1 Jaarboek PKN, Stichting voor Onderzoek Historische Tabakspijpen 2022 PKN Stichting voor onderzoek historische tabakspijpen Jaarboek 2022 Redactie: Bert van der Lingen Ewout Korpershoek
3 Jaarboek PKN, Stichting voor Onderzoek Historische Tabakspijpen 2022 Jaarboek PKN Stichting voor Onderzoek Historische Tabakspijpen 2022 Redactie: Bert van der Lingen en Ewout Korpershoek PKN, Stichting voor Onderzoek Historische Tabakspijpen, Leiden
5 Jaarboek PKN, Stichting voor Onderzoek Historische Tabakspijpen 2022 Inhoud 7 9 25 43 47 51 61 75 81 99 111 121 127 141 157 163 Voorwoord Afwijkende exportpijpen uit Gouda: Het spoortype en de bolvormige Yorkshire pijp Bert van der Lingen Niet Leiden in last, maar lastig Leids. Inventarisatie van Leidse merken Ruud Stam en Hans van der Meulen Een los clichéblokje voor een wisselcliché voor het drukken van velletjes met het merk AVB Ruud Stam Gereedschappen voor het maken van miniatuurpijpjes Ruud Stam Leeuw in het ‘Hessische Schip’ in plaats van in de Hollandse Tuin Sabrina Liebetrau Een van de laatste pijpenmakers van Hilgert met bijzondere mallen en nesteieren Arthur van Esveld en Ruud Stam Een bijzondere reclamepijp en tabakspotten uit het Westerwald voor de firma Oldenkott Ruud Stam Porseleinen cache-pots van Gambier en de productie van keramiek onder Gaston Briffe Arthur van Esveld Franse ‘carottes’ en grote metalen pijpen als winkelreclame Ewout Korpershoek Twee opvallende Engelse presentatiepijpen Ewout Korpershoek De laatste pijpenmaker van Nimy (België) Ewout Korpershoek en Ruud Stam Bijzondere decoraties op Ottomaanse kleipijpen Arjan de Haan De techniek van de productie en de decoratie van de gegoten pijp Ruud Stam en Kees Moerings Innovatie rond de mallen voor gegoten pijpen van Gouda Tobacco Pipes Ruud Stam De Tattoo pijp. Innovatie en ontwikkeling van een totaalconcept Ruud Stam
7 Jaarboek PKN, Stichting voor Onderzoek Historische Tabakspijpen 2022 Met enige trots presenteren wij het tiende, fraai geïllustreerde, Jaarboek PKN, Stichting voor Onderzoek Historische Tabakspijpen 2022. Deze bijzondere mijlpaal hadden we niet kunnen bereiken zonder de tomeloze passie en inzet van de auteurs en van de vele enthousiaste verzamelaars, onderzoekers, archeologische diensten, archieven en musea, die hun vondsten, beeldmateriaal en kennis belangeloos met ons deelden. Evenals voorgaande jaren worden de meest uiteenlopende aspecten van de geschiedenis van de tabakspijp besproken. Het tiende jaarboek staat wat meer in het teken van techniek, innovatie en design, maar er is ook volop aandacht voor bodemvondsten en de historie van de kleipijp in Nederland, Duitsland, Frankrijk, België, het Ottomaanse gebied en aardewerk en tabacologische voorwerpen. De archeologische vondsten worden besproken in een artikel over afwijkende exportpijpen naar Engels voorbeeld voor de Scandinavische markt en in lastig Leids, een vernieuwde inventarisatie van Leidse merken van pijpenmakers. In de Leeuw in het ‘Hessische Schip’ worden pijpen uit het Hessische productiecentrum Großalmerode besproken, met een merk dat sterk lijkt op het bekende Goudse merk de Leeuw in de Hollandse tuin. Wat betreft techniek, innovatie en design is er een bijzonder clichéblokje voor een wisselcliché dat gebruikt werd om verpakkingsstroken te bedrukken en uniek gereedschap voor met maken van miniatuurpijpjes zoals een miniatuur persvorm en schroef. Meer recent is de techniek en de productie van de gietpijp en de innovatie van de mallen voor gietpijpen van Gouda Tobacco Pipes, die op een aantal punten anders verliep dan bij eerdere bedrijven. Verder wordt ingegaan op de in de jaren tachtig van de 20e eeuw verschenen Tattoo pijp, een treffend voorbeeld van niet alleen innovatie maar ook ontwikkeling van een totaalconcept voor roken en lifestyle en dat aansloot bij het gevoel van jongeren in die tijd. Twee afwijkende versieringstechnieken werden in de 19e eeuw toegepast op Ottomaanse tabakspijpen in Egypte. Een groep bijzondere tsjiboeks met deze zeldzame decoraties worden hier voor het eerst besproken. Uit de werkplaats van Erwin Günther, een van de laatste pijpenmakers van Hilgert in Duitsland komen twee persvormen met de naam Gambier. In dit artikel wordt ingegaan op zijn pijpenmakerij, de persvormen en de productie van nesteieren. Verder uit Duitsland een reclamepijp en tabakspotten voor de firma Oldenkott. De bekende pijpenfabrikant Gambier uit Frankrijk is voornamelijk bekend om zijn tabakspijpen maar heeft ook gebruiks- en siergoed gedecoreerd en verkocht, waaronder bijzondere porseleinen cache-pots. In dit artikel wordt ook de productie van keramiek onder Gaston Briffe bij deze firma behandelt. Op tabacologisch gebied is er een artikel over metalen karotten en grote metalen pijpen die in Frankrijk aan de gevels van tabakswinkels hingen en uit Engeland komen twee opvallende presentatiepijpen, waaronder een Prattware pijp en een unieke pijp met een decoratie van transfers met bijbehorende rijmpjes. De laatste pijpenmaker van Nimy (België) is een vertaling van een Franstalig artikel over M. Fernand Croquet, aangevuld met informatie uit de literatuur. Wij wensen u in dit jubileumjaar veel lees- en kijkplezier toe. Op naar de volgende tien jaar! Bert van der Lingen Ewout Korpershoek Voorwoord
