The words you are searching are inside this book. To get more targeted content, please make full-text search by clicking here.

PKN Jaarboek 2017 met alleen eerste pagina's van ieder artikel, english summaries en voorwoord

Discover the best professional documents and content resources in AnyFlip Document Base.
Search
Published by Stichting PKN, 2018-02-02 09:05:40

PKN Jaarboek 2017 Teaser

PKN Jaarboek 2017 met alleen eerste pagina's van ieder artikel, english summaries en voorwoord

PKN Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2017

Stichting voor
onderzoek
historische
tabakspijpen

Jaarboek 2017

Redactie:
Bert van der Lingen
Ewout Korpershoek

1

2

Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2017

JAARBOEK 2017

1

2

Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2017

PKN

Stichting voor onderzoek historische tabakspijpen
Jaarboek 2017

Redactie: Bert van der Lingen en Ewout Korpershoek

Stichting PKN, Leiden

3

Uitgave: Stichting PKN, Leiden
www.tabakspijp.nl
[email protected]

Redactie: Bert van der Lingen

English summaries: Bert van der Lingen en Kath Adams (correcties)

Lay-out: Ewout Korpershoek en Arjan de Haan, DDG ‘s-

Graveland

Druk: DPN Weurt

Voorzijde omslag: Pijp met carotte en naakte vrouw met tekst: ‘Pipe
Gambier’ en ‘Tabac de Paris’. Gambier, Givet.
Collectie en foto Arthur van Esveld.

Achterzijde omslag: Tegeltableau met handelsmerk en producten van
C. De Rijk & Zoon. Gouda, Ivora, 1920-1926.
Collectie en foto Arjan de Haan.

ISBN: 978-90-801138-8-6

© PKN. Overname van artikelen of illustraties is alleen toegestaan na schriftelijke toestemming van de
redactie. Auteurs zijn verantwoordelijk voor hun bijdragen.

4

Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2017

Inhoud Voorwoord 7
Opmerkelijke vondsten uit de 17de eeuw. Een gedraaide pijp, een steelfragment 9
van een presentatiepijp en een vroege pijp met naamstempel
Bert van der Lingen 19
Kleipijpen uit Friesland (2) 41
Ewout Korpershoek
O Belgen! Wanneer gij Jantje Klaas zijn pijpje ziet rooken. Klei- en porseleinen
pijpen van het Kamp bij Oirschot (gemeente Oirschot), 1832-1834
Jos Bazelmans, Michiel Purmer, Jan-Willem de Kort en Antoon Verspaandonk

Tabakspijpen uit een 17de eeuws Vlaams vondstcomplex 73
Jan van Oostveen

Kleipijpen uit een beerput aan de Groenendaal en uit de voormalige stadsgracht 81
te Woerden, 1590-1870
Bert van der Lingen

Raijmond Théodore Comhaire een Belgische militair in Zeist, 1918 97
Bert van der Lingen

Het ging niet vanzelf. Over ontwerp en innovatie in de Nederlandse pijpenfabrie- 103
ken in de 2e helft van de 20e eeuw, met nadruk op de laatste jaren van de Zenith
Ruud Stam

Vrouwelijk naakt van Gambier 113
Arthur van Esveld

Carottepijpen van Gambier 119
Arthur van Esveld

Parijs, de thuisbasis van Gambier 125
Arthur van Esveld

Nieuwe vondsten van pijpen uit de Gebrüder Ziegler catalogus 141
Ron de Haan

Twaalf bladzijden uit een handelscatalogus van de Gebrüder Ziegler uit circa 1825 149
Ron de Haan

Bodemvondsten van pijpen uit Mali 171
Piet Smiesing

Een Bamiléké pijp met drie ramskoppen uit Kameroen 179
Ruud Stam

Aanvulling op ‘Miniatuur pijpenrekjes van aardewerk uit de 20e eeuw’ en de mini- 183
atuurpijpjes van Verwoerd
Ruud Stam

De pijprokerstoel en een zeldzame 19de eeuwse pijprokerstoel in chinoiserie-stijl 193
Ron de Haan

De firma C. de Rijk & Zoon, groothandel in rokersbenodigdheden te Amsterdam 201
Bert van der Lingen

Snuiftabak, ’het voedsel der neuzen’ 221
Louis Bracco Gartner

English summaries 231

5

6

Voorwoord Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2017

In het Jaarboek 2017 van de PKN, ‘Stichting voor onderzoek historische
tabakspijpen’, het vijfde jaarboek alweer, worden opnieuw uiteenlopende
aspecten van de geschiedenis van de tabakspijp besproken. Verschillende auteurs
werkten mee aan dit fraai geïllustreerde jaarboek waarin gevarieerde artikelen
vanuit verschillende invalshoeken gepresenteerd worden. In dit jaarboek onder
meer aandacht voor zowel de Nederlandse, Franse en Duitse kleipijp als voor
etnografische tabakspijpen uit Afrika.
De Nederlandse kleipijpen worden voornamelijk besproken in artikelen over
archeologische vondsten. In het artikel van Jos Bazelmans, Michiel Purmer,
Jan-Willem de Kort en Antoon Verspaandonk worden de tabakspijpen van het
Kamp bij Oirschot (1832-1834) uitgebreid behandeld en Ewout Korpershoek
heeft een aanvulling op een eerder artikel over kleipijpen uit Friesland en
eveneens met uniek en niet eerder getoond pijpmateriaal. Jan van Oostveen
beschrijft de kleipijpen uit een 17de eeuws Vlaams vondstcomplex, een gebied
waar nog maar weinig over gepubliceerd is en Bert van der Lingen behandelt de
kleipijpen uit een beerput in Woerden, waaronder een aantal vroege Utrechtse
modellen. Een nieuwe rubriek in het jaarboek is: ‘Opmerkelijke vondsten’.
Hierin worden bodemvondsten getoond met een bijzondere vorm of decoratie
die afwijken van de standaard producten. In dit jaarboek een drietal unieke
17de eeuwse vondsten: een bijzondere gedraaide pijp, een steelfragment van
een presentatiepijp en een vroege pijp met naamstempel. Uit het begin van de
20e eeuw dateert een bijzondere handgemaakte kleipijp van een Belgische
vluchteling in Zeist waarover Bert van der Lingen schrijft, honderd jaar nadat de
Eerste Wereldoorlog eindigde en Ruud Stam brengt een artikel over ontwerp
en innovatie in de Nederlandse pijpenfabrieken in de tweede helft van de 20e
eeuw met de nadruk op de laatste jaren van de Zenith.

De buitenlandse kleipijpen in dit jaarboek komen uit Europa (Frankrijk en
Duitsland) en Afrika (Mali en Kameroen). De Franse kleipijpen worden behandeld
door Arthur van Esveld met twee artikelen over rijk versierde carottepijpen
en vrouwelijk naakt op kleipijpen van de firma Gambier. Verder herschreef
hij de geschiedenis van de firma Gambier in Parijs. De vorig jaar door Ron
de Haan beschreven catalogus van de Gebrüder Ziegler uit Duitsland heeft
voldoende reacties opgeleverd voor een aanvulling in dit jaarboek. Verder
beschrijft dezelfde auteur een twaalftal pagina’s met kleipijpen uit een nog
onbekende handelscatalogus van de Gebrüder Ziegler. In een tweetal artikelen
worden ethnografische kleipijpen uit Afrika behandeld. Piet Smiesing beschrijft
pijpfragmenten uit Mali en hun typologie en Ruud Stam een Bamiléké pijp uit
Kameroen.

Eveneens van Ruud Stam is een aanvulling op zijn artikel over aardewerk
miniatuur pijpenrekjes in het jaarboek 2016. Op tabacologisch gebied is een
artikel van Ron de Haan opgenomen over pijprokerstoelen en een zeldzame
19de eeuwse pijprokerstoel in chinoiseriestijl. Verder beschrijft Bert van der
Lingen de geschiedenis van de firma C. de Rijk & Zoon, een groothandel in
rokersbenodigdheden uit Amsterdam. De pijpen- en plateelfabrieken die deze
firma in de Eerste Wereldoorlog opzette, en de daar gemaakte producten worden
in jaarboek 2018 besproken. Het laatste artikel in dit jaarboek is een algemene
geschiedenis over snuiftabak van de hand van Louis Bracco Gartner.

