The words you are searching are inside this book. To get more targeted content, please make full-text search by clicking here.
Discover the best professional documents and content resources in AnyFlip Document Base.
Search
Published by Stichting PKN, 2017-05-29 01:40:10

Jaarboek 2014 preview

Jaarboek 2014 preview

PKN Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2014

Stichting voor
onderzoek
historische
tabakspijpen
Jaarboek 2014

Redactie:
Bert van der Lingen
en Arjan de Haan

1

2

Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2014

JAARBOEK 2014

3

4

Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2014

PKN

Stichting voor onderzoek historische tabakspijpen
Jaarboek 2014

Redactie: Bert van der Lingen en Arjan de Haan

Stichting PKN, Leiden

5

Uitgave: Stichting PKN, Leiden
www.tabakspijp.nl
[email protected]

English summaries: Bert van der Lingen en Kath Adams (correcties)

Lay-out: Arjan de Haan, DDG ‘s-Graveland

Druk: DPN Weurt.

Voorzijde omslag: Voorbeelden van eerste-generatiepijpen en een houten pijpje
in de vorm van een scheepje, gevonden in Amsterdam.
Op de achtergrond scherven van steengoed, majolica en
porselein, 1590-1625. (Foto Bert van der Lingen)

Achterzijde omslag: Figurale dubbelwandige pijp met afbeelding van Lodewijk Na-
poleon, gemaakt in Ruhla, Duitsland. (Foto A.R. de Haan, collec-
tie R.J. de Haan, Hilversum)

ISBN: 978-90-801138-5-5

© PKN. Overname van artikelen of illustraties is alleen toegestaan na schriftelijke toestemming van de
redactie. Auteurs zijn verantwoordelijk voor hun bijdragen.

6

Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2014

Inhoud Voorwoord 7

Een conflict tussen Bart Pietersz. Valkenburg en Jan Bastiensz. Overwesel, 1722 9
Bert van der Lingen 13
19
Kleipijpen van Noël, een belangrijke aanvulling op het assortiment van Gambier 23
Arthur van Esveld
27
Een Jonaspijp uit Keulen
Ruud Stam

Het zeventiende eeuwse merk gekroonde staande leeuw met PS. Goudse of toch
Amsterdamse makelij?
Ron de Haan

Een kleipijp met miniatuur tekeningen in inkt
Bert van der Lingen

Een bijzondere groep Ottomaanse kleipijpen uit de Levant 31
Arjan de Haan 39
55
Ottomaanse pijpen in Nederlandse collecties, archieven en als bodemvondst
(zeventiende en achttiende eeuw)
Bert van der Lingen

De productie van kleipijpen in Ruhla (Thüringen)
Ron de Haan

Samengestelde messing deksels uit Thüringen op pijpen uit Tophane, Ruhla en 69
Schemnitz 75
Arjan de Haan

De Belgische export en import van pijpen na de Belgische onafhankelijkheid
Ruud Stam

Pijprokers op keramiek 87
Wiard Krook 93

Een ‘tobacqy pyp met tin beslaegen’ in een linnenkast in Dokkum, 1604
Bert van der Lingen

Is het bijmerk een betrouwbaar dateringsmerk? 99
Ruud Stam

De republikeinse held van een vrijwel onbekende Franse pijpenmaker. Met een 105
bijlage over de andere pijpenmakerijen in Straatsburg
Ruud Stam, André Leclaire en Gilles Kleiber

Een groep zeldzame eerste-generatiepijpen uit Amsterdams afval, 1590-1625 111
Bert van der Lingen
148
English summaries
7

8

Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2014

Voorwoord Voor u ligt het tweede jaarboek van de ‘PKN, stichting voor onderzoek histo-

rische tabakspijpen’.

Na de publicatie van ons eerste jaarboek hebben we veel positieve reacties
ontvangen. Het kostte dan ook weinig moeite om de energie te vinden om dit
tweede jaarboek samen te stellen. Naast de positieve reacties hebben we ook
opbouwende kritiek ontvangen uit de academische wereld. Dit had vooral te
maken met de opmaak van de artikelen en de leesbaarheid. Mede hierdoor ziet
U een aantal veranderingen die we hebben doorgevoerd. De belangrijkste aan-
passing is het font. Deze is verandert van Arial naar Helvetica, waardoor de ar-
tikelen makkelijker leesbaar zijn en waardoor er meer tekst op een pagina past.
Verder is de regelafstand aangepast en hebben alle pagina’s headers gekregen.
Dit vergemakkelijkt het terugvinden van de bron als artikelen los verwerkt wor-
den. Tot slot zijn nu zo veel mogelijk de afmetingen van de voorwerpen, middels
een meetlatje of in de tekst bij de abeeldingen, weergegeven.

We hebben ook dit jaar getracht zoveel mogelijk variatie aan te brengen in de
artikelen en daarbij de Nederlandse vondsten niet over het hoofd te zien. Zo zijn
in het jaarboek onder meer bijdragen te vinden van Bert van der Lingen, over
een grote en zeer zeldzame groep eerste-generatiepijpen uit Amsterdam, Ron
de Haan schrijft over het zeventiende-eeuwse merk gekroonde staande leeuw
met TS en Wiard Krook heeft een artikel over pijprokers op zeventiende- en
achttiende-eeuwse borden. Bijzondere vondsten uit Nederlandse bodem zijn de
Ottomaanse tabakspijpen die door Bert van der Lingen worden beschreven.

Uiteraard treft u ook artikelen aan die over de landsgrenzen gaan. Zo heeft Ruud
Stam bijdragen over een bijzondere zeventiende-eeuwse Jonas pijp uit Keulen en
over de Belgische export en import van pijpen na de onafhankelijkheid en Arthur
van Esveld schrijft over de overname van Noël door Gambier. Ron de Haan heeft
verder nog een bijdrage over de pijpenfabricage in Ruhla en Arjan de Haan be-
schrijft een bijzondere groep kleipijpen uit de Levant.

Wij wensen u veel leesplezier in dit tweede jaarboek van de Stichting PKN,

Arjan de Haan
Bert van der Lingen

9

10

Een conflict tussen Bart Pietersz. Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2014
Valkenburg en Jan Bastiaensz.
Overwesel, 1722 tigjarige leeftijd zijn proef voor het gilde. Hij werd pijpen-
makersbaas met de BP gekroond,5 welk merk was afgeleid
Bert van der Lingen van zijn initialen. Hij was werkzaam tot en met 1732.6

In 1722 verschenen de pijpenmakers Bart Pietersz. Valken- Lening en voorwaarden
burg en Jan Bastiaensz. Overwesel voor de Schepenbank Begin jaren twintig ging het minder goed met het bedrijf
van Gouda in verband met een conflict over een geldlening. van Valkenburg. In april 1722 had hij namelijk een bedrag
Naar aanleiding hiervan werd in het judicieel aktenboek be- van 100 gulden van Jan Bastiaensz. Overwesel geleend om
schreven aan welke verplichtingen Valkenburg zich diende zijn ‘winkel en affaires’ voort te zetten.7 Valkenburg was
te houden. Hierin is interessante informatie aangaande pijp- de afspraken met Overwesel maar gedeeltelijk nagekomen.
modellen beschreven en over het uitbesteden van het maken Ondanks diverse aanmaningen had hij halverwege juni nog
van pijpen op een bepaald merk. maar 178 van de 4.000 gros korte Engelse pijpen geleverd
waarmee een bedrag van fl. 4,45 was afgelost. Op 17 juni
Bart Pietersz Valkenburg 1722 werd Valkenburg voor de Schepenbank van Gouda
Bartholomeus Valkenburg (ook Bart Pieterse Valckenburg) gedaagd. Naar aanleiding hiervan werd in het judicieel
werd rond 1667 in Gouda geboren. Op 17 januari 1694 aktenboek beschreven aan welke verplichtingen hij zich
trouwde hij daar met Sannetje Marthe,1 een dochter van de diende te houden. Waarschijnlijk waren de voorwaarden
pijpenmaker Gloudt Marthe (Marté). Die was in de periode die hierin werden genoemd hetzelfde als die bij het aangaan
1671-1675 de vroegst bekende eigenaar van het bekende pijp- van de geldlening, aangezien er geen verwijzing naar een
makersmerk Fortuin.2 Hun zoon Glaudis (Gloudij) Valken- eerdere overeenkomst werd vermeld. Waarschijnlijk ging
burg (1697-1728), die eveneens pijpenmaker werd,3 trouwde het indertijd om een onderhandse akte tussen Valkenburg
op 16 september 1725 te Gouda met Heiltje Hendriks de We- en Overwesel waarvan geen officieel afschrift bewaard was.
ger (1704-1748).4
Bart Pietersz. Valkenburg deed op 5 juni 1708 op circa veer- In ruil voor de geldlening moest Valkenburg 4.000 gros
(576.000 stuks) korte Engelse pijpen vervaardigen en aan
Overwesel leveren voor 11 stuivers per gros. Dat was een
halve stuiver meer dan Overwesel aan zijn andere werklie-
den betaalde. Bij aflevering zou hij Valkenburg echter maar
10 ½ stuiver betalen. De resterende halve stuiver werd in-
gehouden tot het geleende bedrag was afgelost (4.000 x
f 0,025 = f 100,00). Overwesel mocht geen rente in rekening
brengen.
Daarnaast moest Valkenburg een jaar lang met een schroef
pijpen maken voor Overwesel en hem lange grootkopte fijne
gesnolde pijpen van 14 ½ stuivers het gros en lange Engelse
pijpen van 20 stuivers het gros leveren. Hij moest alle pijpen
met de B gekroond merken. Bij de laatste twee soorten zijn
geen aantallen genoemd. Dit lijkt er op te wijzen dat Over-
wesel de vervaardiging van een deel van zijn pijpen had
uitbesteed aan Valkenburg en dat alleen de eerstgenoemde

Afb. 1a. Exportmodel met ketelmerk ASV op steelzijde. H. 42 mm. Afb. 1b. Merk van de pijp in afbeelding 1a
Gouda, Arien Jansz Sonnevelt, 1702-1715/1729.

