The words you are searching are inside this book. To get more targeted content, please make full-text search by clicking here.

Teaser LosVast nr 1 Februari 2024

Discover the best professional documents and content resources in AnyFlip Document Base.
Search

LosVast nr 1 Februari 2024

Teaser LosVast nr 1 Februari 2024

3 Omgaan met over-de-top gedrag Jaargang 44 • Nummer 1 2024 CONGRES De psychosociale hulphond Detectiehonden inzetten voor natuurbescherming Castratie van de reu kán soms een uitkomst zijn Personeelsbeleid op de hondenschool Slot: Verandermanagement EMOTIES bij dieren vroeger en nu 3.140 pixels × webmail.hostingserver.nl 5.184 _task=mail&_mbox=INBOX&_uid=3? https://webmail.hostingserver.nl/


5 De bladblazermethode Zonnig droog weer staat op vrijdag en zaterdag garant voor ‘manpower’: mannen in actie met motoren. Het zware geluid van de bladblazers bromt urenlang in de wijk, wroeeeem, wroeeeem, wroooeeeeeeeeeem. Ieder argeloos blaadje op de smetteloze tegels móet met verve worden verjaagd. Tijdens een wandeling met de honden was ik getuige van een zeer bladblazer-gedreven tuinman. Aan twee prille vakgenoten showde hij met verve hoe je wat bladeren uit een waterplas kon blazen; door gebruik van héél veel power, en vanuit precies de juiste lage hoek. Er waren meer dan twintig(!) pogingen nodig om de stoute, hardnekkige achterblijvers te bewegen tot enige actie - eerst moest immers al het water worden weggeblazen. Op enige afstand heb ik ademloos staan toekijken, de honden gingen er zelfs bij liggen. Wanneer je al enige tijd op deze planeet verblijft zoals ik, verzucht je weleens: vroeger ... Vroeger was één haal met een bladhark (voor de jonge generatie: zo’n ding met een houten steel en lange tanden) voldoende geweest om het blad eruit te krijgen. Sneller. Efficiënter. Zonder al die herrie en uitstoot. Het grote nadeel van de sterke focus op één methode is dat we vaak geen andere opties of verklaringen meer zien. Tunnelvisie. Het vált ook niet mee; ons brein wordt voortdurend, ook onbewust, gemanipuleerd. We hoeven maar héél even op Facebook of X te kijken. En sommige mensen kunnen zo overtuigend zijn! Marketing doet de rest. Natuurlijk is het vaak goed bedoeld. En het stilt onze eeuwige honger naar handvatten en helderheid bij lastige materie (en dan heb ik het niet over ongewenste bladeren). Wat óók niet helpt is succeservaring. De gemotiveerde toeschouwers bij de bladblaasactie stonden nog nét niet te applaudisseren toen het onwillige blad eindelijk bewoog. De powerman glom van trots. Zíjn methode, die niet alleen lekker was om te doen, werkte ook nog. Want: als je héél volhardend tekeer gaat, vanuit een bepaalde hoek, én met heel veel power, dan uiteindelijk … Jackpot! Als je maar volhoudt, als je maar in de methode gelooft, dan … Herken je dat? Maar misschien heeft de hond in kwestie (of eigenaar, of, zoals in dit geval: de tuin) wel een totaal andere behoefte? Waardoor iets in onze ogen misschien wel werkt, maar de hond er niet veel mee opschoot. Wederom was dit een korte, stichtelijke bijdrage van mijn kant. <knipoog> Piepklein slotwoordje: Soms mag je gerust wat bladeren laten liggen. Veel leesplezier! Hanneke Reitsma Hoofdredacteur LosVast Voorwoord


7 hét vakblad voor hondeninstructeurs, -trainers en -opvoeders Een uitgave van O&O (hondenopvoeding.nl) INHOUD Jaargang 44 Nummer 1 2024 3 Voorwoord 6 Vroeger en nu: Emoties 14 Webinar: LIFE 20 Boek: De Buitenlandse hond 24 Castratie kan soms een uitkomst zijn 28 Personeelsbeleid, deel 4 32 Symposium Wolf versus hond 42 Fotowedstrijd 44 Interview Elian Hattinga Hét vakblad voor hondeninstructeurs, -trainers en -opvoeders Coverfoto: Shutterstock 50 Webinar: Detectiehonden 60 Doorfluisteren: Fisherdiscs tot ... 64 Congres: Psychosociale hulphond 72 Webinar Aangeboren aangeleerd 76 Hulp bij Mijn O&O 80 Verenigingsnieuws 82 Colofon LosVast is voor leden van (hondenopvoeding.nl) Wil je ook LosVast ontvangen? Word dan lid van O&O voor mens en hond via: 44 64 50


9 Vroeger en nu Vroeger en nu, deel 4 Emoties bij dieren Door: Elian Hattinga van ’t Sant Emoties zijn tegenwoordig in de mode. Niet alleen worden ze bij mensen breed uitgemeten en getoond op de (sociale) media, ook honden kunnen zich verheugen over aandacht van trainers en gedragstherapeuten voor hun emoties. Daarvoor is hoofdzakelijk de in 2017 overleden neuropsycholoog Jaak Panksepp verantwoordelijk die na het verschijnen van zijn, samen met Lucy Biven in 2012 geschreven, The Archeology of the Mind eindelijk brede erkenning kreeg voor zijn neuropsychologische werk op het gebied van emoties. Panksepp brak in 1998 met zijn Affective Neuroscience met de oudere visies op diergedrag die nog steeds de kennis over hondengedrag openlijk of latent beïnvloeden. Tijd om in deze Vroeger en Nu-aflevering te kijken wat er is veranderd. Vroeger: Instinctief reagerende dieren In vroeger eeuwen waren wetenschappers verdeeld over de filosofische vraag of de ‘hogere dieren’, zoals katten, honden of paarden, met mensen vergelijkbare gevoelens en bewustzijn hadden. Velen van hen zagen weinig verschil met mensen, al meenden ze wel dat de hogere dieren op een lager niveau van ontwikkeling stonden dan de mens. Anderen beschouwden dieren als een soort automaten die zonder bewust te redeneren of iets te voelen ‘automatisch’ reageerden op gebeurtenissen in hun omgeving. Deze theoretische verdeeldheid bleef ook na 1900 nog lang bestaan. Rond 1880 begon men zich op Duitse universiteiten te verdiepen in de Tierpsychologie. Deze nieuwe wetenschap richtte zich aanvankelijk vooral op de invloed van de zintuigelijke waarneming op gedrag, waarbij ook experimenteel onderzoek werd gedaan. Daarnaast werden er vooral door zoölogen theorieën over gedrag ontwikkeld op grond van incidentele observaties en anatomische vergelijkingen. Deze theorieën vonden in Europa na de Tweede Wereldoorlog onder invloed van Konrad Lorenz en Niko Tinbergen hun weg in de ethologie – een nieuwe richting binnen de zoölogie en de ornithologie. Door het succes van de ethologie werd – opnieuw vooral op theoretische gronden – de gangbare visie dat dieren van dezelfde soort instinctief allemaal hetzelfde op iets reageerden. Deze verdeeldheid bleef ook nog lang na 1900 bestaan. Het gevolg daarvan was dat het voor de ethologen niet uitmaakte of je een dier in het wild of in gevangenschap bestudeerde Maar met de opmars van de ethologie in Europa na de Tweede Wereldoorlog werd de gangbare visie dat dieren van dezelfde soort instinctief allemaal hetzelfde op iets reageerden. Ethologen spraken van ‘fixed action patterns’. Omdat dergelijke patronen volgens hen waren aangeboren (en niet aangeleerd) veronderstelden ze dat dieren van dezelfde soort het gedrag dus overal in dezelfde vorm vertoonden ongeacht de omstandigheden. Het gevolg daarvan was dat het voor de ethologen niet uitmaakte of je een dier in het wild of in gevangenschap bestudeerde; het ging immers om vaste, stereotype gedragspatronen bij alle dieren van de soort. Dat had ook tot gevolg dat ethologen na een paar waarnemingen gedaan


10 andere, neutrale termen voor, zoals ‘mother-infant bonding’ of ‘affiliation’. Dat paste overigens ook veel beter in de breed gedeelde opvatting dat wetenschapsbeoefening neutraal, objectief, waardevrij en zonder persoonlijke betrokkenheid beoefend moet worden. Door de andere groep diergedragsonderzoekers, de behavioristen, werd gedrag beschouwd als het gevolg van een operant conditioneringsproces Vroeger: Geen onderzoek naar emoties bij dieren nodig Het was bovendien in de visie van toen ook helemaal niet nodig om je te verdiepen in emoties als je wat van het gedrag van dieren wilde begrijpen. Door de andere groep diergedragsonderzoekers, de behavioristen, werd in navolging van de toonaangevende Harvard hoogleraar Burrhus te hebben, dachten dat wat ze gezien hadden wel voor alle dieren van die soort zou gelden. Ze keken of onderzochten dus vaak niet verder. Vroeger: Dieren zijn geen mensen Omdat dieren volgens wetenschappers evolutionair op een lager plan stonden dan mensen die emoties bewust ervaren en rationele, afgewogen beslissingen kunnen nemen die afgestemd zijn op de situatie, gaapte er voor ethologen een onoverbrugbare kloof tussen dier en mens. Mensen hadden zich wel evolutionair uit dieren ontwikkeld, maar het verschil werd te groot geacht om de emoties en redeneringen die kenmerkend waren voor mensen ook bij dieren te veronderstellen. Nobelprijswinnaar Niko Tinbergen leerde zijn studenten – eerst in Leiden en later in Oxford – stelselmatig af om gedragingen of gevoelens die hij typisch menselijk vond, zoals ‘jaloezie’ of ‘angst’ of ‘lachen’ te gebruiken voor het gedrag van dieren. Het succes van het taboe op antropomorfiseren na de Tweede Wereldoorlog was zo groot dat je ook in de huidige wetenschappelijke literatuur over diergedrag niet snel begrippen tegen zult komen als bijvoorbeeld ‘liefde’. Men heeft daar Ook in de huidige wetenschappelijke literatuur over diergedrag zult je niet snel begrippen tegenkomen als bijvoorbeeld ‘liefde’.