9 Jaarboek PKN, Stichting voor Onderzoek Historische Tabakspijpen 2022 Afwijkende exportpijpen uit Gouda: Het spoortype en de bolvormige Yorkshire pijp Bert van der Lingen Odd export pipes from Gouda: The spur form and the Yorkshire bulbous In the eighteenth century, Gouda pipe makers marketed various odd pipe forms that were made for export to Scandinavia and Northern Germany. They sold these pipes in addition to their standard products with well-known traditional forms. This article shows two examples of Gouda pipe forms of English origin: the English spur form and the Yorkshire bulbous. Most likely, they have been made especially for export to these countries. Although the ‘Yorkshire bulbous’ pipes that were made in workshops in Gouda differ from the original pipes, only a few of them have been recognized in the past. Most likely, the production of these pipes lasted not more than five or ten years. The pipes that were influenced by the English spur pipes developed into a slenderer form that was also predominantly made for export. Inleiding In de achttiende eeuw brachten Goudse pijpenmakers diverse afwijkende pijpmodellen op de markt die speciaal voor de export naar Scandinavië en Noord-Duitsland werden gemaakt en die zij, naast de bekende standaardmodellen, verkochten als aanvulling op hun assortiment. Veelal ging het om pijpmodellen die in Duitsland en Scandinavië al populariteit genoten en daar al werden vervaardigd of geïmporteerd. In dit artikel worden twee voorbeelden gegeven van pijpen met een Engelse oorsprong, die naar deze landen werden geëxporteerd, maar uiteindelijk ook door Goudse pijpenmakers werden nagemaakt voor exportdoeleinden: het Engelse slurfvormige spoormodel en de ‘Yorkshire bulbous’. Het laatste pijpmodel was nog niet eerder als Gouds product beschreven en mogelijk zijn deze pijpen ook in de importerende landen door onderzoekers niet altijd als zodanig herkend. In Zweden worden wel slurfvormige Engelse pijpen gevonden, maar de in Nederland vervaardigde modellen zijn, met uitzondering van die in afbeelding 10, niet bekend uit Zweedse archeologische rapporten. Het spoortype, 1690-1725 Een weinig voorkomend ‘Gouds’ pijpmodel, dat vanaf ongeveer 1690 voornamelijk naar Scandinavië en het Noorden van Duitsland werd geëxporteerd, heeft een gedrongen slurfvormig model met een kleine spoor in plaats van een hiel. De pijp heeft een dikke steel en scherf en het merk is aan de steelzijde op de ketel gestempeld. De hoogte van de ketel varieert bij deze modellen tussen Afb. 1. Slurfvormig spoortype met filtradering, gepolijst. Engeland, 1660-1690. Vindplaats Denemarken, Kopenhagen. Foto auteur, collectie C. Crans. Afb. 2. Slurfvormig spoortype met filtradering, gepolijst. Ketelmerk HN. Hoogte 4,4 cm. Duitsland, 1690-1720. Vindplaats Denemarken, Kopenhagen. Foto auteur (niet op schaal), Collectie D. Higgins (26214.1).
25 Jaarboek PKN, Stichting voor Onderzoek Historische Tabakspijpen 2022 Niet Leiden in last, maar lastig Leids. Inventarisatie van Leidse merken Ruud Stam en Hans van der Meulen Inventory of marks on 17th-century pipes made in Leiden. The knowledge of marks on pipes from Leiden is limited, despite several publications that have appeared since 1978. There are many unknown marks recorded in this article. They are based on the inventory of several collections. Due to the typical form of pipes from Leiden and the locations where these pipes were found, marks are attributed to Leiden as the production centre. However, only a few could be attributed to pipe makers that we know from archival records. The inventory presented here is not complete. The provenance is uncertain of some of the marks mentioned here (afb. 137-144). The number of marks and the variations of the HB mark are remarkable and are not known from other pipe production centres. Further research will give us more insight into the pipe marks used in Leiden. Over de Leidse pijpennijverheid zijn een aantal publicaties verschenen. Opvallend is dat toch over de merken op Leidse pijpen nog veel onbekend is. Ook al is het ook nu nog niet mogelijk om een totaal overzicht te bieden, worden in dit artikel een groot aantal merken gepubliceerd, die nog niet eerder in publicaties aan Leidse pijpenmakers zijn toegeschreven. Veel van deze merken kunnen echter niet aan een bepaalde pijpenmaker worden gekoppeld, maar zijn, gelet op de vorm van de pijp duidelijk merken op Leidse pijpen. De eerste vermelding van een pijpenmaker die uit het archief bekend is Nicholas Claverly die vermoedelijk in 1612 begonnen is als pijpenmaker.1 Dit wil echter niet zeggen dat hij de eerste was die als pijpenmaker in Leiden actief was. Een uitzonderlijk groepje pijpen dat in de binnenstad van Leiden gevonden is, en rond 1610-15 te dateren is, laat zien dat in Leiden al vroeg naast groffe pijpen ook fijne pijpen werden gerookt (afb. 1). Het valt niet te zeggen of deze pijpen in Leiden geproduceerd zijn, maar onwaarschijnlijk is dit niet. Wat opvalt is dat geen van deze pijpen gemerkt is. Hielmerken komen, zoals tijdens dit onderzoek is gebleken, op Leidse pijpen vooral pas vanaf 1625-30 voor. Leiden was in de 17e eeuw een bloeiende stad. Het was Afb. 1. Pijpen gevonden in Leiden uit de periode rond 1610-15. Deze pijpen zijn gebotterd en er is een radering rond de bovenrand van de ketel aangebracht. De middelste pijp is zorgvuldig geglaasd. Hoogtes van de koppen respectievelijk 2,9, 2,4 en 2,4 cm. Collectie Ruud Stam, foto Ewout Korpershoek.