Bert van der Lingen
Ewout Korpershoek

7

8

Opmerkelijke vondsten uit de Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2017
17de eeuw
ongebakken buigzame steel rond de tabaksketel ge-
Een gedraaide pijp, een steelfragment draaid. De manier waarop dit gedaan is lijkt op de zo-
van een presentatiepijp en een vroege genaamde ‘coiled pipes’ zoals die ruim 150 tot 200 jaar
pijp met naamstempel later in Engeland zijn gemaakt.1 Een opmerkelijke en
mogelijk vroegere ‘coiled pipe’ bevindt zich in de Roth-
Bert van der Lingen schild collectie in Grasse, Frankrijk. Deze pijp, met een
trechtervormige tabaksketel uit de periode 1710-1735,
Regelmatig worden verrassende pijpen als bodemvondst lijkt niet uit een Britse werkplaats te komen.2 Moge-
aangetroffen. Deze pijpen wijken bijvoorbeeld wat be- lijk hebben we hier zelfs met een Nederlands product te
treft hun vorm, decoratie, productiewijze of functie, af maken. De gedraaide pijp doet ook enigszins denken
van de gangbare kleipijpen. Niet altijd is er bij dergelij- aan de gevlochten pijpen die vanaf circa 1880 in Gouda
ke pijpen een historisch verhaal beschikbaar, soms werden gemaakt en later bekend werden als de zoge-
weten we zelfs niet wat de functie van het voorwerp is naamde krulpijpen. De Goudse krulpijp werd rond 1900-
geweest. Dat is bijvoorbeeld het geval bij de hier afge- 1940 vooral voor de toeristenindustrie vervaardigd. In
beelde pijpen. de winter kwamen schaatsers naar Gouda, kochten een
krulpijp of pijp met rechte steel en bonden die op hun
Gedraaide pijp met dubbelconische tabaksketel kleding alvorens ze terug naar huis schaatsten.
Een bijzondere en zeer opmerkelijke pijp is een vroeg
17de-eeuwse gedraaide pijp met dubbelconische tabaks- De in Amsterdam gevonden gevlochten pijp, die hier
ketel. Nadat de pijp in de mal was gevormd is de nog wordt besproken, is echter circa driehonderd jaar ouder
en wat betreft de functie van deze pijp kan geen vergelij-
king worden gemaakt met de latere Goudse krulpijpen.
De gedraaide pijp heeft een tabaksketel met een dubbel-
conisch model dat gedateerd wordt in de periode 1615-
1630. De hoogte van de ketel bedraagt 3,1 centimeter en
de opening van het rookkanaal 0,4 cm. Deze diameter
is vrij groot maar vergelijkbaar met een aantal pijpen
uit dezelfde periode, zoals een groep pijpen die in een

Afb. 1a-b. Gevlochten pijp, dubbelconische ketel, 1615-1630. Particuliere collectie, foto’s Bert van der Lingen.

9

10

Kleipijpen uit Friesland (2) Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2017
Ewout Korpershoek
pijpenindustrie gevonden. De naam Jan Jansz. Starter
komt naar voren in de periode 1610-1626, deze wordt
later in dit artikel wat uitgebreider beschreven. Ook de
naam Harmen Worps (of Werps) vinden we terug in ver-
meldingen m.b.t. onroerend goed tussen 1681 en 1707
waar hij tabakspijpmaker, mr. tabakspijpmaker en pij-
penmaker wordt genoemd.5 Er zijn op dit moment nog
geen produkten die aan Worps gekoppeld kunnen wor-
den.

In het Jaarboek 2016 van de PKN, in het artikel ‘Klei- Ook uit andere Friese steden als Dokkum en Sneek zijn
pijpen uit Friesland’, is een overzicht gegeven van een namen van pijpenmakers bekend,6 maar tot op heden
aantal kenmerkende kleipijpvondsten uit Leeuwarden.1 kennen we ook van hen geen produkten. In Heerenveen
Een aantal van deze bodemvondsten kon op basis van de is voorts een verwijzing naar een pijpenmaker gevon-
publicatie van Carmiggelt2 uit 1988 dankbaar gekoppeld den in de vorm van een vermelding uit 1654 van een
worden aan de toen bekende pijpenmakers. Het betrof zekere Pyter Willems, tabakspijpmaker.7 Het mag ab-
hier vooral 18de eeuwse pijpmodellen. soluut aangenomen worden dat er in meer Friese steden
pijpenmakers actief waren maar gegevens daaromtrent
ontbreken nog.

Bovengenoemde publicatie heeft geleid tot het beschik- Harlingen en Leeuwarden
baar komen van meer bodemvondsten die vooral uit de Op dit moment kunnen we dus een aantal vondsten kop-
17de eeuw stammen en in mindere mate uit de 18de pelen aan pijpenmakers uit Harlingen en Leeuwarden.
eeuw. Enerzijds niet verwonderlijk omdat het materiaal voor
deze publicatie vooral in of bij die plaatsen gevonden
Het materiaal dat in deze publicatie beschreven wordt is, anderszijds omdat Harlingen en vooral Leeuwar-
is vooral gevonden in en nabij Leeuwarden en een klein den de grootste Friese steden waren rond het begin
deel is afkomstig uit Harlingen. Pijpen waarvan over- van 1600, met belangrijke nationale en internationale
duidelijk vast stond dat deze elders, vooral in West Ne- (handels-)contacten. Hoewel het juiste aantal inwoners
derland, geproduceerd waren, zijn achterwege gelaten. niet duidelijk is, is Leeuwarden dan al de grootste stad
Voor wat betreft het 17de eeuwse materiaal ging het hier van Friesland. Volgens een publicatie van het Historisch
overigens om een percentage van circa 10%. Centrum Leeuwarden8 zal het aantal inwoners van de
stad op dat moment rond de 10.000 hebben gelegen en
Op basis van vorm, afwerking en merken is een belang- stond Leeuwarden aan het begin van een grote bloei-
rijk deel van de onderzochte kleipijpen met hoge mate periode. Zo ook Harlingen dat in de decennia rond 1600
van zekerheid aan lokale pijpenmakers te koppelen. een stormachtige ontwikkeling zou doormaken en half-
Uit de publicatie van Carmiggelt zijn 72 namen van verwege de 17de eeuw ongeveer 8.000 inwoners9 had.
Leeuwardense pijpenmakers of pijpenmakersgezellen Belangrijker was echter dat Harlingen als enige Friese
bekend. Tijdens het onderzoek voor deze publicatie
zijn een aantal nieuwe pijpenmakers uit verschillende
plaatsen en bronnen naar voren gekomen. Allereerst
de naam van Jurrien Lammerts3 uit Leeuwarden,
welke genoemd wordt samen met zijn vrouw in een
schuldbekentenis gedateerd 11 december 1700. Jurrien
is dan al getrouwd en wordt omschreven als ‘meester
pijpmaker’.

Een andere tot op heden niet bekende naam is die Afb. 1. In Harlingen gevonden kleipijp met opvallende ruitvormige
van Jan Cornelis welke op 6 december 1683 tezamen stempels op steel. Het hielmerk (IS met roos gekroond) is ook op
met Frederik Pieters (Pijtters) een ‘buitenman’ heeft de steel gestempeld.
aangehouden, gebeten en met sneeuwballen bekogeld.4
Hoewel Jan Cornelis in de akte als ‘pijpmaker’ wordt
omschreven, zou hij evengoed als knecht werkzaam ge-
weest kunnen zijn.