17 LIFE-webinar dat was helemaal nieuw, aan het publiek uitlegden hoe ze de dieren zover kregen dat zij zulke wonderlijke staaltjes konden laten zien. Voor die tijd werd over trainingsmethoden geheimzinnig gedaan; zo leken de kunstjes van circusdieren bewonderenswaardiger. Doordat zij hier zo open over waren, vond de methode van de Brelands al snel navolging. Ook Karen Pryor is onderwezen door degenen die het van van de Brelands geleerd hebben. Volgens Fernandez krijgen de Brelands onvoldoende erkenning gezien het grote belang dat ze gehad hebben voor het verspreiden van positieve trainingsmethoden buiten de wetenschap. Toestemming van de persoon zelf was daarin cruciaal Er werd nu wel positief getraind maar het effect stond nog altijd voorop, niet het dierenwelzijn. De ontwikkeling van ethische standaards kwam uit een andere hoek. Voor onderzoek met mensen werd in 1948 de Neurenberg Code opgesteld – in reactie op de nazigruwelijkheden – waarin werd Geschiedenis Aan een klein beetje historische achtergrond valt niet te ontkomen om de huidige situatie ten aanzien van ethiek in dierentraining te kunnen plaatsen. Zo is er pas sinds 1941 voor het eerst sprake van training door middel van beloning, als B.F. Skinner zijn Project Pigeon publiceert, waarin hij duiven heeft getraind om bommen te geleiden (nou ja, voor de duiven was het wel positief). Daarvóór was trainen door straf de norm, zowel bij honden als ook in dierentuinen. (Noot redactie: elders in dit nummer, geeft Elian Hattinga aan dat er wel degelijk zonder straf werd getraind in Eerste en Tweede Wereldoorlog door kolonel Richardson. Hierover meer in een van de volgende nummers van LosVast.) Marian Bailey, een psycholoog en toegepast gedragswetenschapper, was bij het onderzoek van Skinner betrokken. Ze was zo onder de indruk van deze beloningsgerichte training, dat zij en haar toenmalige man Keller Breland (lang verhaal kort) dolfijnenshows creëerden met behulp van op beloning gebaseerde training, waarbij ze, en Eduardo Fernandez: LIFE – een nieuwe ethiek voor dierentraining Door Regine Voort Misschien klinkt het wat theoretisch, een nieuwe standaard voor dierentraining zonder dwang. We trainen toch positief? En we hebben toch al LIMA (Least Intrusive, Minimally Aversive) dat ons wijst op hoe we zo positief mogelijk trainen? Nou, los van hoe ethisch verantwoord individuen trainen, aan de LIMA-standaard – die vooral in de Verenigde Staten nogal eens als ‘certificaat’ voor hondenscholen gehanteerd wordt – valt wel wat te verbeteren. Eduardo Fernandez doet met zijn LIFE-model een voorstel voor een degelijke onderbouwing van ‘force free training’, positieve training zonder dwang. Wie is Eduardo Fernadez Eduardo Fernandez is wetenschapper, verbonden aan de universiteit van Adelaide, Australië. Zijn werkgebied is onderzoek naar het welzijn en de training van dieren in dierentuinen, aquaria, en gezelschapsdieren. Met zijn werk richt hij zich op verrijking en verbetering van het leven van onder andere dieren in dierentuinen en gezelschapsdieren in een thuissituatie en in asielen. Op het moment van het webinar komt er een artikel van hem uit over LIFE, zijn voorstel voor een nieuwe ethiek voor de omgang met en het trainen van dieren.


18 worden vermeden’. Het legt ook meer nadruk op het mentale welbevinden en de mogelijkheid om positieve ervaringen te hebben. Hij noemde aversieve methoden legitiem en waardevol Het Vijf Domeinenmodel heeft wereldwijd de grootste invloed op de dierenwelzijnsbeweging omdat het op dieren in allerlei contexten van toepassing is: vee, laboratoriumdieren, dierentuindieren en huisdieren. In 2020 sprak Mellor in dit kader van ‘a life worth living’: een leven dat de moeite waard moet zijn. Dit had betrekking op alle dieren waar mensen mee in aanraking komen, en hij betrok hier de relatie mens-dier ook in. vastgelegd wat wel en niet was toegestaan in experimenten op mensen. Toestemming van de persoon zelf was daarin cruciaal, en experimenten moesten maatschappelijk nut hebben. De Verklaring van Helsinki (van 1964, daarna regelmatig aangepast) stelde de bescherming van individuen nog veel strikter vast. Vijf Vrijheden In navolging hiervan werd ook een ethiek voor de omgang met dieren opgesteld, in eerste instantie vooral gericht op vee: de Vijf Vrijheden (1965, bijgesteld in 1979). Deze waren primair gericht op ‘vrij zijn van …’ (honger, dorst, et cetera), met als enige uitzondering: de vrijheid om natuurlijk gedrag te kunnen vertonen. In de jaren zestig en zeventig kwamen er toetsingscomités voor de ethische behandeling van dieren; dit had vooral betrekking op laboratoriumdieren. Clicker Ondertussen ontwikkelde het positief trainen met allerlei diersoorten (honden, maar ook dierentuindieren en landbouwhuisdieren) zich ook. In 1984 verscheen Karen Pryors invloedrijke boek ‘Don’t shoot the dog’ (vertaald: ‘Stop met blaffen’, red.), in 1989 sprak Sidman zich duidelijk uit tegen dwang in zijn artikel ‘Coercion and its fallout’, in 2003 begonnen de ClickerExpo-conferenties; geleidelijk aan werd dwangvrij trainen de norm, aldus Fernandez. Vijf domeinen Op het gebied van ethiek introduceerde Mellor in 1994 het Vijf Domeinenmodel, waarbij – anders dan bij het Vijf Vrijhedenmodel – de nadruk lag op het positieve: wat moet er goed zijn, in plaats van ‘welk kwaad moet


22 Dit staat te lezen in het voorwoord van een boek over het samenleven met een hond die geadopteerd is uit het buitenland, geschreven door Marleen van Baal en Suze Steenbergen. Samen delen zij een grote passie voor buitenlandse herplaatsers. Dat uit die passie een boek moest voortkomen, was eigenlijk van meet af aan niet meer dan logisch voor de auteurs. Het resultaat is een waardevolle gids die je leidt langs heel veel kennis zoals die op dit moment beschikbaar is. Eerlijk, soms rauw, maar hoopvol Een hond uit het buitenland heeft vaak al heel veel meegemaakt voordat hij wordt ‘gered’ door een goedbedoelende nieuwe eigenaar in veel betere oorden. Met jouw liefde alleen kom je er niet. Suze en Marleen willen graag dat je je meer dan goed voorbereidt op de komst van jouw eventuele nieuwe huisgenoot om te voorkomen dat jouw roze wolk voor je ogen uiteenspat. Het mooie is, dat het boek niet alleen de uitdagingen van adoptie behandelt, maar ook praktische tips biedt voor het omgaan met mogelijke problemen. Eerlijk, soms rauw, maar gelukkig ook hoopvol! Toegegeven, mijn leestocht startte wat ambivalent. Zo’n dik boek over honden uit het buitenland? Hoewel ik heel goed begrijp dat we dieren die het elders slecht hebben graag een beter leven willen bieden, heeft het ook iets kroms. Onze eigen asielen zitten overvol met trieste honden. Bovendien houden we een systeem in stand waarbij dierenleed een lucratief verdienmodel is voor kwaadwillende mensen in het buitenland. Dat wordt in dit boek ook niet verbloemd. Zonder bij te Alles over adoptie en samenleven Door: Anita Kiers Foto’s: Suze Steenbergen ‘Met dit boek willen we mensen informeren over alle facetten rondom adoptie en samenleven. We willen mensen bewustmaken dat samenleven in het algemeen, en buitenlandse honden in het bijzonder, een commitment vraagt waar je tevoren goed over na moet denken. Dat je inzicht moet hebben in je hond, maar zeker ook in jezelf, om er samen iets moois van te maken. Dat je bewust bent van wat er mogelijk is en wat de beperkingen zijn. Dat je een realistische kijk houdt op wat je van de hond vraagt en dat welzijn van je hond altijd op nummer één staat.’ De mooiste vraag die je aan je hond kunt stellen is: ‘WIE BEN JIJ?’ Debby van Dongen (geïnterviewd in het boek) De buitenlandse hond