11

12

Kleipijpen van Noël, een belang- Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2014
rijke aanvulling op het assorti-
ment van Gambier porselein en faience. Er is niet veel bekend over dit bedrijf.
Wel weten we dat de fabriek in 1838 gevestigd is in de Rue
Arthur van Esveld de Mont d’Or 5 met een magazijn in de Rue de la Grenette
34. De fabriek werd later verplaatst naar de Rue de la Pyra-
De firma Gambier nam in haar geschiedenis een aantal mide 10 in Lyon-Vaise. In een jaaroverzicht van de handel in
bedrijven over, waaronder het naastgelegen Blanc-Garin Lyon uit 1867 valt op dat er door de familie Wantot-Noël een
in 1866 en Noël te Lyon in 1890. Blanc-Garin en Gambier pijpendepot bedreven werd waar pijpen van Noël en Gam-
beconcurreerden elkaar decennialang, waarbij over en weer bier verkocht werden. In het overzicht wordt dit verkooppunt
modellen werden gekopieerd. Charles Blanc-Garin had bin- omschreven als: ‘Dépot unique des fabriques de pipes de
nen het bedrijf geen echte opvolger. Door de overname kon Gambier et Noël frères, assortiment complet pour bureaux
Gambier het fabrieksterrein aanzienlijk vergroten en was er de Tabac, articles de Paris, d’Allemagne et de Saint Claude’.
een belangrijke concurrent uitgeschakeld. Een aantal mallen
werd door Gambier in gebruik genomen en van het Gambier Uit deze vermelding valt af te leiden dat er ruim voor de
merk voorzien. Naast een enkele verwijzing naar het merk overname afspraken waren tussen de concurrenten Gam-
van Blanc-Garin op een serie gladde steelpijpen (16 BG, 17 bier en Noël over de verkoop van kleipijpen in het zuiden
BG, 18 BG en 20 BG) verdween dit merk na de overname. van Frankrijk. Naast de productie en verkoop van kleipijpen
waren de gebroeders Noël ook actief in de verkoop van aller-
De positie van het merk Noël bleek van grote waarde voor hande rokersartikelen. Zo deponeerde François-Auguste
Gambier. Een deel van het assortiment modellen dat Noël Noël in 1884 sigarettenpapier onder de naam “Papier Suisse
maakte, bleef vooral vanwege de naamsbekendheid in bin- Vegetal”. Om aan de toenemende vraag naar bruyère pijpen
nen- en buitenland, gehandhaafd. In dit artikel wil ik een te kunnen voldoen, ging Noël deze rond 1870 ook produ-
aantal voorbeelden laten zien waaruit dit blijkt. ceren en stond het bedrijf bekend als fabriek van kleipijpen,
bruyère pijpen en allerhande rokersartikelen. (Afb. 1)
Het bedrijf van Noël begon in 1808 in Lyon-Vaise. Men ver-
vaardigde pijpen maar had daarnaast ook een winkel met De kleipijpen die we tegenkomen van Noël zijn meestal uit
de periode van na de overname door Gambier. De vroegere
modellen zijn relatief schaars. Net als bij de meeste Franse
pijpenfabrikanten werden er naast steelpijpen ook gladde en
figurale manchetpijpen gemaakt. (Afb. 2 en 3).

Afb. 1. Briefhoofd factuur Noël Frères, 1871. Afb. 2 en 3. Manchetpijpen Noël Frères, Lyon. Coll. P.S.

Nog in 1889 viel Noël tijdens een industriële expositie in
de prijzen. Tijdens deze expositie was er een interview ge-
houden over het bedrijf van Noël en het fabricageproces van
hun pijpen wat in een tijdschrift gepubliceerd werd. De tekst
van dit interview is vertaald naar het Nederlands en wordt
hieronder weergegeven. Deze interessante tekst geeft een
kijkje in het bedrijf op het fabricageproces en de werkne-
mers. Het is opmerkelijk om te lezen dat de oprichter van
Noël in de Ardennen het vak geleerd heeft en vandaar met
enige families werknemers naar Lyon is gegaan. Het lijkt
dus zeer waarschijnlijk dat Noël het vak geleerd heeft bij
Gambier of Blanc-Garin, de twee grote pijpenfabrieken in

13

14

Een Jonaspijp uit Keulen Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2014
Ruud Stam
wie da besonderlich sie eyn neue art von ausgelassenheyt
Van de pijpen die in Keulen vervaardigd zijn is weinig demonstrieren, alsz da ist dass Ausblasen von rauch …. Die
bekend. Tot op heden is er niet meer gepubliceerd dan een Soldatt aussm spanischen lant stolzyren allhiero umher und
overzicht van de archiefgegevens van de pijpenmakers uit fressen feuer zambt deme rauch und dass domp vollk ob-
de zeventiende en het begin van de achttiende eeuw.1 Daar- wundert sich schier‘.3
naast is er een artikel over een gesloten vondst uit Keulen,
van pijpen uit de resten van een oven, van een verder onbe- In het nabijgelegen Keulen is pas voor het eerst uit 1612 het
kende Keulse pijpenmaker die zijn pijpen met M.P. merkte.2 gebruik van pijpen uit een gerechtsprotocol bekend als een
De thans getoonde pijp heeft het stadswapen van Keulen als pijprokende man ruzie maakt in een herberg.4 Dat het ro-
merk, is in Keulen gevonden en is circa 50 jaar ouder dan de ken pas zo laat in Keulen begonnen zou zijn lijkt echter on-
Keulse pijpen die we tot nog toe kennen. waarschijnlijk.

De archiefgegevens De vervaardiging van kleipijpen zal in Keulen eveneens
Vermoedelijk heeft het roken zich over Duitsland vooral vrij vroeg begonnen zijn. Immers op 17 april 1628 stelde de
vanuit Nederland en in mindere mate vanuit Engeland ver- Raad van Keulen een invoerheffing in op pijpen die van bui-
spreid. Aanvankelijk zal dit vooral via havensteden en be- ten Keulen werden aangevoerd. Vermoedelijk gebeurde dit
langrijke handelsroutes, zoals die over de Rijn en de Weser, om de opkomende pijpennijverheid in Keulen te bescher-
gebeurd zijn. De vroegste vermelding van roken in Duits- men tegen invoer vanuit Nederland.5
land betreft rokende Spaanse soldaten in Aken. Een Fran- Uit een gerechtsprotocol van 1648 blijkt dat de later als heks
ciscaner monnik uit Aken schreef in 1587 aan zijn prefect verbrande Maria Beckers, toen zij naar Keulen kwam, eerst
in Keulen: bij een ‘Pfiffenbeckerschen’ verbleef en later bij een zekere
Arnoldt in de Maximini Strasse die zij ‘piffen machen hal-
‘viel spanisch Volk hier, alwo sie schlechte Sitten eynführen, fen’.6
Na 1648 zijn er helaas geen gegevens meer over de pijpen-
nijverheid te vinden tot 1693.7
De productie van kleipijpen gaat door tot het einde van de
Franse tijd. In 1806 waren er zelfs 225 mensen in deze nij-
verheid werkzaam die meer dan een miljoen pijpen pro-
duceerden.8

Afb. 1. Linker en rechter aanzicht van de Keulse Jonaspijp. Lengte 13,6 cm. Coll. auteur

15

16

Het zeventiende-eeuwse merk Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2014
gekroonde staande leeuw met
PS. Goudse of toch Amsterdamse ’s-Graveland nam men huisvuil mee en dat werd als be-
makelij? mesting over de schrale grond uitgestrooid. Het afgegraven
Ron de Haan terrein werd bij verkaveling verkocht aan beter gesitueerde
Amsterdammers zoals kooplieden en stadsbestuurders. Op
de akkers van Boekesteyn, één van de aldus ontstane land-
goederen, zijn eind jaren zeventig een aantal interessante
zeventiende-eeuwse vondsten gedaan, zoals glaskralen,
lakenloodjes, munten en een groot aantal pijpenkoppen.2 De
gevonden voorwerpen zijn te dateren voor circa 1660.

Sommige pijpenmakersmerken worden mondjesmaat en Hoornpijp met gekroonde staande leeuw met PS
slechts op een beperkt aantal locaties gevonden. Zo’n merk
is de gekroonde staande leeuw met PS, dat tot op heden al- De meest bijzondere vondst op het landgoed werd in 1979
leen bekend is als bodemvondst uit Amsterdam en van ak- gedaan. Toen is een groot gebogen steelfragment van een
kers waarop stadsafval uit de hoofdstad is gestort. hoornpijp uit de zeventiende eeuw gevonden.3 (Afb. 1)
Waarschijnlijk was deze pijp een reclame- of presentatiepijp.
Inleiding Eind zeventiger jaren waren nog maar een paar grote pijpen-
Dit artikel is ontstaan naar aanleiding van de vondst van een fragmenten bekend en toen wisten we ook nog niet zo goed
hoornpijp op landgoed Boekesteyn in ’s-Graveland.1 Het de betekenis van dit soort fragmenten. Wel was bekend dat
ontstaan van het dorp ’s-Graveland was het directe gevolg in ‘De Uithangtekens’ van J. van Lennep en J. ter Gouw
van de zandafgravingen in de eerste helft van de zeven- een grote reclame-pijp werd genoemd. Deze wordt als volgt
tiende eeuw. Dit zand had men in Amsterdam nodig voor de beschreven: ‘En Amsterdammers herinneren zich nog die
uitbreiding van de grachtengordels. Op de terugvaart naar reuzepijp in de Kalverstraat bij de Osjessluis’.4 Kennelijk
was er nog tot in de negentiende eeuw een tabakswinkel
waar een pijp als uithangbord hing.

