PKN Stichting voor onderzoek historische tabakspijpen Jaarboek 2020 Redactie: Ewout Korpershoek Bert van der Lingen
6 Inhoud 7 9 15 23 33 49 59 69 Voorwoord Een klein formaat kleipijp met bijbehorend blikken foedraal Bert van der Lingen De oorsprong van de gekroonde letter N als ketelversiering op goedkope kleipijpen Ewout Korpershoek Kleipijpen met pijpenmakers en pijpenmaaksters Bert van der Lingen en Freek Mayenburg Tabakspijpen van kasteel Heemstede te Houten Bert van der Lingen en Ria van Heerden Verkoop en verspreiding van Franse kleipijpen van de fabriek tot consument Arthur van Esveld Verheven koppen. Franse staatsmannen, actrices en de koning van het Zoeloerijk Bert van der Lingen De ontwikkeling van de Goudse pijpenindustrie in de 20e eeuw, in economisch perspectief Ruud Stam
8 Het jaar 2020 stond vooral in het teken van de coronapandemie en de daaropvolgende recessie. Bijna iedereen heeft er, privé of werk gerelateerd, mee te maken gehad. Ook de PKN, Stichting voor Onderzoek Historische Tabakspijpen had te maken met de maatregelen die getroffen werden om het coronavirus onder controle te houden. In lijn met de RIVM-richtlijnen hebben wij, voor het eerst in onze geschiedenis, de jaarlijkse PKN-dag geannuleerd en ook de jaarlijkse determinatie- en ruildag is dit jaar niet doorgegaan. Bijkomstig voordeel was dat de redactie meer tijd heeft gehad om het nieuwe jaarboek voor te bereiden. De afgelopen jaren viel het jaarboek met een aantal maanden vertraging op de deurmat. Dit jaar is het gelukt om ons nieuwe full colour jaarboek 2020 op tijd te verzenden. Het jaarboek begint met een viertal artikelen over vondsten uit Nederlandse bodem. Het eerste gaat over een klein formaat kleipijp met een bijbehorend blikken foedraal uit de periode 1690-1715, die bijna vijftig jaar geleden in een beerput werd aangetroffen. Het tweede artikel is geschreven naar aanleiding van een uitgebreid archiefonderzoek dat veel nieuwe informatie over de Schoonhovense pijpenmakers naar boven heeft gebracht. De pijpenmakers in dit stadje blijken toonaangevender geweest te zijn dan tot op heden werd aangenomen. Het derde artikel kwam tot stand na de vondst van een kleipijp met de afbeeldingen van een pijpenmaker en een pijpenmaakster. De persvorm van deze pijp blijkt door drie leden van de familie Van der Kleijn te zijn gebruikt. Een dergelijke decoratie is later in nog twee uitvoeringen gemaakt. Als laatste artikel over Nederlandse bodemvondsten worden de tabakspijpen van kasteel Heemstede gepresenteerd, die in de periode 1999- 2001 door de Archeologische Werkgroep ‘Leen de Keijzer’ zijn gevonden op het kasteelterrein in Houten. Franse kleipijpen zijn door twee artikelen vertegenwoordigd. De eerste bijdrage gaat over ‘Verkoop en verspreiding van Franse kleipijpen van de fabriek tot consument’. Dit laat zien hoe pijpenfabrikanten in Frankrijk reclame maakten voor hun producten, en hoe die hun weg vonden naar de consument, waarbij vooral verkoopcatalogi en reclamekaarten een belangrijke rol speelden. In ‘Verheven koppen, Franse staatsmannen, actrices en de koning van het Zoeloerijk’, worden de figurale kleipijpen van de firma Gambier besproken, die in een krantenartikel uit 1879 werden getoond en waarin de populariteit van de afgebeelde personen werd afgemeten aan de hand van het aantal verkochte pijpen. Van Frankrijk gaan we terug naar Nederland voor een uitgebreid artikel over ‘De ontwikkeling van de Goudse pijpenindustrie in de 20e eeuw, in economisch perspectief’. Hierin