23 ‘Een leuke tip is, om je KIND je HOND voor te laten lezen uit hun FAVORIETE BOEK. Dat schept een band en het is een RUSTIGE ACTIVITEIT, waarbij niets van de hond verwacht wordt.’ uit en voelt de hond zich snel bij jou thuis. Maar het kan ook anders gaan. De verandering van leefomgeving is altijd groot en heeft op iedere adoptant impact. Suze en Marleen vinden dat je daarop maar beter goed voorbereid kan zijn. Het kan vervolgens altijd nog meevallen … Naast heel, heel veel informatie vind je door het boek heen ook interviews met mensen die ervaring hebben met het adopteren van een buitenlander of met het werken in het buitenland. Deze persoonlijke verhalen, mooi, verdrietig, vrolijk, versterken de boodschap van het boek. Vooral de verhalen van Suze Steenbergen raakten mij. Ongelooflijk wat zij en haar partner Fred allemaal hebben gedaan (en zeker ook gelaten) voor de opvang van honden uit het buitenland. Diepe buiging! Maar ook voor de anderen die zijn geïnterviewd, waaronder meerdere bekenden uit kynologisch Nederland. Oproep aan hondenprofessionals Aan het einde van het boek roepen Suze en Marleen alle hondenprofessionals op om bij elk contact met buitenlandse honden en hun eigenaren naar het grotere plaatje te kijken. Ze benadrukken het belang van begrip voor de achtergrond van de hond en eigenaar, en adviseren om methoden, protocollen en ‘moeten’ los te laten. In plaats daarvan moedigen ze ons aan om oprecht nieuwsgierig en open te zijn, en alert te zijn op onze (voor)oordelen. Laten we de buitenlandse honden en hun eigenaren daadwerkelijk zien en hen op een passende manier helpen, met als uiteindelijk doel een positieve impact op hun levens. Bovendien ben je uitgenodigd om deel te nemen aan de Specialisatie Buitenlandse hond dragen aan geboortebeperking in de landen van herkomst blijft het dweilen met de kraan open, vinden ook Steenbergen en Van Baal. En ze pleiten er ook voor dat we ons ervoor inspannen om de leefomstandigheden van de dieren te verbeteren, daar waar ze nu wonen. Maar ondertussen kunnen we ook heel veel dieren uit erbarmelijke omstandigheden halen en ze hier proberen een beter leven te bieden. Betrouwbare stichtingen versus malafide Al lezende kreeg ik de smaak steeds meer te pakken. Het boek bevat een schat aan informatie over de hele weg die een hond uit het buitenland aflegt, in het land van herkomst maar ook in onze gezinnen. Heerlijk om je te kunnen laven aan de kennis en ervaring die Suze en Marleen hebben samengebracht in dit boek! Waar komen adoptiehonden zoal vandaan? Hoe wordt er daar met hen omgegaan? Wat kunnen de effecten zijn van trauma’s, stress en barre leefomstandigheden op de hond, mentaal en fysiek? Hoe kun je je daarop voorbereiden? Welke hond past bij jou en bij welke hond pas jij? Hoe verloopt een adoptie? Hoe kun je betrouwbare stichtingen onderscheiden van malafide? Hoe vang je je hond op in zijn nieuwe leven? Hoe kom je tegemoet aan zijn behoeftes? Welke gezondheidsissues dienen zich zoal aan bij adoptiehonden? Hoe kan je betrouwbare kennis tot je nemen? En hoe kan je op een andere manier bijdragen aan een beter leven voor honden in het buitenland, daar waar ze wonen? Er is ondertussen veel kennis en ervaring opgedaan en wat kan ons dat helpen om het zo goed mogelijk te doen! Niet altijd gedoe Hoewel de auteurs geen doekjes winden om hoe ingewikkeld en moeilijk het kan zijn, is het ook weer niet zo dat het adopteren van een hond uit het buitenland altijd gedoe met zich meebrengt. Soms pakt het gewoon goed Boekbespreking


26 Castratie van de reu kán soms een uitkomst zijn Door Hanneke Reitsma Waar het castratieadvies vroeger vaak al bij het puppyconsult werd gegeven, onder het mom ‘daar wordt ie rustig van’, neigt de tendens nu naar het tegenovergestelde. Je mag absoluut niet castreren, want … Als het goed is, zijn we inmiddels goed doordrongen van de fysieke en mentale nadelen voor de reu. Toch kan castratie in bepaalde gevallen helpend zijn, en zijn niet alleen de eigenaren erbij gebaat. De meeste mensen willen graag een relaxte hond, in huis en buiten.


27 Castratie Jammer Er was een tijd dat we riepen: ‘Castreer hem maar vóór zijn zevende maand, want als dáár testosteron actief wordt …!’ Het betrof dan een pup die zich al pittig uitte, en dan moest je vooral niet te lang wachten. Eenmaal zijn pootje bij het plassen opgetild, was je éigenlijk al te laat. Met de kennis van nu, én andere begeleiding, heb ik dat advies de laatste jaren – of is het decennia? – niet meer gegeven. Het is eerder andersom: we spreken onze verbolgenheid uit over de keiharde castratieverplichtingen die soms in koopcontracten staan. Eenmaal de handtekening eronder geplaatst, is dat ook echt bindend, blijkt de uitkomst van vele rechtszaken. En ja, als gedragstherapeut kom ik regelmatig bij mensen thuis waarvan de reu (net) is gecastreerd, en waarvan ik denk: jammer (of iets heftigere bewoordingen). Het betreft dan vaak reuen die toch al niet zo zelfverzekerd waren, en waarbij we, met de kennis van nu, aannemen dat ze intact juist wat stabieler hadden kunnen worden. En die juist na castratie agressiever en/of banger werden. Hoewel we dat, met zoveel verschillende andere factoren bij zoveel verschillende individuen, natuurlijk nooit heel stellig kunnen zeggen. (Ik schets de problematiek nu ook even globaal.) Jong en je wil wat De grootste groep waarvoor mijn hulp wordt ingeroepen zijn pubers en jongvolwassen reuen. Dé leeftijd waarop emoties hoog kunnen oplopen, de eigenaren wanhopiger worden en al hoopvol de dierenarts hebben gebeld: van castratie wordt ie rustiger toch? Dankbaar voor die dierenartsen die dan doorverwijzen naar ons, gedragstherapeuten. Heel vaak is/lijkt het probleemgevende gedrag niet echt testosterongerelateerd, speelde het probleem ook al voordat hij ging puberen of zijn er andere factoren die veel zwaarder wegen, en dan blijken andere adviezen ook goed of afdoende uit te pakken. Toch heb ik de afgelopen tijd een aantal keren een castratieadvies gegeven en heeft dat naar tevredenheid uitgepakt. Het betreft drie totaal verschillende problemen, waarbij medische oorzaken zo goed mogelijk zijn uitgesloten. Ik beschrijf ze kort. Verdoodle Het betreft een ouder echtpaar dat al hun hele leven, altijd grotere, honden had. Deze keer kozen ze bewust een kleinere: een Mediumdoodle. Ze zagen zoveel makkelijke en leuke om zich heen; dat móest goed gaan. Met de pup, vier maanden oud, gingen ze op puppyles. Op de puppyles werd een zéér hardhandige aanpak gehanteerd: mijnheer kreeg iedere les te horen dat hij harder moest corrigeren – met slipketting (anno 2023) –, en de petfles met steentjes veelvuldiger moest gebruiken. Na een les of vijf is mijnheer gestopt. Naar zijn idee werd de pup alleen maar meer hyper. Enige maanden later, de hond was een maand of tien, viel hij op straat uit naar mensen en honden, en vertoonde hij redirectie-agressie naar mijnheer. Mevrouw wandelde al niet meer met hem. In het losloopbos kon hij prima met andere honden, was wel opdringerig naar teefjes, maar kon mijnheer ontspannen lopen. In huis was de hond inmiddels voortdurend kussens aan het berijden, en hapte en kraste hij mijnheer bij het belemmeren van iets of aanlijnen. Het gevolg was dat de hond meer en meer in de bench moest – waar hij overigens wél relaxed ging liggen. Op de filmpjes zag ik een hond die aan de lijn voortdurend aan het scannen was, met hoge houding, en markeren, markeren, markeren. Bijkomend probleem: de Medium bleek maatje XXL te zijn geworden, een veel zwaardere kluif dan van tevoren bedacht. Toen ik kwam, de hond was inmiddels twee jaar oud, was mijnheer letterlijk uitgeput. Naar mij was de hond vriendelijk, wel wat opdringerig, met een enorm open, soms harde blik; naar mijnheer idem. De hond pakte meermaals de grote kussens van de bank om te berijden. Echter, toen mijnheer zijn tuig om en riem vast deed, in de huiskamer, veranderde de hond binnen één seconde in een woeste furie! Viel direct hoog opspringend naar mij uit. De heftigheid ervan overviel me. Aangelijnd zijn had duidelijk heel negatieve associaties voor hem. Het kon ALLEMAAL (mede) te maken hebben met EXTREME STRESS en FRUSTRATIE


30 Personeelsbeleid op je hondenschool of vereniging Deel 4: Verandermanagement Door: Hans Schnock De vorige drie delen behandelden de problematiek waarmee je op de hondenschool of vereniging te maken hebt, als het gaat om werven, werken met en behouden van instructeurs. In dit deel neemt Hans je mee in verandermanagement: hoe ga je om met de veranderende hondenwereld op je hondenschool of vereniging? Het is soms lastig laveren tussen al die verschillende mensen en wensen.