Afb. 1. Fragment van een hoornpijp met zestien Franse lelies in ruitvorm. Gemerkt gekroonde staande leeuw met PS. L. 100 mm / D. 18 mm (onder) en
25 mm (boven). Vindplaats ’s-Graveland. (Collectie en foto Ron de Haan)

17

18

Een kleipijp met miniatuur Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2014
tekeningen in inkt
De afbeeldingen
Bert van der Lingen Aan de achterzijde van de pijp is naast de naam Bakker een
klein kegelvormig figuurtje zonder armen en met dunne
In 2010 is in Amsterdam een ovale pijp met een naam en benen getekend. Het is een bijzonder figuurtje waarvan de
drie afbeeldingen in inkt gevonden. De pijp is afkomstig uit voorstelling moeilijk tot iets zinnigs is te herleiden. De haren
grond die buiten de grachtengordel is gestort als ophoging lijken in twee staarten recht overeind te staan en in de oren
tijdens bouwwerkzaamheden. Niet eerder is een pijp met hangen oorbellen. Het zou bijvoorbeeld ook een nar kunnen
naam en meerdere tekeningen aangetroffen en we mogen voorstellen en misschien zijn het geen haren en oorbellen
dan ook spreken van een bijzondere vondst. maar is het een narrenmuts.
De pijprokers staan op de achter- en steelzijde van de pijp.
De pijp Ze dragen het bekende driedelig kostuum bestaande uit een
De ovale pijp met een ketelhoogte van 49 mm dateert uit kniebroek, vest en jas die aansluit in de taille. Deze kle-
de tweede helft van de achttiende eeuw en is van de beste ding werd over een langere periode in de zeventiende en
‘porceleijne’ kwaliteit. Op de onderkant van de hiel is het achttiende eeuw gedragen. De rokers zijn in twee verschil-
merk both gestempeld. (Afb. 2) Op de hiel links is het wapen lende houdingen getekend en geven een voor- en zijaanzicht.
van Gouda als bijmerk aangebracht en rechts twee stippen De pijproker aan de steelzijde van de pijp is met dikkere lij-
onder elkaar als vormmerk. De pijp kwam uit een Goudse nen getekend dan die aan de achterzijde. De onderzijde van
werkplaats. In de tweede helft van de achttiende eeuw had- het lichaam is redelijk goed getekend maar de lijnen die het
den een drietal pijpenmakers dit merk in eigendom.1 Het hoofd en de armen weergeven zijn niet goed geproportio-
merk garandeerde een hoge omzet. De pijpen werden aan neerd. Het hoofd is niet meer dan een ovaal met twee stippen.
tabaks- en pijpenwinkeliers verhandeld en kwamen vervol- De steel van de lange pijp is niet als rechte lijn getrokken.
gens bij de consument. Dit exemplaar was gezien de naam De roker op de achterzijde is van de zijkant getekend. Hij
op de ketel bij een zekere Bakker terechtgekomen. Mogelijk staat licht naar voren gebogen. De tekenaar heeft hier fijnere
heeft die de figuurtjes op de tabaksketel van de pijp getekend. lijntjes getrokken waardoor een gedetailleerder en fraaier re-
Gezien de zwarte aanslag in de tabaksketel is de pijp zwaar sultaat ontstond. De steel van de pijp die hij rookt is recht, op
gerookt. Ook langs de ketelrand is een zwarte roetaanslag de jas is een zak getekend en de roker draagt een driesteek.
zichtbaar. De wat bredere zwarte vlek aan de steelzijde is
veroorzaakt door het telkens op dezelfde wijze aansteken De techniek
van de pijp. Op de linkerkant van de ketel, direct onder de De afbeeldingen zijn met pen in lichtbruine inkt op de pijp
naam Bakker, is een concentratie kleine putjes zichtbaar, die getekend. De naam Bakker is op de linkerzijde van de ke-
zijn ontstaan door het consequent op dezelfde wijze uitklop- tel geschreven tussen ketelopening en hiel. Tenzij de schri-
pen van de pijp om as en resten tabak te verwijderen. jver linkshandig was werd de pijp tijdens het schrijven plat
neergelegd of aan de bovenzijde van de steel vastgehouden
om stabiel te kunnen schrijven. De tekeningen staan onder-
steboven waardoor er tijdens het roken niet naar gekeken
kon worden. Het aanbrengen van afbeeldingen was op deze

Afb. 1. Ovaal model, hielmerk both. H. 49 mm. Gouda 1750-1800. Afb. 2. Het gestempelde hielmerk both, Gouda
1750-1800.

19

20

Een bijzondere groep Ottomaanse Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2014
kleipijpen uit de Levant
Arjan de Haan Een ander kenmerk van de acht pijpen is hun extreem hoge
kwaliteit. Dit is eenvoudig vast te stellen bij de twee pijpen,
die uitgebreid versierd zijn met radeerstempels en gewone
stempels, en afgewerkt met goudversiering. De zes een-
voudigere modellen vereisen meer inzicht.

Recentelijk is een kleine maar buitengewoon interessante Het meest opvallende kenmerk is de dunne ketelwand. Bij
groep kleipijpen uit de Levant boven water gekomen. De sommige modellen is die slechts twee millimeter op het
groep komt uit een oude inboedel en was klaarblijkelijk bij dikste punt. (Afb. 8-10) Hierdoor is een spiraalvormige ver-
elkaar gebleven sinds de eerste eigenaar de pijpen kocht. Een draaiing in de klei te zien, ontstaan door het draaien van
zoektocht naar referentiemateriaal heeft weinig opgebracht. de klei op een pottenbakkerswiel.1 Ook bij de bodem van
Deze kleine groep pijpen heeft andere kenmerken dan de tot de ketel is de geringe dikte van de wand waar te nemen. In
nu toe bekende pijpen uit de Levant. sommige gevallen benadert deze twee tot drie millimeter.
Dit is lastig om te meten vanwege de aanwezigheid van de
Omschrijving rattestaartverbinding tussen ketel en manchet. De buitenge-
De groep bestaat in totaal uit acht kleipijpen. (Afb. 1) Zes woon fijne constructie van deze pijpen zou een verklaring
van deze pijpen zijn relatief simpele modellen. (Afb. 8-13). kunnen zijn waarom vergelijkbare stukken moeilijk te vin-
De andere twee zijn buitengewoon fijn afgewerkte pijpen den zijn.
met een goudversiering, die over het algemeen alleen op
Tophane aardewerk van hoge kwaliteit te vinden is. (Afb. De merken
14-15) Slechts één van deze pijpen is gerookt. (Afb. 12). Alle Van de acht pijpen zijn er zeven gemerkt. Meerdere pijpen
acht pijpen zijn gemaakt van roodbakkende klei. uit deze groep zijn gemaakt door dezelfde pijpenmaker, het-
geen een goed inzicht geeft in zijn vakmanschap. De pijpen
Het belangrijkste aspect dat alle pijpen delen is, dat de bin- in afbeeldingen 8, 9 en 10 zijn gemerkt met dezelfde stem-
nenzijde van de cilindrische tabaksketel een vlakke bodem pel. Dit merk is te lezen als Hiali. Het merk op de pijp in af-
heeft. De binnenwand van de ketel toont fijne lijnen die aan- beelding 11 is een variant van de vorige stempel en wordt op
tonen dat de pijpen op een pottenbakkerswiel gedraaid zijn. dezelfde wijze gelezen. Of het schrift op deze stempels Ara-
De bodem van de ketel vertoont schraapsporen, een speci- bisch of Perzisch is, is onduidelijk2 en valt niet op te maken
fieke handeling van de pottenbakker om de bodem van de uit het gebruikte alfabet. Echter, aangezien Perzisch (oud-
ketel vlak te maken. Perzisch) hoofdzakelijk gebruikt is in middeleeuws Iran, is
Comparatief onderzoek naar een groep van circa 180 verge- het waarschijnlijk dat het hier om Arabisch gaat.
lijkbare pijpen uit de Levant toont aan dat de binnenzijde De merken op de pijpen in afbeelding 12 en 13 verschillen
van de ketel altijd trechtervormig is, waarbij de hellingshoek licht van elkaar, maar beide zijn te lezen als Yekta in het Per-
varieert. Slechts twee van deze pijpen laten enige gelijkenis zisch.3 Deze naam is gebruikt door verscheidene generaties
zien met de pijpen die in dit artikel beschreven worden. pijpenmakers4 en diverse merken met deze naam zijn vast-
gelegd.5 Het merk op de pijp in afbeelding 15 is te lezen als
Javan in het Perzisch, hetgeen ‘jong’ betekent.6

In de tijd van het Ottomaanse Rijk waren de talen gemengd.
Er bestond niet slechts één taal voor het gehele rijk. Perzisch
werd gesproken in en om Iran en nauwelijks in Turkije. Per-
zisch was ook de taal van het Indiase hof tot circa 1835.7
In Egypte was de hoofdtaal Egyptisch Arabisch (en diverse
Arabische dialecten) met wat Perzische invloeden aan de
oostgrens, terwijl in Turkije minder dan 2% van de bevol-
king Arabisch sprak. De hoofdtaal in Turkije was Ottomaans
Turks. Deze taal bevatte veel vocabulaire van de veroverde
landen.

Afb. 1. Overzicht van de acht pijpen. De decoraties
Verscheidene van de pijpen hebben enkel de simpelste versie-
ringen; dunne radeerstempels langs de randen, en op de
connectie tussen de ketel en de manchet langs de rattestaart.
(Afb. 9, 10, 12 en 13)
Drie van de andere pijpen hebben een apart zigzagpatroon

21

22

Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2014

Ottomaanse pijpen in Neder-
landse collecties, archieven en
als bodemvondst (zeventiende en
achttiende eeuw)
Bert van der Lingen

