The words you are searching are inside this book. To get more targeted content, please make full-text search by clicking here.

De Kleipijp als bodemvondst, jubileumuitgave PKN, 1988 Hoofdstuk Maastricht, J.P.A.M. Engelen

Discover the best professional documents and content resources in AnyFlip Document Base.
Search
Published by Stichting PKN, 2017-05-28 02:27:00

De kleipijp als bodemvondst Maastricht

De Kleipijp als bodemvondst, jubileumuitgave PKN, 1988 Hoofdstuk Maastricht, J.P.A.M. Engelen

Keywords: kleipijpenindustrie Maastricht

o.z .

DEK LEI PIJ PAL S BOD E M V 0 N D ST.
Beknopt overzicht van tien jaar onderzoek naar de belangrijkste pijpenmakerscentra

in de 17e en 18e eeuw.

Onder redaktie van F. Tymstra en J. van der Meulen.

Uitgegeven door de Pijpelogische Kring Nederland.
Correspondentie adres: Utrechtse Jaagpad 115, 2314 AT Leiden.

September 1988.
Oplage: 300 exemplaren.

Deze uitgave kwam tot stand door de belangeloze medewerking van:

- Al-Druk Drukwerk, Weesp
- W. Krook, Diemen

- F.E. Tymstra en J. Tymstra, Zaandam.

M A AST R 1 C H T.

door J .P.A.M. Engelen

MAASTRICHTSE PIJPENINDUSTRIE IN DE 17e EN 18e EEUW.
De eerste vermelding van een Maastrichtse pijpenmaker treffen wij aan in het Gemeente-
archief uit 1693. Het handelt hier om Steven Granbroers (ook wel geschreven Grambroux
of Grandbroers), die op zijn request aan de Magistraat het volgende antwoord krijgt;
Op het Request van Steven Granbroers, Borger en Pijpebacker, verthonende hoe dat Ketting,
Sergeant van den Capitain La Grangier uit het Regiment Stenckelom Sijnen Soon met naeme
Thomas pretendeert aangenomen te hebben voor soldaat, daar hij nochtans noijnt in gecon-
tenteert heeft en oock onder de twee en twintigh jaaren is, versoeckende derhalven uw E.Acht.
b. intercessie bij den Heer Baron en generaal Major Zobel, is goed gevonden deze te stellen
in handen van de Heeren Burgemeester om met den Heer generaal Major vooral te spreecken

(1).

De tweede Maastrichtse pijpenmaker is lid van een beroemd geslacht! Het betreft hier de voor-
ouders van Petrus Regout, de stichter van de glasfabriek in Maastricht in 1834. De overgroot-
vader Carolus Regout, pijpenmaker, vestigde zich in de tweede helft van de 17e eeuw in de
Boschstraat in Maastricht. Diens derde zoon Petrus Carolus huurde in 1734 twee huizen bij
de Boschp.oort voor 72 gulden (18 pattacons) per jaar en vestigde daar een pijpenfabriek. In
1753 hernieuwt hij dit contract en wordt daarin genoemd als "de eersaeme Petrus Regout,
borger en meesterpijpenmaker" (2).
Zijn pijpenfabriek floreerde, wat blijkt uit het volgende: op 1 maart 1742 werden door de
commiezen te Baelen twaalf manden pijpen, die Petrus Regout vervoerde, in beslag genomen.
Daar de pijpen uit Maatricht, volgens de commiezen Hollands gebied, kwamen, vorderden zij
de verschuldigde invoerrechten. En of Regout al beweerde dat Maastricht voor de helft Luiks
was, het hielp hem niet en hij moest betalen. Ook zijn request aan de Maastrichtse Magistraat
om hulp in deze zaak bleef zonder resultaat.
De pijpenmakers van Maastricht hadden na het beleg door de Fransen in 1748 veel moeilijk-
heden doordat naburige gebieden plotseling belasting gingen heffen op ingevoerde pijpen, ter
bescherming van hun eigen fabrikaat. Bij monde van de gebroeders Claessens en van de weduwe
Scheer, richtten de Maastrichtse pijpenmakers, waaronder Regout, op 20 september 1751 een
request aan de Raad om beschermende maatregelen. Dit om het behoud van hun handel en
industrie waarmee meer dan honderd mensen hun brood verdienden. De Raad berichtte dat hij
in deze niets kon doen en verwees de zaak naar de Cornmissarissen-Deciseurs, de vertegenwoor-
digers van de beide souvereinen van Maastricht, de Prins-Bisschop van Luik en de Staten-
Generaal. In 1752 volgde dan ook een adres aan de genoemde commissarissen, die weigerden
belasting te laten heffen op ingevoerde pijpen, maar wel bepaalden, dat binnen de stad geen pij-
pen mochten "geveylt en vervent" worden door vreemden. Slechts de leden van het Crerners-
gilde, waartoe de pijpenmakers behoorden, werden geautoriseerd om pijpen in te voeren en te
verkopen in de stad.
Petrus Carolus tweede zoon, Petrus Henricus, was evenals zijn vader pijpenmaker en dreef daar-
naast handel in porcelijn en aardewerk. Petrus Henricus komt in het register van het Crerners-
ambacht van Maastricht als half gildelid voor in 1763-1764. Dit betekent, dat hij slechts de
helft der rechten te betalen had, omdat zijn vader reeds lid van het gilde was. Het is niet on-
waarschijnlijk dat ongelukkige huwelijksomstandigheden van Petrus Henricus er toe hebben bij-
gedragen, dat hij in 1770 pogingen heeft aangewend om zijn pijpenfabriek naar Luik over te

