te spelen, in preludia en toccata’s van Buxtehude kun je een rijk
improviseer meestal niet langer dan een minuut of zeven. kleurenpalet aan de man brengen. Last but not least: de variatiewer-
De afgelopen decennia zijn er in veel kerken lunchpauzeconcerten, ken van Sweelinck!
waarvoor conservatoriumstudenten worden uitgenodigd. Ik inte- Soms vraagt een student zich af wat andere organisten wel niet zul-
greer de voorbereidingen in het lesprogramma. Als het concert na- len zeggen van deze wat laagdrempelige programma’s. Mijn ant-
dert gaan we samen naar de kerk waar het concert plaatsvindt om woord luidt dan dat je speelt voor mensen die nog voor het orgel
registraties uit te zoeken en het spel aan de akoestische omstandig- gewonnen moeten worden. Kritiek en andere meningen zijn prima,
heden aan te passen. Het is een uitdaging een mooi programma te dat levert een interessante dialoog op, maar met spijkers op laag wa-
maken voor een concert dat tussen de dertig en veertig minuten mag ter zoeken los je niets op. Belangrijk is wat de organisatoren met
duren. Het moet toegankelijk zijn voor luisteraars die voor het eerst de pauzeconcerten willen. Als zij ervoor kiezen dat het program-
en vaak bijna toevallig een orgelbespeling bezoeken. Ook ervaren ma toegankelijk moet zijn, verdient het aanbeveling dat aan de spe-
concertbezoekers moeten aan hun trekken komen. lers kenbaar te maken. In mijn jaren als stadsorganist van Haarlem
maakte ik voor de donderdagmiddagen programma’s die wat laag-
Met mijn studenten heb ik interessante gesprekken over de keuze drempeliger waren dan die voor de dinsdagavonden. Met een goe-
van de programma’s. Vanuit hun optiek is het spelen van een paar de toelichting en in combinatie met goed in het gehoor liggend re-
grotere werken aantrekkelijk. Vaak hebben ze die op het oog voor pertoire kon ik het donderdagmiddagpubliek zeker plezieren met
een komend examen of concours. Het concert is dan een welkome Pneoo van Daan Manneke. Voor het publiek veeleisende stukken,
aanvulling bij de voorbereidingen daarop. De programma’s die ont- zoals premières van nieuwe stukken en veeleisende Bachwerken zo-
staan vanuit die uitgangspunten, leveren vaak niet het juiste menu als Clavierübung III en de Einige Kanonische Veränderungen (BWV
op voor mensen die nog nooit of nauwelijks een orgelconcert heb- 769) reserveerde ik voor de dinsdagavonden voor en na de zomer-
ben bezocht. vakanties, als de vaste kern van bezoekers uit Haarlem en de rest van
Nederland aanwezig was.
In het algemeen stellen luisteraars een zinvolle afwisseling Nog even terug naar de lespraktijk op het conservatorium. Niet alle
tussen bekend en onbekend repertoire op prijs. Veel bezoekers stukken voor examens en concoursen zijn geschikt voor pauzecon-
van pauzeconcerten kennen nauwelijks orgelrepertoire, zelfs als ze certen. Parallel aan het grote repertoire bouw ik met de student van
al redelijk ervaren luisteraars van klassiek repertoire zijn. Je moet meet af aan een repertoire op dat geschikt is voor pauzeconcerten.
ze direct winnen voor het orgel met stukken die wél bekend zijn: Het voorspelen van stukken voor examens en concoursen trainen
Bachs Jesus bleibet meine Freude (BWV 147) in het trioarrangement we tijdens interne en externe voorspeeluren van het conservatori-
van Bryan Hesford, Wachet auf , ruft uns die Stimme (BWV 645) um. De voorbereiding van de pauzeconcerten vormen een integraal
en voor collega’s met stalen zenuwen het technisch veeleisende deel van de opleiding. Belangrijk onderdeel van die voorbereiding
Kommst du nun, Jesu, vom Himmel herunter (BWV 650). Een serie is het aanreiken van handvatten om nervositeit en podiumangst te
goed in het gehoor liggende dansen uit de zestiende of zeventiende voorkomen. Telkenmale blijkt dat met name het tijdig beginnen
eeuw is ook een effectief begin. Bij een concert van beperkte duur met die voorbereidingen wonderen doet.
kun je het beste kiezen voor korte, effectieve werken. Van Messiaen
liever Transports de Joie dan Dieu Parmi Nous, van Vierne de uiterst Wat voor mijn studenten geldt is voor mijzelf onbeperkt van toe-
effectieve Final uit de Derde Symphonie – slechts zes minuten. Denk passing. Elk jaar opnieuw ervaar ik de eerste week van januari als
ook eens aan een paar korte stukken van Alain, het Agnus Dei van de start van het nieuwe concertseizoen. Als organisatoren, spelers
Martin, een los deel uit Sonate II van Hindemith, het speelse en en luisteraars wensen we elkaar een inspirerend en geïnspireerd jaar
tegelijk monumentale Preludium en Fuga in a van Cor Kee. toe.

Bij sommige studenten zie ik aarzeling als ik twintigste-eeuwse en
eenentwintigste-eeuwse muziek suggereer: mijn ervaring is dat het
publiek dat goed kan waarderen, als de stukken maar niet te lang

januari 2022 13

De publicaties van Charles-Marie

Victor Timmer & Ton van Eck

Tot de bekendste boeken die in de negentiende

eeuw in Nederland op orgelgebied zijn gepubliceerd,
behoort ongetwijfeld het boek van Charles-Marie
Philbert over het Cavaillé-Coll-orgel uit 1875 in het
Amsterdamse Paleis voor Volksvlijt: L’Orgue du Palais
de l’Industrie d’Amsterdam [ ] la facture d’orgues
moderne et la facture d’orgues néerlandaise et
contemporaine (Amsterdam 1876). Het was een
studie over het eerste moderne symfonische orgel
van deze beroemde orgelmaker in Nederland, dat
bovendien sindsdien gold als een van zijn beste
grote instrumenten uit die periode. Achterliggende
gedachte van Philbert was om Nederland rijp te
maken voor het ‘moderne orgel’ en zo daar de
orgelbouw, na een periode van bloei en (in zijn
ogen daarna gevolgd door) stilstand, een flinke
stap vooruit te helpen. Om het hoe en waarom van
de keuze voor dit type orgel van deze orgelmaker
voor deze locatie en de specifieke eigenschappen
van dit soort instrumenten nog eens duidelijk te
maken, legde Philbert dit vast in bovengenoemd
boek en in een kleinere Nederlandstalige brochure.
In dit artikel gaan we in op de totstandkoming van
beide geschriften en de verspreiding ervan. Ook
onderzoeken we de invloed die ze meer of minder
hebben gehad op de acceptatie van het werk van
de Franse orgelmaker in Nederland en daarbuiten.
Omdat het Franstalige boek duidelijk bedoeld was
voor een groter afzetgebied dan Nederland, werd
in het onderzoek ook een vergelijking met enkele
contemporaine publicaties over Franse orgels van
Cavaillé-Coll betrokken.

Charles-Marie Philbert in ambtskostuum, in Rotterdam na 1880 geportretteerd
door zijn buurman, fotograaf Johannes Baer (collectie Victor Timmer).

14 Het Orgel jaargang 118 nummer 1

Philbert over het Paleis-orgel

Opmaat: Philbert en het moderne orgel 15
Charles-Marie Philbert (Tours 1826-Avranches 1894) was bijna
zijn hele werkzame leven in consulaire dienst voor Frankrijk werk-
zaam in Nederland.1 Na zijn schooltijd op het Jezuïetencollege in
het Zwitserse Fribourg verbleef hij twee jaar in Parijs, waar hij een
vervolgstudie deed en daarnaast ook veelvuldig in de ateliers van
Aristide Cavaillé-Coll te vinden moet zijn geweest om zich daar
veel theoretische en praktische aspecten van het orgelmaken snel
eigen te maken, alvorens in consulaire dienst te treden.2 Tijdens
de rest van zijn leven heeft hij in zijn vrije tijd door experimenten
en onderzoek, thuis in een eigen ‘orgelkamer’, maar ook bij en sa-
men met Cavaillé-Coll in diens atelier zijn kennis verder verdiept.3
Hoewel hij ook eigen ideeën ontwikkelde en daarmee enigszins
afweek van de geijkte ‘Cavaillé-Coll-paden’,4 was hij niettemin een
krachtig pleitbezorger van diens werk. Hij paste zijn kennis toe als
auteur van enkele wetenschappelijke artikelen5 en in de praktijk als
orgelmaker, intonateur en adviseur.

In Nederland liet hij tijdens de eerste 25 jaar van zijn aanwe-
zigheid allereerst zijn sporen na in de H.H. Petrus & Paulus-kerk
(1856-1859) te Den Helder, met de eigenhandige (onvoltooide)
bouw van een orgel in Franse stijl,6 inclusief een boîte expressive.7
Dat project kreeg een vervolg in het op zijn instigatie en onder zijn
intensieve en actieve begeleiding door Gebroeders Adema (Leeu-
warden en Amsterdam) gebouwde orgel in de Mozes & Aäron-
kerk te Amsterdam (1869-1871).8 Na wijzigingen in 1877/1878
en 1887 resulteerde dat in een ‘Hollandse Cavaillé-Coll’ met een
eigen, sterk door Philbert bepaald karakter.

De kerkelijke context droeg echter niet bij aan grote publieke
bekendheid, ondanks een voortreffelijke bespeler als Jos. A. Ver-
heyen.9 Bovendien was op dat moment lang niet iedereen ingeno-
men met het moderne Franse orgeltype en de bijhorende orgelmu-
ziek.10 De mogelijkheid om in een publiek toegankelijke ruimte
met allure (het Paleis voor Volksvlijt in Amsterdam) een écht groot
Cavaillé-Coll-orgel te kunnen plaatsen, moet Philbert zeer hebben
aangesproken. Voor dit project heeft hij zich ten volle ingezet: hij
was medeoprichter, lid en technisch adviseur van de ‘Vereniging
voor bevordering van orgelmuziek’, lid van de commissie die het
instrument voor aankoop in Parijs keurde, vicepresident van de
commissie die de eindkeuring in Amsterdam verrichtte, lid van de
commissie ter verbetering van de akoestiek van het Paleis, lid-des-
kundige namens de ‘Vereeniging’ van de Amsterdamse ‘Commissie
ter bepaling van de juiste toonhoogte’ (in verband met samenspel

Paleis voor Volksvlijt, tekening van het front, mogelijk behorend bij de offerte.

januari 2022

van orgel met orkesten), initiatiefnemer voor het Nationaal Paleis voor Volksvlijt (Foto: collectie Stadsarchief Amsterdam)
Concours voor Organisten in het Paleis en lid van de jury bij dat
concours.11 het nieuwe orgel, door de amsterdamsche vereeniging ter bevor-
dering van orgelmuziek te Parijs aangekocht en in het Paleis
Het is niet nodig op deze plaats uitgebreid stil te staan bij het or- voor Volksvlijt geplaatst. Het boekje is versierd met eene zeer
gel zelf: het is toentertijd door Philbert beschreven in de genoem- nette afbeelding van het orgel. Wij bevelen de lezing aan van
de en hier te bespreken publicaties. In onze tijd kan men terecht in dit boekje aan allen, die in orgels en orgelspel belang stellen;
de voortreffelijke dissertatie van René Verwer over de relatie tussen veel komt er in voor, dat hier te lande geheel nieuw is, waar-
Cavaillé-Coll en Nederland, en daaraan verwante artikelen.12 door schoonheid en kracht van toon en uitdrukking, zoowel als
gemakkelijkheid van bespeling, bevorderd wordt. Het nieuwe
Verantwoording op papier orgel is voorzeker een der volmaakste instrumenten van den
nieuweren tijd en zoowel de uitvoeringen, die er reeds op plaats
Toen de plannen voor de aanschaf van een concertzaalorgel duide- hadden, als de zamenstelling, die wij door dit boekje leerden
lijk in de richting van een ‘modern’ (Frans) orgel gingen, was niet kennen, schijnen de commissie, met den aankoop belast, te reg-
ieder direct enthousiast vanwege de hoge kosten, het soort orgel, tvaardigen, nu zij ditmaal, met voorbijgang van wat ook Ne-
het feit dat het geen Nederlands fabricaat was, het vochtige kli- derlands uitstekends op dit gebied kan leveren, tot het buiten-
maat, et cetera. Het plaatsen van een orgel dat qua opzet, samen- land de toevlugt nam.’”
stelling, klank en gebruik (concertzaalorgels waren er nog niet in Ook in andere kranten werd naar aanleiding van de ingebruik-
Nederland) volledig afweek van de Hollandse mainstream, was neming van het nieuwe orgel gewezen op de brochure. Verder
voor Philbert reden om achteraf verantwoording af te leggen en de komt deze niet meer ter sprake. Wel werd de inhoud (zonder de
juistheid van de keuze nog eens publiekelijk bekend te maken en afbeelding van het orgelfront) overgenomen in het tijdschrift De
te onderbouwen. Dat resulteerde in twee geschriften, gedrukt bij
Gebr. Binger te Amsterdam: een Nederlandstalige brochure onder
zijn pseudoniem Eubulus en een veel uitgebreider Franstalig boek
onder zijn eigen naam.

Is de Nederlandstalige brochure nog vrij zakelijk, beknopt en
informatief, met name met het Franstalige boek, dat veel meer ach-
tergronden belicht, beoogde hij een beter begrip te kweken voor
het moderne orgel, zo niet direct in Nederland dan toch elders. Het
boek kon daarbij voor Cavaillé-Coll dienen als relatiegeschenk en
als reclamemiddel voor volgende orgelprojecten. Volledigheidshal-
ve vermelden we nog het onvoltooide artikel dat Philbert in 1883
publiceerde in het Duitse Zeitschrift für Instrumentenbau, getiteld:
’Der Industrie-Palast von Amsterdam und die grosse Orgel’.13 We
laten het verder buiten beschouwing, aangezien het een verkorte
weergave betreft van het eerste hoofdstuk van het Franstalige boek.
De Nederlandse brochure
De Nederlandse brochure verscheen onder de titel: Het orgel van
het Paleis voor Volksvlijt te Amsterdam (Amsterdam 1875) en zal
direct zijn gepresenteerd bij de officiële ingebruikneming van het
nieuwe orgel op 27 oktober 1875. Drie dagen later al verscheen (in
de kolom náást die met het verslag van het ingebruiknemingscon-
cert14) het volgende bericht in de Amsterdamsche courant:

Enkele dagen later (op 3 november in De Standaard, de dag daarna
gevolgd door de Provinciale Groninger Courant), verscheen het
volgende bericht, op 1 november opgesteld in Amsterdam:

“Bij de gebroeders Binger te Amsterdam is verschenen eene be-
knopte maar niettemin duidelijke en volledige beschrijving van

16 Het Orgel jaargang 118 nummer 1

Volksvlijt,15 nadat Binger daarvoor op 24 november 1875 toestem- resultaat viel niet mee: de kosten waren veel hoger dan begroot
ming had gegeven op voorwaarde van een verkregen machtiging (100 gulden), want mede door de erbij afgedrukte gravure van het
van Cavaillé-Coll “of diens gelastigd, de Heer Philbert”.16 Die orgel (waar Binger zelf voor had gezorgd),19 waren deze kosten nog
machtiging is kennelijk verleend. verdubbeld. Hoewel Cavaillé-Coll tevreden was met de brochure,
was hij dat absoluut niet met de gebruikte afbeelding, waaraan
De brochure telt 25 bladzijden (15 x 24 cm, octavo-formaat), volgens hem elke grandeur ontbrak, en dat terwijl er volgens zijn
met als frontispice een afbeelding van het orgelfront (dezelfde als zeggen betere afbeeldingen (een foto en een gravure) beschikbaar
die in het Franstalige boek), vervaardigd door Cavaillé-Coll-ar- waren! Niettemin bleven ze bij dezelfde drukker voor de andere
chitect A. Simil. Kort, bondig en zakelijk wordt achtereenvolgens publicatie, waarvoor Binger al het nodige papier had ingekocht.
informatie gegeven over de aankoop, het doel van dit orgel en de De kleine brochure was duidelijk bedoeld voor de bezoekers van
keuze voor Cavaillé-Coll. Daarbij waren ook korte aanbevelingen de bespelingen op het nieuwe orgel en voor de Nederlandse ‘markt’,
afgedrukt van belangrijke buitenlandse organisten, dezelfden die zodat men meer inzicht kreeg in de mogelijkheden en kwalitei-
we in meer uitgebreide vorm ook tegenkomen in het Franstalige ten van dit voor Nederland geheel nieuwe type orgel; wellicht zou
boek.17 Vervolgens kwamen aan bod: de dispositie, ‘golvende’ stem- het ook een stimulans zijn voor Nederlandse orgelmakers om met
men, keus van de stemmen, ‘aankoppelingsmiddelen’, combina- de (moderne) tijd mee te gaan. Hoeveel exemplaren zijn gedrukt
tie’treden, ‘crescendo’toestellen, Barkers toestellen, de windtoestel, en verkocht, is niet bekend. In hoeverre het samenstellen van de
bewerking, uiterlijk van het orgel, prijs van het orgel. Uit bewaard brochure rechtstreeks een opdracht van de ‘Vereeniging tot bevor-
gebleven brieven van Aristide Cavaillé-Coll aan Philbert kun- dering van orgelmuziek’ aan Philbert was,20 dan wel dat hij dit (al
nen we afleiden dat de brochure, geschreven door Philbert onder dan niet in ruggespraak met Cavaillé-Coll) zelf had voorgesteld,
zijn pseudoniem Eubulus en gedrukt bij de Amsterdamse uitge- is niet meer na te gaan, Bij de brand van het Paleis in 1929 is ook
ver/drukker Gebr. Binger, was betaald door Cavaillé-Coll.18 Het het archief van de vereniging vernietigd met mogelijk daarin nog
aanwezige exemplaren. Wellicht bij de drukker nog ‘op de plank’
liggende exemplaren waren veel eerder al in rook opgegaan, waar-
over later meer. Bij deze publicatie zou het niet blijven, want op de
laatste pagina werd het grotere Franstalige boek al geannonceerd.
Dit zou echter op een beduidend kleiner formaat verschijnen dan
aangekondigd.