komen onder meer de ontwikkelingen aan bod die de neergang van de Goudse kleipijpenindustrie hebben bewerkstelligd. Naast de veranderende rookgewoonten waren er veel andere ontwikkelingen die van invloed waren op deze teruggang. In een aantal jaren was er zelfs groei van de pijpenindustrie en aan het begin van de 20e eeuw waren productie en verkoop redelijk stabiel. De Eerste Wereldoorlog zorgde voor een enorme promotie van de sigaret en, was problematisch voor de export van pijpen en de import van onderdelen en materialen. Direct na de oorlog liep de inflatie enorm op en de index van de lonen en prijzen van de pijpenindustrie kon deze inflatie niet bijhouden. Aan het eind van de jaren dertig ging het met de verkoop iets beter, maar door de Tweede Wereldoorlog veranderde de situatie. Na de oorlog werd de pijp vooral een export- en souvenirartikel. Wij wensen u weer veel lees- en kijkplezier in het Jaarboek 2020 van de PKN, Stichting voor Onderzoek Historische Tabakspijpen. Ewout Korpershoek Bert van der Lingen Voorwoord
10 Een klein formaat kleipijp met bijbehorend blikken foedraal Bert van der Lingen A small size clay pipe with matching pipe case made of metal In this article a rare small size clay pipe and an even rarer metal pipe case from 1690-1710 are discussed. The pipe was found inside the case almost fifty years ago in Amsterdam. It is probably the oldest known pipe case. The pipe case has two hinges, the first to open the lid on top of the pipe bowl and the second to open the compartment that is holding the bowl. The lid had a security purpose as well since the case can only be opened when the lid is open. The Gouda made clay pipe is an early funnel model from the period 1690-1710 and is stamped with the pipe maker’s mark crowned H on the heel. The ‘miniature’ pipe is only 2.5 cm high, almost the same as many pipes from the late sixteenth or early seventeenth century. It is not known why these small items were made but the use may have been to smoke cigars since the bowl opening is more or less the same as the eighteenth and early 19th century cigar holders. Pijpfoedralen, gebruikt voor het breukvrij bewaren en transporteren van kleipijpen, worden sporadisch in de bodem gevonden. Meestal gaat het dan om houten foedralen.1 Het hier afgebeelde exemplaar (afb. 1a-b) is daarmee een zeldzame vondst op rookgebied. Wat de vondst nog zeldzamer maakt is dat de foedraal gemaakt is van blik, dat de oorspronkelijke kleipijp nog aanwezig is en dat het hier gaat om een klein formaat kleipijp. Deze unieke set is in de periode 1970-1980 in Amsterdam gevonden. De pijpenkas De pijpenfoedraal is gemaakt van blik en heeft een lengte van 12,5 centimeter en een hoogte van 3,3 centimeter. Hij is speciaal gemaakt voor het miniatuurpijpje, dat zich tijdens de vondst in het foedraal bevond. De pijpenkas bestaat uit meerdere samengestelde onderdelen. De lange rond geslagen koker voor de pijpensteel is aan de onderzijde gesoldeerd. Schuin op de steel is een houder voor de tabaksketel bevestigd, die uit twee delen bestaat (afb. 2b). Het deel aan de kant van de roker is aan de koker voor de pijpensteel gesoldeerd en het deel aan de andere zijde is met een scharnier met driehoekige bladen aan de steelhouder vast gesoldeerd. De scharnieren hebben geen scharnierpen maar zijn met een ovaalvormig ringetje (afb. 2b-c) aan elkaar verbonden waardoor ze kunnen draaien. Aan de bovenzijde bevindt zich een dekseltje dat op dezelfde wijze is vastge- Afb. 1a. De blikken pijpfoedraal.