43 Jaarboek PKN, Stichting voor Onderzoek Historische Tabakspijpen 2022 Een los clichéblokje voor een wisselcliché voor het drukken van velletjes met het merk AVB Ruud Stam An exchangeable central part of a plate for the printing of packing papers with the mark AVB When, in 1855, pipe makers from Gouda were allowed to have more than two marks, it was cost effective for a pipe maker to use the same plate for the printing of the papers used in packing the pipes. This plate would have an exchangeable central part that depicted the mark that was in use. These papers were put on top of the pipes packed in a basket or other containers for transport. Pieter Jacobus van der Want Azn. had the following marks: The crowned 56, the crowned M, AVB, LB, the crowned 30 and ABC. In this article the use of an exchangeable mark is discussed and the central part with the mark AVB is depicted. Toen in 1855 door de Vereniging van Pijpenfabrikanten het de pijpenmakers werd toegestaan om meerdere merken in bezit te hebben was het voor een pijpenmaker voordelig om een drukblok voor het bedrukken van de velletjes (verpakkingsmerken) te gebruiken, waarvan het merk gewisseld kon worden. Het vroegst bekende wisselcliché is van de firma Pieter Jacobus van der Want Azn. In dat drukblok zat een uitsparing waarin het clichéblokje kon worden aangebracht.1 Pieter Jacobus van der Want Azn. had de volgende merken in bezit: 56 gekroond, M gekroond, AVB, LB ongekroond, 30 gekroond en ABC. Helbers en Goedewaagen geven aan dat voor de merken M gekroond, ABC, 30 gekroond en AVB hetzelfde wisselcliché werd gebruikt.2 Duco geeft aan dat het wisselcliché ook voor het merk LB ongekroond werd gebruikt. Het merk 56 gekroond dat door Pieter Jacobus van der Want eerst van Teunis van der Ben werd gehuurd en pas van 1840-1849 bij Pieter Jacobus van der Want in eigendom was, had een ander vignet.3 In 1885 nam Otto Adrianus van der Want P. Jzn. het bedrijf van zijn vader over.4 Hij voerde de merken M gekroond, AVB, LB ongekroond, de Melkmeid en BS gekroond. Voor deze merken werd door hem, met uitzondering van de Melkmeid en BS gekroond, hetzelfde wisselcliché gebruikt. BS gekroond heeft Otto van der Want overgenomen van de Firma Jan Prince & Co, na de beëindiging van deze firma in 1898. Een afdruk van het cliché uit de tijd dat dit merk nog in bezit was van Afb. 1a-b. Het clichéblokje. Lengte 3 cm. Collectie auteur, foto’s Ewout Korpershoek.
47 Jaarboek PKN, Stichting voor Onderzoek Historische Tabakspijpen 2022 Gereedschappen voor het maken van miniatuurpijpjes Ruud Stam Tools for the production of miniature pipes Miniature pipes were mainly made for souvenir miniature pipe racks. For the production of these pipes, pipe makers used a small press and special tools. The small pipes were baked in a small pot. The tools and the mould, depicted in this article, were in use in the Zenith factory in the first half of the 20th century. Uit de nalatenschap van de Zenith is, met dank aan Adriaan van der Want, recent een kleine, op een plank die op klossen staat, gemonteerde schroef met een malletje en gereedschapjes tevoorschijn gekomen voor het maken van miniatuurpijpjes (afb. 1-2). Ook een kleine pijpenpot voor het bakken van deze pijpjes was bij dit materiaal aanwezig (afb. 5). Al deze voorwerpen horen oorspronkelijk bij elkaar en zijn te dateren in de eerste helft van de 20e eeuw. De schroef is deels van hout en deels van ijzer. De houten plank waarop deze gemonteerd is, kan op een tafel of werkbank worden vastgezet. Daarvoor zijn aan twee kanten inkepingen in het hout van de plank aangebracht (afb. 2). Aan één zijde is nog een schuin geboord gat aanwezig. Waarvoor dat diende is niet duidelijk, maar had vermoedelijk ook een functie bij het vastzetten aan een tafel of werkbank. Ook zou dit gat een functie als opbergplek voor het stoppertje gehad kunnen hebben. Afb. 1. De schroef met het malletje, een bijbehorend schenkertje en een stoppertje voor miniatuurpijpjes. Afmetingen: lengte 22 cm, breedte 21,1 cm en hoogte 7,5 cm.