De Franstalige publicatie
Onder Philberts eigen naam verscheen in mei 1876 de bij Binger
gedrukte studie: L’Orgue du Palais de l’Industrie d’Amsterdam,
la facture d’orgues moderne et la facture d’orgues néerlandaise et
contemporaine. Het initiatief tot het samenstellen van deze publi-
catie kwam van Philbert. Het project werd in alle beslotenheid
voorbereid en uitgevoerd terwijl nog aan het orgel zelf werd ge-
werkt. Begin oktober 1875 meldde hij aan zijn ‘Monsieur et ami’
(Cavaillé-Coll) niet alleen dat Jos. A. Verheijen het orgel (met uit-
zondering van het Plein Jeu en de tongwerken van het Grand-Or-
gue en van het Pédale) al had laten horen aan enkele ‘invités’, maar
ook dat het karakter van het (eerste) proefblad van het boek hem
beviel. Wel wilde hij wat meer marge en iets meer hoogte, zodat die
wat meer in de richting van de brochure van Sheffield zouden gaan
(“qui est moins écrasée de proportion”).21 Op schrikkeldag 1876
benadrukte hij richting Cavaillé-Coll

“dat deze bezigheden alleen ons tweeën aangaan en dat nie-
mand [daarvan] op de hoogte mag zijn tot aan de publicatie
(….). Ik heb dit werk uit liefde voor u ondernomen en ik reken
er op dat dit voor ons beiden goed uitpakt.”22
Wat Philbert betreft, kon hij met het eindresultaat eventuele kri-
tiek uit Nederland pareren en tegelijk laten zien wat hij qua des-
kundigheid als ‘grand amateur de facture d’orgue’ vermocht. Aristi-
de Cavaillé-Coll, wiens bedrijf feitelijk een wankele finan­ciële
basis had, kon een dergelijk positief geschrift goed gebruiken om te
helpen zijn orderportefeuille goed gevuld te houden. Uit de brie-
ven blijkt dat er ook hier met Binger problemen waren, mogelijk
door te grote onduidelijkheid over de gemaakte afspraken. Dit is
met name merkbaar in een zeer slecht leesbare brief uit eind febru-
ari 1876.23 Er werd geregeld door beide heren over de inhoud van

januari 2022 17

het boek van gedachten gewisseld (bijvoorbeeld over het opnemen komende orgelprojecten.
van impressies van concerten door Alphonse Mailly op het nieuwe Niet voor niets waren aan het eind van het boek ook enkele
orgel, hetgeen uiteindelijk ook is gebeurd) en aan wie het in eerste
instantie na verschijnen zou moeten worden toegezonden. appendices betreffende de methode van Cavaillé-Coll voor het
vaststellen van pijplengtes bij labialen, moteurs pneumatiques, als-
Vanuit Amsterdam werden proefpagina’s en proefdrukken naar mede een werklijst van het bedrijf opgenomen (inclusief de tot
Parijs gezonden. Begin mei 1876 was het boek gereed, vermoe- dan toe door Cavaillé-Coll ontvangen medailles), de concerten op
delijk in een oplage van duizend exemplaren (voor dat aantal had het orgel in het atelier in Parijs en een verslag van twee succesvolle
Binger in elk geval papier ingekocht). Gezien het uiterst magere concerten door Mailly op het orgel, nadat het in Amsterdam was
salaris dat Philbert voor zijn werkzaamheden in consulaire dienst opgesteld.
ontving,24 ligt het voor de hand dat ook deze uitgave geheel voor
rekening van Cavaillé-Coll tot stand kwam. De samenwerking tus- Franse publicaties als referentiekader
sen Philbert en Cavaillé-Coll blijkt ook uit het feit dat op pagina Philbert zal voorafgaande aan het schrijven van zijn boek zeker
132 en op de achterzijde van het boek een afbeelding staat van rekening hebben gehouden met de samenstelling van gedrukte
de speeltafel van het Cavaillé-Coll-orgel in Sheffield, afkomstig publicaties die al in Frankrijk waren verschenen na de totstandko-
uit de in Parijs gedrukte brochure uit 1874 over dat instrument.25 ming van verschillende grote orgels van Cavaillé-Coll. We kunnen
Op 12 mei 1876 verzond Philbert het eerste exemplaar van zijn deze publicaties in twee categorieën verdelen, hoewel de scheidslijn
boek aan Cavaillé-Coll, “als getuigenis van mijn gevoelens van af- tussen beide niet altijd duidelijk is vanwege het hoge publicitaire
fectie, respect en bewondering voor uw artistieke geest die ik in u karakter van de eerste groep:
herken”, met bijvoeging van exemplaren voor de heren Reinburg • Keuringsrapporten, vaak vergezeld van het programma van de in-
en Prosper Faugère (laatstgenoemde was al ruim veertig jaren zeer gebruikneming en een lijst met onderscheidingen die Cavaillé-Coll
hecht bevriend met Cavaillé-Coll en een van de ‘membres du con- ten deel waren gevallen: tot deze categorie behoren de in druk ver-
seil de famille’).26 Vervolgens verzond Philbert vier exemplaren van schenen rapporten over de orgels van de basiliek in Saint-Denis,28
het boek naar Brussel, ongetwijfeld in verband met de plannen alsmede in Parijs de Madeleine (1846),29 de Saint-Vincent-de-Paul
om Cavaillé-Coll een orgel te laten bouwen in het conservatorium (1854),30 de Saint-Sulpice (1863)31 en de Notre-Dame (1868).32
aldaar. Daarna werd het grootste deel van de overige exemplaren Een bijzondere positie neemt het in 1865 in druk verschenen rap-
op kosten van Cavaillé-Coll naar Parijs verzonden. Blijkens een port in over het orgel van de Saint-Sulpice, dat de in akoestiek
bedrijfsinventaris uit 1886 bevonden zich toen in Cavaillé-Colls gespecialiseerde natuurkundige Jules Antoine Lissajous op 15 juli
‘bureau’ behalve ‘Neuf cents exemplaires du Catalogue illustré de la 1863 voltooide voor de Franse Maatschappij ter bevordering van
maison’ ook nog ‘Six cents exemplaires de l’orgue d’Amsterdam’!27 de nijverheid (Société de l’encouragement de l’industrie nationale).33
Een klein deel van de oplage zal in Amsterdam zijn achtergeble- Deze uitgebreide beschrijving van dit orgel en van de nieuwe vin-
ven bij Binger (en bij Philbert?) om mogelijke ‘Hollandse’ klanten dingen die daarin waren samengebracht, compleet met een plat-
te bedienen. Vanuit Parijs zou de verdere distributie plaatsvinden: tegrond en dwarsdoorsneden op verschillende niveaus, is geen
allereerst aan een selecte groep personen en instanties, genoteerd keuringsrapport, maar voor Cavaillé-Coll vooral een artistieke en
op een speciale verzendlijst, en daarna, naar bevind van zaken, technische waardering door bovengenoemde organisatie.
als relatiegeschenk of als reclame voor zijn orgels met het oog op

Impressie van het orgel in de Albert Hall in Sheffield, ontleend aan de brochure over dat orgel. Het Orgel jaargang 118 nummer 1

18

De oorspronkelijke speeltafel van het vroegere Cavaillé-Coll-orgel in Sheffield.
Het was de enige vierklaviers speeltafel van Cavaillé-Coll in Engeland. Gezien de
entourage dateert de afbeelding van ná 1927, toen vanwege de pneumatisering

van het orgel een nieuwe speeltafel was geplaatst en de oude kennelijk aan-
vankelijk nog in de opslag was verdwenen (Foto: Reginald Whitworth)

• Monografieën met een uitgebreide geschiedenis van de orgels in
de betreffende kerken, een schets van de totstandkoming van het
betreffende Cavaillé-Coll–orgel en een technische beschrijving
daarvan. Tot deze categorie kunnen we rekenen de monografie van
abbé Pierre-Henri Lamazou over Cavaillé-Colls opus magnum in
de Saint-Sulpice in Parijs en de moderne orgelbouw34, alsmede die
van H. Schemit-Maréchal over het orgel in de kathedraal Saint-
Louis van Versailles35, en die van Albert Dupaigne over het orgel in
de nieuwe concertzaal van Sheffield (1874), de Albert Hall.36 Het
is interessant om het boek van Philbert qua opzet met deze drie
publicaties te vergelijken.

Philberts boek en drie monografieën die weerstand snel was overwonnen dankzij de hoge kwaliteit van
Van de drie hiervoor genoemde verhandelingen, verschenen de eer- het instrument. De conclusie was duidelijk: de Parijse organisten
ste twee in 1863, de laatste (over Sheffield) in 1874, twee jaar vóór hadden met hun concerten bewezen dat het tijd werd dat er in de
het verschijnen van Philberts boek. Franse hoofdstad, naast de orgels in belangrijke kerken die al voor-
zien waren van een groot Cavaillé-Coll–orgel, ook een concert-
De verhandelingen over de orgels in de kathedraal van Versailles zaalorgel van internationale allure zou moeten komen. Philbert
en de nieuwe concertzaal in Sheffield beperken zich beide groten- was bekend met de brochure van het orgel in Sheffield, want hij liet
deels tot die locaties. Hier en daar wordt uitgeweid over de ingeni- deze, zoals hij zelf op bladzijde 84 van het boek over het Paleiso­ rgel
euze wijze waarop Cavaillé-Coll de nieuwe vindingen in de orgel- schreef, door Cavaillé-Coll aan de bestuursleden van het Paleis
bouw heeft weten toe te passen en te combineren. Opmerkelijk is voor Volksvlijt toezenden, zodra hij medio augustus 1874 op de
dat beide publicaties zijn geschreven door auteurs die verder niets hoogte was van de plannen tot het daar plaatsen van een orgel.
over orgels hebben gepubliceerd.
Wat betreft de opzet vertoont Philberts boek over het Paleis­orgel
De beknopte brochure (23 pagina’s) over het orgel in Versailles in grote lijnen het meest overeenkomst met de studie van abbé
was duidelijk geschreven om een locale lezerskring informatie te Lama­zou. Niet alleen verwijst Philbert op bladzijde 68 van zijn
verschaffen over het Cavaillé-Coll–orgel, dat overigens werd op- boek naar deze publicatie over het orgel in de Saint-Sulpice, maar
gesteld in de kassen van het orgel van François-Henri Clicquot uit tevens citeert hij op dezelfde pagina daar uitgebreid uit.41 We laten
1761. Deze brochure werd dan ook door een drukker uit Versailles hieronder enkele saillante overeenkomsten en verschillen volgen.
gedrukt en uitgegeven.37 In beide studies wordt eerst de orgelbouw in het algemeen globaal
behandeld, zowel geschiedkundig als geografisch, hoewel ze daar
De brochure over het nieuwe orgel in Sheffield, met 83 pagina’s, allebei andere accenten leggen. Beperkt Philbert zich tot Duits-
had een ander doel. Niet voor niets was dit boekwerkje versche- land en Nederland, Lamazou noemt naast het orgel in Haarlem en
nen bij de ‘huisdrukkerij’ van Cavaillé-Coll, de firma E. Plon et het recent gebouwde Walcker-orgel in de Dom van Ulm, ook het
Cie (en dus mogelijk ook door de orgelbouwer gefinancierd).38 Dit instrument van Mooser in het Zwitserse Fribourg (dat Philbert al
geschrift moest de bestuurders in Parijs ervan overtuigen dat het kende sinds zijn schooltijd), het orgel van Willis in de St. Georges-
hoog tijd was om ook de Franse hoofdstad te voorzien van een gro- Hall in Liverpool en dat van Hill in de kathedraal van York.
te concertzaal met een bijpassend groot orgel. Daartoe werd alles
uit de kast gehaald: allereerst werden er uittreksels opgenomen van
lovende recensies van een aantal concerten die plaatsvonden terwijl
het instrument voor Sheffield nog stond opgesteld in het atelier
van Cavaillé-Coll. Die concerten werden niet alleen gegeven door
de Parijse organisten Charles-Marie Widor, Camille Saint-Saëns,
Alexandre Guilmant en César Franck, maar ook door twee Engelse
collega’s, William Thomas Best39 en George Henry Smith Esq., de
organist van de kerk van St. Petrus & Paulus in Sheffield (de hui-
dige anglicaanse kathedraal). Vanuit Brussel kwam Mailly een reci-
tal verzorgen. Dat zal niet geheel toevallig zijn geweest, want daar
hoopte Cavaillé-Coll een orgel aan het conservatorium te kunnen
leveren. In de brochure zijn tevens in het Frans vertaalde, lovende
besprekingen van het orgel in de Engelse pers opgenomen nadat
het instrument eenmaal in Sheffield was opgesteld en in gebruik
was genomen. Daarbij werd aangetekend dat de Engelsen aanvan-
kelijk wel moesten wennen aan het Franse orgeltype, dat ook qua
gebruik afweek van wat men daar te lande gewend was40, maar dat

januari 2022 19

Lamazou en Philbert presenteren Cavaillé-Coll als de grote ver- uitgesproken over het orgel, het gebruik daarvan en waarin de or-
nieuwer van de orgelbouw en maken melding van de vindingen gelmaker van harte werd aanbevolen. Van wijlen Adolph Hesse, ten
die hij als eerste in zijn orgels had toegepast, de soufflerie à diverses slotte, werden (pag. 73), specifiek betreffende het orgel in de Saint-
pressions (windvoorziening met verschillende winddrukken) en de Sulpice in Parijs, enkele al bekende oudere positieve zinsneden uit
pneumatische hefboom van Barker. Ook Cavaillé-Colls rol als on- 1862 gebruikt.
derzoeker wordt in beide publicaties onderstreept. Evenals Lama-
zou wijdt ook Philbert een paragraaf aan Cavaillé-Colls formule Delen van deze citaten werden later weer gebruikt in andere
voor de bepaling van de lengte van labiaalpijpen, waarover deze publicaties betreffende orgels van Cavaillé-Coll. Zo staan zinsne-
zelf pas in 1895 een gedrukte brochure zou laten verschijnen.42 den daaruit bijvoorbeeld op pagina’s 4-6 in Philberts geschreven
Veel wijst er derhalve op dat Philbert zich voor zijn boek over het keuringsverslag van het Brusselse orgel (juli 1880), in de brochure
Paleis-orgel voor een belangrijk deel heeft laten inspireren door de
studie van abbé Lamazou over het orgel in de Saint-Sulpice.

Philberts publicatie was voor Cavaillé-Coll zeer welkom. Nu
diens concertzaalorgels in Engeland en Nederland zo goed waren
onthaald en zoveel aandacht kregen, kon Parijs toch niet achterblij-
ven, en ook voor de aanschaf van een orgel uit zijn ateliers door het
Brusselse conservatorium betekende dit belangrijke publiciteit.

Buitenlandse aanbevelingen voor Amsterdam Het Cavaillé-Coll-orgel in het Koninklijk Conservatorium Brussel; de een kwart slag gedraaide
Eind 1873 was het grote orgel van Cavaillé-Coll in de Albert Hall (Foto: www.orgelkunst.be/Luk Bastiaens)
(Town Hall) te Sheffield in gebruik genomen, een instrument dat
heel goed als voorbeeld kon dienen voor het te bouwen orgel in
Amsterdam. Naar aanleiding daarvan had een anonieme Engelse
organist kennelijk kritische opmerkingen geschreven aan de Am-
sterdamse ‘Vereeniging’ (zie de opmerkingen daarover in hierna
te noemen brieven van Alexandre Guilmant en Jacques-Nicolas
Lemmens). Aangezien ook in Nederland vraagtekens waren gezet
bij de voorgenomen aankoop van een orgel dat was vervaardigd
door een buitenlandse orgelmaker, zal het de commissie goed heb-
ben geleken dat Philbert rond de jaarwisseling 1874/1875 aan een
aantal toonaangevende buitenlandse musici (bekend met orgels
van Cavaillé-Coll en het gebruik daarvan) vroeg om hun bevindin-
gen dienaangaande op papier te zetten. Belangrijke citaten uit deze
deels bewaard gebleven brieven43 werden in zijn boek opgenomen
op de pagina’s 92 (Gevaert en Mailly), 93 & 94 (Lemmens en Best)
en 94 & 95 (Guilmant).

De brief (gedateerd 11 februari 1875) van François Gevaert,
directeur van het conservatorium in Brussel, bleef integraal be-
waard en werd qua inhoud ook compleet afgedrukt in het boek.
De beide brieven van Guilmant vanuit Parijs (22 februari 1875) en
Lemmens (20 februari 1875 vanuit Brighton) werden in het boek
slechts gedeeltelijk geciteerd en zijn daarom hier door ons com-
pleet afgedrukt als bijlage bij de samenvatting op de website. Ze ge-
ven een goede indruk van de receptie door kenners en liefhebbers
van met name het nieuwe concertzaalorgel in Sheffield en vormden
daarmee een belangrijke referentie voor de heren in Amsterdam.
Ook bieden ze enig inzicht in de problemen die sommige Engel-
se organisten ondervonden bij hun eerste kennismaking met een
voor hen nog weinig bekend orgeltype en de mogelijkheden die
dit bood. Wellicht was dit ook de reden voor het eerder genoemde
schrijven van de anonieme Engelse organist aan ‘Amsterdam’.

Van de niet integraal bewaard gebleven brief van Alphonse
Mailly werden in het boek twee citaten afgedrukt, evenals een deel
van een brief (inclusief hetzelfde citaat in het Engels) van William
Thomas Best, die het orgel in Sheffield met veel succes had be-
speeld bij de ingebruikneming. Ook nagenoeg compleet44 (inclu-
sief de originele Engelse tekst) werd een brief (d.d.12 januari 1875,
pag. 96) afgedrukt van Edward Tozer, president van de directie
van de Albert Hall in Sheffield (van welke stad hij enkele jaren
later burgemeester werd), waarin de ‘most perfect satisfaction’ werd

20 Het Orgel jaargang 118 nummer 1

van Lefebvre over het Cavaillé-Coll-orgel in Le Havre (1888),45 De verzendlijst
een jaar later in de publicatie ‘Maison A. Cavaillé-Coll Orgues de In de te Parijs aanwezige archivalia van het huis Cavaillé-Coll bleef
tous modèles’46 en in Philberts latere boek (1890) over het orgel in een verzendlijst van het nieuwe boek bewaard (zie bijlage 2 op de
Rouen (met als postscriptum bovendien een adhesiebetuiging aan website).49 Blijkens een kanttekening op deze lijst was een kopie
Cavaillé-Coll door ‘onze’ Jos. A. Verheijen).47 De citaten (of delen daarvan al op 28 april 1876 verzonden aan Philbert. Het is interes-
daarvan) van Gevaert, Mailly, Lemmens, Best, Hesse, Guilmant en sant om te kijken naar de landenvolgorde op de lijst en de samen-
Verheijen werden zelfs ruim veertig jaar later nóg afgedrukt in een stelling per land. Bovenaan de lijst stonden met reden personen in
brochure over de firma Mutin-Cavaillé-Coll, die toen ondertussen België, daarna volgden die uit Engeland, Italië en ten slotte die in
al een kwart eeuw onder leiding stond van Charles Mutin.48 Nederland. Of er daarnaast ook een lijst is opgesteld met adressen
in Frankrijk zélf, is niet bekend. Mogelijk achtte Cavaillé-Coll dat
speeltafel dateert uit 1960 enerzijds niet nodig (hij was in eigen land al voldoende bekend) en
zette hij exemplaren bij voorkomende gelegenheid in. Anderzijds
januari 2022 vormden de publicaties over de nieuwe orgels in Sheffield en Am-
sterdam, alsmede de berichtgeving door Philbert over het orgel in
Manchester50 wel een steun in de rug van de keuze voor Cavaillé-
Coll voor het conservatorium in Brussel. Dat gold ook voor hen
die in Parijs voorstander waren van de bouw aldaar van een grote
concertzaal met bijpassend concertorgel. Ook is er geen eventuele
lijst bewaard gebleven (áls die er al is geweest) voor bijvoorbeeld
Duitsland of Zwitserland. Kennelijk werden allereerst die gebieden
bewerkt, waar hij een opdracht kon verwerven of waar het werk
van Cavaillé-Coll al bekend was. Binnen het kader van dit artikel
beperken we ons vooral tot de adressanten uit België en Nederland.

Als eerste werden personen in België genoemd die een belang-
rijke rol zouden kunnen spelen bij de voorgenomen opdracht tot
de bouw van een orgel door Cavaillé-Coll in het conservatorium in
Brussel: koning Leopold II, minister van Binnenlandse Zaken Jean
Baptiste Charles Delcour, François-Auguste Gevaert, directeur van
dat conservatorium in Brussel en de toonaangevende organist Al-
phonse Mailly (5 stuks!), orgeldocent aldaar, alsmede de bekende
musicoloog/kerkmusicus ‘Chevalier’ Xavier van Elewyck en de
minder bekende graaf Léon de Limminghe (volledige naam: Léon
Charles Marie Joseph van den Berghe de Limminghe). Laatstge-
noemde, die te boek stond als diplomaat, was duidelijk een fan van
Cavaillé-Coll, getuige het feit dat hij niet alleen door hem een or-
gel had laten bouwen in de parochiekerk in zijn woonplaats Gesves,
maar tevens een salonorgel in zijn kasteel aldaar. Philbert kende de
Limminghe dankzij een deels gemeenschappelijke schooltijd in het
Zwitserse Fribourg, waar ze ook samen aan muzikale activiteiten
hadden deelgenomen. Philbert voorzag het boek voor De Lim-
minghe van een persoonlijke opdracht.51

Overigens waren ook Gevaert en Van Elewyck sowieso geen
onbekende voor de graaf, aangezien ze lid waren van de commissie
van oplevering van het Cavaillé-Coll-orgel in zijn kasteel in Gesves
in 1873.

Het boek heeft ongetwijfeld een steentje bijgedragen aan de
totstandkoming van het conservatoriumorgel in Brussel dat
Cavaillé-Coll wilde bouwen naar voorbeeld van het instrument
in Amsterdam.52 Dat blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat mede op
persoonlijk verzoek aan Gevaert door Cavaillé-Coll – die vond het
aan zijn beide vrienden Widor en Philbert verschuldigd te zijn –
deze laatstgenoemde twee ‘opmerkelijke experten’ in 1880 door de
Belgische regering werden opgenomen in de keuringscommissie
van het nieuwe orgel.53 Minstens zo belangrijk waren daarnaast de
concerten op het orgel in het Paleis voor Volksvlijt in Amsterdam
door Mailly op 16 en 17 februari en op 29 en 30 maart 1876. Niet
alleen was zijn optreden een groot succes bij publiek en aanwezige
pers, ook zélf was Mailly buitengewoon enthousiast over het orgel,
ervaringen die hij uiteraard mee terug nam naar Brussel. Niet voor
niets nam Philbert een recensie van de beide eerste concerten op
achter in het boek. Volgens Philbert was dat alles een grote troef in

21

de onderhandelingen van Cavaillé-Coll met ‘Brussel’.54 Die werden Het Nederlandse contingent van de verzendlijst
dan uiteindelijk ook succesvol bekroond. Geen succes was er in la-
ter jaren in Antwerpen, toen het boek in de aanloop naar de bouw Merkwaardigerwijs stond ook de naam van Mailly uit Brussel op
van een nieuw orgel in de kathedraal tevergeefs door Cavaillé-Coll de Nederlandse lijst. Wellicht was het oorspronkelijk de bedoeling
werd ingezet. Hij zond het in 1888 vergezeld van enkele andere hem een speciaal exemplaar aan te bieden tijdens een van zijn nog
stukken (de disposities van Sheffield, Brussel en de ‘notice’ over het te verwachten bespelingen van het Paleisorgel, maar die hebben
project voor de St.-Pieter in Rome) aan Émile Dumont, kerkbe- echter na de publicatie van het boek nooit meer plaatsgevonden.
stuurder en voorzitter van de betreffende orgelcommissie.55 De Orgelmakers, onder wie de broers C.B. en P.J. Adema (waarvan
opdracht ging uiteindelijk naar Pierre Schyven, die het instrument laatstgenoemde in elk geval later wel een exemplaar bezat58) met
in 1891 opleverde. wie Philbert toch zo nauw had samengewerkt bij de bouw van het
‘Mozes’-orgel, Witte (toch ook lid van de keuringscommissie van
Engeland: de lijst bevatte namen van vooraanstaande personen het Paleis-orgel), Smits of Maarschalkerweerd, voor wie de inhoud
uit het Britse muziekleven en mensen die korter of langer geleden toch als heel interessant zou kunnen worden beschouwd, kwamen
betrokken waren bij orgels die door Cavaillé-Coll waren geleverd niet op de lijst voor. Behalve Jos. A. Verheyen stonden er verder
in Albion (zoals laatstelijk in de Town Hall te Sheffield). Ook wa- geen organisten op dit deel van de lijst. Mogelijk hebben voor-
ren er personen die gerelateerd waren aan het komende orgel in de noemde personen en andere geïnteresseerden het boek rechtstreeks
nieuwe Town Hall in Manchester, zoals de organisten William Th. gekocht bij Binger (die er ook mee adverteerde) of in een aantal ge-
Best en Benjamin Joule, alsmede architect Alfred Waterhouse.56 De vallen via Philbert betrokken.59 Opvallend genoeg ontbreekt op de
Belgische organist Jacques-Nicolas Lemmens stond hier vermeld, lijst de redactie van een toonaangevend tijdschrift als Caecilia.
omdat hij toen in Brighton woonde.