Ook is er aanvullende informatie over de Harlingse

19

20

O Belgen! Wanneer gij Jantje Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2017
Klaas zijn pijpje ziet rooken
gedaan, in het begin doelbewust, later als ‘bijproduct’
Klei- en porseleinen pijpen van het Kamp van metaaldetectie.5 De pijpfragmenten vormen een
bij Oirschot (gemeente Oirschot), 1832- bescheiden onderdeel van een zeer grote collectie metalen
1834 en andere vondsten die bestaat uit aardewerk, glas,
munten, ringen, kruisjes, (uniform)knopen, vuurketsen,
Jos Bazelmans, Michiel Purmer, Jan-Wil- kruitvaatjes, sjakoversierselen, zegelringen, uniform-,
lem de Kort en Antoon Verspaandonk2 schoen- en ranselgespen, vingerhoedjes, naairingen,
horlogesleutels, trompetmondstukken, inktpennen, ere-
1. Inleiding of Hasselt-kruisjes, wijnkraantjes, lepels en kogels.6
Sinds enkele tientallen jaren wordt er serieus studie ge- Onder de vondsten bevinden zich ook verschillende
maakt van kleipijpen uit een archeologische context. De andere objecten die te maken hebben met roken: zes
wetenschappelijke waarde van een vondst kan echter vonkenvangers, vijf reutelaars, twee vochtzakken en
sterk uiteenlopen. Losse kleipijpen van omgeploegde twee tabaksdozen.7 De rijkdom van de vindplaats wordt
akkers, uit slootbagger of uit de stort van opgravingen niet alleen verklaard door de omvang, duur en intensiteit
zijn in dat opzicht zeker niet waardeloos, bijvoorbeeld van het gebruik van het kamp maar ook doordat het
als aanwijzing voor het afzetgebied van bepaalde fa- kampement op vrijdag 18 juli 1834 het slachtoffer is
brieken of productiecentra, maar ze lenen zich niet voor geworden van een verwoestende zomerstorm.8
meer diepgravende sociaaleconomische of cultuurhisto-
rische studies. Dat is anders als we te maken hebben met 2. Het Kamp bij Oirschot 1832-1834
vondstcomplexen uit de gracht van een kasteel, de beer- Met het Congres van Wenen in 1815 kwam een einde
put van een huis of kroeg of de afvalstort van een pijpen- aan een periode van een kwart eeuw waarin grote delen
fabriek.2 In dit soort gevallen stijgt de wetenschappelijke van de Nederlanden zwaar geleden hadden onder revo-
waarde van de vondst met de nauwkeurigheid waarmee lutionair en militair geweld. Eén van de uitkomsten van
op basis van onafhankelijke, veelal historische, bronnen het congres was de vorming van een koninkrijk waarin
het vondstmateriaal kan worden gedateerd. In dit artikel de voormalige Republiek der Zeven Verenigde Neder-
presenteren we een in dat opzicht uitzonderlijke casus: landen, de Oostenrijkse Zuidelijke Nederlanden en het
de vondst van enkele honderden fragmenten van klei- Prinsbisdom Luik samengingen. De nieuwe eenheid
en porseleinen pijpen uit een 19de-eeuws legerkamp dat onder koning Willem I was echter geen lang leven be-
slechts drie jaren in gebruik is geweest. schoren. Al vijftien jaar later, in 1830, viel het koninkrijk
met de Belgische Opstand feitelijk in twee delen uiteen.
Deze studie omvat de vondsten van rookgerei van Op 19 april 1839 kreeg de tweedeling met het Verdrag
een vindplaats ten oosten van de dorpskom van het van Londen officieel vorm. Tot op de dag van vandaag
Brabantse dorp Oostelbeers. Het vondstmateriaal maakt vormen Nederland en België twee zelfstandige staten.
deel uit van de collecties van Kees Huijbers (Vessem),
Sjef van Dingenen (Hapert) en Antoon Verspaandonk Het is hier niet de plaats om in te gaan op de aanloop
(Veldhoven). Er wordt een vergelijking gemaakt naar, de oorzaken van en het verloop van de Belgische
met het materiaal dat in 2016 is geborgen tijdens een Opstand.9 Het is belangrijk te constateren dat er na de
kleinschalig waardestellend onderzoek in hetzelfde Tiendaagse Veldtocht (2 tot 12 augustus 1831), die voor
gebied door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed de Nederlanders in militair opzicht succesvol was ver-
(RCE).3 Historische en cartografische bronnen maken lopen, een jarenlange periode intrad van oorlog noch
duidelijk dat de vindplaats het voormalige Kamp bij vrede. Gedurende de Conferentie van Londen (1832-
Oirschot betreft dat in de jaren 1832 tot en met 1834, ten 1839) hield Willem I zijn troepen gemobiliseerd in de
tijde van de Belgische Opstand, in gebruik was voor de buurt van de grens om zijn aanspraken kracht bij te zetten
legering van grote aantallen troepen. De vondsten zijn en druk op de onderhandelingen te zetten. Met grote
verzameld sinds het einde van de jaren zeventig van de tegenzin moest hij al vroeg erkennen dat de Belgische
vorige eeuw. De jongste vondsten zijn gedaan in 2016.4 onafhankelijkheid niet te vermijden was, maar hij wei-
Alle pijpaarden en porseleinen vondsten zijn op het oog gerde met de op de conferentie besproken scheidings-
voorwaarden akkoord te gaan. Na de veldtocht lagen in
het grensgebied jarenlang grote aantallen Nederlandse
en Belgische soldaten tegenover elkaar zonder dat het
tot serieuze gevechten kwam.10 Veel Nederlandse man-
schappen konden in garnizoensplaatsen of grensposten
worden ondergebracht, maar een aanzienlijk deel moest
bij bewoners in Noord-Brabant worden ingekwartierd.
De training van de troepen vond in de zomer plaats in
grote kampen. In 1831 had men een eerste kampement

41

42

Tabakspijpen uit een 17de Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2017
eeuws Vlaams vondstcomplex
Historische context
Jan van Oostveen Van oorsprong was de plaats Middelburg in Vlaan-
deren een landbouwuitbating van de Zeeuwse abdij van
Conflictarcheologie is in Nederland een onderwerp dat Middelburg. Zo rond het jaar 1430 werd een en ander
erg in de belangstelling staat. Vaak omdat dit onder- verkocht aan de Brugse Poorter Colard de Fever. Nadat
werp in verband wordt gebracht met sporen uit de Colard was overleden werd zijn bezit door zijn weduwe
Tweede Wereldoorlog. Conflictarcheologie is echter Margaretha Bladelin verkocht aan haar broer: Pieter
niet gelimiteerd tot deze periode. Meerdere vondst- Bladelin. In het jaar 1444 droeg Pieter zijn gronden
complexen met tabakspijpen zijn inmiddels bekend die en bezittingen in leen op aan de toenmalige graaf van
met conflictarcheologie in verband kunnen worden ge- Vlaanderen: Filips de Goede.3 Pieter liet hier een kasteel
bracht. In dit artikel wordt in dit kader een vondstcom- bouwen en nam rond het jaar 1450 intrek in dit kasteel.
plex nader uitgewerkt. Het betreft een vondstcomplex Vanaf dat moment kwamen de ontwikkelingen van Mid-
van een kasteel uit de plaats Middelburg in Vlaanderen.1 delburg in een stroomversnelling. In het jaar 1456 werd
Gekozen is voor dit vondstcomplex omdat weinig van de het Vaardekenkanaal gerealiseerd4 en twee jaar later
tabakspijpen die opgegraven zijn in Vlaanderen gepu- werden stadsrechten aan Middelburg verleend.5 Daar-
bliceerd zijn. De in dit artikel besproken kleipijpen zijn naast werden diverse specialisten, zoals tapijtwevers en
overigens niet de enige pijpaarden voorwerpen die in dit koperslagers uit Dinant aangetrokken.6 Na het overlijden
dorp zijn aangetroffen. Zo werd bij werkzaamheden in van Pieter Bladelin in het jaar 1472 braken onrustige tij-
het jaar 2009 een grote hoeveelheid schietkraamafval den voor deze stad aan. Zo werd het kasteel in 1477 door
aangetroffen. Dit schietkraamafval kan in de 20ste eeuw de Bruggelingen ingenomen.7
gedateerd worden.2
Vanwege het accent van dit artikel wordt een kleine
sprong in de tijd naar het jaar 1578 gemaakt. In dat jaar
was Jacob de Grave met een leger van vijftig soldaten
gehuisvest op het kasteel. Ondanks zijn aanwezigheid
kon niet voorkomen worden dat protestanten Middel-
burg aanvielen en plunderden.8 Het gevolg hiervan was
dat de daaropvolgende tien jaar het kasteel zonder Heer
was. Vanaf het jaar 1590 vestigde Philip de Merode
zich op het kasteel. Naast Philip de Merode waren op
het kasteel ook enkele arme families, een paar boeren
en een zevental soldaten woonachtig.9 Meer informatie

Afb. 1. Vergelijkbaar schietkraamafval is in 2009 in grote hoeveelheden opgegraven op de hoek Pieter Bladelinplein / Mid-
delburgse Kerkstraat in Middelburg (Vlaanderen). De hier afgebeelde beeldjes zijn in de jaren zestig van de 20ste eeuw in Luik
gekocht. Verondersteld wordt dat deze pijpaarden beeldjes in Andenne zijn geproduceerd. Foto en collectie Jan van Oostveen.

73

74

Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2017

Kleipijpen uit een beerput
aan de Groenendaal en uit
de voormalige stadsgracht te
Woerden, 1590-1870
Bert van der Lingen

Afb.1. Het onderzoeksgebied Woerden-Hoochwoert (Uit: Hazenberg,
Lanzing, Van den Ende 2006, p. 7) aangevuld met de beerput aan de
Groenendaal (A) en de ligging van de ‘Woerden 7’ (B).

Inleiding Afb. 2. Dezelfde locaties ingevuld op een kaart van Woerden uit
In de periode 2002-2004 is voor het project Woer- 1649. Bron: Stedenatlas van Frederick de Wit24
den-Hoochwoert in de binnenstad van Woerden groot-
schalig archeologisch onderzoek verricht in opdracht
van de gemeente. De archeologische begeleiding betrof
de ontgraving van parkeergarage castellum en was ge-
richt op de Romeinse geschiedenis van Woerden. Met
eerdere proefsleuven kon de ligging van het castellum
Laurium (bouwfasen II - V) worden vastgesteld waarna
besloten werd het castellum binnen de stadswallen wet-
telijk te beschermen. Een bijzondere en spectaculaire
ontdekking die veel publiciteit kreeg was het Romeinse

Afb. 3. Foto van het opgravingsgebied gezien vanuit het oosten met de beerput aan de Groenendaal (A), de ‘Woerden 7’ (B) en de locatie
waar Woerdense pijpenmakers gewerkt hebben (C). Fotograaf onbekend.

