2
Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2015
PKN
Stichting voor onderzoek historische tabakspijpen
Jaarboek 2015
Redactie: Arjan de Haan en Bert van der Lingen
Stichting PKN, Leiden
3
Uitgave: Stichting PKN, Leiden
www.tabakspijp.nl
[email protected]
English summaries: Bert van der Lingen en Kath Adams (correcties)
Lay-out: Arjan de Haan, DDG ‘s-Graveland
Druk: DPN Weurt.
Voorzijde omslag: Pijp gemaakt naar aanleiding van het zilveren huwelijksfeest
van Franz Jozef en Elisabeth Amalie Eugenie (Sissi). Ongemerkt,
Partsch, ca. 1879. (Foto Arjan de Haan)
Achterzijde omslag: Piet Hein pijp, 1828. Gouda, Leendert of Joost Welter, 1828.
(Coll. Museum Gouda, foto Bert van der Lingen)
ISBN: 978-90-801138-6-2
© PKN. Overname van artikelen of illustraties is alleen toegestaan na schriftelijke toestemming van de
redactie. Auteurs zijn verantwoordelijk voor hun bijdragen.
4
Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2015
Inhoud Voorwoord 7
Patriotten en prinsgezinden 9
Rob Roedema en Peter Bitter
Aanvulling op ‘Een groep zeldzame eerste-generatiepijpen uit Amsterdams afval, 19
1590-1625’
Bert van der Lingen
Een tabakspijp ter herdenking van de verovering van de zilvervloot door Piet 33
Hein, 1628-1828
Bert van der Lingen
Leidens Ontzet op pijpen 37
Ruud Stam
Herinneringspijpen naar aanleiding van de Vrede van Aken in 1748 47
Ron de Haan
Afval van een Schoonhovense pijpenbakker 51
Jan van Oostveen
De firma G. Rompelman & Compagnie, fabrikant in grof aardewerk en pijpen te 59
Kampen
Bert van der Lingen
Een ijzeren persvorm uit Gennep en de pijpenmaker Peter Dorn (1849-1871) 71
Jos Engelen
Glaspanelen van P. van der Want Gzn (Ivora) in Gouda 75
Barbara Walraven
De merken ruiter te paard en vijf schijven in een Delftse tuin en de relatie tussen 79
pijpenmakers te Gouda
Bert van der Lingen
Een groep bijzondere pijpmodellen van Johann Partsch II, Theresienfeld, 85
Oostenrijk
Arjan de Haan
Misbruik van de naamsbekendheid van Gambier 93
Arthur van Esveld
Geboetseerde en met de hand nabewerkte kleipijpen uit Noord-Frankrijk 101
(Bretagne, Normandië en Nord-Pas-de-Calais)
Ron de Haan
Iets over de sociale geschiedenis van de Belgische kleipijpennijverheid 127
Ruud Stam
De sociale strijd op Belgische pijpen 139
Ruud Stam
De Amsterdamse pijpenhandelaar Dirk Entvogel, zijn opvolger Jacob van der 147
Werf en het handelsmerk Wapen van Gouda
Bert van der Lingen
Advertenties met pijpen en tabak in Zürichse weekbladen, 1730-1806 165
Bert van der Lingen
Engelse summaries 185
5
6
Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2015
Voorwoord Het Jaarboek 2015 is het derde Jaarboek van de PKN, ‘Stichting voor onderzoek
historische tabakspijpen’. Opnieuw ligt er een fraai jaarboek, met gevarieerde
artikelen over de geschiedenis van de tabakspijp, voor u. Het is mooi om te zien
dat een keur aan auteurs zulke interessante en van fraaie afbeeldingen voorziene
artikelen heeft aangeleverd.
Allereerst ruime aandacht voor de Nederlandse kleipijp. Rob Roedema en Peter
Bitter behandelen opgegraven kleipijpen en aardewerk van opgravingen in
Alkmaar, die verwijzen naar de politieke voorkeur in Alkmaar in de achttiende
eeuw. In het Jaarboek 2014 beschreef Bert van der Lingen een bijzondere groep
eerste-generatiepijpen uit de periode 1590-1625. Kort na publicatie bleken er
nog veel meer vondsten te zijn die in een uitgebreide aanvulling zijn opgenomen.
Van dezelfde auteur komen ook bijdragen over een pijp die de verovering van
de zilvervloot door Piet Hein herdenkt en pijpen uit een beerput in Delft die
familierelaties tussen de eigenaren van de gevonden merken aantoont. Ruud
Stam maakt een inventarisatie van pijpen die Leidens Ontzet in 1574 herdenken
en Ron de Haan toont een drietal bijzondere modellen ter gelegenheid van de
Vrede van Aken in 1748. Jan van Oostveen beschrijft pijpen en afval van een
pijpenbakker in Schoonhoven en geeft nieuwe inzichten over de nijverheid in
deze stad en Bert van der Lingen doet verslag van zijn onderzoek naar de firma
G. Rompelman & Compagnie in Kampen, die kleipijpen voor de export naar
Suriname maakte. Jos Engelen beschrijft een ijzeren persvorm die in een tuin in
Gennep is gevonden en Barbara Walraven twee glaspanelen van de firma P. van
der Want Gzn (Ivora) uit Gouda.
De buitenlandse kleipijpen zijn vertegenwoordigd in verschillende artikelen.
Arjan de Haan laat in zijn bijdrage fraaie modellen uit de fabriek van Partsch in
Oostenrijk zien. Arthur van Esveld gaat in op misbruik van de naam Gambier
in Frankrijk en Ron de Haan toont de kenmerken van de grootste collectie
geboetseerde en met de hand nabewerkte kleipijpen uit Noord-Frankrijk. Ruud
Stam beschrijft de sociale geschiedenis van de Belgische kleipijpennijverheid
en pijpen die de sociale strijd in België verbeelden.
Over de handel en export van kleipijpen heeft Bert van der Lingen een bijdrage
over de 18e eeuwse pijpenhandelaar Dirk Entvogel uit Amsterdam en zijn
opvolger Jacob van der Werf en verder een artikel over tabakspijpen en tabak in
advertenties in Zürichse weekbladen, waarin onder meer duidelijk wordt welke
pijpen in de 18e eeuw naar Zwitserland werden geëxporteerd.
Wij wensen u veel lees- en bladerplezier in het Jaarboek 2015 van de PKN,
‘Stichting voor onderzoek historische tabakspijpen’.
Arjan de Haan en Bert van der Lingen
7
8
Patriotten en prinsgezinden Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2015
Rob Roedema en Peter Bitter werd aangesteld door de stadhouder, maar wel op
voordracht van ‘dubbeltallen’ door de vroedschap. In
Tot aan het begin van de 20ste eeuw was er in Alkmaar, perioden zonder stadhouder koos de vroedschap zelfs
zoals in de rest van Nederland bepaald geen democratie. zijn eigen opvolgers, de ‘coöptatie’, als een lid was
Deelname aan het stadsbestuur was al vanaf de overleden of om andere redenen zijn functie neerlegde.
Middeleeuwen voorbehouden aan een selecte groep De toegang werd in 1695 nog verder afgesloten door de
Alkmaarse families. Er was in de 18de eeuw zelfs heffing van een entreegeld voor toetreding ter hoogte
regelrechte vriendjespolitiek, waarbij goedbetaalde van fl.100. De drempel werd aanmerkelijk verhoogd
nevenbaantjes en invloedrijke posities aan naaste in 1732 toen het Alkmaarse stadsbestuur het bedrag
familieleden werden toegeschoven. Zelfs werd er optrok naar fl.300 (destijds een jaarinkomen voor een
gesteggeld met het verbod om directe verwanten in de middenstander!) en in 1747 zelfs naar fl.700.
vroedschap op te nemen. Sommige leden verzamelden
in de loop der tijd een lange lijst aan bestuurlijke Binnen de sociale top was er een machtsstrijd tussen
functies. Een criticus schreef rond 1784/1785 dat familiegroepen, de ‘facties’. Dat was een algemeen
Alkmaar toen ten prooi was aan ‘eene cabaal, die haar verschijnsel. Op een hoger plan waren er ook
na willekeur regeerde, de Stadts Finantie genoegzaam tegenstellingen in de landspolitiek. Er waren partijen die
geruïneerd, terwijl die weinige Regenten importante de Oranjes als regeringshoofd wensten (de orangisten)
voordeelen trokken; de Burgerij, die uit vreeze voor en partijen die dat juist niet wilden (de ‘Staatsen’,
sommigen hunner Regenten nergens hulp durfde eind 18de eeuw ‘Patriotten’). De rol van stadhouder,
zoeken, met hardheid behandeld; alles onderworpen meestal bijna vanzelfsprekend toebedeeld aan de prins
aan het despotismus van eenige weinige Aristocratische van Oranje-Nassau, werd bij erfopvolgingen door
Regenten.’ Sporen van deze politieke ‘dans’ zijn ook Holland een paar maal niet gehonoreerd. Zodoende
terug te vinden in de huisraad die bij archeologisch waren er perioden zonder formeel, oranje staatshoofd:
onderzoek naar boven kwam. het Eerste Stadhouderloze Tijdperk was in 1650-1672,
het Tweede in 1702-1747. De politieke strijd tussen
prinsgezinden en patriotten bereikte een hoogtepunt
tussen 1780 en 1795. Inmiddels woedde in Amerika
vanaf 1776 de Vrijheidsoorlog tegen het Britse bestuur
Politieke en sociale tegenstellingen
In de 18de eeuw waren de gevolgen van de economische
achteruitgang vooral merkbaar aan de steeds grotere
verschillen tussen de armen, de middenstand en de rijke
notabelen. De laatsten verzamelden, ondanks de crisis,
grote inkomsten en machtsposities. Het stadsbestuur
bestond uit de vroedschap van meestal 24 leden (de
voorloper van de gemeenteraad) en vier burgemeesters
(de voorlopers van de wethouders), plus een thesaurier
als beheerder van de financiën en zeven schepenen voor
de rechtspraak. Alkmaarders hadden ook functies in
gewestelijke besturen, zelfs de Staten-Generaal, maar
ook de Staten van Holland, de Admiraliteit, Raad van
State, polderbesturen etc. Daarnaast waren er nog de
regenten en regentessen van diverse instellingen in de
stad. Alleen bij deze laatste categorie komen we ook
vrouwen tegen – bestuursfuncties waren tot in de 20ste
eeuw vrijwel volledig voorbehouden aan mannen.
Het was binnen deze beperkte toplaag bepaald niet Afb. 1. Het omhakken van de vrijheidsboom na de binnenkomst van En-
koek en ei. Er waren politieke tegenstellingen en gelse troepen op 3 oktober 1799, prent vanA. Stroo. Vijf dagen later moes-
geschillen. Een deel van de welgestelde elite werd ten de Engelsen zich terugtrekken, wat op 8 oktober (!) 1800 uitbundig
zelfs buitengesloten omdat men niet het gereformeerde werd herdacht.
staatsgeloof onderschreef. Nota bene, in de 18de
eeuw was meer dan een derde van de bevolking nog 9
Rooms-Katholiek en 10% was Luthers, Doopsgezind,
Remonstrants of Joods. Een nieuw lid van de vroedschap
18
Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2015
Aanvulling op ‘Een groep zeldzame worden gevonden. Zelfs zonder de in dit artikel beschreven
eerste-generatiepijpen uit Amster- omvangrijke vondst uit Amsterdam lijkt het aantal in
dams afval, 1590-1625’ Nederland gevonden eerste-generatiepijpen hoger te liggen
dan in Engeland.