Italië: volgens Ebrecht was deze keus vooral gemaakt in verband
met het project voor een groot orgel in de St.-Pieter in Rome, dat
een jaar tevoren was gelanceerd.57
Nederland: de door Philbert aan Cavaillé-Coll opgegeven lijst van
Nederlanders bevatte allereerst personen waarmee hij vanwege de
bouw van het orgel en het gebruik daarvan rechtstreeks te maken
had: naast bestuursleden van de ’Vereeniging tot bevordering van
orgelmuziek’ (Weetjen, Wertheim, P. en L. van Ogtrop en Koch)
betrof het leden van de keuringscommissie van het orgel (De Lan-
ge, Coenen, Verheijen en Delprat). Daarnaast waren er exemplaren
voor een aantal heren van ‘de pers’.

Voorzijde van het Franstalige boek

Receptie en verspreiding in Frankrijk
De eerste reacties kwamen uit Frankrijk: het boek werd er direct
heel positief ontvangen, gelet op de bespreking in twee periodie-
ken. In Le Temps wijdde Johannes Weber in zijn rubriek ‘Critique
Musicale’ een zeer uitgebreide beschouwing aan het boek en zijn
inhoud.60

‘“aansluitend op de recente ingebruikneming van een groot or-
gel in het industriepaleis [=Paleis voor Volksvlijt] te Amster-
dam, heeft de heer Philbert, kanselier van het Franse consulaat
en uitmuntend muziekliefhebber een monografie willen schrij-
ven over dit opmerkelijke instrument, afkomstig uit de ateliers
van Cavaillé-Coll, de bekwame [orgel]bouwer uit Parijs.
Maar, overgehaald door zijn onderwerp, heeft hij de hoofdstuk-
ken vermeerderd van zijn geschrift, dat een zeer interessante
verhandeling is geworden over de oude en moderne orgelbouw.
De heer Philbert heeft voor het orgel, het bespelen ervan, ken-
nis, constructie en vooruitgang een diepgaande betrokkenheid,
we zouden kunnen zeggen een ware passie. Ook beschikt hij
over dit onderwerp over een niet alledaagse kennis van zaken,
die aan zijn geschrift een bijzondere autoriteit en aantrekkings-
kracht verleent. Als we aan deze verdiensten nog toevoegen
een telkens heldere, vloeiende en beeldende [schrijf ]stijl, dan
hebben we genoeg gezegd als aanbeveling aan vakbekwame lief-
hebbers voor de studie van de heer Philbert, die is uitgegeven

22 Het Orgel jaargang 118 nummer 1

Interieur (met kegelbanen!) van het Paleis voor Volksvlijt. Foto uit 1901

in Amsterdam bij Binger, onder de titel: l’Orgue du palais de auteur beperkt zich niet tot het beschrijven van het magni-
l’Industrie d’Amsterdam et la facture d’orgues modernes.” fieke instrument, gemaakt door de heer Cavaillé-Coll en door
Eind december 1876/begin januari 1877 werden door Cavaillé- hem geplaatst in het paleis te Amsterdam, hij doet ons kennen
Coll, analoog aan eerdere succesvolle experimenten met katoenen uit een algemeen gezichtspunt het principe en de mechani-
draden in Cork en Amsterdam, in Parijs vergelijkbare proeven sche eigenschappen van het orgel, geeft een beknopte geschiede-
gedaan in de net voltooide kerk St.-Nicolas-des-Champs om daar nis van het [orgelmakers]vak en de vooruitgang daarin in de
de akoestiek te verbeteren, dit met het oog op de plaatsing van een diverse Europese landen, geeft de actuele stand van zaken en
nieuw orgel. Dit blijkt uit een bericht in Le Temps onder verwij- daaruit voortvloeiend de superioriteit van de Franse factuur,
zing naar het boek van Philbert, waaruit ook wordt geciteerd.61 en brengt daarbinnen de gang van zaken rond de constructie
Blijkbaar had het boek zo’n indruk gemaakt dat er enige jaren daar- en de plaatsing van het Amsterdamse orgel en van de mooie
na al aandacht aan werd besteed in het supplement bij de Biograp- artistieke uitvoeringen die hebben plaats gevonden. Het boek
hie Universelle van de inmiddels overleden musicoloog F.J. Fétis,62 van Philbert, met zorg gemaakt, met intelligentie, door iemand
waarin werd opgemerkt: Philbert die vertrouwd is met het onderwerp, zal met vrucht worden
“(…) uitmuntend muziekliefhebber (…) heeft een belang- gelezen door allen die zich interesseren voor het door de au-
rijk boek gepubliceerd onder de titel: L’Orgue du Palais de teur beschreven onderwerp en die het orgel beschouwen als het
l’Industrie d’Amsterdam et la facture d’orgues moderne et la edelste, meest majestueuze en bewonderenwaardigste van alle
facture d’orgues néerlandaise et contemporaine (Amsterdam, instrumenten.”
Binger 1876 in - 4º). Het met veel zorg gemaakte boek, ge- In hoeverre het boek in Frankrijk en elders verspreiding vond (al
schreven door een liefhebber bij wie de liefde voor de kunst op dan niet via Cavaillé-Coll zelf ), is niet bekend. Een exemplaar van
het hoogste niveau verkeert en die zijn onderwerp goed heeft het boek van Philbert was rond 1900 in elk geval ook aanwezig in
eigen gemaakt, gaat nog veel verder dan de titel aanduidt. De de bibliotheek van het Collège Saint-Michel in Fribourg (CH) dat
Philbert in zijn jeugd had bezocht.63
Ook later werd nog geregeld naar het boek verwezen of werden

januari 2022 23

Advertentie in De Tijd, 20 september 1876. er passages uit overgenomen. Nog in 1926 schreef de Franse
onder­zoeker Paul de Fleury : “Ce dernier ouvrage contient une
Uit: De Tijd, godsdienstig-staatkundig dagblad étude remarquable sur la facture moderne de l’orgue en France et à
nr. 9193 - Maandag 24 september 1877 l’étranger.”64

Bij het nazien der op onze leestafel gedeponeerde boeken, Receptie en verspreiding in Nederland
vonden wij dezer dagen het werk van de heer C.M. Philbert, Ook in Nederland werd het boek direct na verschijning onder de
getiteld: L’orgue du Palais de l’Industrie d’Amsterdam etc, chez aandacht van het publiek gebracht. Zo verscheen op 13 september
Binger Frères, waarvan wij, ofschoon het reeds lang onder onze 1876 het volgende bericht in het Algemeen Handelsblad:
berusting lag, tot heden het stilzwijgen bewaarden. We hebben
dit werk van technischen aard met de meeste voldoening gele- “De heer C.M. Philbert, ambtenaar bij het Fransche consu-
zen en herlezen, en geven thans de slotsom onzer bevinding. laat alhier, die zich veel moeite heeft gegeven voor het orgel in
Het is meesterlijk geschreven en getuigt niet alleen van eene het Paleis voor Volksvlijt alhier, heeft over dat instrument een
warme ingenomenheid met het orgel in het Paleis voor Volks- beschouwing geschreven in de Fransche taal, tevens met opmer-
vlijt alhier, en met het orgel in het algemeen, maar ook van kingen over de nieuwere orgelfabricatie en over de Nederland-
eene meer dan gewone kennis van dit zoo schoon als moeilijk sche orgelmakerij van vroegeren en lateren tijd. Bij Gebrs.
instrument. De heer Philbert toont ons, niet op een droogen, Binger alhier, verschijnt dit belangwekkend geschrift, in uiterst
abstracten, geleerden toon, maar op enen boeiende en niet- fraai gewaad. Afbeeldingen van het orgel en van eenige zijner
temin wetenschappelijke wijze, de samenstelling der vroegere deelen, zijn bij het werk gevoegd.”
orgels aan; wijst ons, als met den vinger, de verbeteringen, Een meer uitgebreide beschouwing verscheen pas een jaar later (!)
die daaraan successievelijk zijn gebracht geworden; geeft ons in De Tijd65 (zie kadertekst). De recensent wenste een vertaling van
gedetailleerde vergelijkingen van de beste bestaande orgels het boek en was blijkbaar niet op de hoogte van de al bestaande
in verschillenden landen, om als couronnement de l’édifice, te Nederlandstalige brochure. Of vond hij deze, zeker voor orgelma-
komen tot het in het Paleis voor Volkvlijt geplaatste orgel, dat kers, onvoldoende? Die vertaling is er nooit gekomen, mogelijk
meesterstuk van den talentvollen Cavaillé-Coll, over welks liefe- door de drukke werkzaamheden van Philbert in consulaire dienst
lijke en krachtvolle tonen wij in ons nummer van 3 Nov. 1875 in Amsterdam, gevolgd door zijn overplaatsing, eerst als consul
onze bewondering hebben te kennen gegeven. Het ware te naar Denemarken, vervolgens in 1880 naar Rotterdam, aanvanke-
wenschen, dat het werk des heren Philbert in onze moedertaal lijk nog in dezelfde functie, maar sinds 1886 als consul-generaal.
werd overgezet, daar menig orgelfabrikant hier te lande daaruit In Helsingør en Rotterdam moest hij bijvoorbeeld ook uitgebreide
voor zich zelven ongetwijfeld een practisch nut zou kunnen handelsrapporten schrijven en zal voor hem een vertaling van zijn
trekken, terwijl het hem zou aansporen tot een edelen naijver boek minder opportuun zijn geworden; in brieven aan Cavaillé-
op het gebied der zoo moeielijke kunst. Wij kunnen niet nala- Coll en P.J. Adema klaagde hij geregeld over grote werkdruk.66 De
ten hier de woorden van den heer Philbert (pag. 166) te herha- vraag is bovendien of er in Nederland voldoende afzet voor zou
len, waar hij, in blakende ijver, den orgelfabrikanten toeroept: hebben bestaan, zeker nadat bij de ingebruikneming ook al zijn
“Allons messieurs, en avant! La lice est ouverte et vive la noble Nederlandstalige brochure was verschenen. De laatste tijd voor hij
et sainte lutte de l’art, qui unit les peuples au lieu de les divi- in 1887 met pensioen ging (en naar Avranches in Frankrijk terug-
ser." Ook de beoefenaar, de met kunstgevoel begaafde mensch keerde), besteedde hij aan de vertaling in het Frans van een boek
zal, door het voortreffelijk werk van den heer Philbert, zich op- over de haven van Rotterdam.67
gewekt gevoelen tot nog meerdere liefde voor de toonkunst in In hoeverre het Paleisboek van Philbert, behalve bij de heren op
het algemeen en voor het, nog altijd niet genoeg gekende en de verzendlijst, verder ‘gewone’ aftrek vond in Nederland dank-
daarom ook niet genoeg gewaardeerde, orgel in het bijzonder. zij de bovenstaande positieve recensies en de vermeldingen in het
Nieuwsblad van den boekhandel, weten we niet. De Franse tekst zal
24 een belemmering hebben gevormd en het is de vraag of de Neder-
landse ‘orgelgeesten’ er überhaupt in groten getale al voldoende rijp
voor waren of interesse in hadden.
Al of niet via Philbert zélf bereikten in elk geval Franse exempla-
ren in de jaren daarna personen vanwege ‘orgelzaken’, zoals de heer
F.G. Sillem (Amsterdam, Oude Lutherse Kerk, waar Cavaillé-Coll
in 1881 vergeefs in de race was voor een opdracht tot nieuwbouw).
Sillem ontving het boek vanuit Parijs via Félix Reinburg en Alexan-
der Phlippeau (koordirigent van de St.-Augustinuskerk in Am-
sterdam).68 Ook werd het jaar daarvoor (in 1880) een exemplaar
bezorgd bij pater de Sonnaville van het St.-Willibrorduscollege te
Katwijk, waar Cavaillé-Coll later twee kleine instrumenten zou
leveren.69 Voor de overige exemplaren moest men zich in Neder-
land normaal gesproken tot Binger of tot een boekhandel wenden.
De mogelijheid om een exemplaar te kunnen aanschaffen bij de
firma Binger zou echter al enkele jaren na de publicatie letterlijk
en figuurlijk in rook opgaan: op de avond van zaterdag 15 februari

Het Orgel jaargang 118 nummer 1

1879 werden de panden van de firma Binger aan de Amsterdamse acousticien devant l’Association Scientifique de France’, La Flûte Harmonique, 45/46
Warmoesstraat 174 en 176 vrijwel geheel in de as gelegd bij een al- (1988), 16).
les verwoestende, zeer felle uitslaande brand:70
4 Victor Timmer en Ton van Eck, ‘Charles-Marie Philbert en de bouw van het Adema-
“Een oogwenk na het ontdekken van het vuur sloegen de vlam- orgel in het Amsterdamse Sint Jacobsgesticht’, Het Orgel 102/5 (2006), 4 -18.
men dan ook reeds door het dak en steeg een ijzingwekkende
vuurkom hemelwaarts.(…) In een uur tijds verbrandden alzoo 5 Als voorbeeld noemen we hier de brochure: Etude d’acoustique: Essai sur le tuyau d’orgue
de geheele drukkerij en zetterij, drukpersen en letters, de afge- à anche battante, Avranches 1893.
drukte voorraad boeken.”
6 Zie: Victor Timmer en Ton van Eck, “… Zo als er in de R K Kerken in N Holland niet zal
Voor zover er op dat moment in het magazijn mogelijk nog exem-
plaren van het boek van Philbert voorhanden waren (en wellicht gevonden worden…”. Charles-Marie Philbert en het orgel in de parochiekerk te Den Hel-
ook nog van de brochure), zullen die zeker verloren zijn gegaan. der’, in: Het Orgel, jg. 9 nr. 7/8 (juli/augustus 1995) 257-264. De firma Ypma voorzag de
Mochten er toch nog enkele boeken zijn gered uit de vuurzee, dan kas van het Philbert-orgel in 1903 van een vrijwel geheel nieuw pneumatisch binnenwerk.
zullen die ongetwijfeld de volgende brand op 21 april 1892, ge-
sticht door een frauderende boekhouder, niet hebben overleefd.71 De orgelkas werd in 1950 alsnog gesloopt.
Toen werd een groot deel van de na de vorige vuurzee herbouwde 7 Zie Charles Mutin, L’Orgue (onuitgegeven manuscript in typoscript,- in bewerking bij de
panden van Binger nogmaals door brand verwoest.72
auteurs), waar een dergelijk hulpmiddel wordt genoemd in ‘Nieuwedien’:‘(…) la première
Epiloog boîte expressive établie en Hollande parait être celle de l’orgue de l’église octogonale à Rot-
De persoonlijke en professionele banden tussen Charles-Marie terdam, construit en 1850 par Baitz et la deuxième celle d’un orgue construit à Nieuwedien
Philbert en Aristide Cavaillé-Coll hebben zich in de loop der tijd sous la direction de M. Philbert’. Bedoeld zal zijn Nieuwediep, zoals Den Helder in die tijd
geleidelijk verdiept, zozeer zelfs dat hij later werd beschouwd als nog veelvuldig werd genoemd.
“ami de la maison, confident de la pensée du Maître”. Zonder die 8 Zie over dit instrument: Jan Raas, De kroon op het werk (Amsterdam 1994).
verhouding op deze plaats nader te adstrueren en verder uit te 9 Over de relatie tussen Verheyen en Philbert zie: Victor Timmer, ‘Verheijen en Philbert.
diepen,73 heeft de samenwerking bij het maken van met name het Een ontmoeting met gevolgen’, dl.1, Het Orgel, jg. 105/2 (2009) 4-13; idem deel 2, in:
Paleisboek zeker de rol vervuld van katalysator. Daarbij lijkt de Het Orgel, jg. 105/3 (2009) 28-40.
invloed van de inhoud van deze zeer gewaardeerde publicatie (in 10 Zie hiertoe Bart van Buitenen,’Wufte werken der fransche school’. De waardering voor
directe of indirecte vorm) in het buitenland groter te zijn geweest Cavaillé-Coll boven de Moerdijk’, KDOV Mededelingenblad, juni 2000 (‘Cavaillé-Coll
dan in Nederland, waar die beperkt lijkt te zijn gebleven, zoals al nummer’) 8-16.
genoemd deels door de taalbarrière, deels door gebrek aan interesse 11 Zie hierover: Ton van Eck, ‘De gouden legpenning van Hendrik de Vries’, Orgelcultuur op
(‘niet ons type orgel’, etc.) en deels door pech (brand). Weliswaar de scheidslijn van kerk en staat [congresboek Honderd Jaar Nederlandse Organistenver-
zijn in de loop der jaren tijdens boekverkopingen wel eens exem- eniging 1890-1990 in juni 1990 te Amsterdam [speciale editie van Het Orgel] 33-38.
plaren geveild, maar de verspreiding in Nederland lijkt toch van 12 René Verwer, Cavaillé-Coll in Nederland (Alphen aan de Rijn 2009) in het bijzonder
beperkte omvang te zijn geweest. 108-217. Lezenswaardig is ook zijn artikel ‘De roemruchte dagen van het Amsterdamse
Paleis-orgel’, Het Orgel 102/5 (2006) 4-17.
Dankzij het feit dat er de afgelopen decennia veel onderzoek is 13 Zeitschrift für Instrumentenbau, Band 3/23 (11 mei 1883), 260 en 262. Het aangekon-
gedaan naar het werk van Cavaillé-Coll, is dusdoende de kennis digde vervolg is nooit verschenen.
daarover aanzienlijk toegenomen. Niettemin kunnen we ondertus-
sen voor kennis uit de eerste hand nog steeds heel goed terecht bij 14 In het Frans vertaald ook grotendeels afgedrukt in het boek van Philbert, 159-161.
die Nederlandse Fransman Pierre (Piet) Veerkamp met zijn boek 15 De Volksvlijt [.] Tijdschrift voor nijverheid, landbouw, handel en scheepvaart (1875)
‘L’Orgue à tuyaux’ én bij de geschriften van de langdurig in Neder-
land gewoond en gewerkt hebbende Fransman Charles-Marie Phil- 344-366.
bert, onder andere met zijn in dit artikel besproken publicaties.
16 Blijkens de tekst op het titelblad van een exemplaar van de brochure, aanwezig in het
Dankbetuiging: de auteurs danken Ronald van Baekel (Adema’s Kerkorgelbouw,
Hillegom) en leden van de familie Philbert voor het kunnen gebruiken van in archief van de Amsterdamse organist Albert Pomper (bron: Stadsarchief Amsterdam,
hun bezit zijnde brieven van en gericht aan Charles-Marie Philbert.
toegang 897, archief van Albert Pomper, inv.nr. 61, Stukken betreffende orgels in het
Noten
Concertgebouw en het Paleis voor Volksvlijt, 1875-1891).
1 Voor een uitgebreid overzicht van leven en werk van Philbert, die ook een talentvol ama-
teurmusicus was en daarnaast ook actief is geweest als dirigent en componist, zie: Victor 17 Deze aanbevelingen werden eerder al genoemd in een artikel rond de keuze voor Cavail-
Timmer en Ton van Eck, ‘Over Charles Philbert, ‘grand amateur d’orgues’ en voorvechter lé-Coll in Le Ménestrel, d.d. 6 juni 1875, 214 en 215.
van het werk van Aristide Cavaillé-Coll’, Orgelkunst [B] 43/3 (september – november
2011), 128-139. 18 Brief van Cavaillé-Coll aan Philbert, d.d. 29 februari 1876 (afschrift in collectie auteurs).

2 Zie over de eerste decennia van zijn leven [tot omstreeks 1855]: Ton van Eck & Victor 19 De afbeelding werd door Gebr. Binger ook afgedrukt in nr. 17 van het door hen uitge-
Timmer, ‘Charles-Marie Philbert en het orgel: de vroege jaren’, Het Orgel 110/6 (2014), geven tijdschrift De Hollandsche Illustratie. Wekelijksche Geïllustreerde Courant (zie Het
4-15. nieuws van den dag, d.d. 25 oktober 1875).

3 Cavaille-Coll zal hem om die reden in 1868, evenals abbé Lamazou, ook hebben voorge- 20 Dit zou kunnen worden opgemaakt uit het bericht in Le Temps, d.d. 7 maart 1876, waar
dragen als lid van de Association Scientifique de France ( zie Kurt Lueders, ‘Cavaillé-Coll het met de volledige titel in een voetnoot wordt vermeld.