- 123 -

plaatsen. l lij richtte daartoe een reguest aan de Prins-Bisschop van Luik waarin hij een uitslui-
tend recht vraagt om als exclusief vreemdeling voor de tijd van tien jaren een pijpenfabriek op
te richten in genoemde stad. Dit werd hem toegestaan op 27 juni 1770, zoals het navolgende
stuk aangeeft, doch zijn pijpenfabriek te Luik kwam nooit tot stand.

"Octroi exclusif à tout étranger pour Pierre Regout de Maestricht d 'une fabrique de pipes etc.
Charles comte d'Oultremont, prince-évêque de Liège.

A tous ceux qui ces présentes verront Salut!
Pierre Regout, bourgeois de Notre ville de Maestricht, Nous ayant très humblement remontré
qu 'il. posséderoit I 'art de fabriquer des pipes de toute espèce de même qualité et bonté que celles
qu 'on fabrique en Hollande et que, souhaitant de venir s 'établir dans cette capitale, il voudrait
en même temps y transférer sa fabrique, nous suppliant de daigner le protéger et favoriser de
Notre autorité Principale; à quoi Nous, sur les bons rapports Nous faits du dit Pierre Regout de
la capacité et de l'état actuel de son entreprise, condescendons, d'autant plus volontiers que les
fabriques et manufactures importent essentiellement au bien-être de Notre pays et de Nos fidè-
les sujets, accordons en conséquence au dit Regout l'octroi exclusif qu'il demande-uoire à tout
étranger seulement- de fabriquer dans notre cité, vendre et débiter ses pipes de tout espèce pen-
dant l'espace de dix années. déclarant de le prendre à eet égard lui, sa familie, ses ouvriers et
employés, de même que sa fabrique entière et tout ce qui en dépend, dans Notre singulière
sauvegarde et proteetion. défendons à tous et quelconques de porter le moindre trouble,
obstacle ou empécbement, soit directement soit indirectement, tant à dirte fabrique qu 'aux
entrepreneurs, ouvriers et employés d'icelle, à peine de Notre indignation et d'être traités en
riqueur des lois comme déobéissants à Nos ordres et infracteurs de Notre sauvegarde Principale;
permettant au dit Regout de faire usage de présentes partout oic il conviendra et de placer au
dessus de la porte de la dite fabrique un tableau de Nos armoiries pour la connaissance d 'un
chacun.
"Donné etc. le 27 juin 1770" (3).