Bert van der Lingen In deze aanvulling zijn alleen afbeeldingen opgenomen
van nieuw gevonden merken, merken waarvan een fraaier
exemplaar is gevonden en van afwijkende modellen die
niet in Jaarboek 2014 zijn opgenomen. In de Tabellen staan,
achter het merk en de aantallen gevonden exemplaren, de
In een eerder verschenen artikel in Jaarboek 2013 van de jaargangen van het jaarboek en het afbeeldingsnummer
PKN, Stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, waaronder de pijp in het betreffende jaarboek is te vinden. De
is een groep van 248 eerste-generatiepijpen besproken, de maten die in dit artikel worden genoemd zijn in millimeters
grootste concentratie vroege pijpen die ooit gevonden is.1 en geven de hoogte van de tabaksketel en de diameter van de
De vondsten hebben een korte looptijd van circa 1590 tot ketelopening aan. De hoogte van de ketel is gemeten vanaf
1625. Bijzonder aan deze groep is de kwantiteit die andere de midden-bovenrand van de ketelopening, tot achter de hiel
vroege vondsten ver overtreft. Ook kon voor het eerst aan de steelzijde van de pijp.
worden vastgesteld dat eerste-generatiepijpen in houten
persvormen zijn gemaakt. Tevens is meer bekend geworden Aantallen en typen
over het bakproces van deze vroege pijpen. Het totaal aantal gevonden pijpenfragmenten bedraagt 585,
waaronder 336 (57%) gemerkte en 249 (43%) ongemerkte
Inleiding pijpen. Deze percentages zijn, ten opzichte van die in het
Kort na publicatie van deze groep bleek dat slechts de helft vorigeartikel,gelijkgebleven.Depijpenzijnonderteverdelen
voanndehrzeotegke.vIonndtoentDaaeplijhpzoiejnnomgntauetev5ria8an5aldfwreaagksmetaeeanlnteginsebgvoeadmneneptivejponeonvr ananifnaduhewiemlepliiijjdkpsednein(n9-8Nb%oo)overednn-sHrpaoonloldarpnvidjapnaeandn(eg2e%ktr)eo.tfSefpeloonop, rempniajipanergnz,witjonortdwaeecnlhter
geborgen. Losse dsteeehliferalgamaenndteenszteijenlzniijedtegvetaenldd. eInpihjept. in de provincies Utrecht en Zuid-Holland gevonden. Twee
eerder verschenen artikel is veel achtergrondinformatie identieke spoorpijpen zijn gemerkt met een bloem met vier
gegeven over de vroegste pijpenmakers, de verschillende hartvormige blaadjes terwijl de overige ongemerkt zijn. In
typen met hun afwerking, pijpen met fabricagefouten, Tabel 1 zijn de verschillende typen pijpen weergegeven met
hgeevt ognedberunikpijvpaenntaAgbeaabknruteiaknltldekenumnenonegnetylzijpikjnee.noImn gdeevziengpuwbaliacratdiee het aantal gemerkte en ongemerkte exemplaren.
zal daar verder nHietetoptowtaoardleanainntgaelggaaenv.oOnndleanngpsiijspeonokfragmDeentgernotebegdroreapaghtie5lp8i5jp,enwaisarvoenrddeerro3n3de6r (t5e7v%er)degleenmienrkte
een rapport verschenen over de archeologische opgraving exemplaren met snijfilt zonder radering (433 exemplaren)
in de Nieuwe Paesnsee2r4de9rs(s4tr3a%at,) uoitnggeveomeredrkdtoeopr iBjpuernea.uDezeenppeirjcpeenntamgeetsezenijng,ebteontteordpezifcilhtteenvarandedriiengin(10h6etevxo.).rige
Monumenten & Aarcrthiekoelol,gigeevlainjkdegGebemleeveennte. ADmespteirjdpaemn.2zijn Heoeinnerdopepijrpztemijnevteslsrendciehjfltiseltnemeinént dhereiieneltparalijdpueiertiznnogn(9dee8nr%itnw)geeeennpgisejppveoonnodrmepneij:tpen
Veel van de vroegste pijpenmakers in Nederland hebben
hun herkomst in(2E%ng)e.laSndp.ooDrapairjpkeonmewnoordokendenaouuwdsetelijks gienboNtteorodredf-ilHt,omlalaanr dzónadaenrgreadtreorifnfge.nD, emzeadarriezpiijjnpewn leijlkein de
gueitskchleriepvijepnenb.roHnentpebnrloijvvfatinendccahiateensr moUpetmtrebecrekhtretelikejkknidnZagtutioindtE-hHnegtoerllolaaknendnd, gevtsenoidnjfadiltteernne.anaTruwigteedbeeoitpdteeerrdnioetdieefikl1te.61Ds5pe-1o6po2irj0pp,eidnjpemeonevtezrsignjaninjfggilstefmawsoeerrvdkaetnnmet
waar de productieeveannbkleoiepmijpemnebtevgioenrehnatortvoonrtwmiikgkeelbinlgaadjeins tdeitrwvoinjlddstecoomvpelreixgegeorenkgeenmd teortkdtezvijrno.egInst Tvearbveaal r1dizgdijen de
kwam, naar vervheorusdcihnigllewndeienitgypeeenrsptei-jgpeennerwateieeprigjpeegnevenromokeptijhpeetn.aantal gemerkte en ongemerkte exemplaren.
Tabel 1. Gevonden typen met aantallen en percentages.
ongemerkt % gemerkt %
hielpijp, snijfilt zonder radering 139 24 294 50
hielpijp, snijfilt en radering 1 0
hielpijp, gebotterde filt met radering 69 12 35 6
hielpijp, gebotterde filt zonder radering 2 0
spoorpijp, gebotterde filt met radering 9 2 2 0
presentatiepijp (fragment) 1 0
onbekend, ongemerkt 28 5 5 1
Totalen 249 43 336 57
Eindtotaal 585 100
De grote groep hielpijpen is verder onder te verdelen in exemplaren met snijfilt zo19nder
32
Een tabakspijp ter herdenking Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2015
van de verovering van de zilver-
vloot door Piet Hein, 1628-1828 Scheepstochten voor de WIC
Eind 1623 kwam Piet Hein in dienst van de West-
Bert van der Lingen Indische Compagnie en kreeg opdracht de stad Salvador
da Bahia in Brazilië aan te vallen. Met de meegekregen
Piet Hein nam na de overval op de Spaanse zilvervloot kaapbrieven had hij van de Staten-Generaal der
in 1628 een enorme buit mee naar huis. Een jaar later Nederlanden toestemming om Spaanse en Portugese
overleed hij. Het plaatsen van gedenktekens verliep koopvaarders aan te vallen en in beslag te nemen.
nooit soepel. Pas in 1638, bijna tien jaar na zijn dood, Daarna voerde hij tussen 1624-1629 het bevel over drie
kwam een marmeren praalgraf klaar en het duurde tot expedities voor de WIC (afb. 1). Tijdens de derde tocht
1870 voordat een standbeeld van hem werd geplaatst. (1628-1629) zond de WIC drie vloten naar Amerika.
Dat was in 1828 al eerder geprobeerd. De economische Twaalf schepen zouden Brazilië aanvallen en twaalf
en politieke omstandigheden waren toen niet gunstig en gingen naar de Caraïben. Hein vertrok met nog eens
het lukte niet om het plan te verwezenlijken. Wel werd 31 schepen en 4.000 man om de Spaanse zilvervloot te
in dat jaar in Gouda een herdenkingspijp gemaakt. onderscheppen. De plannen lekten uit en toen men door
had dat Hein op de loer lag bleef de Spaanse vloot, die
Gevangenschap en VOC zilver uit Peru vervoerde, in de havens liggen. De St.-
Piet Pieterszoon Heyn (Piet Hein) werd geboren in 1577 Jacobsvloot uit Mexico werd niet op tijd gewaarschuwd
in Delfshaven en overleed in 1629. In 1598 werd hij door en voer uit naar Cuba. Door een storm belandde een
de Spanjaarden gevangen genomen en te werk gesteld deel hiervan bij de Nederlandse vloot in de buurt
als roeier op hun vloot bij Sluis. In 1602 kwam hij bij een van Havana. In september vielen vijftien schepen in
uitwisseling van gevangenen vrij. Een jaar later werd Heins handen en de verovering van de zilvervloot was
hij opnieuw gevangen genomen en opgesloten in het een feit. De slag in de Baai van Matanzas leverde de
fort van Havana. Rond 1607 kwam hij weer terug naar Nederlandse schatkist ruim 11,5 miljoen gulden op. De
ons land, trad in dienst bij de Verenigde Oost-Indische Spanjaarden gebruikten de opbrengst van de goud- en
Compagnie en vertrok als stuurman naar de Banda- zilvertransporten om de oorlog tegen de Nederlandse
eilanden om controle te krijgen op de specerijenhandel. opstandelingen (Tachtigjarige Oorlog) te bekostigen.
In 1612 keerde hij terug naar Nederland. Hein werd na terugkeer beloond met 6.000 gulden en een
gouden ereketting van stadhouder Frederik Hendrik. De
bemanning kreeg ieder 200 gulden. In mei 1629 vertrok
Hein met zijn schip de Vliegende Groene Draeck op
expeditie tegen de Duinkerker kapers. Een maand later
onderschepte hij drie kaperschepen. Tijdens het gevecht
Afb.1 . Titelblad van ‘Historisch verhael’, band 5 (dl. 14), 1627-1628.
33
36
Leidens Ontzet op pijpen Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2015
Ruud Stam
afsluiten. Al snel sloegen de honger en de pest toe.
De vondst van een drietal bijzondere 20e eeuwse Valdez probeerde met valse beloften de stad in handen
handgekleurde 3 oktober-pijpen in het depot van te krijgen, maar de stadssecretaris Jan van Hout en de
Museum de Lakenhal in Leiden is de aanleiding om aanvoerder van de troepen, Jan van der Does, wilden
te inventariseren wat er van deze pijpen bekend is. hier niets van weten. Het stadsbestuur zond Valdez in
Tradities bij de “3 October Vereeniging” zorgden dat antwoord op diens belofte dat hij de bevolking bij een
deze pijpen een bijzondere plaats innamen in de Leidse overgave zou sparen, een briefje met (in het Latijn): “De
herdenking van het ontzet. voogelaar, op bedriegen uit, den vogel lokt met zoete
fluit”. Langzamerhand begon de bevolking door de
De geschiedenis van Leidens Ontzet honger meer en meer te muiten tegen het stadsbestuur,
Het ontzet van Leiden, dat nog ieder jaar gevierd het gevaar van de Spanjaarden niet ziende. Over die
wordt, is in feite het ontzet van de tweede belegering barre tijd is de mythe bekend dat burgemeester Van der
van Leiden door de Spaanse troepen onder leiding Werf (afb. 1) zijn eigen lichaam of zijn arm, daarover
van Francisco Valdez. Want ook van oktober 1573 zijn de verhalen verdeeld, aan de hongerende bevolking
tot 21 maart 1574 werd Leiden belegerd door de aanbood.1 Dit is op tal van schilderijen afgebeeld (afb.
Spanjaarden. Dit eerste beleg werd opgeheven omdat 2).
de troepen van Valdez nodig waren voor de strijd op
de Mookerheide tegen de troepen van Lodewijk en Willem van Oranje besloot de dijken door te steken
Henderik van Nassau, die beiden bij deze slag om het en grote delen van Holland die lager gelegen waren
leven kwamen. Na deze veldslag kwam Valdez met zijn onder water te zetten om zo de benarde stad te kunnen
5000 man sterke troepenmacht terug naar Leiden en bevrijden. Dit was best een heel zware beslissing omdat
belegerde de stad vanaf 26 mei. De Leidenaren hadden veel vruchtbaar land daarna voor lange tijd onbruikbaar
niet op dit nieuwe beleg gerekend. Er was onvoldoende werd. Het duurde lang voordat het water begon te
voedsel en er waren veel te weinig wapens binnen de stijgen. Begin oktober draaide de wind naar het zuiden
stad en zelfs de schansen van het eerste beleg waren en werd stormachtig. Het water werd opgestuwd en de
niet gesloopt. Valdez kon daardoor de stad snel geheel vloot platbodems met de geuzen onder leiding van De
Boisot konden de stad naderen (afb. 3).