21 Brief van Philbert aan Cavaillé-Coll, d.d. 5 oktober 1875.
22 Brief van Cavaillé-Coll aan Philbert, d.d. 6 november 1875; zie ook: Verwer, Cavaillé-

Coll en Nederland, 385-386. Daaruit blijkt ook dat Philbert enkele malen assistentie
kreeg van Pierre Veerkamp (1849-1923). Deze in Sneek geboren orgelmaker [Petrus

Antonius Wilhelmus, oftewel: Piet Veerkamp] had van 1871-1872 het vak geleerd bij

Gebroeders Adema (Leeuwarden en Amsterdam) en was sinds 6 oktober 1873 in dienst

van Cavaillé-Coll, waar hij later ‘directeur technique’ werd en dat tot 1913 ook bleef

onder diens opvolger Charles Mutin. Zijn ervaringen verwoordde hij op zijn oude dag in
het door ons in 1986 uitgegeven manuscript ‘L’Orgue à tuyaux’ [in: La Flûte Harmoni-
que 1986 (Numéro spécial, hors série); zie hierin voor zijn personalia en zijn loopbaan:
Notice biographique IX – XIII

23 Brief van Cavaillé-Coll aan Philbert, d.d. 29 februari 1876.

24 Niet voor niets heeft hij in zijn Amsterdamse tijd enkele malen dringend en met redenen

omkleed om salarisverhoging gevraagd.

januari 2022 25

25 Albert Dupaigne, Le grand orgue de la nouvelle salle de concert de Sheffield en Angleterre Peter’s, Rome. Bigger than them all (Plymouth 2011) op pagina 67 (voetnoot 103) en 68
construit par Aristide Cavaillé-Coll à Paris, Paris 1874, 64. (voetnoten 108 en 109).
50 ‘Le nouvel orgue de Manchester’, in: Le Ménestrel 43/36 (5 augustus-11 augustus 1877)
26 Voor wie van de drie broers Reinburg het exemplaar bestemd was, is onbekend. 286.

27 Zie hiervoor Loïc Métrope, ‘La Manufacture d’orgues Cavaillé-Coll Avenue du Maine’, 51 Meer informatie over de relatie tussen Philbert en De Limminghe (1826 – 1891) is te
Connaissance de l’orgue, Nº Spécial 1987-1988, Paris 1988, 57.
vinden in: Victor Timmer & Ton van Eck, ‘Naar aanleiding van een autografische op-
28 J. Adrien de la Fage, Orgue de l’église royale de Saint-Denis construit par MM. Cavail-
lé-Coll père et fils, Facteurs d’orgues du Roi: Rapport fait à la société libre des beaux-arts dracht. Over contacten tussen Léon de Limminghe, Aristide Cavaillé-Coll en Charles
(Paris 1845). Philbert’, Orgelkunst 36/2 (maart 2013) 16-19, met daarbij ook een afbeelding van de
opdracht.
29 P.-M. Hamel, Rapport sur les travaux du grand orgue de l’église de la Madeleine à Paris,
construit par A. Cavaillé-Coll, père et fils... inauguré le 29 octobre 1846 (Paris 1846). 52 Ph.J. van Tiggelen, ‘Le grand orgue Cavaillé-Coll du Conservatoire Royal de musique de

30 ‘Rapport fait pas M. Calla au nom du comité des arts mécaniques sur la construction et la Bruxelles (1880)’, Mededelingen van het centraal orgelarchief (Brussel 1983/3) 10 (noot
facture des grandes orgues de M. Aristide Cavaillé-Coll’, in: Bulletin de la société d’encou-
ragement pour l’industrie nationale. 53e année, IIe série, nº II (Paris 1854). 22); Luk Bastiaens, ‘Het Aristide Cavaillé-Collorgel van het Koninklijk Conservatorium
te Brussel’, Orgelkunst XXIII/2 (juni 2000) 69.
31 [M. de la Morinière, rapporteur], Rapport de l’Académie des Beaux-Arts sur le Grand orgue 53 Luk Bastiaens, ‘De oplevering van het Cavaillé-Coll-orgel in het Koninklijk Conservato-
de Saint-Sulpice reconstruit par MM. A. Cavaillé-Coll et Cie Facteurs d’orgues (Versailles rium te Brussel’, Orgelkunst 34/3 (september-oktober-november 2011) 119.
1863). 54 Zie Verwer, Cavaillé-Coll en Nederland, 389, 391, 399 en 400. Bovendien maakte Mailly
zo in februari ook kennis met Pierre Veerkamp, die vervolgens met hem terug reisde naar
32 Victor Hamille, Grand Orgue de l’église métropolitaine Notre-Dame de Paris reconstruit
pas M. A. Cavaillé-Coll: extrait du rapport adressé à son excellence M. Baroche par la com- Brussel om onder andere een tekening van de concertzaal in het conservatorium voor
mission chargée de la vérification et de la réception des travaux (Paris 1868).
Cavaillé-Coll te maken.
33 Rapport fait par M. Lissajous au nom des comités des arts économiques et mécaniques, et de
la commission des beaux-arts appliqués à l’industrie sur le grand orgue de Saint-Sulpice, à 55 Peter Strauven, ‘Cavaillé-Coll for ever.’ Het project van Aristide Cavaillé-Coll voor een
Paris reconstruit par M. Aristide Cavaillé-Coll (Paris 1865). nieuw orgel in de Antwerpse kathedraal (1889)’, Orgelkunst 34/4 (februari 2011), p. 182,
tekst alsmede noten 4 en 7.
34 P.-H. (Abbé) Lamazou, Etude sur l’orgue monumental de Saint-Sulpice.et la facture d’orgue
moderne (Paris s.d. [1863]). 56 Zie ook Ebrecht, Cavaillé-Coll’s Monumental Organ project, 68.
57 Ebrecht, Cavaillé-Coll’s Monumental Organ project, 68 en 69.
35 H. Schemit-Maréchal, Notice sur le grand orgue de la cathédrale de Versailles (Versailles 58 Het door P.J. Adema op het titelblad gesigneerde exemplaar is tegenwoordig aanwezig in
1863 - 1ste druk, en 1864 - 2de, gewijzigde druk).
het Noord-Hollands Archief (Haarlem), toegang 1590, Oude boekerij van de Stichting
36 Zie noot 25.
Bibliotheek Zuid-Kennemerland te Haarlem, Collectie, cat.nr. 24118 (naar mededeling
37 Beau Jeune, imprimeur libraire, Rue de l’orangerie, 36. Bij deze drukker verscheen ook
van Robert van Vuuren, Noord-Hollands Archief ). In het bezit van Adema’s Kerkorgel-
het rapport van Beulé over het orgel van Saint-Sulpice.
bouw, Hillegom, bevindt zich een exemplaar waarin een papiertje met ‘Sybrand Adema’
38 Bij deze drukker verscheen in 1895 nog Cavaillé-Colls studie over de toonvorming in
labiaalpijpen: Etudes expérimentales sur les tuyaux d’orgues. Zie: Ton van Eck, ‘De ‘Etudes onlosmakelijk is geplakt over de naam van de vorige eigenaar. Sybrand Adema was evenals
expérimentales’ van Aristide Cavaillé-Coll’, Het Orgel, jrg. 75, nr. 9 (1979) 309-317.
zijn vader P.J. Adema orgelmaker.
39 Best wordt beschouwd als met afstand de beste organist in Engeland in de negentiende
59 In 1882 schonk Philbert zélf een exemplaar van zijn boek aan de stadsbibliotheek te Rot-
eeuw. Hij was 40 jaar organist van St. George’s Hall in Liverpool en was behalve als
terdam. Dit blijkt uit gedrukte en geschreven notities in dit exemplaar, tegenwoordig
vruchtbaar componist ook wel actief als ‘consultant’; zie bijvoorbeeld: Cecil Clutton,
‘W.T. Best as consultant’, BIOS Journal 8 (1984) 26-35. aanwezig in het Noord-Hollands Archief, toegang 3000, Bibliotheek Noord-Hollands
40 Dat dit bijna een eeuw later nog geregeld voorkwam, blijkt bijvoorbeeld uit het boek van
Reginald Whitworth, Organ stops and their use, Londen 1951: hij geeft op de pagina’s 93- Archief, inv. nr. 239029 (informatie van Robert van Vuuren, Noord-Hollands Archief ).
100 een uitgebreide toelichting op ‘stop control and registration’ bij het Franse orgel, met 60 Le Temps, d.d. 27 juni 1876, p. 1 en 2 (rubriek ‘Critique Musicale’).
als motivatie (p. 99): “(….) because unless the English organist has some idea of the tonal dif- 61 Le Temps, d.d. 23 januari 1877.
ferences and control of the French organ, he will experience real difficulty in registering Fre- 62 Anoniem [Arthur Pougin], Philbert, (C… -M…), in : F.J. Fétis, Biographie universelle des
nch organ music.” Hij geeft de toelichting mede aan de hand van een foto van de niet meer
bestaande oorspronkelijke speeltafel van het Cavaillé-Coll–orgel in Sheffield en schenkt musiciens et bibliographie général de la musique. Supplément et complement Vol.2 [ed. Ar-
thur Pougin], Parijs 1878 -1880, 332. Het auteurschap van dit lemma blijkt uit de inlei-
– puttend uit eigen ervaring – speciaal aandacht aan het gebruik van het daar van origine
ding op het supplement.
aanwezige systeem met ‘registres de combinaison’ (p. 97 en 98). 63 Zie: ‘Catalogue des publications offertes à la bibliothèque Fribourgeoise’, in: 1893 2e Sup-

41 Hij verwijst hier naar pagina 59 van de studie van Lamazou. plément au Livre d’or des élèves du Pensionnat de Fribourg-en-Suisse ([z.p.]) 655. Het boek
van Philbert is daar niet meer aanwezig.
42 A. Cavaillé-Coll, a.w., Paris, 1895; zie noot 37. 64 Paul de Fleury, Dictionnaire biographique des facteurs d’orgues nés ou ayant travaillé en
France (Paris 1926) 166.
43 Daarvan is een aantal aanwezig in de archieven van de nazaten van Philbert. 65 De Tijd, d.d. 24 september 1877.
66 Adema-documentatie auteurs.
44 Alleen de mededeling dat de dispositie van het orgel in Sheffield was bijgevoegd, werd 67 J.H. Neiszen, Le port de Rotterdam (Rotterdam 1888). Het betrof de vertaling van de
tweede druk (ook uit 1888) van het boek van Neiszen: ‘De haven van Rotterdam’, dat
weggelaten. voor het eerst was verschenen in 1885.
45 Gustave Lefebvre, Le grand orgue de l’église Saint-Michel du Havre (Le Havre 1888) 68 Devis d’un grand orgue à trois claviers et un pédalier complets projeté pour la vieille Eglise
Luthérienne Evangélique à Amsterdam. (repr. Buren 1980). Zie ook Verwer, Cavaillé-Coll
17-20. en Nederland, 362.
46 Z.a., Maison A.Cavaillé-Coll Paris 1889 Orgues de tous modèles (Paris 1889) 10, 13 en 14. 69 Zie Ton van Eck en Victor Timmer, ‘Kleine leveranties van Cavaillé-Coll in Nederland’,
47 C.-M. Philbert, Causerie sur le Grand Orgue de la Maison A. Cavaillé-Coll à Saint-Ouen Het Orgel, 105/4 (2009) 4-16.
70 Zie bijv. een uitvoerig verslag in het Algemeen Handelsblad, d.d. 17 februari 1879.
de Rouen (Avranches 1890) 10-15. 71 Bericht in het Algemeen Handelsblad, d.d. 21 april 1892.
48 [z.a.], Manufacture de grandes orgues pour églises, chapelles et salons A. Cavaillé-Coll, 72 Zie bijv. een uitvoerig verslag in het Algemeen Handelsblad, d.d. 17 februari 1879.
73 Hierover zullen we nader berichten in een artikel dat in maart 2022 zal verschijnen in
Charles Mutin élève et successeur (Parijs 1923) 7 en 8. Orgelkunst.
49 Bibliothèque Nationale Paris, Archives de la Maison Cavaillé-Coll, Nr. 19, 91 ff; oor­

spronkelijk was dit archiefstuk geboekt als: ‘Rés. Vm.Dis 55’. Ronald Ebrecht, die als eer-

ste wees op het bestaan van deze lijst, had de vindplaats onjuist aangegeven als: ‘Cavaillé-
Coll, Doss 54, 91 ff. ‘ in zijn boek: Cavaillé-Coll’s Monumental Organ project for Saint

26 Het Orgel jaargang 118 nummer 1

Een eeuw geleden

Uit verleden tijd

Nationaal Concours van Organisten

Onderzoekers en journalisten zullen het herkennen: je zoekt in oude kranten en tijdschriften naar bepaal-
de gegevens en je komt ongewachts iets aardigs tegen waarnaar je niet op zoek was. Een eeuw geleden
overkwam dit ook de hoofdredacteur van Het Orgel, zo lezen we in het januarinummer 1922 (19de jaargang
nummer 4).

Het komt wel eens voor dat wij al snuffelend in vergeelde en half Ziehier dan wat, terwijl wij zochten naar byzonderheden over
vergeelde bladen naar een feit uit het verleden niet zoo terstond het het optreden van Saint-Saëns als dirigent en pianist te Amsterdam
gezochte vinden, eenerzijds, omdat het niet voor de hand ligt, an- in Februari 1880, onze aandacht trok. Eerst een bericht van een te
derzijds omdat de aandacht telkens weer wordt afgeleid door aller- houden concours van organisten in het Paleis voor Volksvlijt te Am-
lei, dat als ,,heden” zoo onbelangrijk, zoo ,,gewoon” lijkt, maar als sterdam. Natuurlijk vergaten wij even het eigenlijk doel van onzen
,,verleden” bijzondere waarde verkrijgt. Gelijk meer wat ,,antiek” is onderzoekingstocht en speurden wij of er ook eenig verslag was te
en daarom merkwaardig en kostbaar, niet om de absolute waarde. ontdekken. En jawel! de Amsterdamsche Courant bevatte het vol-
En zoo stuiten wij wel eens op orgelfeiten, die ook om hun verleden gend relaas, dat door het ,,Handelsblad” in zijn nummer van 25
de moeite van het releveeren waard zijn. Maart 1880 [moet zijn: 1876 – JS] werd overgenomen:

Geregeld kunnen wij dat niet doen. Want snuffelen is tijdroovend Gisteren werd in het Paleis voor Volksvlijt het aangekondigd na-
en daarom kunnen wij er geen dagwerk van maken. Maar als wij, om tionaal concours van organisten gehouden. 23 mededingers hadden
een of andere reden aan het snuffelen gaan en iets op orgelgebied zich doen inschrijven; enkelen werden verhinderd op den bepaal-
vinden, zullen wij dat hier weer even opfrischen. den dag tegenwoordig te zijn, anderen bedankten wegens andere be-
letselen. Te 10 uur meldden zich, volgens programma, de overigen
*** aan, om voor de jury de vereischte proeven af te leggen, die over de
toelating tot den wedstrijd moest beslissen. Deze proef bestond in:
a. in het spelen vierstemmig van eene op te geven melodie en die-
zelfde melodie in de bas te leggen; b. eene gemakkelijke orgelcom-
positie à vue te spelen. De jury bestond uit de heeren S. de Lange
(Rotterdam), G.A. Heinze (Amsterdam), R. Hol (Utrecht), geko-
zen door het meerendeel der inschrijvers, en uit de heeren C. Phil-
bert, namens de Vereeniging tot Bevordering der Orgelmuziek al-
hier, en Joh. M. Coenen, namens het Paleis voor Volksvlijt.

Tot den wedstrijd werden toegelaten de heeren J.F. Tierie (Wage-
ningen), H. de Vries (Broek in Waterland), B.A. Hendriks (Amster-
dam), W. Ezerman (Arnhem), Joh. Bastiaans Jr. (Haarlem).

De prijsopgave was: a. Preludium en Fuga in A-mol van Bach; b.
vrije improvisatie ter keuze van den deelnemer.

Omstreeks halfvier was de wedstrijd afgeloopen. De uitspraak
volgde onmiddellijk. De eerste prijs, massief gouden medailje, aan
de eene zijde vertoonende het Paleis voor Volksvlijt en aan de keer-
zijde de inscriptie: Nationaal Concours van organisten, 23 maart
1876, werd toegekend aan den heer H. de Vries; de tweede, in ver-
guld zilver, aan den heer B.A. Hendriks. Wij vernamen, dat deze
mededinger slechts 17 jaar telt.

Amsterdam, Paleis voor Volksvlijt, Cavaillé-Coll-orgel, ca. 1890
(Foto (uitsnede): collectie Stadsarchief Amsterdam)

januari 2022 27

Litouwse orgelbouw: uniek erfgoed

Deel 2: sleutelfiguren van de laatbarokke orgelbouwschool van Vilnius:
Nicolaus Jantzon en zijn erfenis

Gire• nas Povilionis

Kunnen we Gerhardt Arendt Zelle beschouwen als de stichter van de laat-barokke orgelbouwschool in

Vilnius, Nicolaus Jantzon is degene die de orgelbouw in Litouwen consolideerde en tot bloei bracht. Jantzon
was ongetwijfeld de succesvolste opvolger van Zelle; hij erfde na Zelle’s dood de werkplaats en werd de
belangrijkste representant van de Vilnius-orgelbouwschool in de tweede helft van de achttiende eeuw.

De naam van Nicolaus Jantzon uit Hamburg1 (Mikołaj Janson, Catharina (1770-1801), Anna Helena (1772-?) en Johann Michael
Jantzen, Jantsen, 1720-1791/17932) wordt in Vilnius voor het (1775-1779).
eerst genoemd in 1752 als leerling van Zelle. Er zijn niet meer
gegevens bekend over de herkomst van Nicolaus Jantzon dan dat In 1764 legde Jantzon bij de magistraat van Vilnius6 de burger­
hij ‘uit Hamburg’ kwam. Mogelijk waren er connecties met Fries- eed af en op 9 februari 1775 trad hij ‘af als penningmeester van de
land omdat er enkele historische verwijzingen zijn naar een lokale stad’, aldus historicus Mindaugas Paknys.7 Daarmee kwam een ein-
‘meester Jansen’ die rond 1810 orgels bouwde in Oost-Friesland de aan een verantwoordelijke en tijdrovende positie van Jantzon.
(Ostfriesland, regio Hamburg, Duitsland). Even later zou orgel- Die functie zal de reden zijn waarom hij na voltooiing van de bouw
bouwer Gerd Sieben Janssen (1802-1899) uit Aurich (eveneens van een orgel in 1766 in de Bernardijnenkerk te Vilnius, bijna een
in de regio Oost-Friesland) in de buurt van Hamburg hebben decennium lang geen andere instrumenten bouwde.
gewerkt. Zijn naamgenoot Claus Jensen (ca. 1817-1892) uit
Sleeswijk-Holstein (Noord-Duitsland), die later een van de meest Jantzons naam duikt weer op in verslagen uit 1781/1783 wan-
prominente Noorse orgelbouwers werd, kan hier ook worden ge- neer hij een nieuw orgel bouwt voor de Bernardijnenkerk te
noemd. Dat deze orgelbouwers verwanten waren, is echter hoogst Budslau,8 en in 1787 wanneer hij een overeenkomst tekent voor de
onwaarschijnlijk omdat de achternaam Janson ( Jansen) in die tijd bouw van een orgel in de kerk van Troškūnai. Jantzons besluit om
vrij populair was en in veel landen in verschillende vormen werd de functie van penningmeester neer te leggen, werd waarschijnlijk
aangetroffen. ingegeven door zijn wens terug te keren naar het orgelbouwersvak.
Zodra hij de activiteiten hervatte, duiken in de bronnen weer be-
Waarschijnlijk assisteerde Nicolaus Jantzon in 1752 Gerhardt richten op over orgels die hij bouwde.
Arendt Zelle bij de bouw van het nieuwe orgel in de Evangelisch-
Lutherse Kerk van Vilnius. Aanwijzingen daarvoor zijn te vinden Instrumenten van Jantzon
in archiefbronnen, waarin staat dat Jantzon 3 auksina’s en 24 gro- Het tweeklaviers orgel met 21 stemmen dat in 1764-1765
schen schonk voor het nieuwe orgel van deze kerk.3 Een jaar later, gebouwd werd voor de kerk in Linkuva,9 kan gezien worden als een
in 1753, trouwde Jantzon met Zelle’s dochter Anna Elisabeth.4 Dit van de eerste instrumenten die Jantzon als zelfstandig orgelbouwer
hielp hem om zich als orgelbouwer te vestigen in Vilnius. Boven- maakte (zie foto 2 in het vorige artikel). Een eeuw later, in 1897,
dien nam Jantzon bij het overlijden van zijn schoonvader in 1761 bouwde de orgelbouwer Juozapas Radavičius (c. 1835–1908) uit
het orgelbouwbedrijf over omdat Zelle’s zonen op dat moment te Vilnius een nieuw orgel in de barokke kas, en in 1911 voerde Emil
jong (onder de 20 jaar) waren en onvoldoende opgeleid om de or- Martin, orgelbouwer te Riga, reparaties uit, zoals een inscriptie in
gelwerkplaats te kunnen overnemen. de lessenaar vermeldt:
Jantzons zonen waren ook inwoners van Vilnius. Friedrich Sa-
muel (1764-1816) was orgelbouwer en Paul (1763-1804) was Het orgel is in 1897 door by Juozapas Radavičius uit Vilnius
een bekende goudsmid.5 Registers van de lutherse kerk vermelden herbouwd. Het orgel werd in juli 1911 gestemd en voorzien
nog meer kinderen van Nicolaus Jantzon: Anna Elisabeth (1755- van een gerepareerde balg door Emil Martin uit Riga.
1769), Regina Barbara (1756-?), Johann Arendt (1758-1801), Alleen de frontpijpen van het oude Linkuva-orgel zijn tot op de
Nicolaus Beniamin (1760-1764), Ludovica Susanna (1762-1762), dag van vandaag bewaard gebleven; de afgedankte windladen van
Maria Dorothea (1766-?), Paul Nicolaus (1768-1807), Johanna