Vanaf de zeventiende eeuw wordt de Hollandse kleipijp Afb. 1. Een Turkse en twee Hollandse tabakspijpen met tabaksdoos, 1650-
door alle lagen van de bevolking voor de consumptie van 1670. (Collectie en foto Hans Eelman)
tabak gebruikt. Er is een verscheidenheid aan kwaliteiten
verkrijgbaar die aansluit bij de status en de portemonnee Verzamelaars en gebruikers
van de gebruiker. Naast de traditionele kleipijp wordt in Bijna alle in Nederlandse bodem gevonden exotische pij-
beperkte mate ook voorzien in de behoefte aan exotische pen zijn afkomstig uit landen van het voormalige Ot-
tabakspijpen. Vooral in de tweede helft van de achttiende tomaans Rijk. Een deel van deze pijpen is door zeelieden
eeuw wordt in gespecialiseerde winkels in de grote steden meegenomen voor eigen gebruik, terwijl de meer exclusieve
steeds meer aanbod van, veelal uit Duitsland geïmporteerd, exemplaren in opdracht van handelaren, winkeliers of ver-
porseleinen, meerschuimen en houten rookgerei aange- zamelaars werden vervoerd. Uit Amsterdamse notariële
boden. Het assortiment is meestal klein. Soms bieden zij archieven kan worden opgemaakt dat al aan het eind van
ook Turkse pijpen aan. de zeventiende eeuw interesse bestond voor exotische ta-
bakspijpen. In die periode vinden we deze voorwerpen ook
Inleiding in rariteitenkabinetten van welgestelde Nederlanders. Het
Toch is er al eerder behoefte om exotisch rookgerei in huis verzamelen van voorwerpen uit tropische oorden begon kort
te hebben. Al in de zeventiende en begin achttiende eeuw na 1600 door het toenemende scheepsverkeer en het contact
komen we deze voorwerpen af en toe tegen in boedelin- met verre landen en culturen. Schepen van de VOC en WIC
ventarissen van veelal welgestelde Amsterdamse burgers zeilden naar Azië, Afrika en Amerika en er was een geregel-
en ook in de Hollandse bodem worden deze voorwerpen de scheepvaart met landen rond de Middellandse Zee. Het
sporadisch gevonden. Meestal gaat het dan om pijpen uit was daarom voor Nederlanders vrij eenvoudig om exotische
het voormalig Ottomaans gebied maar ook een zeldzame voorwerpen te verkrijgen.
Noord-Amerikaanse Chesapeake pijp1 uit de zeventiende
eeuw en enkele Afrikaanse pijpen2 zijn bekend als Neder- Eigenaren en gebruikers van Ottomaanse kleipijpen uit de
landse bodemvondst. Ze komen vooral tevoorschijn in of zeventiende en achttiende eeuw zijn nauwelijks bekend in
nabij havensteden. Hoewel deze exotische pijpen hoofdza- Nederland. Onlangs is, hoogst waarschijnlijk, de vroegst
kelijk voor lokaal gebruik waren bedoeld is er beperkte bekende afbeelding van een Ottomaanse pijp ontdekt op een
uitwisseling tussen diverse landen en continenten geweest. schilderij van Peter Paul Rubens uit circa 1619.5 Op dit doek
Bemanningen van binnen- en buitenlandse schepen waren staat Nicolas de Respaigne afgebeeld in Turkse kleding, een
verantwoordelijk voor de verspreiding van deze voorwer- ‘turcx conterfeytsel’, een lang vest van zijdebrokaat. Volgens
pen. Een voorbeeld is een Birmaanse pijp uit het wrak van de huidige beschrijving van dit doek heeft De Respaigne een
het VOC-schip Vergulde Draeck dat in 1656 voor de kust wandelstok in zijn hand maar, gezien de wijze waarop hij die
van Australië verging3 In de jaren 1625-1679 had de Verenig- vasthoudt, de lengte van de stok, het snijwerk en het postuur
de Oost-Indische Compagnie een vijftal handelsposten in van De Respaigne, is dat niet aannemelijk. Het voorwerp
Birma. De eigenaar van deze pijp kan zowel een Europese dat hij wel op elegante wijze tussen duim en wijsvinger vast
VOC-dienaar zijn geweest als een lokaal ingehuurd perso- lijkt te houden is zeer waarschijnlijk een Turkse tabakspijp
neelslid. Het was niet ongewoon om buitenlands personeel met een houten roer. (Afb. 2) De Antwerpse koopman De
te werven en zo werd in het laatste kwart van de zeventiende Respaigne had zich in 1603-1605 in Venetië gevestigd en
eeuw bij de Nederlandse Marine een hoog percentage zee- in de jaren 1611-1615 reisde hij als pelgrim naar Jeruzalem.
lieden uit Venetië, Smyrna, Angola, Nieuw Engeland, Bata- In 1615 was hij vertegenwoordiger van de Vlaamse natie
via en zelfs uit de Filipijnen4 aangenomen, die ongetwijfeld in Aleppo waar hij mogelijk ook werkzaam is geweest als
het eigen vertrouwde rookgerei meenamen. Dichter bij huis koopman.6
verging in de jaren 1650-1670 in het IJsselmeer een Neder-
lands schip waarin eveneens een exotische pijp werd aan-
getroffen. Het gaat hier om een fraaie Turkse pijp die samen
met een Hollandse koperen tabaksdoos en ongemerkte Hol-
landse kleipijpen uit het wrak werd opgedoken. (Afb. 1)

23

24

Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2014

De productie van kleipijpen in
Ruhla (Thüringen)
Ron de Haan

Inleiding Afb. 2. Goudkleurig figurale pijp met afbeelding van een man met
Met dit artikel wordt beoogd de bestaande kennis over de baard, hangsnor en tulband. Het goudkleurige deksel van klei is in
kleipijpenproductie in Ruhla, voor zover als dat mogelijk messing gevat. Gemerkt ‘EL’ in ovaal naast manchet. Buffelhoornen
is, samen te brengen. Ruhla was in de tweede helft van de steel met goud vergulde messing ringen, 1820-1860. (6,5cm x 7cm)
negentiende eeuw tot ver in de twintigste eeuw bijna volle- (zie ook afbeelding 37)
dig afhankelijk van de productie en handel in pijpen en toe-
behoren, de afmonteringen met deksels, de beschildering dorp in vroeger tijd in tweeën deelde. Vandaag de dag loopt
van porseleinen pijpen, het vervaardigen van meerschuim het riviertje ondergronds door het centrum, maar er zijn
pijpen, stelen en foedralen en etuis. Over de kleipijpenpro- plannen om dit weer ongedaan te maken en in de oude staat
ductie is niet of nauwelijks iets bekend, hoewel deze, zoals terug te brengen. Ruhla had in de directe omgeving meerdere
zal blijken, een forse omvang heeft gehad. Twee uiterst be- grondstoffen tot haar beschikking waarvan de belangrijkste
langrijke bodemvondsten uit 1995 van ‘gietmallen’ (Afb. 1) ijzer was. De stad was in de eerste decennia van de achttiende
hadden het vermoeden dat bepaalde pijpen aan Ruhla kon- eeuw alleen bekend om zijn metaalindustrie. Deze industrie
den worden toegeschreven recentelijk bevestigd. Dit betrof produceerde onder andere messen, scharen, vijlen en andere
zowel dubbel- als enkelwandige pijpen.1 Archiefonderzoek kleine waren, maar werd uiteindelijk overvleugeld door de
heeft ons nog niet veel verder gebracht dan de namen van pijpennijverheid vanwege de sterk opkomende vraag naar
een aantal makers van kleipijpen. Aan deze pijpmakers kon- metalen pijpenbeslag voor allerhande soorten van pijpen.
den helaas geen pijpen worden toegeschreven, doordat op Niet alleen voor de afmontering voor pijpen van hout, meer-
de meeste pijpen uit Ruhla merken ontbraken. Ziegler is een schuim en porselein, maar ook voor kleipijpen. De productie
uitzondering. Hij merkte zijn pijpen met ‘Gezet’ of ‘GZ’. vond plaats in kleine familiebedrijfjes die vervolgens hun
Slechts één andere pijpmaker die zijn pijpen ook heeft ge- producten verkochten aan de handelaren,3 die het dan weer
merkt, met ‘EL’, blijft helaas tot op heden onbekend. (Afb. 2) op internationale beurzen door verkochten. In de literatuur
waren de meningen verdeeld over de vroegste datering van
Ruhla: Bergdorp met een lange ontwikkelingsge- de pijpennijverheid en waar deze van oorsprong vandaan
schiedenis kwam. Algemeen werd aangenomen dat het een zekere ‘Si-
Ruhla, in het Thüringerwoud in de voormalige DDR, was mon Schenk’ of ‘Schenck’ uit Zillbach was die zich in 1739
ontstaan rond het midden van de elfde eeuw.2 Het ligt zeer als eerste in Ruhla vestigde.4 Vanaf die tijd begon de pijpen-
gunstig aan de rivier de Erbstrom die het langgerekte berg- industrie aan een bloeiperiode die tot ver in de twintigste
eeuw stand zou houden.
Afb. 1. Halve gipsmal voor het gieten van pijpen en een bijbe-
horende, beschilderde kleipijp, 1840-1900. Bodemvondsten Ruhla De kleipijpenproductie
(6cm x 4cm). Of er in de zeventiende eeuw in Ruhla kleipijpenproductie
was weten we niet. Ook over eventuele import in Ruhla
van kleipijpen was in de literatuur niets terug te vinden.
Nog vreemder was het dat geen van de in de zeventiende en
achttiende eeuw bekende pijpenmodellen, die in grote delen
van West Europa gebruikelijk waren, in Ruhla als bodem-
vondst aangetroffen zijn. Hierdoor ontstond de indruk dat

25

26

Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2014

Samengestelde messing deksels
uit Thüringen op pijpen uit
Tophane, Ruhla en Schemnitz
Arjan de Haan

Introductie Afb. 2. Detail van de Henze catalogus met afbeelding van een afgemon-
De meeste Tophane1 kleipijpen werden normaliter gerookt teerde Tophane pijp. (collectie auteur)
zonder deksel. Desondanks zijn sommige van deze pijpen,
die bedoeld waren voor de Europese markt, afgemonteerd Dekseltype 1
met messing deksels in Europese stijl. (Afb. 1) De catalogus Het deksel zoals afgebeeld in de Henze catalogus, is een van
van Otto Henze,2 toont een voorbeeld van een afgemon- de meest algemene en visueel aantrekkelijke types. (Afb. 4)
teerde Tophane pijp. (Afb. 2) Deze catalogus is gericht op de Het decoratieve centrale deel van het deksel is een geperste
locale Duitse markt. Aangezien hij in het eerste kwart van bolvorm, versierd met geometrische patronen in reliëf. Dit
de twintigste eeuw gepubliceerd is, biedt hij een tijdskader reliëf werd geëmailleerd in diverse kleuren en kleurcom-
voor de productie van de pijpen en de deksels. binaties. De geometrische patronen doen sterk denken aan
kleurrijk gedecoreerde Ottomaanse tegels. Dit type deksel is
De deksels afgemonteerd met een bolvormige dekselknop.
De deksels zijn gemaakt van messing en bestaan uit meer-
dere delen. (Afb. 3) Door het vervangen van delen van de Een veel minder voorkomende variant is een deksel met een
deksel is een eindeloze variatie aan combinaties mogelijk. wat grotere diameter, waarbij de geëmailleerde versiering
Bijvoorbeeld door het aanpassen van de diameter van de bestaat uit een geometrisch patroon met scarabeeën en pa-
rand kunnen de deksels op diverse pijpmodellen gemonteerd pyrusbloemen. (Afb. 5) Het centrale deel van het deksel is
worden. ook hier een geperste bolvorm.

Deze types deksels bestaan uit drie delen: De zeldzaamste variant is een deksel waarbij het centrale
1. De rand waarmee het deksel aan de pijp gemonteerd is. deel in reliëf gegoten is, in plaats van geperst. De geë-
2. De basis van het deksel dat met een scharnierpunt aan de mailleerde versiering bestaat in dit geval uit een profielpor-
tret van een Egyptenaar met klassieke hoofdtooi. (Afb. 6)
rand verbonden is. Het is opmerkelijk dat er Egyptische versieringen gebruikt
3. Het decoratieve centrale deel van het deksel werden voor het afmonteren van Turkse pijpen.