In de nacht van 2 op 3 oktober stortte een deel van
de verzwakte stadsmuur bij de koepoort in met
donderend geraas. De Spanjaarden die een uitval en
Afb. 1. Borstbeeld van burgemeester Pieter Afb. 2. De zelfopoffering van burgemeester Pieter van der Werf die zijn arm
Adriaansz. van der Werf in een kastje. aanbiedt als eten voor de hongerende bevolking. Geschilderd door Mattheus
Reliëf, afgietsel in gips. 18e eeuw. (Museum Ignatius van Bree tussen 1816 - 1817. Olieverf op doek. (Museum de Lakenhal,
de Lakenhal, inv.nr. 3951.1. Afmetingen 64 inv.nr. S 46. Afmetingen 430 × 574 cm)
x 39,6 x 16,4cm)
37
46
Herinneringspijpen naar aan- Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2015
leiding van de Vrede van Aken in
1748 besluiteloze en inhalige beleid van de regenten, voor het
Ron de Haan eerst geroepen om een Oranjevorst en die vond men in de
als enige overgebleven Friese tak van de Oranjes. Maar
intussen hadden de regenten het al vele decennia voor het
zeggen gehad. Uiteindelijk, onder druk van het volk, werd
Willem IV aangesteld als algemeen ‘Erfelijk’ Stadhouder
en nog in datzelfde jaar 1747 ook als admiraal en kapitein-
generaal. Zijn regeerperiode was maar kort, van 1747 tot
aan zijn dood in 1751.
Historische en politiek getinte pijpen van klei zijn vanaf de Zijn zoon, de latere stadhouder Willem V werd geboren
zeventiende eeuw tot en met het begin van de twintigste in 1748. Hierdoor was de erfopvolging weer verzekerd.
eeuw geen zeldzaamheid. Het begon al met de eerste Een bijzondere oranje ‘Oranjepijp’3 laat de jonge prins
Oranjevorst prins Frederik Hendrik, die vereeuwigd op de schoot van zijn moeder Anna van Hannover zien.
werd op een kleipijp samen met zijn vrouw Amalia van (Afb. 1) Willem V was tot de inval van de Fransen in
Solms. Deze pijp is te dateren in het eerste kwart van 1795 stadhouder van de republiek. Met zijn vlucht naar
de zeventiende eeuw. In dit artikel is gekozen voor een Engeland, samen met zijn familie, kwam een roemloos
historisch politiek Oranjegetinte gebeurtenis: de Vrede einde aan het stadhouderschap.
van Aken. De drie meest bekende modellen kleipijpen
gewijd aan dit onderwerp worden besproken. De Vrede van Aken zorgde voor de toen overwegend
Oranjegezinde Goudse pijpenmakers voor een enorme
De geschiedenis opleving. Gouda was in de bloeiperiode van haar bestaan,
Met de Vrede van Aken in 1748 kwam een einde aan zowel in economisch als kunstzinnig opzicht. Al snel
de Oostenrijkse Successieoorlog die Europa lange tijd verscheen er een drietal nieuwe pijpen op de markt,
verdeeld had gehouden. De oorsprong van de Oostenrijkse de vaasvorm, de vierzijdige en de zeskantige ketel. De
Successieoorlog (1741-1748) lag in het feit dat Keizer persvormen voor deze nieuwe modellen, uitgevoerd in
Karel VI (1685-1740) van Oostenrijk, de vader van Maria messing, worden toegeschreven aan het atelier van Dillis
Theresia (1717-1780), op 19 april 1713 de Pragmatische van Oye (1678-1749) en zijn zoon Johannes (1722-1782).4
Sanctie1 bij wet had uitgevaardigd. Hierin werd verklaard
dat de Oostenrijkse erflanden ondeelbaar waren, ook als Afb. 1. Oranje ‘Oranjepijp’
er alleen sprake was van een vrouwelijke opvolger. Een met Anna van Hannover
groot aantal landen was hier zeer ontevreden over en en de jonge prins. Op het
vond dat zij aanspraak konden maken op verschillende lint aan de bovenkant:
delen van het Heilige Roomse Rijk. Het waren vooral HET VORSTELYK HUYS
Pruisen, onder leiding van Frederik II, Beieren, Maurits VAN ORANIE en aan de
van Saksen, Polen, Spanje en Lodewijk XV van Frankrijk onderkant de opmerkelijke
die de oorlog ontketenden. Door de Vrede van Utrecht tekst: IK STRYD VOOR
in 1713 was Keizer Karel VI in het bezit gekomen van de ’T LAND. Hielmerk visser,
Zuidelijke Nederlanden. De Zuidelijke Nederlanden waren hoogte 53 mm. Gouda,
tegen het einde van de Oostenrijkse Successieoorlog nog Andries van Dijk (1747-
steeds voor een deel bezet door Frankrijk. Dat verklaarde 1781). Collectie Henk van
nog meer waarom de Nederlanden samen met Engeland Oostveen.
vochten aan de kant van Oostenrijk. Uiteindelijk werd de
vrede in 1748 getekend en trokken de Fransen zich terug Het vaasmodel
uit de Zuidelijke Nederlanden. De eerste en meest afwijkende, maar ook origineelste
pijp doet denken aan een Franse tuinvaas met aan de
Met de kinderloos gestorven Koning Stadhouder Willem boven- en onderkant een versierde verdikking. Aan
III in 1702 was een einde gekomen aan deze tak van de de bovenkant bloemen en aan de onderkant lobben.
Oranjestamboom en begon het Tweede Stadhouderloze Dit model is in twee verschillende maten op de markt
Tijdperk. Toen in 1711 Jan Willem Friso (1687-1711), gebracht waarvan de hier afgebeelde pijp het grootste
stadhouder in Groningen en Friesland, van de Friese formaat heeft. (Afb. 2a-f) Deze verscheen ook als eerste
Oranjes verdronk in het Hollands Diep, was deze tak op de markt. Tussen de verdikkingen zijn in totaal vier
nog net niet uitgestorven. Enige weken na zijn dood ovalen aangebracht. De ovalen naar de roker toe laten de
werd zijn zoon Willem Hendrik Karel Friso, de latere portretten van het echtpaar keizer Frans I van Hongarije
Stadhouder Willem IV (1711-1751) geboren.2 Pas in het
voorjaar van 1747 had het volk als gevolg van het slappe,
47
50
Afval van een Schoonhovense Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2015
pijpenbakker
Jan van Oostveen beperkt en aangenomen wordt dat in die periode alleen
ongemerkte groffe tabakspijpen in de Zilverstad zijn
In het jaar 2009 is door de toenmalige werkgroep geproduceerd.
kleipijpen van de PKN een boek uitgegeven over
de tabakspijpennijverheid in Schoonhoven.1 In Voor de gerookte tabakspijpen die in de 18de eeuw
deze monografie wordt uitgebreid ingegaan op de (afb. 2) gedateerd kunnen worden geldt dat de fijne/
pijpenmakers en de door hun geproduceerde tabakspijpen. porseleinen kwaliteit uit Gouda werd betrokken.5
Overduidelijk is dat het pijpenmakersambacht in de De eenvoudige groffe kwaliteit werd op grote schaal
18de eeuw haar hoogtijdagen in deze stad heeft beleefd. lokaal geproduceerd en was dientengevolge voldoende
Recent historisch en archeologisch onderzoek geeft beschikbaar.
nieuwe inzichten over deze hoogtijdagen van de 18de
eeuwse tabaksnijverheid in Schoonhoven. Pijpenbakkersafval
Het afval van de pijpenbakker werd in een werkput, die
dicht ter hoogte van ‘Het Klooster’ lag, aangetroffen.
Het afval bestond uit zowel tabakspijpen als uit
pijpenpotten met bijbehorende kappen/deksels. Binnen
de tabakspijpen kan een onderscheid worden gemaakt
tussen rondbodempijpen en zijmerkpijpen.
De basis voor dit voortschrijdende inzicht wordt gelegd Tabakspijpen
door de recente publicatie van Van der Meulen en Smeele Bij het opgegraven pijpenbakkersafval zijn fragmenten
over Gouds aardewerk, waarbij ook de Schoonhovense van tenminste 162 kleipijpen aangetroffen. Bijna een
pottenbakkers worden behandeld.2 Daarnaast is in kwart van de tabakspijpen kan tot het rondbodemmodel6
2011 door het bedrijf Synthegra3 een inventariserend worden gerekend. Een type dat met uitzondering van een
veldonderzoek middels proefsleuven (IVO-P) op het exemplaar van Nicolaas van Koomen, nog niet eerder
terrein van de voormalige zilverfabriek van Hooijkaas4 aan dit productiecentrum kon worden toegeschreven.
uitgevoerd. In een van de drie getrokken proefsleuven Net zoals pijpenmakers in Gorinchem, Gouda en
werd materiaal van een pijpenbakker aangetroffen. Aarlanderveen plaatsten ook (een) pijpenmaker(s) uit
Het bij deze opgraving verzamelde afval van een Schoonhoven het merk de gekroonde en de ongekroonde
pijpenbakker staat centraal in dit artikel. 16 op tabakspijpen. Daarnaast zijn rondbodempijpen
met het merk BVB aangetroffen. Duidelijk is dat de
Gerookte tabakspijpen Schoonhovense pijpenmaker die dit merk op zijn
Naast het hierna te bespreken pijpenbakkersafval zijn producten plaatste mee wilde liften met de populariteit
ook gerookte tabakspijpen aangetroffen. De gerookte van dit Goudse kwaliteitsmerk.
kleipijpen kunnen gedateerd worden in zowel de 17de
als in de 18de eeuw. De opgegraven 17de eeuwse De overige driekwart van de tabakspijpen is van
exemplaren zijn in de huidige provincie Zuid-Holland het ovoïde model en zijn voorzien van een zijmerk.
en waarschijnlijk in Gorinchem geproduceerd (afb.1). Veelvuldig komt hier het bekende zijmerk de gekroonde
De productie van Schoonhoven was in de 17de eeuw vis boven een drietal golven voor (afb. 4). Afhankelijk
Afb. 1. Een drietal gerookte tabakspijpen die in de periode 1630-1650 kunnen Afb. 2. Een tweetal gerookte 18de eeuwse tabakspijpen.
worden gedateerd. Afgebeelde hielmerken (lelie en gekroonde roos) zijn niet op De tabakspijp van fijne kwaliteit met het merk BOW is
schaal. (Foto: (c) Jan van Oostveen, http://kleipijp.home.xs4all.nl). in Gouda geproduceerd. Van de groffe tabakspijp die
gedateerd kan worden in het eerste kwart van de 18de
eeuw, staat het productiecentrum niet vast. Hielmerk
niet op schaal. (Foto: (c) Jan van Oostveen, http://klei-
pijp.home.xs4all.nl).