28 Het Orgel jaargang 118 nummer 1

in Oost-Europa

het oude instrument werden in 2002 gevonden op het terrein van de bouw van het orgel tekende Jantzon al eerder, namelijk in 1764.
het klooster naast de kerk. Er is enige onzekerheid over hoeveel De bouw was in 1765 grotendeels voltooid maar pas in novem-
registers het orgel had. Volgens archiefbronnen van de kerk te Lin- ber 1766 helemaal afgerond. Jantzon ontving 7.649 auksinas en
kuva uit het einde van de achttiende eeuw waren het 29 registers, in 1770 kreeg hij het onderhoud van het instrument, waarvoor
maar het cijfer ‘9’ lijkt hier te zijn gecorrigeerd.10 In de kerkinspec- hij in totaal 9.000 auksinas ontving.13 De opzet van het orgelfront
tiewetten van 1806 en 1820 werd het orgel beschreven als “het was gelijk aan die van het orgel in de kerk van Linkuva. Aan het
werk van timmerman en houtsnijder, geschilderd en verguld, be- einde van de negentiende eeuw werd het orgel verplaatst naar de
staande uit 23 stemmen.”11 Het klokkenspel en de trommel werden koorgalerij achterin de Bernardijnenkerk. Orgelbouwer Radavičius
hier niet vermeld, maar die zijn mogelijk meegerekend bij het to- plaatste een nieuw instrument achter het bestaande barokke front.
taal aantal registers. Exclusief klokkenspel en trommel zou het dus In archiefstukken van de kerk wordt Jantzon eveneens in 1768 ge-
om 21 registers gaan. noemd in verband met de bouw van een achtstems positief voor de
kapel van St.-Florian.14
Dat het oude orgel van de kerk in Linkuva 21 registers had, werd In recente studies is het instrument met één klavier, pedaal en 22
in 2002 bevestigd na onderzoek aan de oude windladen, die gevon- registers dat in 1765-1766 gebouwd werd voor de Jezuïetenkerk
den waren op het terrein van het voormalige klooster naast de kerk. te Polotsk, hypothetisch aan Jantzon toegeschreven.15 Voorheen
Uit dat onderzoek bleek dat het eerste manuaal een kort octaaf werd dit orgel in verband gebracht met Adam Gottlob Casparine
CDEFGA had (omvang tot c3, totaal 45 toetsen) en elf stemmen van Königsberg. Momenteel staat dit orgel in de St.-Johanneskerk
met pijpen die in diatonische opstelling op twee eiken windladen van Vilnius, waarheen het verplaatst werd na de Novemberopstand
geplaatst waren. Het tweede manuaal had eveneens een kort octaaf van 1830-1831. Toen het Jezuïetenklooster van Polotsk sloot, werd
CDEFGA (omvang tot c3, totaal 45 toetsen) en tien registers met het instrument overgedragen aan de universiteit van Vilnius.
pijpenrijen die diatonisch (CDEFGA-cis) en chromatisch (d-c3)
opgesteld waren. Het orgel had waarschijnlijk geen pedaal. De Nadat het instrument in 1837-1839 in de Johanneskerk ge-
windlade van het eerste manuaal was voorzien van een extra klep, plaatst was, breidde orgelmaker Tiedermann het uit. Daarna
die – zoals op het orgel in Joniškis in het district Molėtai – voor de werd het orgel eind negentiende eeuw herbouwd door Juozapas
Cimbelster was. Radavičius en daarna opnieuw eind twintigste eeuw door orgelma-
kerij Vargonų Dirbtuvė uit Vilnius (zie foto 1 en 2).
In 1766 bouwde Jantzon in Vilnius een orgel van 31 stemmen
met twee manualen en pedaal voor het presbyterium van de Ber- Tot de orgels die aan Nicolaus Jantzon worden toegeschreven,
nadijnenkerk (zie foto 3 in het vorige artikel). Het bouwjaar 1766 hoort een tweeklaviers orgel met 21 registers dat in 1781/1783
wordt vermeld in kronieken van de kerk,12 maar het contract voor

Orgel in de St.-Johanneskerk te Vilnius (afkomstig uit Polotsk, Belarus), 1765–1766, toegeschreven aan Nicolaus Jantzon.
Foto 1: het huidige front - Foto 2: een hypothetische reconstructie van het oorspronkelijke front zoals Jantzon het bouwde

januari 2022 1
12

29

gebouwd werd voor de Bernardijnenkerk van Budslau (zie foto
3). Ook is er een iets kleiner orgel (2 klavieren, 20 registers) met
dezelfde frontopbouw dat tussen 1780 en 1785 gemaakt werd
voor de Augustijnerkerk van Vilnius, in 1857 overgeplaatst naar de
Vilnius-kathedraal, waar het later diverse keren uitgebouwd werd
(zie foto 4-6).
Het instrument in Budslau werd aan Jantzon toegeschreven op
basis van archiefstukken van de kerk aldaar,16 totdat ik het grote
geluk had een authentieke handtekening van Jantzon aan te treffen
in het orgel, namelijk op de windlade van het eerste manuaal. Deze
handtekening (met daaronder de datering Anno 1781 17 maey)
bewijst ontegenzeggelijk dat Jantzon het instrument bouwde. De
inscriptie is de enig bekende authenticatie van Jantzons handteke-
ning :

3
Jantzons naam is ook verbonden aan het orgel (2 klavieren, 36 re-
gisters, 6 balgen) dat circa 1785 gebouwd werd voor de Dominica-
ner Kerk van Różanystok.17 Tot de laatst bekende werken van Jant-
zon horen de orgels met de haast identieke fronten die omstreeks
dezelfde tijd gebouwd werden voor de Bernardijnenkerk van
Tytuvėnai18 (1789, 2 manualen /25 stemmen) en voor de Bernar-
dijnenkerk van Troškūnai (1787-1789, 2 manualen/23 stemmen)
(zie foto 7 en 8).

Foto 3 – Orgel in de Bernardijnenkerk van Budslau, Belarus, 1781/1783, toege-
schreven aan Nicolaus Jantzon
Orgelfront van de Vilnius-kathedraal (afkomstig uit de Augustijnerkerk van Vilnius)
tussen 1780 en 1785.
Foto 4 - huidige front na de tweede reconstructie in 1888–1889
Foto 5 - front na de eerste reconstructie van het orgel in 1857
Foto 6 - hypothetische reconstructie van het oorspronkelijke front (erg gelijkend

4 op het orgel in Budslau, foto 3) en toegeschreven aan Nicolaus Jantzon

5
30 Het Orgel jaargang 118 nummer 1

In het archief van de kerk en het klooster (1789) te Troškūnai in
Polen wordt het orgel ook genoemd:19

Op de morgen van die dag kwam de orgelbouwer, meester Jant-
zon, uit Vilnius. Dezelfde dag vertrok de provincie-prior naar
Vilnius. De orgelbouwer Michael Jantzon tekende een contract
voor de bouw van een 23-stems orgel waarvoor het klooster een
bedrag van 500 taler beschikbaar stelde voor materialen en le-
vensonderhoud om volgend jaar met Pinksteren te beginnen en
is vandaag van huis gegaan.

Toen aan het begin van de twintigste eeuw het orgel in Troškūnai Foto 7 – Orgel in de kerk van Tytuvenai, 1789,
afgebroken werd, bleven alleen de kas en frontpijpen behouden. toegeschreven aan Nicolaus Jantzon
Jantzons instrument werd vervangen door een nieuw orgel van
twee klavieren, pedaal en 17 registers van vermoedelijk Juozapas
Radavičius uit Vilnius. Onderdelen van het afgedankte instrument
werden geschonken aan de parochiekerk van Šimonys, waar ze in
1921 hergebruikt werden in een nieuw orgel. In 2003 en 2004
deed ik uitgebreid onderzoek in het instrument te Šimonys, en op
basis van de bewaard gebleven windladen kon ik vaststellen dat het
orgel 23 stemmen had, en mogelijk ook een klokkenspel, een Cim-
belster en een akoestische trommel.

Enkele jaren later werd een orgel gebouwd voor de parochiekerk
van Kurtuvėnai20 (1792-1793, 2 klavieren/24 stemmen), waarvan
het front identiek is aan dat van de instrumenten in de kerken van
Tytuvėnai en Troškūnai.

Omdat de exacte bouwdatum niet bekend was, werd het instru-
ment van Kurtuvėnai hypothetisch toegeschreven aan Nicolaus
Jantzon of zijn zoon Friedrich Samuel, totdat de historicus Rai-
monda Ragauskienė in 2006 enkele nieuwe gegevens uit het
kerkarchief publiceerde en de maker en de bouwdatum van het or-
gel vaststelde. Volgens Ragauskienė werd met de bouw van het or-
gel begonnen in 1793 (Nicolaus Jantzon was toen al overleden); de
maker was de minder bekende orgelbouwer Mateusz Raczkowski,21
wiens naam we tegenkomen in bronnen uit de periode.
Deze nieuwe gegevens leidden tot een nieuwe aanname wie de or-
gels in de kerken van Troškūnai en Tytuvėnai maakte: deze instru-
menten werden eveneens toegeschreven aan Raczkowski22 om de
volgende redenen:
• de fronten van de orgels in Troškūnai en Tytuvėnai zijn gelijk

aan het front van het instrument in Kurtuvėnai;
• Raczkowski hielp als Jantzons leerling of diens collega bij de

voltooiing van het orgel in Troškūnai in 1787 en nam hoogst-
waarschijnlijk zijn opdrachten over;
• Omdat Jantzon in 1789 op leeftijd was (bijna 70 jaar), is het
orgel in de kerk van Tytuvėnai waarschijnlijk door Raczkowski
gebouwd.

Foto 8 – Orgel in de kerk van Troškunai, 1787–1789,

Bij nadere beschouwing van de archiefgegevens moet echter uitge- toegeschreven aan Nicolaus Jantzon
sloten worden dat de orgels in Tytuvėnai, Troškūnai en Kurtuvėnai
aan Raczkowski moeten worden toegeschreven. In de eerste plaats omdat de archiefstukken betreffende de bouw van het orgel geen di-
rect verband aantonen tussen Raczkowski en het instrument in de kerk van Kurtuvėnai. Raczkowski wordt in de documenten ‘architect’
genoemd: toen de kerk werd gebouwd, was hij als werkcoördinator verantwoordelijk voor de bouw van de gewelven en fungeerde hij als
algemeen toezichthouder. Raczkowski zou tekeningen van de kerkgevel hebben gemaakt. Hij zou in 1792 ook de aankoop van materialen
voor het nieuwe orgel geregeld hebben en verantwoordelijk zijn geweest voor het opzetten van een tinnen gietkamer waar de orgelpijpen
gegoten werden.23

In de tweede plaats: bij het doornemen van documenten uit het Bernardijnenklooster te Troškūnai24 bleek dat er in augustus 1787
twee contracten ten aanzien van het nieuwe orgel waren gesloten met de bernardijnse broeders van Troškūnai. Een daarvan is onderte-
kend door Raczkowski, de andere door Jantzon. De mannen worden in beide contracten ‘orgelmeesters’ (Pools: organmayster) genoemd,
maar de grootte van het instrument – 23 registers – wordt alleen vermeld in de overeenkomst met Jantzon. Dit impliceert dat Raczkowski

januari 2022 31

(mogelijk als architect) werd ingeschakeld om het front en het opdrachtgever van diverse ontwerpen. Raczkowski’s betrokkenheid
raamwerk van het orgel te bouwen. Dit gebeurde omdat het kost- bij de orgelbouw als architect wordt ook bevestigd door het feit
baarder en ingewikkelder geweest zou zijn wanneer deze orgel- dat hij in het contract uit 1802 voor de bouw van een nieuw pijp-
onderdelen in Vilnius gemaakt zouden worden en daarna naar orgel in de kerk van Joniškėlis ‘architect van het hertogdom Samo-
Troškūnai vervoerd hadden moeten worden. gitië’ wordt genoemd, en niet ‘orgelbouwer’. Jantzon daarentegen
wordt in alle historische bronnen expliciet ‘orgelmeester’ genoemd
Dezelfde kloosterdocumenten bevatten ook een aanwijzing en nooit ‘architect’. Iets dergelijks is ook in Duitsland waar te ne-
dat anderhalf jaar later, in februari 1789, Raczkowski opnieuw men; samen met gevestigde en alom populaire termen Orgelmeis-
betrokken was bij de bouw van het orgel te Troškūnai25 en dat hij ter, Orgelmacher of Orgelbauer kwam de benaming Orgelarchitekt26
het instrument probeerde te voltooien. Mogelijk werkte hij op dat in zwang nadat Adam Horatius Casparini (1676-1745) in 1731 zo
moment aan de versiering van het front, inclusief houtsnijwerk en genoemd was bij de bouw van een orgel in de buurt van Legnica.27
beelden, en zorgde hij ook voor het afregelen van de mechanieken In die tijd werden diverse andere omschrijvingen gebruikt voor or-
en voor het stemmen van het orgel (na het winterseizoen zullen gelbouwers. In 1773, bijvoorbeeld, wordt in een overeenkomst be-
aan het nieuwe instrument ongetwijfeld kleine reparaties nodig treffende het orgel in de kerk van Saldus (nu in Letland) over Paul
geweest zijn). Froelich gesproken als “de gerenommeerde orgelbouwer en ervaren
kunstenaar uit Kuldiga”.28 In archiefstukken uit 1844 van de evan-
Archiefstukken van de kerken in Troškūnai en Kurtuvėnai lij- gelisch-lutherse gemeente te Vilnius wordt Theodor Tiedemann jr.,
ken uit te wijzen dat Raczkowski en Jantzon samenwerkten als die in 1867 een nieuw orgel bouwde voor de kerk in Tverečius, in
architect en orgelbouwer. Dergelijke coöperaties waren in Litou- het Russisch aangeduid als ‘kunstenaar van instrumentprojecten’.29
wen net zo gebruikelijk als in West-Europa: bij het ontwerpen van
een barok orgelfront voorzag de architect de orgelbouwer en de Afgaande op de archiefbronnen was Raczkowski een ervaren
architect en aannemer, die niet alleen van anderen opdrachten
kreeg maar zelf ook orgelbouwers contracteerde voor specifieke
klussen. Op deze manier kon hij zich medeauteur noemen van het
orgel in Kurtuvėnai. Toch is de invloed van Jantzon onmiskenbaar
aanwezig in dit orgel: fragmenten van het bewaard gebleven front
weerspiegelen in grote mate de fronten van de orgels in Tytuvėnai
en Troškūnai. De wijze waarop het metalen en houten pijpwerk
vervaardigd is, is vergelijkbaar in alle drie de orgels.

Foto 9 – Orgel in de kerk van Kurtuvenai, 1792–1793, toegeschreven aan Mateusz Orgel Joniškis
Raczkowski Op basis van onderzoeken naar orgels van Jantzon cum suis, kan
het orgel in de kerk van Joniškis, Molėtai District, hypothetisch
Foto 10 - Königsberg: het orgel in de kerk van Kaymen, midden achttiende eeuw toegeschreven worden aan deze orgelbouwer (zie foto 1 in het vo-
rige artikel). Het instrument was oorspronkelijk gebouwd voor de
bernardijnen St.-Michaelkerk te Vilnius rond 1770, en werd na de
kerksluiting in 1886 overgeplaatst naar Joniškis.

Er zijn geen archiefstukken die expliciet aangeven wanneer en
door wie het orgel is gemaakt; de maker is echter ongetwijfeld een
vertegenwoordiger van de school van Vilnius. De architectonische
compositie van het orgelfront in Joniškis is typerend voor het laat-
barokke orgelerfgoed van Vilnius. Ook de bouwkundige overeen-
komsten van de windladen, de houten pijpen en frontpijpen van
het orgel uit Joniškis met het orgel te Linkuva lijken erop te wij-
zen dat het voormalige orgel in Joniškis aan Jantzon kan worden
toegeschreven.

Er zijn overeenkomsten gevonden tussen de twee instrumenten
met betrekking tot de bouwwijze van de windladen. Jantzons be-
trokkenheid bij het orgel in Joniškis kan ook afgeleid worden uit
de vormgeving van het front. Het orgel is een van de oudst overge-
bleven instrumenten met dezelfde architectuur van het front als de
orgels uit het midden van de achttiende eeuw in kerken in en rond
Königsberg. Daartoe horen het orgel van een onbekende maker in
de Kaymen-kerk (midden achttiende eeuw) (zie foto 11)30 en het
Ruckpositive, gebouwd door Georg Sigismund Caspari in 173731
in de Neurosgarten-kerk32 te Königsberg, waarvan nog foto's over-
geleverd zijn.

Omdat een van Caspari’s leerlingen in die tijd de orgelbou-
wer Zelle was, die later Jantzon in dienst nam, kan het frontont-
werp van het orgel in de bernardijnse Sint-Michiels te Vilnius
(later verplaatst naar Joniškis) worden gerelateerd aan Jantzon.

32 Het Orgel jaargang 118 nummer 1

De toeschrijving van het instrument in de kerk van Joniškis aan reconstructieprojecten van de orgels in de Bernardijnenkerk van
Jantzon wordt ook ondersteund door de directe band tussen de Vilnius en de kerk te Troškūnai zouden gerealiseerd kunnen wor-
orgelbouwer en de bernardijnse broeders van Vilnius. Zoals in dit den aan de hand van de bijna volledig bewaard gebleven orgels in
artikel hierboven werd vermeld, bouwde Jantzon twee orgels voor Tytuvėnai en Budslau, evenals de overgebleven delen van de orgels
de Bernardijnenkerk in Vilnius in 1764-1768. Daarom zou, als in kerken te Linkuva, Šimonys en Joniškis.
vervolg op die contacten, rond 1770 een Jantzon-orgel in gebruik
genomen worden in de Sint-Michielskerk dat naast het Klooster Opvolgers van Nicolaus Jantzon
van de Zusters Bernardinnen ligt, toentertijd ondergeschikt aan de Waarschijnlijk werd de orgelbouwtraditie van Nicolaus Jantzon
prior van het Bernardijnenklooster. voortgezet door zijn zoon Friedrich Samuel Jantzon (Fridrich Jan-
son, Jantzen, 1764-ca.1816),33 die rond 1800 een bekend figuur
De hier gepresenteerde argumenten die Jantzons auteurschap was in Vilnius. In 1794 legde Friedrich Samuel Jantzon in Vilnius
ondersteunen, kunnen leiden tot vrij nauwkeurige, op analogie ge- de eed af voor de Russische keizerin,34 hoogstwaarschijnlijk toen
baseerde herbouw van de orgels die aan Jantzon cum suis worden hij – na de dood van zijn vader in 1791 – de orgelbouwwerkplaats
toegeschreven op basis van bewaard gebleven delen. Bijvoorbeeld, had overgenomen.

Het orgel dat nog steeds in de kerk te Laši35 (zie foto 12) staat,
werd in 1798 door Jantzon jr. gebouwd, getuige een inscriptie op
de windlade:

Foto 11 – Het voormalige orgel in de Kaymen-kerk, midden achttiende Waarschijnlijk heeft Friedrich Samuel Jantzon na 1798 ook een
eeuw; het Rugwerk bevindt zich in de Neurosgartenkerk te Königsberg, nieuw orgel gebouwd voor de kathedraal van Minsk36 (alleen de
1737, toegeschreven aan Georg Sigismund Caspari achternaam ‘Jantzon’ wordt vermeld in de bron). Het is eveneens
aannemelijk dat hij het orgel in de Bernardijnenkerk van Slonim37
Foto 12 – Orgel in de kerk van Laši, Letland, 1798, in 180638 herbouwde (opnieuw wordt alleen de achternaam in de
toegeschreven aan Friedrich Samuel Jantzon bron genoemd).
Nicolaus Jantzon had nauw contact met de eerder genoemde or-
gelbouwer Mateusz Raczkowski (die vermeld wordt in de periode
1787-1803) uit Samogitië (een regio in het westen van Litouwen),
die mogelijk zijn leerling of collega was, en die – zoals vermeld – in
archivalia vaker ‘architect’ dan ‘orgelbouwer’ genoemd werd. Op
basis van historische gegevens kan Raczkowski’s naam in verband
gebracht worden met de orgels in Joniškėlis (Drievuldigheidskerk,
1803) (zie foto 13) en Kurtuvėnai (1792-1793)39 en gedeeltelijk
aan de bouw van het orgel in de kerk van Troškūnai.