De deksels die op deze manier gemaakt zijn kunnen grof-
weg in twee groepen onderverdeeld worden:

Type 1: Deksels waarbij het decoratieve centrale deel geë-
mailleerd is

Type 2: Deksels waarbij het decoratieve centrale deel niet
geëmailleerd is.

Afb. 1. Vier Tophane pijpen afgemonteerd met samengestelde deksels, Afb. 3. De drie belangrijkste onderdelen van de deksel.
eerste kwart twintigste eeuw. (collectie auteur)

27

28

De Belgische export en import van Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2014
pijpen na de Belgische onafhan-
kelijkheid meer aansloot bij de interne markt dan bij de behoefte van
Ruud Stam de Europese luxe export. Bovendien was de schaal van de
Belgische bedrijven eigenlijk te klein om in de harde inter-
In het jaarboek 2013 heb ik een artikel geschreven over de nationale concurrentiestrijd een rol van betekenis te kunnen
ontwikkeling van de Belgische kleipijpennijverheid. Daarin vervullen. De grote Franse firma’s, de regio Westerwald met
is betoogd dat deze sterk afwijkt van de ontwikkeling van zijn vele bedrijven en Gouda, waar ook een forse productie
de pijpennijverheid in Nederland. In het nu voorliggende ar- vandaan kwam, en later ook Schotland waren meer geschikt
tikel wordt de export en import van pijpen in België nader om op de internationale markt een positie op te bouwen.
onder de loep genomen. De Belgische export is steeds van Ook is de Belgische nijverheid er niet in geslaagd om een
ondergeschikt belang geweest. Slechts een klein deel van bepaalde niche van de internationale markt te veroveren, zo-
alle pijpen werd geëxporteerd en België was vrijwel steeds als dat wel gold voor de duurdere Franse pijp, de traditionele
een netto [import minus export] importerend land voor pij- Goudse en de goedkope Duitse en Schotse pijp.
pen. De bijlage van dit artikel is gewijd aan een kritische
beschouwing over de import- en exportstatistieken die als 1. De periode 1831-1864
onderbouwing van dit artikel zijn gebruikt. De export van kleipijpen uit de Zuidelijke Nederlanden
kwam pas in de tweede helft van de 18e eeuw tot ontwik-
In mijn artikel in het Jaarboek 2013 ben ik reeds ingegaan keling. De export groeide en onder koning Willem I waren
op de modelontwikkeling in de 19e eeuw en het feit dat deze er verschillende bedrijven die exporteerden.1 Vanaf de Bel-
gische onafhankelijkheid zijn er statistieken over export,
  import en transithandel bijgehouden. Hierin worden de aan-
tallen verhandelde pijpen weergegeven. Deze cijfers lopen
Tabel 1: De export van kleipijpen (stuks x 1000) van 1831 –1864.   van 1831 tot 1864.2 Deze cijfers zijn in tabel 1 en 2 samen-
gevat. Vanaf 1864 werden kleipijpen onherkenbaar onder
een andere categorie opgenomen. Alleen vanaf het einde
van de 19e eeuw zijn nog export- en importcijfers beschik-

Div. landen 

India 
Australië 
Singapore 
Chili 
V. S. 
Filipijnen 
Brazilië 
Guinee 
China 
Turkije 
Cuba 
Luxemburg 
Buenos Aires 
Algerije 
Lübeck, 
Hamburg en 
Bremen 
Engeland 

Duitsland 
Frankrijk 
Holland 
totaal 

Jaar 

31  247  217  23  7        

32  650  526  46  64  14       

33  496  463  32  1        

34  296  295    1       

35  271  260  11        

36  168  126  24  17         

37  184  184          

38  258  206  23    17  11      

39  193  176  10     7    

40  67  40  22  4        

41  84  44  19  1     19      

42  105  65  29     65    

43  29  8  21        

44  48  5  38  1     4    

45  48  26  13  +     8 +1      

46  173  29  76  3 2    4 37 6     

47  162  33  91       39   

48  54    34     18       2

49  133    13  11      40     10  52 7

50  577    12     207   75    65 15

51  910         54   179    673 4

52  61    20       32    9

53  225             225

54  757             757

55  1311      573      286    304 148

56  1801    2  721  258      531    289

57  1154  75    103        170  700 107

58  1795  87    1753        198

59  893  31         247  200  264 140

60  791  345    205    11       230

61  556  133  192  223        8

62  438  292  142         3

63  436  141  267  26        2

64  167    160  3       4   

  29
 
 
 

30

Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2014

Pijprokers op ceramiek
Wiard Krook

Zoals op schilderijen te zien is begonnen de Nederlandse Afb. 1. Schotel (fragment), majolica, Nederland, zeventiende eeuw, D.
interieurs aan het eind van de zestiende eeuw kleurrijker te 16.2 cm.. Zittende pijprokende man in geel en blauw. Bodemvondst Am-
worden. Dit werd mede veroorzaakt door de geïntensiveerde sterdam. (Privé collectie, foto Wiard Krook)
handelscontacten met Italië. Geheel nieuw voor ons land was
de invoer van veelkleurig beschilderd Italiaans aardewerk zogenaamde ‘spiegel’) rustte.
dat ‘majolica’ werd genoemd. Over het algemeen werd Nederlandse majolica beschilderd
met allerlei taferelen uit het dagelijks leven, zoals men die
Majolica kende van schilderijen, etsen en gravures. Net als bij de
Reeds in de vijftiende eeuw werd deze soort polychroom wandtegels, waarvan de productie parallel liep met die van
versierde ceramiek op het Spaanse eiland Majorca gemaakt. de majolica voorwerpen, zien we afbeeldingen van onder
Het woord ‘majolica’ was een verbastering van ‘Mallorca’, andere heraldische wapens, allerlei ornamentiek, dierfi-
de Spaanse naam van dit eiland in de Middellandse Zee. De guren, flora, vruchten, zeewezens, bijbelse voorstellingen,
techniek voor het vervaardigen van majolica en de ‘vormen- putties, landschappen, kinderspelen en het menselijk bedrijf.
taal’ van de decoraties kwamen oorspronkelijk uit Noord- Onder de categorie ‘dagelijks leven’ mogen we de rokende
Afrika en het Midden Oosten. figuren rekenen. De oudste rokers die we op majolica borden
In de zestiende eeuw werd ook in diverse grote Italiaanse aantreffen zijn mannetjes die zittend op een krukje vredig
steden, met name Faenza, met veel succes allerlei majolica van hun pijpje genieten (afb. 1 en 2). Mogelijk kan een schil-
producten geproduceerd voor de locale markt en voor export derij van een rokende boer van Adriaen Brouwer (1605-voor
in Europa. De grote interesse in de Lage Landen voor dit
soort rijk versierd aardewerk deed een aantal Italiaanse ma- Afb. 2. Schotel (fragment), majolica, Nederland, 1670-1700, D. 16.5
jolicabakkers aan het eind van de 16e eeuw besluiten om te cm. Zittende pijprokende man met vuurstokje in geel, blauw en zwart.
gaan verhuizen, om in samenwerking met lokale pottenbak- Bodemvondst Hoorn. (Foto en collectie, Amsterdam Pipe Museum, inv.
kers, ook allerlei majolica producten te gaan maken. Medio nr. PK 21.613)
1600 kende vele Nederlandse steden, bijvoorbeeld Amster-
dam, Haarlem, Rotterdam, Gouda en Delft, één of meerdere
majolicabakkerijen. De productie beperkte zich niet alleen
tot majolica wandborden en schotels, maar ook tot bekers,
fruitschalen, visschalen, vazen, kandelaars en wat dies meer
zij.
Dankzij opgravingen in ons land zijn er veel majolica pro-
ducten bekend. In de loop der jaren werd veel kennis ver-
gaard om de ouderdom en herkomst van opgegraven majoli-
ca te kunnen vaststellen. Naast de unieke samenstelling van
de gebakken klei kan de toegepaste techniek en de stijl van
de beschildering helpen bij de vaststelling van de herkomst
van de bodemvondsten.
De Nederlandse majolica is goed te onderscheiden van de
Spaanse en Italiaanse majolica. Zo is bij borden en scho-
tels de polychrome beschildering aan de voorzijde op
een ondergrond van tinglazuur aangebracht. Na het bak-
proces kleurt tinglazuur fraai wit. De onbeschilderde
achterkant van schotels werd bedekt met het veel goedko-
pere loodglazuur. Na het bakken wordt loodglazuur transpa-
rant. Vaak werd zelfs enigszins verontreinigde loodgla-
zuur gebruikt, want als een bord eenmaal aan de wand
hing was de achterzijde toch niet zichtbaar. Borden en
schotels werden tijdens het bakproces in de oven opge-
stapeld. Tussen de borden werd een zogenaamde ‘proen’
geplaatst die op drie punten in het centrum van elk bord (de

31

32

Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2014

Een ‘tobacqy pyp met tin beslae-
gen’ in een linnenkast in Dokkum,
1604
Bert van der Lingen