51 Jaarboek PKN, Stichting voor Onderzoek Historische Tabakspijpen 2022 Leeuw in het ‘Hessische Schip’ in plaats van in de Hollandse Tuin Sabrina Liebetrau1 (vertaling Ruud Stam) The Lion in the ‘Hessian Ship’ instead of the Dutch Garden The Lion in the Dutch Garden is a well-known Dutch mark. As early as 1686 Landgrave Carl (Charles I of HesseKassel) introduced the use of the Hessian lion as a mark for pipes. Pipe makers in Großalmerode used this mark on most pipes, but not exclusively. These pipe makers adapted the lion-mark to the situation in Hesse as they placed the lion on a boat instead of the Dutch Garden. The form of the boat is comparable with the ships used on the river Werra at that time. The use of the boat for the mark is a clear reference to the importance of the Werra for transport and export of products from that region. Rare archaeological finds document the spread of these pipes along the Werra up to Hamburg. De ‘Leeuw in de Hollandse Tuin’ is, voor iedereen die zich met kleipijpen bezighoudt, als hielmerk bekend. Ook is bekend dat dit merk zowel in Nederland als ook daarbuiten is nagemaakt. In de meeste gevallen zijn deze vervalsingen min of meer goed gemaakte kopieën van het origineel, maar in het productiecentrum Großalmerode werden de pijpenmakers creatief en pasten zij de heraldische leeuw aan de Hessische situatie aan. Introductie De zogenaamde ‘Hessische leeuw’ – gebaseerd op de ‘Thüringer leeuw’ – is al in de middeleeuwen het Hessische heraldische dier geworden.2 In het wapen van het graafschap Hessen-Kassel vormt het ‘t hart van het schild (afb. 1). Het was dus niet meer dan logisch in het mercantilistische gedachtengoed dat al in 1686 landgraaf Carl (1654-1730) deze leeuw invoerde als merk voor kleipijpen. Alle kleipijpen die in de residentiestad Kassel werden gemaakt, moesten met leeuwen worden gemerkt; de invoer van andere pijpen was verboden.3 In het Hessische productiecentrum Großalmerode (afb. 2), waar al in de jaren 1670 met de pijpenproductie is begonnen en dat in de 19e eeuw beroemd werd om zijn presidentiële pijpen, lijkt de Hessische leeuw als merk zelden alleen te zijn gebruikt. Leeuw-merken vormden echter wel de meerderheid van de merken. Verder hadden pijpen met een hiel vanaf de tweede helft van de 18e eeuw meestal een imitatie van het Goudse wapen als bijmerk, waarbij – net als in het Westerwald – de sterren vervangen werden door stippen of noppen (afb. 3 en 6). De kleipijpen, die vermoedelijk in Kassel in de late 17e eeuw geproduceerd werden en wijdverspreid voorkomen in het huidige noorden van Hessen, dragen leeuwen als merken, die sterk lijken op de in die tijd gebruikelijke leeuwen op de heraldische voorstelling met twee staarten. Daarentegen laten de 18e-eeuwse exemplaren die in Großalmerode werden geproduceerd parallellen zien met een beroemd Gouds merk: de ‘Leeuw in de Hollandse Tuin’. Dit merk werd echter niet precies gekopieerd, maar iets meer ‘Hessisch’ gemaakt, door de gekroonde leeuw in een schip te plaatsen in plaats van in een tuin. Afb. 1. Het wapen van het graafschap Hessen-Kassel op het invalidenhuis in Bad Karlshafen, gebouwd tussen 1704 en 1710. Foto Sabrina Liebetrau.
61 Jaarboek PKN, Stichting voor Onderzoek Historische Tabakspijpen 2022 Een van de laatste pijpenmakers van Hilgert met bijzondere mallen en nesteieren Arthur van Esveld en Ruud Stam One of the last pipe makers from Hilgert with special moulds and the production of nest eggs Erwin Günther, who worked from 1945 to 1995, was one of the last pipe makers from Hilgert (Westerwald). In his legacy two moulds were found, that at first glance seemed to be Gambier moulds, but proved to be moulds imitated in the Westerwald. Later, when pipe production nearly stopped due to the change in smoking habits, he mainly produced nest eggs and shooting gallery utensils. For this production he used handcrafted machines and special moulds. In dit artikel wordt beschreven wat bekend is over de pijpenmakerij van Erwin Günther in Hilgert in het Westerwald. Na een inleiding wordt ingegaan op twee persvormen waarin de naam Gambier gegraveerd staat. Daarna wordt zijn latere productie van nesteieren besproken. Erwin Günther werd in 1908 geboren. Hij was als pijpenmaker werkzaam van 1945 tot 1995. (afb. 1) Overdag werkte hij in een pottenbakkerij aan de draaischijf voor de vervaardiging van steengoed. Onder leiding van zijn vrouw produceerden verschillende vrouwen bij hem thuis de eigen producten van zijn pijpenmakerij. Het moeilijke en zware werk, zoals het stoken van de oven deed Günther in de avonduren en in het weekend. In de jaren zestig stopten veel pijpenmakers in het Westerwald doordat zij vaak geen opvolger hadden en zelf te oud werden. Hierdoor ontstond er bij de overgebleven bedrijven meer vraag en verbeterde de situatie voor de pijpenmakerijen die overbleven in relatieve zin. Toen Günther in 1963 gepensioneerd werd besloot hij voltijds nesteieren en artikelen voor schiettenten te gaan produceren. Daarvoor bouwde hij tegen zijn oven een werkplaats met twee werkruimtes.1 De laatste nesteieren voor kippen en eieren voor duiven verzond Günther in 1995 op zevenentachtigjarige leeftijd. De oven en de werkplaats zijn nog steeds aanwezig in de Hauptstraße In Hilgert. Het is op de hele wereld één van de twee ovens van dit type dat nog bewaard gebleven is.2 Aanvankelijk bestond het assortiment van Günther uit meer dan alleen maar schiettentfiguren en schiettentstaafjes en nesteieren. Hij produceerde daarnaast ook rookpijpen, koekoeksfluitjes, kinderspeelgoed en pijpjes voor weckmänner. In zijn werkzame periode werd het assortiment dat hij in productie had langzamerhand kleiner. Vooral de rookpijpen werden al vrij snel steeds minder belangrijk en op het eind produceerde hij voornamelijk nog schiettentstaafjes en nesteieren. Op afbeelding 3 is Erwin Günther aan het werk om staafjes voor schiettenten te maken. In de nalatenschap van Günther zijn drie kleine opschrijfboekjes gevonden. Het eerste bevat aantekeninAfb. 1. De pijpenmaker Erwin Günther in april 1990 in Hilgert. Foto Ruud Stam.