51
58
De firma G. Rompelman & Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2015
Compagnie, fabrikant in grof
aardewerk en pijpen te Kampen woonde hij in Paramaribo. Zowel zijn zakelijke als privé
correspondentie liep via zijn drie jaar oudere broer
Bert van der Lingen Willem4 die in Amsterdam werkte bij het handelshuis
Louis Bienfait en Soon. In de periode 1815-1825 had
Inleiding Willem in Paramaribo gewoond, waar hij Bienfait
In 1984 verscheen in het blad van de Pijpelogische Kring vertegenwoordigde en samen met Francois Gaaswyck
Nederland een bijdrage van Arnold Carmiggelt onder onder de firmanaam Rompelman & Gaaswyck
de titel ‘Sprokkelhout uit vier IJsselsteden’.1 Hierin goederen verkocht (afb. 1).5 Hun pakhuis stond aan de
worden een aantal pijpenfabrikanten genoemd die in ‘Waterkant’ tegenover de platte brug (afb. 2). De firma
de negentiende eeuw actief zijn geweest in Kampen. verkocht in Suriname onder meer boter, zout, vlees,
Onlangs zijn enkele aanvullende gegevens gevonden stokvis, ansjovis, erwten, kaarsen, seltzerwater, wijn,
met betrekking tot de activiteiten van deze en andere bier, jenever, speelkaarten, medicijnen, grof aardewerk,
personen. Gerardus Rompelman, de hoofdpersoon in tabakspijpen en sigaren.6 Na het overlijden van zijn
dit artikel, vervaardigde vooral pijpen voor de export compagnon keerde Willem in juni 1825 terug naar het
naar Suriname. Onderstaand is het verhaal van een hoofdkantoor in Amsterdam.7
pijpenfabrikant die zelf nooit een pijp zal hebben
gemaakt maar alleen voor korte periode fungeerde als De reis naar Suriname
eigenaar en investeerder van een dergelijke fabriek. Wat In datzelfde jaar arriveerde Gerardus in Paramaribo en
deed Rompelman voordat hij pijpenfabrikant werd en nam daar het agentschap van zijn broer bij Bienfait over.
hoe kwam hij ertoe? Welke tegenslagen ondervond hij in Het lijkt erop dat Gerardus nogal eens problemen had
zijn privé en zakelijke leven die er mogelijk toe hebben met personen in zijn omgeving. Toen hij in 1825 met
bijgedragen naar Kampen te gaan en daar uiteindelijk het schip van kapitein Sneebek naar Paramaribo voer
weer vrij snel uit het zicht te verdwijnen? was er een en ander voorgevallen. Een medepassagier,
de weduwe Swaen (geboren Juliaans)8 schreef hierover
Handel met Suriname na aankomst een klacht aan de firma Bienfait in
Gerardus Rompelman werd op 11 augustus 1795 te Amsterdam.9 De brief kwam terecht op het bureau van
Amsterdam geboren.2 Op 30 november 1815 trouwde broer Willem! De weduwe klaagde erover hoe miserabel
hij te Amsterdam met Hendrika Koster. Toen hij op 14 de reis op het schip van Sneebek was verlopen en over
januari 1852 overleed woonde hij in de Vijzelstraat 33 de erbarmelijke omstandigheden aan boord. De kapitein
te Amsterdam.3 De familie is twee keer in Suriname had dagelijks ruzie met zijn passagiers en ‘Rompelman
geweest. Ruim drie jaar na terugkeer kocht hij een grof was de aanvoerder daar van, bij de kaptijn bragt die
aardewerkfabriek in Kampen waar ook pijpen werden alles aan, dan van het volk boove dan van ons in de
gemaakt. kajuijd, daar was de kaptijn Sneebeek me gediend
dat Rompelman hem hooning om de mond smeerde,
Rompelman begon als kantoorbediende en werd later het woord was ook tusse Rompelman en Sneebeek,
koopman. In 1819 en gedurende de periode 1825-1826 twee Joode weete wat’. Ook over het eten was ze niet
tevreden. Ze moesten roggen- en wittebrood eten dat bij
Madeira al groen en geel beschimmeld was en daarom
met azijn werd bestreken en er kwamen torren uit het
beschuit. De kapitein bleef ruzie maken en Rompelman
‘was wel te vreede als die nagt en dag maar janneever
Afb. 1. Advertentie van de firma Rompelman & Gaaswyk. Surinaamsche Afb. 2. De Waterkant, Paramaribo, 1823 (uit E. Beyer).
courant, 07-06-1821.
59
70
Een ijzeren persvorm uit Gen- Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2015
nep en de pijpenmaker Peter
Dorn (1849-1871) 1 De ijzeren vorm lijkt sterk op de pijpenvormen van
Jos Engelen Trumm-Bergmans uit Weert, die zijn gereedschap
liet fabriceren door Letchert in het Westerwald. Uit
Gennep is slechts Peter Dorn als pijpenmaker bekend
en vermoedelijk stamt de persvorm uit zijn werkplaats.
Dorn heeft waarschijnlijk alleen voor de lokale markt en
het nabijgelegen deel van Duitsland geproduceerd.
In 2015 is in een moestuin in Gennep (Limburg) een Peter Dorn pijpenmaker in Venlo en Maaseik3
ijzeren pijpenvorm gevonden. Voor zover bekend is het De vroegste vermelding van Peter Dorn in Limburg
de enige pijpenvorm die ooit in Nederlandse bodem is vinden we in 1815 in Venlo.4 Dorn, geboren in 1786
aangetroffen. Archiefonderzoek heeft aangetoond dat in te Grenzhausen, was toen als 28 jarige pijpenmaker
Gennep slechts één pijpenmakerij actief is geweest. In werkzaam bij Jean Lenssen in Venlo. Hier huwde hij rond
onderstaand artikel wordt de bijzondere vondst getoond 1815 Maria Wilhelmina Catharina Rembs, de zus van
in samenhang met de historie van de pijpennijverheid in de echtgenote van Peter Hölzenspies. In Venlo werden
Gennep. ook zijn eerste drie kinderen geboren. Toen rond 1819
Lenssen zijn activiteiten in Nederland beëindigde werd
Een ijzeren persvorm in een moestuin in Gennep Dorn brodeloos en vertrok naar Maaseik. We komen
De verroeste ijzeren persvorm is gevonden tijdens het hem daar in 1821 tegen wanneer hij de geboorte van een
omspitten van een moestuin in Gennep.2 Nadat het van zijn kinderen aangeeft. In de jaren 1821-1832 werden
gereedschap door middel van elektrolyse van roest was in Maaseik nog vijf kinderen ingeschreven. Hij woonde
ontdaan bleek het om een populair ovaal pijpmodel in het pand Eikerstraat 168, genaamd de pijpenfabriek,
te gaan, zoals die in de 19e eeuw door vele firma’s is waar N. Vanijsterdaal en F. Ritzen als fabrikanten hun
gemaakt. In de intensief gebruikte persvorm werden bedrijf uitoefenden achter de woning. Op de nummers
halflange pijpen gemaakt met een steellengte van 27 Eikerstraat 166 en 167 woonden zijn twee zwagers Peter
centimeter. Het mondstuk werd met een mes afgesneden. Hölzenspies en Jacob Rembs en Jan Jacob Leyendekker
Bijmerken zijn niet aanwezig. De datering van het met hun gezinnen, allen pijpenmakers bij Ritzen.
gereedschap zal in de periode 1850-1880 liggen.
Vertrek naar Stevensweert
Drie sluitpennen zorgen ervoor dat de vorm tijdens Toen tijdens de overgangsperikelen van de Belgische
gebruik op zijn plaats blijft. De rechterhelft is direct opstand tussen 1830 en 1839 de Westelijke Maasoever
achter de ketel gebroken en daarna gerepareerd waarna en dus ook Maaseik aan België dreigde toe te vallen
de vorm opnieuw kon worden gebruikt. Dit benadrukt en daardoor de economische vooruitzichten voor de
de waarde van het gereedschap. De persvorm lijkt dan pijpenfabricage qua afzetgebied minder werden, vertrok
ook niet tijdens de actieve periode van de pijpenmaker Peter Dorn naar Stevensweert, aan de overzijde van
te zijn weggegooid. Aan de onderzijde van een van de Maas op Nederlands grondgebied. Dat zal in of na
de vormhelften is een onleesbare tekst gekrast met 1832 zijn geweest omdat in dat jaar nog een kind van
daarachter HW of HV 1. Mogelijk is hier oorspronkelijk hem werd ingeschreven in Maaseik. Zijn zwager Peter
de naam van de pijpenmaker, de vormmaker of de Hölzenspies en zijn familie waren kort daarvoor ook
modelnaam van de pijp gekrast. naar Stevensweert vertrokken. In 1843 werkte Dorn nog
bij hem.
Afb. 1. Persvorm, ijzer, 1850-1880. Vindplaats Gennep. (Foto’s Ewout Korpershoek)
71
74
Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2015
Glaspanelen van de firma P. van
der Want Gzn (Ivora) in Gouda
Barbara Walraven
Een paar jaar geleden werden twee unieke glaspanelen Afb. 2. Firma P. van der Want Gzn, Kuiperstraat, Gouda.
met de opschriften ‘Plateelpijpen’ en ‘Ivoorpijpen’
aangeboden. De panelen kwamen oorspronkelijk uit Ivoorpijpen
de pijpenfabriek en plateelbakkerij van de Firma P. In verband met de achteruitgang van de pijpennijverheid
van der Want Gzn. in Gouda en waren bijna vijftig jaar besloot de Firma P. van der Want Gzn in 1912 de afdeling
geleden bij een opkoper terecht gekomen. In een tijd geëmailleerde pijpen uit te breiden en naast een nieuwe
waarin dergelijke voorwerpen veelal in de vuilcontainer wijze van fabricage, ‘het nieuwe fabricaat is de nu reeds
eindigden zijn deze ramen via omwegen uiteindelijk bij algemeen bekende doorroker, ivoorpijp genaamd’ een
een verzamelaar terecht gekomen. geheel nieuwe fabriek in te richten.1 Dit waren doorroker
gietpijpen met een gummi (caoutchouc) mondstuk. De
De glaspanelen eerste partij werd op 7 januari 1913 verzonden en nog
Het dikke melkglas is geëtst en heeft hoekdecoraties en dezelfde nacht werd de nieuwe afdeling door brand
de opschriften: ‘Plateelpijpen’ en ‘Ivoorpijpen’ (Afb. 1a- verwoest. Een vroege advertentie met ivoorpijpen
b) Bij het etsen van glas wordt het oppervlak met een werd op 9 november 1913 in de Tilburgsche Courant
zuur behandeld waarbij een chemische reactie optreedt gepubliceerd. (afb. 3)
en het glas gedeeltelijk oplost. De geëtste teksten zijn met
goudverf ingekleurd. Beide glazen zitten in de originele Hoewel er na het uitbreken van de Eerste wereldoorlog
houten omlijsting. Er is weinig slijtage waarneembaar in 1914 minder vraag naar gekaste pijpen was,
waardoor het vermoeden bestaat dat ze niet langdurig in kenmerkte de productie van ivoor- en plateelpijpen zich
gebruik zijn geweest. juist door meer omzet. Dit gold ook voor 1915 en in de
eerste helft van 1916 was het eveneens zeer druk met de
Bij de plateel- en pijpenfabrieken was het niet
ongebruikelijk om een eigen toonzaal te hebben met
de producten die in de fabriek werden vervaardigd.
Waarschijnlijk zijn de panelen indertijd gebruikt in de
toonzaal van Ivora, waar de gelijknamige pijpen werden
geëtaleerd. Ook het bij Ivora vervaardigde plateel was
hier te zien. Mogelijk maakten de panelen onderdeel uit
van een groter geheel.
Afb. 1a-b. Geëtste (toonzaal)ramen, 1912-1915.