16 De oorsprong van de gekroonde letter N als ketelversiering op goedkope kleipijpen Ewout Korpershoek De gekroonde letter N, doorgaans voorzien van additionele makers initialen, behoort tot een van de meest voorkomende ketelversieringen op eenvoudige Nederlandse kleipijpen uit met name de 18e eeuw. De oorsprong van deze letter was tot op heden onbekend en vormde de basis voor diverse speculaties, variërend van een afkorting van ‘Nederland’, ‘Napoleon’ of zijnde een verwijzing naar de jaarletters van de Schoonhovense zilversmeden. Naar nu blijkt, is de letter N een uiterst logische, en directe verwijzing naar de achternaam van de eerste Schoonhovense pijpenmaker die het als ketelmerk gebruikte op zijn eenvoudige pijpen. Over de Schoonhovense pijpennijverheid is in het verleden het een en ander gepubliceerd, waarbij al deze publicaties gemeen hebben dat ze zich vooral baseerden op een deel van het Schoonhovens archief dat de laatste decennia van de 18e eeuw beslaat. Naar de Schoonhovense pijpenmakers van voor die periode was nooit gericht onderzoek gedaan. Dit vormde het startpunt voor een uitgebreidere archiefstudie die recent gepubliceerd is.1 Hierin wordt een geheel nieuw beeld geschetst van de tabakspijpennijverheid in het stadje, en is een catalogus opgenomen van ruim 120 verschillende pijpenmakers met veel foto’s van hun producten. De helft van de hierin beschreven pijpenmakers was tot The origins of the crowned letter N as a bowl decoration for the lowest priced claypipes During the 18th and 19th century, many pipe makers in various Dutch towns used the crowned letter N on their lowest cost products, aimed at the mass market. It was one of the most popular and widely used decorations. There have been many speculative suggestions as to the origin of this mark such as being short for ‘Netherlands’ or ‘Napoleon’, or being a reference to the year letters as used by silversmiths from the town of Schoonhoven. Recent archive research into the origins of the Schoonhoven clay pipe makers revealed that the letter refers to the family name of its first user, Gerrit Nobel. During the late 17th and early 18th century the pipe makers from the nearby city of Gouda started dominating the domestic and international markets focusing the majority of their efforts on their unique, high quality pipes which provided the highest possible income. This resulted in a lack of cheap, affordable pipes for the working class. The Schoonhoven pipe makers reacted quickly by concentrating on producing pipes for this lowest end market. The pipe makers from the Nobel family were amongst the first to capitalize on this opportunity, and their tremendous success lead to their mark, ‘the crowned N’, becoming synonymous with the product category of short stemmed, affordable pipes for the masses. Descendants of the first Nobel pipe maker dominated the Schoonhoven pipe industry during the 18th century. Various grandsons of Gerrit also established themselves in the city of Gouda and their descendants were active as pipemakers in that town until the 19th century. This article is based on contents from a recent publication by the author, which provides many new insights and information about the Schoonhoven clay pipe makers. Afb. 1. Een van de oudste uitvoeringen van het ketelmerk N gekroond, tussen circa 1700 en 1720 in Schoonhoven gemaakt.