75 Jaarboek PKN, Stichting voor Onderzoek Historische Tabakspijpen 2022 Een bijzondere reclamepijp en tabakspotten uit het Westerwald voor de firma Oldenkott Ruud Stam A special advertising pipe and tobacco jars from the Westerwald for the Oldenkott firm The Oldenkott Tobacco firm started in 1740 in Weesp. After World War II it was one of the most important tobacco firms in Germany. The Kiepenkerl mark was an international well-known mark of Oldenkott. Grobschnitt was one of the blends of this mark. A Kiepenkerl was a pedlar coming from Germany with a huge basket on his back. In the 18th and 19th century he sold different products in the countryside. The pipe described in this article was an advertising pipe. Tobacco jars made in the Westerwald with the same design were meant for advertising as well. Kiepenkerle In de Gouden Eeuw trok de Nederlandse welvaart veel mensen naar Nederland om hier te komen werken. Sommigen bleven hier voorgoed en anderen waren seizoenarbeiders, zoals de Hannekemaaiers, die in de landbouw werkzaam waren. Al snel bleek hen dat Nederlanders geïnteresseerd waren in Duitse koopwaar. Sommige Duitse seizoenarbeiders begonnen, om wat extra geld te verdienen, deze waren mee te nemen in op de rug gedragen manden. Een deel van deze marskramers (Kiepenkerle) bleef in de Nederlanden en enkelen van hen stonden aan de basis van latere grote firma’s in ons land zoals C & A. Maar niet alleen in ons land, maar ook in Duitsland in het gebied tussen het Sauerland en Hamburg waren veel Kiepenkerle onderweg (afb. 1 en 4). Zij brachten levensmiddelen naar de steden en namen naar het platteland andere waar en berichten mee. Kiepenkerle heten zo omdat zij hun waren vervoerden in een grote mand op hun rug, een ‘Kiepe’ (afb. 2). Deze manden konden wel veertig kilo of meer aan waren bevatten. Ook vanuit het WesAfb. 1. Rustende marskramer met aardewerk. Pieter van Loon, 1862. Randschrift: ‘Gute Kaufmannswaren sind nicht leicht’. Rijksmuseum Amsterdam RP-T-1994- 103.
81 Jaarboek PKN, Stichting voor Onderzoek Historische Tabakspijpen 2022 Porseleinen cache-pots van Gambier en de productie van keramiek onder Gaston Briffe Arthur van Esveld Porcelain cache pots from Gambier and ceramic production under Gaston Briffe Gambier from Givet is mainly known for the wide variety of figural pipes, but the company was also involved in the decoration and sale of porcelain such as finely painted flowerpots (cache pots). Pipe production became the main activity after 1830, with production growing annually. The purchase of the Blanc-Garin & Guyot pipe factory in 1852 greatly increased Gambier’s factory area and production, under the leadership of the Hasslauer family. After 1852 the former premises of Blanc-Garin & Guyot was mainly used to produce ceramic products such as saggers, tiles and refractory bricks for ovens. Gaston Briffe was a manager in the ceramics department of Gambier. The estate of this inspired ceramist includes various ceramic products and a collection of clay tobacco pipes, some with experimental coloured glazes. With the help of Gaston Briffe’s descendants, a lot of new information and objects have emerged, and these are presented in this article. Inleiding De naam Gambier is voornamelijk bekend door de grote variëteit aan gladde en figurale pijpen, vaak gedecoreerd met emaille in verschillende kleuren. In eerste instantie hield de familie Gambier zich ook bezig met de decoratie en verkoop van porselein.1 De productie van pijpen in Givet werd na 1830 de hoofdactiviteit waarbij het productievolume jaarlijks groeide. Diverse uitbreidingen en aankopen van gebouwen en terreinen in Givet zijn gedaan in de eerste helft van de negentiende eeuw. De aankoop van de pijpenmakerij van Blanc-Garin & Guyot in 1852 heeft ervoor gezorgd dat de fabrieksoppervlakte enorm toenam en de productie van Gambier onder leiding van de familie Hasslauer verder werd vergroot.2 Na de overname in 1852 is de productie van pijpen in het voormalige pand van Blanc-Garin & Guyot gestopt. Deze locatie werd daarna vooral gebruikt voor de productie van keramische producten zoals pijpenpotten, plavuizen en vuurvaste stenen voor ovens. Door de toenemende vraag naar keramische producten heeft Gambier verdere uitbreiding gerealiseerd door aankoop van terreinen in de richting van de Maas. De oude fabriek van Blanc-Garin & Guyot werd vanaf die tijd gebruikt voor de voorbewerking van klei (afb. 1). Afb. 1. ‘Preparation des Terres’ in de voormalige fabriek van BlancGarin & Guyot. Foto afkomstig uit: Vues des Fabriques de Pipes Gambier a Givet (V. Vanier, Givet), ca.1880. Collectie auteur.
99 Jaarboek PKN, Stichting voor Onderzoek Historische Tabakspijpen 2022 Franse ‘carottes’ en grote metalen pijpen als winkelreclame Ewout Korpershoek French ‘carottes’ and large metal pipes for facade advertising The use of advertising signs on shop fronts is as old as the first shops. When tobacco and pipe smoking was introduced in our societies in the 17th century, signs promoting these articles emerged. In France, a wooden or metal sign in the form of a ‘carrotte’, a carrot-shaped roll of tobacco leaves, has been widely used since the 17th century. At the end of the 19th and beginning of the 20th-century, signs shaped like giant pipes became very popular for advertisement purposes. In several wholesale catalogues for tobacconists, these pipes are mentioned as part of their total portfolio. Most advertising pipes were made from metal, and the large variety we see on old postcards, suggests that they were often made locally. Uithangborden zijn zo oud als winkels en werkplaatsen, zij dienden om voorbijgangers te attenderen op de commerciële activiteit die in het bewuste pand plaatsvond. In 1727 schreef de neerlandicus en predikant Carolus Tuinman: ‘Zo kent men een huis, en wat daar bedreven word, aan ‘t uithangbord’.1 Vanaf de oudheid werden vooral afbeeldingen gebruikt die op de gevel werden aangebracht, of op borden die aan de gevel hingen. Hiermee werd het voor de vele analfabeten in één oogopslag duidelijk welk product of service er ter plekke verkocht of verhandeld werd. Op het moment dat de tabak haar intrede deed, vonden tabaksgerelateerde afbeeldingen hun weg naar de gevels en uithangborden van woningen en winkels. Een voorbeeld hiervan is ‘het huis waar de drie gekroonde pijpen uithangt’ van de 17e eeuwse Schoonhovense pijpenmaker Frans (S)Waels, waarvan bekend is dat hij behalve een pijpenmakerij, ook een rook- en dranklokaal had.2 Waarschijnlijk hing hier een bord aan de gevel met daarop een gekroonde afbeelding van een drietal pijpen. In ons land zijn vooral tabaksgerelateerde beelden bewaard gebleven die dienden als toonbank- of gevelreclame. De meeste zijn uitgevoerd in de vorm van een rokende persoon, vaak een indiaan of ‘moor’, in combinatie met een vat of rol tabak.3 Een treffend voorbeeld hiervan is het pand van het voormalig museum ‘De Moriaan’ in Gouda.4 Aan het einde van de 17e eeuw werd er in dit pand een winkel voor tabak, koffie en thee gevestigd. Boven de deur hing een schild met daarvoor geAfb. 1a-c. Details van Franse ansichtkaarten uit de periode circa 1900-1930. Tabakszaken met grote metalen gevelpijpen en een karot (1c).