81

96

Raijmond Théodore Comhaire, Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2017
een Belgische militair in Zeist,
1918 steenfabrieken tegenkomen. Ook de plaats waar de pijp
Bert van der Lingen werd vormgegeven is interessant en kon aan de hand van
de inscripties op de pijp achterhaald worden.

De pijp, die nimmer gerookt is, bevond zich indertijd bij
de N.V. Koninklijke Goedewaagen te Gouda en is in de
jaren zestig van de vorige eeuw aan een medewerker van
het bedrijf gegeven. Het is niet bekend hoe de pijp inder-
tijd bij Goedewaagen terechtgekomen is en waarom hij
daar aanwezig was.

Introductie De pijp
In dit artikel wordt een tabakspijp besproken met een De pijp is vormgegeven als het portret van een man met
ketel in de vorm van het portret van een militair. Het bij- snor en pet. Het hoofd is opzettelijk iets schuin geboet-
zondere aan deze pijp is dat hij niet in een vorm geperst seerd (afb. 1a-b). Op de voorkant van de pet staat het cij-
is, maar geheel met de hand vervaardigd is. Wat de pijp fer ‘5’ en op het uitsteeksel onder zijn kraag een slecht
verder bijzonder maakt is het materiaal. Er is namelijk leesbare letter, mogelijk een ‘K’ en daarnaast ‘II’. Op
geen fijne pijpaarde gebruikt, zoals gebruikelijk in de de linker onderzijde is de naam ‘Comhaire’ ingesneden
pijpenindustrie, maar een oranjebakkende zanderige en op de rechterzijde ‘Zeist 1918’ (afb. 2). De steelinzet
klei, zoals we die bij de fabricage van bakstenen in is ondiep en loopt door in een smal rookkanaal (afb. 3).

Afb. 1a-b. Handgevormde pijp, Comhaire Zeist 1918. Particuliere collectie. Foto’s Bert van der Lingen.

97

102

Het ging niet vanzelf. Over Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2017
ontwerp en innovatie in de
Nederlandse pijpenfabrieken heeft in dat jaar een beperkt aantal van dit soort pijpen
in de 2e helft van de 20e eeuw, gemaakt.3 De Zenith begon pas enkele jaren later met
met nadruk op de laatste jaren de productie van de dubbelwandige pijp (Wanta pijp).
van de Zenith Goedewaagen probeerde de dubbelwandige pijp in 1920
te patenteren. Het juridische gevecht hierover met zowel
Ivora als met Zenith (Ivon van der Want en Aart van
der Want) eindigde er mee dat Goedewaagen weliswaar
het patent kreeg, maar de andere producenten, door on-
duidelijkheden over de productiewijze in het patent, niet
kon beletten ook dubbelwandige pijpen te maken.4

Ruud Stam Het voordeel van de dubbelwandige pijp was niet alleen
dat deze betere rookeigenschappen had, maar ook dat,
In het begin van de 20e eeuw veranderde er veel voor doordat de buitenwand los stond van de binnenwand,
de grote Nederlandse pijpenfabrieken. Kort na de Eerste er een grote variatie in de vormgeving mogelijk was.
Wereldoorlog stortte de markt voor de gekaste pijp in. Bekende voorbeelden hiervan zijn de pijp ‘Le Veritable
Verkopen liepen in enkele jaren terug van 63.000 gros Abraham’ uit de periode 1923-1928 van Goedewaagen
in 1914 tot 35.000 gros aan het einde van de oorlog. In en de vanaf circa 1930 op de markt gekomen serie pijpen
de periode 1916-1924 verminderde de productie van de in de vorm van portretten van Amerikaanse presidenten,
gekaste pijpen met in totaal 80%. De opkomst van de eveneens van Goedewaagen.5
gegoten pijp was een uitkomst voor de grote pijpenfa-
brieken, hoewel ook deze pijp het verlies aan omzet van Na de Tweede Wereldoorlog was de gegoten pijp vooral
de gekaste pijp niet goed kon maken.1 een souvenirproduct geworden en stortten de verkopen
langzamerhand in. De vernieuwing die bij de Zenith in de
Vanaf 1920 werden de eerste dubbelwandige gegoten jaren zestig plaatsvond en de wat latere vernieuwingen
pijpen vervaardigd.2 Misschien wel de grootste inno- bij Goedewaagen zorgden voor een opleving van de
vatie uit de geschiedenis van de gegoten pijp. Zowel de verkoop van gegoten pijpen.
NV Koninklijke Goedewaagen (Baronite pijp) als Ivora
(Blacko pijp) hebben in 1920 de eerste dubbelwandige Vanaf 1966 toen Otto en Dirk van der Want de nieuwe
gegoten pijpen op de markt gebracht. Ook Hollandia directeuren van de Zenith werden kwamen er nieuwe
series pijpen op de markt. Beide nieuwe directeuren
hadden meer belangstelling voor de pijp dan hun voor-
gangers en het aandeel in de verkoop van Zenith steeg

Afb. 1. Hickory Hill pijp met bijbehorende tabak voor de Amerikaanse markt.

103

112

Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2017

Vrouwelijk naakt van Gambier
Arthur van Esveld

Gambier heeft rond 1850 voor het eerst een aantal nieu- Afb. 1c. Léda et le Cygne. Collectie en foto auteur.
we modellen geïntroduceerd waarbij vrouwelijk naakt
in het ontwerp werd verwerkt, zoals het voorbeeld in het pijpen die allen uit de periode van rond 1850 stammen
artikel ‘Carotte pijpen van Gambier’ elders in dit Jaar- en vaak gelijkenissen met elkaar vertonen.
boek. In alle gevallen zijn het pijpen die in geen enkele
catalogus terug zijn te vinden. De reden hiervoor is on- Léda et le Cygne
bekend maar kan te maken hebben met de aanstootge- Deze pijp, die op de ketel gemerkt is met JG, is, net als
vende voorstellingen. Mogelijk sloegen de ontwerpen de elders in dit Jaarboek beschreven carotte met naakte
minder goed aan omdat de naakte figuren door de ro- vrouw, in geen van de catalogi of nomenclatuurlijsten
kers van Gambierpijpen minder werden gewaardeerd, van Gambier te vinden (afb. 1a-c). Het ontwerp van deze
dit in tegenstelling tot meerschuim pijpen waarbij ero- pijp met zeer kleine ketel (3 x 5 centimeter) toont de
tiek vaker in het ontwerp van de pijpen werd verwerkt.
Afgaande op de schaarsheid van deze pijpen zullen de
productieaantallen van deze modellen laag zijn geweest.
Andere Franse pijpenfabrikanten hadden vaak meer ex-
pliciete erotische pijpen in het assortiment waaronder de
firma Cretal Aine et Cie en Gisclon. Pijpenfabrieken die
gevestigd waren in de buurt van grote zeehavens had-
den meer erotische pijpen in het assortiment dan andere
fabrieken.1
Een aantal pijpen waarin vrouwelijk naakt verwerkt is
in het ontwerp wil ik hier graag belichten. Het gaat om

Afb. 1a-b. Léda et le Cygne. Collectie en foto auteur.

113

118

Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2017

Carottepijpen van Gambier
Arthur van Esveld

Gambier had in de eerste helft van de negentiende eeuw Afb. 1. Debit de tabac.
een aantal pijpen in het assortiment genaamd ‘carotte’.
Dit waren steelpijpen met een ovale ketel bedekt met
horizontale banden. Het ontwerp en de naam van deze
modellen verwees naar de uithangborden die in Frank-
rijk aan de gevels hingen van de vele ‘debit de tabac’
en ‘bar tabac’ etablissementen waar tabak en pijpen
verkocht werden (afb. 1).
De carotte was een, aan beide zijden afgepunte rol ta-
bak, uit gezuiverde bladeren vervaardigd, om snuif van

Afb. 2. Carotte, voormalige collectie Musée du Seita, Afb. 3. Moderne uitvoering van de carotte.
circa 1900. Bron: Veiling Piasa, Parijs 18-09-2009.

119

124

Parijs, de thuisbasis van Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2017
Gambier
Arthur van Esveld werd deze datum overgenomen.1 Het jaar 1780 sloot ook
goed aan bij de opening van een kleigroeve in Niverlée
in 1779 waar klei van uitstekende kwaliteit werd gewon-
nen.2 Toch ontbraken tot op heden de harde bewijzen dat
in 1780 daadwerkelijk het bedrijf van Gambier in Givet
begon. In dit artikel wordt de geschiedenis van Gambier
gereconstrueerd en wordt meer duidelijk over het begin
van de pijpenproductie.