31 Personeelsbeleid De kynologie is volop in beweging en ontwikkeling. Er vindt langzaam maar zeker een verschuiving plaats van verenigingen/vrijwilligers naar verzakelijking en professionalisering. Leden worden klanten en zijn bereid meer te betalen voor kwaliteit. Het productportfolio wordt breder en er vindt meer specialisatie plaats. Ontwikkelingen als privélessen of lessen in natuurlijke omgeving, zoals bos, wijk, winkelcentrum, in plaats van afgesloten terreinen zijn niet meer te stoppen. Dit leidt er haast automatisch toe dat verenigingen en hondenscholen moeten meebewegen en dus veranderen. Dit veranderproces vergt nogal iets van je medewerkers. Daarom is het belangrijk om ook dit proces gestructureerd, doordacht en in behapbare stappen te begeleiden. Dennis van Hattem (2016) formuleert de volgende verandermanagementprincipes, die ook voor verenigingen en hondenscholen in enigszins aangepaste vorm te hanteren zijn: Actief en zichtbaar sponsorship van bestuur of eigenaar De noodzaak of de intentie tot veranderen komt lang niet altijd vanuit het bestuur of de eigenaar. Niet zelden zijn het (aspirant-)instructeurs die vers vanuit een opleiding of (snuffel)stage ideeën opgedaan hebben die men als een verbetering ziet. Wat je dan soms ziet gebeuren is dat zij tegen weerstand oplopen bij de bestaande ‘oude garde’ – ondanks dat ze wellicht groen licht gekregen hebben om de vernieuwingen te introduceren. Maar groen licht of gedogen is niet voldoende. Bestuur of eigenaar moet er zelf van overtuigd zijn dat verandering nodig is. Zij moeten het initiatief niet alleen omarmen maar ook uitdragen en uitvoeren. Wat je dan soms ZIET GEBEUREN is dat zij tegen WEERSTAND oplopen Uiteraard is het ook aan het bestuur of de eigenaar om te checken of de verandering past binnen de missie, visie en strategie van vereniging of hondenschool, en of hier wellicht een aanpassing noodzakelijk is. Gestructureerde aanpak verandermanagement Om de kans op succes te vergroten is het belangrijk om naast de technische kant van de verandering (wat heb ik aan materialen nodig, kan het nog op het terrein, et cetera) ook naar de menselijke kant van verandering te kijken. Nogmaals: je instructeurs zijn je belangrijkste kapitaal. De stappen in het veranderproces kunnen we aan de hand van de volgende vraagstellingen en deeldoelstellingen inzichtelijk maken: 1. Wat gaan we veranderen? Waarom gaan we veranderen? Wat zijn de risico’s als we niet veranderen? Doel: Ik begrijp waarom! Het gaat hier dus nog niet om het accepteren van de verandering, maar om het begrijpen! Het is belangrijk dat aan alle instructeurs helder gecommuniceerd wordt wat er gaat veranderen en waarom dit zo is. 2. Wat haal ik er persoonlijk uit? Word ik betrokken? Mag ik deelnemen? Doel: Ik heb besloten om … Dit is wellicht de meest cruciale stap in het proces. Hier wil je commitment gaan krijgen van alle betrokkenen. Je hebt in je team (of groep) te maken met enthousiastelingen. Dat zijn diege-


34 Symposium Wolf versus Hond 2023 Door Iris Lammers Ieder jaar opnieuw weet organisator Jacques Piederiet interessante sprekers aan te trekken voor het Symposium Wolf versus Hond, én de prijs laag te houden. Iris deed verslag van de boeiende onderwerpen van het laatste symposium. De lezing van Fien Verdoodt over voeding, was inhoudelijk vrij technisch en lijkt erg op artikelen die we onlangs nog plaatsten; vandaar dat je hier geen verslag van vindt. In veel asielen is dit nog de situatie.


35 Symposium Slapen Honden zijn normaal polyfasische slapers; dat wil zeggen dat ze meerdere slaapmomenten per dag (nodig) hebben, in tegenstelling tot mensen die het met één slaapfase per etmaal doen. De slaapcyclus van de hond duurt gemiddeld zo’n 16 minuten, maar is afhankelijk van de huisvestingssituatie, denk bijvoorbeeld aan waak- of erfhonden in tegenstelling tot de leefsituatie van huishonden. In een asiel moet de hond wennen aan een ander slaappatroon dan hij in zijn vertrouwde omgeving kende. In een asiel zijn honden gedurende de dag én nacht veel actiever dan in een thuissituatie. In een asielomgeving krijgen asielhonden te maken met verschillende stressoren. Allereerst is op zich de scheiding van de hechtingsfiguur en alles waar de hond tot dan toe mee vertrouwd was, al enorm stressvol, zelfs als dit geen ideale leefsituatie betrof. De hond wordt geconfronteerd met allemaal onbekende mensen en honden en opgesloten in een ruimte waar het geluidsniveau normaal gesproken al zo’n 100 decibel is, met uitschieters naar 125 decibel. (Vergelijkbaar met het geluid van een kettingzaag tot ambulancesirene.) Honden die tot dan toe zindelijk waren, moeten zich vaak leren ontlasten in de beperkte afgesloten ruimte waarin ze ook eten, drinken en slapen. Vooral bij teefjes duurt het vaak wel een paar dagen voordat ze dat noodgedwongen doen. Herstel meten Het onderzoek van Janneke van der Laan richtte zich op het monitoren van het herstel van deze schok van plaatsing in een asielomgeving door de tijd heen. Je kunt dit herstel meten aan de hand van verschillende fysiologische en gedragsmatige criteria. Het gedrag werd vooral gemeten aan de hand van vocalisaties en het slaap/rustritme. Fysiologisch werden hartslag en gewicht gemeten en het niveau van het ‘stresshormoon’ cortisol in de urine en ontlasting. Voor iedere asielhond die aan het onderzoek deelnam werd een hond gezocht van ongeveer hetzelfde ras, sekse, achtergrond en leeftijd, die in een normale thuissituatie leefde – zodat deze kon dienen als controlegroep. Het eerste onderzoek van de hond en de controlehond vond plaats in de eerste paar dagen na plaatsing in het asiel en vervolgens nog eens na twaalf dagen in het asiel te hebben verbleven. JANNEKE VAN DER LAAN Stress bij asielhonden Janneke van der Laan is promovendus bij het departement Population Health Sciences van de Universiteit Utrecht. Het doel van haar onderzoek is het evalueren van het welzijn van honden in asielen, waarbij zij zich focust op het vaststellen en valideren van fysiologische en gedragsmatige parameters als indicatoren van het aanpassingsvermogen van een hond. Voltooide opleidingen zijn onderzoeksmaster Brain and Cognitive Sciences, postgraduaat Toegepast Diergedrag en de opleiding Kynologisch Instructeur bij DogVision. Modern asiel.


40 scharniergewrichten die in maar twee richtingen kunnen bewegen, zoals het ellebooggewricht. Dit soort passieve structuren kosten weinig energie, zijn permanent aanwezig, hebben een zeer geringe reactietijd van slechts enkele milliseconden en zorgen zo voor een vloeiende beweging; denk aan de vering van een auto. Tweede De tweede trap bestaat uit het spierstelsel. Spieren gebruiken meer energie en reageren trager dan bindweefselstructuren, met een reactietijd van zo’n 200-250 milliseconden. Een onderdeel van coördinatie is het precies regelen van de kracht van de spieren. Belastingen met een onvoorspelbaar of onverwacht hoog krachtniveau zijn heel belastend; daardoor is politiewerk veel belastender dan bijvoorbeeld behendigheid. Derde De derde trap van coördinatie is reflexmatig. Reflexen zijn een simpele werking van het zenuwstelsel; ze gaan buiten de hersenen om en worden afgehandeld door het ruggenmerg of de hersenstam. Zenuwcellen verbruiken veel energie, dus het is efficiënter en veel sneller om zo weinig mogelijk beweging bewust door de hersens te laten afhandelen. Een voorbeeld van een reflex is rechtop blijven zitten, het handhaven van je houding tegen de zwaartekracht in. Dat doe je zonder dat bewust te moeten doen, maar er zijn veel spieren bij betrokken. Vierde De vierde trap bestaat uit motorische patronen met een evolutionair belangrijke functie, bijvoorbeeld lopen, kauwen, ademen en copulatiebewegingen. Deze spieractiviteiten zijn functionele repeterende activiteiten die als het ware zijn Kerstboom Coördinatie is een functie van het lichaam die doelgerichte actie mogelijk maakt. Coördinatie heeft een biologisch doel en is het resultaat van een evolutionair selectieproces. Wat simpel geregeld kan worden, wordt simpel geregeld, om zo efficiënt mogelijk met de energie om te gaan; het moet energetisch kostendekkend zijn. Passieve structuren kosten weinig energie en een paar banden zijn voldoende om bijvoorbeeld het ellebooggewricht op zijn plaats te houden. Spermacellen bewegen zeer doelgericht en gecoördineerd naar hun doel met behulp van hun zweepstaartje, maar hebben geen zenuwstelsel of bewustzijn. De evolutie bouwde met het principe van het zweepstaartje verder met bijvoorbeeld kikkervisjes die al iets van een skeletje en zenuwstelsel hebben, tot veel complexere organismen als vissen en slangen. Het is als een kerstboom die je optuigt en die steeds mooier wordt. Vijf trappen De coördinatie is opgebouwd in vijf trappen, die oplopen in complexiteit, maar feitelijk (daardoor) steeds trager worden. Wat qua anatomie in de eerste trap geregeld kan worden, wordt daar ook geregeld, het is dan niet efficiënt om daar complexere en daardoor kwetsbaardere structuren aan te leggen. Eerste De eerste en snelst reagerende trap bestaat uit bindweefsel (banden en pezen). Dit bestaat uit collageenbundels met een iets spiraalvormig verloop zodat er iets van elasticiteit ontstaat. Tussen de vezels bestaan verbindingen waardoor de belasting wordt verdeeld over het weefsel. Bindweefsel wordt sterker door belasting en kan zich afstemmen op de biochemische opbouw en het gewicht van het dier. Je vindt deze bij simpele MARCEL NIJLAND Coördinatie, wat het is en wat het niet is Marcel Nijland is van origine humaan fysiotherapeut en nu praktiserend dierfysiotherapeut. Daarnaast heeft hij in totaal drieduizend honden met gedragsproblemen in zijn praktijk gehad. Door deze combinatie van dierfysiotherapie, gedragsbegeleiding en jarenlange ervaring op het gebied van hondensport is zijn expertise blessurepreventie en behandeling in training.