Volgens de mening van Fairon, in leven Rijksarchivaris te Luik, stichtten Boussemart en
Lefêvre er ca. 1770 een pijpenfabriek en zullen zij Regout voor zijn geweest. Deze heeft toen
blijkbaar van zijn voornemen afgezien.
In 1774 en 1777 richtten vier Maatrichtse "pijpenfabrikeurs" n.l. J.L. Nierstraes, G. Claessen,
P. Regout en J. Scheer een reguest tot de Magistraat met het verzoek de invoer van pijpen,
behalve uit Holland en Luik, geheel te verbieden of een invoerrecht (impost) daarop te heffen.
Letterlijk wordt in het reguest gezegd: "Hoe dat van oude tijden af een fabryk van pijpen in
deze stad altoos gejZoreert heeft, in zoo verre, dat niet alleen die meesters maar ook zelfs meer
als hondert menschen daardoor een eerlijk bestaan hadden. Welke fabriek hoe wel door een
verbod van t invoeren der pijpaarde uit Brabant na deze stad en het invoeren van uit deze stad
na Brabant veel geleden hadde, konde hetzelfde nog wel staande blijven en menigte van men-
schen hun brood doen hebben". Om deze redenen en wegens de grote invoer van Duitse- of
Keulse pijpen vroegen zij beschermende maatregelen. Vooral laatstgenoemde invoer was zeer
funest voor de Maastrichtse pijpenfabrieken en dreigde velen brodeloos te maken. Het verzoek
werd evenwel niet toegestaan, de Raad nam op 15 december 1777 een zelfde besluit als de
Commissarissen-Deciseurs op 9 september 1752 genomen hadden en als hiervoor besproken is.

- 124-

DE BODEMVONDSTEN IN MAASTRICHT.
Deze kunnen in een tweetal categorieën worden ondergebracht:
1. Pijpen, gevonden in Maastricht, welke gezien decoratie en/of type en de grote hoeveelheden

waarin zij worden aangetroffen sterke verwantschap tonen met de "Maastrichtse" exempla-
ren.
2. Pijpen, gevonden in fail-brand uitvoering en/of ongerookt, die gezien de navolgende "be-
wijslast" praktisch zeker aan Maastrichtse locale productie toegeschreven kunnen worden.

Ad. 1 Tussen de vele honderden pijpen, welke de heer M. ] anssen de afgelopen jaren in Maas-
tricht heeft gevonden, hebben wij diegenen geselecteerd, die qua vorm, decoratie of hiel-
merk duidelijke parallellen vertoonden met de Maastrichtse pijpen. Ook hier zitten diver-
se fail-brand pijpen bij. Het merendeel van de vondsten is gedaan rond het tracee van de
Noorderbrug, waarop wij nog zullen terugkomen, doch uitsluitend aan de grondopper-
vlakte van een vrij groot gebied. Opvallend (de nummers 11-40) is het veelvuldig voor-
komen van de Tudorroos in diverse variaties met als pronkstuk de gedateerde Barokpijp
uit 1633, waarvan de Maastrichtse origine sterk betwijfeld mag worden, Joch die toch is
afgebeeld vanwege zijn unieke combinatie volledig reliëf/datering. Ook het hielmerk, de
gekroonde pijp met DM, komt in tal van variaties voor uit verschillende periodes. Even-
eens good-old Walter Raleigh uit 6 verschillende vormen waarvan 4 zeker van Maastrichtse
origine, gezien hun staat van fail-brand. De pijpen 1 tot en met 10 zijn alle afkomstig
van vondsten, gedaan in de St. Pietersberg en andere grottengangenstelsels door de heer
H. Bochman (4).