24 Kleipijpen met pijpenmakers en pijpenmaaksters Bert van der Lingen en Freek Mayenburg Clay tobacco pipes depicting pipe makers Tobacco pipes depicting the pipe maker’s craft are quite rare with only three different variations of such pipes known. They were made between 1800 and 1925. The decorations on the older models were copied on the later versions. The first and oldest pipes from ca 1810-1840 were made in the same mould but have three different pipe makers marks stamped on the heel. Although the marks were owned by members of the Van der Kleijn family from Gouda, it is rare to see different marks on identically decorated pipes from the same mould. The bowl of the second type is a little more convex and was made by the Gouda companies of Goedewaagen and Van der Want. The third one is a curled pipe made by Goedewaagen in the period 1875-1925. Inleiding Soms is de geschiedenis van de totstandkoming van een artikel bijzonder. De tweede auteur schreef een artikel voor ons jaarboek, maar verder onderzoek leerde dat er meer pijpen waren met dit soort voorstellingen en dat het verhaal complexer was. Freek Mayenburg begon zijn artikel met: ‘Van Goedewaagen is een kleipijp bekend met aan de ene kant de voorstelling van een pijpenmaker die een pijp maakt en aan de andere kant een vrouw met een bloem in haar handen. Het toeval deed zich voor dat mij een pijpenkop werd aangeboden van een vroege versie uit een pijpenmal die gemaakt was voor zo’n soort kleipijp. Een bodemvondst die werd aangetroffen Afb. 1a-d. Pijp met een pijpenmaker en pijpenmaakster, een staande leeuw met pijlenbundel en het Goudse wapen met kroon. Opschrift steelzijde: A: V: D: KLYN TE GOUDA. Hielmerk AE gekroond en bijmerk weerszijden hiel het Goudse wapen met een S. Gouda, Arie van der Kleijn, ca1810-1821. Hoogte 4,9 cm. (Privécollectie, foto’s Bert van der Lingen) tijdens het afgraven van een oever bij werkzaamheden in Reeuwijk om de natuurkwaliteiten in dit poldergebied te verbeteren. Men liet mij deze bodemvondst zien omdat bekend was dat ik interesse heb in de historie van de Goudse pijpenindustrie. Deze bijzondere kleipijp laat zien dat dergelijke pijpen meer dan 100 jaar lang zijn gemaakt.’ Inmiddels zijn enkele tientallen van deze pijpen bestudeerd waarvan de resultaten hieronder zijn weergegeven. Tabakspijpen waarop het ambacht van pijpenmaker is afgebeeld zijn vrij zeldzaam. Tot op heden zijn dan ook
34 Tabakspijpen van kasteel Heemstede te Houten Bert van der Lingen en Ria van Heerden Tobacco pipes from Heemstede castle in Houten In 1999-2001, the Archaeological Workgroup “Leen de Keijzer” in Houten conducted research in the grounds of Heemstede Castle west of Houten in the province of Utrecht. The tobacco pipes presented in this article have been found during excavations of the large pond west of the castle. Here is sited the former water mill and the foundations of two outbuildings which formed the premises for the castle’s stable staff and gardeners. Few, better quality funnelshaped pipes have been found. All but one of these pipes have been rarely used and, in combination with the fine quality and higher purchase price, they were more likely to have been used by the castle inhabitants only. The bulk of the pipes are of the so-called ‘groffe’ or cheap quality and seem to have been used by the staff in the outbuildings. Inleiding In de periode 1999-2001 verrichtte de Archeologische Werkgroep ‘Leen de Keijzer’ onderzoek naar de funderingen van twee bouwhuizen1 uit de zeventiende eeuw op het terrein van kasteel Heemstede ten westen van Houten in de provincie Utrecht (afb. 1). Dit onderzoek vond plaats in verband met een voorgenomen restauratie. Daarnaast was de Archeologische Werkgroep in de gelegenheid op enkele andere vondstlocaties op het kasteelterrein materiaal te verzamelen waaronder bij de watermolen, bouwhuizen en de grote vijver. In dit artikel worden de kleipijpen besproken die tijdens de opgravingen zijn gevonden. Korte historie van Kasteel Heemstede en de tuinen In het jaar 1291 werd voor het eerst melding gemaakt van ‘Heemstede.’ Rond 1400 werd de Ridderhofstad Heemstede gebouwd maar was ruim tweehonderd jaar later tot een ruïne vervallen. In 1645 lieten Maria van Winssen en haar man Hendrik Pieck een nieuw kasteel bouwen (afb. 2). Na haar overlijden in 1669 verkreeg Gerard de Waell van Vronestein het huis in eigendom.2 In 1680 werd Diederick van Velthuysen, lid van een rijke familie en bestuurder in de Staten van Utrecht, eigenaar van kasteel Heemstede. Hij liet de tuinen uitbreiden en opnieuw inrichten naar voorbeeld van de Franse Afb. 1. Houten met links (ten oosten van de Heemsteedseweg), het landgoed Heemstede. Topografische kaart van het gebied ten zuiden van de stad Utrecht, 1887-1900. Utrechts Archief, Catalogusnr. 214047.