41 Symposium Vijfde De vijfde trap is het bewustzijn. Dit speelt een rol bij het in gang zetten van activiteiten en is gericht op een einddoel. Het speelt nauwelijks een rol bij de coördinatieve uitvoeringen van bewegingen, want daarvoor reageert het veel te traag; dan ben je allang op je snuit gevallen. Dieren denken niet na over bewegingsverloop en hoeven zich dus niet ‘bewust te worden dat ze een achterhand hebben’. Het bewustzijn vraagt veel capaciteit (energie) van het brein, terwijl het betrekkelijk traag is met betrekking tot de motoriek. Bewustzijn gebruik je dus alleen voor de planning van activiteiten en bij nieuw aan te leren, complexe taken. Het doel van training is de complexe handelingen te automatiseren, zodat ze buiten het bewustzijn om, dus veel sneller en minder energie slurpend, kunnen worden uitgevoerd. ingeprogrammeerd in het organisme; ze hoeven niet aangeleerd te worden. Deze bewegingen verlopen tamelijk vast en werken op basis van een aan- en uitknop, maar kunnen zo nodig wel aangepast worden. Bijvoorbeeld een hond die eerst de cavaletti’s aantikt, maar daarna zijn gangwerk aanpast om dat te voorkomen. Het dier neemt een initiatief om iets te ondernemen waarvoor het motorische patroon nodig is. Bij hogere dieren kan dat een bewuste beslissing zijn, maar bewustzijn is hiervoor geen vereiste. Wat je vaak hoort zeggen – dat de hond zich bewust moet worden van zijn achterpoten – klopt dus eigenlijk niet, want je wilt juist een automatisme trainen door herhaling. Het brein werkt te traag om efficiënte beweging mogelijk te maken, dus het hele principe van iedere training (bijvoorbeeld ook sporten, autorijden of een muziekinstrument bespelen), is om zoveel mogelijk beweging te automatiseren. Je wilt juist een automatisme trainen door herhaling


Omgaan met over-de-top gedrag Uitslag winactie De leukste, gekste hondentaal-foto We schreven, in samenwerking met Edupet, een winactie uit. De prijs: het prachtige, dikke boek ‘Emoties bij honden zien’. En we hebben het geweten hoor! We ontvingen vele ontzettend leuke, gekke, mooie en interessante foto’s. Vervolgens hadden wij, de redactie, keuzestress; welke foto is nu écht de leukste, én past bij de opdracht? Na lang wikken en wegen vonden we de winnaar: de foto van twee honden op het strand, van Sandra Schniedewind. Nogmaals van harte Sandra en veel plezier met het boek! 45


44


47 Interview Elian beschrijft in haar proefschrift De mythe van de alfaman. De dominantie van dominantie in de behavioural sciences, 1920-2020. Een historische reconstructie hoe het denken over diergedrag en met name over dominantie tot stand is gekomen. Maar liefst zeven jaar lang ploeterde zij door stapels vakliteratuur en zocht ze naar naalden in hooibergen om wat verder de geschiedenis in te kunnen duiken. Het resultaat mag er zijn: haar prachtige proefschrift van maar liefst 530 bladzijden leest als een zonnetje, ook al is het bepaald geen makkelijke materie. En uiteindelijk promoveerde ze op dit onderwerp. ‘Ik moest dit wel doen. Er is veel mishandeling voortgekomen uit het dominantieconcept, dat bovendien totaal geen recht doet aan de complexiteit van diergedrag.’ Andere verklaringen terzijde geschoven ‘Mijn uitgangspunt was niet of dominantie al dan niet bestaat’, legt Elian uit, ‘maar onderzocht waarom het zo overheersend is geworden om verschillende vormen van sociaal gedrag bij dieren te bekijken en verklaren vanuit het perspectief van dominantie en rangorde. Dit heeft ertoe geleid dat andere mogelijke verklaringen vaak terzijde worden geschoven of niet serieus worden overwogen. Bovendien ben ik nagegaan waarom dit specifieke verklaringsmodel voor sociaal gedrag zo breed wordt geaccepteerd, niet alleen in de Elian Hattinga van ’t Sant promoveert op veel bediscussieerd onderwerp De mythe van de alfaman Door Anita Kiers Waarom denken managers en hondeneigenaars dat ze zich als roedelleider moeten gedragen? Het idee dat het leven van sociale dieren bepaald wordt door ongelijke verhoudingen waarbij een (meestal mannelijke) leider de toon aangeeft, is wijdverbreid. De termen alfa, roedelleider, pikorde en rangordegevecht worden dagelijks gebruikt om gedrag van dieren te duiden. En als je als manager geen alfa bent, ben je een loser. Voor veel mensen zijn de chimpansee en de wolf hét voorbeeld van sterk leiderschap doordat de alfa uitmunt in kracht, moed en zelfvertrouwen. Wetenschapshistoricus Elian Hattinga van ’t Sant promoveerde 20 december 2023 aan de Universiteit Utrecht op dit vraagstuk.


48 biologie maar ook in de sociale wetenschappen, en waarom het al een eeuw lang onverminderd populair is.’ Om die vragen te beantwoorden, startte zij met het onderzoeken van wanneer, hoe en waarom het concept van dominantie en rangorde ontstond en hoe het zich heeft ontwikkeld. ‘Het huidige dominantieconcept gaat ervan uit dat er ongelijke 'dominantieverhoudingen' bestaan tussen dieren in sociale groepen, met een duidelijke, meestal lineaire rangorde en een alfa bovenaan. Om mijn onderzoek in de tijd te begrenzen, ben ik begonnen met het onderzoeken van wanneer de termen dominantie, submissie, rangorde/hiërarchie en alfa voor het eerst in samenhang werden gebruikt in onderzoek naar sociaal gedrag van dieren. Ik ben hierbij uitgegaan van artikelen die zijn verschenen in wetenschappelijke tijdschriften gewijd aan diergedrag, zoals Zeitschrift für Tierpsychologie (later Ethology), Behaviour, Animal Behaviour, Applied Animal Behavior Science en The Journal of Veterinary Behavior. Daaruit kwam naar voren dat het ontstaan van het concept niet verder teruggaat dan de jaren twintig van de 20e eeuw.’ Politieke overtuigingen ‘Om te begrijpen hoe en waarom dit model tot stand kwam, heb ik de persoonlijke en wetenschappelijke achtergrond van de grondleggers ervan onderzocht. Dit omvatte het in kaart brengen van hun maatschappelijke positie, wetenschappelijke betrokkenheid en politieke overtuigingen. Ik heb zowel biografische gegevens als hun eigen werk gebruikt om hun visies te ontrafelen. De analyse van het taalgebruik van onderzoekers was hierbij van cruciaal belang om niet alleen hun wetenschappelijke standpunt maar ook hun persoonlijke en maatschappelijke opvattingen bloot te leggen.’ ‘Voor het begrijpen van de blijvende populariteit van het dominantiemodel heb ik me voornamelijk gericht op een analyse van wetenschappelijke netwerken. Dit omvatte het reconstrueren van netwerken op basis van dankwoorden, voorwoorden, referenties, correspondentie, autobiografieën, necrologieën, geannoteerde biografieën, redacteurschappen van tijdschriften, congresdeelname en samenwerking op universiteiten. Door te kijken naar hoe kennis werd gedeeld, overgenomen en verspreid, kon ik de factoren achterhalen die hebben bijgedragen aan de populariteit van het dominantiemodel.’ Niet gedekt door empirisch onderzoek ‘Om een overzicht te bieden van mijn bevindingen heb ik ervoor gekozen om ze thematisch en chronologisch te presenteren. In het eerste deel behandel ik de periode 1900 tot 1945 en staan de onderzoekers centraal die deze periode toonaangevend zijn geweest voor het wetenschappelijk denken over dominantie. Het tweede deel, dat de periode 1945 tot 2020 bestrijkt, richt zich op dieren die het meest worden geassocieerd met het dominantiemodel: wolven, (mens)apen en honden. Hieruit wordt duidelijk hoe complexe factoren hebben bijgedragen aan de vorming ervan als wetenschappelijk concept met paradigmatische kenmerken. Het dominantieconcept kreeg vorm tussen de twee wereldoorlogen in. Het kwam voort uit de stelling dat het sociale leven van apen hiërarchisch was geordend met een leider aan de top. Dit idee is gecombineerd met een niet helemaal juiste weergave van een onderzoek naar het pikgedrag van kippen: ondanks dat het juist een uitzondering was als daar een lineaire pikorde ontstond met een alfa aan de top, heeft het idee toch hardnekkig postgevat dat dit juist kenmerkend was voor het sociale leven van kippen. Bovendien bleek dat wat er werd aangenomen met betrekking tot dominantie, rangordes en leiderschap helemaal niet berustte op uitgebreid empirisch onderzoek.’ Het is een met zeer AANVECHTBARE methodes ‘BEWEZEN’ theorie Concept gebaseerd op twijfelachtige methoden Elian vindt dat kynologisch Nederland vooral moet weten dat het dominantiedenken niet klopt. ‘Het is een mythe dat sociale dieren een unifor-