De datering van het orgel in Joniškėlis is vastgesteld op basis van
de kerkarchieven aldaar.40 Daarin wordt onder meer gemeld: “vol-
gens het contract van 6 oktober 1802 moet het orgel uiterlijk op 6
augustus 1803 zijn voltooid”, terwijl volgens een verslag uit 1803 :
“het nieuwe orgel van 12 stemmen met Cimbelster, klokkenspel en
trommel werd gemaakt door Mateusz Raczkowski, een architect
uit het hertogdom Samogitië [archytekta Xięstwa Žmudzkiego],
die vierhonderd taler en nog dertig werd betaald voor levering en
installatie.”
Tijdens de samenwerking met orgelbouwers coördineerde Racz-
kowski niet alleen het werk, maar kreeg hij ook kans zijn kennis van
orgelbouw te vergroten, vooral met betrekking tot orgelarchitec-
tuur (frontontwerp, decoratief houtsnijwerk, enz.), het afregelen van
mechanieken en het stemmen. Daarom zou hij zich met orgelbouw

januari 2022 33

hebben kunnen blijven bezighouden, in de voetsporen van Jant- Foto 13 – Orgel in de Drievuldigheidskerk van Joniškelis, 1803,
zon tredend na diens overlijden, aangezien de orgels in Joniškėlis en toegeschreven aan Mateusz Raczkowski.
Kurtuvėnai duidelijk de bouwstijl van Jantzon voortzetten.
Het is mogelijk dat de orgelbouwtraditie van Nicolaus Jantzon
indirect – via zijn zoon – werd voortgezet door de bernardij-
nen-monnik Modest Michniewicz (Mykolas Miknevičius). Een
vermelding in de archieven van de novicen-residentie van het
Bernardijnenklooster in Vilnius wijst op een verband tussen deze
orgelmeester en Friedrich Samuel Jantzon. Op 5 november 1814
vroeg Mykolas Michniewicz toegang tot het klooster nadat hij “zijn
baan bij de heer Friedrich Jantzon had opgezegd met toestemming
van de laatste en niets aan hem verschuldigd was.”41 Op 10 novem-
ber 1814 werd Mykolas Michniewicz als novice aangenomen on-
der de naam ‘Modest(as)’. Hij werd geboren op 1 september 1789
in Slonim als zoon van Elia en Theofiel.42 Volgens de handboeken
van de Litouwse provincie Bernardine woonde broeder Modest
Michniewicz (Miknevičius) van 1839 tot 1864 in Troškūnai. In
verslagen uit 1839, 1841-1843, 1854-1855, 1857-1858 en 1862-
1864 wordt over zijn beroep niets vermeld. Hij wordt in 1848-
1850 aangeduid als organist en in 1853 en 1859-1860 als invalide
(invalidus). Volgens de overlijdensregisters van de Litouwse pro-
vincie Bernardine (MAB RS, f. 9-96, l. 179) overleed pater Modest
Mickiewicz op 22 december 1866 in Agluona.43

Het is bekend dat Michniewicz in 1827 een orgel bouwde in
de kerk van het Bernardijnenklooster te Dotnuva (zie foto 14); er
staat een inscriptie met de voor- en achternaam van de orgelbou-
wer op de windlade van het orgel. Dit orgel met een klassieke front
en een laatbarokke dispositie behoort tot de laatste van dit orgel-
type in Litouwen. Het was waarschijnlijk deze orgelbouwer, aange-
duid als broeder Modestas, die in 1826-1827 de reparatie van het
orgel in de Bernardijnenkerk van Grodno uitvoerde.44

Besluit Foto 14 – Orgel in de kerk van het Bernardijnenklooster te Dotnuva, 1827,
In dit tweedelige artikel bleek dat orgelbouwers die tot het midden toegeschreven aan Modestas Michniewicz.
van de negentiende eeuw in Litouwen werkten, meestal lutheranen
van Duitse afkomst waren. Hoewel katholieken een meerderheid Didžiojoje Kunigaikštystėje’ [Orgelbouwers in het groothertogdom van Litou-
van de bevolking op het toenmalige grondgebied van Litouwen wen], Menotyra, No. 2 (23) 2001, 56. Maar Rimantas Gučas noemt 1791,
uitmaakten, belette het confessionele verschil orgelbouwers niet waarvoor hij verwijst naar een ander archiefstuk, namelijk het kerkregister van
om te werken voor rooms-katholieke religieuze ordes, zoals do- de Evangelisch Lutherse Kerk te Vilnius, dat behalve het feit van Jantzons dood
minicanen, franciscanen, jezuïeten, bernardijnen, augustijnen en en begrafenis ook meldt: ‘... der viel hochedle Herr Nicolaus Jantzen Vice Praes.
karmelieten. der hiesingen Kirchen Section,Orgelbauer u[nd] Burger in Vilna ein rechtschaffener
Mann ein wahrer Christ, dessen Andenken im Seegen bleiben wird ...’; LVIA, f.
Bovendien toonde de studie van de orgelbouwactiviteiten van 1218, ap. 1, b. 14, l. 317, Rimantas Gučas, Lietuvos vargonai. Katalogas (Vilnius
deze meesters vanuit geografisch perspectief aan dat zij in Koerland 2009) 39-40.
en Lijfland uitsluitend voor rooms-katholieke kerken werkten. Dit 3 Nicolaus Jantzon wordt in de volgende archiefdocumenten genoemd: LVIA,
impliceert dat de activiteiten van Litouwse orgelbouwers buiten Oude Handelingen –5142, l. 511; LSHA, Oude Handelingen – 5150, l. 314v–
het land nauw verband hielden met administratieve afdelingen van 315; LVIA , f. 1218, ap. 1, b. 14, l. 45r; LVIA , f. 458, ap. 1, b. 241 (Paknys,
de Rooms-Katholieke Kerk. ‘Vargonų meistrai Lietuvos’, 56, 60). Mindaugas Paknys noemt ook Nicolaus

Een aantal karakteristieke disposities van orgels is te vinden op de
website van Het Orgel bij de samenvatting van dit artikel.

Vertaling uit het Engels: Jan Smelik

Noten

1 Agnius Urbanavičius, Vilniaus naujieji miestiečiai 1661–1795 metais. Sąrašas [Li-
jst van nieuwe burgers in Vilnius in 1661-1795] (Vilnius 2009) 356.

2 Op basis van archiefgegevens stelde de historicus Mindaugas Paknys vast dat
Jantzon in 1793 overleed, zie: Lietuvos valstybės istorijos archyvas (LVIA), Oude
Handelingen – 5150, l. 315; Mindaugas Paknys. ‘Vargonų meistrai Lietuvos

34 Het Orgel jaargang 118 nummer 1

Johansohn, die betrokken was bij de doop van de zoon van Johann Christoph archieven ten onrechte gesproken wordt over 30 registers; in werkelijkheid be-
Seyfert op 14 juli 1756; omdat de achternaam echter niet in andere historische trof het 25 registers en waren er vijf knoppen voor andere zaken.
gegevens voorkomt, zou de man dezelfde als Nicolaus Jantzon kunnen zijn 19 MAB RS, f. 43, b. 18593, l. 2.
geweest. 20 Inspectierapport kerk Kurtuvėnai van 1806 (LVIA, f. 669, ap. 2, b. 221, l. 446).
4 LVIA, f. 218, ap. 1, b. 20, l. 6v. 21 Raionda Ragauskienė, ‘Kurtuvėnų bažnyčios raida: nuo pirmosios XV a. iki Šv.
5 Meer over Paul Jantzon zie: Edmundas Laucevičius en Birutė Rūta Vitkauskienė, Apaštalo Jokūbo bažnyčios’ [De kerk te Kurtuvėnai: vanaf de 15de eeuw tot de
Lietuvos auksakalystė XV–XIX a. [Litouwse goudsmeden uit de 15de-19de eeuw] Kerk van de Apostel Jacobus], Menotyra, No. 3 (44) (Vilnius 2006) 12-21.
(Vilnius 2001), 220, 337–338. 22 Gučas, Lietuvos vargonai, 41.
6 Urbanavičius, Vilniaus naujieji miestiečiai, 338. 23 Ragauskienė, ‘Kurtuvėnų bažnyčios raida’, 18.
7 Paknys, ‘Vargonų meistrai Lietuvos’, 60. 24 Fragmenten uit een document van 1787 in het dossier met documentkopieën
8 Budsław in Belarus; nu in de Basiliek van Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaart. uit het Bernardijnenklooster te Troškūnai (MAB RS, f. 43, b. 18593, l. 2v, l. 85,
9 Kerkarchief Linkuva; Lietuvos mokslų akademijos Vrublevskių bibliotekos l. 95, l. 108).
Rankraščių skyrius/De Wroblewski Bibliotheek van Litouwse Academie van 25 Fragmenten uit een document van 1789 in het dossier met documentkopieën
Wetenschap, afdeling manuscripten(MAB RS) f. 43, b. 13, l. 82–83). uit het Bernardijnenklooster te Troškūnai (MAB RS , f. 43, b. 18593, l. 108).
10 Kerkarchief Linkuva Liber Computorum Conventus Lincoviensis 1755–1789 26 Marcin Zgliński, Nowożytny prospekt organowy i jego twórcy (Warschau 2012)
(MAB RS, f. 43, b. 13, l. 71v). 225.
11 Inspectierapport kerk Linkuva van 1806 (LVIA, f. 669, ap. 2, b. 221, l. 628); 27 Duits: Liegnitz, in Polen.
Acte kerkinspectie Linkuva van 1820 (LVIA, f. 669, ap. 2, b. 224, l. 125v). 28 Duits: Wohlachtbaren und Kunsterfahrenen Orgel-Bauer zu Goldingen (LVIA,
12 Chronologia erectionis et fundatiotis conventus et custodiae Vilnensis ADS (Fran- 637. f., 1. apr., 33. l. Saldus baznīcas ērģeles. 18., 19. gs., 56 lp.).
ciscum ordinis minorum de de observantia ex varijs vetustissimis condicibus 29 Rus. художнйк инструментных дел (Drėma 2008, 541); Povi-
ac monumentis Patrum Nostrum diligenter collecta conscriptaque per A.R.P. las Spurgevičius, Tverečiaus Švč. Trejybės bažnyčia ir augustinų vienuolynas.
Thomam Digon praedicatorem generalem Patrem provinciae ac ahronologum Tverečiaus kraštas [St.-Triniteitskerk en Augustijnerklooster in Tverečius, Regio
sub officio A.V.P. Stephani Romanowicz custodis ac gvardiani Vilnen: Anno Dni Tverečius] (Vilnius 2001) 47.
1668) 268-274. Een kopie is aanwezig in de Archiefcentrum voor Culturele 30 Duits: Caymen, Caymendorf, Kaymen. Nu Zarechye in Kaliningrad Oblast.
Erfenis (Institute for Monument Restoration. Archival Chronicles of Vilnius 31 Werner Renkewitz, Jan Janca en Hermann Fischer, Geschichte der Orgelbaukunst
Bernardine Monastery, photocopy, f. 5, ap. 9, B. 9, t. 5, p. 268-74). in Ost- und Westpreussen von 1333 bis 1944, Band II, 1 (Berlijn 2008) 276; Ad-
13 Paknys, ‘Vargonų meistrai Lietuvos’, 56; Euzebiusz. Łopaciński, Materiały do olf Boetticher, Die Bau- und Kunstdenkmäler der Provinz Ostpreußen. Heft VII
dziejów rzemiosła artystycznego w Wielkim Księstwie Litewskim (XV-XIX w.) (Königsberg 1891-1898) 243.
(Warschau 1946) 858. Voor meer informatie over het orgel in de Bernardijnen- 32 Duits: Neuroßgarten.
kerk te Vilnius, zie: Rūta Janonienė, “Vilniaus Bernardinų bažnyčios vargonai” 33 Gučas, Lietuvos vargonai, 41.
[Het orgel in de Bernardijnenkerk Vilnius]. Kultūros paminklai 5 (Vilnius 1998) 34 Michał Brensztejn, Manuscript in de National Library Warsaw (Biblioteka nar-
135-42; idem. Bernardinų bažnyčia ir konventas Vilniuje: pranciškoniškojo odowa w Warszawie), BN II 10648, Vol. 2. 224
dvasingumo atspindžiai ansamblio įrangoje ir puošyboje (Vilnius 2010) 289- 35 Nu in Letland.
290, 292. 36 Brensztejn, Manuscript, 225.
14 Een verwijzing naar het orgel in de St.-Floriankapel van de Bernardijnenkerk is 37 Nu in Belarus.
te vinden in de kronieken van het Bernardijnenklooster: Chronologia erectionis 38 Smulikowska, Prospekty organowe, 124.
1668, 274–75. 39 Ragauskienė, ‘Kurtuvėnų bažnyčios raida’, 18.
15 Полацк, nu in Belarus. 40 Vilniaus universiteto bibliotekos Rankraščių skyrius/Vilnius Universiteit Biblio-
16 Paknys, ‘Vargonų meistrai Lietuvos’ 56. theek, afdeling manuscripten (VUB RS) f. 201–104, l. 21.
17 Ewa Smulikowska, Prospekty organowe w dawnej Polsce (Wrocław 1989) 124. 41 Oddaliwszy się od J. M. Pana Fryderyka Jansona, za jego poswiadczeniem
18 Informatie over het orgel in Tytuvėnai is te vinden in de kronieken van het Ber- (Gegevens van de novicewoning van het Bernardijnerklooster van Vilni-
nardijnenklooster van Tytuvėnai (Lithuanian State Historical Archive, f. 1135, us,1761–1840, MAB RS, f. 9–141, l. 169v).
ap. 6, b. 59, l. 201v); het orgel wordt ook vermeld in de inspectierapporten 42 MAB RS, f. 9–141, l. 170.
van de kerk te Tytuvėnai van 1821 (LVIA, f. 669, ap. 2, b. 224, ongepagineerd) 43Met dank voor deze informatie aan de historicus Liudas Jovaiša.
en 1827 (LVIA, f. 669, ap. 2, b. 228, l. 113). Uit onderzoek blijkt dat in de 44 VUB RS, 4–35551 (A. 2191), k. 14v.

kwaliteit en vakmanschap, van boomstam tot kerkorgel

ook gespecialiseerd in het onderhouden van uw kerkorgel !

J.L. van den Heuvel-Orgelbouw bv
Amstelwijckweg 44 3316 BB Dordrecht T 078-6179540
vandenheuvel-orgelbouw.nl [email protected]

januari 2022 orgel-vd heuvel 180409.indd 1 3 509-04-18 09:50

In memoriam Bert Lassing

Henk Kerssen

Op 18 november 2021 is in Culemborg Bert Lassing na periode van vernieuwing in de protestantse kerken: muziek in het
teken van de eredienst. Een inspirerend bezoek door Frits Mehr-
een kort ziekbed overleden. Hij was van 1970 tot 2005 cantor- tens aan de Barbarakerk bij de introductie van het nieuwe liedboek
organist van de Grote of Barbarakerk in Culemborg. Hoewel in 1973 heeft vaart gegeven aan de ontwikkeling van de cantorij.
Bert sinds zijn pensionering niet meer actief was in de uitvoe- Al spoedig kreeg de cantorij een vaste plaats in de liturgie, met
ringspraktijk zal toch zijn naam nog bij velen leven en ver- door Bert geschreven antifonen bij de aanvangspsalm en diverse
dient hij het om te worden herdacht als een groot en gedreven liederen.
kerkmusicus.
Bert werd geboren op 6 september 1940 te Amsterdam en groeide De gang door het kerkelijk jaar was voor Bert een belangrijk
daar op in een gereformeerd gezin. Zijn liefde voor de orgelmuziek gegeven. Kerst en Pasen werden uitbundig gevierd met orgel en
werd gewekt doordat zijn vader met hem wandelend naar de kerk trompet. Al vanaf het begin kreeg de Culemborgse kerkmuziek
de ‘foute’ afslag nam naar de Westerkerk, waar Simon C. Jansen landelijke bekendheid. Radio- en tv-opnamen liepen als een rode
speelde. draad door de jaren heen. In de jaren zeventig en tachtig werkte
Lassing als organist en dirigent mee aan programma’s voor radio en
Na zijn opleiding tot onderwijzer en een korte periode in het on- televisie, zoals ‘Zingend Geloven’ (IKOR) en de serie ‘Lied van de
derwijs is Bert in 1965 begonnen aan het Conservatorium van de Week’ (IKOR-NCRV).
Vereniging Muzieklyceum te Amsterdam. Hij studeerde orgel on- Naast zijn taak in de ochtenddiensten voerde de Bert met de canto-
der leiding van Piet Kee en behaalde in 1970 het einddiploma solo- rij en het Culemborgs cantateorkest in maandelijkse cantateves-
spel voor orgel. In 1976 voltooide hij zijn studie koor- en orkestdi- pers een Bach- of Mendelssohn-cantate uit, met als hoogtepunt de
rectie. Zijn hoofdleraren waren Jan Pasveer en Anton Kersjes. Ook jaarlijkse passie uitvoering op Palmzondag en een Requiem op de
volgde hij kerkmuzieklessen bij Frits Mehrtens. laatste zondag van het kerkelijk jaar. De laatste jaren in zijn canto-
In 1970 werd Bert vaste organist in de pas gerestaureerde Grote of raat werkte Bert intensief aan steeds perfectere uitvoeringen van
Barbarakerk in Culemborg. Deze bouwkundige parel in de Betuwe die meesterwerken.
beschikt over twee orgels: het achtvoets Verhofstadt-orgel uit 1719
en een kleiner koororgel uit de achttiende eeuw. Culemborg is een van de weinige plaatsen waar deze muziek be-
luisterd kan worden in een kerkdienst, ingebed in de liturgie van
De Hervormde Gemeente in Culemborg was wat kerkmuziek de vesper. De religieuze sfeer van de uitvoering was bepalend, met
betreft in 1970 nog maagdelijk. Een dankbaar werkveld voor een name de stilte na de slotnoot, wegstervend in het gewelf.
beginnend cantor-organist om de nog stille Barbarakerk te vullen Bert speelde tijdens de kerkdiensten op het orgel ook een groot
met muziek. Een droom vaste vorm geven met een kerkmuziek- aantal orgelwerken van Bach.
praktijk zoals J.S. Bach die zich zou hebben gewenst. Uitgangspunt Al sinds 1971 is er in de Barbarakerk elke zomer een serie orgel-
voor Bert: in kerk en eredienst is het beste niet goed genoeg, met concerten geweest, verzorgd door Bert en zijn collega’s. En dat was
de lijfspreuk van J.S. Bach: Soli Deo gloria! En dat is in Berts hele vaak aanleiding tot uitnodigingen over en weer voor orgelconcer-
loopbaan zo gebleven. Als organist ontwikkelde Bert kwaliteiten ten in binnen- en buitenland, de Bavokerk, de Nieuwe Kerk, de
waarmee hij zich in de galerij der groten had kunnen voegen, maar Oude Kerk, de Utrechtse Dom, in Peterborough, in Götenborg, en
dat paste niet bij hem. Hij heeft met volle overtuiging gekozen in diverse steden in Duitsland.
voor de combinatie van orgel en cantoraat. Met veel liefde voor het Bert was een gedreven en een gedegen musicus . Hij wist harten te
vak heeft hij velen weten te inspireren. Zo ontstonden onuitwis- raken zonder concessies te doen aan de technische kwaliteit. Fout-
bare vriendschappen met de spelers en zangers met wie hij muziek loos spelen eiste hij van zichzelf, en slordig orgelspel van collega’s
maakte. kon in zijn oren geen genade vinden. Een muzikant moet goede
oren hebben vond hij, en regelmatig liep hij bij het uitproberen van
Zijn enthousiasme leidde in 1971 tot de oprichting van de Her- registraties de met rijke akoestiek gezegende kerken in om de goede
vormde Cantorij, later omgedoopt tot Barbaracantorij en een or-
kest met grotendeels spelers uit de Culemborgse regio.
Wat hem bij de realisatie van zijn droom ondersteunde was een

36 Het Orgel jaargang 118 nummer 1

balans te controleren. In 1991 maakte 37
Bert een cd-opname op het Verhofstadt-
orgel. Voor een cd-opname met werken
uit de Frans-symfonische muziek reisde
Bert af naar het Cavaillé-Coll orgel in
Douai (Frankrijk).
Van 1974 tot 1989 was Bert docent
aan het conservatorium in Arnhem,
waar hij Algemene Theorie, het bijvak
Orgel, Orgelbouwkunde en Orgelme-
thodiek doceerde. In de jaren negen-
tig gaf hij cursussen van de Commissie
voor de Kerkmuziek. Daarnaast had hij
privéleerlingen.
Bijna 35 jaar duurde het dienstverband
van Bert bij de Hervormde Gemeente van
Culemborg. Hij liet een bloeiende muzi-
kale cultuur achter, waarop zijn opvolger
Marijn Slappendel verder heeft gebouwd.

Na zijn afscheid werd zijn tijd behalve
met muziek gevuld met reizen in zijn
geliefde Duitsland, de Alpen, Italië en En-
geland. Tot het laatst heeft Bert met volle
teugen genoten van muziek, zoals van
de concerten in het Concertgebouw, de
Paasvieringen in de Dom van Münster en
van de grote maestro’s op tv-zender Brava.
Wij prijzen ons gelukkig dat Bert Lassing
onze cantor-organist was.