Het jaar 1780 werd altijd beschouwd als het oprich- In een aantal publicaties is vermeld dat Jean Gambier,
tingsjaar van de firma Gambier in Givet. Dat is niet ver- de grondlegger van het bedrijf, van oorsprong uit de
wonderlijk daar het bedrijf zelf veelvuldig ‘Fondée en omgeving van Dieppe kwam. De gepassioneerde Gam-
1780’ vermeldde op reclamekaarten en brochures (afb. bierverzamelaar Guy Declef heeft in zijn publicatie ‘Les
1). In alle publicaties over de geschiedenis van Gam- pipes en terre de Givet’ uit 1987 eveneens geschreven
bier, waarvan één van de oudste die van Léon Voisin is, dat Gambier vanuit deze regio via Revin naar Givet
kwam. Genealogisch onderzoek toonde aan dat de naam
Gambier veelvuldig voorkwam in het departement

Afb. 1. Enveloppe met reclameopschrift ‘Société Anonyme de la fabrique Gambier’, 1908-1914. Collectie auteur.

Afb. 2. Parijs met de Rue de l’Arbre Sec nr. 20 schuin achter de kerk (zie pijl).

125

140

Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2017

Nieuwe vondsten van pijpen uit
de Gebrüder Ziegler catalogus
Ron de Haan

In 1867 bestond de Firma Gebrüder Ziegler officieel, Afb. 2. Prent van Ruhla (detail) in het boek van Ziegler,
volgens hun briefpapier, 100 jaar (afb. 1). In datzelfde 1867.
jubileumjaar bracht Alexander Ziegler een boek uit over
Ruhla, opgedragen aan de jubilerende firma, waarin
een hoofdstuk over de pijpenindustrie in Ruhla is op-
genomen1 (afb. 2a-b, 3a-b en Bijlage 1).

In het jaar 1747 was het Severus Ziegler die de firma
startte als metaalwaren handelshuis.2 Maar omdat hij pas
in 1767 de beurs in Fulda voor het eerst bezocht met
pijpenkoppen werd deze datum als de officiële startdatum
van de firma vastgelegd.3 In de daarna volgende eeuw
is de, als eenmansbedrijf gestarte firma, uitgegroeid tot
de belangrijkste producent, fabrikant, in- en exporteur
van rookwaren en -artikelen in het Duitstalige gebied.
Doordat Ruhla een ‘vrijstad’ was hadden werknemers
uit de omliggende dorpen de mogelijkheid om zonder
beperkingen in en of voor Ruhla (afb. 2) te werken.

Er is in eerdere artikelen al uitgebreid ingegaan op de
enorme importantie van Ruhla als pijpenmakercentrum.4
Het hoogtepunt in de ontwikkeling van Ruhla lag on-
geveer 100 jaar na de grootste bloeiperiode van Gouda
en was ook later dan die van andere Duitse pijpencen-
tra. Dit is verklaarbaar doordat deze centra zich uitslui-
tend geconcentreerd hebben op de kleipijpenproductie.
De producenten in Ruhla hebben daarentegen vanaf de
vroegste start alles op het gebied van de productie en
samenstelling van rookpijpen naar zich toe getrokken.
Het begon in 1737 met het metaalbeslag zoals deksels en
blikken inzetbussen voor de houten pijpen.5 Op afbeel-

Afb. 1. Briefhoofd Firma Gebrüder Ziegler, 1926. Collectie Ron de Afb. 3a. Titelpagina van het boek van Alexander Ziegler uit 1867
Haan. 141

148

Twaalf bladzijden uit een Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2017
handelscatalogus van de
Gebrüder Ziegler uit circa 1825 gezocht naar een nieuwe niche voor zijn bedrijf. Rond
Ron de Haan 1840 was er in Ruhla geen enkele messensmid meer
werkzaam. De nieuwe niche werd min of meer door een
toeval gevonden. Houten pijpen waren namelijk, omdat
bruyère nog niet als grondstof voor pijpen beschikbaar
was, erg gevoelig voor inbranden en men ontdekte, dat
als men een dunne blikken bus in de pijpenkop en soms
ook in de manchet monteerde, de levensduur van de pijp
aanzienlijk verlengd werd. Het oude vakmanschap van
de smeden vond dus in het midden van de 18de eeuw een
nieuwe invulling en werd in de loop van de tijd verder
uitgebreid met onder andere deksels, kettingen, versie-
ringen en verbindingsringen voor de pijpen.

Het jaar 1767 is officieel gekozen als startdatum van de Het was de zoon van Johannes Ziegler, Severus Ziegler,
firma Ziegler omdat Severus Ziegler, die zijn bedrijf oor- die in 1767 als eerste met houten tabakspijpen naar de
spronkelijk begonnen was als metaalwarenhandelshuis, beurs in Fulda ging.2 Dit was de start van een pijpen-
in dat jaar voor het eerst met houten pijpen naar de beurs industrie die er uiteindelijk toe leidde dat Ruhla in de
ging.1 Niet als fabrikant maar als handelsonderneming. 19de eeuw, de belangrijkste en grootste leverancier
Al ver daarvoor was de eerste Ziegler, omstreeks 1650, en exporteur van pijpen en aan het roken aanverwante
naar Ruhla vertrokken. Deze Balthasar Ziegler was in artikelen van het hele toenmalige Duitsland werd. Uit
1629 in Schmalkalden geboren. De wapensmeedkunst Frankrijk is een factuur3 bekend wegens de leverantie
was toen net over z’n hoogtepunt heen en er vond in van pijpen aan Bassel et Fils in Lyon:
Ruhla een omslag plaats naar onder andere het smeden
van messen en de productie van het beslag voor messen 38 ½ Dutz Têtes calcinées fr 38,33
en vele andere zaken zoals bijvoorbeeld briefopeners. fr 8,24
Hermann Ziegler oefende dit beroep nog uit. 6 Dutzend Têtes garniture fr 12,00

Maar de zoon van Hermann Ziegler, Johannes Ziegler, 12 Dutzend Têtes forme Hongr. fr 21,12
die in 1704 geboren werd, ondervond de alsmaar
sterkere, door verschillende factoren veroorzaakte te- a la cire fr 34,30
ruggang in deze tak van industrie. Daarom werd er
door hem in de tweede helft van de 18de eeuw naarstig 6 Dutzend Têtes coquilles

idem

6 Dutzend Têtes sabot

Met de laatste wordt mogelijk verwezen naar onder-
staande catalogusnummers 1143 of 1144 (afb. 2).

Afb. 1. Detailopname van een catalogusblad. Afb. 2. Detailopname van een catalogusblad met Têtes sabot-pijp?
149

170

Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2017

Bodemvondsten van pijpen uit
Mali
Piet Smiesing

In artikelen in ons blad zien we een stijgende belang-
stelling van verzamelaars en onderzoekers voor pijpen
uit Afrika. Bodemvondsten uit dit werelddeel komen
zelden in verzamelingen en blijven daarom veelal onbe-
sproken. Dit deed me besluiten om in mijn verzameling
enige Afrikaanse pijpfragmenten, die al jarenlang in een
laatje lagen te verstoffen, eens onder de loep te nemen.
Het volgend relaas is daar het resultaat van.

Tellem Afb. 2. Landkaart Mali met bodemvondsten.
In de zomer van 1975 was er in het Instituut voor Antro-
pobiologie van de Rijksuniversiteit te Utrecht een ten- een speciaal voor dit doel geconstrueerde ‘zilver-blin-
toonstelling over 10 jaar onderzoek over de Tellem in kende bol’ aan een stalen kabel werden de onderzoekers
het gebied Sanga, dat ten oosten van de stad Mopti (afb. opgehesen om toegang te krijgen tot de heiligdommen
1) gelegen is in de Republiek Mali, een kleine 100 kilo- van de Tellem. Aan de hand van C-14 monsters uit de
meter van de grens met Burkina Faso.1 wanden van de gebouwtjes konden deze worden geda-
Op deze tentoonstelling werden voorwerpen getoond, teerd in de derde en tweede eeuw vóór Christus. Het
die werden verzameld uit grotten die toebehoorden aan gevonden materiaal in de grotten zoals beelden, mas-
een oud volk: de Tellem. Dit volk bouwde, vele eeuwen kers, kleding, sieraden, aardewerk, pijlen, bogen, man-
geleden, stenen gebouwtjes in grotten in een rotswand den en neksteunen, bleek echter jonger te zijn en gaf een
waarin zij voedselvoorraden opsloegen en hun doden bij- datering tot in de vijftiende eeuw.
zetten. Waarschijnlijk gebruikten deze mensen, die aan
de voet van de rotswand hun dorpen hadden, bij gevaar Bodemvondsten van pijpfragmenten
de grotten ook als veilig toevluchtsoord. Van 1964 tot Thans wordt het plateau aan de voet van de rotswand en
1974 werden de grotten in de rotswand door een team de vlakte bewoond door het ‘volk van de Dogon’. Toen
onder leiding van professor J. Huizinga onderzocht. In de Dogon in de vijftiende eeuw het gebied van Sanga
binnentrokken, vonden zij slechts restanten van het Tel-
Afb. 1. Ligging van Sanga (zie rode ster). lem volk. De Dogon zijn bekend om hun kleurrijke,
gemaskerde dansen en ceremonies, hun monumentale
architectuur en een complexe levenswijze. Ze wonen in
een vrij onherbergzaam maar prachtig rotsachtig gebied,
dat graag door toeristen bezocht werd. Tegenwoordig
wordt Mali geteisterd door een gruwelijke oorlog, die
zich niets aantrekt van eeuwenoude culturen. Neder-
landse blauwhelmen zijn al jaren in dit verscheurde land
met een langdurende VN-missie. Toen, ten tijde van de
expeditie voor het Tellem-onderzoek, was het nog vre-
dig in Mali en scharrelde de fotograaf van de expeditie