52 Detectiehonden inzetten voor natuurbescherming Door Regine Voort Louise Wilson geniet inmiddels wereldwijde faam met het opleiden van honden en het trainen van hondengeleiders, onder andere op het gebied van natuurbescherming – detectie voor conservation – en plaagbestrijding. Honden zijn enorm geschikt voor dit werk. Ze verstoren de habitat van gezochte dieren veel minder dan andere methoden. Het goed trainen van geschikte honden is geen sinecure; zo moeten honden zich ook nog goed voelen bij een geur! Louise Wilson


53 Detectiehonden Detectie voor ‘conservation’, natuurbescherming, houdt in dat je speurhonden inzet om vast te stellen of dieren in een bepaald gebied aanwezig zijn. Dat gaat vaak om allerlei zeldzame diersoorten, waarbij je zicht hoopt te krijgen op hoeveel ervan in een gebied voorkomen. Het kan ook gaan om bijvoorbeeld het opsporen van door windmolens gedode vleermuizen. Stroperij bestrijden valt er ook onder; door op ivoorgeur te speuren bij vliegvelden, of door strikken of gif in het veld op te sporen. En een beetje een buitenbeentje: opsporen van plekken waar muizen een gebouw in- en uitgaan in het kader van plaagbestrijding doet ze ook. Daarbij wijst de hond vaak andere plaatsen aan waar de dieren voorkomen dan waar de deskundigen verwachten dat ze zitten. (Louise: ‘Ze hebben het boek niet gelezen’.) Mits de hond echt goed getraind is en de handler goed met hem samenwerkt, is het beduidend goedkoper dan andere zoekmethoden waarbij de mens als speurder optreedt: honden kunnen het gemiddeld drie keer sneller. Dit gaat er wel vanuit dat je al bestaande zoekteams inzet; van nul af aan beginnen is veel lastiger en tijdrovender. Hoe graag Louise dit werk met honden ook doet, ze vindt wel dat de situatie er ook echt aanleiding toe moet geven. Honden moeten een meerwaarde hebben: je stelt ze niet bloot aan dit toch wel zware werk als het net zo gemakkelijk op een andere manier gedaan kan worden. Asielhonden Louise werkt, als het even kan, graag met asielhonden; honden die afgestaan zijn omdat ze onmogelijk werden als huishond door hun ongebreidelde nieuwsgierigheid en energie. Dat is een pré voor een werkhond! Dit is voor haar ook een kans om asielhonden in het zonnetje te zetten. Door positieve publiciteit voor deze honden hoopt ze dat mensen vaker naar het asiel gaan en niet vanzelfsprekend voor een rashond kiezen. Het komt voor dat ze zo’n hond in training neemt en dan ontdekt dat de hond toch óók de kwaliteiten heeft om een fijne huishond te worden. Dan gunt ze hem liever een kans op een thuis, dan het toch wat minder comfortabele bestaan van een detectiehond. Met haar royale trainingservaring leek het haar een makkie Hoe moeilijk kan het zijn? Het lijkt veel mensen erg leuk om te doen met hun hond: detectiewerk voor natuurbescherming! Maar ze onderschatten helaas vaak hoe lastig dit is. Dat gold ook voor haarzelf, met haar royale trainingservaring met detectiehonden leek het haar een makkie toen ze begon, maar dat pakte toch anders uit. Aan de juiste geursamples komen bijvoorbeeld, precies voor die soort en niet Louise Wilson traint honden die ze inzet bij natuurbeschermingsprojecten (‘conservation’). Ze heeft ruim twintig jaar ervaring met detectiewerk als handler, instructeur en adviseur. Nadat ze diergedrag had gestudeerd aan de universiteit van Chester heeft ze als trainer, handler en opleider bij een detectiehondenbedrijf gewerkt. Met haar positieve training onderscheidde ze zich van de meeste trainers in deze wereld, mannen met een militaire of politieachtergrond. Ze heeft explosieven- en drugsdetectie gedaan, detectie van illegale immigranten, en ze was handler van lijkenhonden. In de twaalf jaar dat ze hier werkte ging het bedrijf van twee trainers en twee honden naar dertig trainers en zestig honden en Louise was uiteindelijk directeur en hoofdtrainer. Daarna begon ze haar eigen bedrijf, Conservation K9 Consultancy. Ze adviseert wereldwijd bij natuurbeschermingsprojecten over de inzet van honden en ze leidt honden en trainers op. Om dit te doen leerde ze het vak in Michigan bij praktijkmensen – in Engeland werden op dat moment nog geen honden voor natuurbescherming ingezet. Inmiddels heeft ze wereldwijd gespeurd en mensen en honden opgeleid en begeleid, en heeft ze haar eigen praktijk in Engeland. Ze heeft twaalf eigen honden die ze alle in huis houdt, niet in kennels.


62 Doorfluisteren: Van discs via nee en impulsbeheersing tot … Door: Hanneke Reitsma Je kent dat spelletje wel: iemand fluistert een paar zinnen in je oor, jij fluistert het weer naar een volgende, en na tien personen mag de laatste persoon de zinnen hardop zeggen. De oorspronkelijke zinnen blijken, tot grote hilariteit, behoorlijk te zijn gewijzigd. Zo verging het ook sommige oefeningen die we honden al decennia lang aanleerden. En, leerden de honden ervan ook wat we hoopten? Deze keer de variaties op de Fisherdiscs. Van Fischerdiscs tot ‘Nee’ Ooit ontwierp John Fisher licht geronde, metalen schijfjes, gebundeld met een touwtje. Het was in de tijd dat het nog behoorlijk gebruikelijk was om je sleutelbos, dan wel werpketting, naar je hond te gooien als hij ongewenst gedrag vertoonde. Het nadeel van deze attributen was dat je ze niet geluidloos kon pakken, al in je broekzak verraadden ze zich. De discs echter niet; deze hielden zich stil tot je ze actief bewoog. Mijnheer Fisher wilde hondvriendelijker trainen; zijn discs moesten net zo effectief zijn als de werpketting of sleutelbos, maar dan zonder heftige


63 Doorfluisteren schrik en/of pijn. Middels klassieke conditionering (zoals de metronoom van Pavlov werd gekoppeld aan het ruiken/zien van voer, waardoor uiteindelijk de metronoom al voor speekselen zorgde) zou het rinkelen alleen al moeten gaan leiden tot stoppen van ongewenst gedrag. deze hielden zich stil tot je ze actief bewoog Stappen Dit waren de stappen: je biedt wat lekkers op je open hand aan, de hond mag het eten. Je zegt daarbij: ‘take it’/‘toe maar’. Je doet dit een paar keer. Dan sluit je je hand met lekkers erin, zegt niets, en met je andere hand rinkel je met de discs. De hond heeft dus ineens geen toegang meer tot het lekkers, en hoort tegelijkertijd het geluid. Als het goed is, staakt de hond op een bepaald moment zijn pogingen om het voedsel uit je hand te wurmen. Dát is het moment waarop je zegt: ‘Toe maar’. Dan mag hij het lekkers wél pakken. In beginsel gaat het om het conditioneren van het geluid van de discs en om het nóg iets ‘dieper te conditioneren’ leg je daarna het lekkers op de grond, en als de hond het wil pakken, doe je - snel! - je voet erop zodat het hem niet lukt. Tegelijkertijd laat je - zachtjes - de discs ernaast op de grond vallen of je rinkelt ermee. (Ja, timing is alles!) Wanneer je dit een aantal keren had herhaald, zou het rinkelen met de discs alleen een negatieve associatie hebben gegeven. Nee Hetzelfde principe werd later toegepast zonder discs, met het woord ‘nee’ bij het sluiten van de hand, en ‘toe maar’ als hij zijn poging staakte. Het lekkers moet dan wel uit de andere hand komen, nooit uit de hand die dicht ging. Dat ‘nee’ moest dan zo neutraal mogelijk worden uitgesproken. Het werd: de oefening ‘Nee’ aanleren. Impulsbeheersing Wat jaren later kom ik hetzelfde trucje tegen onder de noemer: impulsbeheersing. De nadruk ligt nu iets meer op het belonen van het gewenste gedrag – dus het stoppen van de pogingen het voedsel te verkrijgen. Nu heb ik soms een beetje moeite met de populaire term impulsbeheersing, omdat niet iedereen daar hetzelfde onder verstaat en het soms verkocht wordt als iets heel bijzonders. Is het beheersen van je impulsen nu aangeboren of aangeleerd? Is het ene individu daar niet van nature al beter in dan de ander? En is de een niet simpelweg meer gedreven iets te verkrijgen dan de ander? En zijn het dan niet gewoon afwegingen die het individu maakt? Valt dit niet gewoon een geconditioneerd trucje? Waarvan we vervolgens hópen dat de hond dit ook onder andere omstandigheden zal gaan begrijpen en het ongewenste gedrag niet vertoont, maar waarbij we zien dat dit gedrag doorgaans toch vooral context-gebonden is. Begrijp me niet verkeerd; het trainen van je hond, op een leuke manier, waardoor praktische vaardigheden ontstaan, daar heb ik natuurlijk niets op tegen. Juist niet! Is de een niet simpelweg meer gedreven iets te verkrijgen dan de ander? Voedsel negeren Recentelijk kwam ik het weer tegen, en nu onder de noemer: voedsel negeren. Dit was dé manier waarop je je hond zou leren voedsel te negeren, al dan niet met ‘nee’. En ook daar waren alweer variaties op ontstaan, het ene zou nóg beter werken dan het andere. De oefening wordt dan gedaan met een open en een gesloten hand; op de open hand ligt voedsel, maar dat krijgt hij pas als hij eerst kiest voor de gesloten hand. Beogen Doet het ook wat het beoogt? Leer je je hond nu stoppen met zijn gedrag of voedsel negeren?