50 Verkoop en verspreiding van Franse kleipijpen van de fabriek tot consument Arthur van Esveld Sales and distribution of French clay pipes from factory to consumer This article describes how clay pipe manufacturers advertised their pipes and how they found their way from the factory to the consumer. An important part of the sale of pipes was showing the available model range by sending sales catalogues to wholesalers in France and abroad. With these catalogues pipes could be selected and ordered from the factory by letter or postcard. There were also manufacturers who, in addition to their own pipes, traded products from the competitive pipe manufacturer Gambier. Consumers were alerted to new pipe models by advertisements. In every village or town you could find shops selling pipes to the consumers. These stores ordered their pipes from specialized wholesalers or so-called ‘dépôt de pipes de Gambier’, which within a certain region had the exclusive right to sell pipes from Gambier. De aankoop van een reclamekaart uit 1868 was de aanleiding om dit artikel te schrijven. Deze reclamekaart werd ruim 150 jaar geleden gestuurd naar klanten en was bedoeld om een nieuw model kleipijp onder de aandacht te brengen. In dit artikel wordt beschreven op welke manieren reclame gemaakt werd voor pijpen en hoe deze hun weg vonden van de fabriek naar de consument. Van fabriek naar groothandel Een belangrijk onderdeel van de verkoop van pijpen was het tonen van het beschikbare modellenassortiment. Een belangrijke manier om de modellen die leverbaar waren onder de aandacht te brengen was de verspreiding van verkoopcatalogi. De uitgave en verspreiding van catalogi gebeurde door de productiebedrijven zelf en ze werden gestuurd naar het ‘dépôt de pipes’ en groothandelaren in binnen- en buitenland. De grotere pijpenfabrikanten hadden hun eigen catalogi met een overzicht van de pijpen die leverbaar waren. De eerste catalogi verschenen na 1835. Eén van de oudst bekende was van Blanc-Garin uit Givet. In 1838 bracht deze pijpenfabriek een catalogus uit met afbeeldingen van 199 verschillende pijpen. Ook Gambier en Fiolet brachten verschillende catalogi uit. In deze catalogi werden de pijpen in detail afgebeeld. De oudst bekende catalogus van Gambier stamt uit 1840. Deze catalogus heeft op het kaft de titel ‘Fabrique de pipes en terre Givet–Hasslauer & L.Fiolet successeurs de Gambier.’ In deze catalogus zijn 287 pijpen afgebeeld die verdeeld zijn in elf series steelpijpen en zes series manchetpijpen. De catalogus van Gambier die in 1894 verscheen was de meest uitgebreide, waarin 1250 modellen opgenomen waren. Tussen 1840 en 1908 bracht Gambier tien catalogi uit, dit is inclusief supplementen op catalogi. Ook Fiolet bracht meerdere catalogi uit, al zijn er minder van bekend dan van Gambier. In een catalogus zien we in sommige gevallen de actualiteit van dat moment terug. Als voorbeeld de catalogus van Gambier uit 1868. In deze catalogus zijn een aantal pijpen opgenomen met de beeltenis van Napoleon III en zijn echtgenoot Eugénie. Het verlies van de door Napoleon uitgelokte Frans-Duitse oorlog in 1870, waarbij een deel van Frankrijk met grote steden zoals Metz, Sedan en Straatsburg in Duitse handen kwam, zien we in een opvolgende catalogus uit 1875 terug; de portretten van Napoleon III staan niet meer in de catalogus. Wel werd een ‘fantaisie,’ dat is een figurale