Ad. 2 In 1983 werd er door de heren Hoogers en Huveneers een opgraving gedaan aan de Anto-
niusstraat op een braakliggend terrein aan de Noordkant van een ijzerbedrijfje. Ongeveer
10 meter van de weg af werd een stuk grond van 50 x 50 meter onderzocht. De An-
toniusstraat maakt deel uit van het oude Boschstraatkwartier en ligt vlak achter de
Boschstraat waar o.a. Regout zijn bedrijf had. De grond vertoonde een bruin/roodach-
tige tint die duidelijk verwees naar verbrande klei/aardewerkresten en was ongeveer 1,5
meter dik. In deze laag werden, verspreid over het terrein, groen/geel-achtige aardewerk-
scherven met slibversieringen, koperen voorwerpen, knikkers, schelpen, vuurstenen
(t.b.v. geweren), botjes, mosselschelpen en een groot aantal pijpekoppen en pijpestelen
gevonden. Duidelijk afval, gezien de grote aantallen fail-brand en het enorme aantal
pijpen (rond de 3.000) van een pijpenbakkerij . Dat er ter plekke geen pijpenstort van
een lokale pijpenmaker heeft gelegen, maar dat het hier van elders uit de binnenstad aan-
gevoerde grond is geweest, bleek uit het feit dat de 1,5 meter dikke laag duidelijk van
structuur verschilde met de daaronder liggende grond en als ophoging van het terrein was
gebruikt. Het betreft hier vermoedelijk gestorte grond, vrijgekomen ter egalisering bij
het slechten van de Maastrichtse vestingwerken en bebouwing die daarmee samenhing
(o.a. in het Boschstraatkwartier) rond het derde kwart van de 1ge eeuw.
Wanneer wij de conclusie vasthouden dat dit lokale productie betreft, moet het echter
gezien de verscheidenheid van typen, afwerking, decoratie, hielmerken en datering
afvalstorten van meerdere pijpenmakers geweest zijn (van de 1317 pijpen van de heer
Hoogers waren er 225 fail-brand en 639 ongerookt). De datering loopt van 1650 tot
rond 1740, een periode waarin o.a. zowel Granbroers als de twee leden van de familie
Regout als pijpenmaker werkzaam zijn geweest. Doch een bewijsbare relatie van gevon-
den pijpen met hun makers valt er niet te leggen. Zelfs niet dat de pijpen met hielmerk,
de gekroonde pijp met de initialen SG afkomstig zijn van Steven Granbroers. Nader ar-

- 125 -

chicfonderzoek brengt hierin misschien meer duidelijkheid (nummers 52-96). Opvallend,
doch niet meer dan dat, is verder dat een aantal merken, zoals f1eur-de-lis (53-54),
klimmende leeuw (64-99) en de Maastrichtse ster (97), waarmee de Regouts later hun
producten vanaf 1834 merkten, voorkomen als zijreliëf, steelversiering of onderdeel van
een hielmerk. Tussen de 225 fail-brand pijpen komen ook diverse niet afgebeelde rood-
bakkende exemplaren voor. Walter Raleigh is rijk vertegenwoordigd in 10 verschillende
uitvoeringen, waarvan de nummers 112, 113 en 115 wel zeer opvallend zijn.
Op de Westelijke Maasoever werden door de heer Hoogers rond de pijlers van de onlangs
gereedgekomen Noorderbrug op een drietal plaatsen in gestorte grond nogmaals aanzien-
lijke hoeveelheden fail-brand en ongerookte pijpen gevonden.

Traccc Noorderbrug Gebruikt. Ongebruikt. Fehl-brand. Totaal.
Pijler I Noorderbrug 12 1 11 24
Pijler Il Noorderbrug 14 1 15
22 55 13 90

Anroniusstraat 453 639 225 1317

De pijlers van de Noorderbrug lagen binnen ten dele geslechte muren van de oude vestingwer-
ken. Opnieuw hier rood/bruine grond met aardewerkscherven, visresten, koperen voorwerpen
e.d. Bij pijler 11 werden opvallend veel fail-brand en ongebruikte pijpen gevonden met de 3, 4
en 5-bladige Tudorroos. Uit de collectie van de heer Huveneers hebben wij die fail-brand pij-
pen gelicht die o.i. karakteristiek zijn voor de Maastrichtse productie, doch zeker niet uitput-
tend (25 specimina van de circa 1500 pijpen!). Deze serie (nummers 41-65) zijn op de bijlage
volledig met hun karakteristieken opgetekend. Vooral de steelversieringen verdienen hier aan-
dacht. Rijke fleurale decoraties als ook f1eur-de-lis, zowel ingestempeld als opgelegd, komen
veelvuldig voor (zie vooral nr. 50).

Beschrijving van de afbeeldingen (datering ong. 1650 tot ong. 1740).