66 Congres Psychosociale Hulphond Verbondenheid, competentie en autonomie door een hond Door Iris Lammers Het congres Psychosociale Hulphond werd georganiseerd door Hond-Kat en Edupet. Het congres richtte zich vooral op zorgverleners en behandelaars, al ben ik ook aardig wat hondenprofessionals tegengekomen. De lezingen gingen vooral over de verschillende groepen mensen die geholpen zouden kunnen worden door een hulphond, en niet zozeer over mijn stokpaardje: wie zorgt er voor de hulphond? Ook had ik graag wat meer gehoord over de taken van hulphonden, maar dat was dus niet de insteek van dit congres. Wel verstrekte het belangrijke informatie over een kwetsbare groep mensen voor wie een hulphond mogelijk belangrijk en soms zelfs onmisbaar is. ANTON SCHEURINK De hulphond bij anorexia Prof. Anton Scheurink is professor neuro-endocrinologie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Anton is gespecialiseerd in de neurale regeling van de stofwisseling van het lichaam en de regulering van het lichaamsgewicht, met bijzondere aandacht voor de rol van de hersenen bij eetstoornissen, zoals anorexia nervosa en extreme obesitas. Anorexia nervosa is van alle tijden; het eerste geval is al beschreven in het jaar 383. Keizerin Sissi


67 was een bekende anorexiapatiënte. Een omschrijving van anorexiapatiënten luidt: mager, koud (hypothermie), rusteloos en overactief. De meeste kenmerken die we associëren met anorexia zijn het gevolg van gewichtsverlies en geen oorzaken. Bijvoorbeeld als je dieren laat vasten, worden ze hyperactief. Vast staat dat anorexia niet voorkomt in culturen waarbij het ideale lichaamsbeeld een ‘maatje meer’ is, big is beautiful. Er speelt dus wel degelijk een cultureel aspect mee. Hoezeer het westerse schoonheidsideaal in de loop der jaren is veranderd, is af te lezen aan de poppen van de negentiende eeuw versus de barbies van de twintigste eeuw. Tegenwoordig worden de barbies gelukkig wat realistischer gemaakt. Anorexia start bijna altijd in de puberteit wanneer (vooral) meisjes zich bewust worden van hun veranderende lichaam en zich gaan storten op diëten. Meisjes die gevoelig zijn voor het ontwikkelen van anorexia zijn vaker obsessief, perfectionistisch, gespannen en depressief, hebben moeite met controle en een verstoord lichaamsbesef. Het afvallen is zelfbelonend, trekt aandacht en later wordt het gedrag geconditioneerd. Zo raken anorexiapatiënten verslaafd aan diëten en volgt de hyperactiviteit, waardoor ze nóg meer gewicht verliezen. Extreem gewichtsverlies veroorzaakt OCD-achtige symptomen en ook dwangmatig stereotypisch gedrag. Een hond kan feilloos aangeven wanneer de gemoedstoestand van de jongere verandert De behandeling van anorexia nervosa bestaat uit het normaliseren van eetgedrag, het verlagen van de fysieke inspanningen, de heropbouw van de sociale omgeving en warmte en rust. De heer Scheurink noemt even heel kort de jeugdhulpverleningsorganisatie Mission Puppy, die hulphonden (Shetland Sheepdogs) inzet bij jongeren met een eetstoornis. Volgens hun website werken deze honden op verschillende vlakken: - Altijd aanwezig: jongeren met een eetstoornis ervaren veel stress als ze een supermarkt inlopen. De hond zorgt dan voor afleiding en steun en heeft een kalmerend effect op de jongere. - Spiegelfunctie: als de jongere niet duidelijk is, begrijpt de hond hem niet en gaat blaffen. Jongeren met een eetstoornis hebben moeite met grenzen aangeven en duidelijk zijn en de hond signaleert dat. - Het aaien van en spelen met een hond werkt stressverlagend. - Jongeren met een eetstoornis hebben vaak een trauma meegemaakt, wat regelmatig ook de oorzaak van de eetstoornis is. De hond biedt de jongere steun, troost, veiligheid en geborgenheid. - De jongere moet zelf zorgen voor de hond en verantwoordelijkheid nemen en leert daardoor ook beter voor zichzelf te zorgen. - Gezonde structuur/balans: jongeren met een eetstoornis ervaren vaak veel chaos in hun hoofd, of hebben juist een heel dwangmatige dagstructuur. De hond moet regelmatig uit en wil spelen en kan helpen werken aan een gezondere dagstructuur. - Sociale contacten: jongeren met een eetstoornis zijn vaak behoorlijk sociaal geïsoleerd en de hond helpt contacten te leggen – zoals iedereen weet die een hond heeft. - Signaleren: een hond kan feilloos aangeven wanneer de gemoedstoestand van de jongere verandert en signaleert ook minieme veranderingen in lichaamsprocessen, bijvoorbeeld een verlaagd glucoseniveau in het bloed, flauwvallen en overprikkeling – zoals regelmatig voorkomt bij anorexiapatiënten. Verdere informatie over deze organisatie die hulphonden inzet bij jongeren met een eetstoornis, kun je vinden op de website missionpuppy.nl. Congres Psychosociale Hulphond


74 Webinar EOS wetenschap: Aangeboren of aangeleerd? De impact van genen en omgeving Door Hanneke Reitsma Onlangs organiseerde EOS wetenschap het webinar ‘Aangeboren of aangeleerd?’ dat wellicht ook interessant is voor jullie, onze leden. Dit onderwerp leeft immers ook onder hondenmensen, en bij mens en hond spelen vergelijkbare fysieke en mentale processen. Lieselot Hemeryck (FWOonderzoeker Universiteit Gent) en bio-ethicus Kristien Hens (Universiteit Antwerpen) bogen zich over de nature of nurture-vraag vanuit hun eigen expertise. We geven je een korte, fragmentarische indruk van het webinar. De vraag ‘is het nature of nurture?’ houdt de mensheid al heel lang bezig. Bijvoorbeeld met vragen als ‘Heb ik die ziekte vererfd? ’ ‘Gaat luchtvervuiling ook impact hebben op mijn nageslacht?’ Het onderscheid houdt ook onderzoekers al heel lang bezig. Daaruit volgt ook de vraag: kunnen we zelf ook invloed uitoefenen op onszelf (en onze honden)?


75 Aangeboren of aangeleerd LISELOT HEMERYCK: De impact van voeding op gezondheid Liselot begon haar bijdrage met: wat is nature en wat is nurture? Nature is het geheel van alle eigenschappen die bepaald worden door aanleg. Deze worden vastgelegd bij de bevruchting: het genetisch materiaal van beide ouders. Mendel stelde vast dat bepaalde zaken erfelijk waren en in 1953 werd de functie en structuur van dna vastgelegd. In de jaren tachtig kwam alles in een stroomversnelling doordat er verband werd aangetoond tussen genen en ziekten. Alle genen werden in kaart gebracht. Maar … genen kunnen niet álles verklaren; blijkbaar zijn er ook omgevingsinvloeden. Nurture is het geheel van alle eigenschappen die invloed hebben op het individu, inclusief opvoeding, levensstijl. Onze kennis van nurture is best beperkt. Ook omdat er zoveel verschillende blootstellingen zijn en dat waar we vandaag aan bloot worden gesteld is anders dan dat van morgen. Daarom is nurture veel moeilijker in kaart te brengen. Genoom versus exposoom Het genoom is dna: nature. Daar tegenover staat het exposoom: het geheel van alle blootstellingen en de daarmee samenhangende biologische reacties in het leven, vanaf de bevruchting, zwangerschap tot het moment van sterven. Het exposoom kunnen we in vier categorieën verdelen: 1 Levensstijl. Wat we eten, of we sporten, roken etc. 2 Ecosysteem. Stadse omgeving versus landelijke, industrie, klimaat etc. 3 Sociale aspecten: gezin, gedrag ouders, inkomen etc. 4 Fysicochemische blootstellingen. Denk aan stoffen in de lucht, bodem, voeding, zon etc. De kennis van het exposoom is veel beperkter en veel uitgebreider dan van het genoom. Naar welk van de twee het meest doorslaat, ligt aan de specifieke vraag die wordt gesteld. Liselot geeft hiervan wat voorbeelden: - Bloedgroep? Dat is echt nature. - Overgewicht? Zowel nature als nurture. - Lengte (groei)? Genetisch, maar ook voeding en beweging. - Persoonlijkheidskenmerken? 50-50. - Ziekte? Vaak meer nurture dan nature. Om dit exposoom goed in kaart te brengen zijn er twee soorten onderzoek: 1 Observationeel onderzoek: er wordt waargenomen wat er gebeurt of is gebeurd, zonder ingrijpen. 2 Experimenteel onderzoek: het gaat om testen of het bewijzen van een hypothese. Een of meer factoren worden gemanipuleerd om te zien welk effect dat heeft. Ontstaan spijsverteringskankers Hierbij is aangetoond dat er een sterke link is met voeding en levensstijl. Ongeveer 10 tot 15 % kent een familiaire voorgeschiedenis, wat zorgt voor een verhoogde gevoeligheid. Daarvan is 3-5% een aantoonbare genetische aanleg. Ongeveer 75 tot 85% wordt veroorzaakt door andere aanwijsbare oorzaken, zoals: ongezonde levensstijl en/of voeding, blootstelling aan giftige stoffen etc. Onder andere roken, obesitas, drinken en eten van rood vlees verhogen het risico op dikke darmkanker. Veel bewegen, voldoende groente en zuivel eten daarentegen, verlagen het risico. Belangrijk: omgevingsinvloeden veroorzaken wijzigingen aan dna, door permanente schade en mutaties. Waarom het eten van rood vlees een groter risico op dikke darmkanker geeft, is nog niet helemaal duidelijk, waarschijnlijk door bepaalde verbindingen die dna-schade veroorzaken - deze schade kan op het dna worden gemeten.