111 Jaarboek PKN, Stichting voor Onderzoek Historische Tabakspijpen 2022 Twee opvallende Engelse presentatiepijpen Ewout Korpershoek Two remarkable English presentation pipes The article describes two presentation pipes that originate from English potters. They were made as presentation or novelty items, although they can be used to smoke. The first pipe has all the characteristics of what is commonly called Prattware or Staffordshire pottery, and its ingeniously curled stem is a true eye-catcher. Only two similarly shaped forms are known from two different museum collections. The second pipe is also made by a potter but has several unique features not common to Prattware. The material used closely resembles Chinese earthenware, and the decorations have been applied using transfer print techniques. On both sides of the bowl, two different images and accompanying rhymes are printed. Both relate to the theme of ‘Labour in Vain.’ The Prattware pipe is dated in the period 1780-1840, while the pipe with the transfers seems to be made in the second part of the 19th century. In dit artikel worden een tweetal bijzondere pijpen beschreven die, hoewel ze alle kenmerken van een tabakspijp hebben, niet specifiek bedoeld zijn geweest om te roken. Ze zijn waarschijnlijk ook niet door een pijpenmaker, maar door een pottenbakker gemaakt. Deze pijpen werden vooral als bijzonderheid gemaakt, voor presentatie- of decoratie doeleinden. Ze zijn niet gemaakt van hetzelfde materiaal (pijpaarde) als waar standaard tabakspijpen van gemaakt werden, maar van steengoed of aardewerk. Daarnaast worden ze gekenmerkt door specifieke decoratiepatronen en -technieken zoals die ook van pottenbakkers bekend zijn. Dergelijke pijpen worden vaak omschreven als ‘Prattware’ of ‘Staffordshire’ pijpen. Prattware is een algemene benaming voor een breed scala aan keramische producten, die zijn oorsprong vindt bij een Engelse pottenbakkers familie die in de laatste decennia van de 18e eeuw in de buurt van het stadje Stoke-on-Trent actief was. De omgeving van Stoke-on-Trent in Staffordshire was rijk aan goed winbare klei, zout, lood en kolen, waardoor in dit gebied reeds vanaf de vroege 17e eeuw veel pottenbakkers gevestigd waren. Het gebied dat de dorpen Burslem, Fenton, Hanley, Longton, Stoke en Tunstall omvat werd ook wel de ‘Staffordshire potteries’ genoemd. In de laatste decennia van de 18e eeuw was dit Afb. 1. Slangenpijp, de (lange) steel is in een viertal tegen elkaar aanliggend cirkels gedraaid die onder de ketel in een opengesperde slangenbek uitmondt. Foto The Trevor Barton Collection of unusual smoking pipes, Christie’s verkoopcatalogus 2010. Lot 717. Afb. 2. Een slangenpijp die door zijn specifieke vormgeving te plaatsen is in de subgroep ‘Flying Arch’. Foto The Trevor Barton Collection of unusual smoking pipes, Christie’s verkoopcatalogus 2010. Lot 729.
121 Jaarboek PKN, Stichting voor Onderzoek Historische Tabakspijpen 2022 De laatste pijpenmaker van Nimy (België) Ewout Korpershoek en Ruud Stam The last pipe-maker from Nimy (Belgium) A Belgium illustrated magazine from 1934 featured a two page article about the last pipe-maker from the town of Nimy: Mr. Fernand Croquet. This article contains a free form translation of the most interesting parts of the text, supplemented with additional background information. In de uitgave van het weekblad Le Soir Illustré van 26 mei 1934 uit België, is een aardig artikel opgenomen over de laatste pijpenmaker van Nimy: M. Fernand Croquet.1 Onderstaand volgen, vrij vertaald, de meest interessante delen uit de tekst van dat artikel, aangevuld met gegevens uit de literatuur.2 In het Jaarboek 2018 van de PKN is een artikel opgenomen over de pijpenmakers uit Nimy Maisières en Mons, waarin het bedrijf van Croquet ook beschreven is.3 Aardrijkskundeboeken van zo’n twintig jaar geleden [ca.1914] vermeldden nog de vervaardiging van kleipijpen, zoals door de lokale industrie in Nimy bij Mons [Bergen]. Momenteel vergt het onderzoek om de enige overgebleven pijpenfabriek in deze regio te ontdekken, omdat deze, zonder enig bord of aanduiding, verborgen ligt op zo’n tweehonderd meter van de grens met Nimy op grond van de gemeente Mons, in een kleine zijstraat genaamd Chemin du Pourchelet. In 1926 heeft zich daar Fernand Croquet gevestigd, nadat hij zijn atelier in Nimy Maisières had verlaten.Toch was er ook een voorspoedige periode voor het maken van kleipijpen, zoals te zien is aan het grote gebouw van de pijpenfabriek van Nihoul op het plein tegenover het gemeentehuis van Nimy, waar op de deur nog staat Fabrique de Pipes. De regio Nimy had toen drie grote fabrieken: in Nimy de fabriek van Nihoul [1825-1920], die van Scouflaire [1844-1918] aan de weg van Maisières en in NimyMaisières die van Croquet [1872-1950]. De fabriek van Croquet werd opgericht door Louis Croquet, de vader van Fernand, die Louis in 1896 opvolgde. De fabriek was eerst in Maisières op verschillende locaties gevestigd en werd in 1926 naar Mons verplaatst. Er werden toen nog vooral schiettentpijpen, schiettentfiguurtjes en patacons geproduceerd.4 Aan het eind van de vorige eeuw was de kleipijp erg in de mode, niet duur, rookte snel door, maar was wel breekbaar. In de cafés waren pijpenrekken waar de bewoners hun lange pijpen ophingen, waarop hun naam aangebracht was. Helaas duurde de bloeiperiode niet voort. Aan het eind van de 19e eeuw, omstreeks 1895 verschenen er op de markt de kleinere asbestospijpen, die van oorsprong Engels waren [Jackson in Birmingham vroeg in 1883 patent aan.5 ]. Deze pijpen spraken Afb. 1. De pijpenmaker Fernand Croquet zoals afgebeeld in het artikel van Le Soir Illustré van 29 mei 1934.