steelpijp, toegevoegd, met het hoofd van de Duitse keizer en aan de onderzijde een karikaturale afbeelding van Napoleon III (‘Deux empereurs, fantaisie,’ nr.1306). Tevens is een model toegevoegd dat gevormd is naar het beeld ‘Strasbourg’ in Parijs, gehuld in een rouwsluier (‘Magnésienne Strasbourg,’ nr.1335) en een pijp met de bedroefde beeltenis van de stedenmaagd van Metz met een traan op haar wang (‘Fantaisie Metz’, nr.1337). Beide pijpen visualiseren het verdriet over het verlies van deze steden in de Frans-Duitse oorlog in 1870 (afb. 1 en 2). Naast de catalogi met een zo volledig mogelijk assortiment kennen we van Gambier ook een brochure en een poster met een selectie van de modellen.1
60 Verheven koppen. Franse staatsmannen, actrices en de koning van het Zoeloerijk Bert van der Lingen Exalted heads. French statesmen, actresses and the king of the Zulu Empire In October 1879, Le Figaro, the oldest French daily newspaper, published a short article in which eight figural pipes from the Gambier factory were mentioned alongside their annual sales figures for the year 1878. In the same period this short but interesting article also appeared in Dutch newspapers. It mentioned how the popularity of certain people at that time was measured by the fact that they were modelled into a pipe bowl and the extent to which that pipe bowl was sold. Apparently, the article appealed to the imagination of later editors of newspapers because it was repeated at least twice: in 1929 and in 1937, almost sixty years after the first publication and more than ten years after the closure of the Gambier pipe factory. The pipes in the first newspaper are shown below in order of the number of pipes sold in 1878. In oktober 1879 verscheen in Le Figaro, het oudste Franse dagblad, een kort artikel waarin een achttal figurale pijpen uit de fabriek van de firma Gambier werden genoemd en hun jaarlijkse verkoopaantallen. Vijf dagen later verscheen het bericht ook in de rubriek ‘Allerlei’ van het Algemeen Handelsblad en het is alleraardigst om te lezen hoe men de populariteit van bepaalde lieden afmat aan het feit dat die tot pijpenkop werden gevormd en de mate waarin die pijpenkop werd verkocht. Kennelijk sprak dit korte artikel ook later nog tot de verbeelding, want het werd in ieder geval nog twee keer herhaald. De eerste keer in 1929 en de tweede keer in 1937, bijna zestig jaar na de eerste publicatie en ruim tien jaar na de sluiting van de pijpenfabriek van Gambier. Een pijpenfabriek maakt uw kop In Frankrijk, een land met een belangrijke beeldhouwkundige traditie, ontstond rond 1820 de figurale pijp waarbij kleipijpen, door het kunstzinnig graveren van de persvormen, in kleine beeldhouwwerken veranderden. Dit resulteerde onder meer in pijpen met actuele voorstellingen als portretten en bustes van staatshoofden, politici, militairen, acteurs en actrices. Vaak werden deze pijpen ook nog fraai beschilderd met diverse kleuren emaille wat een mooi effect gaf op een goed doorrookte pijp. In de beginperiode was de figurale pijp nog vooral in gebruik bij de betere klasse, daarna kwam hij wat algemener in gebruik en uiteindelijk werd deze pijp voor de grote massa gemaakt om vervolgens rond 1920 vrij plotseling te verdwijnen.1 Waarschijnlijk door het instorten van de markt voor gekaste pijpen rond 1920. De figurale pijp was vooral in het derde kwart van de 19e Afb. 2. Le Figaro, 10 oktober 1879.