75
78
Ruiter te paard en vijf schijven Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2015
in een Delftse tuin en de relatie
tussen pijpenmakers te Gouda toen al twee huizen in eigendom. In 1779 werden twee
huizen verkocht. In de periode 1781-1784 nam hij vijf
Bert van der Lingen keer personeel aan. Mogelijk had de verkoop van de
panden te maken met zijn financiële situatie, aangezien
Tijdens het uitgraven van een tuin aan de Lange hij in 1784 failliet werd verklaard. Uit de opgemaakte
Geer in Delft is een kleine maar interessante groep boedelinventaris bleek dat er geen gereedschap uit de
pijpen gevonden. Hoewel er slechts een twintigtal pijpenmakerij aanwezig was. Mogelijk had hij die al te
fragmenten van pijpen tevoorschijn kwam, biedt het gelde gemaakt. Een van de schuldeisers was Willem
materiaal een interessante mogelijkheid om te laten Hack, leverancier van pijpaarde. Op 19 juli 1784, kort
zien hoe gecompliceerd de handel en werkplaatsen na het faillissement, werd zijn huis aan de Gorinchemse
van pijpenmakers in elkaar zaten. Het merendeel van pijpenmaker Sijmen Groenhouwer verkocht.
de vondsten heeft een vroeg ovaal model. Daarnaast
is nog een afwijkende pijp uit de tweede helft van de Er zijn weinig producten met het merk WVMF bekend.
achttiende eeuw gevonden. De overige vondsten wezen Er is een knorrenpijp gevonden, waarop de initialen
niet op grote welstand. Wel werden nog enkele Delfts boven twee klaverbladen zijn aangebracht.2 (afb. 2) Ook
witte borden en een bijzonder, meerkleurig beschilderd, zijn er twee modellen bekend waarvan de persvormen
Delfts spaarvarken gevonden. (na het faillissement van Van Montfoort?), aan Huibert
van Outheusden zijn overgegaan. Die liet zijn merk
Een ‘groffe’ snoekenbek met WVMF HVAH boven het merk WVMF van Van Montfoort
Behalve fraai afgewerkte ovale kwaliteitspijpen, die aanbrengen. Over het merk WVMF liet hij vervolgens
hieronder worden besproken, is in Delft ook een cirkels slaan om het ongeldig te maken. Dat was minder
rondbodem pijp van ‘groffe’ kwaliteit met afwijkende fraai dan het laten dichtmaken door een vormmaker,
decoratie gevonden. Deze pijp dateert uit de tweede maar wel goedkoper. Outheusden nam in ieder geval
helft van de achttiende eeuw. De wijze waarop het twee vormen over van Van Montfoort. De ene heeft een
merk op de ketel staat is ongewoon. (afb. 1a-c) Via de gekroonde vis onder de initialen3 en op de ander staat de
persvorm zijn de letters WVMF in reliëf op de ketel gekroonde IG.4
aangebracht waarbij de letters WV op de linkerzijde en
de letters MF aan de rechterzijde. Rond de steel is een Betere kwaliteit ovale modellen
vis gegraveerd met opengesperde bek, een model dat Het merendeel van de aan de Lange Geer gevonden
indertijd ‘snoeckebek’ werd genoemd. pijpen is afkomstig uit Gouda en heeft een ovaal model
dat te dateren is in de periode 1735-1745. Deze pijpen zijn
De pijp is waarschijnlijk gemaakt door Willem van gemerkt met de vijf schijven of cincq (13 exemplaren)
Montfoort uit Gorinchem. De in Woerden geboren en WS gekroond (1 ex.). Een tweetal pijpen gemerkt
Van Montfoort was als soldaat in Coevorden gelegerd. trekpot dateert van wat later datum, uit de periode 1740-
Hij trouwde in 1761 met de in Gorinchem geboren 1760. Van de pijpen met de vijf schijven heeft slechts één
Trijntje van den Bosch.1 Willem kocht in 1767 en 1772 exemplaar een Gouds wapenschild op de zijkant van de
een huis op de Kortendijk in Gorinchem. Hij had daar hiel. Deze pijpen worden beschouwd als zijnde van de
beste ‘porceleijne’ kwaliteit. De pijpen gemerkt trekpot
hebben beiden een Gouds wapenschild met erboven een
‘S’ als teken dat het om de iets mindere ‘fijne’ kwaliteit
gaat en kunnen daarmee na 1740 worden gedateerd.
Afb. 1a-c. Rondbodem model met vissenkop en de letters WVMF.
(Collectie Steven van Haaren, foto’s Bert van der Lingen)
79
84
Een groep bijzondere pijp- Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2015
modellen van Johann Partsch II
uit Theresienfeld (Oostenrijk) bezit overgeleverd en een deel bestaat uit ongerookte,
Arjan de Haan opgegraven pijpen van de fabriekssite. In zijn artikel
‘The Partsch pipe factory in Theresienfeld, Austria’
In de publicatie ‘A sample of the clay pipe production toont Halmos een overzicht van de verschillende
at Theresienfeld1, Austria’ toont Peter Davey een eigenaren van de Partsch fabrieken en de merken die
selectie bodemvondsten van de Partsch fabriekssite zij hebben gezet.3 Eén van deze merken is ‘K.K. OEST.
in Theresienfeld.2 Deze site is door Albert Halmos UNG.PRIVILEGIUM’ dat gezet zou zijn tussen 1850
ontdekt en in hetzelfde jaarboek beschreven. De selectie en 1895 door Johann Partsch II. Het merk wijst op de
pijpen die wordt getoond in het artikel van Davey periode van de dubbelmonarchie Oostenrijk-Hongarije.
geeft een inzicht in de verscheidenheid aan modellen De ‘K.K.’ staat voor ‘Kaiserlich und Königlich’.
die door Partsch, en later Seiler, geproduceerd zijn in Kenmerkend aan de pijpen in dit artikel is dat geen van
Theresienfeld. Het geeft een goede eerste indruk maar de exemplaren een merk draagt. Dit heeft vermoedelijk
inmiddels is het mogelijk om dieper in te gaan op de te maken met het feit dat de pijpen geglazuurd werden
modellenrijkdom van Partsch en Seiler. in de kleuren van gerookt meerschuim. Dit geldt ook
voor een andere serie pijpen gemaakt door Partsch met
Introductie de bedoeling om ze in meerschuimkleuren te glazuren.
In onderstaand artikel komt een bijzondere serie Door een gestempeld merk zou het overduidelijk zijn
modellen aan bod. Een deel van deze pijpen is door privé dat het om een goedkope kleipijp ging en niet om
een duurdere meerschuimen pijp. De in dit artikel
beschreven pijpen worden toegeschreven aan de maker
van het ‘K.K. OEST.UNG.PRIVILEGIUM’ merk.4
Hongarije was tot 1867 al een onderdeel van het rijk
van Franz Jozef, maar het had niet dezelfde status, en
daarmee ook niet dezelfde rechten, als Oostenrijk. Dit
Afb. 1. Affiche naar aanleiding van het zilveren huwelijksfeest van Franz Afb. 2. Pijp naar aanleiding van het zilveren huwelijksfeest van Franz
Jozef en Elisabeth Amalie Eugenie. Jozef en Elisabeth Amalie Eugenie. Ongemerkt, Partsch, ca. 1879.
85
92
Misbruik van de naamsbekend- Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2015
heid van Gambier
Arthur van Esveld Er zijn verschillende voorbeelden bekend van
gerenommeerde pijpenfabrikanten die naast hun eigen
Gedurende mijn jarenlange zoektocht naar pijpen producten ook Gambier pijpen verkochten (Afb. 1).
en documentatie van Gambier ben ik verschillende O.a. Noël uit Lyon, Job Clerc uit Serves en Trees uit
voorbeelden tegengekomen van pijpen die gemerkt Grivegnée (B). Deze bedrijven gebruikten hiervoor hun
waren met de naam Gambier of een daarop gelijkende eigen distributiekanalen en verkoopdepots en konden
naam, maar die bij nadere bestudering niet afkomstig zodoende enigszins mee profiteren van het succes van
bleken uit de pijpmakerij van Gambier. In dit artikel Gambier.
wil ik graag aandacht besteden aan een aantal
voorbeelden hiervan om te laten zien op welke manieren Buiten deze vorm van samenwerking zijn er ook
pijpenfabrikanten mee wilden profiteren van het succes verschillende bedrijven geweest die op andere manieren
van Gambier. gebruik maakten van de merknaam Gambier om mee te
profiteren van het succes. Naast het veelvuldig kopiëren
van de modellen van Gambier door Franse, Belgische en
Duitse pijpenfabrieken zijn er verschillende voorbeelden
bekend van het onrechtmatig gebruik van de naam
Gambier.
De naamsbekendheid van het merk Gambier was vanaf Er zijn verschillende voorbeelden van pijpen die een
het midden van de negentiende eeuw zeer groot. Voor Gambier merk dragen of pijpen die een merk dragen wat
de pijproker stond de naam Gambier synoniem voor gemakkelijk verward zou kunnen worden met dat van
een product van hoge kwaliteit. Die kwaliteit zag de Gambier, maar die niet geproduceerd zijn door Gambier.
gebruiker terug in pijpen met een hoge afwerkingsgraad, Gambier à Paris was een gedeponeerde handelsnaam.
een gelijkmatige bruinkleuring gedurende het roken, Om niet aangeklaagd te kunnen worden voor misbruik
door het gebruik van kwalitatief goede kleisoorten en van deze merknaam plaatsten concurrerende bedrijven
natuurlijk in een bijna onbeperkt assortiment pijpen een misleidende naam op hun pijpen die sterk leek op
in soorten en maten. Veel rokers verkozen Gambier het originele merk van Gambier.
boven andere merken die hun best deden om dezelfde Voor in de Gambiercatalogus van 1894 is een
kwaliteit te bieden. De vraag moet enorm zijn geweest, waarschuwing geplaatst aan de cliënten om zich te
productiecijfers van rond de 50 miljoen pijpen per jaar behoeden voor vervalsingen: ‘We hebben de eer om
zijn duizelingwekkend1. u een voorbeeld van onze catalogus met onze meest
gevraagde Gambier modellen te sturen en wij maken
van deze gelegenheid gebruik om u te vragen op uw
hoede te zijn tegen de vele vervalsingen die van onze
producten gemaakt worden.’ Er wordt aangegeven goed
te letten op de merken JG en Gambier à Paris die zeer
duidelijk op de pijpen staan (Afb. 2).
Afb. 1. Briefhoofd Victor Belle, kleipijpenfabriek en verkoop depot Afb. 2. Waarschuwing aan cliënten, 1894.
van Gambier pijpen.
93
100
Geboetseerde en met de hand Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2015
nabewerkte kleipijpen uit
Noord-Frankrijk (Bretagne, zorgen. Naderhand werden deze geperste pijpen nog
Normandië en Nord-Pas-de- kunstzinnig met de hand nabewerkt maar daar later
Calais) meer over. Men vermoedt dat de pijpenmakers klei
gebruikte uit de directe omgeving. Dat zorgde ervoor
Ron de Haan dat de kleur van de pijpen niet constant was. Ook de
lage productie aantallen zullen van invloed zijn geweest
Inleiding op de kleur. Dit in tegenstelling tot de in de inleiding
In het noorden van Frankrijk werden in de 17e eeuw al genoemde grote fabrikanten die door de jaren heen een
op kleine schaal kleipijpen gemaakt. In de 18e en vooral constante klei kwaliteit konden realiseren. Onder andere
in de 19e eeuw kwam de pijpenindustrie tot ongekende door het mengen van verschillende kleisoorten in zeer
bloei. Vele kleine ateliers groeiden door de jaren heen grote hoeveelheden uit dezelfde kleiputten.
uit tot enorme fabrieken. In Saint Omer waren het Verschillen tussen pijpen uit Bretagne en Normandië
Duméril-Leurs en Fiolet die de boventoon voerden en de departementen ten noorden van Parijs
en in Givet was het Gambier. Allemaal fabrieken Langs de kust vanaf Bretagne en Normandië tot de
die jaarlijks miljoenen pijpen produceerden. Maar in Belgische grens werden voornamelijk pijpen voor het
datzelfde Noord-Frankrijk, Bretagne, Normandië en toerisme gemaakt met voorstellingen van het rijke
Nord-Pas-de-Calais ontwikkelden zich in de 19e eeuw, vissersleven. Deze pijpen zijn altijd uitgevoerd in rode
op veel kleinere schaal, totaal afwijkende en unieke klei. Pijpenmakers uit departementen boven Parijs tot de
werkplaatsen. Zij produceerden geboetseerde en in een Belgische grens gebruikten slechts zelden rode klei en
mal gevormde en daarna met de hand nabewerkte pijpen. hadden een veel grotere diversiteit in hun modellen. En
Vermoedelijk hadden zij slechts een paar werknemers slechts een enkele keer geïnspireerd op het vissersleven.
of waren alleen werkend. Helaas zijn veel van deze Modellen
kunstwerkjes ongemerkt. Dit artikel zal proberen een Bijna alle pijpen, zowel manchet- als steelpijpen,
aantal van de bekende pijpenmakers en hun producten zijn figuraal. Alleen Casq & Gailleau heeft volgens
uit deze regio voor het voetlicht te brengen. Ook zal er Defromont2 een drietal steelpijpen met lobben-achtige
aandacht gegeven worden aan de ongemerkte producten versiering in de collectie gehad. Deze pijpen zijn in een
die vaak van eenzelfde kwaliteit en schoonheid zijn. mal geperst en het is onwaarschijnlijk dat ze daarna nog
met de hand zijn verfraaid. De overige modellen zijn zeer
Zoektocht en herkenning divers met afbeeldingen van mannen en vrouwen soms
De bovengenoemde pijpen uit de departementen
Bretagne, Normandië en Nord-Pas-de-Calais zijn Afb. 1. Grote karikaturale handgevormde kleipijp (11 x 9 cm)1,
zeldzaam maar wel zeer herkenbaar doordat ze zo onbekende maker.