In navolging van de Engelsen begonnen rond 1580 in Hol- Afb. 1. Detail uit Baers, 1648, p.20.
land de eerste pijpenmakers hun ambacht uit te oefenen.
Het waren veelal Engelsen die hier hun toevlucht hadden waardoor culturele uitwisselingen konden plaatsvinden. Er
gezocht en met het ambacht begonnen. De tabak was een waren ook Dokkumers die de wereldzeeën bevoeren en
nieuw product dat nog door weinigen werd gebruikt. In de ongetwijfeld het nodige aan exotische goederen mee terug
beginperiode werd het zowel als genotmiddel als medicijn hadden genomen. Dokkum had toen nog een open verbin-
geconsumeerd. Dit blijkt ook uit het aantal eerste-generatie ding met de zee en was voor een groot deel op de zeevaart
kleipijpen, uit de periode 1580-1620, dat over het algemeen georiënteerd. In 1597 vestigde de Friese Admiraliteit zich in
sporadisch wordt gevonden.1 De verspreiding van tabak be- de stad en werd de beveiliging van de handelsvaart en de
gon in de havensteden en verplaatste zich vervolgens naar de oorlogvoering met Spanje vanuit Dokkum gecontroleerd.6
grote steden en het platteland.
Tabak in het noorden
Ronke Baukes In 1604, het jaar waarin de boedelinventaris werd opge-
Op 8 januari 1585 werd schipper Romke Baukes in het maakt, hadden nog maar weinigen zich laten verleiden tot
burgerboek van Dokkum ingeschreven.2 Ene Romcke het roken van een pijpje met tabak. Het nieuwe kruid was
Bauckes wordt daarin genoemd met de toevoeging ‘Opt voor de meesten nog een vreemd product waar men zich niet
Nieuwe buijren’, in verband met de betaling van gepachte aan waagde, of het was gewoonweg nog niet voor iedereen
grond van het weeshuis.3 Negentien jaar later, op 23 novem- beschikbaar. Johannes Baers gaf hierover een fraai verslag.
ber 1604, werd de rijke boedelinventaris van de winkelier (Afb. 1) Baers werd omstreeks 1580 te Gent geboren. In
Romcke Baukes uit Dokkum opgemaakt. Het lijkt erop dat 1602 werd hij als student ingeschreven bij de theologische
het hier steeds om dezelfde Baukes gaat. In het burgerboek faculteit te Leiden. Zijn vader, Paschasius Baers, was in
van Dokkum komt namelijk niemand anders met deze, of 1590 als predikant in Leeuwarden aangekomen en werd in
een daarop gelijkende, naam voor. 1603 beroepen naar Bergen op Zoom.7 Johannes reisde in de
Bij het opmaken van de boedelinventaris werd in een kast, zomer van 1603 naar Leeuwarden om zijn vader te helpen
met linnengoed en andere huishoudelijk voorwerpen, een met zijn verhuizing. In 1648 verscheen zijn werk ‘Cornuco-
‘tobacqy pyp met tin beslaegen’ aangetroffen. Hij werd piae, dat is: een boeck van allerley materien’ in druk. Hierin
bijzonder genoeg bevonden om op de lijst met eigendom- verhaalt hij over zijn bezoek aan Friesland en de ontmoeting
men te worden bijgeschreven. Baukes had ook een ‘Indi- met de tabak. Vanwege de belangrijke inhoud wordt de pas-
aense’ (Oost-Indische) schaal. Dergelijke voorwerpen zijn sage hier in zijn geheel overgenomen:
zeldzaam, zeker voor vroege boedels in Friesland. De Oost-
Indische schaal was vooral bijzonder omdat pas in 1600 de ‘Ick ben van Leyden ende Amstelredamme wederom naer
eerste retourschepen vanuit Azië terugkeerden. Baukes had Frieslant gegaen / om mijn Vader / die ondertusschen
een winkel met de meest uiteenlopende zaken, variërend van beroepen was tot Bergen op den Zoom, te helpen verhuysen:
zeilgaren tot schrijfpapier en zoethout.4 Misschien verkocht maer eer dat wy derwaerts gingen / ’t welck was in’t jaer
hij daar ook wel exotische voorwerpen. 1603, moet ick noch yet van Frieslant verhalen. Mijn Vader
De Oost-Indische voorwerpen, het zeilgaren, de havenstad ende ick zijn ghegaen op een seecker Dorp / by een Joncker
Dokkum en het beroep van Baukes kunnen aanwijzingen / ghenaemt Goorle8, wesende een gestudeert ende geleert
zijn dat hij mogelijk zelf een aantal van deze voorwerpen
heeft verzameld. Ongetwijfeld zal hij vanwege zijn beroep
als schipper, contacten hebben gehad met personen die zich
met de scheepvaart bezighielden. Soms kwam de buiten-
wereld ook naar Dokkum. Een bijzondere gebeurtenis vond
plaats in 1601. Toen werd de lading van vier in Bantam met
specerijen geladen Oost-Indiëvaarders, die wegens slecht
weer moesten uitwijken naar Ameland, naar Harlingen
gebracht. Bevelhebber Pieter Both werd op het kantoor in
Dokkum ontboden.5 Hieruit blijkt dat er in het noorden ook
sporadisch contacten zijn geweest met Oost-Indiëvaarders,

33

34

Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2014

Is het bijmerk een betrouwbaar
dateringskenmerk?
Ruud Stam

Aan de hand van een aantal bodemvondsten uit Amsterdam Afb. 1. Vindplaats Singelgracht (Buitensingel). Tekening
wordt in dit artikel aangetoond dat de bij velen gebruike- Ko van der Ree.
lijke dateringsmethode, om pijpen die geen Gouds bijmerk
hebben, standaard te dateren voor 1739/1740, tot fouten kan Totstandkoming van dit artikel
leiden. De auteur constateerde dat in de groep pijpen zitten die
op basis van hun vorm na 1740 te dateren zijn, maar geen
De vondst Gouds bijmerk hebben. De precieze determinatie en datering
Uit de nalatenschap van de heer Ko van der Ree komt een van de pijpen is gedaan door Bert van der Lingen en de da-
groep pijpen die, vermoedelijk voor het grootste deel vele tering is gecontroleerd door Hans van der Meulen. Ook Jan
jaren geleden, gevonden is aan de Singelgracht (voorheen van Oostveen heeft deze groep gezien en geconstateerd dat
Buitensingel), nabij het Rode Dorp in Amsterdam op het ter- hier een aantal pijpen bij is die na 1740 gedateerd moet wor-
rein van de voormalige herberg ‘de Vrede’. (Afb. 1) Uit de bij den, maar dat deze pijpen geen Gouds wapen, al of niet met
de pijpen gevoegde tekeningen van de gevonden merken, zo- de S, als bijmerk hebben. Verder heeft hij de hier genoemde
als die gemaakt waren door de vinder, blijkt dat deze groep pijpen vergeleken met pijpen en gegevens uit zijn digitale
niet compleet was. Van een gesloten vondst kan dan ook niet database, voor zover deze thans beschikbaar is. Ook zijn en-
worden gesproken. Het vondstmateriaal was via de heer Ed kele opmerkingen in de tekst verwerkt.
Grootaarts in handen van de auteur gekomen. De vondst,
zoals die thans beschikbaar is, bestaat uit 75 gladde koppen
van vooral het ovale model, alsmede enkele meer trechter-
vormige koppen van het overgangsmodel (basismodel 2c).1
Voorts zijn vijf pijpenkoppen met zijmerken aanwezig.

Afb. 2. Ovaal model, D gekroond (H 48 mm). (Collectie auteur, Afb. 3. Ovaal model, 25 gekroond (H 47 mm). (Collectie auteur,
foto Bert van der Lingen) foto Bert van der Lingen)

35

36

Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2014

De republikeinse held van een
vrijwel onbekende republikeinse
Franse pijpenmaker. Met een bij-
lage over de andere pijpenmake-
rijen in Straatsburg
Ruud Stam, André Leclaire en Gilles
Kleiber

Op 24 maart 1847 overleed generaal Antoine Drouot in Afb.1 . Generaal Antoine Drouot. (Foto: Wikimedia)
Nancy. Drouot, die op 11 januari 1774 geboren werd, was
een van de belangrijkste generaals van Napoleon. (Afb. 1) Na het overlijden van Drouot in maart 1847 in Nancy, maak-
Hij begon zijn militaire carrière als onderluitenant op de ar- te de pijpenmakerij Erckmann Frères uit Straatsburg een
tillerieschool in Châlons in 1793, en na amper 6 maanden herinneringspijp voor deze luitenant-generaal van de artil-
opleiding beleefde hij zijn vuurdoop in de slag bij Hond- lerie. (Afb. 2) Dat juist deze pijpenmakerij Drouot afgebeeld
schoote. Drouot maakte snel carrière, vocht in vele veldsla- heeft is geen toeval. Jules Erckman, die de pijpenmakerij
gen en werd één van de vertrouwelingen van Napoleon. Na feitelijk dreef, was een republikein die veel over had voor
de Russische campagne in 1812, waar hij zich onderscheidde zijn overtuiging. Daarover later meer.
in de slag van Borodino, werd hij in 1813 benoemd tot bri-
gadegeneraal. Ook vocht hij in de volkerenslag bij Leipzig
en werd kort daarvoor benoemd tot divisiegeneraal. Na de
eerste abdicatie van Napoleon volgde hij deze naar Elba en
werd de gouverneur van het eiland. Toen Napoleon terug-
keerde in Frankrijk volgde Drouot hem. Na de slag bij Wa-
terloo deed Napoleon definitief afstand. Drouot werd beticht
van hoogverraad. Hij weigerde voor de Bourbons (Koning
Lodewijk XVIII en Koning Karel X) te werken wegens zijn
republikeinse sympathieën.

Afb. 3. Onderzijde van de pijp met de tekst: ‘Lt. Gen-
eral Drouot mort a Nancy le 24 Mars 1847’. (Foto:
Arjan de Haan)

Afb. 2. Portretpijp generaal Drouot. Erckmann Frères. (Collectie Afb. 4. Naamstempel van Erckmann Frères. (Foto:
Ruud Stam, foto: Arjan de Haan) Arjan de Haan)

37

38

Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2014

Een groep zeldzame eerste-gene-
ratiepijpen uit Amsterdams afval,
1590-1625
Bert van der Lingen

