'J·l _
DEK LEI PIJ PAL S BOD E M V 0 N D S T.
Beknopt overzicht van tien jaar onderzoek naar de belangrijkste pijpenmakerscentra
in de 17e en 18e eeuw.
Onder redaktie van F. Tymstra en J. van der Meulen.
Uitgegeven door de Pijpelogische Kring Nederland.
Correspondentie adres: Utrechtse Jaagpad 115, 2314 AT Leiden.
September 1988.
Oplage: 300 exemplaren.
Deze uitgave kwam tot stand door de belangeloze medewerking van:
- Al-Druk Drukwerk, Weesp
- W. Krook, Diemen
- F.E. Tymstra en J. Tymstra, Zaandam.
ZWO L L E.
door A. Carmiggelt
HET HISTORISCH ONDERZOEK.
De vroegste melding van een Zwolse pijpenmaker dateert van tien september 1628 en luidt:
"Jacobus Hartevier panding ende beslag aan sodane toebackspijpen ende drie potten als Jan
Pottebacker heeft ontvangen om te backen van de Engelsman wonende in [acob in die steer-
nen huys ende is die bosschap eens voor driemaal aangenomen".
Uit dit stuk blijkt dat, evenals in de meeste andere steden in Nederland, de eerste of een van
de eerste pijpenmakers een Engelsman geweest is. Bovendien zien we dat deze pijpenmaker
zijn produkten in de oven van een pottenbakker liet bakken. In de tekst is ook sprake van drie
potten, waarmee waarschijnlijk pijpenpotten bedoeld worden.
In 1636 is er weer sprake van een gerechterlijke beslaglegging, maar nu van goederen die toe-
behoorden aan een pijpenmaakster, Geesgen Derx. Zij woonde bij het Pestengasthuis in Zwolle.
Dit gasthuis lag op het Eiland, een vrij eenvoudige buurt in het noordelijk deel van het oude
Zwolle. Allerlei ambachtslieden hadden hier in de zeventiende en achttiende eeuw hun bedrijf,
met name zij die een brandgevaarlijk beroep uitoefenden, zoals pottenbakkers en pijpenma-
kers. Dit was dan ook de reden dat men bij de realisering van het nieuwe winkelcentrum in
Zwolle in .de zestiger jaren van deze eeuw het straatje tussen het Eiland en de Nieuwstraat,
Pijpenbakkersstraat heeft genoemd.
In de loop van de zeventiende eeuw treffen we in Zwolle nog diverse pijpenmakers aan. Zo is
er in 1662 sprake van een zekere Hendrick Penninck, die toestemming krijgt om de turf door
zijn knechten te laten aandragen. Hieruit blijkt dat Hendrick een eigen oven heeft bezeten.
Een andere pijpenmaker is Abraham Haddis, zoon van de eerder genoemde Geesgen Derx.
Hij woonde ook op het Eiland. Op 5 juli 1675 diende hij bij het bestuur van Zwolle een ver-
zoek in om het alleenrecht te verkrijgen om pijpen te produceren. Dit verzoek werd ingewil-
ligd en blijkbaar zijn er op dat moment geen andere pijpenmakers werkzaam in Zwolle. Hoe-
lang hij precies dit alleenrecht heeft gehad is onduidelijk. In 1682 is er sprake van een kind van
een pijpenbakker, dat begraven wordt en bij de Zwanentoren heeft gewoond. Deze pijpen-
bakker is waarschijnlijk Jan Balthazar.
Gedurende de zeventiende eeuw groeit het aantal pijpenmakers gestaag; deze groei zet zich
voort tot omstreeks 1740 en neemt daarna snel af. In de negentiende eeuw treffen we in
Zwolle geen pijpenmakers meer aan.
Ten aanzien van de achttiende eeuwse pijpenmakers kunnen we opmerken dat deze over het
algemeen een karig bestaan kenden. Zo werden een aantal van hen door de armenzorg begra-
ven. Een pijpenmakersfamilie, van der Veen genaamd, kon zich echter redelijk handhaven. We
zullen niet de hele familie hier behandelen, maar ons beperken tot Frans van der Veen en zijn
twee zonen Adolf en Jacobus.
In 1713 koopt Frans van der Veen twee huisjes op het Eiland van een zekere G. Rousse. Deze
huisjes lagen in de Doornstraat (Drietrommeltjessteeg). Een van de huisjes droeg de naam "het
Trompet". Drie generaties van der Veen oefenden hier het ambacht van pijpenmaker uit. Frans
van der Veen en zijn vrouw Berent jen Elsinks krijgen tussen 1698 en 1718 tien kinderen, waar-
van enkelen al op jonge leeftij d sterven. Frans van der Veen sterft zelf in 1737. Na zijn dood
komen de twee huisjes in de Doornstraat in het bezit van zijn zoon Adolf van der Veen. Adolf
zet het bedrijf van zijn vader voort, maar sterft reeds een jaar later. De huisjes, inclusief een
kleihok komen nu in het bezit van zijn broer Jacobus van der Veen. Hij is de meest frequent
vermelde pijpenmaker in het Gemeentelijk Archief van Zwolle.