‘anders’ zijn. Het internet en de niet afnemende stroom
aan pijpenveilingen zorgt inmiddels voor een wat groter 101
aanbod van dit type pijpen. En dat terwijl in het grijze
verleden een aanwinst van twee of drie pijpen per jaar
al zeer succesvol te noemen was. Het belangrijkste
kenmerk van deze pijpen is de zeer originele vormgeving,
een enkele keer zelfs karikaturaal. (Afb. 1) Een ander
belangrijk kenmerk zijn de toegepaste kleisoorten,
soms terracotta maar vaker afwijkende kleisoorten
die in kleur kunnen variëren van licht bruingeel naar
roze tot donker roodbruin. Ook werd er grijswitte klei
gebruikt, maar in verhouding tot de eerder genoemde
kleuren bedraagt het aantal hiervan gemaakte pijpen
slechts een paar procent van het totaal en zijn hiermee
nog zeldzamer. De homogeniteit en zuiverheid van de
klei liet soms te wensen over. Bij de volledig met de
hand geboetseerde pijpen was dat minder vaak een
probleem. Bij de geperste pijpen zou het gebruik van de
onzuivere klei voor extra slijtage van de mallen kunnen
128
Iets over de sociale geschiedenis Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2015
van de Belgische kleipijpen-
nijverheid het einde van de 19e eeuw ook veel kinderen omdat hun
arbeid laag betaald kon worden. De situatie in België
Ruud Stam was in deze globaal vergelijkbaar met de omringende
landen.
In dit derde en laatste deel over de kleipijpennijverheid Uit de 17e eeuw is slechts van één pijpenmakerij het
in België wordt ingegaan op de sociale omstandigheden loon van een pijpenmaker in opleiding bekend: In 1674
in de pijpenmakerijen in België, zoals die uit de weinige verdiende een pijpenmaker in opleiding in Luik in het
gegevens die daarover beschikbaar zijn blijken.1 eerste jaar 5 liard per gros en in het tweede jaar 6 liard
Vooral zal worden ingegaan op de lonen, de aantallen per gros.6 Voor de 18e eeuw is alleen iets bekend over
arbeidsplaatsen en de arbeid van mannen, vrouwen en kinderlonen. Dieudonné Joseph Antoine had in 1783
kinderen. Net als in andere landen waren de verdiensten 32 tot 33 werknemers waaronder vrouwen en kinderen
in de pijpennijverheid altijd gering. Alleen eigenaren in dienst.7 Hieronder bevond zich een hele familie
van grote bedrijven konden tot welstand komen. uit Holland met drie kinderen. Voorts had hij vier
weeskinderen in dienst, die hij niets hoefde te betalen
De 17e en 18e eeuw gedurende de eerste maanden dat zij bij hem werkten.
Veel bedrijven waren in de 17e eeuw klein en slechts Aan enkele grotere kinderen betaalde hij een halve tot
enkele bedrijven bereikten aan het einde van die eeuw twee sols per dag.
een zekere omvang. Zo claimde aan het einde van de Uit de Franse tijd zijn enkele lonen bekend. Zo was in
17e eeuw de pijpenmaker Jean Gravier uit Tournai 40 Andenne het loon tijdens de Franse periode vastgesteld
mensen in dienst te hebben. Echter hoge claims t.a.v. op 1 franc per dag voor alle bedrijven. In Maaseik was
het aantal personen die in dienst zouden zijn, zijn vaker in de periode 1811 – 1812 het bruto loon f 0,50 – f 1,00
zichtbaar in de 17e en 18e eeuw en dienden er meestal en in 1813: 40 centimes tot 1 franc.8
toe om privileges, vergunningen of geldleningen te Bovengenoemde gegevens zijn zo gering in aantal dat
verwerven. Over het werkelijke aantal werknemers was deze geen verdere analyse toelaten. Wel bevestigen
veelal niets bekend of was, zo dit uit andere bronnen wel deze gegevens de lage lonen en de inzet van kinder- en
bleek, veel lager dan opgegeven. vrouwenarbeid.
In de 18e eeuw waren er, vooral in de tweede helft
van die eeuw, meer bedrijven van enige omvang. Met De 19e eeuw
de komst van Charles Claessens in 1751 en Egbert Kort nadat België deel was geworden van het Koninkrijk
Haersevort in 1760 kreeg Antwerpen twee van de der Nederlanden ging de pijpennijverheid sterk achteruit.
grootste pijpenmakerijen van het land met een voor die Een in 1820 van regeringswege ingesteld onderzoek
tijd flink aantal werknemers (10 tot 30).2 In 1764 werden naar de staat van het fabriekswezen laat zien dat er ca 40
in de Statistique des productions et industries des Pays- pijpenmakerijen actief waren.9 Ook laat dit onderzoek
Bas autrichiens telkens één pijpenmaker genoemd in zien dat de toestand van de pijpenmakerijen in het
Antwerpen (22 werknemers), Lier (13 werknemers), algemeen in de periode 1813-1820 verslechterde. Een
Balen (5 werknemers), Olmen (3 werknemers), trend die ook in Gouda zichtbaar was.
Andenelle (4 werknemers), Tournai (6 werknemers),
Brussel (5 werknemers) en Schaffen (1 werknemer).3 De
gemiddelde omvang van deze bedrijven lag dus ruim de
helft lager dan in Gouda in die tijd.
In de Franse tijd wisselden voor- en tegenspoed elkaar
af.4 Vooral in de latere jaren van de Franse tijd ging het
slecht met de pijpenmakerijen. Zo kromp het bedrijf van
Pierre Chrétien Guyson in Poperinge van 24 arbeiders
in 1810 naar 2 in 1811.5
De lonen van de arbeiders in de pijpennijverheid zijn Afb. 1. Transport van pijpen vanaf de fabriek van Wingender
altijd zeer laag geweest. De massaproductie tegen een rond 1900.
lage stuksprijs, veroorzaakt door grote concurrentie,
maakte het noodzakelijk om de lonen laag te houden. 129
In de pijpenproductie werkten altijd veel vrouwen en tot
140
De sociale strijd op Belgische Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2015
pijpen
emancipatie van Vlaanderen ging langzaam. Zo werd
Ruud Stam pas in 1898 het Vlaams juridisch als landstaal naast het
Frans erkend. Pas tegen het eind van de 19e eeuw kwam de
In dit artikel worden een paar Belgische pijpen besproken ontginning van het Limburgse steelkolenbekken tot stand
die een duidelijke sociaal-politieke betekenis hebben en en verschoven meer en meer industrieën naar Noord-
te maken hebben met sociale strijd. België. Deze langzame ontwikkeling in Vlaanderen
heeft bepaald dat de felste sociale strijd in België zich
Er zijn vele politieke pijpen uit België bekend. in de 19e eeuw in Wallonië heeft afgespeeld. Dat neemt
Portretpijpen van Koning Albert I en zijn vrouw niet weg dat ook in Vlaanderen strijd werd gevoerd
Elisabeth, en de Generaals Joffre en Foch zijn daar vanwege de armoede die het noordelijk deel van België,
bekende voorbeelden van.1 Ook de pijp van Julien decennia lang in zijn greep hield. In Gent bijvoorbeeld,
d’Andrimont, de geliefde burgemeester van Luik, is een waar de katoenindustrie een van de belangrijkste
dergelijke politieke portretpijp.2 Op deze portretpijpen werkgevers was, waren de arbeidsomstandigheden heel
wordt hier niet ingegaan. slecht, met lange werktijden en lonen die nauwelijks
voldoende waren voor de meest basale levensbehoeften.
Wel worden hier een paar pijpen besproken die te maken Hier kwamen dan ook al in de jaren vijftig regelmatig
hebben met het stakingsrecht en klassenjustitie, de ongeorganiseerde grote stakingen voor. In de periode
werkdag van 8 uur en het algemeen kiesrecht. Verder voor 1886 werd al wel een eerste aanzet gegeven voor
wordt nog een pijp besproken die oproept tot eenheid een aantal sociale voorzieningen onder druk van de
aan het begin van de Eerste Wereldoorlog. Tot slot eerste ‘vakbonden’, die nog zeer machteloos waren.
wordt, omdat de strijd van de Boeren in Zuid-Afrika Deze verzetten zich tegen de hongerlonen en de
ook als strijd voor rechtvaardigheid wordt gezien, een erbarmelijke werkomstandigheden. Als eerste werd op
pijp getoond die een Boer en Paul Kruger uit de Boeren 4 maart 1857 in Gent de ‘Broederlijke Maatschappij
Oorlog op de ketel heeft staan. der Wevers’ opgericht. Die eerste vakverenigingen, die
nog met het coalitieverbod te maken hadden, waren
De sociale strijd in België eerder verenigingen voor onderlinge bijstand dan
Na Engeland was in Europa België het eerste land echte vakbonden. Zij stelden zich relatief gematigd op
waar de industriële revolutie breed tot ontwikkeling en stonden ook open voor alle arbeiders, ongeacht de
kwam. Hoewel België in 1830 werd gesticht als een levensbeschouwing waartoe ze behoorden.
constitutionele parlementaire monarchie was de macht
zeer ongelijk verdeeld. Meer dan de helft van de Ondanks de achterstand in industrialisatie werd
bevolking sprak Nederlands, maar de rijke verfranste juist in Vlaanderen in 1877 de eerste socialistische
bourgeoisie monopoliseerde het kiesrecht en bepaalde arbeiderspartij van België gesticht. Na een samengaan
in hoge mate de arbeidsverhoudingen. Onder het bewind met de Brusselse zusterpartij werd uit deze partij in 1885
van Napoleon verbood de Franse wetgever de arbeiders de Belgische Werkliedenpartij opgericht. Actiepunten
op het Europese vasteland samen te werken voor hogere waren: algemeen kiesrecht, verplicht en gratis neutraal
lonen of betere arbeidsvoorwaarden.3 Na de Franse onderwijs, afschaffing van kinderarbeid onder 12 jaar,
bezetting nam de Belgische wetgever dit coalitieverbod een stelsel van sociale zekerheid en nationalisatie van
over tot 1866. Daarna mochten vakbonden wel opgericht
worden, maar werd het stakingsrecht beknot via het
strafrecht (art. 310). De beperkingen werden in 1892
zelfs verzwaard. Ondanks deze beperkingen kreeg
het vakbondsleven vanaf 1866 een belangrijke impuls
en organiseerden eerst de geschoolde en later de
fabrieksarbeiders zich gaandeweg in vakbonden. Van
een massaal en georganiseerd arbeidersverzet tegen
de sociale wantoestanden en de antidemocratische
staatsstructuren was tot halverwege de 19e eeuw in
België geen sprake.