127 Jaarboek PKN, Stichting voor Onderzoek Historische Tabakspijpen 2022 Bijzondere decoraties op Ottomaanse kleipijpen Arjan de Haan Special decorations on Ottoman clay pipes Late 18th and 19th century Ottoman pipes made of red firing clay are known as high-quality products, decorated with engobe, stamps and gilding and have a particularly fine finish. Most of these pipes, of the so-called chibouk model, are finished in this way. However, there are two types of decoration that have rarely been used and will be discussed further in this article. The first is a very fine technique, in which the pipe maker presses deep stamps into the clay and then fills it with a white dye of unknown material, which creates a special pattern that contrasts with the red background. The second form of decorating is the application of silver elements that are pressed into the clay before the clay is baked. Inleiding De laat 18e en 19e -eeuwse Ottomaanse pijpen gemaakt van roodbakkende klei, staan bekend als hoogwaardige producten, versierd met engobe, stempels en vergulding en hebben een bijzonder fijne afwerking.1 Verreweg de meeste van deze pijpen, van het zogenaamde tsjiboek model, zijn op deze manier afgewerkt. Er zijn echter twee typen versieringen die zelden zijn toegepast en die in dit artikel verder worden besproken. De eerste vorm van versieren is een zeer fijne techniek, waarbij de pijpenmaker diepe stempels in de klei drukt en die vervolgens vult met een witte kleurstof. Hierdoor ontstaat een bijzonder patroon van witte decoratie die contrasteert met de rode achtergrond. Het is nog niet duidelijk om welke kleurstof het gaat. Meestal wordt bij aardewerk een oplossing gebruikt van gemalen kalksteen vermengd met water, die na het bakken op de klei (als decoratie) wordt aangebracht. Bij de Ottomaanse pijpen, die hier besproken worden, lijkt het of er kalk vermengd is met een andere nog onbekende stof. Bij de pijpen die deze kleurstof hebben is zowel het rode oppervlak van de pijp als de kleurstof gepolijst, wat lijkt te betekenen dat het een vrij hardgebakken stof moet zijn. Er bestaat ook spierwitte klei maar die is weinig voorkomend en lijkt hiervoor niet gebruikt te zijn. De tweede vorm van versieren is het toepassen van zilveren elementen die in de klei worden gedrukt voordat de klei gebakken wordt. Afb. 1. Drie Ottomaanse pijpen van het zogenaamde tsjiboekmodel met fijn ingelegde versieringen. Collectie en foto auteur.
141 Jaarboek PKN, Stichting voor Onderzoek Historische Tabakspijpen 2022 De techniek van de productie en de decoratie van de gegoten pijp Ruud Stam en Kees Moerings The techniques used in the production and decoration of pipes, slip-cast in plaster moulds This article provides an overview of the techniques used to make and to decorate slip-cast pipes. First the pipes were cast in a plaster mould and dried. These raw pipes were baked at a temperature of 1000 °C after which they were referred to as being in a biscuit state. The pipes could now be decorated either under glaze or on glaze. Several methods of decoration were used including hand painting and transfers. The second half of this article shows how, in the pipe shop of Kees Moerings, transfers were made and how these transfers were applied to the pipes. Gegoten pijpen werden in een gipsen mal met behulp van gietklei gemaakt.1 Deze pijpen werden op verschillende manieren gedecoreerd. Zo werden pijpen onder andere beschilderd, werden transfers aangebracht, werden pijpen geglazuurd of gelakt. In dit artikel worden diverse productiewijzen besproken. De vervaardiging van de vormen Eerst wordt het model van de pijp uit gips of hout gesneden en wordt daarmee de zeepvorm (gipsen mal) gemaakt.2 Om over meerdere mallen/vormen te kunnen beschikken wordt daarop een zogenaamde moedermal gemaakt (afb. 1). Vanaf deze moedermal worden de productiemallen in gips gegoten. Voor het maken van de gipsvorm wordt gebrande gips en een kleine hoeveelheid water gemengd tot een vloeibare substantie.3 De vervaardiging van de ‘rauwe’ gietpijp De vervaardiging van de nog ongebakken (rauwe) gietpijpen is een proces in vele stappen.4 Als grondstof werd een niet ijzerhoudende klei gebruikt. De klei voor de pijpen, zoals deze werd gedolven, bestaat uit kwarts5 , veldspaat6 , kaolien7 en plantenresten. Bij een hoog gehalte aan kwarts spreekt men van een magere klei, terwijl als het gehalte aan kwarts laag is noemt men het een vette klei.8 Kaolien is een minder plastische kleisoort, die na het branden volkomen wit is en de kleur van de scherf bepaalt. Veldspaat dient als bindmiddel.9 Voor voorwerpen uit witbakkende klei werd krijt toegevoegd om het sinterpunt (moment net voor het smeltpunt) zo te verlagen dat bij 1000-1050 °C een voldoende dichte en sterke scherf verkregen wordt.10 Vette klei heeft het nadeel dat het bij het drogen en branden een grote krimp Afb. 1. Een zogenaamde moedermal van Goedewaagen. Boven de pijp het ‘giethuis’ en aan drie zijkanten de ‘sleutels’ voor het sluiten van de mal. De bruine kleur is ontstaan doordat de moedermal is gelakt met schellak. Dit maakt het oppervlak minder kwetsbaar. Collectie Ruud Stam, foto Ron de Haan.