- 170 -
Jacobus, in 1718 geboren, trouwt in 1740 met Anna Maria van Ankum. Naast zijn twee huis-
jes in de Doornstraat bezit hij ook nog twee panden aan de stadsmuur in de Waterstraat. In
1741 wordt de eerste zoon van Jacobus, Frans van der Veen, geboren die na de dood van zijn
vader in 1787 het bedrijf van zijn vader nog korte tijd voortzet.
Op 29 november 1752 verzoekt Jacobus het bestuur van Zwolle om een pijpenbakkersoven te
mogen bouwen in zijn huis "het Trompet". Hij krijgt hier toestemming voor, maar wanneer hij
een keer (proef-)gestookt heeft blijkt dat zijn buren nogal wat twijfels hebben over de brand-
veiligheid van de oven:
" alleen door de zelve gaar te stoken, des anderen daags reets zo heet was geworden, dat zo
daar verder mede voortgevaren hadde niet buiten gevaar zoude zijn geweest en dus ook de bal-
kens in zijn eigen muir in brand zotede hebben kunnen raken dat van gelijken de muir des
twede suppliant daar ook zo heet was geworden dat men daar buiten geen hand op verschei-
dene plaatsen konde houde en de rook mede door de reeten buiten in de gang sterk door-
trok ".
Jacobus wordt nu verplicht enige wijzigingen in de oven aan te brengen. In 1783 stellen J aco-
bus en zijn vrouw hun testament op. Nadrukkelijk wordt hierin bepaald dat "de pijpenmake-
rije, gereedschappen met de materialen, gemaakte en ongemaakte pijpen en verder toebeho-
ren" niet door hun zonen Frans en Adolf verkocht mogen worden. Tenslotte dienen we bij de
behandeling van de familie van der Veen te vermelden dat er in 1982 op de plaats van hun huis-
jes aan de voormalige Doornstraat fragmenten van een drietal pijpepotten en een ovenpot zijn
gevonden. Deze hebben waarschijnlijk toebehoort aan Jacobus of een van zijn familieleden.
Rond het midden van de achttiende eeuw gaat de Zwolse pijpennijverheid achteruit. Dit wordt
vooral duidelijk wanneer we naar het pijpelogisch vondstmateriaal kijken. Het overgrote deel
van de pijpen bestaat uit Goudse produkten. In dit kader is ook een archiefstuk uit 1753 van
belang. Het betreft een verzoek van de gezamenlijke pijpenbakkers uit Overijssel aan de Ridder-
schap en Steden van dit gewest om een impost van zes stuivers te heffen op ieder gros pijpen
dat in dit gewest wordt ingevoerd en daar niet gebakken is. Op deze wijze proberen de pijpen-
makers hun concurrentiepositie te verbeteren. Dit verzoek wordt echter afgewezen, hetgeen in
ieder geval voor de Zwolse pijpenmakers rampzalig geweest moet zijn.
Alfabetische lijst van Zwolse pijpenmakers( -knechten).
Naam Woonplaats *)
Balthazar, Jan bij de Zwanentoren 1693 (?)
Bruggeman, David Thorbeckegracht 1745-1758
Brugman, Philippus Thorbeckegracht 1749
Bruins, Johannes voor 1776
Derx, Geesgen Eiland 1636-1672
Geertjen Eiland, later Bredehoek 1676-1732
Groeneveld, Berent hoek Roggestraat/Nieuwstraat 1745
Haddis, Abraham Eiland 1675
Haddis, Jan Eiland voor 1657
Hansen, Frerik voor 1670
Harms, Jan Eiland 1709-1716
Hulsebos, Hendrik Diezerstraat 1750
bij de Diezerpoort
Jürgens, Daniel 1745
Kreinder, Willem bij de Zwanentoren en Vispoort 1721
Kroon, Baltus 1696-1738
- 171 -
Naam Woonplaats *)
Munster, Hendrik van Waterstraat 1744
Pellen, Hendrik Nieuwe Markt 1665
Penninck, Hendrik 1662
Potters, Hendrik Speelstraat, Waterstraat 1742
Veen, Adolf van der Drietrommeltjessteeg 1738
Veen, Cornelis van der Nieuwstraat 1709
Veen, LglllTt van der Eiland 1723-1728
Veen, Frans van der I Nieuwstraat, Drietrommeltjessteeg, 1723-1737
Waterstraat
Veen, Frans van der 11 (?) idem 1783
Veen, Cerrit van der Eiland 1736
Veen, Jacobus van der Drietrommeltjessteeg, Nieuwstraat, 1738-1787
Waterstraat
Vilsteren, Jan van Eiland (?) 1745
Vilstercn, Willem van Spoelstraat 1770
Wuitinck, Berend tussen de Sassenpoorten 1735-1740
*) Tijd of periode waarin een pijpenmaker in het G.A. te Zwolle wordt vermeld. Het is moge-
lijk dat hij het beroep van pijpenmaker voor en/of na de aangegeven tijd uitoefende.