Vlaanderen was relatief arm en de mijnbouw en Afb. 1. Het neerslaan van de opstand in Roux op 26 en 27 maart
zware industrie was in Wallonië geconcentreerd. De 1886, waarbij 20 doden vielen.
141
148
De Amsterdamse pijpenhande- Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2015
laar Dirk Entvogel, zijn opvol-
ger Jacob van der Werf en het de schepen uit Gouda. In mei 1704 trouwde hij met de
handelsmerk Wapen van Gouda Goudse Catherina Cornelisse Verhegge, de weduwe van
Dirk Janse Doesburgh1 die in juni 1699 was overleden.2
Bert van der Lingen Catharina was mogelijk een dochter van de pijpenmaker
Cornelis Veregge die in 1670 in de Goudse archieven
Jaarlijks werden vele miljoenen Hollandse kleipijpen wordt genoemd.3
naar de meest uiteenlopende delen van de wereld
verscheept. Een deel van de export werd verzorgd door Nog geen vier maanden na de huwelijksvoltrekking
grote pijpenfabrikanten die tevens handelaar waren. gebeurde er een ernstig incident op de Pijpenmarkt
Daarnaast waren er pijpenkopers, handelshuizen en waarbij Dirk Entvogel zijn stiefzoon verloor. Op 15
tabaksfabrikanten die pijpen verzonden. Dirk Entvogel september waren Jan Joosten en Pieter Pieters, twee
behoorde in de eerste helft van de achttiende eeuw tot werknemers van de pijpenkoper Ide Visser,4 in zijn
de grootste pijpenkopers. Hij begon rond 1700 met zijn pakhuis in het Keizerrijk aan het werk om ‘tabackspijpen
pijpenhandel en continueerde deze tot zijn overlijden op syn plaets te stellen’. Visser wilde via de achterdeur
in 1762. Hij verkocht pijpen met het merk wapen van naar buiten maar die was geblokkeerd. Joosten en Pieters
Gouda. Er blijkt een interessante en langdurige relatie hoorden ‘eenig stommelingh, daer op Ide Visser seijde
te zijn geweest tussen Gouda en Amsterdam, tussen met eenige schelt woorde ‘wie heeft daer een schot[?]
pijpenmakers en pijpenkopers en het handelsmerk voor de deur gelegt’ waer op Dirck Entvoogel, stiefvader
wapen van Gouda. van Jan Dircx Doesburgh antwoorde, ‘ick heb het daer
neergelegt’, seggende daerop Jan Dircx Doesburgh ‘is
Trouwen, overlijden en een ruzie met dodelijke het daer neergelegt wat sult gij daer van hebben’. Die
afloop opmerking viel verkeerd bij Visser en er volgden ‘seer
Dirk Entvogel woonde op de Pijpenmarkt, aan de groote scheltwoorden’ tussen de twee mannen. Omdat
westzijde van de Nieuwezijds Voorburgwal, ten noorden er geen vechtpartij ontstond had Entvogel gezegd dat ze
van de Bloemmarkt op de huidige nummer 248 (afb. hun gang maar moesten gaan. Maar de ruzie was nog
1). Zijn huis lag schuin tegenover de aanlegplaats van niet afgelopen. Doesburgh daagde Visser uit naar de
Bloemenmarkt te komen, kennelijk om het gevecht met
hem aan te gaan en liep alvast via de Kaatsbaansteeg
naar de Nieuwezijds Voorburgwal.5 Wat op de
Bloemmarkt gebeurde is niet bekend maar vier dagen
later werd Jan Doesburgh begraven. Ide Visser was er
vandoor gegaan.6
Afb. 1a-b. Het huis van Dirk Entvogel op de Nieuwezijds Voor-
burgwal nr. 248 (middelste pand) met rechts ernaast de Kaats-
baansteeg. (Foto’s: Bert van der Lingen)
149
166
Advertenties met pijpen en ta- Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2015
bak in Zürichse weekbladen,
1730-1806 In de advertenties vinden we onder meer Hollandse
pijpen en diverse soorten tabak die toen in Zürich voor de
Bert van der Lingen handel en de consument beschikbaar waren. In hoeverre
is deze informatie te gebruiken voor het onderzoek naar
Oude krantenadvertenties, ooit bedoeld om lezers de handel en distributie van kleipijpen en tabak? Is er
te verleiden tot het kopen van producten, kunnen specifieke informatie uit te halen met betrekking tot de
nu belangrijke informatie geven over onder meer kwaliteiten en soorten die voor export bedoeld waren
de handel, distributie, prijzen en het gebruik van en komt dit overeen met de gegevens die bekend zijn uit
consumptiegoederen. Over het aanbod van tabak en opgravingsrapporten uit Zwitserland?
tabakspijpen is in de afgelopen eeuwen in binnen- en
buitenlandse kranten weinig informatie verschenen. Een Historisch materiaal
uitzondering hierop is een groot aantal advertenties uit Aan het eind van de zeventiende eeuw begon de export
1730-1806 die gevonden zijn in de Zwitserse weekbladen van Hollandse tabak en tabakspijpen naar Zwitserland
Donnstags-Nachrichten von Zürich, diens opvolger op gang te komen. De bekende Amsterdamse firma
Donnstags-Blatt en het Zürcherisches Wochen-Blatt.1 Frans en Jacob van de Velde hadden in het tweede kwart
van de achttiende eeuw klanten in Zurzach.2 De stad
De ruim 120 advertenties met rook- en snuiftabak, stond bekend om zijn jaarmarkten en als overslagplaats
tabakspijpen en rookgerei zijn in de Bijlage opgenomen. voor Hollandse tabak en pijpen.3 De uit Zwitserland
Sommige zijn compleet geciteerd, maar wegens afkomstige Amsterdamse tabaksfabrikant Jan George
ruimtegebrek is veelal het onderdeel met de pijpen en Burgklij (Bürkli), die veel naar Duitsland en Zwitserland
tabak er uitgelicht. Er zijn 31 advertenties met alleen exporteerde, gebruikte ongetwijfeld zijn familierelaties
kleipijpen, 30 met een combinatie van kleipijpen in Zürich en netwerken in de hogere sociale klassen om
en tabak, 33 waarin alleen tabak is vermeld, 19 met zijn handel in stand te houden en uit te breiden. In de
tabakspijpen van andere materialen dan klei en de Zürichse weekbladen adverteerden enkele Bürkli’s die
overige voorwerpen of onderwerpen met betrekking tot mogelijk familiebanden met hem hadden. Ze verkochten
het pijproken. In onderstaande tekst wordt met nummers Hollandse producten als bloembollen en stoffen en
[tussen vierkante haakjes] naar de chronologisch hadden contacten met Hollandse kooplieden [Bijlage 1,
geordende advertenties in de Bijlage verwezen. De 5]. Het overlijden in Amsterdam van Sara Bastert, de
Bijlage is hier wegens ruimtegebrek niet opgenomen, vrouw van Burgklij, wordt belangrijk genoeg geacht
maar is te vinden op de website www.tabakspijp.nl. De
snuiftabak is in onderstaande tekst niet behandeld.
De vroegst gevonden advertentie dateert van 1730. Door
het ontbreken van advertenties met rookwaren vanaf
1737 duurt het tot 1776 voordat er weer met tabak en
tabakspijpen wordt geadverteerd. Dat is opmerkelijk
omdat er gezien de archeologische vondsten die gedaan
zijn, ook in de eerste helft van de achttiende eeuw, veel
kleipijpen naar Zwitserland werden geëxporteerd. Bijna
alle producten staan in advertenties van handelaren en
fabrikanten die hun handel aanbieden in de rubrieken
‘Es wird zum Verkauff angetragen’ en ‘Unterschiedliche
Nachrichten’. Een aanzienlijk deel hiervan maakte
reclame voor producten die tijdens de Zürcher Messe
werden aangeboden. Op de Messe stonden ook een
aantal gespecialiseerde pijpenhandelaren waarvan
naam en woonplaats echter niet worden genoemd.
Vooral middenstanders kochten hier in om hun winkels
te bevoorraden.
Afb. 1. Donnstags-Nachrichten von Zürich, 27 Brachmonat (juni) 1754.
167
186
English Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2015
summaries
Patriotten en prinsgezinden / Patriots and Orangists
Rob Roedema and Peter Bitter
At the end of the 18th century, rivalry between the “Patriotten”
(Republicans) and the “Prinsgezinden” (Orangists), undermined the
strength and unity of the country. The Orangists supported the princes
of Oranges as Stadtholders, a position held by members of the House of
Orange, and military commanders of the Republic. The political turbulence
of 1780 to 1795 also left traces in the soil. Archaeological excavations
in the city of Alkmaar showed that the inhabitants did not hide their
political affiliation. Slogans and symbols were posted by both parties on
tableware, household utensils and tobacco pipes. The Orangists used the
(‘oranje-blanje-blue’ nakijken) red, white and blue flag and the Patriots
used the former Dutch barge dog or keeshond symbol (a reference to
vigilance), but we also see the “Hollandse Maagd” or Dutch Virgin with
a freedom hat.
Aanvulling op ‘Een groep zeldzame eerste-generatiepijpen uit
Amsterdams afval, 1590-1625’ / Addition to ‘A group of rare first-
generation pipes from Amsterdam, 1590-1625’’
Bert van der Lingen
In a previous article (Jaarboek 2014, p.111-149) a group of 248 first-
generation pipes was discussed - the largest concentration of early
pipes ever found. After publication of this group another 337 pipes were
presented for research making a total number of 585 early pipes from
this location. The pipes date from a short period of approximately 1590
to 1625 and most of them appear to have been made in Amsterdam.
A total of 67 different marks have been found. Investigation of this
extremely rare group of pipes has brought to light new facts about their
production technique and the firing process. It was noted that these
pipes were made in wooden moulds.
Een tabakspijp ter herdenking van de verovering van de zilvervloot
door Piet Hein, 1628-1828 / A pipe commemorating the conquest of
the silver fleet by Piet Hein, 1628-1828
Bert van der Lingen
Piet Hein (1577-1629) was a Dutch admiral and privateer for the Republic
of the United Netherlands (or Dutch Republic) during the Eighty Years’
War with Spain. In 1623, he became vice-admiral of the new Dutch West
India Company (WIC). In raids during 1627 he attacked and captured
187
over thirty richly laden Portuguese merchant ships before returning to
the United Provinces. In 1628 Piet Hein sailed out to intercept a Spanish
treasure fleet loaded with silver from their American colonies and the
Philippines. Hein captured more than 11 million guilders worth of gold,
silver, and other expensive trade goods on the Cuban coast in the Bay
of Matanzas. In 1828, on the occasion of the second centenary of the
commemoration of the conquest of the ‘silver fleet’, pipes with the
portrait of Piet Hein were ordered in Gouda.
Leidens Ontzet op pijpen / Liberation of Leiden on pipes
Ruud Stam
This article is an inventory of tobacco pipes from the 17th through the
20th century, made to commemorate the liberation of Leiden from the
Spanish Army in the course of the Eighty Years’ War. During the Spanish
siege the city ran out of provisions and thousands of citizens starved.
On the 3rd of October 1574 an army led by Prince William of Orange
entered and liberated Leiden and fed the citizens herring, white bread
and “hutspot”, a dish made of boiled and mashed potatoes, carrots,
and onions. The liberation of Leiden is still celebrated every year with a
festival on the 3rd October. Herring and white bread are handed out to
festival goers for free.