171

178

Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2017

Een Bamiléképijp met drie
ramskoppen uit Kameroen
Ruud Stam

In het PKN-blad 146 is een 33,5 cm hoge rituele
Bamiléképijp afgebeeld met twee krokodillen en aan de
bovenzijde gestileerde nagels van een luipaard.1

Pijpen met dieren daarop of in de vorm van dieren Afb. 1. Voorzijde van de Bamiléké pijp met de drie ramskoppen.
zijn minder algemeen onder de pijpen uit Kameroen. Collectie Ruud Stam, foto Arjan de Haan.
De belangrijkste dieren die op, vooral rituele, pijpen
voorkomen zijn het luipaard, de slang, de olifant en de Helaas is dit nu grotendeels door de sigaret vervangen.
buffel.2 Niet altijd is op deze pijpen het onderscheid In de jaren tachtig van de twintigste eeuw werd al de
tussen een buffel en een ram goed te zien en beide die- meeste in Kameroen verbouwde tabak door de Bas-
ren worden soms verwisseld.3 De buffel en ook de ram tos fabriek opgekocht om er sigaretten van te maken.8
staan in belang op de vierde plaats. Dat op deze pijpen Vooral zelf verbouwde zware tabakken werden in de
dieren worden afgebeeld heeft alles te maken met het pijpen gerookt. Mannen en vrouwen rookten pijp, maar
feit dat dieren een voorname plaats innemen in de Afri- dit moest wel gebeuren in overeenstemming met ie-
kaanse mythologie en gezien worden als intermediair mands maatschappelijke status. De vrouwen rookten al-
tussen de mens en de goden. Dieren worden meestal niet leen kleine pijpen, zogenaamde reispijpen. Zij mochten
als geheel uitgebeeld en vaak zijn dierlijke en menselij- geen pijpen met menselijke of dierlijke voorstellingen
ke lichaamsdelen door elkaar gebruikt. Zo is een pijp roken. Immers de versiering van de pijpen uit Kameroen
waar de hoorns van de ram vastgehouden worden door was aan strikte regels gebonden. De gewone man mocht
menselijke handen een symbool voor macht.4 slechts pijpen met geometrische motieven roken, hoog-
waardigheidsbekleders pijpen met dierfiguren en alleen
De Bamiléké die in het noordwesten van Kameroen le- de allerhoogsten in rang en de leden van de Koninklijke
ven zijn onderverdeeld in dorpen. Aan het hoofd staat familie rookten pijpen met antropomorfe voorstellin-
een soort dorpskoning of chef, Fon genaamd. Bij tal van gen.9 De dieren op de pijpen hielden verband met of een
ceremonies heeft de Fon een aantal rituele voorwerpen familietotem of bijvoorbeeld het lidmaatschap van een
bij zich staan, waaronder pijpen die zijn status onderstre- geheim genootschap.
pen, maar die niet behoren tot de regalia (voorwerpen
die voor wereldse ogen de fundamenten onder de macht Ceremoniële pijpen werden vaak niet gerookt, maar tij-
van de heerser zichtbaar maken).5 Zo symboliseert een dens de ceremonie wel met tabak gestopt. De twee hier
pijp met een buffelkop de fysieke kracht van de Fon en besproken pijpen zijn dan ook niet gerookt. De fabricage
zijn waardigheid als krijgsman. Hij is een Wambo, een van dergelijke pijpen was voorbehouden aan mannen.10
man-buffel, een eretitel die aan hem wordt toegekend.
De Fon omringt zich door belangrijke personen en ge- De pijp met de drie ramskoppen
heime genootschappen met verschillende functies. Een De pijpen met ramskoppen komen in beperkte mate
van deze geheime genootschappen, op het gebied van voor.11 Ter vergelijking met de pijp met de drie rams-
het gewoonterecht, is een belangrijke religieuze, poli- koppen (afbeelding 1-4) is afbeelding 5 opgenomen,
tieke en sociale structuur, die ook de macht van de Fon waar een pijp met één ramskop is afgebeeld. Een pijp
begrenst.6 Niet alleen de Fon, maar ook belangrijke
personen hebben tijdens een ceremonie vaak pijpen bij
zich staan, of roken deze. Pijpen met een ramskop zijn
vaak van leden van de raad voor het gewoonterecht (de
Kouang).7 In Kameroen werd zeer veel pijp gerookt.

179

182

Aanvulling op ‘Miniatuur Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2017
pijpenrekjes van aardewerk
uit de 20e eeuw’ en de Van der Want & Barras, Hollandia/Regina
miniatuurpijpjes van Verwoerd
Ruud Stam Modelnummer 707
Op bladzijde 138 van het jaarboek 2016 is het wandrekje
van Regina met modelnummer 707 afgebeeld. Dit is een
ongeglazuurd biscuit rekje met een datering tussen 1935
en 1940. Thans kan dit aangevuld worden met een in
Delft blauw gedecoreerd exemplaar (afb. 1a-b). Opval-
lend is dat de vorm van de los draaiende wieken anders
is dan bij het eerder afgebeelde rekje. Het modelnummer
is wel hetzelfde. Ook de datering tussen 1935 en 1940
geldt voor dit exemplaar.

Zenith

In het jaarboek 2016 van de PKN is een artikel op- Modelnummer 77
genomen over miniatuur pijpenrekjes. Hierop zijn een Op blz. 138-140, afb. 31a-b wordt een standaardje be-
flink aantal aanvullingen en enkele verbeteringen bin- schreven, dat daar modelnummer 79 gekregen heeft. Dit
nengekomen. Waarvoor veel dank. Per fabriek worden is echter onjuist en is ontstaan doordat de onderzijde
deze hier in dezelfde volgorde behandeld als in het oor- slecht leesbaar was. Dit moet zijn modelnummer 77 (afb.
spronkelijke artikel. Zo nodig wordt naar de bladzijde- 2a-b). De datering van dit standaardje is 1923-1930.
nummers van het artikel uit 2016 verwezen. Alleen die
rekjes die sterk afwijken, of die nieuwe informatie toe- Modelnummer 76
voegen, zijn hier afgebeeld. Zo zijn bijvoorbeeld wand- Een wandrekje met decor Nancy en de schildersinitialen
rekjes in de vorm van een scheepje van de Zenith met J. M. (afb. 4a-b) is te dateren tussen 1923 en 1934.1 Dit
andere dan de al afgebeelde Mesladecors niet afgebeeld. zeldzame wandrekje is een interessante aanvulling op de
De afbeeldingsnummers die verwijzen naar de hier rekjes met geometrische en florale motieven zoals af-
nieuw toegevoegde rekjes staan tussen haakjes. gebeeld op blz. 140-141 van het jaarboek 2016. De ini-
tialen van de schilder zijn van J. Muurling die werkzaam

Afb. 1a-b. Regina wandrekje, modelnummer 707. Collectie en foto Johan Karelse. Afb. 2a-b. Zenith standaardje, modelnummer 77.
Collectie en foto Jos Engelen.