In 2013 is het zorgcentrum Bernardus op de hoek van de Afb. 1. ‘De grote vissen eten de kleine’ met zeer vroege pijproker. Uitg.
Marnixstraat en Nieuwe Passeerdersstraat in Amsterdam Jan Tiel, 1575-1600. (Coll. Boijmans Van Beuningen, inv. nr. BdH 16420)
gesloopt. Het Bureau Monumenten & Archeologie (BMA)
van de Gemeente Amsterdam heeft op dit terrein arche- een klein aantal is uitgebreid beschreven.2 Ook in het Am-
ologisch onderzoek uitgevoerd en de resten gevonden van sterdam Pipe Museum en in privé-collecties bevinden zich
het zeventiende-eeuwse bolwerk Osdorp. Het bolwerk, een relatief weinig eerste-generatiepijpen. De recente vondsten
driehoekige versterking aan de stadsmuur, werd samen met mogen dan ook als uniek worden beschouwd.
het eerste deel van de grachtengordel aangelegd. De bouw
vond plaats tijdens de derde stadsuitbreiding die in 1613 ge- De samenstelling van de pijpen en het overige afval van het
reed kwam. Na afronding van het archeologisch onderzoek bolwerk doen vermoeden dat het afkomstig is van dezelfde
is het terrein bouwrijp gemaakt. In de afgegraven grond gebruikslocatie. Gezien de grote aantallen was dit geen
naast het bolwerk is een interessante afvallaag gevonden privé-woning maar een openbare ruimte waar veel mensen
met een korte looptijd van de vondsten, van circa 1590 tot bijeen kwamen, zoals een tabaks- of drinkgelegenheid of
1625. Tussen dit materiaal is een groep van 248 eerste-ge- legerkampement. Een dergelijke gelegenheid waar het ‘toe-
neratiepijpen aangetroffen uit de beginperiode van het tabak back suijghen’ werd beoefend, is afgebeeld op een schilderij
roken. Het is de grootste concentratie van deze pijpen die uit 1618. Voor de herberg hing een wijnkan uit en daaronder
ooit gevonden is. een houten rad met daarin een twaalftal kleipijpen.3 (Afb.
2) Het gebouw was zowel drink- als rookgelegenheid en
Inleiding voor beiden werd apart reclame gemaakt. Na de introduc-
Rond 1580 begonnen in Holland de eerste pijpenmakers tie van de tabak en de tabakspijp door zeelieden waren het
met de vervaardiging van tabakspijpen. Het productiepro- vooral militairen die voor verdere verspreiding zorgden. Op
ces van de eerste-generatiepijpen was toen nog niet gestan- een wat later schilderij, met het militaire kampement van
daardiseerd. Dat zou nog tot circa 1620 duren. Het gebruik Frederik Hendrik bij de belegering van ‘s-Hertogenbosch
van tabak was in de vroegste periode nog geen algemene in 1629, werd eveneens een rook- en drinkgelegenheid af-
bezigheid voor het grote publiek, omdat slechts een beperkte gebeeld. Ditmaal in een tent, met daarvoor een groep drin-
groep zich het nieuwe en dure kruid kon veroorloven. Mede kende, gokkende en vechtende soldaten. Hier werd kennelijk
daarom werden vroege tabakspijpen gewoonlijk als eenling vanwege het tijdelijke karakter, een krans van takjes of gras
of met een paar tegelijk in vondstcomplexen aangetroffen.
Dit blijkt onder meer uit het kleine aantal eerste-generatiepij- Afb. 2. Herberg waar een rad met pijpen uithangt. Adriaen Pietersz. van
pen (33 stuks) dat in acht van de 75 gepubliceerde Amster- de Venne, 1618. (Rijksmuseum Amsterdam, SK-A-676, foto Hiromi
damse Archeologische Rapporten (AAR) voorkomt. Eerder Igarashi)
waren bij opgravingen op het Waterlooplein in 1981 en 1982
op zes locaties zestien eerste-generatiepijpen gevonden. (Bi-
jlage 1) Meer recentelijk zijn in Westeinde bij Enkhuizen 43
vroege pijpen met snijfilt uit de periode 1610-1620 gevonden,
waarvan er drie zijn gemerkt.1 In deze groep bevinden zich
modellen en merken die overeenkomen met een aantal in dit
artikel beschreven pijpen uit Amsterdam.
De vroegste in Nederland gevonden pijpen bestaan uit twee
hoofdgroepen; die met een hiel en die met een spoor. Het
spoortype is vooral bekend als bodemvondst uit het gebied
tussen Utrecht, Gouda, Woerden en Den Haag. In Amster-
dam en andere Noord-Hollandse steden worden die nauwe-
lijks aangetroffen. Dit blijkt ook uit de hier besproken groep
pijpen waarin er slechts vijf met een spoor zijn gevonden.
Concentraties vroege pijpen zijn dus zeldzaam en slechts

39

40

English Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2014
summaries
Een conflict tussen Bart Pietersz. Valkenburg en Jan Bastiaensz. Over-
wesel, 1722 / A conflict between Bart Pietersz. Valkenburg and Jan
Bastiaensz. Overwesel, 1722
Bert van der Lingen

In 1722 the Gouda pipe makers Bart Pietersz. Valkenburg and Jan Bastiaensz.
Overwesel appeared before the Gouda Schepenbank (magistrate) because of
a dispute over a loan.
Overwesel was an important pipe maker and pipe merchant with the crowned
B pipe mark which he mainly used on his export pipes. Valkenburg stamped the
crowned BP on his pipes between 1708-1732. It is most likely Valkenburg had
business problems and in 1722 he borrowed a sum of 100 guilders from Over-
wesel to continue his workshop and affairs. In exchange for the loan Valken-
burg had to produce 4,000 gross (576,000 pieces) ‘korte Engelse pijpen’ (short
English pipes) for Overwesel. These models were specially made for export. He
had to stamp the pipes with the crowned B, the mark of Overwesel who paid
Valkenburg half a stiver less per gross than usual until the loan was returned.
A stiver was one 20th of a guilder. Despite several reminders Valkenburg made
only 178 gross. Besides the 4,000 gross he also had to work for Overwesel for
one year and make better quality long funnel shaped pipes for 14 ½ stiver per
gross and long English pipes for 20 stiver per gross. All pipes had to be marked
with the crowned B.
Overwesel belonged to a small group of privileged pipe makers who were also
pipe merchants. They had permission from the pipe makers guild to outsource
the making of pipes whilst retaining their own mark. By outsourcing work,
they could not only guarantee large orders for their customers but also to build
a trading stock. In practice this meant that probably a significant proportion
of the crowned B pipes were made in workshops other than Overwesel’s own.

Kleipijpen van Noël, een belangrijke aanvulling op het assortiment van
Gambier / Clay Pipes of Noël, an important addition to the merchan-
dise of Gambier
Arthur van Esveld

In 1890 Gambier acquired the Noël company. Through the acquisition a major
competitor was eliminated and they were able to increase their customer base
and production significantly. They also gained the opportunity to make briar
pipes. Later the Noël mark was used mainly in the lower priced clay pipe seg-
ment to offer an alternative to the Gambier pipes. They could do this without
compromising on the price level. In this way they were able to compete with
the manufacturers of cheap pipes from France, the Belgian Meuse area and
the German Westerwald. In some of the Noël moulds the Gambier mark was
applied and then re-used by Gambier.

41

The position of the brand Noël proved of great value to Gambier. Part of the
range of models made by Noël was maintained by Gambier, mostly because of
the name recognition in France and abroad. In this article some examples will
be shown to demonstrate this.

Een Jonaspijp uit Keulen / A Jonah pipe from Cologne
Ruud Stam

A Jonah pipe, found in Cologne, has been identified as a pipe that was made
in Cologne between 1630 and 1640. It is marked with the coat of arms of Co-
logne, a mark that is not known from other pipe making centres. The pipe
is somewhat different from Jonah pipes we know from Holland as this Jonah
wears a crown and the stem of the pipe is decorated not only with the fish but
after the fish there is also a floral motif. The pipe maker is unknown. Before the
historical archive building in Cologne collapsed, research took place which re-
vealed little information about the pipe makers of Cologne during this period.
All pipes that have been described and that were made in Cologne are the
pipes of the M.P. maker who worked about fifty years later.

Het zeventiende-eeuwse merk gekroonde staande leeuw met PS.
Goudse of toch Amsterdamse makelij? / The seventeenth-century
mark crowned lion rampant with PS. Gouda or Amsterdam production?
Ron de Haan

Some pipe makers marks are found only in limited numbers and locations. One
such mark is the crowned lion rampant with the letters ‘PS’. An extraordinary
discovery was made in 1979 when a large fragment of a curved stem from
the seventeenth century with this mark was found. Possibly it was originally
intended as an advertising or presentation pipe. The question is whether this
piece and other pipes with this mark from the period 1630-1640 are made in
Amsterdam or Gouda. In this article the author tries to find an answer to this
question. In collections from Gouda and surrounding areas these pipes are not
known and the only known examples have been found in Amsterdam. Recently
an interesting group of pipes was found in Amsterdam, amongst them one
with the crowned lion rampant with PS and one with the crowned lion rampant
with TM. It is striking that these two marks are found together. This may mean
that a trade or family relationship existed between the two pipe makers and
that this affected the production and delivery of pipes.

42

Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2014

Een kleipijp met miniatuur tekeningen in inkt / A clay pipe with minia-
ture drawings in ink
Bert van der Lingen

In Amsterdam an oval clay pipe bowl from the second half of the eighteenth
century with a name and three drawings in light brown ink was found. Pipes
with drawings are rare finds. Just names or initials on pipe bowls are more
common.
On the left side of the bowl the name Bakker is written and next to it a small
cone-shaped figure without arms and thin legs is drawn. At the front and rear
of the bowl two pipe smokers are depicted. They are wearing suits consisting
of shorts, vest and jacket fitted at the waist. The drawings have a height of 21,
31 and 32 mm. The pipe was made in a Gouda factory and is of the best avail-
able quality. The heel is marked with a flounder (‘bot’ in Dutch) which proved
very popular, sold well and was profitable.

Een bijzondere groep Ottomaanse kleipijpen uit de Levant / A special
group of Ottoman clay pipes from the Levant
Arjan de Haan

In this article a small but extremely interesting group of clay pipes, from an
unknown production centre in the Levant, is discussed. These pipes have dif-
ferent characteristics from the hitherto known pipes of this geographic area.
The group consists of six relatively simple models and two extremely elabo-
rate pipes with gold decoration. The gold decoration is the same as we see in
high quality Tophane pottery from Turkey. Important characteristics are their
extreme high quality and the fact that all the pipes have a flat bottom inside
the tobacco bowl. A comparative study, of a group of about 180 similar pipes
from the Levant, show that the bowl is always funnel-shaped. The pipes were
made on the potter’s wheel. It is even more striking, therefore, that they have
thin bowls of only two millimetres at their thickest point. One of the pipes is
particularly unusual. On both sides of the bowl pins are designed as axles for
wheels. This is a rare phenomenon in clay pipes. Contrary to what would be
expected, the findings of the research clearly do not point to Istanbul as a
source for these pipes. Although we cannot name the production centre with
certainty they have, most probably, been made in Assyut (Egypt).

43

Ottomaanse pijpen in Nederlandse collecties, archieven en als bodem-
vondst (zeventiende en achttiende eeuw) / Ottoman pipes in Dutch col-
lections, archives and from excavations (seventeenth and eighteenth
centuries)
Bert van der Lingen

As well as a variety of different qualities of traditional Dutch clay pipes, a limi-
ted number of exotic pipes were available for the consumer from the seven-
teenth century onwards. Within Dutch archaeology these pipes are rare finds.
Although some African and an American pipe have been found, most of the
finds originate from former Ottoman territories.
From archival sources, in early collections of curiosities from the seventeenth
and eighteenth centuries and in contemporary archaeological collections, only
occasionally do we come across exotic smoking paraphernalia. When we do
the items usually come from Ottoman territories.
Exotic pipes are evidence of the interaction between cultures in the late six-
teenth, seventeenth and eighteenth century. They initially arrived in the Neth-
erlands as private objects. Later they were imported in small numbers and sold
at auctions and in pipe and tobacco shops. Around the year 1700, Dutch clay
pipe makers in Gouda started small-scale production of Ottoman models. Only
from the second half of the nineteenth century, when the import of Ottoman
pipes from Istanbul increased, Dutch manufacturers became more focussed
on the production of these exotic models.