Henk Kerssen is vanaf 1974 lid van de
Hervormde Cantorij (Barbaracantorij)

Bert Lassing op het Verhofstadt-orgel met zijn
trouwe, helaas te vroeg overleden vriend en
registrant Jan Staal (Pasen 2004)
(Foto: Dik Hooijer)

januari 2022

Overlegato

Reitze Smits

Na een periode waarin als erfenis van de

negentiende eeuw legatospel de norm was, kwam
ongeveer sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw
onder organisten het non-legatospel in zwang.
Bij nader inzien blijkt hierbij een nuancering
nodig, vooral omdat de gelijkmatige toepassing
van het non-legatospel dezelfde gelijkvormigheid
in de hand werkt die werd nagestreefd in de
legato-uitvoeringen.

Père Engramelle, die juist aangeeft hoe variatie in notenlengtes1] de Ook al is de ritmische notatie gelijk, in het spel moet door lengte-
muziek tot leven brengt, beschrijft het treffend: “C’est assurement verschillen tot uitdrukking komen wat de plaats van de noot is in
par le défaut de cette connaissance, que ceux qui exécutent meme la de maat, en bovendien wat het karakter is.
bonne musique déplaisent par une espèce de pésanteur ou de sécheresse
qui ennuie” [vert.: Het is beslist door het gebrek aan deze kennis, Daarnaast is het belangrijk te wijzen op een onder organisten
dat zelfs zij die goede muziek spelen, mishagen door een soort minder bekend gebruik, namelijk de mogelijkheden tonen juist te
zwaarte of droogheid die verveelt]. Kennelijk wordt van de speler verlengen om een gevarieerder klankbeeld te bereiken, het zoge-
verwacht zelf keuzes te maken, te variëren in toonlengtes, zoals En- naamde overlegato. Klavecinisten passen dit veel toe, sommigen
gramelle beschrijft in zijn nauwkeurige aanwijzingen en zoals ook vrijwel constant. Het wegsterven van de klank van de getokkelde
Walther aangeeft in zijn Musicalisches Lexicon: snaren wordt zo benut om het instrument voller te laten klinken,
als bij een harp of een luit waarvan de snaren ook niet worden ge-
Quantitas Notarum extrinseca & intrinseca: Die äusserliche dempt. Men noemt dit soms ‘wet playing’, in tegenstelling tot ‘dry
und innerliche Geltung der Noten; nach jener Art ist jede Note playing’, waarbij de lengte van de tonen wél wordt bepaald door de
mit ihres gleichen in der execution von gleicher; nach toets op tijd los te laten en daarmee de snaar te dempen.
dieser aber, von ungleicher Länge; da nemlich der ungerade
Tact-Theil lang, und der gerade Tact-Theil kurtz ist.2] Welbeschouwd is ook het gewone legato van pianisten eigen-
lijk een licht overlegato, waarbij de toets pas wordt opgetild als de
1] In een artikel in L’art du factuer de l’orgue van Dom Bédos (blz. 599) beschrijft volgende al is aangeslagen. Het melodische verband komt daar-
Engramelle alle nuances van legato tot staccato door elke noot te verdelen in een door beter tot zijn recht. Op de meeste negentiende-eeuwse orgels
klinkend (durée) en een niet-klinkend deel (silence). Door de juiste toepassing en vooral op pneumatische orgels die langzaam aanspreken, is het
van de lengteverschillen kunnen bewegingsgevoel en karakters op orgel worden eveneens een goed gebruik om de tonen op die manier te verbin-
uitgedrukt. den tot een vloeiende doorgaande lijn. In de periode waarin deze
2] Johann Gottfried Walther, Musicalisches Lexicon (Leipzig 1732) 507. orgels werden gemaakt was de piano het studie-instrument van
organisten, die de pianistische speelwijze gewoon konden toepas-
sen op hun orgel.

38 Het Orgel jaargang 118 nummer 1

Score 6 NVB 02 vb.1c
6
Notenvoorbeeld 1c   

Maar ook in oude muziek, waar de gewone speelmanier een dui- Notenvoorbeeld 1c vb.1a     vb.1b    tutti
delijke articulatie van de tonen beoogt, is er aanleiding om op som-       
mige plaatsen legato toe te passen. Legatobogen veronderstellen           
nkeantuaulrslhijketalleegeantovvearbnibnldaiznegrstuosfssetnrijdkeertso.nMenaadriebezpoauamldoeentoentaktileinsP-iano        
duiden op een speelmanier waarbij met name akkoordnoten zelfOs rgan
langer aangehouden kunnen worden dan genoteerd.    tutte tenute       
  
3 6

 

Notatie versus interpretatie.     
Het is tamelijk ingewikkeld om het laten liggen van tonen goed te
noteren. De noodzakelijke overbindingen, het toevoegen van ex-
tra stemmen en rusten maken het onoverzichtelijk. Componisten Ozo26v’nercloegmaptolewxonrvodbtte.3ndabues elaldngopnideattahlteijtdnuieittgwesocrhdrtehveenrk, eonfdhaetlslegveenrot-  
lijken vaak genoegen te nemen met een vage aanduiding. Musici dtaekiecDkrhodetozokrevdlapebnrarlkseesbkgaeiagneteolgd(,(vzo2oopboa,)lrosebmrieneadlaBdantu2txnaetin)eehltgeuhrvdoeernerkt’dseisTnnloadvcgcewaleitolgarutd.iinttvwdo.eelrkinegeeennveoenudteige 
worden geacht te herkennen dat het refereert aan een bekende ma-
nier van doen, die niet tot in details genoteerd hoeft te worden.
Een bekend voorbeeld (1a) is het ‘Preludium in C ’ (BWV 846)Org. vb.2a

uit Das wohltemperierte Klavier van Johann Sebastian Bach. De
notatie suggereert dat alleen de eerste twee noten worden aange-
houden, maar een klavecinist herkent dit als een vorm van overle-
gato. Het wordt gespeeld zoals een luitist die zijn instrument la1a2t
gonzvebn.1daoor de harmonienoten door te laten klinken. Nietvvbo.1obr  Notenvoorbeeld 2a  
niets wordt dit ‘luthé’ genoemd.
          
Een notatie waarin de klinkende lengte van alle noten wordt vol-           
gehouden, ziet er ingewikkeld uit en vraagt veel extra werk van de    
schrijver (1b).     

Notenvoorbeeld 1a Notenvoorbeeld 1b 

              
    Notenvoorbeeld 2b
  
              
   

      

Ook in latere orgelmuziek vinden we dergelijke passages, zelfs
bhioj3uFdraennv)zbnL.1oisctzeterdtie(1inc)A: d nos voor het gemak ‘tutti tenuti’ (alles aan- We moeten dus onze interpretatie aanpassen aan de speelmanier
doniesginewoennzset lijkt. Szooamlss ihnedlpetCeieancoznekneareinamf vbainguJo©ïtheaint ninPdaechneoltbaetlie
     keus,

Pno. tutti te6nuti

januari 2022          39

       

vb.1c

P6ianoScNiiri(zonnnvuSeorecoltssddfeotoNpsrneeeevorevantlrbbeoelin.es.onevlvv5Gcmorebb3kbhoal..r2eeea3d5btrzeneaseaeh3tlirdlieedheaan53rn)gaaa.nedbh(DBndeeWzodteaaVtovlcee5eeshn7verol2vbtredl-ws.bdo1vtmt.voeaie5merebsnpabisz.eao,o5viWtdejbaniatgenlnte.ehgane(derneD)fewktdeopeeorvarhrteesdesnmoeravhanngbola..evs)1eaedltblriedejwnkevtawnochoohoioretrgrdtzaegeoanespnteieddnenenevhdmleiaercasdnhtcetdhmenuiletsetltuNtottientmiNvenoonosotruteberen6tteiuvldhom4oibeerbrnebteeeldnw4zubosutvdeirtsvcahnilzmelfaskpernekteunssdenzodkelninokteenn,leenengtoers.ganis t
NhvmlOgdNi93NooeaceNNooeosthloltooteepfeteN39ttknrtenentnovnenmvbvtvvvovioedeoonooeonaaelvooroevrebdnnrrbvbeovbbreleogbeee.rbdeomvr2eehdlelebdll.dvlaldbde5eee3be5ge5ob22v.ltbnlcabrdabe3md.eb(o(5bng)B5bBt3.kbacWto3Wdlbwea(ievbBVeVjtnkoeoW55pontr7p7Vta2d2oesd5s-dt-erk7esbavtn2eaeeasznk-r.gebsneobioIneneeoddnktWgeuevaepneavtdetidluelsmttineerohpetstevvidtsutreateei)nts)brewtgetseevti.ielieTl1eebmdn)inttecno.eou1medcegnotccnxeiuaaatpvhtt.gnilaeeidw6crliefwinote6rrsatvddcagwvheneneatnneed,ornoeBttzfedeueegaxgrmetdteldeeav.hiiaeMdtutneddazlheiaiejjorkne(eienandrhoasehnetteetentv-bv.6ba.hdGdDdObEzdgbhhWb6222ee268eaeeeeieeeiaoeoemllVatadettfnwldretolrlsaloaPettdaakpfetrdnhvvoefeoltareerrrertebbdleoeerrkneindiesxlrr..ueeenkckteu77ieeivdbesoiinbgevndacetne,vFrnneeaWoeivhevverarulfWdsnawntraoessneomaansnictgowqhteitelpaheeatkirudsieBagiechnrsmt,slnreesieihviaew,tzzf.nanvalccretaviitoat.akrjeheoiedniba(Dentneermw:vaBriengtsaedbehtGavsoeWpeden.vaecavea2oleokaehrdtenibnbmnrjniVunroekbeentwdsdniofsueedikas5fetesenndigwteleeatj,4v,meizecvauauewent3mbnrtaaitznoninven,).nnetvee6eiw.bewgeiassadetpbDsseB.slonawn6tuvenasemaetreboinsektdeocdtsvdoieegeegheiujewodanrndleanedeFotzneevgdee.deeearieoneddrvrxnlansteftsapuatsthitentgajnpeaasleBdeaeiarresmvrcnvhbgeonaildaiaasdeecaememnaestrnhststiaekecenloninvnnenegehdotwaeantGreereguneeodgitBenrpfwrv;(ietobataaameBwermklncevfssssrWegshlpealdsoabzaaualncslsnlgiggliahrlVijidceaJgenicnjviigokolsghrleda5ilenieh.ojttueCnje7rknekMeandoiv2ipeetnedla.noyinmf)anoernOgoiagert-ehkrn-ptvt©b.7rb.h.
2   
2 

nfBmzSlooaeuuenxmxzkittbiseeeaenhmkaluenelordanhetueteoeie(nttnnnvbslooewedteigdoeerinieondnnvrugvo.hsaZgoendertoebwdaeebeelfesfnemelitdscnetatk4azdveatieanj)nezn.ine,sZdmvpeoeaeaeunnkstslidaeganxgneedtelkmereuaiozduilefteezdlpndiieejagekkstsPesetvaarvovguseoosecraroktobcuroaoiurdjgktrldeiinnveadaignivenstavosndaoetnaee-tnie  bron. Opvallend is dat het allabreve-middendeel, hier nota bene

Scolaarlens g‘GvebaD.y5eavmooenrth’ ebtestliotetlvsdtb,a.ma5tbadneupaleidtearablaeadnodeuldidliinjkgtPt.e zijn. Pas bij de

Ons interesseert hier vooral het begin, dat anders genoteerd is dan
zoals het in de bekende edities staat :

Ndoetennovtoeonrbieneldde4aoplossing daarna?       Notenvoorbeeld 5a (BWV 572 - versie Walther)   
                  
                   
      

Notenvoorbeeld 5b (BW V 572 - bekende versie)
 benadNeotreinnvgoovrbaeneldd4ebnotatie bijgebruik vanfle xibeloverlegato:  2       
             
   

   Uit Wavltbh.5ercs notatie blijkt dat ook maat 1 met twee handen ge-

40 watletgazHZmleioen222oenneale826noelNmsalenttenfnghsoatigr222ustltip682oenhvnletedsrsnivlevveotraoceetvaeeorhobbodahnetktzrsono..lemeapvvrercasa77dbovnnaubbkcjhnelcameeolmeh..kdidegl(i77soddlnnkideoeeeacld4riuhonilaetbnvbdnenoisertoen‘leegeetostnnafleiindttpgnictololaneeeewdueagtvolnngnesslnleeai4eacesntrdrhgtoateesboleevoeet‘gtr’e,pnsueotndfnevnwpinddlsakagouwukeialenenotgeeooiiareoettrinnlsEtrmrssdrttdbgagdttdeneoieaeeimtereslegjmnesllcnFaldperi‘soag.hncanueetiGedei’hmneesegdtleadtlinlaeeeaejwidéakvskgrnliéatpraloanewnoaee,lnderron)cmmooagedeh.shds-kklrleVaadotpmdtaetnonaieteortendnori.reeerdonelhoDntskoedlfr.staoe’rvoBeemAeonenlartvzoWerknnd.faeevmgsruhDnotedsadztaVnrottenoeeueensaineerjwcilti5kmlgntseathiwet4eeebengteinkollne2oaelimnrlwnthjahorwekeivdneeietnoaaoasoettvvtdrlednmeirhtaecoefpsedsrnnthBeeppudedsetrrano-rhenaeoCocVVVmtteno-3hnjtpvoooe.ysgbsiiirvicccg.b5heeetv.c7©bSNrb.c.oglosuDwsabzNh937votiNpia7ieerpoecie.rbjbono.atneevnhtehvtsee.eradeoelg4nt.rdnvodrglnvaeelradmvaotbeitho5ojeanwnhkremdoeokbcloodeiearee)ubeevooe3st.l(ebrdndbbeetedge4l,ee.onovtile3aonrkdjvbvtlwnfd.bsooeebh.t5tno.6onrrrla.c.d.aDtl5trachdeeieeddacnb.geereaealearetghmntadtnnorcdeo,eaoagh-bze)pavdetotbteteepuseaewntr1nervlnewisraentitvion.nuevgangoOpdacetngvoHtdnvhseiedbproevatatern.eeake:dlnfe1tionneddjeemcWdkloureeOddreesattreae,tieard(icelenigtstkwnehrohn2alesdtta6titeoaeaenaaliernrolntcrkhinzgjdktheeadaaeoreotnnlbseiiasopjdgldtdigaltjrrveaiztggegalwe)tiaepileejalndnlnnoreebeneergnnndr(udreug.gvndeditriDetto,k.ellenr1aaeKtsaavotevgl1iacseaeneagrohr8nnanvbaeevtcnolivsftehvjnelotaoeeretevlarnunirxsd,a-njt-ikemalebegtnlnesem.l-vobev.6rear1legavtbov.b

Voice                

Het ilnijkdtelolagtiesrcehvdearstiaeltsoeeentebmaroogkeknepsapseseelnm. aEnriiesrzoopgteeevnarttuebnateonVoice kI2no0 mmsataitge33wvitjobzt.e4eebnenmleotg3is5chveanhahnedtzveelrfddeeliPnrgeltuedviiunmdeins:op   
ook overeen-
nodig om het accent te leggen, het ritme hoeft niet aangetast te    
 

worden, de kleine verlenging van de noot zorgt al voor de accentu- Notenvoorbeeld 7a
ering. Waarmee nog eens het belang blijkt van de controle over een                               
Scroergeelmatige aarlteiceunlaotnieb.eHdoeetlpderritomngiseclhukefvfeecrlte.nMgeanarvhanetebeenwnuosot tVtooeic-e
veroorzaakt
passen van een gedifferentieerde articulatie versterkt daarentegen
de uitdrukking van de muziek.
Als we bedenken dat van het Preludium in a (BWV 543) ook Notenvoorbeeld 7b

Scoarleleen late afschriften bekend zijn (een minder belangrijk ouder r.h. 
       afschrift bevat envkbe.le5oangerijmdheden), zouden we met behulp van       
                de mogelijkheden die uit Walthers handschrift van de Fantasia Vinoice          vb.5b              
                   Voice
       vVbo.ic5ec
G naar voren komen, het begin van dit werk ook anders kunnen Notevnbv.o5obrbeeld7c l.h.    
  
WtroeepNngMavoevlattloeetmhntoeeevsarrntobtsaio.eglnrebwodlvedteoebalr.6ddt5diau5eat)ic.vmdEaenezonepBpvWeaeersnVsdaebg5loie7nv2mge,neoltotvoseéetrétdnstwaghteeappenrlhdaoaabgtnlesedtsepemmneoe,olgednte,mlwiwjkioaderadndrebedln2iljo4ij(pkVnoooip-ce              
             
              
   
  3 vb.5c (Nnootetnevonorvboeeoldr5bceeld 6b). Gezien de overeenkomst met de Fantasie in 
         Vo3ice
Voice
dLGiesinssogdntieatvnvetoresoncrhtsieplnleelonepriszniucdihtetdreeivecahtnitjeddrehwaoenplldliockshustinnvngaeennnzedvlefesrupstrietedrkkreeunnkd.kginegwveaenst.de   achtstein

Het is wat raadselachtig dat de hoge a op de tweede het
origineel als achtste noot is genoteerd. Logischer was een 32ste
vb.6a Notenvoorbeeld 6a geweest, als onderdeel van de beweging die daar is ingezet (noten-

7 7   vb.6a               voorbeeld 7a). Maar met devvobo.r6gbestelde handverdeling (noten- 
          voorbeeld 7b) ontstaat de mogelijkheid alle volgende accentnoten 
Voice         met de linkerhand te spelen en te verlengen, wat in vergelijkbare
  passages in andere werken regelmatig voorkomt. Misschien niet ter
Voice

8 Notenvoorbeeld 6b        lengte van een achtste noot, maar bij benadering zoals genoteerd in
  vb.1c   notenvoorbeeld 7c.
Voice          
 9
Voice           9 

Voice 
  vb.1c    tutti tenuti 6  Fantasia vb.3b afschrift van J.G. Walther (D-B Mus.ms. Bach P 801, Faszikel 5)
Voice  
tutti ten6uti in G(BWV572)      
Voice   
15 vb.3b
                   18
       benadering van de n otatie bij gebruik van flexibel overle gato
vb.4a         
               
        



Voice 20  vb.4a            benadering van de n otatie bij gebruik van fle
          
Voice 18      
        
Voice     
26  vb.4b       
Voice 
                
Voice 
20       
 28
        



  vb.7b       
3226 2v0b2.72avb.4b      41 
Voice                     r.h.                         
       
Voicj aen   ari       

u

 l.h.

        

2

    EeSncobreekende overlegatopassage in dit werk, in maat 11 en de vol- verschillen. Anderzijds is het zelfs mogelijk de kwartnoten te zien
NVB 08         gende one3ven maten

  een legatomelodi3e in
(dneo3otnendveors3otre3bseteelmd3.8a), wordt vaak opgevat alsOrg. als een aanduiding om in het algemeen langer te spelen in die ma-
3 33 ten, waarbij ook andere akkoordnoten langer kunnen blijven liggen
3
          Notenvoorbeeld 8a 3
(in notenvoorbeeld 8b een benadering van de lengtes). Zo bezien
11 3 kan de speler overlegato gevarieerd inzetten, mogelijk zelfs een cli-
max suggereren naar het eind (maat 21) toe.
      
Notenvoorbeeld 8b

Organ  3  3   3 33
   
2                

Org. Org. 3 33
             
             
  
           
    
              
Org.
          
odIwvvnoeoeirGsokd‘wskreeeiawanlzeferaigvrnderaiendnetane3gnedbnm,vdeemmeeeannletaodulemaonangrndeae3movicteeneeefe’.nntste.DbdsmeIrtnieeeae3anelsmthkcwevehtaneotardr.irtglefedet1zngeb3e9ngerntieundrnoiogektu2za3vvew1taaimneeno,nsdawopttevebeaeenltr3ereeelrgreeeserkgntastaepartdnkeeoeegtoolenhodnlotimesztvroabaaattwiniielegsadetivatlnkiaf,n-neldijekt   

Org. Conclusie
Door op de juiste plaatsen en met de juiste dosering overlegato toe
te passen, ontstaat een gevarieerder klankbeeld, dat zelfs een dyna-
figuur op zijn plaats. Bovendien zouden de genoteerde kwartno- mische werking heeft. Het effect van ‘dry-’ en ‘wet-playing’ zorgt
ten in de oneven maten niet in hun volle lengte, als een legato- ervoor dat niet alle noten gelijk klinken, maar dat het typisch ba-
melodie uitgevoerd hoeven te worden. Waarmee de speelmanier rokke ‘clair-obscur’, dat een dieptewerking suggereert met voor- en
tussen de verschillende maten enerzijds minder van elkaar zal gaan achtergrond, ook in klank tot uitdrukking komt.

 3 33


           
Org.   
       