82 Nieuws van de vereniging Lezing Overprikkeld of Overvraagd? door Wenda Las van Bennekom ‘De kracht van niets doen’ In deze lezing leer je wat het belangrijke verschil is tussen overprikkeld en overvraagd. Net als veel kinderen krijgen honden het label ADHD maar al te snel opgeplakt. Klopt het wel? Zijn honden drukker dan vroeger of zijn onze verwachtingen zo veranderd? Wanneer is de hond overprikkeld en wanneer is de hond overvraagd? Wanneer: 13 april 2024 om 14.00 uur aansluitend aan de ALV. Waar: De Camp, De Bosrand 15-17, 3931 AP Woudenberg Toegekende punten voor deze lezing: CKI: 15 punten (Cat. A). SPPD: 4 punten Aanmelden kun je via Mijn O&O. Algemene ledenvergadering 13 april Met ingang van dit jaar hebben we nog 1 keer per jaar een algemene ledenvergadering. Agenda en de verslagen van de vorige ledenvergadering zijn te vinden op het gesloten ledendeel van onze website vanaf 6 april. Het wachtwoord voor het ledendeel vind je op de colofon-pagina. Wanneer: 13 april 2024 om 12.30 uur Waar: De Camp, De Bosrand 15-17, 3931 AP Woudenberg. Aansluitend in de middag volgt de lezing ‘Overprikkeld of overvraagd?’ In deze lezing geeft Wendy Las van Bennekom aan wat het belangrijke verschil is. Net als veel kinderen, krijgen veel honden het label ADHD maar al te snel opgeplakt. Klopt het wel? Zijn honden drukker dan vroeger of zijn onze verwachtingen zo veranderd. Wanneer is de hond echt snel overprikkelt en wanneer is de hond overvraagt? Wat is UIT en AAN en hoe kom je daar? Vraag je te veel of juist te weinig van je hond. OVERPRIKKELD OF OVERVRAAGD? Bestaat ADHD bij honden Foklijnen/ rassen die gevoelig zijn Socialisatie of uitputtingsslag Rust roest toch Rust Reinheid Regelmaat Wat gebeurt er in het lichaam Hoeveel rust heeft een hond nodig AAN en UIT Werken moet je leren. Wat is ontspanning Door Wendy Las van Bennekom " D e k r a c h t v a n n i e t s d o e n " Met onderwerpen als:


83 Module A – Ken de hond, najaar 2024 Module A – Ken de hond wordt 2 dagen op locatie gegeven, in De Camp te Woudenberg, en is 4 avonden online. Houd onze website in de gaten voor de data dit najaar – dit geldt ook voor onze overige cursussen. Cursus vol? Zet jezelf op de wachtlijst! Is de cursus van je keuze volgeboekt, zet jezelf dan op de wachtlijst. Je krijgt van ons een e-mail als je je kunt inschrijven voor de cursus van jouw keuze. Schikken de cursusdata niet? Zet je dan gewoon weer opnieuw op de wachtlijst. Je staat dan meteen weer bovenaan de lijst. Handig toch? We vragen je om de 4 cijfers van jouw postcode in te vullen. Wie weet kunnen we de cursus in jouw omgeving aanbieden. https://www.hondenopvoeding.nl/cursussen/zet-je-op-de-wachtlijst Ook een exemplaar hebben? Deze is te bestellen via https://hondenopvoeding.nl/ lidmaatschap/ledenvoordeel TRAINEN met een Twist Laat handlers lachen en maak honden blij Onder dat motto maakte Judith Lissenberg voor LosVast artikelen over creatief lesgeven. De eerste twintig zijn gebundeld in een boek: ‘Trainen met een Twist’. Het bevat uitgebreide uitleg van de oefeningen, een recept voor viskoekjes en het is lekker kleurig, geheel in stijl van Judith. 1/2 pagina Trainen met een Twist 2023.indd 1 04-09-2023 10:12 (ADVERTENTIE)


84 Bestuur O&O Voorzitter Lida Kalmeijer [email protected] Secretaris Marian Knip [email protected] Penningmeester Gisela Alserda [email protected] Algemeen bestuurslid Ingrid Giesen [email protected] Ereleden Loes van den Bogaard-Mutze † Martin Brouwer Maud Grevelink Gré Hooijmeijer Quirine Potter van Loon Service-adressen Cursusbureau Maud Grevelink Tel 06-12113055 (09:30-14:00 uur) [email protected] Ledenadministratie Christa de Ruiter [email protected] Opleidingen Ingrid Giesen [email protected] Nieuwsbrief Anita Kiers [email protected] Website (internet) Wachtwoord: **** Vakblad LosVast Redactie: Hanneke Reitsma (hoofdredacteur) Dorien Evers-Damstra (eindredactie) Anita Kiers Regine Voort Contact: [email protected] Adreswijzigingen/opzegging lidmaatschap: Inloggen Mijn O&O (via www.hondenopvoeding.nl) Een lidmaatschapsjaar is gelijk aan een kalenderjaar. Opzeggen doe je vóór 1 december. Financiën Betalingen aan O&O altijd o.v.v. jouw lid- en of factuurnummer naar IBAN-nummer NL94 INGB 0005 2762 92 ten name van Opleiding en Ontwikkeling voor mens en hond. Contributie Per kalenderjaar: € 30,00 voor leden / € 15,00 voor gezinsleden Nieuwe (gezin)leden betalen eenmalig € 5,00 inschrijfgeld Leden wonend buiten NL betalen € 12,00 toeslag t.b.v. porto LosVast Start het lidmaatschap na 1 juli, dan betaal je: € 20,00 voor leden (incl. inschrijfgeld) € 12,50 voor gezinsleden (incl. inschrijfgeld) € 5,50 toeslag voor leden buiten NL t.b.v. porto LosVast Vragen over jouw contributie? Mail (met jouw lidnummer) naar: [email protected] Doordat O&O voor mens en hond met vrijwilligers werkt, zijn we beperkt bereikbaar. We doen ons best om iedereen zo snel mogelijk van dienst te zijn. Het vakblad LosVast wordt uitgegeven door Opleiding & Ontwikkeling voor mens en hond O&O is opgericht 8 maart 1980 - Kamer van Koophandel nummer 40479415 Colofon LosVast is een uitgave van de vereniging O&O voor mens en hond. Het doel van het blad is het bevorderen van communicatie binnen de vereniging en kwaliteitsverbetering van hondentrainingen door het verzorgen van informatie op het gebied van hondenopvoeding en -training. Uitspraken en opvattingen in het redactionele gedeelte komen voor rekening van de auteur of de geciteerde persoon en kunnen afwijken van de visie van O&O voor mens en hond. Het bestuur is verantwoordelijk voor de inhoud van de rubriek Verenigingsnieuws. Verschijnt 4 maal per jaar in maart, juni, september en december. Overname van artikelen/foto’s alleen toegestaan na schriftelijke toestemming van de redactie en/of auteur/fotograaf. Vormgeving en druk: De Mediagraaf (demediagraaf.nl)


85 Omgaan met over-de-top gedrag MODULE A KEN DE HOND Basiskennis: een stevige theoretische basis vereist voor elke opleiding bij O&O 4 dagen (op locatie) of 8 dagdelen (online) of een combinatie hiervan MODULE B TRAIN DE HOND Dé trainingsmodule voor iedereen die meer wil leren van en met honden. Leer kijken met een heel brede blik naar training en hondensport. 1 dag theorie en 2 dagen praktijk (op locatie) MODULE C TRAIN DE MENS Lesgeven in de praktijk; vormgeven en uitvoeren van opvoedingscursussen aan eigenaren. Sluit aan op module A en B. Met goed gevolg afgelegd? Dan ontvang je het diploma kynologisch instructeur 9 dagen: 8 dagen praktijk op locatie en 2 dagdelen theorie (online) WIL JIJ GRAAG MEER WETEN OVER HONDEN VOLGENS DE NIEUWSTE INZICHTEN? Dan ben je bij O&O voor mens en hond aan het juiste adres! We hebben onze modules en website vernieuwd. Neem een kijkje op: www.hondenopvoeding.nl Bijscholingen Trainen is leuk!? 2-daagse workshop HR-hond op jouw hondenschool (onderdeel van het VIP-traject) 1-daagse module Lezingen Mét accreditatiepunten – 2 keer per jaar - voor O&O-leden gratis Meer informatie? Kijk op de O&O website www.hondenopvoeding.nl Inschrijven? Ga naar Inloggen/ Mijn O&O, log in en ga naar Activiteiten. O&O is een door CKI / RvB en SPPD geaccrediteerde opleider voor kynologisch instructeurs.


86 88&_part=2&_action=get&_extwin=1&_framed=1&_mimewarning=1&_embed=1 is hét vakblad voor instructeurs die bij willen blijven Je ontvangt LosVast 4 maal per jaar bij het lidmaatschap van de vereniging O&O voor mens en hond. staat voor opleiding en ontwikkeling voor mens en hond O&O is sinds 1980 dé opleider voor kynologisch instructeurs Onze missie is het opleiden van instructeurs naar de nieuwste wetenschappelijke inzichten door bevlogen docenten met veel ervaring uit het werkveld. O&O is een geaccrediteerd opleidingsinstituut. We werken vanuit een positieve, hond- en mensvriendelijke benadering Meer weten, of lid worden? Kijk op: https://hondenopvoeding.nl


Click to View FlipBook Version