De productie van kleipijpen in Ruhla (Thüringen) / The production of
clay pipes in Ruhla (Thuringia )
Ron de Haan

The town of Ruhla (Thuringia) Germany was, from the second half of the nine-
teenth century until well into the twentieth century, almost entirely depen-
dent on the production and trading of pipes and pipe accessories. Although
we are aware that the production of clay pipes must have been substantial
and focussed mainly on quality products for export, hardly anything is known
about it. The painting on the pipes is very varied and unique to Ruhla. The
manufacture of pipe fitments and pipe stems has been a very important busi-
ness over the centuries.
Archival research has brought to light the names of only some pipe makers.
Unfortunately most of them cannot be connected to the pipes because of the
lack of maker’s marks. Due to the discovery of two groups of excavated pipe
moulds, pipes can now at least be attributed to Ruhla pipe makers. In addition
to a general introduction to clay pipes produced in Ruhla, castings from the
excavated plaster moulds with their rich decorations are shown in life-size. It
is the first time that so many pipe models can be attributed, with certainty, to
Ruhla.

44

Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2014

Samengestelde messing deksels uit Thüringen op pijpen uit Tophane,
Ruhla en Schemnitz / Pipes from Tophane, Ruhla and Schemnitz with
compound brass and enamel lids fitted in Thuringia
Arjan de Haan

Although most Tophane clay pipe were smoked without the use of a lid, there
are examples known that were fitted with European type brass lids. These To-
phane pipes were intended for sale on the European mainland. Research in
private collections shows that the pipes of only three Tophane based pipe ma-
kers were fitted with the lids described in this article. These pipe makers are
Fucnez, Hasan and Hüsnü.
The pipe lids are made of brass and consist of multiple parts. By replacing part
of the lids a wide variety of combinations is possible. The replacement of the
rim allows the lid to be fitted to various models of pipes. Interestingly, the
fitments of the Tophane pipes are either marked with ‘JH’, or unmarked. This
means that all imported Tophane pipes are fitted by the same person or com-
pany. The fact that only a limited amount of Tophane pipe makers exported to
Thuringia for pipe-fitting, and that all the fitments on these pipes were done
by a single ‘pipe-fitter’, indicates a very direct and fairly limited import/export
of these pipes between Turkey and Germany.

De Belgische export en import van pijpen na de Belgische onafhankelijk-
heid / The Belgian export and import of pipes after Belgian indepen-
dence
Ruud Stam

This second article (first one in Yearbook 2013) about the Belgian clay pipe
industry deals with export and import. There are good statistics available only
from the period 1831-1864. These figures are summarized in table 1 and 2. In
1846 Belgian pipe makers produced probably 20 million pipes from which only
one percent was exported. In the period 1898 until 1947 there are some im-
port and export figures but only for a few of these years are figures complete.
Throughout nearly all the years Belgium has imported more pipes than they
could export. The high days of the Belgian export of pipes was in the period
1870-1880. This is particularly true for the firm of Desiré Barth in Andenne and
to a lesser extent Wingender in Chokier, Knoedgen in Bree and Scouflaire in
Nimy. These four companies were the main exporters. As there are no figures
for this period we can only guess that pipe export would have surpassed the
import for some years in the second half of the 19th century. The decline of
pipe production, import and export, after 1890 and during the 20th century
has been described. The article ends with some notes about the reliability
of the statistics. In Table 3, Dutch and Belgian figures have been compared. It
is astonishing that in some years it would appear that more pipes entered a
country than the other country exported to them.

45

Pijprokers op ceramiek / Pipe smokers on ceramic
Wiard Krook

At the end of the sixteenth century Dutch interiors started to become more
colourful. This was partly caused by the intensified trade relations with Italy,
when polychrome-painted ‘majolica’ pottery was imported. Around 1600 the
production of majolica started in several Dutch cities.
Dutch majolica and later faience was painted with various scenes from every-
day life. We see images of heraldic arms, all kinds of ornamentation, animal
figures, flora, fruit, sea creatures, biblical scenes, landscapes, children’s games
and ‘‘everyday life’. Under the category of ‘everyday life’, we see several smok-
ing figures. The oldest smoker is a cupid from the first half of the seventeenth
century. However, most of them come from the late seventeenth to early eigh-
teenth century. Contemporarily paintings might have served as inspiration
for the majolica painters. In this article some examples of this pottery will be
shown.

Een ‘tobacqy pyp met tin beslaegen’ in een linnenkast in Dokkum, 1604
/ A ‘tobacco pipe with pewter binding’ in a wardrobe in Dokkum, 1604
Bert van der Lingen

When preparing the estate inventory of Romke Baukes of Dokkum (Frisia) in
1604, a tobacco pipe with pewter binding was found in a wardrobe. Baukes
also owned an East Indian dish. These objects are very rare for early estates
in the northern part of the country. The East Indian dish was special because
it was only in 1600 that the first ships returned with merchandise from Asia.
Baukes owned a shop and maybe he also sold exotic goods. In 1604 only a
few people smoked tobacco. Clay pipes were available in small numbers but
wooden pipes with pewter were extremely rare especially in this part of the
country. In 1603 a reverend from the city of Leeuwarden, close to Dokkum,
seeing a tobacco pipe for the first time, said he had never seen anyone smok-
ing tobacco nor had he seen a pipe before. Tobacco was expensive or it was
simply not yet available to everyone.
A comparable pipe to the one in the estate inventory, with a wooden stem
with pewter binding and a solid pewter tobacco bowl, was found in Amster-
dam during archaeological excavations. According to Dutch historian Van Me-
teren (1598) tobacco was smoked in baked clay pipes and in silver pipes. Did he
mistakenly mean pewter pipes which had a silver coloured appearance?
Several early knife sheaths have similar pewter bindings as the excavated to-
bacco pipe. The resemblance is striking and perhaps the pipes were made in
the same workshops as the knife sheaths. The pewter parts were made in

46

Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2014

moulds. In Amsterdam half of a slate casting mould and a finished product
from the same mould was found. Similar objects are not known, and the origi-
nal use of the moulded article is not clear. However, it is tempting to speculate
on the basis of similarities with the knife sheaths and the pipes here. It is an
interesting question whether this mould has something to do with the type of
pipes described here or with knife sheaths. Further research may provide more
clarity here.

Is het bijmerk een betrouwbaar dateringskenmerk? / Is the Gouda side
mark a reliable indicator for dating?
Ruud Stam

In a group of pipes found in Amsterdam a number of them could be dated as
post 1740 based on the form of the pipe. However these pipes missed the side
mark, the coat of arms of Gouda, with or without the S. In 1739/40 pipe ma-
kers in Gouda were allowed to place this coat of arms on their pipes to avoid
plagiarism.
Precise identification revealed that a few of these pipes might have been made
in Aarlanderveen and not in Gouda. For the other pipes it is clear that not all
the Gouda pipe makers used this right to place the coat of arms of Gouda on
the side of the spur of their pipes. So pipes without this side mark are not ne-
cessarily from the period before 1740. It can only be guessed why these pipe
makers didn’t use this side mark but the costs of engraving in the mould or the
fact that a mould with this mark couldn’t be sold outside Gouda were possible
contributory factors in their decision.

De republikeinse held van een vrijwel onbekende republikeinse Franse
pijpenmaker. Met een bijlage over de andere pijpenmakerijen in
Straatsburg / The hero of a nearly unknown republican pipe maker and
other pipe makers from Strasbourg
Ruud Stam, André Leclaire en Gilles Kleiber

In this article the life of the republican pipe maker Jules Erckmann is described.
It is clear that pipe making was only a profession during a part of his life as he
was very much involved in politics. Like his brother, he was a writer as well. He
made a portrait pipe depicting general Drouot, one of the most important gen-
erals of Napoleon I. In the year that his patents were granted he was also ar-
rested for his revolt against the government. His patents cover the enamelling
of pipes which give them a more desirable appearance when they are smoked
brown (culottage). All known facts about other pipe makers in Strasbourg are
mentioned. A number of pipes are depicted from the handmade pipe maker
Prevost who, until recently, remained unknown.

47

Een groep zeldzame eerste-generatiepijpen uit Amsterdams afval,
1590-1625 / A collection of rare first-generation pipes from Amster-
dam waste, 1590-1625
Bert van der Lingen

More than 248 early pipe bowls from 1590-1625 were found in waste in Amster-
dam. So far it is the largest concentration of these pipes ever found. Amongst
others, the pipes were found together with 37 objects dating between 1578
and 1626 and ranging from Werra pottery, German and Belgium stoneware,
Chinese porcelain and metal objects. The majority of the dated objects (over
80 %) falls in the period 1590-1620. This article describes and shows all pipe
forms and marks found in this waste deposit.

The production of first-generation pipes had not yet been standardized. The
use of tobacco was, in the earliest period, not an activity for the general public.
Therefore early pipes are not usually found in large numbers. In Amsterdam
they are normally found alone or just a few at a time. The composition of
the pipes and other waste suggests that it comes from the same place of use.
Given the large numbers, the pipes most likely came from a public space where
many people gathered such as an inn or a military encampment.

Two interesting finds are a clay pipe in the form of a sea monster and a rare
wooden pipe carved in the form of a ship. Of the total number of pipes 144
(58 %) are stamped with a heel mark. There are 47 different marks and several
were not known before. It seems that there is no relation between the pipes
with a mark and unmarked pipes in terms of quality. The mark with the great-
est variation is the Tudor rose which was popular with English pipe makers in
Amsterdam. Some other marks also have a similar design to those on early
pipes in England, for example the WS and IR marks with leaves. On some less
well smoothed pipes, remains can be seen from the mould that was used to
shape them. It appears that most of them have been made in wooden pipe
moulds.

48

Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2014

49

Deze uitgave werd ROMA Vastgoed Hilversum BV.
mede mogelijk
gemaakt door:

en particuliere donateurs

50


Click to View FlipBook Version