  

3 33



ORGELKUNST

Vlaams tijdschrift voor orgelcultuur
2022 - nr.1 maartnummer
RLY
EA
Philbert, Cavaillé-Coll en het conservatorium-orgel in Brussel
Het orgelwerk van Lieven Duvosel (1877-1956)
Renovatie Klais-orgel Kristus-Koningkerk Antwerpen
Nieuw orgel voor de Göteborg Symphony Concert Hall

redactie & admin: Overhemstraat 28 A . B-3320 Hoegaarden . België

jaargang 45 | 2022 | 4 nrs. + 2cd-box rekeningnummer www.klop.info
abonnement: 48 € BE09 4366 2049 9157

42 Het Orgel jaargang 118 nummer 1

Recensie

Recensent: Menno van Delft biografie. De laatste monografieën gewijd werkbesprekingen en details is ontstaan. Via
Dit jaar herdenken wij dat een van onze be- aan de Amsterdamse meester zijn van ge- het werkregister is een bepaald werk ech-
langrijkste toonkunstenaars, tevens de groot- ruime tijd geleden: Bernard van den Sigten- ter makkelijk op te zoeken en aldus kan het
ste organist die Nederland ooit heeft gekend, horst Meyer in 1946 en 1948 (over de in- boek ook functioneren als naslagwerk.
400 jaar geleden overleed. Een voordeel van strumentale, resp. de vocale muziek) en Frits
zo’n herdenkingsjaar is dat Sweelincks wer- Noske in 1988 (een Engelstalige biografie). Ondertussen geeft Dirksen toch een
ken weer eens volop aandacht krijgen. In di- prachtig beeld van de ontwikkeling die
verse festivals en concertseries is zijn muziek In een soepele stijl en met een sympathieke Sweelinck heeft doorgemaakt bij het compo-
ruimschoots aan bod gekomen, vooral rond verteltrant geeft Dirksen een overzicht van neren van zijn 150 psalmen. De duizeling-
zijn sterfdag 16 oktober, en het publiek had de huidige kennis betreffende Sweelincks wekkende rijkdom van dit corpus komt aan
de gelegenheid tot een (hernieuwde) ken- leven in de snel opkomende wereldmacht bod in treffende beschrijvingen en indrin-
nismaking met het vocale en instrumentale Amsterdam, de omstandigheden van zijn gende analyses: het steeds variërende aantal
oeuvre van een componist die niet altijd de functioneren als musicus en leraar, zijn cre- stemmen (van twee tot acht-stemmig), vorm
aandacht krijgt die hij verdient. Sinds het atieve evolutie (Dirksen beschrijft Sweelinck en architectuur, de vele polyfone technieken
verdwijnen van het briefje van 25 gulden met als een uitgesproken laatbloeier) en uiter- (cantus firmus, stretti, homofone gedeelten,
daarop zijn portret is Sweelinck ook bij het aard het rijke oeuvre zelf in de volle breedte. madrigalistisch-snelle imitaties, etc.), dans­
grote publiek nauwelijks meer bekend. Het Daarbij moet direct worden vermeld dat het achtige elementen, de kleurrijke tekstexpres-
is enigszins begrijpelijk dat zijn muziek re- Dirksen zelf is die als geen ander heeft bij- sie, toonsoorten en modi, alsmede het brede
latief zelden geprogrammeerd wordt. Zij is gedragen aan een bredere kennis en een veel palet aan karakters van lichtvoetig en speels
niet zo makkelijk in te passen in algemenere dieper inzicht in de muziek van Sweelinck: tot streng en doorwrocht. Leuk is dat Dirk-
programma’s. Een fraai orgel in middentoon, met zijn fenomenale dissertatie uit 1997, sen regelmatig voorkeuren en aanbevelingen
een vocaal ensemble met ruime ervaring in met vele artikelen en met de complete uitga- geeft.
het late renaissance-repertoire of een klave- ve van de klavierwerken bij Breitkopf (samen
cimbel in de stijl van Ruckers zijn niet altijd met Harald Vogel). Bij de bespreking van Psalm 103 reflec-
voorhanden. teert Dirksen op Sweelincks persoonlijke
Het lukt Dirksen ook in deze publicatie spiritualiteit. De tekst van het vijfde couplet
Een prachtig deel van de oogst van dit her- weer met een aantal verrassende nieuwe in- (beginnend met “Il est bien vray, quand par
denkingsjaar, mij dunkt ook de belangrijk- zichten te komen. Zo toont hij aan dat Swee- nostre inconstance”) toonzette Sweelinck bin-
ste in ieder geval meest blijvende vrucht, is linck niet in 1562, zoals altijd vermeld, maar nen dezelfde psalmcompositie in zijn geheel
een nieuw overzicht van leven en werk van al in 1561 geboren moet zijn. Dit maakt het twee keer en deze moet voor hem dus een
‘De Orpheus van Amsterdam’, geschreven ook iets aannemelijker dat de jonge Jan in- bijzondere betekenis hebben gehad:
door een van onze meest gekwalificeerde en derdaad al eind 1577 organist van de toen
productiefste musicologen: Pieter Dirksen. nog katholieke Oude Kerk is geworden, als “Dit troostrijke en innige couplet zegt
En het was de hoogste tijd voor een nieuwe zestienjarige jongen dus, in plaats van als vijf- wellicht iets over Sweelincks eigen
tienjarige. (Was zijn stem al gebroken of zou vroomheid en religieuze opvattingen.
hij nog sopraan zijn geweest?) Hij was wars van elk religieus fana-
Veel aandacht geeft Dirksen aan het werk tisme, en in het Godsbeeld van dit cou-
van Gerrit Pietersz. Sweelinck, de jongere plet heeft hij blijkbaar de bevestiging
broer van Jan. Deze veelgeprezen schilder van deze levenshouding gevonden.”
heeft een redelijk omvangrijk oeuvre nagela- (pag. 103)
ten van schilderijen, tekeningen en etsen van Voor de lezers van Het Orgel zullen met name
vooral religieuze, katholieke signatuur en hij de laatste drie hoofdstukken van belang zijn.
was de leraar van de eveneens zeer katholieke Hoofdstuk 6 en 7 handelen over de klavier-
Pieter Lastman. Zeer interessant is de sug- muziek (met veel aandacht voor de bronnen)
gestie van Dirksen dat het beroemde geschil- en hoofdstuk 8 gaat over Sweelincks instru-
derde portret van Sweelinck uit 1606 echter mentarium. Uiteraard behandelt Dirksen
juist niet door zijn broer, maar door niemand de besnaarde toetsinstrumenten die de Or-
minder dan Frans Hals zou zijn geschilderd. pheus van Amsterdam ter beschikking ston-
Een aantal portretten van Hals, vergelijkbaar den. Op slechts enkele tientallen meters
met dat van Sweelinck, wordt afgebeeld ter van Sweelincks transeptorgel (in een bo-
ondersteuning van deze mogelijkheid. Het venruimte aan de Oude Kerk) bevond zich
oordeel hierover moet ik overlaten aan de de werkplaats van Artus Geerdinck, die al-
kunsthistorici, maar ik ben het schilderij ze- daar virginalen en klavecimbels bouwde.
ker met andere ogen gaan bekijken. En dan is er het beroemde stadsklavecimbel
dat Sweelinck hoogstpersoonlijk in 1604 in
In gedeelten van het boek is merkbaar Antwerpen had opgehaald. In Amsterdam
dat veel van de tekst oorspronkelijk als cd- werd de binnenkant van de klep van dit in-
toelichting is gecomponeerd, waardoor hier strument door Peter Isaacsz zeer rijkelijk
en daar een ietsje droge opsomming van

januari 2022 43

beschilderd met een allegorische afbeelding onder de lagere gewelven van de zijbeuk, Pieter Dirksen, Jan Pieterszoon
van de machtige handelsstad als centrum van geeft het instrument een geheel andere Sweelinck, de Orpheus van Amsterdam
de wereldhandel. Het originele instrument is akoestische werking. De kamermuzikale en Culemborg: Uitgeverij Caecilia (2021)
helaas verloren gegaan, maar deze klep is in doorzichtige klank maakte dit instrument ISBN 978 90 903 5074 5
1999 teruggevonden en thans eigendom van ideaal geschikt voor de virtuoze en verfijn- 250 blz.
het Rijksmuseum. de polyfonie van de meester der improvisa- Prijs: € 29 (plus portokosten)
tie. Het is volgens Dirksen vooral dit orgel Bestellen: [email protected]
Uiteraard worden Sweelincks orgels be- geweest waarop en waarvoor Sweelinck zijn
sproken, zoals het grote orgel van Hendrick orgelkunst ontwikkelde. De grote verande-
Niehoff uit 1539-1542 (aan het westein- ringen in de tweede helft van de zeventiende
de van het schip). Dirksen legt echter meer eeuw waarbij in de grote stadskerken monu-
nadruk op het kleine of transept-orgel. Dit mentale orgels ontstonden (door Dirksen
eveneens door Niehoff gebouwde instru- aangeduid als ‘barokke tendens’) zijn van
ment (1544) was van het zogenoemde type lang na Sweelincks tijd.
‘borstwerk-orgel’, zoals we dat kennen van De publicatie wordt gecomplementeerd
het koororgel van Van Covelens in de Grote door een werkcatalogus (SwWV), een se-
Kerk te Alkmaar (1511). lecte biografie, een klein glossarium, aante-
keningen bij de tekst, een persoonsregister
In vergelijking met het grote orgel van de en een register van de vele gedetailleerde
Oude Kerk was dit transeptorgel van Van werkbesprekingen.
Niehoff in Amsterdam een veel kleiner in- Dit boek is zeer van harte aanbevolen voor
strument. Het had in Sweelincks tijd 14 re- iedere muziekliefhebber en een must voor ie-
gisters, verdeeld over Hoofdwerk, Borstwerk dere organist!
en aangehangen Pedaal met een Trompet 6’.
De plaats van dit orgel midden in de kerk
en vlakbij het koor (denk aan de oude litur-
gische traditie van de alternatimpraktijk),

Het verrassende alternatief 2017, J. & W. Holt - 1851, Flentrop Orgelbouw B.V.
II/P/16, Martin Luther Kirche
Specialisten in restauratie van Westzijde 57, 1506 EC Zaandam
historische Engelse orgels. te Bad Bentheim (DE)
075-6168651 - [email protected] - www.flentrop.nl
Sinds 1987 plaatsten wij orgels
in meer dan 60 kerken en zalen Voor grote restauraties en
in Europa en Japan. nieuwbouwprojecten maar
ook voor kleinere projecten,
Door de kwaliteit van deze huisorgels en kistorgels
instrumenten en van onze kunt u bij ons terecht.
zorgvuldige restauraties,
hebben wij inmiddels Ook voor het behoud van
een uitstekende uw orgel middels goed en
reputatie regelmatig onderhoud is uw
opgebouwd. instrument bij ons in goede
handen.

foto: Dannevig Foto
Op de foto’s een greep uit recent werk:
- Dypvåg (zuidoost Noorwegen): nieuw orgel in Schnitger-stijl - 2019 (boven)
- Birmingham, conservatorium: nieuw orgel in noordeuropese barokstijl - 2020
- Corvey, abdij (werelderfgoed): restauratie orgel van Andreas Schneider - 1681
- Londen, Royal College of Music: nieuw studie-/concertorgel - 2018

F.R Feenstra, orgelrestaurateur
Hoofdstraat 31, 9861 AA
Grootegast,
Tel. +31 (0)594 612585

www.frfeenstra.nl

4 4orgel-feenstra 181205.indd 1 14-12-18 11:12 Het Orgel jaargang 118 nummer 1

Vers van de pers

Christiaan Ingelse, Psalm 72 – De Koraalbewerkingen voor orgel (Psalm 26, 65,
“Koningspsalm” 116, 138, 149)
Ridderkerk: Spiritoso (SPM 202101090) Genemuiden: Inventione (IN20-11)
20 blz. 28 blz.
Prijs: € 11,90 Prijs: € 14,95
Bestellen: www.spiritoso.nl Bestellen: www.inventione.nl/
Jan van Gijn, Kersttijd (17) Martien de Vos, Hallelpsalmen.
Ridderkerk: Spiritoso (SPM202101070) Koraalbewerkingen voor orgel (Psalm 113, 114,
28 blz. 115, 116, 117, 118)
Prijs: € 12,90 Genemuiden: Inventione (IN20-12)
Bestellen: www.spiritoso.nl 28 blz.
Ton Adema, Psalm 134. Koraalpartita voor orgel Prijs: € 13,95
Genemuiden: Inventione (IN20-10) Bestellen: www.inventione.nl/
16 blz. Carten Klomp, Orgelspiel von Anfang an.
Prijs: € 11,95 Orgelschule für Anfänger 2
Bestellen: www.inventione.nl/ Bonn: Musikverlag Dr. J. Butz (BU 3020)
Kees van Eersel, Dankpsalmen. 92 blz.
Prijs: € 32,00
Bestellen: www.butz-verlag.de

Margaretha Christina de Jong, Impressionen über
12 Klassik-Hits von Bach bis Elgar für Orgel solo,
op. 120
Bonn: Musikverlag Dr. J. Butz (BU 3030)
50 blz.
Prijs: € 16,00
Bestellen: www.butz-verlag.de
Hans Uwe Hielscher, Scottisch Rhapsody für
Orgel
Bonn: Musikverlag Dr. J. Butz (BU 3015)
28 blz.
Prijs: € 14,00
Bestellen: www.butz-verlag.de

januari 2022 De Protestantse Gemeente
Warnsveld/Leesten
zoekt een:
Organist-pianist
functieniveau II

voor ca. 20-25 diensten per jaar

Een uitgebreide profielschets en ons kerkmuzikaal
beleidsplan is te vinden op

www.protestantswarnsveldzutphen.nl
Mail voor meer informatie naar [email protected].

Solliciteren kan t/m 31 januari 2022.

45

Vacature De werkzaamheden van de
Bedrijfsleider bestaan uit:

Flentrop Orgelbouw B.V., opgericht in 1903 en - Ondersteuning van de Algemeen Directeur in
gevestigd te Zaandam, is dé gerenommeerde een nauwe samenwerking, de Bedrijfsleider is
Nederlandse orgelmaker met een groot aanspreekpunt bij afwezigheid van de
internationaal klantenbestand. Algemeen Directeur.

In verband met een aanstaande pensionering - Uitvoering, in samenwerking met de chefs
zoekt Flentrop: van de werkplaatsen van de planning en
calculatie van grotere (internationale)
Een ervaren Bedrijfsleider (m/v) projecten.

Flentrop bouwt nieuwe pijporgels en restaureert - Aansturing van de overige medewerkers
en onderhoudt bestaande, vaak historische, binnen het Bedrijfsbureau.
orgels. Er wordt gewerkt vanuit twee locaties,
kantoor en pijpenmakerij bevinden zich in - Het verzorgen van managementrapportages
Zaandam, de houtwerkplaats in aan Directie en Raad van Commissarissen.
Koog aan de Zaan.
- Het optimaliseren van de administratieve
organisatie.

- Het stroomlijnen van de HR-processen
(CAO ”voor de Orgelbouw” is van toepassing).

Binnen het bedrijf werken momenteel 30 Een bedrijfskundige opleiding is gewenst op
mensen, waarvan velen al tientallen jaren bij minimaal HBO-niveau, affiniteit met
Flentrop betrokken zijn. Het bedrijf kent een (orgel)muziek en ambachtelijke organisaties is
personeelsparticipatie-regeling, waardoor de een pré.
medewerkers deels eigenaar zijn van de
organisatie. Flentrop wil en gaat zich de De kandidaat heeft een ruime en aantoonbare
komende jaren verder professionaliseren, ervaring met het aansturen van een internati-
waarbij onder andere planning, (na)calculatie en onaal georiënteerde projectorganisatie en is
de administratieve organisatie aandachtspunten gewend te werken met planningsprocessen.
zijn. Deze (nieuwe) functie van Bedrijfsleider
wordt een combinatie van de huidige taken van De kandidaat beschikt over uitstekende
de Administrateur en de Directeur. Er is geruime taalvaardigheden in woord en geschrift in het
tijd voor kennis overdacht. Engels, Duits en Nederlands.

Bij voorkeur woonachtig in Noord-Holland of
bereid hier op termijn naar toe te verhuizen.

www.flentrop.nl
Voor reacties kunt u contact opnemen met:

FCBV/STEW B.V.
Drs. M. (Maarten) Zemann

[email protected]
06-50 60 32 01/020 – 408 13 69

46 Het Orgel jaargang 118 nummer 1

Achterplaat
De postzegelverzameling

van het Nationaal Orgelmuseum te Elburg

Maarten Seijbel

Nu er dit jaar op de achterzijde van Het is verschenen waarop een Nederlands or- In de rubriek ‘Achterplaat’ worden
gel staat afgebeeld. Pogingen daartoe door in 2022 objecten getoond en en
Orgel telkens een in het oogspringend en in- ondergetekende meerdere keren onderno- besproken uit het Nationaal Or-
teressant voorwerp zal worden getoond uit men, werden steeds terzijde geschoven. Het gelmuseum te Elburg. De redactie
het Nationaal Orgelmuseum in Elburg, wil- is namelijk een koud kunstje een serie van heeft zes items uit de museumcol-
len we deze serie openen met een blik op de zes postzegels samen te stellen waarbij re- lectie geselecteerd. In elk nummer
bijzondere postzegelverzameling die zich in presentatieve orgels uit de zestiende tot en zal op de achterzijde van Het Orgel
drie vitrines in dit museum bevindt. met de eenentwintigste eeuw zijn afgebeeld, een foto geplaatst worden, en op
maar dat stuit telkens op grote weerstand. de laatste pagina(’s) zal een artikel
Het schijnt dat het verzamelen van post- Wanneer men op zoek gaat en snuffelt in de bij dat afgebeelde object geplaatst
zegels, met een deftig woord ‘filatelie’ ge- hier en daar nog bestaande postzegelwin- worden.
noemd, de laatste jaren wat uit de gratie is. kels, komt men soms tot verrassende vond­ De objecten zijn zodanig geselec-
Waren er in het verleden bloeiende postze- sten. Een van de oudste postzegels die enig teerd dat ze gezamenlijk een goed
gelverenigingen en/of postzegelclubs met verband houdt met onze orgelcultuur is een beeld geven van de veelzijdige col-
veel leden, waar men op bepaalde avonden zegel uit 1935 met een afbeelding van Jan lectie die het museum herbergt.
of middagen bij elkaar kwam om postzegels Pieterszoon Sweelinck (1561-1621) (Deze Voor de rubriek worden diverse
te ruilen dan wel te kopen, thans is dat bijna zegel stond afgedrukt in Het Orgel, jaar- scribenten uitgenodigd. Het
niet meer in trek. De jeugd schijnt hiervoor gang 117, nummer 5, pag. 19). Mocht ie- doet de redactie goed dat
ook geen belangstelling meer te hebben en mand voor het Orgelmuseum nog zo’n ze- Maarten Seijbel, de oprichter en
de oudere generatie vergrijst. Zo gaat dat bij gel hebben, dan houden we ons van harte medeconservator van het museum,
heel veel verenigingen en stichtingen. En aanbevolen. de eerste aflevering voor zijn
doordat het versturen van brieven, kaarten, Welke postzegels liggen er zoal in de drie rekening wilde nemen.
et cetera met de komst van de computer ook museumvitrines? Te veel om op te noemen. De redactie
sterk teruggelopen is, worden er mede daar- Bijzondere aandacht trekken vier zegels
door veel minder postzegels in omloop ge- met afbeeldingen van Silbermann-orgels aankoopbedrag. Maar hij schreef erbij: geef
bracht en al helemaal bijna niet meer met uit voormalig Oost-Duitsland, die destijds het geld maar aan het Leger des Heils. En zo
een bepaald onderwerp, zoals dat in het ver- werden uitgegeven in de DDR. is het gegaan.
leden veel gebeurde. Zodoende verschijnen Een interessante verzameling, die zowel
er bijna geen nieuwe zegels meer. Het is misschien wel aardig te vertellen van verzamelaars als niet-verzamelaars van
Hoewel zelf geen filatelist had ik in het ver- hoe ik aan die postzegels ben gekomen. postzegels altijd veel aandacht krijgt. Er zijn
leden (en nog wel) mij wel beziggehouden Het was nog voor de Wende dat ik met mijn maar weinig musea in Nederland die door
met het verzamelen van postzegels met af- vrouw op vakantie in Zwitserland was en op middel van een postzegelverzameling ook
beeldingen van orgels en/of eerstedag­ een middag in een postzegelwinkel deze ze- het museale onderwerp kunnen laten zien.
enveloppen het genoemde onderwerp be- gels voor het raam zag liggen. Helaas was de Dat is in het Nationaal Orgelmuseum dus
treffende, alsmede met afbeeldingen van winkel gesloten. Ik besloot toen het adres te wel het geval. Het is een zeldzame collectie,
orgelcomponisten. Een onderwerp dat noteren en heb later de eigenaar een brief die slechts een deel laat zien van wat het or-
niet velen uit de filatelie hadden uitgeko- geschreven dat ik die postzegels met Silber- gelmuseum nog meer bezit.
zen, zo werd mij al snel duidelijk. Boven- mann-orgels graag wilde kopen. Per keren-
dien zij opgemerkt dat er in Nederland, dat de post kreeg ik ze thuisgestuurd met het
toch bekend staat als orgelland bij uitstek,
bijna nooit of uiterst zelden een postzegel

januari 2022 47

Postzegels uit de DDR met de Silbermann-orgels
in Rötha (10), Freiberg (20), Fraureuth (35) en Dresden (50)
Collectie: Nationaal Orgelmuseum Elburg (foto’s Jan Smelik)


Click to View FlipBook Version