183

192

De pijprokerstoel en een Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2017
zeldzame 19de eeuwse
pijprokerstoel in chinoiserie- maakt van de vroegste pijprokerstoel, daterend uit
stijl de eerste helft van de achttiende eeuw. Deze stoel, in
Ron de Haan Queen Anne stijl, bevindt zich in het Victoria en Albert
Museum in Londen.1 Volgens de objectbeschrijving
van het museum dateert de stoel uit 1725-1735 en is
het geen pijprokerstoel maar een ‘library reading chair’,
een leesstoel, met in de armleuning twee zwenkladen
waarin schrijfgerei kan worden opgeborgen. De met leer
beklede stoel komt vermoedelijk uit het bezit van de
Engelse dichter John Gay (1685-1732).2

Inleiding De vraag is of de stoel inderdaad bedoeld is om
De oorsprong van de pijprokerstoel is onbekend. schrijfgerei in op te bergen. Een dergelijke stoel lijkt
Dit meubelstuk, dat speciaal voor de pijproker is wel geschikt om te lezen en pijp te roken, maar niet om
ontwikkeld, komt in West-Europa, maar vooral in te schrijven. Zijn de zwenkladen wellicht toch bedoeld
Nederland en België voor en is mogelijk afgeleid van om pijpen en tabak in op te bergen en hebben we hier
de katholieke bidstoel. De stoelen die bekend zijn in te maken met een vroege combinatie van een rook- en
musea en collecties zijn te dateren in de tweede helft leesstoel? In dat geval kan de hoge pijprokerstoel, zo-
van de negen-tiende eeuw. Op de pijprokerstoel wordt als wij die kennen en in dit artikel bespreken, mogelijk
achterstevoren en schrijlings gezeten, ofwel aan beide afgeleid zijn van deze Engelse stoel. Opvallend is dat
kanten een been terwijl de armen op de rugsteun leunen. in vrijwel de gehele negentiende eeuw geen rookstoe-
In de meestal met stof beklede rugsteun bevindt zich len van dit model uit Engeland bekend zijn. De Engelse
een scharnierende opbergruimte of lade waarin de pijp rookstoelen uit de latere negentiende eeuw hebben een
en rokers- attributen worden opgeborgen. Het is Georg laag model en zijn massief. Deze veelal met leer beklede
Brongers die in het boek Nicotiana Tabacum melding stoelen hebben onder het zitgedeelte een lade waarin een
kwispedoor kan worden opgeborgen.3 Het bezit van een
pijprokerstoel was in Nederland voorbehouden aan de
hogere klasse. De stoel bevond zich dan in de biblio-

Afb. 1. Een ‘library reading chair. Engeland, 1725-1735. (© Victoria Afb. 2. Kind naast pijprokerstoel (bron: http://www.eliza-
and Albert Museum, London) bethkoning.nl/information.html. 10-08-2017)

193

200

Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2017

Firma C. de Rijk &
Zoon, groothandel in
rokersbenodigdheden te
Amsterdam
Bert van der Lingen

Inleiding Afb. 1. Een van de vroegste advertenties van C. de Rijk & Zoon,
Vanaf 2007 zijn verspreid over een aantal periodieken, 1900. Adresboek van Haarlem, 1900.
artikelen en aanvullingen verschenen over de groothan-
del in rokersbenodigdheden de firma C. de Rijk & Zoon Willem Jacobus (Dirk), die evenals zijn vader kunst-
te Amsterdam, pijpenfabriek ERKA in Alphen aan den schilder was, werd in 1915 aangesteld als directeur van
Rijn, plateelfabriek ERKA in Gouda en zijn voorgan- pijpenfabriek ERKA te Alphen aan den Rijn.8
ger, pijpenfabriek NEERLANDIA. Terloops werd ook
melding gemaakt van aardewerkfabriek ETNA in Haar- De firma C. de Rijk & Zoon (1900-1923)
lem.1 Na verder onderzoek bleek ook dit een pijpenfa- Eind december 1899 richtte Johan Fredrik de Rijk, sa-
briek te zijn geweest. Allen hadden een relatie met Dirk men met Adrianus Johannes Marinus Goote9 uit Haar-
Willem Jacobus (Dirk) de Rijk, kleinzoon van Casper lem, de handelsvennootschap C. de Rijk & Zoon op. In
de Rijk, oprichter en naamgever van de groothandel. In dat jaar had de familie zowel in de Gierstraat 49 als in
de afgelopen jaren zijn nieuwe archiefvondsten en voor- de Lange Veerstraat 23, sigarenmagazijnen onder de
werpen aangetroffen waardoor een beter inzicht is ver- naam Het Anker10 (afb. 1). De vennootschap, die per 1
kregen in de firma De Rijk en hun pijpen- en plateelfa- januari 1900 van start ging, had tot doel ‘het drijven van
brieken. Al met al reden genoeg om de eerder genoemde handel en gros en detail in sigaren, gekorven tabak, pij-
artikelen te herzien, te bundelen en in dit Jaarboek te pen en Wener rookartikelen, alsmede commissiehandel
publiceren. In deze uitgave de geschiedenis van C. de en agenturen’.11 Hiermee werd de start gemaakt met een
Rijk & Zoon vanaf 1891 tot en met de overname in 1954 bedrijf dat later een belangrijk deel van deze markt in
door de firma Elbert Gubbels & Zonen te Roermond. handen zou krijgen.
In onderstaand artikel wordt ingegaan op onder meer de
producten, de gedeponeerde merken, de reclameuitin- De naam van vader Casper werd gebruikt voor de
gen en advertenties, een uniek plateel tegeltableau en nieuwe firmanaam, maar waarschijnlijk heeft hij er
vier glazen reclamepanelen die in opdracht van de firma weinig bemoeienissen mee gehad. Hij was toen 65
zijn gemaakt. In het jaarboek 2018 zal een artikel ver- jaar, zonder beroep en woonde in Heemstede.12 In 1903
schijnen over de pijpen- en plateelfabrieken van de firma vertrok de firma naar de Oudezijds Achterburgwal 142
De Rijk en hun producten. in Amsterdam, in een buurt waar meerdere tabaksfirma’s
waren gevestigd. Twee jaar later verhuisde het bedrijf in
De grondlegger van de firma C. de Rijk & Zoon dezelfde straat naar nummer 76 en in 1908 naar nummer
De grondlegger en naamgever van de latere firma C. de 6813 (afb. 2).
Rijk & Zoon is Casper de Rijk,2 die vanaf 1891 in de ta-
bakshandel werkzaam was. Hij was toen handelsreiziger Gedeponeerde merken R.K. Premier en ERKA, 1912
en tabakswinkelier in de Gierstraat 54 te Haarlem. Zijn Acht jaar na aankomst in Amsterdam werden door het
zoon Johan Fredrik (Johan)3 ging ook in de tabaks- bedrijf twee verzoeken ingediend bij het Bureau voor
branche werken. Zijn andere zoon Dirk Willem (Dirk)4 de Industriële Eigendom in Den Haag om merken te
koos een ander beroep en werd (kunst)schilder en ver- deponeren. Op 21 augustus 1912 werd het handelsmerk
trok in 1895 kort na zijn huwelijk naar Amersfoort.5 R.K. PREMIER (afb. 3a-b) van de firma C. de Rijk &
Diens zoon Dirk Willem Jacobus (Dirk)6 ging wel weer Zoon bij het Bureau voor de Industriële Eigendom in
verder in deze branche. Vanaf 1895 dreef Casper samen Den Haag ingeschreven. Het merk bestaat uit het woord:
met Johan Fredrik een grossierderij in tabak en sigaren
in de Gierstraat 49 te Haarlem.7 Later werd hij mede- 201
eigenaar van de in 1899 opgerichte firma De Rijk. Dirk

220

Snuiftabak, ‘het voedsel der Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2017
neuzen’
gebruik van snuiftabak als geneesmiddel tegen migraine
Louis Bracco Gartner aan het Franse hof. Dit bleek verhelderend te werken
bij Catharina de Medici (1519-1589) (afb. 2).2 Zij was
Op een van de Delftsblauwe tabakspotten in het Tabaks- koningin van Frankrijk van 1547-1559.
historisch Museum Delft staat de tekst ‘neuskost’ (afb.
1), voor de insiders begrijpelijke taal, maar voor de ar- Via het Franse hof werd het snuiven populair in de
geloze museumbezoeker is het een doordenkertje. omringende landen. Het waren de groten aan het Franse
hof van Lodewijk XIV en diens dochters die de mode
Binnen Europa was snuiftabak de eerste vorm van ta- van het snuiven in Noord-Europa introduceerden.3
baksgebruik. In Colombia zijn pijpen gevonden van Vooral in Frankrijk, Engeland, Schotland en Italië nam
rond 2000 voor Christus en we kennen allemaal het ver- het gebruik van snuiftabak daarna een hoge vlucht. In
haal van Columbus die op zijn eerste ontdekkingsreis Engeland waar Charles II, na zijn terugkeer uit bal-
naar Midden-Amerika als eerste Europeaan met de ta- lingschap in 1660, een sterk op Frans voorbeeld ge-
bak in aanraking kwam.1 Jean Nicot (afb. 2), in 1559- ïnspireerde hofhouding instelde, nam het gebruik van
1561 de Franse gezant in Lissabon, introduceerde het snuiftabak voornamelijk in de thuissituatie in de hogere
kringen sterk toe, terwijl in kroegen nog veelal werd
gerookt.4 Ook de grote pestepidemie van 1665 in Enge-
land droeg daar volgens Fairholt aan bij.5 In Schotland
veranderde de situatie na circa 1720 dramatisch en werd
de pijp nagenoeg geheel verdrongen door de snuiftabak,
ook bij de lagere klassen. Dit is in Europa uitzonder-
lijk omdat in andere Europese landen vooral de beter
gesitueerden zich aan de consumptie van de dure snuif-
tabak overgaven.6 In Italië nam het gebruik van snuif-

Afb. 1. Delftsblauwe snuiftabakspot.
Collectie en foto Tabakshistorisch Mu-
seum Delft.