DE PRODUKTEN.
Het toeschrijven van pijpen aan Zwolse pijpenmakers geschiedde op verschillende gronden. Er
werd gelet op het voorkomen van misgebakken en/of ongerookte exemplaren, op overeenkom-
sten in vorm, afwerking en graveerwijze. Ook werd bekeken of bepaalde kleipijpen alleen in
Zwolle en omstreken voorkomen en elders niet of nauwelijks gevonden worden. Hieronder zijn
een aantal afbeeldingen en beschrijvingen van kleipijpen weergegeven, waarvan we mogen aan-
nemen dat deze in Zwolle of direkte omgeving geproduceerd zijn.
Voordat we deze kleipijpen zullen bespreken wil ik nog enige opmerkingen plaatsen bij de
vormontwikkeling en kenmerken van Zwolse pijpen. In de eerste helft van de. zeventiende
eeuw treffen we in Zwolle en omstreken het knolvormig model aan, waarvan de hiel met en
zonder stoep in de steel kan overgaan. Het merendeel van de pijpen is ongemerkt. Gemerkte
pijpen kunnen van een beeld- of lettermerk zijn voorzien of van een combinatie van deze twee.
De meeste kleipijpen zijn slecht afgewerkt, niet geglaasd en van een "halve" radering voorzien
(aan de voorzijde van de kop). Gemerkte koppen schijnen meestal iets beter afgewerkt te zijn
(soms geglaasd) en bezitten meestal een radering die rond de gehele kopopening loopt. Als
beeldmerk komen verschillende variaties V8,n de Tudorroos en Franse lelie voor. Ook worden
vaak steelfragmenten gevonden met lelie-ruit-stempels. Het merk de gekroonde I.P. en de ge-
kroonde A.H. (Abraham Haddis?) worden regelmatig aangetroffen (afb. 1 en 2).
Rond 1660/70 treedt een vormverandering op. De kleipijpen worden groter en slanker en de
opening van de kop neemt toe. Opvallend is een type pijp met een vrijwel rechte voorzijde en
een gekromde achterzijde (afb. 3). Wand- en steeldikte zijn nog aanzienlijk.
Rond de eeuwwisseling wordt de wand en steel van de pijp dunner, .de opening breder en de
hiel smaller. Deze pijpen zijn vakk van een bijmerk voorzien (stip, zon, maansikkel) en hebben·
meestal geen radering meer (afb. 4). Hoewel dit type vrij algemeen voorkomt, is het in ieder
geval ook in Zwolle vervaardigd.
In de eerste helft van de achttiende eeuw vinden we verschillende kleipijpen met een ketelver-
- 172 -
slenng. De afwerking van de pijpen blijft slecht en de graveerwijze doet vaak primitief aan.
Veel voorkomende versieringsmotieven zijn de visser (zittend) en de harpoenier. Regelmatig
zijn de versierde pijpen voorzien van een parelnaadversiering (stippen-versiering langs de vorm-
naad van de pijp). Opvallend hierbij is dat deze stippen klein en nauwgezet zijn en soms ver-
vormen tot een kleistreep. Deze pijpen zullen hieronder behandeld worden.
Beschrijving van de afbeeldingen:
afb. 1 Merk: de gekroonde LP.; komt geglaasd en ongeglaasd voor; hele: radering;
afb. 2 hoogte 37/38 mm., breedte 18/19 mm., opening 11 mm.; datering 1635-
afb. 3 1640.
afb. 4 Merk: de gekroonde A.H.; slechte afwerking; halve radering; hoogte 35 mm.,
afb. 5 breedte 18 mm., opening 12 mm., datering ca. 1640.
Ongemerkt; ongeglaasd; halve radering; slechte afwerking, hoogte 38 mm.,
afb. 6 breedte 18/19 mm., opening 15 mm., datering 1660-1680.
afb. 7 Meestal geen radering; smalle hiel (vaak bijmerk) ; ongeglaasd; slechte afwer-
afb. 8 king, hoogte 40 mm., breedte 20 mm., opening 17 mm., datering 1710-1730
afb. 9 tlm 11 Geen radering; slechte afwerking; ongeglaasd, hoogte 43 mm., breedte 19/20
mm., opening 17 mm., datering circa 1730.
afb. 12 Soms is de K in spiegelbeeld op de pijp aanwezig. Er komen ook pijpen voor
zonder de harpoenier, dus alleen met een K als zijmerk. Er bestaat ook een
afb. 13 variatie met aan de rechterzijde een zittende visser en aan de linkerzijde een
afb. 14 K, die onder de drie gekroonde vissen voorkomt.
afb. 15 Wapen van Zwolle (links) en zittende visser (rechts), geen radering, hoogte
41 mm., breedte 20 mm., opening 17 mm., datering circa 1730-1740.