afb. 1 t/m 16 Ongemerkte pijpen van diverse vormen. Veelal van groffe makelij. De ver-
schillende typen hebben als gemeenschappelijk kenmerk een langwerpige
afb. 17 t/m 22 ketel met flauwe bolling. De pijp op afb. 3 komt ook voor met een kleine
franse lelie in het midden van de linker- en rechterzijde van de ketel.
afb. 23, 24 Pijpen met het merk DM en de liggende pijp. De pijp is naar links gericht
afb. 25,26 (afb. 18, 19,20) of naar rechts (afb. 17,21,22). De ketel en steel zijn ge-
afb. 27 glaasd. Soms een bandversiering om de steel (afb. 22).
afb. 28 Merk RM, geglaasde ketel en steel.
afb. 29 Merk IB, geglaasde ketel en steel.
afb. 30 Merk SG met liggende pijp.
Dierfiguur met eronder diverse tekens. Vaag merk.
afb. 31 Merk WB, geglaasde ketel en steel.
afb. 32 Merk de molen in een cirkel. Maastrichts? De pijpekop heeft wel baksporen
afb. 33 van versintering.
afb. 34 t/m 51 Merk SG met liggende pijp.
Steelfragment met franse lelie in hoogreliëf.
Steelfragment met franse lelie in diepreliëf. Groffe uitvoering.
Diverse roosmotieven. met of zonder kelkbladeren. Bijzonder zijn de uit-

- 126 -

afb. 53 t/m 57 voeringen op afb. 36, 37, 43,49, 50. Afb. 44 heeft een bandstempel rond
de steel.
afb. 58 Ongeglaasde, ongemerkte pijpen met bandversiering op de steel. Meestal
afb. 59 was de pijp van meerdere banden voorzien.
afb. 60 Leeuw met sabel en pijlenbundel in reliëf.
afb. 61 Reliëfversiering. een ruiter te paard.
afb. 62 Cupido in reliëf.
afb. 63 Vogel in een boom, in reliëf.
Pijp met bloemmotief, de decoratie zet zich voort op de steel.
afb. 64 Twee portretten in parelrand. Reconstructie van 2 fragmenten uit dezelfde
afb. 65 t/m 67 vorm.
afb. 68 Ketelfragment met vrouwenfiguur in reliëf. Merk IS.
Steelfragmenten met bloemdecoratie.
afb. 69 t/m 74 Op de ketel een roosmotief in sterretjes, de steel is versierd met een bloem-
decaratie in hoogreliëf.
afb. 75 Ongemerkte pijpen met bloemdecoraties in hoogreliëf op de steel. Groffe
gravering in de pijpenmal.
afb. 76 t/m 87 Volledig gedecoreerde barokpijp met jaartal 1633. Hielmerk de 5-bladige
roos. Waarschijnlijk geen Maastrichtse produktie.
afb. 88 Opvallend veel verschillende typen van J onas/Walter Raleighpijpen. Door
afb. 89 verkeerd bakken soms zwart of grijs van kleur. Soms is de gravering flauw
aangebracht (afb. 77, 78, 79), soms ook sterk (afb. 82). De pijp op afb. 85
afb. 90 is waarschijnlijk 18e eeuws.
Pijpekop van vreemd model, bedekt met geel/groen gesinterd glazuur.
Ongeglaasde pijp met gekrulde steel. Krulstelen zijn meerdere keren gevon-
den.
Pijp in vogelfiguur, de ketelopening is gebotterd en gerookt. Aan de achter-
zijde onder de staart is nog een stukje steel zichtbaar. Waarschijnlijk is de
figuur om een bestaand model pijp geboetseerd. De vogel stond op een rond
voetje. Zeldzame vondst.

BRONNEN.
1. Gemeente-archief Maastricht. Requestboek 1686-1698, (Oud-archief).
2.125-100 Jaar Sphinx-Ceramique. Maastricht 1959.

Monografie Petrus Regout 1801-1878. Dr. A.J .Fr. Maenen.
3. De Maasgouw nr. 50, 1930.
4. S.O.K.-mededelingen 1984-1985. Natuurhistorisch Genootschap Limburg.

ILLUSTRATIES.
- ].P. Brinkerink
- J .P.A.M. Engelen.

COLLECTIES.
- J .P.A.M. Engelen
- H.A.M. Huveneers
- P. Hoogers
- M. Janssen.

- 127 -

23 4

5 6 78
9 10 11 12

13 14 15 16

\

- 128 -

1

/~.,

17 18 19

~ 21
~

20

® 26
25

~ ~ (I )
29
27 28 \
30 ~~':+
~
32
31


33

- 129 -

34 35 36 37

42 43 44

45 46 47 48
49 50 52
..\__

••••

51

- 130-

53 54
57

62 63a 63b 64
-131- -

74 75
- 132 -

- 133 -

86 87
88

90c 90d
- 134 -


Click to View FlipBook Version