221

230

Esunmglmisharies Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2017

Opmerkelijke vondsten uit de 17de eeuw. Een gedraaide pijp, een
steelfragment van een presentatiepijp en een vroege pijp met
naamstempel / Remarkable finds from the 17th century. A twisted
pipe, a stem fragment of a presentation pipe and an early pipe with a
signature stamp
Bert van der Lingen

At regular intervals remarkable clay pipes are found that differ from the conven-
tional ones in terms of their shape, decoration, production method or function.
Sometimes we do not even know what the function of the objects has been.
This is the case, for example, with the pipes shown here. The first pipe is an early
17th century pipe with a twisted stem and the second is a giant pipe stem with
unknown stamped marks, which was originally part of a presentation pipe. The
third one is a unique early 17th century pipe with a signature stamp on the stem.

Kleipijpen uit Friesland (2) / Clay pipes from Friesland (2)
Ewout Korpershoek

In the PKN Yearbook 2016 the article ‘Clay pipes from Friesland’, presented an
overview of a number of typical and unknown clay pipes from Leeuwarden in the
province of Friesland. This publication resulted in several new and also unknown
clay pipe finds from this area in the northern part of The Netherlands. The newly
discovered pipes are described and presented in this paper. They date from the
17th to the first half of the 18th century. Several decorations are unique and
seem only to appear in Leeuwarden. The paper also includes a stem fragment of
a 17th century presentation pipe.

O Belgen! Wanneer gij Jantje Klaas zijn pijpje ziet rooken. Klei- en
porseleinen pijpen van het Kamp bij Oirschot (gemeente Oirschot),
1832-1834 / O Belgians! When you see Jantje Klaas smoking his pipe.
Clay and porcelain pipes of the Camp at Oirschot (municipality of
Oirschot), 1832-1834
Jos Bazelmans, Michiel Purmer, Jan-Willem de Kort en Antoon Verspaandonk

This study deals with the clay and porcelain smoking pipes from the Camp at
Oirschot, a military camp located east of the village of Oostelbeers in the
province of Brabant. The material is compared with the material that was found
in 2016 during a small-scale excavation in the same area by the Rijksdienst voor
het Cultureel Erfgoed (Cultural Heritage Agency of the Netherlands). Historical
and cartographic sources make it clear that the site of the former Camp at
Oirschot was used by large numbers of troops in the years 1832 to 1834, at the
time of the Belgian Revolt. This paper shows that we can acquire new insights
into the production, distribution and consumption of clay and porcelain pipes for
relatively young (early) modern sites with a military background.

231

English summaries

Tabakspijpen uit een 17de eeuws Vlaams vondstcomplex / Tobacco
pipes from a 17th century Flemish site
Jan van Oostveen

At this time conflict archaeology is a subject of great interest in the Netherlands,
often because this subject is associated with traces from the Second World War,
but conflict archaeology is not limited to this period. Several sites with tobacco
pipes are known that can be associated with conflict archaeology. In this article
the clay pipes from a castle site in Middelburg (Flanders, Belgium) are selected.
Only a few tobacco pipes from excavations in Flanders have been published so
far.

Kleipijpen uit een beerput aan de Groenendaal en uit de voormalige
stadsgracht te Woerden, 1590-1870 / Clay pipes from a cesspit in the
Groenendaal in Woerden and from the former moat
Bert van der Lingen

During 2002-2004 large-scale archaeological research was executed in the city
of Woerden in the province of Utrecht. The excavations focused mainly on the
Roman history of the city. During these excavations a richly filled cesspit from the
late 16th until the later 19th century was found. An unusually large concentration
of early 17th century pipes from Utrecht was found, as well as Gouda pipes from
the 18th and early 19th century. The site of the cesspit might have been used to
house military personnel around 1600, while later in the 17th and 18th centuries
the location was used as a pawnshop. Some of the early pipes were found above
the site of the Roman ship ‘Woerden 7’.

Raijmond Théodore Comhaire een Belgische militair in Zeist, 1918 /
Raijmond Théodore Comhaire a Belgian soldier in Zeist, 1918
Bert van der Lingen

The First World War started with the German invasion of Belgium in August 1914.
In the months after the invasion The Netherlands was flooded by refugees who
came from Belgium to seek refuge on Dutch territory. These military refugees
were accommodated in internment camps. In this paper a handcrafted clay
tobacco pipe is presented. The pipe was made in 1918 by a Belgian soldier in the
internment camp in Zeist and is a self-portrait of Raijmond Théodore Comhaire.
The pipe is handcrafted from coarse red-baked clay of a kind commonly used for
bricks.

232

Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2017

Het ging niet vanzelf. Over ontwerp en innovatie in de Nederlandse
pijpenfabrieken in de 2e helft van de 20e eeuw, met nadruk op de laatste
jaren van de Zenith / It was not easy. About design and innovation
in the Dutch pipe factories in the 2nd half of the 20th century, with
emphasis on the last years of Zenith
Ruud Stam

In the early 20th century, much changed for the major Dutch pipe factories.
Shortly after the First World War, the market for the traditionally moulded pipes
collapsed. Sales fell back dramatically in a few years. The uptake of the cast
pipe was an important change for the big pipe factories although it could not
compensate for the loss of sales of the moulded pipes. From 1920 the first double-
walled cast pipes were manufactured. Perhaps this was the biggest innovation
in the history of the cast pipe. At this time of change several new designs and
decorations were created. A number of these new designs did not reach the
market. Some examples of these from the Goedewaagen, Gouda Tobacco Pipes
and from the Zenith factories are being shown in this paper.

Vrouwelijk naakt van Gambier / Female nudes of Gambier
Arthur van Esveld

Around 1850 Gambier introduced several new models incorporating female
nudes into their design. In most cases these pipes are not depicted in the company
catalogue. The reason for this is unknown, but probably the images were thought
offensive and were less appreciated by the smokers of Gambier pipes. Other
French pipe manufacturers including Cretal Aine et Cie and Gisclon also had
pipes showing nudes. Interestingly, pipe factories located near major seaports
had more erotic pipes in their assortment than other factories. In this paper
some of the pipes with female nudes are highlighted. Of the models described
here, the Cariatide and Flore are the only ones that have been in production for
a long period and they are also depicted in the catalogue. Perhaps because they
were, in contrast to all other nudes, thought to be less offensive.

Carottepijpen van Gambier / Gambier carotte pipes
Arthur van Esveld

In the first half of the 19th century Gambier produced pipes in three different
sizes under the model name ‘carotte’ with the text ‘Tabac de Paris’. These pipes
appear in the 1840 catalogue. Not many pipes survive from this early period. The
name of this model was derived from the signboards outside the ‘debit de tabac’
where tobacco and pipes were sold. Recently a rare ‘carotte’ pipe was discovered
with a naked lady under the stem and bowl and it is this that is described in this
article.

233

English summaries

Parijs, de thuisbasis van Gambier / Paris, home base of Gambier
Arthur van Esveld

This article retells the history of the famous French Gambier factory and sheds
more light on the beginning of the porcelain trade and pipe production. Jean
Philippe Gambier initially started decorating and selling porcelain in Paris.
Although the company was founded in 1780, the production and trade in pipes
started after 1800 on the Rue de L’Arbre Sec. The trade and decoration of porcelain
continued until 1835. In that year the pipe production company in Givet was
taken over by Hasslauer and L. Fiolet, while Charlemagne Beaumont, a member
of the Gambier family, became owner of the pipe depot in Paris. After 1852 the
activities in Paris continued by Déportes Frères and from 1860 by Hourdou &
Cie. In 1852 or 1853 Gambier had taken over the Blanc-Garin company of pipe
makers. Previously it was thought this happened in 1867.

Nieuwe vondsten van pijpen uit de Gebrüder Ziegler catalogus / New
finds of pipes from the Gebrüder Ziegler catalog
Ron de Haan

In PKN Yearbook 2016 a unique company catalogue of the Gebrüder Ziegler from
the German city of Ruhla, was published. Special about this firm was that, during
their long existence, they always followed the trends in smoking. They even
dared to market risky products, such as pipes with an unusual air supply. Many
of the pipes in this catalogue had an air supply where part of the smoke went
through, for example, the mouth or through the nose of the person depicted on
the pipe bowl. As a follow-up to the previous publication there are some new
finds to be mentioned.

Twaalf bladzijden uit een handelscatalogus van de Gebrüder Ziegler uit
circa 1825 / Twelve pages from a trade catalog of the Gebrüder Ziegler
from circa 1825
Ron de Haan

Besides the Gebrüder Ziegler company catalogue that was published earlier in
2016, a new Ziegler trade catalogue was found and is partly published in this
paper. This trade catalogue not only shows Ziegler’s own production but also
pipes that were made by other companies and sold by Ziegler. In this catalogue
a huge variety of models and styles of pipes made from wood, meerschaum and
clay are depicted. In this paper only the pages with clay pipes are shown together
with some examples of these pipes from the author’s collection.

234


Click to View FlipBook Version