Zittende visser (links) en wapen van Zwolle (rechts); geen radering; smalle
hiel; parelnaadversiering, hoogte 40 mm., breedte 19 mm., opening 17 mm.,
datering circa 1730-1740.
Wapen van Zwolle (links) en harpoenier (rechts), geen radering; parelnaad-
versiering, hoogte 44 mm., breedte 21 mm., opening 18 mm., datering 1740-
1750.
Zittende visser (links) en V.I.V. onder de gekroonde drie vissen, geen rade-
ring; parelnaadversiering, hoogte 40-42 mm., breedte 19/20 mm., opening
16/18 mm., datering circa 1740. V.I.V. moet m.i. gelezen worden als LV.V.
De maker is waarschijnlijk Jacobus van der Veen.
Zittende visser (links) en V.A.V. onder-de drie gekroonde vissen (rechts),
geen radering, parelnaadversiering, hoogte 39 mm., breedte 19 mm, opening
16 mm., datering 1735-1740. V.A.V. moet m.i. gelezen worden als A.V.V.
Maker is waarschijnlijk Adolf van der Veen.
Zittende visser (links) en F.V.V. onder de gekroonde drie-vissen (rechts),
geen radering, parelnaadversiering. hoogte 40 mm., breedte 19 mm., opening
16 mm., datering 1735-1740. De maker. is waarschijnlijk Frans van der Veen.
Molen met het merk "het fortuin" (links) en B.K. onder Tudorroos (rechts)
geen' radering, hoogte 42 mm., breedte 21 mm., opening 18 mm., datering
circa 1750-1760.
Wapen van Kampen en B.K. (links) en het fortuin (rechts), geen radering,
parelnaadversiering, hoogte 43 mm., breedte 22 mm., opening 18 mm.,
datering circa 1750-60.
- 173 -
afb. 16 Variant Tudorroos , geen radering, hoogte 40 mm., breedte 19 mm., opening
afb. 17 18 mm., datering circa 1720-30.
afb. 18 Bloeiende tulp uit Tudorroos, halve radering, brede hiel, hoogte 40 mm.,
afb. 19 breedte 20 mm., opening 15 mm., datering circa 1700.
Zittende visser (links) en de drie gekroonde vissen (rechts), geen radering,
afb. 20 hoogte 43 mm., breedte 20 mm., opening 18 mm., datering circa 1720-30.
Molen met gezichtje in raam (links) en zittende visser (rechts), geen radering,
afb. 21 parelnaadversiering, hoogte 41 mm., breedte 22 mm., opening 16 mm.,
datering 1740-50.
afb. 22 Roosmotief of tabaksplant (?) (beide zijden), geen radering, tremstrepen op
vormnaad, hoogte 42 mm., breedte 20 mm., opening 16 mm., datering
1710-20.
Schild met gevechtsattributen (links) en het fortuin (rechts), geen radering,
tremstrepen op vormnaad, hoogte 39 mm., breedte 20 mm., opening 16 mmo
datering circa 1720-1730.
Melkmeid (links) en melkman (rechts), halve radering, rechte voorzijde en
gekromde achterzijde, hoogte 40 mm., breedte 20 mm., opening 16 mm.,
datering circa 1700-1710.
LITERATUUR.
* Carmiggelt, A., Zwolse tabakspijpenmakers en hun produkten. Zwolle, 1980.
* Carmiggelt, A., "Over pijpen, potten en ringen; een pijpelogische vondst te Zwolle" in:
Borst, J.F. et al (ed) Zwols Historisch Jaarboek 1984. Zwolle, 1984, p. 88-97. Ook versche-
nen in Pijpelogische Kring Nederland VIII (1985), nr. 29, p. 2-11.
* Dubbe, B., "Tabakspijpenmakers in Overijssel" Mededelingenblad van de vrienden van het
Nederlandse ceramiek 1959, nr. 17, p. 22 en 27.
* Duco, D.H., De Kleipijp in de Zeventiende Eeuwse Nederlanden. Oxford, 1981, p. 236-238.
ILLUSTRATIES.
- A. Carmiggelt.
- 174 -
®
~
2
3 5
4
7
8 9
- 175 -
10 11
/
12 13
14 15
16 17
- 176 -
18
20 21
22 23
27
- 177 -