70 De ontwikkeling van de Goudse pijpenindustrie in de 20e eeuw, in economisch perspectief Ruud Stam 1. Inleiding Een veel gehoorde opvatting is dat vooral de veranderende rookgewoonten in de twintigste eeuw ervoor gezorgd hebben dat de afzet aan kleipijpen gestaag verminderde, totdat aan het eind van die eeuw de kleipijp nauwelijks meer gemaakt werd en velen vergaten wat kleipijpen waren. In dit artikel wordt aangetoond dat de veranderende rookgewoonten weliswaar een belangrijke verklaring was, maar niet de enige verklaring voor de achteruitgang van de kleipijpenindustrie in de turbulente 20e eeuw en dat ook een aantal economische veranderingen bijgedragen hebben aan een soms schoksgewijze achteruitgang. Ook trad een aantal keren enig herstel op door veranderende omstandigheden en door goed ondernemerschap. Het plaatje is dus veel complexer dan dat de achteruitgang door slechts één factor te verklaren zou zijn. In de volgende paragrafen wordt dieper ingegaan op (aspecten van) de ontwikkeling van de pijpenindustrie in de twintigste eeuw.1 De belangrijkste bronnen voor dit onderzoek zijn de bedrijfsarchieven van Goedewaagen (Sahm 309) en van de Zenith na 1920 (Sahm 310) in het Streekarchief Midden-Holland en speciale collecties bij het Rijksarchief en het IISG (Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis, Amsterdam). Andere bedrijfsarchieven van de pijpenindustrie zijn helaas niet bewaard gebleven. Na 1915 zijn er nauwelijks statistische gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek voorhanden over de kleipijpenindustrie. De gegevens hierover worden dan opgenomen in de aardewerkproductie en zijn niet meer afzonderlijk te onderscheiden. Dit artikel is geen bedrijfsgeschiedenis, maar een artikel dat de verschillende economische omstandigheden in kaart brengt. De illustraties zijn zo representatief mogelijk gekozen, maar geven slechts een indruk van de ontwikkelingen. De foto’s zijn, tenzij anders vermeld, gemaakt door Bert van der Lingen, waarvoor veel dank. Ook veel dank aan Friggo Visser van het Goedewaagenmuseum voor enige illustraties en gegevens. 2. Het begin van de 20e eeuw Na de periode van grote moeilijkheden voor de pijpennijverheid, na het vertrek van de Franse troepen uit ons land, werd de situatie voor de pijpenmakers in de tweede helft van de 19e eeuw langzamerhand beter. De export trok aan en er kwamen grote orders voor bijvoorbeeld Amerika via handelshuizen binnen. Langzamerhand ontstonden er, ten koste van de kleinere bedrijven, grotere ondernemingen. De tweede helft van de 19e eeuw was een periode van herstel en ook al kwamen de oude tijden niet terug, rond de eeuwwisseling was er een tevreden gevoel van stabiliteit. In de laatste jaren van de 19e eeuw en het begin van The development of the Gouda pipe industry in the 20th century, from an economic perspective It is often stated that changing smoking customs was the main reason for the decline of the clay pipe industry in Gouda during the 20th century. This article makes clear that there were many other developments that influenced this decline and in a number of years even growth of the pipe industry was observed. This was due to capable leadership in the large combined pipe and earthenware factories. At the start of the century production and sales were reasonably stable. The First World War caused, not only massive cigarette promotion, but brought problems of export and the import of parts and raw materials as well. Directly after the war inflation rose tremendously and the increasing costs and sale prices of the pipe industry could not keep pace with this inflation. This was due to the impossibility of improving the efficiency of the pipe makers. There was a suggestion that the development of the plaster moulded pipe was the solution to this problem but this proved not to be the case. The longest strike in Dutch history and the Wall Street crash of 1929 caused severe difficulties for the pipe and earthenware industry. When, at the end of the thirties, sales improved, World War II changed the situation again. After the war the pipe became mainly an export and souvenir article. In the eighties the last big factories ceased production. For a number of years it is clear that pipe production was more profitable than the production of earthenware and indeed the pipe saved manufacturers in the difficult times. Capable leadership; concentration on sales and accepted designs in the Goedewaagen factory; the focus on design and quality and innovation in the Zenith factory made sure these factories survived such a long time in the turbulent 20th century.
168 Afb. 130. Naoorlogse pijp uit een vooroorlogse mal van de firma Zenith. De pijp is op de voorzijde van de ketel voorzien van het merk M gekroond. Collectie auteur, foto Ewout Korpershoek.
169 Jaarboek PKN, Stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2020 Deze uitgave werd mede mogelijk gemaakt door particuliere donateurs