157 Jaarboek PKN, Stichting voor Onderzoek Historische Tabakspijpen 2022 Innovatie rond de mallen voor gegoten pijpen van Gouda Tobacco Pipes Ruud Stam Innovations in the moulds for the slip-cast pipes from Gouda Tobacco Pipes The pipes from the firm Gouda Tobacco Pipes were of an exceptional quality due to innovation and new methods in making the plaster moulds. In this article the method of mould production and what it did for the quality of the pipes and for rationalisation is explained. For example, special adaptations made it possible to make a better connection between the pipe bowl and the stem and to use the same stems for all types of pipes. Inleiding In een eerder artikel is al aandacht besteed aan de uitzonderlijk fraaie en kwalitatief hoogwaardige pijpen die door Gouda Tobacco Pipes (GTP) vanaf 1986 zijn geproduceerd.1 In dat artikel is ingegaan op het bedrijf en het assortiment en is ook al wat gezegd over innovaties en over de gepatenteerde modellen. De eigenaar/ pijpenmaker van dit bedrijf was Adriaan van der Want, die, nadat het bedrijf, vanwege de afnemende vraag naar tabakspijpen niet meer rendabel was, het bedrijf in 2002 heeft gesloten. Toen het bedrijf door hem werd ontruimd zijn wat productiematerialen verkregen en is ook een mal meegenomen. Echter niet alle tussenstadia voor de ontwikkeling van een mal waren nog beschikbaar en de productiematerialen zijn niet allemaal van hetzelfde type pijp. Daarom zijn hier de foto’s aangevuld met een schematische tekening. Opvallend aan de manier waarop de pijpen werden geproduceerd is dat dit op een heel aantal punten anders verliep dan bij eerdere pijpenmakerijen waar gegoten pijpen werden gemaakt. De innovaties die hiervoor nodig waren zijn kenmerkend voor het op vernieuwing gerichte denken en de werkwijze van Adriaan van der Want. Afb. 1. Een drietal van de GTP pijpen. Van boven naar onder de Half Bend, de Full Bend en de 2D, alle voorzien van een gespikkeld glazuur.
163 Jaarboek PKN, Stichting voor Onderzoek Historische Tabakspijpen 2022 De Tattoo pijp. Innovatie en ontwikkeling van een totaalconcept Ruud Stam The Tattoo pipe. Innovation and development of an aggregated concept In the period 1986-1989 a total new concept for pipe smoking was developed by the tobacco firm Douwe Egberts in Utrecht and the pipe factory Gubbels in Roermond. At this time, pipe smoking was strongly in decline and for these factories it was important to find new clients among the younger generation. The process began by identifying those who could be convinced to smoke a pipe instead of cigarettes. The concept and design of such a pipe should appeal to the image conscious who preferred a minimalistic design. The pipe that was developed was a synthetic pipe with a revolutionary design. Marketing of this pipe, with a ‘sneaky’ strategy, was revolutionary in the pipe industry. The pipe was at first successful, but problems with cube-tobacco caused its decline. The pipe was imitated by several firms. Inleiding In 1989 kwamen de Tattoo pijpen van de Firma Gubbels op de markt (afb. 1). De ontwikkeling en de introductie vond plaats in nauwe samenwerking met Douwe Egberts. De ontwikkeling was een intensief traject dat eindigde met een pijp die niet alleen zelf origineel was, maar ook deel was van een totaalconcept voor roken en lifestyle en aansloot bij het gevoel van jongeren in die tijd. Het was daarmee een in meerdere opzichten innovatieve ontwikkeling die voor de ontwikkeling van andere pijpen niet bekend is.1 Om te begrijpen waar dit idee en deze ontwikkeling vandaan kwam is het nodig om kort iets over de geschiedenis van het bedrijf Gubbels in beeld te brengen en de samenwerking met Douwe Egberts te verkennen.2 De ontwikkeling van de firma Gubbels in het kort In 1873 vestigde de kramer Joannes Henricus Gubbels, uit Maasbracht zich in Roermond en begon daar een winkel waar van alles te koop was, van kranten, wandelstokken en speelgoed tot pijpen.3 Ondermeer kleipijpen van Trumm-Bergmans en van Knoedgen werden in zijn winkel verkocht. Later verkocht zijn zoon Elbert ook de bruyère pijpen die vanaf 1923 door Jan Jacob Hillen onder de merknaam HILSON werden vervaardigd. De vader van Jan Jacob Hillen was Albert Hillen die de schoonzoon van Knoedgen uit Bree (België) was, die het bedrijf van Knoedgen rond 1890 had overgenomen. In 1928 stopte Hillen met de vervaardiging van kleipijpen. Trumm-Bergmans uit Weert was al eerder gestopt met het maken van kleipijpen en had Afb. 1a-b. Vijf Tattoo pijpen in de oorspronkelijk beschikbare kleuren en een busje met bijbehorende tabak.
2 ISBN 978-90-830114-3-1