Herinneringspijpen naar aanleiding van de Vrede van Aken in 1748 /
Pipes commemorating the Peace of Aachen in 1748
Ron de Haan
Clay pipes commemorating historical and political themes are common
throughout the seventeenth and eighteenth centuries. For this article the
Peace of Aachen (1748) has been selected. The Peace of Aachen ended
the War of the Austrian Succession. For the then predominantly Orangist
Gouda pipe makers, the Peace of Aachen created a huge production
upswing. At that time Gouda was in the heyday of its existence, both in
economic and in artistic terms. Several pipes commemorating the Peace
were made by different pipe makers. The three most famous clay pipes
models devoted to this subject are discussed here. All three vary in shape
slightly.
188
Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2015
Afval van een Schoonhovense pijpenbakker / Waste from a pipe baker
in Schoonhoven
Jan van Oostveen
Through recent archaeological and historical research new insights have
emerged regarding the pipe makers in Schoonhoven. The historical data
shows that, in 1691, Reijnier van Duijn from Gouda developed initiatives
to fire clay tobacco pipes in Schoonhoven. His ideas were realized by
Arij van Duijn in 1700 and it seems that this is the base for the mass clay
pipe production in the second half of the 18th century in Schoonhoven.
Mainly because of the (high) firing charges of the successive owners of
the kiln there was a reason for Cornelis Roels en Assurus Jakes to found a
new pipe firing facility in 1783. Fragments of saggars and accompanying
lids were excavated in 2011. These unglazed (redware) fragments are
attributed to the pipe bakery of Roels and Jakes. According to the makers
marks on the bowls of the unsmoked excavated clay pipes it can be
concluded that pipes of at least 17 pipe makers from Schoonhoven were
fired by Roels and Jakes. Heelless pipes from Schoonhoven were, until
these times, rare. Within this find of at least 162 excavated pipes almost
25% were of this (heelless) type. These pipes are adorned with famous
(Gouda) marks like the 16 crowned, 16 uncrowned and BVB. So far it is
unclear who has manufactured these pipes so there are still things to
discover regarding the Schoonhoven clay pipe manufactory.
De firma G. Rompelman & Compagnie, fabrikant in grof aardewerk en
pijpen te Kampen / The firm G. Rompelman & Company, manufacturer
of coarse pottery and pipes
Bert van der Lingen
In the nineteenth century a small number of pipe manufacturers were
active in the city of Kampen (in the province of Overijssel). One of them
was Gerardus Rompelman who manufactured pipes especially for export
to Surinam. Before he started to manufacture pipes Rompelman lived in
Surinam for a few years. Whilst there he was employed as a merchant
selling Dutch goods such as food, pottery and smoking pipes to planters
for private use and for their slaves. After several setbacks in his private
and business life Rompelman returned to Holland and purchased a
pottery in Kampen. It is probable that he thought it would be profitable
to manufacture and export his so called ‘negro pipes’ himself. Through
his private correspondence, mainly between him and his brother, unique
and interesting details about his private life have survived.
189
Een ijzeren persvorm uit Gennep en de pijpenmaker Peter Dorn (1849-
1871) / An iron pipe mould from Gennep and the pipe maker Peter
Dorn (1849-1871)
Jos Engelen
A few years ago an iron pipe mould was found in a vegetable garden
in Gennep (Limburg). To our knowledge it is the only clay pipe mould
ever found in Dutch soil. It was used to make pipes with a stem length
of 27 centimetres and of the typical Dutch oval bowl shape. The mould
dates from 1850-1880. Within this period only one pipe maker, Peter
Dorn, was active in Gennep. Dorn was born in the German village of
Grenzhausen and moved to Venlo and Stevensweert in Limburg before
he went to Gennep in 1849. This unique find is shown in conjunction with
the history of the small scale pipe industry in Gennep.
Glaspanelen van de firma P. van der Want Gzn (Ivora) in Gouda / Glass
panels of P. van der Want Gzn (Ivora) in Gouda
Barbara Walraven
A few years ago, two unique glass panels with the inscriptions
‘Plateelpijpen’ (earthenware pipes) and ‘Ivoorpijpen’ (ivory pipes) were
acquired by a collector. Both windows have their original wooden frame.
They might have been part of a larger whole. The panels were originally
used by the Gouda pipe and pottery factory P. van der Want Gzn, who
most likely used them in their showroom of ivory products. The glass
panels date from around 1912-1914. In 1912 the company produced
their first ‘ivoorpijpen’, but this name was in use only for a short period
of time.
De merken ruiter te paard en vijf schijven in een Delftse tuin en de relatie
tussen pijpenmakers te Gouda / The pipemakers marks horsemen and
five discs from a garden in Delft and relationships between pipe makers
in Gouda
Bert van der Lingen
During the excavation of a garden at the Lange Geer in Delft a small but
interesting group of pipes was found. Most have an early oval bowl shape
from around 1730-1750. The initial occupant of this location in Delft
disposed of pipes of varied origin. Notable is the relationship between
the owners of the marks on the pipes. It can be tentatively concluded
that there may have been contacts between several workshops in Gouda
who may have sent joint orders to customers.
190
Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2015
Een groep bijzondere pijpmodellen van Johann Partsch II, Theresienfeld,
Oostenrijk / A group of special pipe models by Johann Partsch II,
Theresienfeld, Austria
Arjan de Haan
In this article a group of special pipes from the factory Johann Partsch II
in Theresienfeld, Austria, is described and illustrated. Earlier publications
gave a general overview of the models produced. In this article a special
group of elegant models made by this company is shown. Some of the
pipes described were smoked, while others are waste from the premises
of the factory. All pipes discussed in this article do not bear a makers
mark. This has probably to do with the fact that the pipes were glazed in
the colors of smoked meerschaum. After comparison with archaeological
finds the unmarked pipes can be attributed to the factory of Partsch.
Misbruik van de naamsbekendheid van Gambier / Abuse of the
reputation of Gambier
Arthur van Esveld
From the mid-nineteenth century the reputation of the brand Gambier
was very great. For the pipe smoker the name was synonymous with
a high quality product. This attracted manufacturers who wanted to
benefit from the success of Gambier. Besides pipe models of Gambier
being copied by French, Belgian and German pipe factories, there are
several examples in which the name Gambier is wrongly used. Some
companies used a “genuine” Gambier mark and risked prosecution.
Others used a misleading name on their pipes which closely resembled
the original brand of Gambier in order not to be sued for abuse.
191
Geboetseerde en met de hand nabewerkte kleipijpen uit Noord-
Frankrijk (Bretagne, Normandië en Nord-Pas-de-Calais) / Sculptured
and hand-finished clay pipes from Northern France (Brittany, Normandy
and Nord-Pas-de-Calais)
Ron de Haan
In the 18th and especially the 19th century, the pipe industry in Northern
France grew to unprecedented prosperity. Many small workshops
developed into huge factories producing millions of moulded pipes.
In the same area totally different and unique workshops existed on a
much smaller scale. They made hand sculptured pipes and pipes which
were hand-finished after being moulded. Presumably they worked by
themselves or had only a few employees. Unfortunately, many of these
works of art are unmarked. This article will try to bring some of the known
pipe makers and their products from this region into the limelight. Also,
attention will be given to the unmarked products which are often of the
same quality and beauty. Never before has such a large number of these
pipes been brought together for examination. Future research of these
pipes and their makers might shed new light on these products and their
production techniques.
Iets over de sociale geschiedenis van de Belgische kleipijpennijverheid
/ Something about the social history of the Belgian clay pipe industry
Ruud Stam
This is the third and last part about the clay pipe industry in Belgium and
will discuss the social conditions in the pipe maker’s workshops, especially
with regard to wages, the number of jobs and the labour of men, women
and children. As in other countries, the earnings in the pipe industry have
always been small. The mass production at a low unit price, caused by
fierce competition, made it necessary to keep wages low. Only owners
of large companies could achieve prosperity. The social conditions of the
pipe makers in Belgium in the 19th and 20th century are comparable to
those in Gouda. However, the relative exploitation of workers in Belgium
seems to have been less than in Gouda. Wages, especially, differed less
compared with those of other professional groups and the working
hours were shorter than in Gouda. The proportion of working women
and children was lower in Belgium than in Gouda. Exploitation in Gouda
was worse as there was hardly any other work available.
192
Jaarboek van de PKN, stichting voor onderzoek historische tabakspijpen, 2015
De sociale strijd op Belgische pijpen / The social struggle on Belgian
pipes
Ruud Stam
This article discusses some Belgian pipes that have a clear socio-political
meaning and deal with social struggle. Under the reign of Napoleon it
was forbidden for employees to work together for higher wages or better
working conditions. Some of the pipes discussed here express the right to
strike and class justice. Rouge Nez pipes, with their long red nose, were
used to express what your opinion was about employers, strike breakers
and police, without doing so in a manner that could result in prosecution.
Other subjects are universal suffrage and the 8-hour workday which
began in many countries shortly after World War I. It is distressing to
know that the pipe makers, who were often themselves badly treated,
were ordered by their bosses to make such pipes just to increase profits
for the company.
De Amsterdamse pijpenhandelaar Dirk Entvogel, zijn opvolger Jacob
van der Werf en het handelsmerk Wapen van Gouda / The Amsterdam
pipe merchant Dirk Entvogel, his successor Jacob van der Werf and the
trademark Arms of Gouda
Bert van der Lingen
From the seventeenth century onwards Dutch clay pipes have been an
important export product. Several tens of millions of high quality clay
pipes were shipped to all parts of the world. The export was carried out
by pipe manufacturers who were also merchants as well as by specialized
pipe merchants, trading houses and also tobacco manufacturers and
exporters. In the eighteenth century Dirk Entvogel from the so called
Pijpenmarkt (Pipe market) in Amsterdam was one of the largest
merchants specialising in clay pipes. Around 1700 he began his pipe
trade and continued until his death in 1762. Entvogel traded pipes from
Gouda which were stamped with the heelmark ‘Arms of Gouda’. He
exported pipes to Poland, Surinam and the Caribbean and sold them to
the Dutch East India Company. His pipes have been excavated in South
Africa and as far away as Japan. He was succeeded by Jacob van der
Werf from Gouda, brother of pipe makers Cornelis and Jan van der Werf.
There appears to be an interesting and long lasting relationship between
Gouda pipe makers and Amsterdam pipe merchants and the trademark
Arms of Gouda.
193
Advertenties met pijpen en tabak in Zürichse weekbladen, 1730-1806 /
Adverts with pipes and tobacco in weekly newspapers in Zurich, 1730-
1806
Bert van der Lingen
Old newspaper adverts, meant to entice readers into buying products,
can now provide important information about the trade, distribution,
price, and the use of consumer goods. In the past centuries little has been
published in domestic and foreign newspapers about the supply of pipes
and tobacco. An exception is a large number of advertisements from
the period 1730-1806 that were found in the Swiss weekly newspapers
Donnstags-Nachrichten von Zürich, its’ successor Donnstags-Blatt and
Zürcherisches Wochen-Blatt.
The ads give very interesting information about the course of trade,
notably for the last quarter of the eighteenth century. A good overview
is now available of the types of pipes that were exported from Holland
to Switzerland and Zurich in particular. They are almost all of the better
‘fijne’ (fine) and ‘porceleijne’ (porcelain) quality. These pipes were mainly
intended for a select group of smokers who could afford these exclusive
products. The quality and type of the pipes in the advertisements is in line
with the pipes known from archaeological sites in Switzerland. However,
detailed study of the excavated clay pipes could contribute to a better
knowledge of the trade and distribution of these pipes. Besides clay
pipes and tobacco there are also descriptions of meerschaum, porcelain
and wooden pipes, together with other smoker’s requisites.
194